160
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Bij een gemonteerd reserve-
wiel veranderen de rij-eigen-
schappen van de auto. Vermijd met
vol gas optrekken, bruusk remmen en
hoge snelheden in de bochten. Het
noodreservewiel heeft een levensduur
van ongeveer 3000 km. Na deze af-
stand moet de band van het noodre-
servewiel vervangen worden door een
nieuwe band van hetzelfde type.
Monteer nooit een normale band op
de velg van het noodreservewiel. Laat
het verwisselde wiel zo snel mogelijk
repareren en monteren. Gebruik
nooit twee of meer noodreservewie-
len. Smeer de schroefdraad van de
wielbouten niet met vet in, voordat
u ze monteert: de bouten kunnen
loslopen.
ATTENTIE
De krik dient uitsluitend voor
het verwisselen van een wiel
van de auto waarbij de krik geleverd
is of voor auto’s van hetzelfde model.
Gebruik de krik niet voor het opkrik-
ken van andere auto’s. En beslist
nooit voor het uitvoeren van werk-
zaamheden onder de auto. Als de krik
niet juist geplaatst wordt, kan de op-
gekrikte auto van de krik vallen. Op
een sticker op de krik is het maximum
hefvermogen aangegeven; de krik
mag nooit voor een zwaardere last
worden gebruikt. Het noodreserve-
wiel is niet geschikt voor de monta-
ge van sneeuwkettingen. Als u een
lekke voorband (aangedreven wiel)
hebt en er moet met sneeuwkettingen
worden gereden, dan moet u een wiel
van de achteras afhalen en daarvoor
in de plaats het noodreservewiel
monteren. Zo hebt u op de vooras
twee normale wielen waarop uw
sneeuwkettingen kunt monteren.
ATTENTIE
Door een verkeerde monta-
ge kan het wieldeksel tijdens
het rijden loslaten. Maak het ventiel
absoluut niet open. Plaats geen enkel
stuk gereedschap tussen velg en band.
Controleer regelmatig de spanning
van de banden en van het noodre-
servewiel en houdt u daarbij aan de
waarden die beschreven staan in het
hoofdstuk “Technische gegevens”.
ATTENTIE