28
31 Functieknop “inschakelduur”
32 Functieknop “inschakelvertraging”
Functieprincipe koelen:
Via de luchtwarmtewisselaar (verdamper) waarin het
koelmiddel circuleert wordt aan de kamerlucht
warmte onttrokken en overgebracht naar de
buitenluchtwarmtewisselaar (condensor). Die geeft
de warmte af aan de buitenlucht via de aangesloten
naar de open lucht geleide slang voor afgevoerde
lucht.
Functieprincipe ontvochtigen
Bij een hoge relatieve luchtvochtigheid kan het
apparaat als ontvochtiger worden gebruikt. In dit
geval moet de slang voor afgevoerde lucht van het
apparaat worden verwijderd zodat de luchtcirculatie
binnen de kamer kan gebeuren. Door wisselwerking
van koude en warme lucht wordt aan de lucht
vochtigheid onttrokken.
Energiebesparingstips
Gebruik de airconditioning alleen als u haar
daadwerkelijk nodig hebt.
Sluit ramen, deuren en jaloezieën om
zoninstraling zo veel mogelijk te verhinderen.
5. Ingebruikneming van het apparaat
(fig. 1-4)
Aanwijzingen:
Hou er rekening mee dat de minimumafstand
tussen het apparaat en de muur aan de zijkant en
naar achteren 50cm moet bedragen. De
minimumafstand van voorwerpen naar voren
moet 2 m bedragen.
Controleer of de beide stoppen voor permanente
condenswaterafvoer en aansluiting voor de
afvoer van de condensaatopvangkom op hun
plaats vast aangebracht zijn.
Voordat u het apparaat verrijdt dient u de
condensaatopvangkom helemaal leeg te maken.
Steek de netstekker het netstopcontact in: een
akoestisch signaal gaat klinken, de LED “AAN”
gaat rood branden. Daarna kan u het apparaat
met de AAN/UIT-schakelaar (On/Off)
inschakelen. Zodra het apparaat ingeschakeld is
brandt de LED “AAN” groen.
Om de compressor te sparen start die indien
nodig pas 3 minuten na het inschakelen van het
apparaat (koelen, ontvochtigen).
Zodra u op een functieknop drukt, gaat een
akoestisch signaal klinken.
Om het apparaat uit te schakelen drukt u opnieuw
op de AAN/UIT-schakelaar.
A) Koelfunctie (cool)
1. Schuif de slang voor afgevoerde lucht van boven
de geleiderails aan de achterkant van het
apparaat in. Aanwijzing! Tijdens de koelfunctie
moet de slang voor afgevoerde lucht de open
lucht in worden geleid zodat de warme af te
voeren lucht naar buiten kan stromen (zie
hoofdst. 6).
2. Druk op de functieknop “bedrijfsmodus” (MODE)
om de koelfunctie in te schakelen. De LED “cool”
gaat branden (zie bedieningsveld).
3. Druk op de functieknop voor de ventilatortoeren
(SPEED) voor snel (H), normaal (M) of traag (L)
draaiende ventilator. De overeenkomstige LED
gaat branden.
4. Druk op de functieknop “verhogen (5) of
„verminderen“ (6) om de door u gewenste na te
streven temperatuur (18°C tot 30°C) in te stellen.
Als u op de functieknop “warmer” of “koeler” drukt
wordt op het LED indicatiedisplay de door u
gewenste na te streven temperatuur aangeduid.
Anders geeft het LED indicatiedisplay steeds de
momentele kamertemperatuur aan. Door op de
beide functieknoppen “verhogen” en
“verminderen” te drukken kan u van
temperatuureenheid veranderen (°C ⇒ °F of °F ⇒
°C).
Aanwijzing: In de koelmodus mag de
kamertemperatuur niet meer dan 5°C onder de
buitentemperatuur liggen.
B) Ontvochtigerfunctie (dry)
1. Vergewis u er zich van dat de condenswaterslang
naar behoren aangesloten is (zie hoofdst. 8).
2. Druk op de functieknop “bedrijfsmodus” (MODE)
om de ontvochtigerfunctie in te schakelen. De
LED “dry” gaat branden (zie bedieningsveld).
Aanwijzing! De ventilatortoeren kunnen in deze
modus niet worden veranderd. Het apparaat blaast
koele lucht naar voren, warme lucht naar achteren uit.
De temperatuur kan niet worden ingesteld. De slang
voor afgevoerde lucht mag niet aangesloten zijn.
C) Ventilatiefunctie (Fan)
1. Druk op de functieknop “bedrijfsmodus” (MODE)
om de ventilatiefunctie in te schakelen. De LED
“fan” gaat branden (zie bedieningsveld).
2. Druk op de functieknop voor de ventilatortoeren
(SPEED) voor snel (H), normaal (M) of traag (L)
draaiende ventilator. De overeenkomstige LED
gaat branden.
NL