48732
191
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/192
Next page
C
Gebruikers Handleiding
Gebruikers Handleiding
SPECIALE MEDEDELINGEN
PRODUCT VEILIGHEIDSMARKERINGEN: De
produkten van Yamaha zijn voorzien van labels met daarop
onderstaande markeringen, of stempels van deze illustraties.
De uitleg van deze illustraties staat hieronder. Houd a.u.b.
rekening met alle waarschuwingen op deze pagina, en de
waarschuwingen in het veiligheidsinstructiegedeelte.
MILIEUPROBLEMATIEK: Yamaha streeft naar produkten die
zowel veilig in het gebruik als milieuvriendelijk zijn. We zijn ervan
overtuigd dat onze produkten en produktiemethoden hieraan vol-
doen. Overeenkomstig de letter en de geest van de wet willen we u
van het volgende op de hoogte brengen:
BATTERIJ: Dit artikel KAN een kleine, niet vervangbare batterij
bevatten, die (indien van toepassing) is vast gesoldeerd. De gemid-
delde levensduur van een dergelijke batterij is ongeveer vijf jaar.
Neem, wanneer deze aan vervanging toe is, contact op met een
erkend servicebedrijf om de vervanging uit te voeren.
WAARSCHUWING: Probeer oude batterijen niet op te laden, te
demonteren of te verbranden. Houd ze weg bij kinderen. Gooi oude
batterijen volgens voorschrift weg. Opmerking: in sommige gebie-
den bent u volgens de wet verplicht kapotte onderdelen te retour-
neren. U heeft echter de mogelijkheid om ze af te geven bij uw
dealer, zodat die ze weg kan gooien of retourneren.
AFVAL VOORSCHRIFT: Wanneer dit artikel beschadigd raakt
en niet meer te repareren is, gooi het dan weg volgens de geldende
wettelijke voorschriften voor produkten die lood, batterijen, plastic
e.d. bevatten. Kan uw leverancier u niet helpen, neem dan contact
op met Yamaha.
OPMERKING: Onderhoudskosten die zijn te wijten aan een
gebrek aan kennis over de werking van een functie of een effect
(mits het instrument naar behoren functioneert) vallen niet onder de
garantie, en zijn derhalve voor uw verantwoording.
Bestudeer de handleiding derhalve aandachtig en neem in geval
van twijfel eerst contact op met uw dealer, alvorens het instru-
ment zelf van service te voorzien.
NAAMPLAATJE: Onderstaande illustratie geeft de lokatie van
het naamplaatje aan. Het model, serienummer, de spannings-
vereisten e.d. vindt u op dit plaatje. U kunt het model, serienum-
mer en de aankoopdatum hieronder noteren en deze handleiding
bewaren, zodat u altijd over deze gegevens kunt beschikken.
Het uitroepteken in een gelijkbenige driehoek is
bedoeld om u te wijzen op de aanwezigheid van
belangrijke bedienings- en onderhoudsinstructies
in de handleiding van het produkt.
De bliksemflits met pijlpunt in een
gelijkbenige driehoek is bedoeld om u te
wijzen op de aanwezigheid van niet
geïsoleerde "gevaarlijke" voltages in het
instrument die u een schok kunnen geven.
BELANGRIJKE MEDEDELING: Alle elektronische
produkten van Yamaha zijn getest en goedbevonden door
een onafhankelijk laboratorium zodat u er zeker van kan
zijn dat, mits het produkt op de juiste manier wordt
gebruikt, er geen voorspelbare risico's zijn. Pas het instru-
ment NIET aan, en vraag ook anderen niet het instrument
te modificeren, tenzij Yamaha hier zelf uitdrukkelijk om
verzocht heeft. In dat geval kan de kwaliteit en de standaard
van veiligheid te kort schieten. Als er garantie geëist wordt,
en het instrument is wel aangepast, kan dit geweigerd
worden.
SPECIFICATIES KUNNEN GEWIJZIGD WORDEN:
De informatie in deze handleiding is correct op het moment
dat deze gedrukt wordt.
Yamaha heeft echter het recht om
de specificaties te wijzigen zonder hier vooraf mededeling
van te hoeven doen, of de verplichting aan te hoeven gaan
alle voorgaande modellen te updaten (van de nieuwigheden
te voorzien).
Model
Serienr.
