14
3 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
3.1 Veiligheidsaanwijzing
De installatie van het toestel dient te gebeuren door
een erkend installateur. Hierbij moeten de volgende voor-
schriften en richtlijnen in acht worden genomen:
- bouwbesluit;
- veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallatie
NEN 1010;
- voorschriften voor het aansluiten op binnenrioleringen in
woningen en woongebouwen NEN 3287;
- voorschriften voor ventilatie van woningen en
woongebouwen NEN 1087/NEN 1088;
- eisen voor industriële gasinstallatie NEN 2078;
- eisen voor verbrandingsinstallaties NEN 3028;
- afvoer van rook van gebouwgebonden verbrandings-
installaties met een belasting groter dan 130 kW (bw)
NEN 2757;
- eventueel voorschriften van lokale gemeente en
nutsbedrijven;
- dit installatievoorschrift.
3.2 Voorschriften
De volgende voorschriften en richtlijnen moeten in acht
worden genomen:
- bouwbesluit;
- veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallatie
NEN1010;
- voorschriften voor het aansluiten op binnenrioleringen in
woningen en woongebouwen NEN 3287;
- voorschriften voor ventilatie van woningen en
woongebouwen NEN 1087/NEN1088;
- eventueel voorschriften van lokale gemeente en
nutsbedrijven;
- dit installatievoorschrift.
3.3 Bedrijf
De verbrandingstoevoerlucht mag in geen geval chemische
stoffen zoals fluor, chloor en zwavel bevatten. Spuitbussen,
oplosmiddelen, verf of lijm kunnen dergelijke stoffen
bevatten; ze kunnen in het slechtste geval tijdens de
werking van het toestel corrosie doen ontstaan, ook in het
rookgascircuit.
Let op! Om de brander niet te vervuilen moet
de verbrandingstoevoerlucht vrij zijn van
deeltjes. Controleer dus of de verbrandings-
toevoerlucht geen stof bevat dat afkomstig is
van bouwwerkzaamheden of vezels van
isolatiemateriaal.
Daarom is de ketel vanuit de fabriek uitgerust met een
stoffilter. Tijdens de bouwwerkzaamheden is dit filter
onontbeerlijk voor de goede werking van de ketel. Het filter
moet om de 10 weken vervangen worden of nog frequenter
bij grotere vervuiling. Als eenmaal de bouwwerkzaamheden
beëindigd zijn, moet het filter verwijderd worden.
Let op! Het filter heeft een belastingsverlaging
van maximaal 25 % tot gevolg en mag daar-
door niet permanent blijven zitten.
Bij toepassing anders dan woningen, zoals kapsalons,
carrosseriewerkplaatsen of metaalwerkplaatsen en schoon-
maakbedrijven, is het aan te bevelen om het toestel als
“gesloten” toestel toe te passen, om de toevoer te garan-
deren van lucht die vrij is van chemische stoffen. Het is niet
strikt noodzakelijk om ruimte te laten tussen het toestel en
brandbaar materiaal (minimumafstand tot een muur = 5 mm)
aangezien geen enkel onderdeel aan de buitenkant van de
ketel warmer wordt dan het toegestane max. van 85 °C bij
werking op nominaal thermisch vermogen (neem des-
alniettemin de aanbevolen minimumafstanden in acht).
3.4 Instructie i.v.m. de rookgasafvoer-aansluiting
Doordat de ketel modulerend werkt en het debiet van de
verbrandingslucht wordt aangepast aan het vermogen, is
het mogelijk een hoog rendement van de verwarmings-
installatie te verwezenlijken. Daarvoor is het nodig dat de
rookgasafvoer geschikt en gekeurd is voor HR toestellen.
3.5 Installatie
Spoel het verwarmingssysteem zorgvuldig alvorens het
toestel aan te sluiten! U kunt zo bezinksel/resten uit de
leidingen verwijderen (zoals roet, koolaanslag, hennep,
stopverf, roest, onzuiverheden en andere). Ze zouden in
het toestel kunnen neerslaan en tot defecten kunnen leiden.
Zorg ervoor om spanningen te vermijden bij de montage
van leidingen, zodat er geen lekken ontstaan in de verwar-
mingsinstallatie en in de gas-aansluitingen. Gebruik in elk
geval een passende platte sleutel om de schroefkoppelingen
aan te halen of los te draaien (geen buizentangen, verleng-
stukken enz.). Het gebruik van niet-aangepast gereedschap
of het uitvoeren van niet-aangepaste bewerkingen kan
schade veroorzaken (bv.: gas-/ waterlekken)! Om de
geschroefde koppeling van de branderkappen, de aanvoer-
leiding en de retourleiding op het warmtewisselaarblok aan
te draaien, moet u altijd een momentsleutel gebruiken die
is afgesteld op een aanhaalkoppel van 12 Nm.
Let op! Overschrijd de maximale druk van
125 mbar NIET tijdens de controle van de dicht-
heid van het gasregelblok. De werkdruk mag
niet meer dan 25 ± 5 mbar bedragen! Als de
druk hoger wordt dan de opgegeven waarden
kan het gasmechanisme beschadigd worden.
3.6 Aanpassingen aan het toestel
Aanpassingen aan het systeem of toestel, reparatie en
onderhoud dienen uitgevoerd te worden door een erkend
installateur.
Let op! Wanneer u onderdelen van dit toestel
vervangt, gebruik dan alleen service
onderdelen waarvan u zeker weet dat ze aan
de door AWB cv-ketels b.v. vereiste veiligheids-
en bedrijfsspecificaties voldoen. Het gebruik
van geprepareerde onderdelen of onderdelen
van een ander fabrikaat welke niet uitdrukke-
lijk zijn goedgekeurd door AWB cv-ketels b.v.
is niet toegestaan. Alleen bij het gebruik van
originele onderdelen, garandeert AWB cv-
ketels b.v. de CE-conformiteit van dit toestel.
Opmerking! Het is niet toegestaan om zonder
schriftelijke goedkeuring van AWB, vorst-
verlagende of andere middelen toe te voegen
aan het cv-water.
3.7 Veiligheidsrichtlijn
Gevaar door spanningvoerende delen en
aansluitingen. Schakelt u het toestel uit,
voordat u aan het toestel gaat werken.
De voedingsklemmen in de bedieningsdoos van het toestel
staan onder spanning, ook wanneer de hoofdschakelaar
uitgeschakeld is. Onderbreek de elektrische voeding alvorens
werkzaamheden aan het toestel uit te voeren en blokkeer
deze om elke herinschakeling te verhinderen.
Als tijdens het bedrijf storingen optreden, handel dan
volgens de storingstabel.
Opmerking! Neem altijd de nationale of lokale
regelgeving in acht.