Nederlands –4
0 276 001 SAI | (29.5.15) Bosch eBike Systems
eShift met SRAM DD3 Pulse
De naafsch akeling van de SRA M DD3 Pulse werkt a fhankelijk
van de snelheid. Hierbij wordt onafhan kelijk van de gekozen
versnelling van de kettingscha keling een van de dr ie versnel-
lingen van de naafschake ling automatisch gekozen
„ Autom. versn. keuze”.
Bij el ke versnellingswissel van de naafschakeling wordt de ge-
kozen versnelling kortstondig op het display weergegeven.
Als de eBike vanuit een snelheid van b oven de 10 km/u to t
stilstand wordt gebracht, kan het systeem automatisch terug-
schakelen naar een vooraf ingestelde „Startversnelling” . De
„Startversnelling” kan in het menu met basisinstellingen
worden ingesteld (zie „Basisinstellingen weergeven en aan-
passen” op pagina Ne derlands – 6).
In de modus „ Versnelling” k u n t u me t d e to e t s e n„–” resp.
„+” aan de bedieningsee nheid tussen meerdere vaste over-
brengingen vooruit en terugsch akelen. De gekozen overbren-
ging (versnelling) wordt op het display w eergegeven.
Ook in de handmatige modus „ Versnelling” kan het sy-
steem automatisch terugschakelen naar een ingestelde
„Startversnelling” .
Omdat de aandrijfeenheid de schakelbewer king herkent en
daarom de motorondersteuning kortstondig reduceert, is ook
het schakelen onder last of op een helling altijd mogelijk.
eShift met Shimano Di2
Voor Shimano eShift schakelt u de versnelling via de Shimano-
stuurhendel.
Bij el ke versnellingswissel van de naafschakeling wordt de ge-
kozen versnelling kortstondig op het display weergegeven.
Omdat de aandrijfeenheid de schakelbewer king herkent en
daarom de motorondersteuning kortstondig reduceert, is ook
het schakelen onder last of op een helling altijd mogelijk.
Als de eBike vanuit een snelheid van b oven de 10 km/u to t
stilstand wordt gebracht, kan het systeem automatisch terug-
schakelen naar een vooraf ingestelde „Startversnelling” . De
„Startversnelling” kan in het menu met basisinstellingen
worden ingesteld (zie „Basisinstellingen weergeven en aan-
passen” op pagina Ne derlands – 6).
Indicaties en ins tellingen van de boordcomputer
Energievoorziening van de boordcomputer
Zit de boordcomputer in de houder 4 , is een vold oende gela-
den accu in de eBike geplaatst en is het eBike-systeem inge-
schakeld, dan wordt de bo ordcomputer via de acc u van de
eBike van energie voorzien .
Wordt de boordcomputer uit de houder 4 genomen, dan ge-
beurt de energievoorziening via een intern e accu. Is de inter-
ne accu bij het inschakelen van de boordcompute r zwak, dan
verschijnt gedurende 3 s „Met fiets verbinden” in de tekstin-
dicatie d. Daarna schakelt de boordcomputer opnieuw uit.
Voor het opladen van de interne accu plaa tst u de boordcom-
puter opnieu w in de houder 4 (als een accu in de eBike ge-
plaatst is). Schakel de eBike-accu aan de aan-/uittoets in (zie
gebruiksaanwijzing van de accu) .
U kunt de boordcomputer ook via de USB-aansluiting opla-
den. Open hiervoor de beschermkap 8 . Verbind de USB- bus
7 van de boordco mputer via een pa ssende USB-kabe l met
een gebruikelijke USB-lader of de USB-aansluiting van een
computer (5 V laadspanning; max. 500 mA la adstroom). In
de tekstindic atie d van de boordcomp uter verschijnt „USB
aangesloten”.
Boordcomputer in -/uitschakelen
Voor het inschakelen va n de boordcomputer drukt u kort op
de aan-/uit toets 5 . De boo rdcomputer kan (bij vo ldoende ge-
laden interne accu) ook ingeschakeld worden als deze niet in
de houder ge plaatst is.
