IV
54
BRANDSTOFTANK LEEG
(DIESEL)
Als bij een lege brandstoftank de motor
stilvalt, kunt u deze weer starten door de
handpomp minstens tien keer te bedie-
nen om zodoende nog een korte afstand
verder te rijden.
In het geval van een lege brandstoftank
moet het brandstofsysteem worden ont-
lucht:
- Vul de brandstoftank met minimaal vijf
liter diesel,
- Bedien de handpomp van de ontluchting
minimaal 10 keer. De handpomp bevindt
zich onder de afdekkap, die eerst moet
worden losgemaakt en verwijderd,
- Houd de sleutel in de stand «starten» tot
de motor aanslaat.
Opmerkingen: als de sleutel in de stand
«starten» gehouden wordt en de motor na
15 seconden nog niet is aangeslagen, be-
dien dan de handpomp van de ontluchting
nog 15 keer en probeer het opnieuw.
Als het waarschuwingslampje van de
emissieregeling is gaan branden, gaat dit
na een tijdje rijden met de auto weer uit.
Oliepeilstok
Remvloeistofniveau
Houd u voor het verversen van de
remvloeistof aan de onderhouds-
intervallen, zoals aangegeven
in het onderhoudsboekje van de
constructeur.
Gebruik uitsluitend de door de
constructeur voorgeschreven
remvloeistof.
Koelvloeistofniveau
Wanneer de motor warm is, wordt
de koelvloeistoftemperatuur gere-
geld door de koelventilator. Deze
kan ook bij afgezet contact in wer-
king treden; aangezien bovendien
de koelvloeistof onder druk staat,
dient u minstens een uur te wach-
ten na afzetten van de motor,
voordat u ingrepen aan de auto
verricht.
Om elk risico van brandwonden
uit te sluiten, moet u de dop eerst
een kwartslag losdraaien, om de
druk in het circuit te doen dalen.
Als de druk gedaald is, kunt u de
dop verwijderen en het niveau
bijvullen.
CONTROLE VAN DE
NIVEAUS
Olieniveau
Controleer regelmatig het oliepeil
en vul de olie, indien nodig, tussen
twee olieverversingsbeurten bij.
Controleer de olie met de olie-
peilstok, terwijl de auto horizon-
taal staat en de motor koud is.
De oliepeilstok be-
vat twee niveau-
streepjes:
A = maximum
B = minimum
Komt de olie voorbij
het streepje A,
raadpleeg dan een
CITROËN erkend
bedrijf.
Het olieniveau dient
tussen A en B te
liggen.
Om de betrouwbaarheid van de
motor en het emissiesysteem te
waarborgen, is het gebruik van
toevoegingen aan de motorolie
niet toegestaan.
Raadpleeg het onderhouds-
boekje.
Gebruik uitsluitend de voor
uw auto voorgeschreven
koelvloeistof.
Doet u dat niet, dan loopt
u het risico dat de motor
ernstig beschadigd raakt.
N I V E A U S
R a a d p l e e g h e t h o o f d s t u k « V o o r z o r g s m a a t r e g e l e n »