514276
20
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/92
Next page
1B3-F8199-D3
FZ6-N
HANDLEIDING
DAU26943
DECLARATION of CONFORMITY
We
Company: MORIC CO., LTD.
Address: 1450-6 Mori Mori-Machi Shuchi-gun Shizuoka 437-0292 Japan
Hereby declare that the product:
Kind of equipment: IMMOBILIZER
Type-designation: 5SL-00
is in compliance with following norm(s) or documents:
R&TTE Directive(1999/5/EC)
EN300 330-2 v1.1.1(2001-6), EN60950-1(2001)
Two or Three-Wheel Motor Vehicles Directive(97/24/EC: Chapter 8, EMC)
Place of issue: Shizuoka, Japan
Date of issue: 1 Aug. 2002
Revolution record
No. Contents Date
To change contact person and integrate type-designation. 9 Jun. 2005
General manager of quality assurance div.
representative name and signature
MORIC CO., LTD.
1450-6 Mori-machi Shuchi-gun Shizuoka 437-0292 JAPAN Telephone +81-538-85-0757 Facsimile +81-538-85-0456
URL:http://www.moric-jp.com
1
Version up the norm of EN60950 to EN60950-1 27 Feb. 2006
2
1
2
Wij,
Bedrijf: MORIC CO., LTD.
Adres: 1450-6 Mori Mori-Machi Shuchi-gun Shizuoka 437-0292 Japan
Verklaren hierbij dat het product:
Type apparaat: STARTBLOKKERING
Typeaanduiding: 5SL-00
in overeenstemming is met de volgende norm(en) of documenten:
R&TTE richtlijn(1999/5/EC)
EN300 330-2 v1.1.1(2001-6), EN60950-1(2001)
Richtlijn betreffende motorvoertuigen op twee of drie wielen(97/24/EC: Hoofdstuk 8, EMC)
Plaats van afgifte: Shizuoka, Japan
Datum van afgifte: 1 augustus 2002
Overzicht van wijzigingen
Nr. Inhoud Datum
Om contactpersoon te wijzigen en typeaanduiding te integreren.
9 juni 2005
Overgang van norm EN60950 naar EN60950-1
27 februari 2006
Algemeen directeur afdeling kwaliteitsbeheer
MORIC CO., LTD.
1450-6 Mori-machi Shuchi-gun Shizuoka 437-0292 JAPAN Telefoon +81-538-85-0757 Fax +81-538-85-0456
URL:http://www.moric-jp.com
VERKLARING VAN CONFORMITEIT
Naam en handtekening vertegenwoordiger
U1B3D3D0.book Page 1 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
INLEIDING
DAU10100
Welkom in de wereld van Yamaha rijders!
Als eigenaar van de FZ6-N profiteert u van Yamaha’s ervaring en technische kennis in het ontwerpen en fabriceren van producten van
topkwaliteit, waarmee Yamaha haar verdiende reputatie van betrouwbaarheid heeft verworven.
Neem rustig de tijd om deze handleiding aandachtig door te lezen, zodat u plezier zult hebben van alle functies van uw FZ6-N. Deze ge-
bruikershandleiding geeft instructies over bediening, inspectie en onderhoud van de motorfiets, terwijl ook wordt beschreven hoe u uzelf
en anderen persoonlijk letsel en schade kunt besparen.
Verder helpen allerlei tips in deze handleiding om uw motorfiets in optimale conditie te houden. Als er tenslotte toch nog vragen zijn, aarzel
dan niet en neem contact op met de Yamaha dealer.
Het Yamaha team wenst u veilig en plezierig rijden toe. En vergeet niet, veiligheid voor alles!
U1B3D3D0.book Page 1 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAU10151
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende aanduidingen:
OPMERKING:
Deze handleiding moet worden gezien als een permanent onderdeel van deze motorfiets en moet altijd bij de motorfiets blijven, ook
als deze ooit wordt verkocht.
Yamaha werkt voortdurend aan verbeteringen ten aanzien van productontwerp en kwaliteit. Om deze reden kan soms sprake zijn
van kleine tegenstrijdigheden tussen uw motor en de beschrijving ervan in deze handleiding, ook al bevat de handleiding de meest
recente productinformatie ten tijde van publicatie. Als u vragen heeft over deze handleiding, neem dan contact op met uw Yamaha
dealer.
WAARSCHUWING
DWA10030
LEES DEZE HANDLEIDING AANDACHTIG HELEMAAL DOOR VOORDAT U DEZE MOTORFIETS GAAT GEBRUIKEN.
*Product en specificaties kunnen zonder voorafgaande aankondiging worden gewijzigd.
Het Safety Alert symbool betekent ATTENTIE! LET OP! HET GAAT OM UW VEILIGHEID!
Wanneer instructies vermeld in een WAARSCHUWING niet worden opgevolgd, kan dit leiden
tot ernstig of zelfs dodelijk letsel voor de motorrijder, omstanders of degene die de motor-
fiets inspecteert of repareert.
De aanduiding LET OP staat vermeld bij speciale voorzorgsmaatregelen die moeten worden
genomen om schade aan de motorfiets te voorkomen.
De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die procedures kan vergemakkelijken of
verhelderen.
WAARSCHUWING
LET OP:
OPMERKING:
U1B3D3D0.book Page 1 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
BELANGRIJKE INFORMATIE IN DE HANDLEIDING
DAU36390
FZ6-N
HANDLEIDING
©2006 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e uitgave, juli 2006
Alle rechten voorbehouden.
Elke vorm van herdruk of onbevoegd ge-
bruik
zonder schriftelijke toestemming van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Nederland.
U1B3D3D0.book Page 2 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
INHOUDSOPGAVE
VEILIGHEIDSINFORMATIE ..............1-1
BESCHRIJVING ................................2-1
Aanzicht linkerzijde..........................2-1
Aanzicht rechterzijde .......................2-2
Bedieningen en instrumenten..........2-3
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN
EN BEDIENINGEN .............................3-1
Startblokkeersysteem .....................3-1
Contactslot/stuurslot .......................3-2
Controle- en
waarschuwingslampjes ...............3-3
LCD-toerenteller .............................3-5
Multifunctioneel display ..................3-5
Antidiefstal-alarmsysteem (optie) ...3-9
Stuurschakelaars ............................3-9
Koppelingshendel .........................3-11
Schakelpedaal ..............................3-11
Remhendel ...................................3-11
Rempedaal ...................................3-12
Tankdop ........................................3-12
Brandstof ......................................3-13
Tankbeluchtingsslang ...................3-14
Uitlaatkatalysator ..........................3-14
Zadel .............................................3-14
Helmbevestiging ...........................3-15
Opbergcompartiment ....................3-15
Afstellen van de
schokdemperunit .......................3-16
Zijstandaard ..................................3-17
Startspersysteem ......................... 3-17
CONTROLES VOOR HET
STARTEN........................................... 4-1
Controlelijst voor gebruik ................ 4-2
GEBRUIK EN BELANGRIJKE
RIJ-INFORMATIE ..............................5-1
Starten van de motor ...................... 5-1
Schakelen ...................................... 5-2
Tips voor een zuinig
brandstofverbruik ........................5-3
Inrijperiode ..................................... 5-3
Parkeren .........................................5-4
PERIODIEK ONDERHOUD EN
KLEINERE REPARATIES ................. 6-1
Boordgereedschapsset .................. 6-1
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema ....................6-2
Het framepaneel verwijderen en
aanbrengen ................................. 6-6
Controleren van de bougies ........... 6-6
Motorolie en oliefilterpatroon .......... 6-7
Koelvloeistof ................................. 6-10
Het luchtfilterelement
vervangen ................................. 6-13
Afstellen van het stationair
toerental .................................... 6-15
Controleren van de vrije slag
gaskabel ...................................6-15
Klepspeling .................................. 6-16
Banden ........................................ 6-16
Gietwielen .................................... 6-19
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen .................................... 6-19
Remlichtschakelaar ..................... 6-20
Controleren van voor- en
achterremblokken ..................... 6-20
Controleren van
remvloeistofniveau ................... 6-21
Verversen van remvloeistof ......... 6-22
Spanning aandrijfketting .............. 6-22
Reinigen en smeren van de
aandrijfketting ........................... 6-23
Controleren en smeren van
kabels ....................................... 6-24
Controleren en smeren van
gasgreep en gaskabel .............. 6-24
Controleren en smeren van
rem- en schakelpedalen ........... 6-25
Controleren en smeren van
rem- en koppelingshendels ...... 6-25
Controleren en smeren van
zijstandaard .............................. 6-26
De achterbrugscharnierpunten
smeren ..................................... 6-26
Voorvork controleren ................... 6-26
Controle van stuursysteem .......... 6-27
Controleren van wiellagers .......... 6-27
Accu ............................................. 6-28
Zekeringen vervangen ................. 6-29
U1B3D3D0.book Page 1 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
INHOUDSOPGAVE
Koplampgloeilamp vervangen ......6-30
Gloeilamp in remlicht/achterlicht
vervangen .................................6-31
Gloeilamp in richtingaanwijzer
vervangen .................................6-32
Gloeilamp in kentekenverlichting
vervangen .................................6-32
Parkeerlichtgloeilamp
vervangen .................................6-33
Ondersteunen van de
motorfiets ..................................6-33
Voorwiel ........................................6-34
Achterwiel .....................................6-35
Problemen oplossen .....................6-36
Storingzoekschemas ...................6-37
VERZORGING EN STALLING VAN
DE MOTORFIETS ..............................7-1
Matkleur, let op ...............................7-1
Verzorging ......................................7-1
Stalling ............................................7-3
SPECIFICATIES ................................8-1
GEBRUIKERSINFORMATIE..............9-1
Identificatienummers ......................9-1
U1B3D3D0.book Page 2 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
1-1
1
VEILIGHEIDSINFORMATIE
DAU10281
MOTORFIETSEN ZIJN TWEEWIELIGE
VOERTUIGEN. HUN VEILIG GEBRUIK EN
WERKING ZIJN AFHANKELIJK VAN JUIS-
TE RIJTECHNIEKEN EN VAN DE DES-
KUNDIGHEID VAN DE BESTUURDER.
ELKE BESTUURDER MOET BEKEND
ZIJN MET DE VOLGENDE VEREISTEN
ALVORENS MET DEZE MOTOR TE
GAAN RIJDEN.
HIJ OF ZIJ MOET:
DOOR EEN COMPETENTE INFOR-
MATIEBRON GRONDIG ZIJN INGE-
LICHT OVER ALLE ASPECTEN VAN
HET MOTORRIJDEN.
ZICH HOUDEN AAN DE WAAR-
SCHUWINGEN EN ONDERHOUD-
SEISEN VERMELD IN DE
GEBRUIKERSHANDLEIDING.
GRONDIG GETRAIND ZIJN IN VEILI-
GE EN CORRECTE RIJTECHNIE-
KEN.
GEBRUIKMAKEN VAN PROFESSIO-
NELE TECHNISCHE SERVICE, ZO-
ALS AANGEGEVEN IN DE
GEBRUIKERSHANDLEIDING EN/OF
WANNEER DE MECHANISCHE
CONDITIES DIT VEREISEN.
Veilig rijden
Controleer de machine altijd voor u
gaat rijden. Een zorgvuldige controle
kan een ongeval helpen voorkomen.
Deze motorfiets is gebouwd voor het
vervoer van de bestuurder plus een
passagier.
Het niet opmerken en herkennen van
motorfietsen door andere weggebrui-
kers vormt de belangrijkste oorzaak
van auto-/motorongevallen. Vaak wor-
den ongevallen veroorzaakt doordat
een autobestuurder de motor niet
heeft gezien. Zorg dat u opvalt, dat
blijkt het meest effectief om het risico
op een dergelijk type ongeval te ver-
minderen.
Dus:
Draag een jack in felle kleuren.
Wees extra voorzichtig bij het nade-
ren en passeren van kruisingen,
daar doen ongelukken met motor-
fietsen zich namelijk het meest
voor.
Ga daar rijden waar andere wegge-
bruikers u kunnen zien. Ga niet rij-
den in de dode zichthoek van een
andere weggebruiker.
Bij veel ongevallen zijn onervaren be-
stuurders betrokken. Veelal zijn be-
stuurders die bij een ongeval
betrokken waren zelfs niet in het bezit
van een geldig motorrijbewijs.
Zorg dat u bekwaam bent om te rij-
den en leen uw motorfiets alleen uit
aan ervaren motorrijders.
Weet wat u wel en niet aankunt.
Door rekening te houden met uw
beperkingen helpt u ongelukken
voorkomen.
We raden aan om het motorrijden te
oefenen op plekken waar geen ver-
keer is, totdat u grondig bekend
bent met de motor en zijn bedie-
ning.
Ongelukken worden vaak veroorzaakt
door een fout van de motorbestuurder.
Veel bestuurders houden bij het in-
gaan van een bocht een TE HOGE
RIJSNELHEID aan of rijden te lang
rechtop (onvoldoende schuinliggen bij
de bewuste rijsnelheid), zodat de
bocht dan te wijd wordt genomen.
Neem altijd de maximum snelheid in
acht en rijd nooit sneller dan de
wegcondities en het verkeer toe-
staan.
U1B3D3D0.book Page 1 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-2
1
Geef altijd richting aan voordat u af-
slaat of van rijstrook wisselt. Zorg
dat andere weggebruikers u kunnen
zien.
De zithouding van de bestuurder en de
passagier is belangrijk voor een goede
besturing.
De bestuurder moet tijdens het rij-
den beide handen aan het stuur
houden en beide voeten op de be-
stuurdersvoetsteunen, om zo de
macht over het stuur te behouden.
De passagier hoort steeds de be-
stuurder, de zadelband of de hand-
greep, indien aanwezig, met beide
handen vast te houden en beide
voeten op de passagiersvoetsteu-
nen te houden.
Neem nooit een passagier mee die
niet in staat is om beide voeten ste-
vig op de passagiersvoetsteunen te
zetten.
Rijd nooit onder invloed van alcohol of
andere drugs.
Deze motorfiets is uitsluitend ontwor-
pen voor gebruik op verharde wegen.
De machine is niet bedoeld voor off-
road gebruik.
Beschermende kleding
Motorongelukken met dodelijke afloop be-
treffen meestal hoofdletsel. Het dragen van
een helm is de belangrijkste factor bij het
voorkomen of reduceren van hoofdletsel.
Draag altijd een goedgekeurde helm.
Draag ook een gezichtskap of een vei-
ligheidsbril. Zonder oogbescherming
kan uw zicht door de rijwind verslech-
teren, waardoor u gevaren mogelijk te
laat opmerkt.
Door een jack, stevige schoenen, een
lange broek, handschoenen e.d. te
dragen verkleint u de kans op schaaf-
wonden of ontvellingen.
Draag nooit loszittende kleding, deze
kan blijven haken aan bedienings-
handgrepen of door de wielen worden
gegrepen en zo een ongeval of letsel
veroorzaken.
Raak nooit de motor of het uitlaatsys-
teem aan terwijl de motor draait. Deze
onderdelen worden zeer heet en kun-
nen zo brandwonden veroorzaken.
Draag altijd beschermende kleding die
uw benen, enkels en voeten bedekt.
De hierboven vermelde voorzorgs-
maatregelen gelden ook voor passa-
giers.
Technische wijzigingen
Door het aanbrengen van technische wijzi-
gingen die niet door Yamaha zijn goedge-
keurd, of door originele onderdelen te
verwijderen, kan deze motor onveilig wor-
den in het gebruik en ernstig persoonlijk let-
sel veroorzaken. Door dergelijke
wijzigingen kan het gebruik van uw motor
ook onwettig worden.
Bagage en accessoires
Het monteren van accessoires of het ver-
voer van bagage kan een negatief effect
hebben op de rijstabiliteit en het weggedrag
als hierdoor de gewichtsverdeling van de
motor verandert. Wees uiterst voorzichtig
bij het monteren van accessoires of het be-
laden van uw motor, om zo mogelijke onge-
vallen te vermijden. Pas extra op wanneer u
op een motor rijdt die beladen is of waaraan
accessoires zijn gemonteerd. Hier volgen
enkele algemene richtlijnen bij het beladen
van de motor of het monteren van accessoi-
res:
Beladen
Het totale gewicht van de bestuurder, pas-
sagier, accessoires en bagage mag de
maximale gewichtslimiet niet overschrijden.
Maximale belasting:
196 kg (432 lb)
U1B3D3D0.book Page 2 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-3
1
Let op het volgende wanneer u tot deze ge-
wichtslimiet belaadt:
Het zwaartepunt van bagage en ac-
cessoires moet zo laag mogelijk liggen
en zo dicht mogelijk bij de motor. Zorg
dat het gewicht zo gelijkmatig mogelijk
over beide zijden van de motor wordt
verdeeld, om zo onbalans of instabili-
teit te beperken.
Als gewicht gaat schuiven kan zich
een plotselinge onbalans voordoen.
Controleer voordat u gaat rijden of ac-
cessoires en bagage stevig aan de
motor zijn bevestigd. Controleer de be-
vestigingspunten voor accessoires en
bagage regelmatig.
Bevestig nooit omvangrijke of zware
goederen aan het stuur, de voorvork of
het voorwielspatbord. Dergelijke voor-
werpen, inclusief bagage als slaap-
zakken, plunjezakken of tenten,
kunnen een instabiel weggedrag of
een te trage reactie op het stuur ver-
oorzaken.
