Figuur 32 Figuur 33
6.12. Als de reductiemotor is ingeschakeld en langzamer dan normaal draait, kan er een of andere verstopping zijn,
een schroef, een stuk hout, enzovoorts. Om dit op te lossen, moet u de vultrechter legen en zo nodig de
spiraalschroef demonteren (neem contact op met de technische dienst).
6.13. Als de reductiemotor iedere keer wanneer deze draait geluid maakt, dan wijst dat op onvoldoende smering.
U moet de spiraalschroef smeren, nooit de reductiemotor zelf, zie punt 5.16.
PELLETS VALLEN DOOR EN DE KACHEL GAAT NIET AAN:
6.14. Controleer of de glazen deur goed is gesloten.
6.15. Controleer of de korf juist is geplaatst, dat deze contact maakt met de weerstandsbuis en dat de centrale
opening van de korf aansluit op deze buis.
Figuur 34
6.16. Zorg vooral dat de kachel schoon is omdat door te veel vuil de kachel mogelijk niet aan gaat.
DE ONTSTEKINGSWEERSTAND WERKT NIET:
6.17. Controleer of de weerstand opwarmt. Haal hiervoor de korf eruit en kijk of deze (rood) heet is (niet
aanraken).