37
NEDERLANDS
Bediening
Bedieningspaneel
1 Toets “deur openen”
Door deze toets in te drukken opent u de deur.
2 Toets “AAN/UIT”
Door het indrukken van deze toets schakelt u de
machine AAN en UIT.
3 Controlelampje
Dit lampje brandt als de machine INgeschakeld is en
gaat uit als de machine UITgeschakeld wordt.
4 Toets “lage temperatuur”
Druk deze toets voortijds in als u fijne was gaat
drogen.
Het betreffende lampje licht op en een akoestisch
signaal klinkt.
5 Controlelampje “lage
temperatuur”
Dit lampje brandt als de betreffende toets ingedrukt
is.
6 Toets “zoemer uit”
Gedurende de antikreukfase en als de toetsen 4-6-8
ingedrukt worden, klinkt een geluidssignaal.
Druk deze toets voortijds in als u niet wilt dat de
machine een zoemtoon laat horen.
7 Controlelampje “zoemer uit”
Dit lampje brandt als de betreffende toets ingedrukt
is.
8 Toets “start”
Na instelling van het programma drukt u op deze
toets om het programma te starten. Een akoestisch
signaal klinkt.
Indien de deur tijdens de afwerking van het
programma geopend wordt, moet deze toets na
het sluiten van de deur weer ingedrukt worden om
het programma voort te zetten.
De start-toets moet ook ingedrukt worden als een
stroomonderbreking geweest is. In beide gevallen
knippert het lampje of al naar de lopende
fase.
9 Indicatie van het
programmaverloop
De lampjes geven volgende functies aan:
Controlelampje “drogen”
Dit lampje geeft aan dat de machine in de droogfase
is.
Controlelampje “afkoelen”
Dit lampje geeft aan dat de machine in de afkoelfase
is. Deze fase duurt 10 minuten.
Als het controlelampje of knippert dan
betekent dat dat de START-toets ingedrukt moet
worden om het programma opnieuw te starten.
Controlelampje “einde programma”
Dit lampje knippert aan het einde van de
antikreukfase.
Controlelampje “antikreukfase”
De lampjes en knipperen afwisselend aan het
einde van het programma (na de afkoelfase) en
gedurende de antikreukfase om te signaleren dat het
programma beëindigd is en dat het wasgoed uit de
machine gehaald kan worden.