13.6.2 SCHAKELAAR EN LEDS OP BRANDER AUTOMAAT
Op de brander automaat is een 2 kleuren (rood/groen) LED met schakelaar beschikbaar. Deze worden gebruikt
om de basisstatusinformatie over de besturing aan te geven.
Automaat operationeel
Wanneer de besturing operationeel is en er geen fouten aanwezig zijn, zal de LED als een constante groene kleur
worden weergegeven.
Automaat vergrendeld
Wanneer de besturing is vergrendeld, zal de LED een constante rode kleur hebben. Wanneer de besturing is
vergrendeld kan de besturing worden gereset met behulp van de drukknop. Wanneer de reset is geaccepteerd
zal de status LED groen worden.
Automaat geblokkeerd
Wanneer de besturing is geblokkeerd zal de LED met een interval van 1 seconde afwisselen tussen groen en
rood. Wanneer de blokkeringsfout is opgelost zal de LED terugkeren en alleen de groene kleur weer geven.
Uitzonderingen
Als de communicatie tussen de hoofd- en de watchdog-processor niet tot stand kan worden gebracht, zal de LED
de status van de besturing niet volgen. In deze situatie zal de watchdog-processor resetten in een poging om de
communicatie te herstellen. Wanneer dit gebeurt, wordt de LED groen met korte pulsen waarin de LED uit is.
13.6.3 VLAM DETECTIE
Wanneer de ketel brandt en de vlam niet meer wordt gedetecteerd, wordt de gasklep gesloten en zal de ketel gaan
naventileren, waarna een herstart zal plaatsvinden. Wanneer de vlam drie keer binnen één warmtevraag wegvalt,
blokkeert de besturing.
De aanwezigheid van een vlam wordt gemeten door de ionisatiepen in de vlam. Tussen deze pen en de aardsluiting
is een elektromagnetisch veld aanwezig. Wanneer een vlam aanwezig is, stromen de vrije elektronen in de vlam
van de pen naar de aardaansluiting. Deze stroom van elektronen is de ionisatiestroom.
De stroom opgewekt in de vlam wordt door de brander automaat gemeten als ionisatie in micro ampère (μA).
Als de ionisatiestroom boven Flamerod_Setpoint + Flamerod_Hysterese (1,0 μA + 0,5 μA) komt, wordt dit be-
schouwd als “vlam aanwezig”. Als de ionisatiestroom lager is dan Flamerod_Setpoint (1,0 μA), is de vlam afwezig.
13.6.4 VLAM HERSTEL
Wanneer de ionisatiestroom te laag is, reageert het systeem door de minimale ventilatorsnelheid te verhogen om
de vlam te behouden. Wanneer de ionisatiestroom hoog genoeg is, zal de minimale ventilatorsnelheid opnieuw
worden verlaagd. Wanneer de vlam dan nog steeds wegvalt, wordt de minimale ventilatorsnelheid verhoogd voor
de volgende brandcyclus.
• Wanneer de ionisatiestroom lager is dan Flamerod_Setpoint + Flamerod_ Delta (1,0 μA + 0,2 μA), wordt de
minimale ventilatorsnelheid verhoogd.
• Wanneer de ionisatiestroom hoger is dan Flamerod_Setpoint + Flamerod_ Delta + Flamerod_ Delta * 2
(1,0 μA + 0,2 μA + 0,4 μA), wordt de minimale ventilatorsnelheid verlaagd.
Als de vlam nog steeds wegvalt, wordt de minimale ventilatorsnelheid verhoogd voor de volgende brandcyclus.
Wanneer het systeem met succes een brandcyclus voltooid, wordt de minimale ventilatorsnelheid gebruikt die in
de brander automaat is ingesteld als minimale ventilatorsnelheid.