Accessoires
Originele Yamaha accessoires werden spe-
ciaal ontworpen voor montage aan deze
motor. Yamaha is niet in staat om alle ove-
rige leverbare accessoires te testen. U bent
dus zelf verantwoordelijk voor de juiste keu-
ze, installatie en gebruik van niet-Yamaha
accessoires. Wees zorgvuldig bij de keuze
en installatie van accessoires.
Volg bij de montage van accessoires de on-
derstaande richtlijnen en die vermeld onder
het kopje Beladen.
Monteer nooit accessoires en vervoer
nooit bagage als deze een nadelige in-
vloed hebben op de prestaties van uw
motor. Inspecteer het accessoire zorg-
vuldig alvorens het te gebruiken, om
zeker te zijn dat het de grondspeling of
de hellinghoek op geen enkele manier
vermindert, de veerweg, de stuuruit-
slag of de bediening beperkt of lampen
of reflectors afdekt.
Accessoires die aan of nabij het
stuur of de voorvork zijn gemon-
teerd zullen mogelijk instabiliteit ver-
oorzaken door een foutieve
gewichtsverdeling of door aërody-
namische effecten. Accessoires
aan het stuur of nabij de voorvork
moeten zo licht mogelijk zijn en tot
een minimum worden beperkt.
Omvangrijke accessoires kunnen
door hun aërodynamisch effect van
invloed zijn op de rijstabiliteit van de
motor. De motor kan door rijwind
worden opgetild of bij zijwind insta-
biel worden. Zulke accessoires kun-
nen ook instabiliteit veroorzaken
terwijl u grote voertuigen inhaalt of
door deze wordt ingehaald.
Sommige accessoires noodzaken
de bestuurder om een andere dan
de normale zitpositie in te nemen.
Zon verkeerde zitpositie beperkt de
bewegingsvrijheid van de bestuur-
der en kan een comfortabele bedie-
ning hinderen, zodat we dergelijke
accessoires sterk afraden.
Wees voorzichtig bij het aanbrengen
van elektrische accessoires. Als elek-
trische accessoires de capaciteit van
het elektrisch systeem van de motor-
fiets te boven gaan, kan zich een ge-
vaarlijke elektrische storing voordoen
waardoor de verlichting of de motor
uitvalt.
Benzine en uitlaatgassen
BENZINE IS ZEER GEMAKKELIJK
ONTVLAMBAAR:
Zet de motor altijd af als u benzine
tankt.
Pas op en mors tijdens het tanken
geen benzine op de motor of op het
uitlaatsysteem.
Tank niet terwijl u rookt of in de na-
bijheid bent van open vuur.
U1B3D3D0.book Page 3 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
VEILIGHEIDSINFORMATIE
1-4
1
Start de motor nooit in een afgesloten
ruimte en laat hem dan niet draaien.
De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
al heel snel bewusteloosheid of dode-
lijk letsel veroorzaken. Start de motor
alleen in de open lucht of in een ruimte
die voldoende ventilatie heeft.
Zet de motor altijd uit voordat u de mo-
torfiets onbeheerd achterlaat en neem
de sleutel uit het contactslot. Let op het
volgende als u de motor gaat parke-
ren:
De motor en het uitlaatsysteem kun-
nen heet zijn, parkeer de motorfiets
daarom op een plek waar voetgan-
gers en kinderen hier geen last van
hebben.
Parkeer de motor niet op een helling
of op een zachte ondergrond, om
omvallen te voorkomen.
Parkeer de motor niet nabij een
brandend toestel (bijv. een petro-
leumkachel) of bij open vuur, hij zou
zo vlam kunnen vatten.
Als u de motor in een ander voertuig
vervoert, zorg dan dat deze rechtop
staat. Als de motor schuin staat, kan er
benzine uit de brandstoftank stromen.
Roep onmiddellijk medische hulp in
als u benzine heeft ingeslikt, veel ben-
zinedamp heeft ingeademd of benzine
in uw ogen is terechtgekomen. Morst u
benzine op uw huid of kleding, spoel
de bewuste plek dan direct met zeep-
water en trek andere kleding aan.
U1B3D3D0.book Page 4 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
BESCHRIJVING
2-1
2
DAU10410
Aanzicht linkerzijde
1. Hoofdzekering (pagina 6-29)
2. Accu (pagina 6-28)
3. Luchtfilterelement (pagina 6-13)
4. Stationair stelschroef (pagina 6-15)
5. Stelring voor veervoorspanning schokdemperunit (pagina 3-16)
6. Boordgereedschapsset (pagina 6-1)
7. Opbergcompartiment (pagina 3-15)
8. Schakelpedaal (pagina 3-11)
9. Olieaftapplug (pagina 6-7)
10.Oliefilterpatroon (pagina 6-7)
U1B3D3D0.book Page 1 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
BESCHRIJVING
2-2
2
DAU10420
Aanzicht rechterzijde
1. Zekeringenkastje (pagina 6-29)
2. Vloeistofreservoir achterrem (pagina 6-21)
3. Olievuldop (pagina 6-7)
4. Vloeistofreservoir voorrem (pagina 6-21)
5. Radiatorvuldop (pagina 6-10)
6. Koelvloeistofreservoir (pagina 6-10)
7. Peilstok (pagina 6-7)
8. Rempedaal (pagina 3-12)
U1B3D3D0.book Page 2 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
BESCHRIJVING
2-3
2
DAU10430
Bedieningen en instrumenten
1. Koppelingshendel (pagina 3-11)
2. Schakelaargroep linkerstuurzijde (pagina 3-9)
3. LCD-toerenteller (pagina 3-5)
4. Multifunctioneel display (pagina 3-5)
5. Schakelaargroep rechterstuurzijde (pagina 3-9)
6. Remhendel (pagina 3-11)
7. Gasgreep (pagina 6-15)
8. Contactslot/stuurslot (pagina 3-2)
U1B3D3D0.book Page 3 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-1
3
DAU10972
Startblokkeersysteem
Dit voertuig is voorzien van een startblok-
keersysteem waarmee diefstal kan worden
bemoeilijkt door de codering van de stan-
daardsleutels te wijzigen. Het systeem be-
staat uit de volgende onderdelen:
een codeersleutel (met een rood bo-
vendeel)
twee standaardsleutels (met een zwart
bovendeel) die opnieuw kunnen wor-
den gecodeerd
een transponder (die is geïntegreerd in
de codeersleutel)
een startblokkeereenheid
een ECU
een controlelampje van het startblok-
keersysteem (Zie pagina 3-3.)
De sleutel met het rode bovendeel wordt
gebruikt om de twee standaardsleutels te
coderen. Het wijzigen van de codes is een
ingewikkelde procedure. Breng het voertuig
daarom met alle drie sleutels naar een
Yamaha dealer om deze opnieuw te laten
coderen. Gebruik de sleutel met het rode
bovendeel niet om met het voertuig te rij-
den. Deze sleutel dient uitsluitend te wor-
den gebruikt voor het opnieuw coderen van
de standaardsleutels. Gebruik altijd een
standaardsleutel om met het voertuig te rij-
den.
LET OP:
DCA11820
BEWAAR DE CODEERSLEUTEL
ZORGVULDIG! NEEM ONMIDDEL-
LIJK CONTACT OP MET UW
DEALER ALS DE SLEUTEL VERLO-
REN RAAKT! Als de codeersleutel
verloren raakt, is het niet meer mo-
gelijk om de standaardsleutels op-
nieuw te coderen. De
standaardsleutels kunnen nog
steeds worden gebruikt om het
voertuig te starten, maar wanneer
de codeersleutel vereist is (bijvoor-
beeld als er een nieuwe standaards-
leutel wordt gemaakt of alle sleutels
verloren zijn geraakt) moet het vol-
ledige startblokkeersysteem wor-
den vervangen. Het is daarom aan
te bevelen een van de twee stan-
daardsleutels te gebruiken en de
codeersleutel te bewaren op een
veilige plaats.
Dompel de sleutels niet onder in
water.
Stel de sleutels niet bloot aan ex-
treem hoge temperaturen.
Houd de sleutels uit de buurt van
magneten (inclusief, maar niet uit-
sluitend, producten zoals luidspre-
kers etc.).
Plaats geen zware voorwerpen op
de sleutels.
Probeer niet de sleutels te slijpen of
de vorm ervan te veranderen.
Probeer niet het kunststof boven-
deel van de sleutels open te maken.
Bevestig niet meer dan één sleutel
van hetzelfde startblokkersysteem
aan een sleutelring.
Houd de standaardsleutels en sleu-
tels van andere startblokkeersyste-
men uit de buurt van de
codeersleutel van dit voertuig.
Houd sleutels van andere startblok-
keersystemen uit de buurt van het
contactslot, deze kunnen signaal-
storing veroorzaken.
1. Codeersleutel (rood bovendeel)
2. Standaardsleutels (zwart bovendeel)
U1B3D3D0.book Page 1 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-2
3
DAU10471
Contactslot/stuurslot
Via het contactslot/stuurslot worden het ont-
stekingssysteem en de verlichtingssyste-
men bediend en wordt het stuur
vergrendeld.
OPMERKING:
Gebruik de standaardsleutel (zwart boven-
deel) voor het normale gebruik van het
voertuig. Bewaar de codeersleutel (rood bo-
vendeel) op een veilige plaats om verlies te
voorkomen en gebruik de sleutel uitsluitend
voor het opnieuw coderen van de stan-
daardsleutels.
DAU38530
ON
Alle elektrische circuits worden voorzien
van stroom; de instrumentenverlichting, het
achterlicht, de kentekenverlichting en het
parkeerlicht gaan branden en de motor kan
worden gestart. De sleutel kan niet worden
uitgenomen.
OPMERKING:
De koplamp gaat automatisch branden als
de motor wordt gestart en blijft aan totdat de
sleutel naar OFF wordt gedraaid, zelfs als
de motor afslaat.
DAU10660
OFF
Alle elektrische systemen zijn uitgescha-
keld. De sleutel kan worden uitgenomen.
DAU10680
LOCK
Het stuur is vergrendeld en alle elektrische
systemen zijn uitgeschakeld. De sleutel kan
worden uitgenomen.
Om het stuur te vergrendelen
1. Draai het stuur helemaal naar links.
2. Druk de sleutel in de OFF-stand in en
draai hem dan naar de LOCK-stand.
Houd de sleutel hierbij ingedrukt.
3. Neem de sleutel uit.
1. Drukken.
2. Draaien.
U1B3D3D0.book Page 2 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-3
3
Om het stuur te ontgrendelen
Druk de sleutel in en draai hem dan naar
OFF terwijl de sleutel ingedrukt wordt ge-
houden.
WAARSCHUWING
DWA10060
Draai de contactsleutel nooit naar OFF
of naar LOCK terwijl de machine rijdt;
elektrische systemen worden dan afge-
schakeld en mogelijk zult u zo de macht
over het stuur verliezen of een ongeval
veroorzaken. Zorg altijd dat de machine
stilstaat voordat u de sleutel naar OFF
of naar LOCK draait.
DAU34341
(Parkeren)
Het stuur is vergrendeld en het achterlicht,
de kentekenverlichting en het parkeerlicht
branden. De alarmverlichting en richtin-
gaanwijzers kunnen worden ingeschakeld,
maar alle andere elektrische systemen zijn
uit. De sleutel kan worden uitgenomen.
Het stuur moet zijn vergrendeld om de sleu-
tel naar “” te kunnen draaien.
LET OP:
DCA11020
Gebruik de parkeerstand niet gedurende
langere tijd, anders kan de accu ontla-
den raken.
DAU11003
Controle- en waarschuwings-
lampjes
DAU11030
Controlelampjes richtingaanwijzers
“” en “”
Het bijbehorende controlelampje knippert
terwijl de schakelaar voor richtingaanwij-
zers naar de linker- of rechterstand is ge-
drukt.
1. Drukken.
2. Draaien.
1. Waarschuwingslampje olieniveau “”
2. Waarschuwingslampje motorstoring “”
3. Vrijstandcontrolelampje “”
4. Controlelampje grootlicht “”
5. Controlelampje startblokkering “”
6. Controlelampjes richtingaanwijzers “” en
“”
U1B3D3D0.book Page 3 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-4
3
DAU11060
Vrijstandcontrolelampje “”
Dit controlelampje brandt terwijl de versnel-
lingsbak in de vrijstand staat.
DAU11080
Controlelampje grootlicht “”
Dit controlelampje brandt terwijl de koplamp
is ingeschakeld voor grootlicht.
DAU11250
Waarschuwingslampje olieniveau “”
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het motorolieniveau laag is.
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar ON te draaien.
Als het waarschuwingslampje niet een paar
seconden lang oplicht en dan dooft, vraag
dan een Yamaha dealer om het elektrisch
circuit te testen.
OPMERKING:
Bij een voldoende hoog olieniveau kan
het waarschuwingslampje soms toch
knipperen bij rijden op een helling of bij
plotseling afremmen of optrekken, er is
dan echter geen sprake van een sto-
ring.
Dit model is ook uitgerust met een zelf-
diagnosesysteem voor het circuit van
het waarschuwingslampje olieniveau.
Als het waarschuwingslampje olieni-
veau defect is, wordt de volgende cy-
clus herhaald totdat de storing is
opgeheven: Het waarschuwings-
lampje olieniveau knippert tien keer en
dooft dan gedurende 2.5 seconde. Als
dit zich voordoet, vraag dan een
Yamaha dealer de machine te contro-
leren.
DAU11530
Waarschuwingslampje motorstoring
“”
Dit waarschuwingslampje gaat branden of
knippert wanneer een elektrisch circuit dat
de motorwerking controleert defect is.
Vraag in dat geval een Yamaha dealer het
zelfdiagnosesysteem te controleren. (Zie
pagina 3-5 voor uitleg over de werking van
het zelfdiagnosesysteem.)
Het elektrisch circuit voor het waarschu-
wingslampje controleert u door de sleutel
naar ON te draaien. Als het waarschu-
wingslampje niet een paar seconden lang
oplicht en dan dooft, vraag dan een
Yamaha dealer om het elektrisch circuit te
testen.
DAU26873
Controlelampje startblokkering “”
Het elektrisch circuit voor het controlelamp-
je controleert u door de sleutel naar ON te
draaien.
Als het controlelampje niet een paar secon-
den lang oplicht en dan dooft, vraag dan
een Yamaha dealer om het elektrisch circuit
te testen.
Als de sleutel naar OFF wordt gedraaid,
begint het controlelampje na 30 seconden
te knipperen om aan te geven dat het start-
blokkeersysteem is ingeschakeld. Het con-
trolelampje stopt na 24 uur met knipperen,
maar het startblokkeersysteem blijft inge-
schakeld.
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem. (Zie pagina 3-5 voor uitleg over de
werking van het zelfdiagnosesysteem.)
U1B3D3D0.book Page 4 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
DAU32922
LCD-toerenteller
Met de LCD-toerenteller kan de motorrijder
het motortoerental controleren en dit binnen
het ideale bereik houden.
Als de contactsleutel naar ON wordt ge-
draaid, verschijnen alle segmenten over het
hele toerentalbereik een voor een op het
display van de LCD-toerenteller en verdwij-
nen daarna weer om het elektrisch circuit te
testen.
OPMERKING:
Het eerste segment van de toerenteller
knippert tijdens het stationair draaien of rij-
den, totdat de koelvloeistoftemperatuur 60
°C (140 °F) heeft bereikt. Dit duidt dus niet
op een storing.
LET OP:
DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de toe-
renteller in de rode zone wijst.
Rode zone: 14000 tpm en hoger
DAU32978
Multifunctioneel display
WAARSCHUWING
DWA12311
Zorg dat de machine stilstaat, voordat u
wijzigingen in de instellingen van het
multifunctionele display gaat aanbren-
gen.
Het multifunctionele display toont de vol-
gende voorzieningen:
een snelheidsmeter (die de actuele rij-
snelheid aangeeft)
1. LCD-toerenteller
2. Rode zone toerenteller
1. Snelheidsmeter
2. Brandstofniveaumeter
3. Temperatuurmeter koelvloeistof
4. SELECT-toets
5. RESET-toets
6. Klokweergave/weergave luchtaanzuigtempe-
ratuur
7. Kilometerteller/rittellers/ritteller brandstofre-
serve/digitale toerenteller
U1B3D3D0.book Page 5 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
3
twee toerentellers, één met LCD-
weergave en één met digitale weerga-
ve (die het aantal tpm van de motor
aangeven)
een kilometerteller (die de totale afge-
legde afstand toont)
twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers het
laatst werden teruggesteld op nul)
een ritteller voor brandstofreserve (die
de afgelegde afstand aangeeft sinds
het onderste segment van de brand-
stofniveaumeter begon te knipperen)
een klok
een weergave luchtaanzuigtempera-
tuur
een brandstofniveaumeter
een temperatuurmeter koelvloeistof
een voorziening voor zelfdiagnose
OPMERKING:
Vergeet niet de sleutel naar ON te
draaien voordat u de toetsen SE-
LECT en RESET gebruikt.
Alleen voor Groot-Brittannië: Om te
wisselen tussen de kilometer- en mij-
lenweergave van de snelheidsmeter
en de kilometerteller/ritteller drukt u de
toets SELECT minstens twee secon-
den in.
Kilometerteller-, ritteller- en digitale toe-
rentellerweergaven
Door op de toets SELECT te drukken wis-
selt de weergave volgens onderstaande
volgorde tussen de kilometertellermodus
ODO en de rittellermodi TRIP 1 en TRIP
2 (TRIP F) en de toerenteller E:
ODO TRIP 1 TRIP 2 (TRIP F) E
ODO
Als de hoeveelheid brandstof in de brand-
stoftank afneemt tot 3.6 L (0.95 US gal)
(0.79 Imp.gal), begint het onderste segment
van de brandstofniveaumeter te knipperen
en wisselt de kilometertellerweergave auto-
matisch naar de brandstofreserve-ritteller-
modus TRIP F, waarop de afgelegde
afstand vanaf dat punt wordt aangegeven.
