Aanwijzing: Neem de nodige maatregelen tegen
onbevoegd binnendringen door het raam.
B) Montage van de slang voor de afgevoerde
lucht door de muur (fig. 7)
Beitel een gat van ca. 130 mm diameter in de
muur. Let in dit bereik op eventueel voorhanden
zijnde leidingen (stroom, water, afvalwater enz.).
Maak de muuradapter met afdekkap aan de
binnenkant van de muur vast. Bij niet-gebruik van
de installatie brengt u de afdekkap op de
muuradapter aan.
Steek een HT-buis, grootte DN 125 (niet bij de
levering begrepen), het afgewerkte gat in tot
tegen de muuradapter met afdekkap. Isoleer de
HT-buis en metsel de HT-buis in.
Aan de buitenmuur monteert u een gepast
ventilatierooster (niet bij de levering begrepen)
met bescherming tegen insecten en regen.
7. Condensaatafvoer
Het apparaat is voorzien van een condensaatafvoer
voor de koelfunctie. Het condensaat wordt tijdens de
koelfunctie in een in het apparaat geïntegreerde
opvangkom (volume ca. 1,2 l) verzameld, via de
condensor verdampt en via de slang voor afgevoerde
lucht naar buiten geleid.
Als de opvangkom vol is, wordt het toestel
automatisch uitgeschakeld. Op het indicatiedisplay
verschijnt “P2” en een akoestisch signaal klinkt voor
een kort moment. Ga als volgt te werk (fig. 8):
Schakel het apparaat uit.
Plaats een gepast vat onder de
condensaatuitlaatopening (1) en verwijder de
stop (2). De opvangkom wordt geleegd.
Steek dan de stop terug de
condensaatuitlaatopening in. Het apparaat is
terug gebruiksklaar.
Aanwijzing: normaal wordt de
condensaatopvangkom in de koelmodus nooit
helemaal gevuld. Mocht dit toch vrij vaak gebeuren,
gelieve zich tot uw klantendienst te wenden.
8. Aansluiting condenswaterslang
(fig. 9)
Aanwijzingen:
Wanneer het apparaat in de ontvochtigerfunctie
draait, moet de condenswaterslang verplicht aan
de achterkant van het apparaat worden
aangesloten. Het condenswater loopt niet de
condensaatopvangkom in.
Let op! Bij deze onbeheerde variant bestaat
geen beveiliging tegen overlopen.
Let op! Bij erg koud weer is het aan te bevelen
maatregelen te nemen om het bevriezen van het
water in de afvoerslang te voorkomen.
Het condensaat wordt best naar een dieper
gelegen afvoer geleid. Mocht een externe
opvangbak (b.v. kuip enz.) worden gebruikt, moet
het apparaat overeenkomstig hoger worden
geplaatst.
De afloopslang moet met verval worden
aangebracht, mag niet knikken en evenmin
verstopt raken.
1. Verwijder de stop (1) uit de aansluiting voor
permanente condenswaterafvoer.
2. Verbindt de aansluitstomp (2) met een passende
waterslang van 10mm binnendiameter.
3. Neem zeker eerder vermelde aanwijzingen in
acht.
9. Schoonmaakwerkzaamheden door
de eindverbruiker
Voor alle schoonmaakwerkzaamheden trekt u de
netstekker uit het stopcontact om een elektrische
schok of brandgevaar te voorkomen.
A) Luchtfilter schoonmaken
De airconditioning is voorzien van 2 filters:
1. Stoffilter (filternet met kleine mazen)
2. Actieve koolfilter (bindt deeltjes in de lucht en
voorkomt het ontstaan van bacteriën).
Let op! Gebruik het apparaat nooit zonder luchtfilter.
1) Stoffilter
Verwijder het filterdeksel door de las van het
filterdeksel omlaag te duwen en naar buiten weg te
trekken. Ontneem daarna de actieve koolfilter.
Gebruik een stofzuiger of klop de stoffilter lichtjes uit.
Is de filter erg vuil, wast u hem best voorzichtig met
warm water uit. Laat hem vervolgens goed drogen.
2) Actieve koolfilter
De actieve koolfilter bevindt zich achter de stoffilter
en is niet wasbaar. Zijn levensduur hangt af van de
bedrijfsomstandigheden. De filter moet worden
gecontroleerd en, indien nodig, vervangen. Het
filterdeksel met de beide filters installeert u dan
opnieuw in het apparaat.
B) Schoonmaken van de behuizing
Gebruik enkel milde schoonmaakmiddelen en een
zachte doek om de behuizing schoon te maken.
Gebruik voor het schoonmaken nooit agressieve
30
NL