Datum van Aanschaf
CAUTION: TO REDUCE THE RISK OF
ELECTRIC SHOCK, DO NOT REMOVE
COVER (OR BACK). NO USER-SERVICEABLE
PARTS INSIDE. REFER SERVICING TO
QUALIFIED SERVICE PERSONNEL
RISK OF ELECTRIC SHOCK
DO NOT OPEN
CAUTION
OPGEPAST: OM HET GEVAAR VAN EEN ELEKTRISCHE
SCHOK TE VERMIJDEN: NIET DE ACHTERKANT VERWIJ-
DEREN. ER KUNNEN DOOR DE GEBRUIKER GEEN ONDER-
DELEN VERVANGEN WORDEN, LAAT ONDERHOUD OVER
AAN ERKEND YAMAHA PERSONEEL
AC INLET
OUTPUT
R
L MONO
INDIVIDUAL OUTPUT
1
2
TO HOST
HOST SELECT
Mac
PC-1PC-2
MIDI
MIDI
OUT
THRU IN
CS6R
CS6x
CARD
3.3V
AC INLE T
POWER
ON OFF
MIDI
OUTTHRU
LEES ALLES ZORGVULDIG DOOR VOOR U VERDER GAAT
* Bewaar deze voorzorgsmaatregelen op een veilige plaats voor later.
WAARSCHUWING
Volg altijd de algemene voorzorgsmaatregelen op die hieronder worden opgesomd om te voorkomen dat u gewond raakt of zelfs sterft als gevolg
van elektrische schokken, kortsluiting, schade, brand of andere gevaren. De voorzorgsmaatregelen houden in, maar zijn niet beperkt tot:
Open het instrument niet, haal de interne onderdelen niet uit elkaar en
modificeer het instrument niet. Het instrument bevat geen door de
gebruiker te vervangen onderdelen.
Stel het instrument niet bloot aan regen, gebruik het niet in de buurt van
water of natte omstandigheden, plaats geen voorwerpen op het instru-
ment die vloeistoffen bevatten die in de openingen kunnen vallen.
Als het netsnoer beschadigd is of stuk gaat, als er plotseling geluids-
verlies is in het instrument, of als er plotseling een geur of rook uit het
het instrument komt, moet u het instrument onmiddellijk uitzetten, de
stekker uit het stopcontact halen en het instrument na laten kijken
door gekwalificeerd Yamaha personeel.
Gebruik alleen het gespecificeerde voltage voor het instrument. Het
vereiste voltage kunt u op het naamplaatje van het instrument vinden.
Sluit de driepootstekker altijd op een geaarde stroombron aan. (Zie
pagina 12 voor meer informatie over de stroomvoorziening.)
Verwijder, alvorens u het instrument schoonmaakt, de stekker uit het
stopcontact. Zit nooit met natte handen aan een stekker.
Controleer zo nu en dan de stroomstekker, en verwijder stof en viezig-
heid die zich verzameld heeft op de stekker.
PAS OP!
Volg altijd de algemene voorzorgsmaatregelen op die hieronder worden opgesomd om te voorkomen dat u gewond raakt of zelfs sterft als gevolg
van elektrische schokken, kortsluiting, schade, brand of andere gevaren. De voorzorgsmaatregelen houden in, maar zijn niet beperkt tot:
Leun niet op, en plaats geen zware voorwerpen op het instrument, ga
voorzichtig om met de knoppen, schakelaars en aansluitingen.
Gebruik alleen de standaard/rek van dit instrument. Bij het bevestigen
van de standaard moet u alleen gebruik maken van de meegeleverde
schroeven. Doet u dit niet kan er schade ontstaan aan de interne
componenten of er voor zorgen dat het instrument valt.
Gebruik het instrument niet te lang op een niet comfortabel geluids-
niveau aangezien dit permanent gehoorverlies op kan leveren. Als u
gehoorverlies constateert of geruis in uw oren, neem dan contact op
met een KNO-arts.
DE BACKUP BATTERIJ VERVANGEN
Dit instrument bevat een niet oplaadbare interne backup batterij, waar-
door de gegevens bewaard blijven, zelfs als het instrument uitstaat. Als
deze vervangen moet worden verschijnt de melding “Change internal
battery” in het LCD-scherm. Als dit gebeurt moet u onmiddellijk uw data
backuppen, waarna de batterij vervangen moet worden door gekwalifi-
ceerd Yamaha personeel.
Probeer de batterij niet zelf te vervangen, daar dit gevaarlijk is. Laat de
batterij altijd vervangen door gekwalificeerd Yamaha personeel.
