pagina 3 van 12
1 Installatievoorschrift
1.1 Algemeen
De verwarmingsinstallatie moet voldoen aan het gestelde in:
* NEN 3028: veiligheidseisen voor Centrale Verwarmingsinstallaties;
* NEN 1078: gasinstallatievoorschriften (GA VO 1987);
* Aanv. NEN 1078: 2e druk, maart 1992;
* NEN 1010: veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallatie;
en overig geldende bepalingen van het Handboek Hinderwet, art. F6 en F7, de Veiligheidswet, Provinciale en Plaatselijke
Verordeningen. Hierbij dient erop gewezen te worden, dat ook de plaatselijke Gasbedrijven additionele eisen kunnen stellen,
waarover men zich van te voren terdege moet laten inlichten.
1.2 Opstelling
De ketel dient op een vlakke, brandwerende vloer te worden opgesteld (NEN 3028, art. 17 lid 3). Voor de opstelling van het toestel
dienen de normen NEN 3028, NEN 1078 en Aanvulling NEN 1078 te worden geraadpleegd. Zie maatschets voor de minimale
noodzakelijke afmetingen van de opstellingsruimte.
Het verdient aanbeveling de vloer waterdicht uit te voeren, vooral als er sprake is van een dakopstelling om waterschade aan lager
gelegen verdiepingen tegen te gaan. Houd met de keuze van de opstellingsplaats in de stookruimte ook rekening met de plaats
van de schoorsteen. Laat rookgassen eerst zo hoog mogelijk verticaal stijgen alvorens bocht of verzamelkanaal aan te sluiten.
1.3 Waterzijdige aansluiting
De ketel is zodanig geconstrueerd, dat de aansluitingen van aanvoer en retour, diagonaal kunnen worden aangesloten, en
eventueel eenzijdig. De retourzijde is voorzien van een 3/4” vul/aftapkraan. De ketel kan worden toegepast tot een bedrijfsdruk
van 4 bar en een maximale watertemperatuur tot 110°C. (Op bestelling tot een bedrijfsdruk van 6 bar). Sluit de leidingen
spanningsvrij aan. Bij installaties, waarvan de aanvoer- en retourleiding achter de ketel naar beneden gevoerd worden, zowel op
de aanvoer als op de retour een doelmatige ontluchting maken. Minimale watercirculatie van 30% van de nominale hoeveelheid
bij een ∆T = 20°C is noodzakelijk.
1.4 Waterzijdige weerstand
Voor een ∆T=10°C geldt de viervoudige weerstand.
1.5 Waterniveau-beveiliging
De BG 50 is vanaf type 08 standaard uitgevoerd met een waterniveau-beveiliging. Deze beveiliging schakelt de ketel uit wanneer
het waterniveau van de ketel te ver daalt, waardoor oververhitting en beschadiging van de ketel worden voorkomen.
1.6 Overstortventiel
Indien een ketel geplaatst is in een gesloten, systeem, dient een ontlastingsklep toegepast te worden van voldoende capaciteit.
Zie onderstaande tabel.
Keteltype Ontlastklep Fabrikaat Ø Leiding
BG 50-05 t/m 07 Prescor-100-3/4” NW.25
BG 50-08 t/m 13 Prescor-200-3/4” NW.32