In dat geval wordt door het indrukken van
de toets SELECT in de onderstaande
volgorde gewisseld tussen de diverse weer-
gaven van rittellers en kilometerteller:
TRIP F E ODO TRIP 1 TRIP 2
TRIP F
Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door op de toets SELECT
te drukken en dan de toets RESET min-
stens 1 seconde lang ingedrukt te houden.
Wanneer u de brandstofreserve-ritteller niet
zelf met de hand op nul terugstelt, wordt
deze automatisch teruggesteld zodra na het
tanken 5 km (3 mi) is gereden en verschijnt
de vorige weergavemodus weer.
Klokweergave
1. Kilometerteller/rittellers/ritteller brandstofre-
serve/digitale toerenteller
1. Klok
U1B3D3D0.book Page 6 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
Stel de weergave eerst in op de kilometer-
teller- of toerentellermodus en druk dan
minstens twee seconden lang op de RES-
ET-toets om van de weergave luchtaan-
zuigtemperatuur naar de klok te wisselen.
O
PMERKIN
G
:
De klok wordt automatisch weergegeven
als de sleutel naar OFF wordt gedraaid.
De klok op tijd zetten:
1. Houd de toetsen SELECT en RES-
ET tegelijkertijd minstens twee secon-
den lang ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te knippe-
ren, drukt u op de toets RESET om
de uren in te stellen.
3. Druk op de toets SELECT en de mi-
nutenaanduiding zal gaan knipperen.
4. Druk op de toets RESET om de mi-
nuten in te stellen.
5. Druk op de toets SELECT en laat
deze dan los om de klok te starten.
Luchtaanzuigtemperatuurmodus
Afhankelijk van de staat van de motor kan
de weergegeven temperatuur verschillen
van de buitentemperatuur. Stel de weerga-
ve eerst in op de kilometerteller- of toeren-
tellermodus en druk dan minstens twee
seconden lang op de RESET-toets om de
klok te wijzigen naar de luchtaanzuigtempe-
ratuurmodus.
Brandstofniveaumeter
Als de contactsleutel op ON staat, geeft de
brandstofniveaumeter de hoeveelheid
brandstof in de brandstoftank aan. Als de
contactsleutel naar ON wordt gedraaid,
verschijnen alle segmenten van de brand-
stofniveaumeter een voor een op het dis-
play om het elektrisch circuit te testen.
Daarna verdwijnen ze weer. De displayseg-
menten van de brandstofniveaumeter ver-
dwijnen richting E (leeg) naarmate het
brandstofniveau verder daalt. Wanneer er
nog maar één segment naast E (leeg) is
overgebleven, moet zo snel mogelijk brand-
stof worden bijgevuld.
OPMERKING:
Deze brandstofniveaumeter is voorzien van
een zelfdiagnosesysteem. Als het elektrisch
circuit defect is, wordt de volgende cyclus
1. Weergave luchtaanzuigtemperatuur 1. Brandstofniveaumeter
U1B3D3D0.book Page 7 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
3
herhaald totdat de storing is opgeheven: de
displaysegmenten, behalve F (vol) en E
(leeg), knipperen acht keer en doven dan 3
seconden lang. Vraag in dat geval een
Yamaha dealer het elektrisch circuit te tes-
ten.
Temperatuurmeter koelvloeistof
Met de contactsleutel in de stand ON geeft
de temperatuurmeter koelvloeistof de tem-
peratuur van de koelvloeistof aan. Als de
contactsleutel naar ON wordt gedraaid,
verschijnen alle segmenten van de tempe-
ratuurmeter koelvloeistof een voor een op
het display en verdwijnen daarna weer om
het elektrisch circuit te testen. De koelvloei-
stoftemperatuur is afhankelijk van de
weersomstandigheden en de motorbelas-
ting. Als het bovenste segment knippert,
stop de machine dan en laat de motor af-
koelen. (Zie pagina 6-37.)
OPMERKING:
Deze temperatuurmeter voor koelvloeistof
is voorzien van een zelfdiagnosesysteem.
Als het elektrisch circuit defect is, wordt de
volgende cyclus herhaald totdat de storing
is opgeheven: de displaysegmenten, behal-
ve H (hoog) en L (laag), knipperen acht
keer en doven dan 3 seconden lang. Vraag
in dat geval een Yamaha dealer het elek-
trisch circuit te testen.
LET OP:
DCA10020
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.
Zelfdiagnosesystemen
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Als een van deze circuits uitvalt, gaat het
waarschuwingslampje voor motorstoring
branden en toont het multifunctionele dis-
play een foutcode van 2 cijfers (bijv. 12, 13,
14).
Dit model is ook uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor het startblokkeersys-
teem.
Als een van de circuits van het startblok-
keersysteem uitvalt, gaat het controlelamp-
je startblokkering knipperen en toont het
multifunctionele display een foutcode van 2
cijfers (bijv. 51, 52, 53).
O
PMERKIN
G
:
Als het multifunctionele display foutcode 52
toont (alle segmenten van de temperatuur-
meter koelvloeistof gaan branden met uit-
zondering van het bovenste segment, dat
gaat knipperen), dan kan dit worden veroor-
zaakt door een storing in het transponder-
signaal. Als deze fout zich voordoet,
probeer dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.
1. Temperatuurmeter koelvloeistof
1. Weergave foutcode
U1B3D3D0.book Page 8 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
3
OPMERKING:
Houd andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden ge-
start.
2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeersleu-
tel en beide standaardsleutels naar
een Yamaha dealer en laat de stan-
daardsleutels opnieuw coderen.
Noteer zon foutcode als die op het multi-
functionele display staat aangegeven en
vraag een Yamaha dealer het voertuig te
controleren.
LET OP:
DCA11590
Wanneer het display een foutcode aan-
geeft, moet de machine zo spoedig mo-
gelijk worden gecontroleerd om
motorschade te voorkomen.
DAU12331
Antidiefstal-alarmsysteem (op-
tie)
Dit model kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidief-
stal-alarmsysteem. Neem contact op met
een Yamaha dealer voor nadere informatie.
DAU12347
Stuurschakelaars
Links
Rechts
1. Lichtsignaalschakelaar “”
2. Dimlichtschakelaar /
3. Richtingaanwijzerschakelaar /
4. Claxonschakelaar “”
5. Schakelaar alarmverlichting “”
1. Noodstopschakelaar /
2. Startknop “”
U1B3D3D0.book Page 9 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
3
DAU12350
Lichtsignaalschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar /
Zet deze schakelaar op “” voor grootlicht
en op “” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar /
Druk deze schakelaar naar “” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar /
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “”. Zet deze schakelaar op “” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12710
Startknop “”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien.
LET OP:
DCA10050
Zie pagina 5-1 voor startinstructies voor-
dat u de motor start.
DAU41700
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring gaat branden als de sleutel naar ON
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting “”
Met de sleutel in de stand ON of “” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.
LET OP:
DCA10061
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-
den.
U1B3D3D0.book Page 10 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
3
DAU12820
Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-17.)
DAU12870
Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij het
schakelen van de versnellingen van de 6-
traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
DAU26822
Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de rechter-
stuurgreep. Trek de hendel naar het stuur
toe om de voorrem te bekrachtigen.
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor afstelpositie. Om de afstand tussen de
remhendel en de stuurgreep af te stellen,
wordt het stelwiel gedraaid terwijl de hendel
van het stuur vandaan wordt gehouden.
Controleer of het correcte instelpunt op het
stelwiel tegenover het “” merkteken op
de remhendel staat.
1. Koppelingshendel 1. Schakelpedaal
1. Remhendel
2. Stelwiel afstelpositie remhendel
3. “”-merkteken
4. Afstand tussen remhendel en stuurgreep
U1B3D3D0.book Page 11 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-12
3
DAU12941
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU13070
Tankdop
Openen van de tankdop
Open het slotplaatje op de tankdop, steek
de sleutel in het slot en draai hem dan een
kwartslag rechtsom. Het slot wordt ontgren-
deld en de tankdop kan worden verwijderd.
Sluiten van de tankdop
1. Druk de tankdop in positie met de sleu-
tel in het slot.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie, neem hem uit en
sluit dan het slotplaatje.
OPMERKING:
De tankdop kan alleen worden gesloten met
de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de
tankdop niet correct gesloten en vergren-
deld is.
WAARSCHUWING
DWA11090
Controleer voor u gaat rijden of de
tankdop correct is afgesloten.
1. Rempedaal 1. Slotplaatje tankdop
2. Ontgrendelen.
U1B3D3D0.book Page 12 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
3
DAU13220
Brandstof
Controleer of voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is. Steek om te tan-
ken het mondstuk van de pompslang in de
vulopening van de brandstoftank en vul tot
onderaan de vulpijp, zoals getoond in de af-
beelding.
WAARSCHUWING
DWA10880
Overvul de brandstoftank niet, an-
ders zal benzine uitstromen zodra
deze warm wordt en uitzet.
Mors geen brandstof op een heet
motorblok.
LET OP:
DCA10070
Veeg gemorste brandstof direct af met
een schone, droge en zachte doek, de
brandstof kan immers schade toebren-
gen aan de lak of aan kunststof onderde-
len.
DAU13320
LET OP:
DCA11400
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt ern-
stige schade aan inwendige motoron-
derdelen als kleppen en zuigerveren en
ook aan het uitlaatsysteem.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van RON 91 of hoger. Als
de motor gaat detoneren (pingelen), ge-
bruik dan benzine van een ander merk of
gebruik loodvrije superbenzine. Door lood-
vrije benzine te gebruiken gaan bougies
langer mee en blijven de onderhoudskosten
beperkt.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Brandstofniveau
Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND NORMALE LOOD-
VRIJE BENZINE
Inhoud brandstoftank:
19.4 L (5.13 US gal) (4.27 Imp.gal)
Brandstofreserve:
3.6 L (0.95 US gal) (0.79 Imp.gal)
U1B3D3D0.book Page 13 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
3
DAU13411
Tankbeluchtingsslang
Alvorens de motorfiets te gebruiken:
Controleer de aansluiting van de tank-
beluchtingsslang.
Controleer de tankbeluchtingsslang op
scheuren of beschadiging en vervang
indien nodig.
Controleer of het uiteinde van de tank-
beluchtingsslang niet verstopt is en
reinig die indien nodig.
DAU13441
Uitlaatkatalysator
Deze machine is uitgerust met uitlaatkataly-
satoren.
WAARSCHUWING
DWA10860
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Controleer of het uit-
laatsysteem is afgekoeld alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voe-
ren.
LET OP:
DCA10700
De volgende voorzorgsmaatregelen
moeten worden genomen om brand of
andere schaderisicos te voorkomen.
Gebruik uitsluitend loodvrije benzi-
ne. Bij gebruik van loodhoudende
benzine zal onherstelbare schade
worden toegebracht aan de uitlaat-
katalysator.
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlamvat.
Laat de motor niet te lang aaneen
stationair draaien.
DAU32980
Zadel
Verwijderen van het zadel
1. Steek de sleutel in het zadelslot en
draai linksom.
2. Houd de sleutel in deze stand vast,
trek het zadel aan de achterzijde om-
hoog en trek dan het zadel los.
Aanbrengen van het zadel
1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde
van het zadel in de zadelbevestiging,
zoals getoond in de afbeelding.
1. Tankbeluchtingsslang
2. Oorspronkelijke positie (verfmerkteken)
1. Zadelslot
2. Ontgrendelen.
U1B3D3D0.book Page 14 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-15
3
2. Druk het zadel aan de achterzijde om-
laag om te vergrendelen.
3. Neem de sleutel uit.
OPMERKING:
Controleer of het zadel stevig is vergrendeld
alvorens te gaan rijden.
DAU14281
Helmbevestiging
Steek de sleutel in het slot en draai deze
dan zoals afgebeeld om de helmbevesti-
ging te openen.
Vergrendel de helmbevestiging door deze
in de oorspronkelijke positie te plaatsen en
dan de sleutel uit te nemen.
WAARSCHUWING
DWA10160
Rijd nooit met een helm bevestigd aan
de helmbevestiging, de helm kan zo
voorwerpen raken waardoor de machine
mogelijk onbestuurbaar wordt en een
ongeval niet uitgesloten is.
DAU14422
Opbergcompartiment
Dit opbergcompartiment is bedoeld voor het
opbergen van een origineel Yamaha
CYCLELOK-slot. (Andere typen sloten pas-
sen mogelijk niet.) Bij het opbergen van een
CYCLELOK-slot in het opbergcomparti-
ment moet dit stevig met de riemen worden
bevestigd. Als het CYCLELOK-slot niet in
het opbergcompartiment is opgeborgen,
maak dan de riemen vast om het niet te ver-
liezen.
WAARSCHUWING
DWA10961
Overschrijd het maximumlaadge-
wicht van 3 kg (7 lb)voor het op-
bergcompartiment niet.
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1. Helmbevestiging
2. Ontgrendelen.
1. Stang CYCLELOK-slot (optie)
2. Yamaha CYCLELOK-slot (extra)
3. Riem
U1B3D3D0.book Page 15 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-16
3
Overschrijd het maximumgewicht
van 196 kg (432 lb) voor het voertuig
niet.
DAU36462
Afstellen van de schokdemperu-
nit
Deze schokdemper is uitgerust met een
stelring voor veervoorspanning.
LET OP:
DCA10100
Probeer nooit een stelmechanisme voor-
bij de maximum- of minimuminstelwaar-
den te verdraaien.
Stel de veervoorspanning als volgt af.
1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-14.)
2. Draai om de veervoorspanning te ver-
hogen en zo de vering stugger te ma-
ken de stelring in de richting (a). Draai
om de veervoorspanning te verlagen
en zo de vering zachter te maken de
stelring in de richting (b).
OPMERKING:
Zet de gewenste inkeping in de stel-
ring tegenover de positie-indicator op
de schokdemper.
Verricht de afstelling met de speciale
sleutel in de boordgereedschapsset.
3. Breng het zadel aan.
WAARSCHUWING
DWA10220
Deze schokdemper is gevuld met stik-
stofgas onder hoge druk. Lees en be-
grijp de volgende informatie alvorens de
schokdemper te gebruiken. De fabrikant
kan niet aansprakelijk worden gesteld
voor schade aan eigendommen of voor
persoonlijk letsel als dit voortvloeit uit
verkeerd gebruik.
Probeer de gascilinder niet te ope-
nen en blijf er verder vanaf.
1. Stelring veervoorspanning
2. Speciale sleutel
3. Positie-indicator
Afstelling veervoorspanning:
Minimum (zacht):
1
Standaard:
3
Maximum (hard):
7
U1B3D3D0.book Page 16 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-17
3
Stel de schokdemper niet bloot aan
open vuur of aan andere hittebron-
nen, anders kan deze door de op-
lopende druk exploderen.
Vervorm of beschadig de gascilin-
der op geen enkele wijze, de dem-
pende werking zal dan
achteruitgaan.
Laat onderhoud aan de schokdem-
per altijd uitvoeren door een
Yamaha dealer.
DAU15301
Zijstandaard
De zijstandaard bevindt zich aan de linker-
zijde van het frame. Trek of druk de zijstan-
daard met uw voet omhoog of omlaag
terwijl u de machine rechtop houdt.
OPMERKING:
De ingebouwde sperschakelaar voor de zij-
standaard maakt deel uit van het startsper-
systeem, dat in bepaalde situaties de
werking van het ontstekingssysteem blok-
keert. (Zie hierna voor een nadere uitleg
over het startspersysteem.)
WAARSCHUWING
DWA10240
Met de machine mag nooit worden gere-
den terwijl de zijstandaard omlaag staat
of niet behoorlijk kan worden opgetrok-
ken (of niet omhoog blijft), anders kan de
zijstandaard de grond raken en zo de be-
stuurder afleiden, waardoor de machine
mogelijk onbestuurbaar wordt. Het
Yamaha startspersysteem is ontworpen
om de bestuurder te helpen bij zijn ver-
antwoordelijkheid de zijstandaard op te
trekken alvorens weg te rijden. Contro-
leer dit systeem daarom regelmatig zo-
als hierna beschreven en laat het
repareren door een Yamaha dealer als
de werking niet naar behoren is.
DAU15311
Startspersysteem
Het startspersysteem (waarvan de
sperschakelaar voor de zijstandaard, de
sperschakelaar voor de koppelingshendel
en de vrijstandschakelaar deel uitmaken)
heeft de volgende functies.
Het verhindert starten wanneer de ver-
snellingsbak in een versnelling ge-
schakeld is en de zijstandaard is
opgeklapt, terwijl de koppelingshendel
niet is ingetrokken.
Het verhindert starten wanneer de ver-
snellingsbak in een versnelling ge-
schakeld is en de koppelingshendel is
ingetrokken, terwijl de zijstandaard
nog omlaag staat.
Het schakelt een draaiende motor uit
wanneer de versnellingsbak in een
versnelling staat en de zijstandaard
omlaag wordt bewogen.
Controleer de werking van het startspersys-
teem regelmatig, hanteer daarbij de volgen-
de werkwijze.
WAARSCHUWING
DWA10250
Als zich een storing voordoet, vraag dan
alvorens te gaan rijden een Yamaha
dealer het systeem te controleren.