Leg de batterij niet op een plek die toegankelijk is voor kinderen,
aangezien een kind de batterij in zou kunnen slikken. Als dit echter toch
gebeurd moet u onmiddellijk contact opnemen met een arts.
USER DATA OPSLAAN
Bewaar frequent gegevens op een Memory Card (SmartMedia) op, om
te voorkomen dat u belangrijke data kwijtraakt door een bedieningsfout
of stuk gaan van het apparaat.
Yamaha kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor schade die is te wijten
aan onzorgvuldig gebruik of modificaties die zijn aangebracht aan het instrument,
of data die kwijt zijn geraakt of vernietigd.
VOORZORGSMAATREGELEN
IN
HOST SELECT
Mac
PC-1PC-2
MIDI
TO HOST BREATH
SUSTAIN
FOOT
SWITCH
FOOT
CONTROLLER
FOOT
VOLUME
INDIVIDUAL OUTPUT
1
2
OUTPUT
R L MONO
PHONES LINE1 MIC
LINE 2
A D INPUT
GAIN
Plaats het stroomsnoer niet in de buurt van warmtebronnen zoals ver-
warming en kachels, verbuig of beschadig het snoer niet, plaats geen
zware voorwerpen op het snoer, leg het snoer uit de weg, zodat nie-
mand er op trapt, er over kan struikelen en zodat er geen zware voor-
werpen over heen kunnen rollen.
Als u de stekker uit het stopcontact haalt moet u altijd aan de stekker
trekken, nooit aan het snoer.
Sluit het instrument niet aan op een stopcontact die een T-Plug bevat.
Dit kan resulteren in een verminderde geluidskwaliteit en het stopcon-
tact oververhitten.
Haal de stekker uit het stopcontact als u het instrument gedurende
langere tijd niet gebruikt of tijdens onweer.
Voordat u het instrument aansluit op andere elektronische componen-
ten moet u alle betreffende apparatuur uitzetten. Voordat u alle betref-
fende apparatuur aanzet moet u alle volumes op minimum zetten. Stel
het gewenste luisterniveau in door de volumeniveaus langzaam om-
hoog te draaien terwijl u het instrument bespeelt.
Stel het instrument niet bloot aan overdreven schokken of stof, extreme
koude of warme omstandigheden (zoals in direct zonlicht, bij de verwar-
ming of in de auto) om verkleuren te voorkomen aan het paneel of
schade aan de interne elektronica.
Gebruik het instrument niet in de buurt van elektrische producten zoals
televisies, radio's of speakers, aangezien deze interferentie kunnen
veroorzaken die de prestaties van de andere apparatuur kunnen beïn-
vloeden.
Plaats het instrument niet op een onstabiele plek waar deze kan vallen.
Verwijder alle kabels alvorens het instrument te verplaatsen.
Gebruik bij het schoonmaken van het instrument een droge, schone
doek. Gebruik geen oplosmiddelen, schoonmaakmiddelen of chemi-
sche schoonmaakdoekjes. Plaats daarbij geen voorwerpen van vinyl op
het instrument aangezien deze het paneel en het toetsenbord kunnen
verkleuren.
Inleiding
Hartelijk dank voor de aanschaf van de Yamaha CS6x/CS6R Control Synthesizer.
Uw nieuwe CS6x/CS6R synthesizer maakt gebruik van het hoog aangeprezen AWM2
synthese systeem, waarmee uitzonderlijk realistische geluiden kunnen worden gecreëerd.
Tevens kunnen Plug-in Boards worden gebruikt, die u synthese-systemen van uw voor-
keur bieden, waardoor het produceren van allerlei synthesizergeluiden mogelijk wordt. U
kunt deze geluiden afspelen met de automatische afspeelmogelijkheden van de synthesi-
zer, zoals de ingebouwde Arpeggiator en Sequencer. Met de Phrase Clipfunctie kunt u
echte geluiden of geluiden van een CD opnemen en deze op het toetsenbord afspelen
alsof het om een normaal muziekinstrument gaat.
Andere functies zijn onder meer Effecten, Scenes (voor het opslaan van geluiden die met
de Control Knoppen op het regelpaneel zijn gecreëerd) en Control Sets (voor het in real-
time besturen van verschillende geluidsparameters met verschillende controllers). Deze
functies maken deze synthesizer ideaal voor verschillende soorten live optredens of
studiowerk.