Voor het uitsch akelen van de boordco mputer drukt u op de
aan-/uittoets 5.
Is de boordcomputer n iet in de houder ge plaatst, dan scha-
ke lt dez e zi ch 1 min uu t na da t de laatste toets is ingedrukt om
energiebesparen de reden uit.
Als u uw eBike gedurende enkele weken niet gebruikt,
dient u de boordcomputer uit zijn houder te halen. Be-
waar de boordcomputer in een droge omgeving bij kamer-
temperatuur. Laad de boordcomputera ccu regelmatig op.
Accuoplaadi ndicatie
De acculaadindicatie i geeft de laadtoestand van de eBike-
accu aan, niet de laadtoestand van de intern e accu van de
boordcomputer. De laadtoesta nd van de eBike- accu kan
eveneens aan de LED’s a an de accu zelf afgeleze n worden.
Wordt de boordcomputer uit de houder 4 genomen, dan b lijft
de laatst weergegeven acculaad toestand opgeslagen.
In de indicatie i komt elk streepje in het accusymbool overeen
met ongeveer 20 % van de ca paciteit:
De eBike-accu is volledig geladen.
De eBike-accu moet bijgeladen worden.
De LED’s van de laadtoesta ndsindicatie aan de
accu gaan uit. De ca paciteit vo or de ondersteuning
van de aand rijving is opgebruikt en de ondersteu-
ning wordt uitgeschakeld. D e resterende capac i-
teit wordt voor de verlichting en de boordcompu-
ter ter beschikking gesteld, de indicatie knippert.
De capaciteit van de eBike-accu volstaat voor nog
ongeveer 2 u ur fietsv erlichting . Met ande re ver-
bruikers (bijv. automatische transmis sie, laden
van externe toestellen aan de U SB-aansluiting)
wordt hierbij geen reken ing gehouden.
Nederlands –5
Bosch eBike System s 0 276 001 SAI | (29.5.15)
Ondersteuningsniveau instellen
U kunt aan de bedieningseenhe id 10 instellen hoe sterk de
eBike-aandrijving u bij het trappen ondersteunt. Het onder-
steuningsniveau kan altijd, ook tijdens het fietsen, gewijzigd
worden.
Opmerking: In sommige uitvoeringen is het ondersteunings-
niveau mogelijk vooraf ingesteld en kan dit niet word en gewij-
zigd. Het is ook mogelijk dat er uit m inder onders teuning sni-
veaus dan hier vermeld kan worden gekozen.
De volgende ondersteuningsniveaus staan maximaal ter
beschikking:
– „OFF” : de motorondersteuning is uitgeschakeld, de eBike
kan zoals bij een normale fiets a lleen door te trappen wor-
den voortbewogen. De duwhulp kan op di t ondersteunings-
niveau niet worden geactiveer d.
– „ECO” : effectieve ondersteuning met maximale ef ficiëntie
voor maximaal bereik
– „TOUR”: gelijkmatige ondersteuning voor tochten met
groot bereik
– „SPORT” : krachtige onder steuning voor spor tief rijden op
heuvelachtige stukken en voor r ijden in de stad
– „TU RBO” : maximale ondersteunin g bij flink doortrappen,
voor sportief rijden
Voor het verhoge n van het ondersteuningsniveau drukt u zo
vaak op de toets „+” 13 aan de bedieningseenheid tot het ge-
wenste ondersteuningsniveau op de indicatie b verschijnt,
voor het verlagen op de toets „–” 12 .
Het op geroepen motor vermogen verschijnt op de indicatie a .
Het max imale mo torvermo gen hangt van het gekoze n onder-
steuningsniveau af.
Wordt de boordcomputer uit de houder 4 genomen, dan blijft
het laatst weergegeven ondersteuningsniveau opgeslagen,
de indicatie a van het motor vermogen blijft leeg.
