104
ALS ER GEWONDEN ZIJN
– Blijf altijd bij de gewonde. Ook de
personen die niet direct bij het onge-
val betrokken zijn, zijn verplicht hulp
te bieden.
– Blijf niet om de gewonde heen
staan.
– Stel de gewonde gerust over het
tijdig komen van de hulp. Blijf bij de
gewonde om eventuele paniekaanval-
len te vermijden.
– Maak of snijd de veiligheidsgordel
los, die de gewonde op zijn plaats
houdt.
– Geef niets te drinken aan de
gewonde.
– De gewonde mag nooit worden
verplaatst behalve in de gevallen die bij
het volgende punt worden behandeld.
– Haal de gewonde uitsluitend uit de
auto bij gevaar voor brand, verdrinking
of naar beneden storten. Als u een
gewonde uit de auto haalt: trek niet
aan de ledematen, buig nooit het hoofd
en houd, voor zover mogelijk, het
lichaam in horizontale positie.
BIJ EEN ONGEVAL
– Het is belangrijk altijd rustig te
blijven.
– Als u niet direct bij het ongeval
betrokken bent, stopt u dan op een
afstand van ten minste een tiental
meters van het ongeluk.
– Stop bij ongevallen op de snelweg
zo mogelijk in de berm en laat de
vluchtstrook vrij.
– Zet de motor uit en schakel de
waarschuwingsknipperlichten in.
– Verlicht als het donker is met de
koplampen de plaats van het ongeval.
– Wees voorzichtig, voorkom het
risico van een aanrijding.
– Geef het ongeval aan door de geva-
rendriehoek goed zichtbaar en op de
wettelijk voorgeschreven afstand te plaat-
sen.
– Probeer bij geblokkeerde portie-
ren de auto niet te verlaten door de
gelaagde voorruit in te slaan. De zij-
ruiten en de achterruit kunnen makke-
lijker worden ingeslagen.
– Waarschuw de hulpinstanties en
geef zo duidelijk mogelijke informatie.
Gebruik op de snelweg de daarvoor
bestemde praatpalen.
– Bij kettingbotsingen, in het bijzon-
der bij mist, is het risico om bij vol-
gende botsingen betrokken te raken
groot. Verlaat onmiddellijk de auto en
zoek bescherming achter de vangrail.
– Neem bij de betrokken auto’s de
contactsleutel uit.
– Als u brandstof of andere chemi-
sche producten ruikt, rook dan niet en
doof sigaretten.
– Gebruik voor het blussen van
branden, zelfs als deze klein zijn, de
brandblusser, een wollen deken, zand
of grond. Gebruik nooit water.