Bij het bewerken van een geluid kunt u met de [PAGE]-knop tussen de schermen heen
en weer schakelen en met de vijf andere knoppen en de [DATA]-knop kunt u de
parameterwaarden wijzigen. Dit maakt het bewerken van geluiden een gemakkelijk en
snel proces. Lees deze handleiding aandachtig door om het uiterste uit uw synthesizer te
halen. Bewaar de handleiding, na deze gelezen te hebben, op een handige en veilig
plaats, zodat u er later nog eens iets in op kunt zoeken.
Over Deze Handleiding
Deze handleiding is in twee gedeelten verdeeld:
Basisgedeelte (pag. 6)
Legt uit hoe u met de synthesizer aan de slag kunt gaan, legt de algehele structuur uit, en
legt uit hoe u gebruik kunt maken van de belangrijkste functies en kenmerken.
Referentiegedeelte (pag. 74)
Legt de parameters van de verschillende Modes van de synthesizer uit.
Inhoud van het Pakket
• Nederlandstalige Handleiding (dit boek)
• Datalijst
• Stroomsnoer
• Memory Card (SmartMedia)
• Anti-Diefstal Slot
• Installatiegids
• CD-ROM (TOOLS voor S80 & CS6x/CS6R)
De Meegeleverde CD-Rom
De meegeleverde CD-ROM bevat software en Phrase Clip audio files voor uw synthesizer.
Met de Voice Editor software kunt u de geluiden van uw synthesizer bewerken middels de
grafische user interface van uw computer. Met de Card Filer software kunt u data uitwisse-
len tussen uw synthesizer en de computer. Details worden in de aparte Installatiegids
gegeven en in de on-line handleidingen van de software.
Speel track 1 - waarop de software staat - nooit af op een audio CD-speler. Dat kan
zowel resulteren in schade aan uw gehoor als aan uw CD-speler/luidsprekers.
Het kopiëren van commercieel verkrijgbare sequencedata en/of digitale audiofiles is, met uitzondering van persoonlijk
gebruik, ten strengste verboden.
De illustraties en LCD-schermen in deze handleiding zijn voor instructieve doeleinden, en kunnen enigzins afwijken
van hetgeen er werkelijk op uw instrument verschijnt.
Bedrijfs- en productnamen in deze handleiding zijn de handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van hun
respectieve eigenaren.
Inhoud
Basisgedeelte
De Knoppen & Aansluitingen ...................6
Alvorens de CS6x te Gebruiken...............12
Stroomvoorziening................................... 12
Aansluitingen ........................................... 13
Aanzetten ................................................. 19
Basishandelingen .....................................21
Een Mode Selecteren ............................... 21
Een Scherm Selecteren ............................ 23
Data Invoeren .......................................... 24
De Demo Afspelen....................................26
Voices en Performances...........................27
Een Voice bespelen ................................. 27
Een Performance bespelen..................... 29
Een Overzicht van de CS6x/CS6R............31
Controllergedeelte.................................... 31
Sequencergedeelte................................... 31
Toongeneratorgedeelte............................ 32
Effectengedeelte....................................... 34
Over de Modes ..........................................35
Voices.........................................................36
Een Overzicht van Voices/Waves............ 37
Waves ....................................................... 38
Performances ...........................................39
Gemakkelijke Real Time Bewerking .......40
Ideaal bij Live Optredens .........................41
1 Arpeggiator ........................................... 42
2 Sceneknoppen (CS6X).......................... 45
3 Het Gebruik van de Controllers .......... 47
4 Phrase Clips .......................................... 53
5 Andere Bruikbare Functies .................. 59
Voice Edit...................................................60
Effecten .................................................... 65
Het Gebruik als Master Keyboard
(Performance Mode) ................................67