U1B3D3D0.book Page 17 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-18
3
Met de motor uit:
1. Beweeg de zijstandaard omlaag.
2. Controleer of de noodstopschakelaar aanstaat.
3. Draai de sleutel naar aan.
4. Schakel de versnellingsbak in de vrijstand.
5. Druk op de startknop.
Start de motor?
Met de motor nog aan:
6. Beweeg de zijstandaard omhoog.
7. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
8. Schakel de versnellingsbak in een versnellingsstand.
9. Beweeg de zijstandaard omlaag.
Slaat de motor af?
Als de motor is afgeslagen:
10. Beweeg de zijstandaard omhoog.
11. Knijp de koppelingshendel in en houd deze vast.
12. Druk op de startknop.
Start de motor?
Het systeem is in orde. De motorfiets mag worden gebruikt.
Deze controle is vooral betrouwbaar als hij
wordt uitgevoerd met een warme motor.
De vrijstandschakelaar is mogelijk defect.
De motorfiets mag niet worden gebruikt
voordat deze is nagekeken door een Yamaha
dealer.
De sperschakelaar van de zijstandaard is
mogelijk defect.
De motorfiets mag niet worden gebruikt
voordat deze is nagekeken door een Yamaha
dealer.
De sperschakelaar van de koppelingshendel is
mogelijk defect.
De motorfiets mag niet worden gebruikt
voordat deze is nagekeken door een Yamaha
dealer.
JA NEE
JA NEE
JA NEE
OPMERKING:
U1B3D3D0.book Page 18 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4-1
4
DAU15591
De eigenaar is verantwoordelijk voor de conditie van zijn voertuig. Vitale onderdelen kunnen bijvoorbeeld bij blootstelling aan weer en wind
vrij snel en onverwachts achteruitgaan, ook als de machine niet wordt gebruikt. Eventuele schade, vloeistoflekkage of het wegvallen van
de bandspanning kan ernstige gevolgen hebben. Het is daarom van belang om voorafgaand aan elke rit een visuele inspectie uit te voeren
en bovendien de volgende punten te controleren.
OPMERKING:
Voordat de machine wordt gebruikt moet telkens een korte algemene controle worden uitgevoerd. Zon inspectie neemt maar weinig tijd
in beslag en de hiermee gegarandeerde veiligheid is die tijd alleszins waard.
WAARSCHUWING
DWA11150
Als een onderdeel uit de Controlelijst voor gebruik niet naar behoren werkt, laat het dan controleren en repareren alvorens de
machine te gebruiken.
U1B3D3D0.book Page 1 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4-2
4
DAU15605
Controlelijst voor gebruik
ITEM CONTROLES PAGINA
Brandstof
Controleer het brandstofniveau in de brandstoftank.
Vul indien nodig brandstof bij.
Controleer de brandstofleiding op lekkage.
3-13
Motorolie
Controleer het olieniveau in de motor.
Vul indien nodig het aanbevolen type olie bij tot aan het voorgeschreven niveau.
Controleer de machine op olielekkage.
6-7
Koelvloeistof
Controleer het koelvloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig de aanbevolen koelvloeistof bij tot aan het voorgeschreven ni-
veau.
Controleer het koelsysteem op lekkage.
6-10
Voorrem
Controleer de werking.
Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy-
draulisch systeem te ontluchten.
Controleer de remblokken op slijtage.
Vervang indien nodig.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
6-20, 6-21
Achterrem
Controleer de werking.
Als de koppeling zacht of sponzig aanvoelt, vraag dan een Yamaha dealer het hy-
draulisch systeem te ontluchten.
Controleer de remblokken op slijtage.
Vervang indien nodig.
Controleer het vloeistofniveau in het reservoir.
Vul indien nodig het aanbevolen type remvloeistof bij tot aan het voorgeschreven
niveau.
Controleer het hydraulisch systeem op lekkage.
6-20, 6-21
U1B3D3D0.book Page 2 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4-3
4
Koppeling
Controleer de werking.
Smeer indien nodig de kabel.
Controleer de vrije slag van de koppelingshendel.
Stel indien nodig bij.
6-19
Gasgreep
Controleer of de werking soepel is.
Controleer de vrije slag van de kabel.
Vraag indien nodig de Yamaha dealer om de vrije slag van de kabel af te stellen,
en de kabel en het kabelhuis te smeren.
6-15, 6-24
Bedieningskabels
Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig.
6-24
Aandrijfketting
Controleer of de ketting correct is aangespannen.
Stel indien nodig bij.
Controleer de conditie van de ketting.
Smeer indien nodig.
6-22, 6-23
Wielen en banden
Controleer op schade.
Controleer de conditie van de band en de profieldiepte.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.
6-16, 6-19
Rem- en schakelpedalen
Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de pedaalscharnierpunten.
6-25
Rem- en koppelingshendels
Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig de hendelscharnierpunten.
6-25
Zijstandaard
Controleer of de werking soepel is.
Smeer indien nodig het scharnierpunt.
6-26
Framebevestigingen
Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn vastgezet.
Zet indien nodig vast.
Instrumenten, verlichting,
signaleringssysteem en
schakelaars
Controleer de werking.
Corrigeer indien nodig.
ITEM CONTROLES PAGINA
U1B3D3D0.book Page 3 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
CONTROLES VOOR HET STARTEN
4-4
4
Sperschakelaar voor de zij-
standaard
Controleer de werking van het startspersysteem.
Als het systeem defect is, vraag dan een Yamaha dealer de machine na te kijken.
3-17
ITEM CONTROLES PAGINA
U1B3D3D0.book Page 4 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-1
5
DAU15950
WAARSCHUWING
DWA10270
Zorg dat u volkomen vertrouwd
bent met alle bedieningsfuncties en
hun werking voordat u gaat rijden.
Informeer bij een Yamaha dealer als
u de werking van een schakelaar of
functie niet volkomen begrijpt.
Start de motor nooit in een afgeslo-
ten ruimte en laat deze hierin ook
niet lange tijd aaneen draaien. Uit-
laatgassen zijn giftig en het inade-
men ervan kan al binnen korte tijd
leiden tot bewusteloosheid en do-
delijk letsel. Controleer altijd of er
voldoende ventilatie is.
Controleer of de zijstandaard is in-
getrokken alvorens weg te rijden.
Als de zijstandaard niet behoorlijk
is ingetrokken, kan deze de grond
raken en zo de motorrijder afleiden,
waardoor u de macht over het stuur
verliest.
DAU32951
Starten van de motor
Door het startspersysteem is starten alleen
mogelijk als aan een van de volgende voor-
waarden is voldaan:
De versnellingsbak staat in de vrij-
stand.
De versnellingsbak staat in een ver-
snelling geschakeld terwijl de koppe-
lingshendel is ingetrokken en de
zijstandaard is opgeklapt.
WAARSCHUWING
DWA10290
Controleer voor het starten van de
motor de werking van het startsper-
systeem en volg daarbij de werkwij-
ze beschreven op pagina 3-17.
Ga nooit rijden terwijl de zijstan-
daard omlaag staat.
1. Draai de contactsleutel naar ON en
controleer of de noodstopschakelaar
op “” is gezet.
LET OP:
DCA12741
De volgende waarschuwingslampjes en
het controlelampje moeten enkele se-
conden oplichten en dan uitgaan.
Waarschuwingslampje olieniveau
Waarschuwingslampje motorsto-
ring
Controlelampje startblokkering
Als een waarschuwings- of controle-
lampje niet dooft, zie dan pagina 3-3
voor een controle van het circuit van het
betreffende waarschuwings- of controle-
lampje.
2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand.
OPMERKING:
Als de versnellingsbak in de vrijstand staat,
moet het vrijstandcontrolelampje branden;
zo niet, vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
3. Start de motor door de startknop in te
drukken.
OPMERKING:
Als de motor niet wil starten, laat dan de
startknop los, wacht een paar seconden en
probeer het dan opnieuw. Iedere startpo-
ging moet zo kort mogelijk duren om de
accu te sparen. Laat de startmotor nooit lan-
ger dan 10 seconden aaneen draaien.
LET OP:
DCA11040
Trek nooit snel op terwijl de motor nog
koud is, dit verkort de levensduur van de
motor!
U1B3D3D0.book Page 1 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-2
5
OPMERKING:
De motor is voldoende warm als deze snel
reageert op de gasbediening.
DAU16671
Schakelen
Door de versnellingen te schakelen kunt u
het beschikbare motorvermogen doseren
bij het wegrijden, optrekken, tegen een hel-
ling oprijden etc.
De schakelstanden worden getoond in de
afbeelding.
OPMERKING:
Om de versnellingsbak in de vrijstand te
schakelen wordt het schakelpedaal enkele
malen ingetrapt totdat het einde van de slag
bereikt is, waarna het pedaal iets wordt op-
getrokken.
LET OP:
DCA10260
Rijd niet lange tijd met afgezette
motor, ook niet met de versnellings-
bak in de vrijstand, en sleep de mo-
torfiets niet over lange afstanden.
De versnellingsbak wordt alleen af-
doende gesmeerd terwijl de motor
draait. Door onvoldoende smering
kan de versnellingsbak worden be-
schadigd.
Gebruik altijd de koppeling om de
versnellingsbak te schakelen om zo
schade aan de motor, de versnel-
lingsbak en de aandrijving te voor-
komen; door hun constructie zijn
deze niet bestand tegen de schok-
ken die optreden bij belast schake-
len.
1. Schakelpedaal
2. Vrijstand
U1B3D3D0.book Page 2 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-3
5
DAU16810
Tips voor een zuinig brandstof-
verbruik
Het brandstofverbruik is vooral afhankelijk
van uw rijstijl. Hierna volgen enkele tips om
het brandstofverbruik te verlagen:
Schakel snel en soepel door en ver-
mijd hoge toerentallen terwijl u accele-
reert.
Geef geen gas tijdens het terugscha-
kelen en voorkom dat de motor onbe-
last met een hoog toerental draait.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien maar zet hem af (bijvoorbeeld
in files, bij stoplichten of bij spoorweg-
overgangen).
DAU16841
Inrijperiode
De belangrijkste periode in de levensduur
van het motorblok is de tijd tussen 0 en
1600 km (1000 mi). Lees daarom de vol-
gende informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is, mag dit
de eerste 1600 km (1000 mi) niet te zwaar
worden belast. De verschillende onderde-
len van de motor slijten op elkaar in totdat
de juiste bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijd
tijdens deze periode nooit langdurig volgas
en vermijd ook andere manoeuvres die tot
oververhitting van de motor kunnen leiden.
DAU17091
01000 km (0600 mi)
Laat de motor niet langdurig meer dan 7000
tpm draaien.
10001600 km (6001000 mi)
Laat de motor niet langdurig meer dan 8400
tpm draaien.
LET OP:
DCA10301
Na de eerste 1000 km (600 mi) moet de
motorolie worden ververst en de oliefil-
terpatroon of het oliefilterelement wor-
den vervangen.
1600 km (1000 mi) en verder
De machine kan nu normaal worden ge-
bruikt.
LET OP:
DCA10310
Voer het toerental niet zover op dat
de toerenteller in de rode zone wijst.
Als tijdens de inrijperiode motor-
schade optreedt, vraag dan direct
een Yamaha dealer de machine te
controleren.
U1B3D3D0.book Page 3 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
5-4
5
DAU17212
Parkeren
Zet om te parkeren de motor af en neem
dan de sleutel uit het contactslot.
WAARSCHUWING
DWA10310
De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, parkeer
dus op een plek waar voetgangers
of kinderen niet gemakkelijk met
deze onderdelen in aanraking kun-
nen komen.
Parkeer niet op een helling of op
een zachte ondergrond, de machine
zou dan kunnen omvallen.
LET OP:
DCA10380
Parkeer nooit op een plek waar sprake is
van brandgevaar, zoals op droog gras of
nabij ander ontvlambaar materiaal.
U1B3D3D0.book Page 4 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-1
6
DAU17240
De eigenaar is verplicht de optimale veilig-
heid te waarborgen. Door periodiek inspec-
ties, afstellingen en smeerbeurten uit te
laten voeren, zorgt u ervoor dat uw machine
in zo veilig en efficiënt mogelijke conditie
blijft. Op de volgende paginas wordt de be-
langrijkste informatie met betrekking tot in-
specties, afstellingen en smeerbeurten
gegeven.
De intervalperioden vermeld in het perio-
diek smeer- en onderhoudsschema moeten
worden beschouwd als een algemene richt-
lijn onder normale rijcondities. Het is echter
mogelijk dat de INTERVALPERIODEN
VOOR ONDERHOUD MOETEN WORDEN
VERKORT AFHANKELIJK VAN HET
WEER, HET TERREIN, DE GEOGRAFI-
SCHE LOCATIE EN INDIVIDUEEL GE-
BRUIK.
WAARSCHUWING
DWA10320
Vraag een Yamaha dealer het onder-
houdswerk uit te voeren als u hiermee
niet echt vertrouwd bent.
DAU17520
Boordgereedschapsset
De boordgereedschapsset is te vinden in
het opbergcompartiment onder het zadel.
(Zie pagina 3-14.)
De onderhoudsinformatie in deze handlei-
ding en het gereedschap in de boordge-
reedschapsset zijn bedoeld om u te
ondersteunen bij het uitvoeren van preven-
tief onderhoud en kleinere reparaties. Het
gebruik van extra gereedschap zoals een
momentsleutel kan echter nodig zijn om be-
paalde onderhoudswerkzaamheden cor-
rect uit te voeren.
OPMERKING:
Laat een Yamaha dealer onderhoud ver-
richten als u niet beschikt over het gereed-
schap of de ervaring die voor bepaalde
werkzaamheden vereist zijn.
WAARSCHUWING
DWA10350
Door modificaties die niet door Yamaha
zijn goedgekeurd kan het motorvermo-
gen achteruitgaan of de machine te on-
veilig worden om nog te gebruiken.
Raadpleeg een Yamaha dealer voordat u
zelf wijzigingen aanbrengt.
1. Boordgereedschapsset
U1B3D3D0.book Page 1 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-2
6
DAU17705
Periodiek smeer- en onderhoudsschema
OPMERKING:
De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een onder-
houdsbeurt op kilometerbasis wordt verricht.
Herhaal de onderhoudsintervallen vanaf 50000 km, beginnend vanaf 10000 km.
Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe speciaal gereed-
schap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURT
KILOMETERSTAND (× 1000 km) JAAR-
LIJKSE
CON-
TROLE
1 10203040
1 * Brandstofleiding
Controleer de brandstofslangen op scheurtjes of bescha-
digingen.
√√√√
2 * Bougies
Controleer de conditie.
Reinigen en elektrodenafstand afstellen.
√√
Vervangen. √√
3 * Ventielen
Controleer de klepspeling.
Afstellen.
Elke 40000 km
4 Luchtfilterelement Vervangen.
5 Koppeling
Controleer de werking.
Afstellen.
√√√√√
6 * Voorrem
Controleer de werking en het vloeistofniveau en contro-
leer de machine op vloeistoflekkage.
√√√√√
Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
7 * Achterrem
Controleer de werking en het vloeistofniveau en contro-
leer de machine op vloeistoflekkage.
√√√√√
Vervang de remblokken. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
U1B3D3D0.book Page 2 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-3
6
8 * Remslangen
Controleer op scheurtjes en beschadigingen. √√√√
Vervangen. Elke 4 jaar
9 * Wielen Controleer de speling en controleer op beschadigingen. √√√√
10 * Banden
Controleer op slijtage en beschadigingen.
Vervang indien nodig.
Controleer de bandspanning.
Corrigeer indien nodig.
√√√√
11 * Wiellagers Controleer op speling of beschadigingen. √√√√
12 * Achterbrug
Controleer op een correcte werking en overmatige spe-
ling.
√√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 50000 km
13 Aandrijfketting
Controleer de spanning, uitlijning en conditie van de aan-
drijfketting.
Stel de ketting af en smeer deze grondig met een speciale
smering voor o-ringkettingen.
Elke 800 km en na elke wasbeurt of rit in de regen
14 * Balhoofdlagers
Controleer de lagers op speling en oppervlakteruwheid. √√√√√
Smeren met lithiumvet. Elke 20000 km
15 * Framebevestigingen
Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig zijn
vastgezet.
√√√√
16 Zijstandaard
Controleer de werking.
Smeren.
√√√√
17 * Zijstandaardschakelaar Controleer de werking. √√√√√
18 * Voorvork Controleer op een correcte werking en olielekkage. √√√√
19 * Schokdemperunit Controleer op een correcte werking en olielekkage. √√√√
20 * Brandstofinjectie Stel het stationair toerental en de synchronisatie af. √√√√√
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURT
KILOMETERSTAND (× 1000 km) JAAR-
LIJKSE
CON-
TROLE
1 10203040
U1B3D3D0.book Page 3 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-4
6
21 Motorolie
Verversen.
Controleer het olieniveau en controleer de machine op
olielekkage.
√√√√√
22 Oliefilterpatroon Vervangen. √√√
23 * Koelsysteem
Controleer het koelvloeistofniveau en controleer de ma-
chine op vloeistoflekkage.
√√√√
Verversen. Elke 3 jaar
24 *
Voor- en achterrem-
schakelaar
Controleer de werking. √√√√√
25
Bewegende delen en
kabels
Smeren. √√√√
26 *
Gaskabelhuis en gas-
kabel
Controleer de werking en speling.
Stel indien nodig de speling af.
Smeer het gaskabelhuis en de gaskabel.
√√√√
27 * Luchtinlaatsysteem
Controleer de luchtafsluitklep, de membraanklep en de
slang op beschadiging.