Hulp bij het lopen in- en uitschakelen
De functie hulp bij het lopen kan het lopen met de eB ike verge-
makkelijken. De snelheid in deze functie is afhankelijk van de in-
geschakelde versnelling en kan maximaal 6 km per uur berei-
ken. Hoe kleiner de gekozen versnelling, hoe lager de snelhei d
in de functie hulp bij het lopen (bij vo lledig vermogen).
De functie hulp bij het lopen mag uitsluitend bij het lo-
pen met de eBike worden gebruikt. Als de wiel en van de
eBike bij het gebruik van de hulp bij het lopen geen con tact
met de grond maken, bestaat gevaar voor let sel.
Als u de hulp bij het lopen wilt inschakelen , drukt u op de
toets „WALK” 14 van de bedieningseenheid en houdt u deze
ingedrukt. De aandrijving van de eBike wo rdt ingeschakeld.
Opmerking: De duwhulp kan op het ondersteuningsniveau
„OFF” niet worden geac tiveerd.
De duwhulp wor dt uitgeschakeld
zodra een van de volgende
situaties van toepassing is:
– U laat de toets „WALK” 14 los,
– de wielen van de eBike worden geblokkeerd (bijv. door het
remmen of het raken van een hindernis),
– de snelheid overschrijdt 6 km/h.
Terugtrapfunctie (optioneel)
Bij fietsen me t terugtrapfunctie dr aaien de pedalen bij in ge-
schakelde duwhulp mee. Worde n de draaiende peda len ge-
blokkeerd, dan wordt de duw hulp uitgeschakeld .
Fietsverlichting in-/uitschakelen
In de uitvoering waarbij het rijlicht door het eBike-systeem ge-
voed wordt, kunnen via de boordcomputer met d e toets 2 te-
gelijk voorlicht en achterlicht in- en uitgeschakeld worden.
Bij het inschakelen van de verlichting verschijnt „Licht aan”
en b ij het ui tschakelen van de verlichting „Licht uit” geduren-
de ca. 1 seconde op het tekstdispla y d . Bij ingeschakeld licht
wordt het verlichtin gssymbool c weerge geven.
Het in- en uitschakelen va n de fietsverlichting heef t geen in-
vloed op de achtergrondverlichting van het display.
Indicaties en instellingen van de boordcomputer
Snelheids- en afstandsindicaties
In de snelheidsmeterindicatie f word t altijd de actuele snel-
heid weergegeven.
In de functie-indicatie (combinatie van tekstindicatie d en
waarde-indicatie e ) kunt u kiezen uit de volgende functies:
– „Tijd”: actuele tijd
– „Maximum”: sinds de laatste reset bereikte maximale
snelheid
– „Gemiddelde”: sinds de laatste reset bere ikte gemiddel-
de snelheid
– „Rijtijd”: Rijtijd sinds de laatste reset
– „Bereik”: te verwachten b ereik met de aanwe zige accula-
ding (bij gelijkblijvende voorwaa rden zoals ondersteu-
ningsniveau, routeprofi el, enz.)
– „Afstand totaal”: indicatie van de tota al met de eBike af -
gelegde afstand (niet resetbaar)
– „ NuVinci Trapfreq./Versnelling”: Dit menu-item
wordt alleen weergegeven bij een automatische
Nu Vinci H|Sync-transmissie.
Als u de knop „i” langer dan 1 seconden inged rukt houdt,
kunt u vanuit elk menu-item het informatiemenu van de
NuVinci-menu opvragen.
Als u van de modus „ NuVinci Trap freq.” wilt overscha-
kelen naar de modus „ NuVinci Versnelling” , drukt u
1 seconde lang op de knop „i” .
Ondersteuningsniveau Ondersteuningsfactor *
„ECO”
40 %
„TOUR”
100 %
„SPORT”
150 %
„TURBO”
250 %
* Het motorvermogen kan bij sommige uitvoe ringen afwijken.
Nederlands - 12 Nederlands - 13
Brinckers Brinckers