35
COMFORT
1. Airconditioning aan/uit
Druk bij draaiende motor de
schakelaar in, het controle-
lampje gaat branden.
1. Airconditioning aan/uit
2. Temperatuurregeling
3. Regeling luchtopbrengst
2. Temperatuurregeling
Draai de knop van blauw (koud) naar
rood (warm) om de temperatuur naar
behoefte in te stellen.
4. Luchtrecirculatie / toevoer van
buitenlucht
5. Regeling luchtverdeling
6. Achterruitverwarming
3. Regeling luchtopbrengst
Draai bij aangezet contact aan de
knop om de gewenste luchtopbrengst
te verkrijgen.
Gebruik voor een optimaal comfort
de stand 0 zo min mogelijk.
In de stand 0 blijft er door de rijwind
nog wel een kleine luchtstroom ge-
handhaafd.
De airconditioning werkt niet als
de knop 3 voor de regeling van
de luchtopbrengst in de stand 0
staat.