Vervang indien nodig het volledige luchtinlaatsysteem.
√√√√
28 *
Uitlaatdemper en uit-
laatpijp
Controleer of de schroefklem goed vastzit. √√√√√
29 *
Lampen, richtingaan-
wijzers en schakelaars
Controleer de werking.
Stel de koplamplichtbundel af.
√√√√√
NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURT
KILOMETERSTAND (× 1000 km) JAAR-
LIJKSE
CON-
TROLE
1 10203040
U1B3D3D0.book Page 4 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-5
6
DAU18680
OPMERKING:
Luchtfilter
Het luchtfilter op dit model is voorzien van een geolied papieren filterelement. Reinig dit niet met perslucht, om het niet te bescha-
digen.
Het luchtfilterelement moet u vaker vervangen als u vaak in extreem vochtige of stoffige gebieden rijdt.
Hydraulisch remsysteem
Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen en de remvloei-
stof worden ververst.
De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
U1B3D3D0.book Page 5 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-6
6
DAU18751
Het framepaneel verwijderen en
aanbrengen
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden die in dit hoofdstuk
worden beschreven, moet het afgebeelde
paneel worden verwijderd. Neem deze pa-
ragraaf door telkens wanneer het paneel
moet worden verwijderd of aangebracht.
DAU33020
Paneel A
Verwijderen van het paneel
1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-14.)
2. Verwijder de bout en trek het paneel
los zoals getoond.
Aanbrengen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de bout aan.
2. Breng het zadel aan.
DAU19642
Controleren van de bougies
Bougies vormen belangrijke onderdelen
van de motor die periodiek moeten worden
gecontroleerd, bij voorkeur door een
Yamaha dealer. Omdat bougies door verhit-
ting en neerslag altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de conditie
van de motor.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden), en alle bougies
in de motor horen dezelfde verkleuring te
hebben. Wanneer een bougie een heel an-
dere kleur vertoont, werkt de motor mogelijk
niet naar behoren. Probeer dergelijke pro-
blemen niet zelf vast te stellen. Laat in
plaats daarvan uw machine nakijken door
een Yamaha dealer.
Vervang een bougie als de elektroden blij-
ken te zijn afgesleten en als overmatige
koolaanslag of andere neerslag gevonden
wordt.
1. Paneel A
1. Paneel A
2. Bout
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR9EK
U1B3D3D0.book Page 6 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
6
Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien
nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKING:
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/41/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
DAU32852
Motorolie en oliefilterpatroon
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.
O
PMERKIN
G
:
Zorg dat de machine rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer de machine iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot
rust te laten komen.
4. Verwijder de peilstok en veeg deze
schoon. Steek de peilstok terug in de
olievulopening (zonder vast te
draaien) en verwijder dan opnieuw om
het olieniveau te controleren.
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.60.7 mm (0.0240.028 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
17.5 Nm (1.75 m·kgf, 12.7 ft·lbf)
U1B3D3D0.book Page 7 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
6
OPMERKING:
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
5. Als de motorolie bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan de olievuldop en
vul voldoende olie van de aanbevolen
soort bij tot het correcte niveau.
6. Steek de peilstok in en draai deze vast
en installeer dan de olievuldop en
draai vast.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpatroon)
1. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
2. Zet een oliecarter onder de motor om
de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
O
PMERKIN
G
:
Sla de stappen 46 over als de oliefilterpa-
troon niet wordt vervangen.
4. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.
1. Peilstok
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Olievuldop 1. Olieaftapplug
1. Oliefilterpatroon
2. Oliefiltersleutel
U1B3D3D0.book Page 8 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
OPMERKING:
De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutel
leveren.
5. Smeer een dun laagje motorolie op de
o-ring van de nieuwe oliefilterpatroon.
OPMERKING:
Zorg dat de o-ring correct aanligt.
6. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon met
een oliefiltersleutel en zet hem dan
met een momentsleutel vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
7. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
O
PMERKIN
G
:
Controleer of de onderlegring beschadigd is
en vervang indien nodig.
8. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
monteer dan de olievuldop en zet deze
vast.
LET OP:
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een CD dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een ENERGY CONSER-
VING II of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
in het carter terecht komen.
9. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
1. O-ring
1. Momentsleutel
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
2.50 L (2.64 US qt) (2.20 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
2.80 L (2.96 US qt) (2.46 Imp.qt)
U1B3D3D0.book Page 9 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
OPMERKING:
Nadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan, als
het olieniveau correct is.
LET OP:
DCA10400
Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat de machine controleren
door een Yamaha dealer.
10. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
DAU20070
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU20091
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
3. Als het koelvloeistofniveau zich op of
onder de merkstreep voor minimumni-
veau bevindt, open dan de reservoird-
op.
1. Koelvloeistofreservoir
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Dop koelvloeistofreservoir
U1B3D3D0.book Page 10 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
4. Vul koelvloeistof bij tot aan de merk-
streep voor maximumniveau en breng
dan de reservoirdop aan.
LET OP:
DCA10471
Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.
Vervang, indien water in plaats van
koelvloeistof is gebruikt, het water
zo snel mogelijk door koelvloeistof.
Anders is het koelsysteem niet be-
schermd tegen vorst en corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vriespercentage van de
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectief
zijn.
WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog heet is.
OPMERKING:
De radiatorkoelvin schakelt automa-
tisch aan of uit, afhankelijk van de tem-
peratuur van de koelvloeistof in de
koelvloeistofradiator.
Als de motor oververhit raakt, staan op
pagina 6-37 nadere instructies ver-
meld.
DAU42610
Verversen van de koelvloeistof
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en laat het motorblok indien no-
dig afkoelen.
2. Schuif een opvangbak onder de motor
om de gebruikte koelvloeistof op te
vangen.
3. Verwijder de borgbout voor de radia-
torvuldop, de borging voor de radiator-
vuldop en de radiatorvuldop.
WAARSCHUWING
DWA10380
Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog heet is.
4. Verwijder de dop van het koelvloei-
stofreservoir.
5. Verwijder het deksel van het koelvloei-
stofreservoir en het koelvloeistofreser-
voir zelf door de bouten los te halen.
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau):
0.27 L (0.29 US qt) (0.24 Imp.qt)
1. Borgbout radiatorvuldop
2. Radiatorvuldop
3. Borging radiatorvuldop
1. Dop koelvloeistofreservoir
2. Koelvloeistofreservoir
U1B3D3D0.book Page 11 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
6. Tap de koelvloeistof uit het reservoir af
door het reservoir om te keren.
7. Monteer het koelvloeistofreservoir en
het deksel door ze in de oorspronkelij-
ke stand te plaatsen en breng dan de
bouten aan.
8. Verwijder de aftapplug voor koelvloei-
stof om het koelsysteem leeg te ma-
ken.
9. Spoel het koelsysteem grondig door
met schoon leidingwater, nadat alle
koelvloeistof is uitgestroomd.
10. Breng de aftapplug voor koelvloeistof
aan en zet deze dan vast met het voor-
geschreven aanhaalmoment.
O
PMERKIN
G
:
Controleer of de onderlegring beschadigd is
en vervang indien nodig.
11. Giet de voorgeschreven hoeveelheid
van de gespecificeerde koelvloeistof in
de koelvloeistofradiator en in het re-
servoir.
LET OP:
DCA10471
Als er geen koelvloeistof voorhan-
den is, gebruik in plaats daarvan
dan gedistilleerd water of zacht lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, hierdoor kan de mo-
tor worden beschadigd.
Vervang, indien water in plaats van
koelvloeistof is gebruikt, het water
zo snel mogelijk door koelvloeistof.
Anders is het koelsysteem niet be-
schermd tegen vorst en corrosie.
Als water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, vraag dan zo snel mo-
gelijk een Yamaha dealer het anti-
vriespercentage van de
1. Kap koelvloeistofreservoir
2. Bout
1. Aftapplug koelvloeistof
Aanhaalmoment:
Aftapplug koelvloeistof:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Mengverhouding antivries/water:
1:1
Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol anti-
vries met corrosieremmers voor alu-
minium motoren
Hoeveelheid koelvloeistof:
Inhoud radiator (inclusief alle leidin-
gen):
2.00 L (2.11 US qt) (1.76 Imp.qt)
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot aan
de merkstreep voor maximumni-
veau):
0.27 L (0.29 US qt) (0.24 Imp.qt)
U1B3D3D0.book Page 12 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
koelvloeistof te controleren, anders
zal de koelvloeistof minder effectief
zijn.
12. Breng de dop van het koelvloeistofre-
servoir aan.
13. Monteer de radiatorvuldop, de borging
voor de radiatorvuldop en de borgbout
voor de radiatorvuldop.
14. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en zet hem
dan uit.
15. Verwijder de radiatorvuldop om het
koelvloeistofniveau in de radiator te
controleren. Vul indien nodig zoveel
koelvloeistof bij tot het niveau bovenin
de koelvloeistofradiator staat en breng
dan de radiatorvuldop en de borging
en borgbout voor de radiatorvuldop
aan.
16. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir. Verwijder indien nodig
de dop van het koelvloeistofreservoir,
vul koelvloeistof bij tot aan de merk-
streep voor maximumniveau en breng
dan de dop weer aan.
17. Start de motor en controleer dan of er-
gens aan de machine lekkage te zien
is. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het koelsysteem te controleren.
DAU34423
Het luchtfilterelement vervangen
Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfilterelement vaker als
u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-14.)
2. Verwijder de tankbevestigingsbouten
en haal dan de brandstoftank weg van
het luchtfilterhuis.
3. Verwijder het luchtfilterdeksel door de
schroeven te verwijderen.
1. Borgbout radiatorvuldop
2. Radiatorvuldop
3. Borging radiatorvuldop
1. Bout
U1B3D3D0.book Page 13 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6
4. Trek het luchtfilterelement los.
5. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis.
LET OP:
DCA10480
Controleer of het luchtfilterelement
correct in het luchtfilterhuis is ge-
plaatst.
Laat de motor nooit draaien zonder
dat het luchtfilterelement aanwezig
is, dat kan leiden tot overmatige slij-
tage bij de zuiger(s) en/of de cilin-
der(s).
6. Monteer het luchtfilterdeksel door de
schroeven aan te brengen.
7. Plaats de brandstoftank in de oor-
spronkelijke positie en breng de bou-
ten aan.
WAARSCHUWING
DWA12462
Voordat u de brandstoftank weer in
de oorspronkelijke positie terugzet,
dient u te controleren of alle slan-
gen (d.w.z. brandstofslang, tankbe-
luchtingsslang, tankoverloopslang)
niet beschadigd en correct aange-
sloten zijn, de juiste ligging hebben
en niet worden afgekneld.
Als een van de slangen beschadigd
is, laat deze dan door een Yamaha
dealer vervangen voordat u de mo-
tor start, want anders kan er brand-
stof lekken.
WAARSCHUWING
DWA12471
Vergeet niet de slangen in hun oorspron-
kelijke positie te plaatsen zoals afge-
beeld.
8. Breng het zadel aan.
1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel
1. Luchtfilterelement
2. Luchtfilterhuis
1. Slang
1. Oorspronkelijke positie (verfmerkteken)
U1B3D3D0.book Page 14 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
DAU34300
Afstellen van het stationair toe-
rental
Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
De motor moet warm zijn om deze afstelling
te verrichten.
OPMERKING:
De motor is voldoende warm als deze snel
reageert op de gasbediening.
Controleer het stationair toerental en stel dit
indien nodig volgens de specificatie af door
de stationair stelschroef te verdraaien.
Draai de schroef in de richting (a) om het
stationair toerental te verhogen. Draai de
schroef in de richting (b) om het stationair
toerental te verlagen.
OPMERKING:
Als het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
DAU21381
Controleren van de vrije slag
gaskabel
De vrije slag van de gaskabel dient 3.05.0
mm (0.120.20 in) te bedragen bij de gas-
greep. Controleer de vrije slag van de gas-
kabel regelmatig en laat de vrije slag indien
nodig afstellen door een Yamaha dealer.
1. Stationair stelschroef
Stationair toerental:
12501350 tpm
1. Vrije slag gaskabel
U1B3D3D0.book Page 15 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
6
DAU21401
Klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21771
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en indien nodig worden bijge-
steld.
WAARSCHUWING
DWA10500
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA11020
De aanwezigheid van bagage heeft grote
invloed op het weggedrag, de rem- en rij-
eigenschappen en de veiligheid van uw
motor. Neem daarom de volgende voor-
zorgsmaatregelen in acht.
DE MOTORFIETS NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbela-
den motorfiets kan leiden tot
beschadiging van de banden, con-
Bandspanning (gemeten op koude
banden):
090 kg (0198 lb):
Voor:
225 kPa (33 psi) (2.25 kgf/cm²)
Achter:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm²)
90196 kg (198432 lb):
Voor:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm²)
Achter:
290 kPa (42 psi) (2.90 kgf/cm²)
Rijden met hoge snelheid:
Voor:
225 kPa (33 psi) (2.25 kgf/cm²)
Achter:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm²)
Maximale belasting*:
196 kg (432 lb)
* Totaal gewicht van motorrijder, pas-
sagier, bagage en accessoires
U1B3D3D0.book Page 16 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
6
troleverlies of ernstig letsel. Zorg
dat het totale gewicht van de motor-
rijder, de passagier, de bagage en
de gemonteerde accessoires nooit
het voorgeschreven maximumlaad-
gewicht voor de machine over-
schrijdt.
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de motorfiets en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
Controleer vóór iedere rit de condi-
tie en spanning van de banden.
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKING:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
tijd de lokale voorschriften in acht.
WAARSCHUWING
DWA10470
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
1. Wang van band
2. Bandprofieldiepte
Minimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
U1B3D3D0.book Page 17 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
6
Bandeninformatie
Deze motorfiets is uitgerust met gietwielen
en tubeless banden met bandventielen.
WAARSCHUWING
DWA10480
De banden op de voor- en achter-
wielen dienen van hetzelfde merk
en dezelfde constructie te zijn, an-
ders is het weggedrag van de motor
mogelijk niet normaal.
Na uitgebreide tests zijn alleen de
hieronder vermelde banden voor dit
model goedgekeurd door Yamaha
Motor Co., Ltd.
Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo lucht-
lekkage te voorkomen.
Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om bij hoge rijsnelheden
een te lage bandspanning te voor-
komen.
WAARSCHUWING
DWA10600
Deze motorfiets is uitgerust met speciale
banden die geschikt voor zeer hoge rij-
snelheden. Let op het volgende om deze
banden zo effectief mogelijk te kunnen
gebruiken.
Gebruik bij vervanging uitsluitend
het voorgeschreven type banden.
Bij andere banden is het risico op
een klapband bij zeer hoge rijsnel-
heden niet denkbeeldig.
Gloednieuwe banden bieden op
sommige typen wegdek relatief wei-
nig grip totdat ze zijn ingereden.
Het is dan ook verstandig de eerste
100 km (60 mi) nadat een nieuwe
band is aangebracht rustig te blij-
ven rijden en pas daarna de rijsnel-
heid te verhogen.
Voordat met hoge snelheid wordt
gereden moeten de banden zijn op-
gewarmd.
Pas de bandspanning steeds aan
volgens de rijomstandigheden.
1. Bandventiel
2. Bandventielbuis
3. Bandventieldop met afdichting
Voorband:
Maat:
120/70 ZR17M/C (58W)
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/BT020F GG
DUNLOP/D252F
Achterband:
Maat:
180/55 ZR17M/C (73W)
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/BT020R GG
DUNLOP/D252
VOOR en ACHTER:
Bandventiel:
TR412
Luchtventielbuis:
#9100 (origineel)
U1B3D3D0.book Page 18 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-19
6
DAU21960
Gietwielen
Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Controleer de velgen voor iedere rit op
scheurtjes, verbuiging of kromtrekken.
Laat ingeval van schade het wiel door
een Yamaha dealer vervangen. Pro-
beer het wiel nooit zelf te repareren,
hoe klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of haar-
scheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren, of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.
Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt.
DAU22080
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen
De vrije slag van de koppelingshendel dient
10.015.0 mm (0.390.59 in) te bedragen,
zoals weergegeven. Controleer de vrije slag
van de koppelingshendel regelmatig en stel
indien nodig als volgt af.
Draai de stelbout richting (a) voor meer vrije
slag van de koppelingshendel. Draai de
stelbout richting (b) voor minder vrije slag
van de koppelingshendel.
OPMERKING:
Als de voorgeschreven vrije slag niet kan
worden gehaald op de hierboven beschre-
ven wijze, vraag dan een Yamaha dealer
het inwendig koppelingsmechanisme te
controleren.
1. Stelbout voor vrije slag koppelingshendel
2. Vrije slag van koppelingshendel
U1B3D3D0.book Page 19 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
6
DAU36501
Remlichtschakelaar
De remlichtschakelaar, die wordt geacti-
veerd door het rempedaal, is correct afge-
steld wanneer het remlicht gaat branden
vlak voordat de remwerking intreedt. Laat
de remlichtschakelaar zo nodig door een
Yamaha dealer afstellen.
DAU22390
Controleren van voor- en achter-
remblokken
De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU22420
Remblokken voorrem
Elk voorremblok heeft een eigen slijtage-in-
dicatorgroef, zodat het remblok kan worden
gecontroleerd zonder de rem te demonte-
ren. Let op de slijtage-indicatorgroef om de
remblokslijtage te controleren. Wanneer
een remblok zover is afgesleten dat de slij-
tage-indicatorgroef vrijwel is verdwenen,
vraag dan een Yamaha-dealer de remblok-
ken als set te vervangen.