De CS6x als Multitimbrale Toongenerator
Gebruiken (Performance Mode) .............72
Referentiegedeelte
De Voice Mode ..........................................74
Voice Play................................................. 74
Voice Edit ................................................. 78
Voice Job Mode...................................... 115
Voice Store ............................................. 116
De Performance Mode ...........................117
Performance Play ................................... 117
Performance Edit ................................... 121
Performance Job Mode.......................... 140
Performance Store ................................. 141
De Phrase Clip Mode ..............................142
Phrase Clip Play ..................................... 142
Phrase Clip Record ................................ 143
Phrase Clip Edit ..................................... 146
Phrase Clip Job Mode............................ 154
Clip Kit Store .......................................... 160
De Sequence Play Mode .........................161
De Utility Mode .......................................163
Utility Job Mode..................................... 170
De Card Mode .........................................171
Appendix
Over de Plug-in Boards (Los Verkijgbaar) ..177
Display Boodschappen ..........................181
Problemen Oplossen..............................182
Specificaties ............................................185
Index .......................................................186
5
6
Basisgedeelte
De Knoppen en Aansluitingen
Regelpaneel
FOO
VOLU
PHONES INDIVIDUAL OUTPUT
21
OUTPUT
L
/
MONO R
A
/
D INPUT
GAIN
LINE 1MIC
/
LINE 2
OCTAVE
VOLUME
DOWN UP
CUTOFF RESONANCE
AT TACK
12
DECAY
CONTROL
FILTER EFF
EG
SCENE PAN
GATE TIME
ON
/
OFF
ON
/
OFF
HOLD
PORTAMENTO PHR
A
SEQ
ARPEGGIO
CUTOFF RESONANCE
AT TACK
12
DECAY SUSTAIN
CONTROL PAN
RELEASE
REVERB CHORUS
FILTER EFFECT
EG
SCENE PAN
1 [VOLUME]-knop (Pag. 20)
Past het mastervolume aan. Draai de knop naar rechts om het signaalniveau van de
OUTPUTL/R-aansluitingen en de PHONES-aansluiting te verhogen.
2 OCTAVE [UP]- en [DOWN]-knoppen (Pag. 28) (alleen op de CS6x)
Druk op één van beide knoppen om het nootbereik van het toetsenbord in octaven te
transponeren. Druk beiden tegelijk in om terug te keren naar het standaardbereik (0).
3 PITCH bend wiel (Pag. 47) (alleen op de CS6x)
Bestuurt pitch bend. U kunt ook andere parameterfuncties aan deze controller
toewijzen.
4
MODULATIE wiel (Pag. 47) (alleen op de CS6x)
Bestuurt modulatie. U kunt ook andere parameterfuncties aan deze controller
toewijzen.
5 Ribbon Controller (Pag. 48) (alleen op de CS6x )
Raak, om onafgebroken (zgn. continuous control) een specifieke parameterwaarde te
wijzigen, de controller aan en beweeg uw vinger horizontaal over het oppervlak. U kunt ook
andere parameterfuncties aan deze controller toewijzen.
6-1 FILTER-knoppen (Pag. 40)
Deze twee knoppen wijzigen de klank van het geluid dynamisch en in realtime.
6-6 [PAN]-knop (Pag. 59)
Pas met deze knop de stereo panpositie aan van het huidige geluid (d.w.z. de positie van
het geluid in het stereobeeld).
6-2 EFFECT-knoppen (Pag. 40)
Deze knoppen regelen respectievelijk de sterkte (send niveau) van de Reverb en Chorus
Effecten.
6-3 EG-knoppen (Pag. 40)
Deze vier knoppen besturen variaties in toonhoogte, klank en volume.
6-4 PORTAMENTO-knoppen (Pag. 59)
Dit gedeelte bevat een PORTAMENTO [ON/OFF]-knop en een knop om Portamento Tijd
mee te wijzigen. Als Portamento aanstaat, glijdt de eerste noot soepel over in de volgende
noot. Met de Portamento Tijd parameter wijzigt de snelheid van de overgang.
6-5 SCENE-knoppen (Pag. 46)
Met het indrukken van SCENE-knop [1] of [2] roept u de opgeslagen knopinstellingen op.
De LED van de knop van de huidige Scene brandt. Met de [CONTROL]-knop kan een
soepele overgang tussen de twee Scenes worden gecreëerd. U kunt ook het Modulatie
Wiel of een voetpedaal instellen als SCENE [CONTROL]-knop (pag. 46).
