203
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
Achterruit (achterruitsproeier)
fig. 21
De stralen van de achterruitsproeier
kunnen op dezelfde manier worden afge-
steld als die van de ruitensproeiers voor.
De sproeier is ingebouwd boven de
achterruit.
KOPLAMPSPROEIERS
Controleer regelmatig of de koplamp-
sproeiers schoon en in goede staat zijn.
De koplampsproeiers werken automa-
tisch als het dimlicht brandt en de
ruitensproeiers worden ingeschakeld.
CARROSSERIE
BESCHERMING TEGEN
ATMOSFERISCHE INVLOEDEN
De belangrijkste oorzaken van roest zijn:
❒
luchtverontreiniging;
❒
zoutgehalte in de lucht en lucht-
vochtigheid (gebieden aan zee, warm
en vochtig klimaat);
❒
omgevings-/seizoensinvloeden.
Ook de invloed van schurende elementen,
zoals stoffige omgeving, opwaaiend zand,
modder en steenslag op de lak en de
onderzijde moet niet worden onder-
schat.
Fiat heeft voor uw auto de beste tech-
nologische oplossingen toegepast om de
carrosserie efficiënt tegen roest te
beschermen.
De belangrijkste zijn:
❒
de toepassing van aangepaste spuit-
technieken en lakproducten die de
auto de benodigde weerstand tegen
roest en schurende elementen
verlenen;
❒
het gebruik van verzinkte (of voor-
behandelde) plaatdelen met een
hoge corrosiebestendigheid;
RUITENSPROEIERS
Voorruit (ruitensproeiers) fig. 20
Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst het niveau in het
ruitensproeiertankje (zie de paragraaf
“Niveaus controleren” in dit hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de ruiten-
sproeiermonden niet verstopt zijn. Deze
kunnen zo nodig met een speld worden
doorgeprikt.
De stralen moeten op ongeveer 1/3 van
de bovenkant van de ruit worden
gericht.
fig. 20
F0L0152m
fig. 21
F0L0151m