DAU22500
Remblokken achterrem
Controleer elk achterremblok op schade en
meet de remvoeringsdikte. Als een remblok
beschadigd is of als de remvoeringsdikte
minder is dan 1.0 mm (0.04 in), vraag dan
een Yamaha dealer de remblokken als set
te vervangen.
1. Remlichtschakelaar
2. Stelmoer remlichtschakelaar
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
1. Remvoeringdikte
U1B3D3D0.book Page 20 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
6
DAU22580
Controleren van remvloeistofni-
veau
Voorrem
Achterrem
Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht het
remsysteem binnendringen, waarna de
remwerking mogelijk minder effectief is.
Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat en vul indien nodig bij.
Een laag remvloeistofniveau wijst mogelijk
op verregaande remblokslijtage en/of lekka-
ge in het remsysteem. Als het remvloeistof-
niveau laag is, controleer dan de
remblokken op slijtage en het remsysteem
op lekkage.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht:
Bij het controleren van het remvloei-
stofniveau moet het bovenvlak van het
remvloeistofreservoir horizontaal
staan.
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven
kwaliteit remvloeistof, anders kunnen
de rubber afdichtingen verslechteren
en zo lekkage en slechte remwerking
teweegbrengen.
Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.
Bij vermengen van verschillende typen
remvloeistof kunnen schadelijke che-
mische reacties optreden en kan de
remwerking verslechteren.
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreservoir
kan binnendringen. Water zal het
kookpunt van de remvloeistof aanzien-
lijk verlagen zodat dampbelvorming
kan optreden.
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen aantasten. Veeg gemorste
remvloeistof steeds direct af.
Naarmate de remblokken afslijten, zal
het remvloeistofniveau geleidelijk ver-
der dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling sterk
is gedaald.
1. Merkstreep minimumniveau
1. Merkstreep minimumniveau
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
U1B3D3D0.book Page 21 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-22
6
DAU22730
Verversen van remvloeistof
Vraag een Yamaha dealer de remvloeistof
te verversen volgens de intervalperioden
voorgeschreven onder OPMERKING in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
Laat bovendien de olie-keerringen van de
hoofdremcilinders en de remklauwen en de
remslangen vervangen volgens de interval-
perioden of wanneer ze lekken of zijn be-
schadigd.
Oliekeerringen: Vervang elke twee
jaar.
Remslangen: Vervang elke vier jaar.
DAU22760
Spanning aandrijfketting
De spanning van de aandrijfketting moet
voorafgaand aan elke rit worden gecontro-
leerd en indien nodig worden bijgesteld.
DAU22772
Aandrijfketting controleren op spanning
1. Zet de motorfiets op de zijstandaard.
OPMERKING:
Bij het controleren en instellen van de span-
ning van de aandrijfketting mag er geen ge-
wicht op de motorfiets rusten.
2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand.
3. Draai het achterwiel door de motorfiets
te duwen en vind zo het strakste ge-
deelte in de aandrijfketting; meet nu de
spanning van de ketting zoals afge-
beeld.
4. Stel de spanning van de ketting als
volgt bij als deze niet correct is.
DAU34361
Doorbuiging aandrijfketting bijstellen
1. Draai de wielasmoer los en draai dan
de borgmoer los aan beide uiteinden
van de achterbrug.
2. Draai de stelmoer op beide uiteinden
van de achterbrug in de richting (a) om
de aandrijfketting strakker te stellen.
Stel de ketting losser door de stelmoer
op beide uiteinden van de achterbrug
in de richting (b) te draaien en dan het
achterwiel naar voren te drukken.
Spanning aandrijfketting:
45.055.0 mm (1.772.17 in)
1. Spanning aandrijfketting
U1B3D3D0.book Page 22 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-23
6
OPMERKING:
Gebruik voor een goede wieluitlijning de uit-
lijnmerktekens aan beide zijden van de ach-
terbrug, om zeker te zijn dat beide
stelmoeren dezelfde positie hebben.
LET OP:
DCA10570
Een slecht gespannen aandrijfketting
overbelast de motor en andere vitale de-
len van de motorfiets, waardoor de ket-
ting kan slippen of breken. Om dit te
voorkomen moet de spanning van de
aandrijfketting binnen het voorgeschre-
ven bereik blijven.
3. Draai de borgmoeren vast en zet dan
de wielasmoer vast met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
DAU23022
Reinigen en smeren van de aan-
drijfketting
De aandrijfketting moet worden gereinigd
en gesmeerd volgens de intervalperioden
zoals voorgeschreven in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema, anders zal
de ketting snel slijten, met name in vochtige
of stoffige gebieden. Onderhoud de ketting
als volgt.
LET OP:
DCA10581
De aandrijfketting moet worden ge-
smeerd nadat de motorfiets is gewassen
of ermee in de regen is gereden.
1. Reinig de aandrijfketting met petro-
leum en een zacht borsteltje.
LET OP:
DCA11120
Om beschadiging van de o-ringen te
voorkomen, mag de aandrijfketting niet
worden gereinigd met een stoomreiniger
of hogedrukreiniger of met niet-geschik-
te ontvetters.
2. Wrijf de aandrijfketting droog.
3. Smeer de aandrijfketting grondig met
speciale smering voor o-ring kettin-
gen.
1. Wielasmoer
2. Stelmoer spanning aandrijfketting
3. Borgmoer
4. Uitlijnmerktekens
Aanhaalmomenten:
Borgmoer:
16 Nm (1.6 m·kgf, 11 ft·lbf)
Wielasmoer:
120 Nm (12.0 m·kgf, 85 ft·lbf)
U1B3D3D0.book Page 23 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-24
6
LET OP:
DCA11110
Gebruik geen motorolie of andere
smeermiddelen voor de aandrijfketting,
deze bevatten mogelijk toevoegingen
die de o-ringen kunnen beschadigen.
DAU23100
Controleren en smeren van ka-
bels
De werking van alle bedieningskabels en de
conditie van alle kabels moet voorafgaand
aan elke rit worden gecontroleerd en de ka-
bel en kabeleinden moeten indien nodig
worden gesmeerd. Vraag een Yamaha
dealer een kabel te controleren of te vervan-
gen wanneer deze is beschadigd of niet
soepel beweegt.
WAARSCHUWING
DWA10720
Bij schade aan de buitenkabel kan de
goede werking van de kabel worden be-
lemmerd en kan de binnenkabel gaan
roesten. Vervang een beschadigde kabel
zo snel mogelijk om onveilige condities
te voorkomen.
DAU23111
Controleren en smeren van gas-
greep en gaskabel
De werking van de gasgreep hoort vooraf-
gaand aan elke rit te worden gecontroleerd.
Smeer ook de gaskabel volgens de interval-
tijden gespecificeerd in het periodiek onder-
houdsschema.
Aanbevolen smeermiddel:
Motorolie
U1B3D3D0.book Page 24 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-25
6
DAU23131
Controleren en smeren van rem-
en schakelpedalen
De werking van het rem- en het schakelpe-
daal moet voorafgaand aan elke rit worden
gecontroleerd en de pedaalscharnierpun-
ten moeten indien nodig worden gesmeerd.
DAU23140
Controleren en smeren van rem-
en koppelingshendels
Remhendel
Koppelingshendel
De werking van de rem- en de koppe-
lingshendel moet voorafgaand aan elke rit
worden gecontroleerd en de hendelschar-
nierpunten moeten indien nodig worden ge-
smeerd.
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet (universeel vet)
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet (universeel vet)
U1B3D3D0.book Page 25 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-26
6
DAU23200
Controleren en smeren van zij-
standaard
De werking van de zijstandaard moet voor-
afgaand aan elke rit worden gecontroleerd
en het scharnierpunt en de metaal-op-me-
taal contactvlakken moeten indien nodig
worden gesmeerd.
WAARSCHUWING
DWA10730
Als de zijstandaard niet soepel omhoog
en omlaag beweegt, vraag dan een
Yamaha dealer deze te controleren of te
repareren.
DAUM1650
De achterbrugscharnierpunten
smeren
Het achterbrugscharnierpunt moet worden
gesmeerd volgens de intervalperioden ver-
meld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU23271
Voorvork controleren
De conditie en de werking van de voorvork
moeten als volgt worden gecontroleerd vol-
gens de intervalperioden voorgeschreven in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma.
Om de conditie te controleren
WAARSCHUWING
DWA10750
Zorg dat de motorfiets veilig wordt on-
dersteund, zodat hij niet kan omvallen.
Controleer de binnenste vorkbuizen op
krassen, beschadigingen en overmatige
olielekkage.
Om de werking te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.
2. Bekrachtig de voorrem en druk het
stuur een paar keer stevig naar bene-
den om te controleren of de voorvork
soepel in- en uitveert.
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet (universeel vet)
Aanbevolen smeermiddel:
Lithiumvet
U1B3D3D0.book Page 26 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-27
6
LET OP:
DCA10590
Als schade wordt gevonden of de voor-
vork niet soepel beweegt, vraag dan een
Yamaha dealer te repareren of te contro-
leren.
DAU23280
Controle van stuursysteem
Losse of versleten balhoofdlagers kunnen
gevaarlijk zijn. De werking van het stuur
moet als volgt worden gecontroleerd vol-
gens de intervalperioden voorgeschreven in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma.
1. Plaats een standaard onder de motor
zodat het voorwiel los is van de grond.
WAARSCHUWING
DWA10750
Zorg dat de motorfiets veilig wordt on-
dersteund, zodat hij niet kan omvallen.
2. Houd de voorvorkpoten beet bij het on-
dereinde en probeer ze naar voren en
achteren te bewegen. Als speling kan
worden gevoeld, vraag dan een
Yamaha dealer het stuursysteem te
testen.
DAU23290
Controleren van wiellagers
De voor- en achterwiellagers moeten wor-
den gecontroleerd volgens de intervalperio-
den voorgeschreven in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema. Als de wiel-
naaf speling vertoont of het wiel niet soepel
draait, vraag dan een Yamaha dealer de
wiellagers te controleren.
U1B3D3D0.book Page 27 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-28
6
DAU34371
Accu
De accu bevindt zich onder de brandstof-
tank. (Zie pagina 6-13.)
Dit model is uitgerust met een permanent-
dichte accu (onderhoudsvrij type) waarvoor
geen onderhoud vereist is. De elektrolyt
hoeft niet te worden gecontroleerd en er
hoeft geen gedistilleerd water te worden bij-
gevuld.
Om de accu op te laden
Vraag zo snel mogelijk een Yamaha dealer
de accu te laden als deze ontladen lijkt te
zijn. Vergeet niet dat de accu sneller ontla-
den raakt als de machine is uitgerust met
optionele elektrische accessoires.
WAARSCHUWING
DWA10760
Elektrolyt is giftig en gevaarlijk om-
dat het zwavelzuur bevat, een stof
die ernstige brandwonden veroor-
zaakt. Vermijd contact met de huid,
ogen of kleding en bescherm uw
ogen altijd bij werkzaamheden nabij
accus. Voer als volgt EERSTE
HULP uit als er lichamelijk contact
is geweest met elektrolyt.
UITWENDIG: Spoel overvloedig
met water.
INWENDIG: Drink grote hoeveel-
heden water of melk en roep di-
rect de hulp in van een arts.
OGEN: Spoel gedurende 15 mi-
nuten met water en roep direct
medische hulp in.
Accus produceren het explosieve
waterstofgas. Houd daarom von-
ken, open vuur, sigaretten e.d. uit
de buurt van de accu en zorg voor
voldoende ventilatie bij acculaden
in een afgesloten ruimte.
HOUD DEZE EN ALLE ACCUS BUI-
TEN BEREIK VAN KINDEREN.
Om de accu op te bergen
1. Verwijder de accu als het voertuig lan-
ger dan een maand niet wordt ge-
bruikt, laad hem volledig bij en zet dan
weg op een koele en droge plek.
2. Als de accu langer dan twee maanden
wordt weggeborgen, moet deze min-
stens eenmaal per maand worden ge-
controleerd; laad de accu dan indien
nodig steeds volledig bij.
3. Laad de accu volledig bij alvorens te
installeren.
4. Controleer na installatie of de accuka-
bels correct zijn aangesloten op de ac-
cupolen.
LET OP:
DCA10630
Zorg dat de accu altijd geladen
blijft. Door een accu in ontladen toe-
stand weg te bergen kan permanen-
te accuschade ontstaan.
Om een permanent-dichte accu (on-
derhoudsvrij type) te laden, is een
speciale acculader (met constante
laadspanning) vereist. Bij gebruik
van een conventionele acculader
raakt de accu beschadigd. Wanneer
u niet beschikt over een speciale
acculader voor permanent-dichte
1. Positieve accupool
2. Negatieve accupool
U1B3D3D0.book Page 28 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-29
6
accus (onderhoudsvrij type), vraag
dan een Yamaha dealer uw accu op
te laden.
DAU32842
Zekeringen vervangen
De hoofdzekering bevindt zich onder de
brandstoftank. (Zie pagina 6-13.)
Het zekeringenkastje bevindt zich achter
paneel A. (Zie pagina 6-6.)
Vervang een zekering als volgt als deze is
doorgebrand.
1. Draai de contactsleutel naar OFF en
schakel het betreffende elektrische cir-
cuit uit.
2. Verwijder de doorgebrande zekering
en breng een nieuwe zekering met de
voorgeschreven ampèrewaarde aan.
1. Hoofdzekering
2. Reservezekering
1. Zekeringenkastje
1. Koplampzekering
2. Zekering signaleringssysteem
3. Zekering ontstekingssysteem
4. Zekering radiatorkoelvin
5. Backup-zekering (voor kilometerteller, klok
en startblokkeersysteem)
6. Zekering brandstofinjectiesysteem
7. Reservezekering
8. Zekering achterlichtcircuit
U1B3D3D0.book Page 29 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-30
6
LET OP:
DCA10640
Gebruik geen zekering met een hoger
ampèrage dan is voorgeschreven, om
ernstige schade aan het elektrisch sys-
teem en mogelijk brandgevaar te vermij-
den.
3. Draai de contactsleutel naar ON en
schakel het betreffende elektrische cir-
cuit in om te zien of de apparatuur
werkt.
4. Als de zekering direct opnieuw door-
brandt, vraag dan een Yamaha dealer
het elektrisch systeem te controleren.
DAU34380
Koplampgloeilamp vervangen
De koplamp op dit model heeft een halo-
geen gloeilamp. Vervang de koplampgloei-
lamp als volgt als deze is doorgebrand.
1. Verwijder de koplampunit door de bou-
ten aan beide zijden los te halen.
2. Maak de koplampstekker los en ver-
wijder dan de gloeilampkap.
3. Haak de gloeilamphouder los en ver-
wijder dan de defecte gloeilamp.
Voorgeschreven zekeringen:
Hoofdzekering:
30.0 A
Koplampzekering:
20.0 A
Zekering achterlichtcircuit:
10.0 A
Zekering signaleringssysteem:
10.0 A
Zekering ontstekingssysteem:
10.0 A
Zekering radiatorkoelvin:
20.0 A
Zekering brandstofinjectiesysteem:
10.0 A
Backup-zekering:
10.0 A
1. Bout
1. Gloeilampkap
2. Koplampstekker
1. Gloeilamphouder
2. Koplampgloeilamp
U1B3D3D0.book Page 30 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-31
6
WAARSCHUWING
DWA10790
Koplampgloeilampen worden zeer heet.
Houd daarom brandbare producten uit
de buurt van een koplampgloeilamp en
raak het lampglas niet aan zolang dit niet
is afgekoeld.
4. Breng een nieuwe koplampgloeilamp
aan en zet deze dan vast met de gloei-
lamphouder.
LET OP:
DCA10660
Raak het glas van de koplampgloeilamp
niet aan zodat dit vetvrij blijft, anders kan
de doorzichtigheid van het glas, de lich-
tintensiteit en de levensduur nadelig
worden beïnvloed. Wrijf eventuele ver-
ontreinigingen en vingerafdrukken op
het gloeilampglas weg met een doekje
gedrenkt in alcohol of thinner.
5. Breng de gloeilampkap aan en sluit
dan de koplampstekker aan.
6. Monteer de koplampunit door de bou-
ten aan te brengen.
7. Vraag indien nodig een Yamaha
dealer de koplamplichtbundel af te
stellen.
DAU32822
Gloeilamp in remlicht/achterlicht
vervangen
1. Verwijder het zadel. (Zie pagina 3-14.)
2. Verwijder de lampfitting (samen met
de gloeilamp) door deze linksom te
draaien.
WAARSCHUWING
DWA12301
Raak de uitlaatsteun niet aan voordat het
uitlaatsysteem afgekoeld is.
3. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze in te drukken en linksom te
draaien.
4. Breng een nieuwe gloeilamp aan in de
fitting, druk de lamp aan en draai
rechtsom tot hij stuit.
1. Raak het glas van de gloeilamp niet aan.
1. Gloeilampfitting remlicht/achterlicht
2. Kap uitlaatsteun
U1B3D3D0.book Page 31 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-32
6
5. Breng de lampfitting aan (samen met
de gloeilamp) door deze rechtsom te
draaien.
6. Breng het zadel aan.
DAU24202
Gloeilamp in richtingaanwijzer
vervangen
1. Verwijder de lamplens van de richtin-
gaanwijzer door de schroeven te ver-
wijderen.
2. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze in te drukken en linksom te
draaien.
3. Breng een nieuwe gloeilamp aan in de
fitting, druk de lamp aan en draai
rechtsom tot hij stuit.
4. Monteer de lamplens door de schroef
aan te brengen.