6-1 6-2
6-3
6-4
6-5 6-6 6-7
CS6x
7
MIDIHOST SELECTTO HOSTBREATH
FOOT
SWITCH
FOOT
CONTROLLER
OT
UME
OUTIN THRU
SUSTAIN
VO ICE PERFORM
UTILITY CARD
EDIT
COMPARE
JOB
STORE
MODE
GATE TIME
ON
/
OFF
PLAY
/
STOP
REC
ON
/
OFF
HOLD
PORTAMENTO PHRASE CLIP
SEQ PLAY
ARPEGGIO
PITCH
TEMPO
SUSTAIN
PA N
RELEASE
REVERB CHORUS
FECT
N
PLAY
/
STOP
REC
SE CLIP
PLAY
PITCH
TEMPO
CARD
3.3V
ELEMENTPARTPAGE
SHIFT
CURSOR
VOICE
BASYSTEM
PERFORM
PHRASE
CLIP
UTILITY
CARD REC
JOB
STORE
EDIT
COMPARE
SEQ
PLAY
EF
BYPASS
PLAY
STOP
GAIN
VOLUME
BREATH PHONES
LINE1
MIC
LINE 2
A D INPUT
6-7 ARPEGGIO-knoppen (Pag. 42)
Druk op de [ON/OFF]-knop om de Arpeggiator aan of uit te zetten. De Arpeggiator speelt
overeenkomstig de arpeggiatorinstelllingen van de Voice of Performance. Met de [GATE
TIME]-knop wijzigt u de afspeelduur van de verschillende noten in de arpeggio (pag. 42).
Druk op de [HOLD]-knop (de LED gaat branden) om de Arpeggiator ononderbroken door
te laten spelen, zelfs nadat u de toetsen heeft losgelaten. Druk nogmaals op de HOLD-
knop (de LED gaat uit) om de arpeggio te stoppen.
6-8 PHRASE CLIP-knoppen (Pag. 53)
Druk op de Phrase Clip-knop om naar de Phrase Clip Play Mode te gaan (de LED gaat
branden). Druk vervolgens op de [REC]-knop om naar de Phrase Clip Record Mode te
gaan. In deze Mode kunt u een Phrase Clip (golfvormdata) opnemen met een externe
microfoon, en het geluid vervolgens behandelen als een muziekinstrument. De [PITCH]-
knop wijzigt de toonhoogte van de Phrase Clip (of het tempo ervan als de Phrase Clip
ritmisch is).
Op de CS6R kunt u het geluid op toonhoogte C3 en met aanslaggevoeligheidswaarde 127
afspelen (afluisteren) door op de PHRASE CLIP-knop te drukken in Phrase Clip Mode.
6-9 SEQ-knoppen (Pag. 26, 161)
Druk op de [SEQ]-knop om naar de Sequence Play Mode te gaan. Hier kunt u een MIDI-
file vanaf een Memory Card afspelen. Start of stop het afspelen van de huidig
geselecteerde file met de [PLAY/STOP]-knop. Pas de afspeelsnelheid aan met de
[TEMPO]-knop.
6 Sound Control Knoppen (Pag. 40) (alleen op de CS6x)
U kunt de effecten en klankkleur hiermee in realtime wijzigen. Er zijn knoppen voor Filter
Cutoff Frequentie en Resonantie, voor de Tijd parameter van de Envelope Generator (EG),
en voor Reverb- en Chorus Effecten. Andere knoppen staan in verband met de Arpeggiator,
Portamento, Phrase Clip en Sequencer.
7 MODE-knoppen (Pag. 21)
Druk op deze twee knoppen om de Voice Mode, de Performance Mode, de Utility
Mode of andere Modes te selecteren. Met de CS6R kunt u, door de [VOICE]-knop in
te drukken in de Voice Play Mode, de Voice bespelen (afluisteren) op toonhoogte C3
met een aanslaggevoeligheid van 127.
Evenzo kunt u de Voices van de Parts afspelen op toonhoogte C3 met een aanslag-
gevoeligheidswaarde 127 (als de Layer schakelaar op "ON" staat) door in de
Performance Play Mode op de [PERFORM]-knoppen drukken.
6-8
6-9
CS6R
716-8 6-9
8
THRU
DEC
/
NO INC
/
YES
EXIT ENTER
EF
BYPASS
MASTER
KEYBOARD
SYST EM
CURSOR
ABC1 2
SHIFT PAGE PART
/
ELEMENT DATA
CARD
3.3V
8
LCD (Liquid Crystal Display)
Dit is een verlichte uit twee regels bestaande display.
)
[PAGE]-knop (Pag. 23)
Schakelt heen en weer tussen schermen van de verschillende Modes.
Iedere Mode bevat meerdere schermen.
!
Knoppen [A], [B], [C], [1] en [2] (Pag. 24)
In de verschillende Play Modes besturen deze knoppen voornamelijk de
functies die aan de knoppen zijn toegewezen. In de verschillende Edit
Modes kunt u met de knoppen waarden wijzigen van de desbetreffende
parameter die in de display wordt getoond. Afhankelijk van de handeling
of het scherm waarin u werkt, functioneren deze knoppen verschillend.
