19NL
5.4 GEBRUIK VAN DE MACHINE
5.4.1 Het starten van de motor
Het starten dient altijd in open lucht of in
een goed geventileerde ruimte te gebeuren! DENK ERAAN DAT
DE UITLAATGASSEN GIFTIG ZIJN!
Om de motor te starten:
1. neem plaats op de stoel en scha-
kel de handrem in (☛ 4.3);
2. zet de koppeling in de vrije stand
(«N») (☛ 4.4a ofwel 4.4b);
3. ontkoppel het mes (☛ 4.6);
4. bij een start met koude motor, zet
u de versnellingspook in de stand
«CHOKE» aangeduid op het label
(☛ 4.12 - 4.22), en bij een reeds
warmgedraaide motor, zet u de
pook tussen «LANGZAAM» en «SNEL»;
5. steek de sleutel (☛ 4.11) in het contact, draai hem in de stand
«DRAAIEN» om het elektrisch circuit te activeren, en vervolgens
in de stand «START» om de motor te starten;
6. laat de sleutel los van zodra de motor is gestart;
5. Neem de handgreep van het starttouw (☛ 4.21) vast en trek het
touw met een stevige ruk;
6. breng na het starten van de motor de handgreep weer in zijn
zitting.
Manuele start:
Elektrische start:
GEVAAR!
7. na enkele seconden, zet u de versnellingspook in de stand
«SNEL» en vervolgens in de stand «LANGZAAM».
De choke dient zo snel mogelijk te worden
uitgeschakeld; het gebruik van de choke bij een warmgedraaide
motor kan de bougie bevuilen en een onregelmatige werking van de
motor veroorzaken.
Ingeval van problemen bij het starten, vermijd
herhaalde pogingen om de motor niet te verzuipen of de accu te
ontladen (indien aanwezig).
– Controleer of de voorwaarden voor het starten van de motor wor-
den vervuld.
– Zet de sleutel (elektrische start) of de versnelling (manuele
start) in de stand «STOP», wacht enkele seconden en probeer
opnieuw te starten. Als het probleem aanhoudt, raadpleeg hoofd-
stuk «7» van deze handleiding en de handleiding relatief aan de
motor.
5.4.2 Het rijden en verplaatsen van de machine
Deze machine mag niet op de openbare
weg worden gebruikt, maar (volgens het verkeersreglement)
uitsluitend op privéterreinen die afgesloten zijn voor het ver-
keer.
Tijdens het rijden, dient u het mes te onkop-
pelen en het maaidek in de hoogste stand te brengen (stand «5»).
Om te rijden:
1. zet de gashendel in een tussenstand tussen «LANGZAAM» en
«SNEL»;
OPMERKING
LET OP!
OPMERKING
BELANGRIJK