Plaatsing en waterpas zetten
Installeer de machine op een vlakke harde vloer. Zorg
ervoor dat de machine geen muren of andere
keukenapparaten raakt. De kraan, de installatie voor
de afvoer en het stopcontact moeten in de buurt
van de slangen van de machine en de voedingskabel
zitten. De machine mag niet geïnstalleerd worden op
een vorstgevoelige plaats.
Plaats het apparaat op de gekozen plek en zet hem
zorgvuldig waterpas, door aan de voor dit doel bedoelde stelpootjes te draaien.
Controleer, indien nodig, of de machine goed staat met een waterpas. gebruik
een sleutel om de stand, indien nodig, aan te passen.
Automatisch stelvoetje: Het linker achtervoetje van uw wasmachine is
ontworpen op de wijze van een veerpoot. Daarom neigt de machine ertoe, als
het gewicht geconcentreerd wordt op de linker achterhoek, naar deze kant over
te hellen. Het automatische regelpootje verleent een perfecte stabiliteit aan het
apparaat, zelfs bij een verhoogde centrifugesnelheid. In principe hoeft het niet te
worden afgesteld.
Wateraansluiting
Een waterslang is meegeleverd; deze is te vinden in de trommel van de machine.
Gebruik voor de aansluiting nooit een eerder gebruikte slang.
1. Open de deur en haal de slang uit de trommel.
2. Sluit de watertoevoerslang aan op het apparaat.
Sluit de toevoerslang nooit verticaal aan. Richt
de slang naar een hoek in de richting (rechts
of links) die het dichtst bij de waterkraan is.
3. Om de richting van de toevoerslang aan te passen de borgring op de
achterkant van het apparaat losdraaien. Nadat u de toevoerslang gemonteerd
heeft, de borgring weer goed vastdraaien om
lekkages te voorkomen.
4. Schroef het koppelstuk van de toevoerslang op de
watertoevoerkraan met schroefdraad (20x27).
Gebruik altijd de bij de machine geleverde slang.
Goed vastdraaien om lekkages te voorkomen.
43
Installatie