CONNECT
42
15. CLR
Een cijfer invoeren
Druk kort op de toets. Dr uk nogmaals
op de toets om het laatste cijfer te wis-
sen.
Een menu raadplegen
Druk kort op de toets om terug te keren
naar het vorige menupunt.
Houd de toets even ingedr ukt (langer
dan 2 seconden) om het menu af te
sluiten.
16. ØI/AUDIO
Als u tijdens een telefoongesprek op de-
ze toets dr ukt, wordt de microfoon uit-
geschakeld. Op deze manier is het mo-
gelijk in de auto te praten zonder dat de
persoon waarmee u verbonden bent de
stemmen hoort.
17. SIM-kaarthouder
Voor het gebr uik van de telefoon moet
een geldige SIM-kaar t zijn geplaatst.
Met een geldige SIM-kaar t zijn boven-
dien alle telefoonfuncties toegankelijk.
Met de houder van de SIM-kaar t kun-
nen alleen noodoproepen worden ver-
zonden.
De houder van de SIM-kaar t dient ook
als diefstalbeveiliging.
Verbinding met het GSM-net-
werk
Om te kunnen telefoneren, dient u ver-
bonden te zijn met het GSM-netwerk.
Zodra een verbinding tot stand is ge-
bracht, verschijnt op het display het sym-
bool
⁄
(vast). Als het signaal te zwak is,
kan de verbinding verbroken worden.
Als het symbool
⁄
knippert, kunnen er
alleen noodoproepen worden verzonden.
Als het symbool
⁄
wordt weergeven
met een omgekeerd contrast, dan bete-
kent dit dat u verbonden met een net-
werk waarvan de provider verschillend is
dan die van de ingestoken SIM-kaart (Ro-
aming).