24
BEDIENING
Bedieningspaneel
1 Programmakaart
Op deze kaart vindt u richtlijnen voor de in te stellen
droogtijden.
2 Toets “lage temperatuur”
Druk deze toets voortijds in als u kreukherstellend
katoen gaat drogen.
3 Toets “luchten”
Door het voortijds indrukken van deze toets schakelt
u de verwarming uit. Dit wordt aanbevolen voor het
drogen van fijne en temperatuurgevoelige kleding en
textiel.
4 Controlelampje
Het lampje gaat branden wanneer de machine in
bedrijf is en gaat uit aan het einde van het program-
ma.
5 Droogtijdenknop
De tijdklok is in twee sectoren opgedeeld:
Een blauwe sector met een normale (hoge) droog-
temperatuur, instelbaar tot 120 minuten. De normale
temperatuur gebruikt u voor katoen en linnen.
Een groene sector met verlaagde droogtemperatuur,
instelbaar tot 80 minuten. De verlaagde temperatuur
gebruikt u voor synthetica en fijne was.
U mag de knop uitsluitend rechtsom draaien. Heeft
u in de verkeerde sector ingesteld, dan niet terug-
draaien maar weer rechtsom.
De droogtijd hangt af van verschillende factoren:
– centrifugeertoerental
– gewenste droogtegraad
– soort wasgoed
– vulgewicht
Afkoelfase
Bij het instellen van korte droogtijden moet u er reke-
ning mee houden dat de machine de laatste 8 minu-
ten met koude lucht werkt. Daarmee worden zowel
wasgoed als machine afgekoeld.
De programmastand kan voor het luchten van kle-
dingstukken die u anders enige tijd buiten gehangen
zou hebben, gebruikt worden.