61
VEILIGHEID
De bestuurder moet ervoor
zorgen dat alle passagiers
tijdens het rijden op de juiste
wijze hun autogordel dra-
gen.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tij-
dens het rijden hun autogordel dra-
gen, ook al betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de autogordels
niet om; de gordels zijn dan niet vol-
doende effectief.
Als de zitplaatsen zijn voorzien van
armsteunen * , moet de heupgordel
altijd onder de armsteun door wor-
den geleid.
De autogordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat
de lengte van de gordel automatisch
wordt aangepast aan uw lichaams-
bouw. De gordel wordt automatisch
opgerold als deze niet wordt ge-
bruikt.
Controleer zowel voor en na het ge-
bruik van de gordel of deze goed is
opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk
op het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het
holle gedeelte van de schouder wor-
den geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien
van een automatische blokkeerin-
richting die in werking treedt bij een
aanrijding, een noodstop of het over
de kop slaan van de auto. U kunt de
blokkeerinrichting deblokkeren door
kort aan de riem te trekken en deze
weer los te laten.
Voor een effectieve werking van de
autogordel:
- dient deze strak om het lichaam
te worden gedragen,
- mag deze door niet meer dan
één volwassen persoon worden
gedragen,
- mag deze geen beschadigingen
of rafels vertonen,
- moet deze in een vloeiende be-
weging naar voren worden ge-
trokken, om te voorkomen dat de
gordel gedraaid raakt,
- mag er om te voorkomen dat de
gordel niet goed werkt niets aan
worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke veiligheids-
voorschriften moeten werkzaamheden
en controles aan de autogordels wor-
den uitgevoerd door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalifi ceerde
werkplaats. Het-netwerk zorgt tevens
voor de garantie en voert de werk-
zaamheden volgens de voorschriften
uit.
Laat de autogordels van uw auto
regelmatig controleren door het
CITROËN-netwerk of door een ge-
kwalifi ceerde werkplaats, met name
op beschadigingen van de riem.
Reinig de autogordels met zeepsop
of een reinigingsmiddel voor textiel,
verkrijgbaar bij het CITROËN-net-
werk.
Controleer na het neerklappen of
verstellen van een stoel of de achter-
bank of de gordel zich op de juiste
plaats bevindt en goed is opgerold.
Voorschriften voor kinderen:
- Maak voor kinderen tot 12 jaar of
kleiner dan 1,50 m gebruik van
een geschikt kinderzitje,
- Gebruik geen gordelgeleider *
wanneer een kinderzitje is geïn-
stalleerd,
- Deautogordel mag door niet meer
dan één persoon gedragen wor-
den,
- Laat nooit een kind op schoot zit-
ten tijdens het rijden.
De gordelspanners kunnen, afhan-
kelijk van de aard en de kracht van
de aanrijding , vóór en onafhankelijk
van de airbags afgaan. Het activeren
van de gordelspanners gaat gepaard
met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering
van de pyrotechnische lading die in
het systeem is geïntegreerd.
Het waarschuwingslampje van de
airbag gaat in ieder geval branden.
Laat het systeem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen
door het CITROËN-netwerk of door
een gekwalifi ceerde werkplaats.
* Volgens uitvoering.