66
Hoe langer de slang en hoe kouder het vertrek,
hoe groter de kans is dat in de slang vocht tot
water condenseert. U kunt voorkomen dat het
water zich ergens in de slang verzamelt of moge-
lijk zelfs terug in de droger loopt: prik een gaatje
(3 mm) in het laagste punt van de slang en zet of
hang er een bakje onder (zie figuur punt «B»).
Houd de slang zo kort mogelijk en met zo weinig
mogelijk bochten. Een erg lange slang beïnvloedt
de werking van de wasdroger nadelig en geeft
kans op vorming van condenswater binnen de
slang.
De luchtverversing moet tenminste 150 m
3
/h kun-
nen bedragen.
De andere kant van de slang sluit u aan op een
muur- of vensterdoorvoer. Dat doet u zodanig dat
er geen regenwater in kan lopen; dus overkap-
pen of naar buiten toe omlaag richten.
Beveiligingen tegen regen- en windinslag in door-
voeren bestaan meestal uit beweegbare klepjes
of lamelletjes. Ze kunnen bij sterke wind dicht-
slaan, of na verloop van tijd niet meer open gaan
(roest, vuil). Dan hebt u een afvoerprobleem, let
daar dus op.
Is het vertrek op een sterke centrale afzuiging
aangesloten, dan kan die afzuiging problemen
veroorzaken. Is de benodigde droogtijd veel te
lang, schakel de afzuiging dan uit of sluit het
afzuigrooster af tijdens het in werking zijn van de
droger.
Indien de droger tussengebouwd wordt, overtuigt
u zich er dan van dat de afvoerslang niet geknikt
kan raken.
Bij een gedeeltelijk geknikte of beknelde slang
zal de benodigde droogtijd toenemen en daar-
mee ook het energieverbruik.
Bij een totaal geblokkeerde slang schakelt een
interne beveiliging tegen oververhitting het ver-
warmproces automatisch uit.