Knoppen [A] t/m [C] kunnen worden toegewezen aan systeembesturings-
functies (pag. 165). Aan knoppen [1] en [2] kunnen besturingsfuncties
worden toegewezen die effect hebben op Voices (pag. 84).
@
[DATA] knop (Pag. 25)
Verhoog of verlaag hiermee de waarde van de parameter waarop de
cursor is geplaatst.
#
[EF BYPASS]-knop (Pag. 66)
Zet de Effect Bypass functie aan/uit. Druk op de knop (de LED gaat branden)
om de effecten die in de huidige Voice of Performance worden gebruikt te
passeren (niet toe te passen). In de Utility Mode wordt gespecificeerd welke
effecten gepasseerd worden (Reverb, Chorus of Insertie). (pag. 164).
$
[MASTER KEYBOARD]-knop (pag. 67, 121) (alleen op de CS6x )
Het CS6x-toetsenbord werkt als een MIDI masterkeyboard in de
Performance Mode. Als de knop wordt ingedrukt en aangezet (de LED
brandt), dan kunt u via het toetsenbord meerdere MIDI-geluidscompo-
nenten die op de CS6x zijn aangesloten afspelen en besturen.
%
[EXIT]-knop (Pag. 23)
De menus en de schermen van de CS6x hebben een hiërarchische
structuur. Druk op deze knop om het huidige scherm te verlaten en terug
te keren naar het voorgaande niveau in de hiërarchie.
9
[SHIFT]-knop (Pag. 23)
In de Voice- of de Performance Play Mode verschijnt als u op de [SHIFT]-
knop drukt een scherm waarin u de Octave parameter en het MIDI
verstuurkanaal (pag. 23) kunt wijzigen. In de verschillende Edit Modes
verschijnt een menu-scherm als u op deze knop drukt terwijl u aan aan de
[PAGE]-knop draait, en kunt u snel heen en weer springen tussen de
verschillende Edit Mode schermen (pag. 23). Als u, terwijl u de knop
ingedrukt houdt, aan één van de [A] ~ [D], [1] ~ [2]-knoppen of [DATA]-knop
draait of op ofwel de [INC/YES]- of [DEC/NO]-knop drukt, dan kunt u de
cursor verplaatsen zonder een parameterwaarde te wijzigen (pag. 24).
CS6x
9
POWER
BANK
PROGRAM
PA RT
ABCDEFGH
12341234
ELEMENT SELECT ELEMENT ON
/
OFF
12345678
9 10111213141516
GENERAL QED ARPEGGIO CONTROL COM LFO EFFECT
OSC PITCH FILTER AMPLITUDE LFO EQ PLG
MEMORY
PRE1
INT
DRUM
EXT
PLG1 PLG2
PRE2
DRUM
POWER
PLG1INTPRE1
PLG2EXTPRE2
EXIT
2
DATAELEMENTPARTPAGE
SHIFT
CURSOR
VOICE
1
CBASYSTEM
ENTER
DEC NO
INC YES
DRUM DRUM
MEMORY
ON
OFF
PERFORM
PHRASE
CLIP
UTILITY
CARD REC
JOB
STORE
EDIT
COMPARE
SEQ
PLAY
EF
BYPASS
PLAY
STOP
^
[ENTER]-knop (Pag. 24, 25)
Bij het selecteren van een Geheugen of Bank van een Voice of
Performance voert u met deze knop de selectie daadwerkelijk uit. Gebruik
deze knop tevens bij het verrichten van Job- of Store-handelingen.
&
[DEC/NO]-knop (Pag. 24)
Verlaag hiermee de waarde van de parameter waarop de cursor is
geplaatst. Annuleer hiermee tevens Job- of Store-handelingen.
*
[INC/YES]-knop (Pag. 24)
Verhoog hiermee de waarde van de parameter waarop de cursor is
geplaatst. Verricht met deze knop tevens de Job- of Store-handeling.
(
MEMORY-knoppen (Pag. 27, 29, 75, 119)
Met één van deze knoppen kunt u een Voice- of Performance Geheugen
uitkiezen. Druk op de [ENTER]-knop om het geheugen daadwerkelijk te
selecteren. In de Performance Mode kunt u met de [INT, [EXT], [PLG1]
en [PLG2]-knoppen het Phrase Clip Part, A/D Part, Plug-in 1 Part en
Plug-in 2 Part selecteren. De [PRE1]- en [PRE2]-knoppen selecteren
Common (voor alle Parts).