LET OP:
DCA11190
Zet de schroef niet overdreven strak
vast, anders kan de lamplens breken.
DAU24310
Gloeilamp in kentekenverlichting
vervangen
1. Verwijder de lampeenheid voor kente-
kenverlichting door de schroeven los
te draaien.
2. Verwijder de lampfitting (samen met
de gloeilamp) door deze naar buiten te
trekken.
1. Schroef 1. Schroef
2. Kentekenverlichtingsunit
U1B3D3D0.book Page 32 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-33
6
3. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze uit te trekken.
4. Steek een nieuwe gloeilamp in de fit-
ting.
5. Breng de lampfitting aan (samen met
de gloeilamp) door deze vast te druk-
ken.
6. Monteer de lampeenheid voor kente-
kenverlichting door de schroeven aan
te brengen.
DAU34401
Parkeerlichtgloeilamp vervangen
Vervang een parkeerlichtgloeilamp als volgt
als deze is doorgebrand.
1. Verwijder de koplampunit door de bou-
ten aan beide zijden los te halen.
2. Verwijder de fitting van de parkeer-
lichtgloeilamp (samen met de stekker)
door deze linksom te draaien.
3. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze uit te trekken.
4. Steek een nieuwe gloeilamp in de fit-
ting.
5. Monteer de fitting van de parkeerlicht-
gloeilamp (samen met de stekker)
door deze in te drukken en rechtsom te
draaien.
DAU24350
Ondersteunen van de motorfiets
Dit model is niet voorzien van een midden-
bok, neem daarom de volgende voorzorgs-
maatregelen in acht bij het verwijderen van
het voor- en achterwiel of bij het uitvoeren
van ander onderhoud waarbij de motorfiets
rechtop moet staan. Controleer of de motor-
fiets stabiel en horizontaal staat alvorens
onderhoud te verrichten. Onder het motor-
blok kan een stevige houten kist gezet wor-
den voor extra stabiliteit.
Onderhoud aan het voorwiel
1. Stabiliseer de achterzijde van de mo-
torfiets met een motorstandaard of, als
geen andere standaard voorhanden
is, door een krik te plaatsen onder het
frame aan de voorzijde van het achter-
wiel.
2. Breng het voorwiel los van de grond
met gebruik van een motorfietsstan-
daard.
Verwijderen van het achterwiel
Breng het achterwiel los van de grond met
een motorfietsstandaard of, als deze niet
voorhanden is, door een krik te plaatsen on-
der beide zijden van het frame aan de voor-
zijde van het achterwiel, of onder beide
uiteinden van de achterbrug.
1. Gloeilamp kentekenverlichting
2. Gloeilampfitting kentekenverlichting
1. Gloeilamp parkeerlicht
2. Fitting parkeerlichtgloeilamp
U1B3D3D0.book Page 33 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-34
6
DAU24360
Voorwiel
DAU34390
Verwijderen van het voorwiel
WAARSCHUWING
DWA10820
Het is aan te bevelen om onderhoud
aan het wiel uit te laten voeren door
een Yamaha dealer.
Zorg dat de motorfiets veilig wordt
ondersteund, zodat hij niet kan om-
vallen.
1. Licht het voorwiel van de grond vol-
gens de werkwijze op pagina 6-33.
2. Draai de klembout van de voorwielas
los en draai dan de wielas en de rem-
klauwbouten los.
3. Verwijder aan beide zijden de rem-
slanghouders door de bouten los te
halen.
4. Verwijder aan beide zijden de rem-
klauwen door de bouten los te halen.
LET OP:
DCA11050
Bekrachtig de rem niet terwijl de rem-
klauwen zijn losgehaald, anders komen
de remblokken tegen elkaar.
5. Trek de wielas uit en verwijder dan het
wiel.
DAU24860
Aanbrengen van het voorwiel
1. Breng het wiel omhoog tussen de
vorkpoten.
2. Steek de wielas naar binnen.
3. Laat het voorwiel zakken zodat dit op
de grond rust.
4. Monteer de remklauwen door de bou-
ten aan te brengen.
O
PMERKIN
G
:
Kijk of er voldoende afstand tussen de rem-
blokken is voordat de remklauwen over de
remschijven worden gemonteerd.
5. Monteer de remslanghouders door de
bouten aan te brengen.
6. Zet de wielas, de voorwielasklembout
en de remklauwbouten vast met de
voorgeschreven aanhaalmomenten.
7. Duw het stuur enkele malen stevig op
en neer om te controleren of de voor-
vork correct werkt.
1. Wielas
2. Klembout voorwielas
1. Remslanghouder
2. Remklauw
3. Remklauwbout
4. Bout
Aanhaalmomenten:
Wielas:
72 Nm (7.2 m·kgf, 52 ft·lbf)
Klembout voorwielas:
19 Nm (1.9 m·kgf, 13 ft·lbf)
Remklauwbout:
40 Nm (4.0 m·kgf, 29 ft·lbf)
U1B3D3D0.book Page 34 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-35
6
DAU25080
Achterwiel
DAU34411
Verwijderen van het achterwiel
WAARSCHUWING
DWA10820
Het is aan te bevelen om onderhoud
aan het wiel uit te laten voeren door
een Yamaha dealer.
Zorg dat de motorfiets veilig wordt
ondersteund, zodat hij niet kan om-
vallen.
1. Draai de wielasmoer los.
2. Licht het achterwiel van de grond vol-
gens de werkwijze op pagina 6-33.
3. Verwijder de wielasmoer.
4. Draai de borgmoer los en draai de stel-
moer voor de aandrijfketting los aan
beide zijden van de achterbrug.
5. Druk het wiel naar voren en haal dan
de aandrijfketting van het achtertand-
wiel.
OPMERKING:
Als het verwijderen van de aandrijfket-
ting problemen oplevert, verwijder dan
eerst de wielas en breng het wiel vol-
doende omhoog om de ketting van het
achtertandwiel te kunnen halen.
De aandrijfketting kan niet worden ge-
splitst.
6. Ondersteun de remklauw en licht dan
het achterwiel iets op en trek de wielas
uit.
1. Wielasmoer
2. Stelmoer spanning aandrijfketting
3. Borgmoer
1. Wielas
2. Stelmoer spanning aandrijfketting
3. Borgmoer
4. Remklauwsteun
5. Remklauw
U1B3D3D0.book Page 35 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-36
6
OPMERKING:
Een rubber hamer is handig om de wielas
los te tikken.
7. Verwijder het wiel.
LET OP:
DCA11070
Bekrachtig de rem niet terwijl het wiel
samen met de remschijf is verwijderd,
anders komen de remblokken tegen el-
kaar.
DAU34430
Aanbrengen van het achterwiel
1. Monteer het wiel en de remklauwsteun
door de wielas vanaf de rechterzijde in
te steken.
OPMERKING:
Controleer of de aanslag op de achter-
brug in de sleuf in de remklauwsteun
valt.
Kijk of er voldoende afstand tussen de
remblokken is voordat u het wiel aan-
brengt.
2. Breng de aandrijfketting aan op het
achtertandwiel.
3. Breng de wielasmoer aan en laat het
achterwiel dan zakken zodat dit op de
grond rust.
4. Stel de spanning van de aandrijfket-
ting af. (Zie pagina 6-22.)
5. Draai de wielasmoer vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
DAU25870
Problemen oplossen
Yamaha motorfietsen ondergaan een gron-
dige inspectie voordat ze vanaf de fabriek
op transport gaan, maar tijdens gebruik
kunnen toch storingen optreden. Proble-
men in de brandstof-, compressie- of ont-
stekingssystemen kunnen bijvoorbeeld de
oorzaak zijn van slecht starten of een afna-
me in motorvermogen.
In de volgende storingzoekschemas is een
snelle en gemakkelijke werkwijze weerge-
geven om deze vitale systemen zelf te kun-
nen controleren. Ga met uw motorfiets
echter wel naar een Yamaha dealer als re-
paraties nodig zijn, hier zijn vakkundige
monteurs aanwezig die beschikken over het
benodigde gereedschap en de ervaring en
vakkennis om het nodige onderhoud aan de
machine correct te verrichten.
Gebruik uitsluitend originele Yamaha ver-
vangingsonderdelen. Niet-originele onder-
delen lijken misschien op Yamaha
onderdelen maar zijn toch vaak van minde-
re kwaliteit en hebben een kortere levens-
duur, zodat dan later mogelijk toch dure
reparaties nodig zijn.
1. Borging
2. Sleuf
Aanhaalmoment:
Wielasmoer:
120 Nm (12.0 m·kgf, 85 ft·lbf)
U1B3D3D0.book Page 36 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-37
6
DAU42360
Storingzoekschemas
Startproblemen of slechte werking van de motor
WAARSCHUWING
DWA10840
Houd open vuur uit de buurt en rook niet terwijl het brandstofsysteem wordt getest of hieraan wordt gewerkt.
Controleer het
brandstofniveau in de
brandstoftank.
1. Brandstof
Er is voldoende brandstof aanwezig.
Er is geen brandstof aanwezig.
Controleer de compressie.
Vul brandstof bij.
De motor start niet.
Controleer de compressie.
Bedien de elektrische
startknop.
2. Compressie
Er is compressie.
Er is geen compressie.
Controleer de ontsteking.
Vraag een Yamaha dealer de
machine te controleren.
Verwijder de bougies en
controleer de elektroden.
3. Ontsteking
Schoonvegen met een droge doek. Stel de
elektrodenafstand van de bougies af of vervang de bougies.
Vraag een Yamaha dealer de machine te controleren.
De motor start niet. Vraag een
Yamaha dealer de machine te
controleren.
De motor start niet. Controleer de accu.
Bedien de elektrische
startknop.
4. Accu
De motor draait snel rond.
De motor draait langzaam rond.
De accu is in orde.
Controleer de aansluitingen van de
accukabels en laad de accu indien nodig.
Droog
Nat
Bedien de elektrische startknop.
U1B3D3D0.book Page 37 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-38
6
Oververhitte motor
WAARSCHUWING
DWA10400
Verwijder de koelvloeistofradiatorvuldop niet terwijl de motor en de koelvloeistofradiator nog heet zijn. Hete vloeistof en
stoom kan naar buiten spuiten en zo ernstige brandwonden veroorzaken. Wacht tot de motor is afgekoeld.
Breng na verwijderen van de borgbout voor de radiatorvuldop een dikke doek, bijvoorbeeld een handdoek, aan over de ra-
diatorvuldop en draai deze dan langzaam linksom tegen de aanslag zodat de nog aanwezige druk kan ontsnappen. Druk de
dop omlaag zodra het sisgeluid stopt en draai deze linksom en verwijder de dop.
OPMERKING:
Als geen koelvloeistof beschikbaar is, kan tijdelijk leidingwater worden gebruikt, maar dit moet wel zo snel mogelijk door de voorgeschre-
ven koelvloeistof worden vervangen.
Wacht tot de
motor is afgekoeld.
Controleer het
koelvloeistofniveau in het
reservoir en in de radiator.
Het koelvloeistofniveau is
in orde.
Het koelvloeistofniveau is
laag. Controleer het
koelsysteem op lekkage.
Vraag een Yamaha dealer het
koelsysteem te controleren en te
repareren.
Vul koelvloeistof bij.
(Zie OPMERKING.)
Start de motor. Vraag een Yamaha dealer het koelsysteem
te controleren en te repareren als de motor opnieuw
oververhit raakt.
Er is lekkage.
Er is geen
lekkage.
U1B3D3D0.book Page 38 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
7-1
7
DAU37832
Matkleur, let op
LET OP:
DCA15192
Sommige modellen zijn uitgerust met
matkleurige onderdelen. Raadpleeg een
Yamaha dealer voor advies over wat
voor producten gebruikt moeten worden
om het voertuig te reinigen. Het gebruik
van een borsteltje, chemische produc-
ten of reinigingsmiddelen tijdens het rei-
nigen van deze onderdelen kan het
oppervlak bekrassen of beschadigen.
Ook was moet niet worden aangebracht
op een van de matkleurige onderdelen.
DAU26041
Verzorging
De open constructie van een motorfiets
maakt de fraaie techniek beter zichtbaar,
maar de machine is hierdoor ook meer
kwetsbaar. Er kan sprake zijn van roestvor-
ming en corrosie, ook al zijn hoogwaardige
componenten gebruikt. Een roestige uitlaat-
pijp valt bij een auto niet zo op, bij een mo-
torfiets is dit echter nadelig voor de algehele
aanblik. Regelmatige en correcte verzor-
ging is niet alleen vereist volgens de garan-
tiebepalingen, maar verzekert ook een fraai
uiterlijk van de machine, verlengt de levens-
duur en verbetert de prestaties.
Alvorens te reinigen
1. Dek de uitlaatdemperopeningen af
met plastic zakken nadat de motor is
afgekoeld.
2. Controleer of alle doppen en afdek-
pluggen, ook de bougiedoppen, en
alle elektrische stekkers en aansluitin-
gen stevig zijn bevestigd.
3. Verwijder hardnekkige vervuiling, zo-
als verbrande olie op het carter, met
een ontvetter en een borstel, maar ge-
bruik dergelijke producten nooit op af-
dichtingen, pakkingen, tandwielen, de
aandrijfketting en de wielassen. Spoel
vuil en ontvetter altijd af met water.
Reinigen
LET OP:
DCA10770
Vermijd het gebruik van sterke en
bijtende wielreinigingsmiddelen,
vooral bij spaakwielen. Als dergelij-
ke producten toch worden gebruikt
om hardnekkig vuil los te maken,
laat het reinigingsmiddel dan niet
langer inwerken dan is vermeld in
de gebruiksinstructies. Spoel het
betreffende gebied grondig schoon
met water, laat direct drogen en
breng daarna een corrosiewerende
spray aan.
Bij verkeerd reinigen kunnen de
kuipruit, de stroomlijnpanelen, fra-
mepanelen en andere kunststof de-
len worden beschadigd. Gebruik
alleen een zachte, schone doek of
een spons met zachte zeep en water
om kunststof delen te reinigen.
Gebruik geen bijtende chemische
reinigingsmiddelen op kunststof
delen. Vermijd het gebruik van doe-
ken of sponzen die in contact zijn
geweest met bijtende of schurende
reinigingsmiddelen, oplosmiddelen
of thinner, brandstof (benzine),
U1B3D3D0.book Page 1 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
7-2
7
roestverwijderingsmiddelen of cor-
rosieremmers, remvloeistof, anti-
vries of elektrolyt.
Gebruik geen hogedrukreinigers of
stoomreinigers, omdat dan op de
volgende plaatsen water kan door-
dringen en zo schade kan ontstaan:
afdichtingen (van wiel- en achter-
bruglagers, voorvork en remmen),
elektrische componenten (kabel-
stekkers, messtekkers, instrumen-
ten, schakelaars en verlichting),
beluchtings- en ontluchtingsslan-
gen.
Bij motorfietsen met een kuipruit:
gebruik geen bijtende reinigings-
middelen of harde sponzen, deze
veroorzaken dofheid en laten kras-
jes achter. Sommige reinigingsmid-
delen voor kunststof laten
eveneens krasjes achter op de
kuipruit. Test het product op een
klein, niet-zichtbaar gedeelte van de
kuipruit om zeker te zijn dat geen
sporen achterblijven op de kuipruit.
Als de kuipruit krasjes vertoont,
breng dan na wassen een hoog-
waardige polish voor gebruik op
kunststof aan.
Na normaal gebruik
Verwijder vuil met warm water, zachte zeep
en een zachte, schone spons en spoel dan
grondig met schoon water. Gebruik een tan-
denborstel of een flessenborstel op moeilijk
bereikbare plekken. Hardnekkig vastzittend
vuil en insectenresten laten gemakkelijker
los als de bewuste plek alvorens te reinigen
een paar minuten met een vochtige doek
wordt bedekt.
Na rijden in regen, aan de kust of op bepe-
kelde wegen
Zeelucht en wegenzout waarmee wegen s
winters worden bestrooid hebben in combi-
natie met water een zeer corrosieve wer-
king; handel daarom als volgt na een rit in
een regenbui, nabij de kust of op bepekelde
wegen.
OPMERKING:
s Winters gestrooid wegenzout kan nog tot
in de lente aanwezig blijven.
1. Reinig de motorfiets met koud water
en zachte zeep nadat de machine is
afgekoeld.
LET OP:
DCA10790
Gebruik geen heet water, dit versterkt de
corrosieve werking van het zout.
2. Laat de motorfiets drogen en breng
dan met een spuitbus een corrosiewe-
rend middel aan op alle metalen delen,
ook op verchroomde en vernikkelde
componenten, om zo corrosie te voor-
komen.
Na reiniging
1. Droog de motorfiets met een zeemle-
ren lap of een vochtabsorberende
doek.
2. Laat de aandrijfketting direct drogen
en smeer hem om roestvorming te
voorkomen.
3. Gebruik een chroompolish om ver-
chroomde, aluminium en roestvrijsta-
len delen te doen glanzen, ook het
uitlaatsysteem. (Zelfs thermische ver-
kleuringen op roestvrijstalen uitlaat-
systemen kunnen door oppoetsen
worden verwijderd.)
4. Het is aan te bevelen om met een
spuitbus een corrosiewerend middel
aan te brengen op alle metalen delen,
ook op verchroomde en vernikkelde
componenten, om zo corrosie te voor-
komen.
5. Gebruik oliespray als universeel
schoonmaakmiddel om eventueel nog
achtergebleven vuil te verwijderen.
U1B3D3D0.book Page 2 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
7-3
7
6. Werk kleine lakbeschadigingen bij ver-
oorzaakt door steenslag e.d.
