90
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
❒
Ieder veiligheidssysteem is bedoeld
voor slechts een kind: vervoer nooit
twee kinderen in een systeem.
❒
Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
❒
Zorg er tijdens de rit voor dat het
kind geen afwijkende houding aan-
neemt of de gordels losmaakt.
❒
Vervoer kinderen nooit in uw armen,
ook geen pasgeboren kinderen.
Niemand is sterk genoeg om ze bij
een ongeval vast te houden.
❒
Na een ongeval moet het zitje door
een nieuw exemplaar worden vervan-
gen.
Hieronder zijn de richtlijnen voor een
veilig vervoer van kinderen aangegeven:
❒
Wij raden u aan de kinderzitjes altijd
op de zitplaatsen achter te monteren,
omdat die plaatsen bij een ongeval de
meeste bescherming bieden.
❒
Als de frontairbag aan passagierszijde
buiten werking wordt gesteld, moet
altijd gecontroleerd worden of de
airbag daadwerkelijk is uitgeschakeld:
het betreffende lampje
F
(geel) op
het instrumentenpaneel moet continu
branden.
❒
Houdt u bij de montage van het kin-
derzitje strikt aan de instructies. De
fabrikant is verplicht deze instructies
bij te leveren. Bewaar de instructies
samen met het instructieboekje in de
auto. Monteer geen gebruikte kinder-
zitjes waarvan de gebruiksaanwijzin-
gen ontbreken.
❒
Controleer of de gordels goed zijn
vastgemaakt door aan de gordelband te
trekken.
Monteer absoluut geen kin-
derzitje op de voorstoel aan
de passagierszijde als deze is uitge-
rust met een frontairbag, omdat kin-
deren nooit op de voorstoel vervoerd
mogen worden.
ATTENTIE