11
I
B E K N O P T E G E B R U I K S A A N W I J Z I N G
S i g n a l e r i n g
Richtingaanwijzers
Linksaf: druk de hendel naar bene-
den.
Rechtsaf: duw de hendel naar bo-
ven.
Om van richting te veranderen,
moet de hendel door de weerstand
naar boven of beneden worden be-
wogen. De richtingaanwijzer wordt
automatisch uitgeschakeld bij het
terugdraaien van het stuur.
Lichtsignaal
Trek de hendel naar u toe.
Het geven van een lichtsignaal is
ook mogelijk bij afgezet contact.
Claxon
Druk op het middendeel van het
stuur.
Bediening van de verlichting
Alle lichten gedoofd
Draai ring
A van u af.
Parkeerlichten
Draai ring
A van u af.
Dimlichten/grootlicht
Overschakelen van
dim- naar grootlicht
en omgekeerd:
Trek de hendel door de weerstand
heen naar u toe om over te schakelen
van dim- naar grootlicht en omgekeerd.
Geluidssignaal vergeten verlichting
Dit geluidssignaal is te horen zodra een
voor- of achterportier geopend wordt
met afgezet contact terwijl de lichten
niet gedoofd zijn. Het signaal houdt op
in de volgende gevallen: portieren
dicht, lichten gedoofd of contact aan.
Follow-me-home-verlichting
Wanneer u direct na afzetten van het
contact de lichtschakelaar naar u toe
trekt, gaan de koplampen branden en
doven ze automatisch na 1 minuut. De-
ze functie is een praktische hulp bij het
verlaten van bijvoorbeeld een slecht
verlichte parkeerplaats.
Automatisch branden van de
koplampen
De parkeer- en dimlichten gaan
automatisch branden bij nacht of
donker weer, maar ook bij een
continu gebruik van de ruitenwis-
sers.
Ze gaan uit zodra het licht genoeg
is, of met het uitschakelen van de
ruitenwissers.
Aan- of uitzetten van de functie
- Draai, terwijl de motor uitstaat,
de sleutel in het contactslot om,
in de stand “Accessoires”.
- Zet de bediening van de verlich-
ting in de stand
0.