7. Zet alle gelakte oppervlakken in de
was.
8. Laat de motorfiets volledig drogen al-
vorens te stallen of af te dekken.
WAARSCHUWING
DWA11130
Controleer of er geen olie of was op
de wielen of de remmen zit.
Reinig de remschijven en remvoe-
ringen indien nodig met een norma-
le remschijfreiniger of aceton en
spoel de banden schoon met lauw
water en een mild reinigingsmiddel.
Test de remwerking en het wegge-
drag van de motorfiets in bochten
voordat u de snelheid opvoert.
LET OP:
DCA10800
Breng een geringe hoeveelheid
oliespray en was aan en verwijder
overtollige hoeveelheden.
Breng oliespray of was nooit aan op
rubber of kunststof delen, behandel
deze met een daartoe bestemd ver-
zorgingsmiddel.
Vermijd het gebruik van schurende
poetsmiddelen, deze tasten de lak
aan.
OPMERKING:
Vraag een Yamaha dealer om advies over
de te gebruiken producten.
DAU26201
Stalling
Korte termijn
Stal uw motorfiets steeds op een koele en
droge plek en bescherm indien nodig tegen
stof met een luchtdoorlatende stallinghoes.
LET OP:
DCA10810
Als de motorfiets wordt gestald in
een slecht geventileerde ruimte of
in vochtige toestand wordt afgedekt
met een hoes of een dekzeil, zal wa-
ter en vocht kunnen binnendringen
en roestvorming veroorzaken.
Voorkom corrosie door de machine
niet te stallen in een vochtige kel-
der, een stal (i.v.m. de aanwezig-
heid van ammoniakdamp) en in een
opslagruimte voor sterke chemica-
liën.
Lange termijn
Alvorens uw motorfiets gedurende meerde-
re maanden aaneen te stallen:
1. Volg alle instructies op in de paragraaf
Verzorging in dit hoofdstuk.
U1B3D3D0.book Page 3 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
VERZORGING EN STALLING VAN DE MOTORFIETS
7-4
7
2. Vul de brandstoftank en voeg een sta-
bilisatoradditief (indien verkrijgbaar)
toe om roestvorming in de tank en ach-
teruitgang van de brandstof te voorko-
men.
3. Voer de volgende stappen uit om de
cilinders, de zuigerveren etc. te be-
schermen tegen corrosie.
a. Verwijder de bougiedoppen en de
bougies.
b. Giet een theelepel motorolie in elk
bougiegat.
c. Breng de bougiedoppen aan op de
bougies en leg dan de bougies zo-
danig op de cilinderkop dat de
elektroden aan massa liggen. (Dit
voorkomt vonken tijdens de vol-
gende stap.)
d. Laat de motor een paar keer rond-
draaien op de startmotor. (De cilin-
derwanden worden zo geolied.)
e. Haal de bougiedoppen los van de
bougies en breng dan de bougies
en de bougiedoppen weer aan.
WAARSCHUWING
DWA10950
Om schade of letsel door vonkvorming
te voorkomen, moeten de bougie-elek-
troden aan massa liggen terwijl de motor
wordt rondgedraaid.
4. Smeer alle bedieningskabels en
scharnierpunten van alle hendels en
pedalen en van de zijstandaard/mid-
denbok.
5. Controleer de bandspanning en corri-
geer deze indien nodig en breng dan
de motorfiets omhoog, zodat beide
wielen los van de grond zijn. Een an-
dere mogelijkheid is de wielen elke
maand iets te draaien, zodat de ban-
den niet op één gedeelte sterker ach-
teruitgaan.
6. Dek de uitlaatdemperopeningen af
met een plastic zak om te voorkomen
dat vocht kan binnendringen.
7. Verwijder de accu en laad deze volle-
dig bij. Berg de accu op een koele en
droge plek op en laad hem eens per
maand bij. Berg de accu niet op een
zeer warme of koude plek op [minder
dan 0 °C (30 °F) of meer dan 30 °C (90
°F)]. Zie pagina 6-28 voor meer infor-
matie over het opbergen van de accu.
OPMERKING:
Voer eventueel benodigde reparaties uit
voordat u uw motorfiets stalt.
U1B3D3D0.book Page 4 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
SPECIFICATIES
8-1
8
Afmetingen:
Totale lengte:
2095 mm (82.5 in)
Totale breedte:
755 mm (29.7 in)
Totale hoogte:
1085 mm (42.7 in)
Zadelhoogte:
795 mm (31.3 in)
Wielbasis:
1440 mm (56.7 in)
Grondspeling:
145 mm (5.71 in)
Kleinste draaicirkel:
2800 mm (110.2 in)
Gewicht:
Incl. olie en brandstof:
201.0 kg (443 lb)
Motor:
Type motor:
Vloeistofgekoeld, 4-takt, DOHC
Cilinderopstelling:
4-cilinder, parallel vooroverhellend
Slagvolume:
600.0 cm³
Boring × slag:
65.5 × 44.5 mm (2.58 × 1.75 in)
Compressieverhouding:
12.20 :1
Startsysteem:
Elektrische startmotor
Smeersysteem:
Wet sump
Motorolie:
Type:
SAE10W30 of SAE10W40 of SAE15W40
of SAE20W40 of SAE20W50
Aanbevolen kwaliteit motorolie:
Type API service SG of hoger, JASO MA
norm
Hoeveelheid motorolie:
Zonder vervanging van oliefilterpatroon:
2.50 L (2.64 US qt) (2.20 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
2.80 L (2.96 US qt) (2.46 Imp.qt)
Koelsysteem:
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot aan de
merkstreep voor maximumniveau):
0.27 L (0.29 US qt) (0.24 Imp.qt)
Inhoud radiator (inclusief alle leidingen):
2.00 L (2.11 US qt) (1.76 Imp.qt)
Luchtfilter:
Luchtfilterelement:
Papieren element met oliecoating
Brandstof:
Aanbevolen brandstof:
Uitsluitend normale loodvrije benzine
Inhoud brandstoftank:
19.4 L (5.13 US gal) (4.27 Imp.gal)
Hoeveelheid reservebrandstof:
3.6 L (0.95 US gal) (0.79 Imp.gal)
Brandstofinjectie:
Fabrikant:
DENSO
Model/hoeveelheid:
0290 x 4
Bougie(s):
Fabrikant/model:
NGK/CR9EK
Elektrodenafstand:
0.60.7 mm (0.0240.028 in)
Koppeling:
Type koppeling:
Nat, meervoudige plaat
Versnellingsbak:
Primair reductiesysteem:
Recht tandwiel
Primaire reductieverhouding:
86/44 (1.955)
Secundair reductiesysteem:
Kettingaandrijving
Secundaire reductieverhouding:
46/16 (2.875)
Type versnellingbak:
Constant mesh, 6 versnellingen
Bediening:
Bediening met linkervoet
-20 -10 0
10
20 30
40
50 ˚C
SAE 10W-30
SAE 15W-40
SAE 20W-40
SAE 20W-50
SAE 10W-40
U1B3D3D0.book Page 1 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
SPECIFICATIES
8-2
8
Overbrengingsverhoudingen:
1e:
37/13 (2.846)
2e:
37/19 (1.947)
3e:
28/18 (1.556)
4e:
32/24 (1.333)
5e:
25/21 (1.190)
6e:
26/24 (1.083)
Chassis:
Type frame:
Diamantframe
Spoorhoek:
25.00 graad
Naspoor:
97.5 mm (3.84 in)
Voorband:
Type:
Tubeless
Maat:
120/70 ZR17M/C (58W)
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/BT020F GG
Fabrikant/model:
DUNLOP/D252F
Achterband:
Type:
Tubeless
Maat:
180/55 ZR17M/C (73W)
Fabrikant/model:
BRIDGESTONE/BT020R GG
Fabrikant/model:
DUNLOP/D252
Belading:
Maximale belasting:
196 kg (432 lb)
(Totaal gewicht van bestuurder, passagier,
bagage en accessoires)
Bandenspanning (gemeten aan koude
banden):
Gewichtsverdeling:
090 kg (0198 lb)
Voor:
225 kPa (33 psi) (2.25 kgf/cm²)
Achter:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm²)
Gewichtsverdeling:
90196 kg (198432 lb)
Voor:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm²)
Achter:
290 kPa (42 psi) (2.90 kgf/cm²)
Rijden met hoge snelheid:
Voor:
225 kPa (33 psi) (2.25 kgf/cm²)
Achter:
250 kPa (36 psi) (2.50 kgf/cm²)
Voorwiel:
Type wiel:
Gietwiel
Velgmaat:
17M/C x MT3.50
Achterwiel:
Type wiel:
Gietwiel
Velgmaat:
17M/C x MT5.50
Voorrem:
Type:
Dubbele schijfrem
Bediening:
Bediening met rechterhand
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
Achterrem:
Type:
Enkele schijfrem
Bediening:
Bediening met rechtervoet
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
Voorwielophanging:
Type:
Telescoopvork
Veer/schokdempertype:
Schroefveer/oliedemper
Veerweg:
130.0 mm (5.12 in)
Achterwielophanging:
Type:
Achterbrug (monocross)
Veer/schokdempertype:
Schroefveer/gas-oliedemper
Veerweg:
130.0 mm (5.12 in)
U1B3D3D0.book Page 2 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
SPECIFICATIES
8-3
8
Elektrische installatie:
Ontstekingssysteem:
Transistorontsteking (digitaal)
Laadsysteem:
Wisselstroomdynamo met permanente
magneten
Accu:
Model:
GT12B-4
Voltage, capaciteit:
12 V, 10.0 Ah
Koplamp:
Type gloeilamp:
Halogeenlamp
Gloeilampen voltage, wattage × aantal:
Koplamp:
12 V, 60 W/55.0 W × 1
Achterlicht/remlicht unit:
12 V, 5.0 W/21.0 W × 1
Voorste richtingaanwijzer:
12 V, 10.0 W × 2
Achterste richtingaanwijzer:
12 V, 10.0 W × 2
Parkeerlicht:
12 V, 5.0 W × 1
Kentekenverlichting:
12 V, 5.0 W × 1
Instrumentenverlichting:
LCD-scherm met EL-
achtergrondverlichting
Controlelampje vrijstand:
LED
Controlelampje grootlicht:
LED
Waarschuwingslampje olieniveau:
LED
Controlelampje richtingaanwijzers:
LED
Waarschuwingslampje motorstoring:
LED
Controlelampje startblokkering:
LED
Zekeringen:
Hoofdzekering:
30.0 A
Koplampzekering:
20.0 A
Zekering achterlichtcircuit:
10.0 A
Zekering signaleringssysteem:
10.0 A
Zekering ontstekingssysteem:
10.0 A
Zekering radiatorkoelvin:
20.0 A
Zekering brandstofinjectiesysteem:
10.0 A
Backup-zekering:
10.0 A
U1B3D3D0.book Page 3 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
GEBRUIKERSINFORMATIE
9-1
9
DAU26351
Identificatienummers
Noteer het sleutelnummer, het voertuigi-
dentificatienummer en de modelinforma-
tiesticker in onderstaande ruimtes. Deze
nummers heeft u nodig om reserveonder-
delen bij een Yamaha dealer te bestellen of
wanneer uw machine is gestolen.
SLEUTELIDENTIFICATIE NUMMER:
VOERTUIGIDENTIFICATIE NUMMER:
MODELINFORMATIESTICKER:
DAU26381
Sleutelnummer
Het sleutelnummer is ingeslagen op het
sleutelplaatje. Noteer dit nummer in het
daartoe bestemde vakje en gebruik dit als
referentie bij het bestellen van een nieuwe
sleutel.
DAU26400
Voertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer is ingesla-
gen op de balhoofdbuis. Noteer dit nummer
in het daartoe bestemde vakje.
OPMERKING:
Het voertuigidentificatienummer is bedoeld
voor identificatie van uw motorfiets en kan
worden gebruikt om uw motor in uw land
aan te melden voor kentekenregistratie.
1. Sleutelnummer
2. Codeersleutel (rood bovendeel)
3. Standaardsleutels (zwart bovendeel)
1. Voertuigidentificatienummer
U1B3D3D0.book Page 1 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
GEBRUIKERSINFORMATIE
9-2
9
DAU26540
Modelinformatiesticker
De modelinformatiesticker is onder het za-
del bevestigd aan het frame. (Zie pagina
3-14.) Noteer de informatie op deze sticker
in het daartoe bestemde vakje. Deze infor-
matie is nodig om reserve-onderdelen te
bestellen bij een Yamaha dealer.
1. Modelinformatiesticker
U1B3D3D0.book Page 2 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
INDEX
A
Aandrijfketting, reinigen en smeren ...... 6-23
Accu......................................................6-28
Achterbrugscharnierpunten, smeren..... 6-26
Antidiefstal-alarmsysteem (optie)............ 3-9
B
Banden.................................................. 6-16
Bougies, controleren ............................... 6-6
Brandstof............................................... 3-13
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig... 5-3
C
Claxonschakelaar .................................3-10
Contactslot/stuurslot ............................... 3-2
Controle- en waarschuwingslampjes ...... 3-3
Controlelampje grootlicht ........................ 3-4
Controlelampjes richtingaanwijzers ........ 3-3
Controlelampje startblokkering ...............3-4
Controlelijst voor gebruik ........................ 4-2
D
Dimlichtschakelaar................................3-10
G
Gasgreep en gaskabel, controleren en
smeren................................................ 6-24
Gereedschapsset.................................... 6-1
Gloeilamp kentekenverlichting,
vervangen........................................... 6-32
Gloeilamp remlicht/achterlicht,
vervangen........................................... 6-31
Gloeilamp richtingaanwijzer,
vervangen........................................... 6-32
H
Helmbevestiging ...................................3-15
I
Identificatienummers............................... 9-1
Inrijperiode.............................................. 5-3
K
Kabels, controleren en smeren............. 6-24
Klepspeling........................................... 6-16
Koelvloeistof ......................................... 6-10
Koplampgloeilamp, vervangen ............. 6-30
Koppelingshendel ................................. 3-11
Koppelingshendel, vrije slag
afstellen.............................................. 6-19
L
LCD-toerenteller ..................................... 3-5
Let op, matkleur...................................... 7-1
Lichtsignaalschakelaar ......................... 3-10
Locaties van onderdelen ........................ 2-1
Luchtfilterelement, vervangen .............. 6-13
M
Modelinformatiesticker............................ 9-2
Motorolie en oliefilterpatroon .................. 6-7
Multifunctioneel display .......................... 3-5
N
Noodstopschakelaar............................. 3-10
O
Ondersteunen van de motorfiets .......... 6-33
Opbergcompartiment............................ 3-15
P
Paneel, verwijderen en aanbrengen....... 6-6
Parkeerlichtgloeilamp, vervangen ........ 6-33
Parkeren................................................. 5-4
Periodiek smeer- en
onderhoudsschema.............................. 6-2
Problemen oplossen............................. 6-36
R
Rem- en koppelingshendels,
controleren en smeren ....................... 6-25
Rem- en schakelpedalen, controleren
en smeren...........................................6-25
Remhendel............................................3-11
Remlichtschakelaar...............................6-20
Rempedaal............................................3-12
Remvloeistofniveau, controleren...........6-21
Remvloeistof, verversen........................6-22
Richtingaanwijzerschakelaar.................3-10
S
Schakelaar alarmverlichting..................3-10
Schakelen ...............................................5-2
Schakelpedaal.......................................3-11
Schokdemperunit, afstellen...................3-16
Sleutelnummer........................................9-1
Spanning aandrijfketting........................6-22
Specificaties............................................8-1
Stalling ....................................................7-3
Startblokkeersysteem..............................3-1
Starten van de motor...............................5-1
Startknop...............................................3-10
Startspersysteem ..................................3-17
Stationair toerental................................6-15
Storingzoekschemas............................6-37
Stuurschakelaars ....................................3-9
Stuursysteem, controleren .................... 6-27
T
Tankbeluchtingsslang ...........................3-14
Tankdop ................................................3-12
U
Uitlaatkatalysator...................................3-14
V
Veiligheidsinformatie ...............................1-1
Verzorging...............................................7-1
Voertuigidentificatienummer....................9-1
U1B3D3D0.book Page 1 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
INDEX
Voor- en achterremblokken
controleren ......................................... 6-20
Voorvork, controleren ........................... 6-26
Vrije slag gaskabel, controleren ........... 6-15
Vrijstandcontrolelampje .......................... 3-4
W
Waarschuwingslampje motorstoring....... 3-4
Waarschuwingslampje olieniveau .......... 3-4
Wiel (achter) ......................................... 6-35
Wielen................................................... 6-19
Wiellagers controleren.......................... 6-27
Wiel (voor) ............................................ 6-34
Z
Zadel..................................................... 3-14
Zekeringen, vervangen......................... 6-29
Zijstandaard.......................................... 3-17
Zijstandaard, controleren en smeren.... 6-26
U1B3D3D0.book Page 2 Tuesday, July 18, 2006 9:22 AM
A5-yoko_Blank.fm Page 1 Tuesday, April 8, 2003 11:43 AM
A5-yoko_Blank.fm Page 1 Tuesday, April 8, 2003 11:43 AM
YAMAHA MOTOR CO., LTD.
PRINTED IN THE NETHERLANDS
2006.07
20


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Yamaha FZ6-N at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Yamaha FZ6-N in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 4,67 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Yamaha FZ6-N

Yamaha FZ6-N User Manual - English - 94 pages

Yamaha FZ6-N User Manual - German - 94 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info