- U gebruikt de straat of het fietspad samen met gemotoriseerde verkeersdeelnemers,
voetgangers en andere fietsers. Respecteer hun rechten. Doe altijd de verlichting aan.
- Rij vooruitblikkend. Ga er altijd van uit dat anderen u niet zouden kunnen zien. Kijk naar
voren en wees bedacht op het volgende:
- Remmende of voor u op uw straat afbuigende voertuigen evenals van achteren komende
voertuigen
- Het openen van de deuren van geparkeerde voertuigen.
- Op de straat lopende voetgangers.
- Kinderen of huisdieren, die in de buurt van de straat spelen.
- Gaten in de weg, afvoerputjes, spoorrails, verbindingsnaden, weg‐ of trottoirconstructies,
afval of andere hindernissen, waardoor u evt. naar de andere rijbaan moet uitwijken of die
blijven hangen aan uw fiets of op een andere manier ertoe leiden dat u de controle verliest
en een ongeluk veroorzaakt.
- Rij op de bestemde fietssporen en fietspaden of zo dicht mogelijk bij de straatkant, in de
richting van de verkeersstroom of zoals door regionale voorschriften bepaald.
- Stop bij stoptekens en verkeerslichten. Rem bij wegkruisingen en kijk in beide richtingen.
Vergeet niet dat fietsers altijd de zwakkere verkeersdeelnemers zijn. Fietsers trekken bij
botsingen met auto’s altijd aan het kortste eind.
- Gebruik bij het afslaan of stoppen de gangbare handsignalen.
- Rij nooit met koptelefoons. Deze overstemmen verkeersgeluiden en sirenes, leiden af van
het verkeersgebeuren en kunnen in de bewegende delen van de fiets blijven hangen,
waardoor u de controle kunt verliezen.
- Laat nooit personen meerijden. Uitzonderingen zijn kleine kinderen, die een toegelaten helm
dragen en in een correct aangebracht kinderzitje of een kinderaanhanger getransporteerd
moeten worden. Neem met betrekking tot gewichtsbeperkingen de aanbevelingen van de
fabrikant van de kinderzitjes of kinderaanhangers in acht.
- Transporteer nooit iets, dat uw zicht hindert, uw volle controle over de fiets beïnvloedt of in
de bewegende delen van de fiets zouden kunnen blijven hangen.
- Laat u nooit door een ander voertuig trekken.
- Voer geen stunts, wheelies of sprongen uit. Dit kan leiden tot verwondingen of uw fiets
beschadigen.
- Slinger nooit door het verkeer en maak geen bewegingen, die andere verkeersdeelnemers
kunnen verrassen.
- Rij vooruitblikkend en verleen voorrang.
- Rij nooit met uw fiets onder invloed van alcohol of drugs.
- Vermijd indien mogelijk het rijden bij slecht weer, bij slecht zicht, in de schemering, ‘s nachts
of als u erg moe bent. Dit alles verhoogt het risico op een ongeluk.