108
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
Hieronder zijn de richtlijnen voor
een veilig vervoer van kinderen
aangegeven. U dient zich hieraan
te houden.
❒
Plaats het kinderzitje bij voorkeur op
een van de zitplaatsen achter omdat
deze plaatsen bij een ongeval de
meeste bescherming bieden.
❒
Als de airbag aan passagierszijde bui-
ten werking wordt gesteld, moet
altijd gecontroleerd worden of het
betreffende gele lampje op het
instrumentenpaneel continu brandt.
❒
Houdt u bij de montage van het kin-
derzitje strikt aan de instructies. De
fabrikant is verplicht deze instructies
bij te leveren. Bewaar de instructies
samen met het instructieboekje in de
auto. Monteer geen gebruikte kin-
derzitjes waarvan de gebruiksaanwij-
zingen ontbreken.
❒
Controleer of de gordels goed zijn
vastgemaakt door aan de gordelband
te trekken.
❒
Ieder veiligheidssysteem is bedoeld
voor slechts een kind: vervoer nooit
twee kinderen in een systeem.
❒
Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
❒
Zorg er tijdens de rit voor dat het
kind geen afwijkende houding aan-
neemt of de gordels losmaakt.
❒
Vervoer kinderen nooit in uw armen,
ook geen pasgeboren kinderen.
Niemand is sterk genoeg om ze bij
een ongeval vast te houden.
❒
Na een ongeval moet het zitje door
een nieuw exemplaar worden ver-
vangen.
Monteer absoluut geen
kinderzitje op de voorstoel
aan de passagierszijde als deze is
uitgerust met een frontairbag,
omdat kinderen nooit op de voor-
stoel vervoerd mogen worden.
ATTENTIE