º
BANK [A] t/m [H]-knoppen (Pag. 75, 119) (alleen op de CS6x )
Iedere knop selecteert een Voice of Performance Bank. Iedere Bank bevat
zestien Voices of Performances. In de Voice Edit Mode selecteren de
verschillende BANK [A] t/m [D]-knoppen Voice Elementen (ELEMENT
SELECT), terwijl de BANK [E] t/m [H]-knoppen het desbetreffende Voice
Element aan- of uitzetten (ELEMENT ON/OFF). Als u de Master Keyboard
Mode activeert door op de [MASTER KEYBOARD]-knop (14) te drukken,
dan selecteren deze knoppen respectievelijk Zones 1 t/m 4 als de Master
Keyboard Mode instelling 4Zone is in de Performance Edit Mode.
¡
PROGRAM/PART [1] t/m [16]-knoppen (Pag. 76, 119) (alleen op de
CS6x)
De verschillende knoppen selecteren Voices of Performances in de
huidige Bank. In de Voice Edit Mode selecteren de verschillende
PROGRAM/PART-knoppen een verwant menu. In de Performance Mode
selecteren deze knoppen respectievelijk Parts [1] t/m [16].
#9) ! @&*
8(%^
CS6R
10
Achterpaneel
CARD
3.3V
AC INLE T
POWER
ON OFF
CARD
3.3V
GAIN
VOLUME
BREATH PHONES
LINE1
MIC
LINE 2
A D INPUT
POWER
ON
OFF
AC INLE T
1
POWER-schakelaar (Pag. 19)
Zet hiermee de synthesizer aan of
uit.
)
FOOT CONTROLLER-
aansluiting
(Pag. 18, 48) (alleen CS6x)
Een los verkrijgbaar
voetpedaal (FC7, enz.) kan
hier worden aangesloten. Met
het voetpedaal kunt u klank-
kleur, toonhoogte, volume en
dergelijke met uw voet
besturen.
!
FOOT VOLUME-aansluiting
(Pag. 18, 48) (alleen CS6x)
Een los verkrijgbaar voetpedaal (FC7,
enz.) kan hier worden aangesloten. Met
het voetpedaal kunt u het signaalniveau
van het instrument met uw voet besturen.
In de Utility Mode kunt u Volume of
Expression bij deze controller selecteren.
@
INDIVIDUAL OUTPUT 1- en 2-aansluitingen (Pag. 13)
Lijnniveau audiosignalen worden via deze
aansluitingen (1/4’’ mono aansluiting) vanaf de
synthesizer verstuurd. De uitgang staat los van het
signaal dat verstuurd wordt via de OUTPUT L/MONO-
en R-aansluitingen. In de Performance Mode kunt u
bepalen welke Parts er via deze aparte uitgangen
moeten worden verstuurd.
2
Stroomaansluiting (Pag. 12)
Steek hier het vrouwtje van het
bijgeleverde stroomsnoer in,
alvorens de stekker in een
stopcontact te stoppen.
3
CARD-sleuf (Pag. 171)
Steek hier een Memory Card in
om verschillende data met het
instrument uit te wisselen.
Lees aandachtig de
voorzorgsmaatregelen door
over het gebruik van een
Memory Card (pag. 171)
alvorens u een card gaat
gebruiken.
4
MIDI IN-, OUT-, en THRU-aansluitingen (Pag. 15)
Via de MIDI IN worden MIDI-gegevens van externe MIDI-
apparatuur ontvangen. Bestuur met deze aansluiting de
synthesizer vanaf een extern MIDI-apparaat. De MIDI
OUT-aansluiting verstuurt MIDI-gegevens die door de
synthesizer worden gegenereerd, zoals via het toetsenbord
voortgebrachte noten of regelpaneelknophandelingen,
naar een extern MIDI-apparaat. De MIDI THRU-aansluiting
geeft alleen de MIDI-gegevens door die via de MIDI IN-
aansluiting zijn ontvangen. Sluit op de MIDI THRU
opvolgende MIDI-apparaten in de MIDI-keten aan.
CS6x
CS6R
$% ^ 1 2
&3
11
MIDI
OUTTHRU IN
HOST SELECT
Mac
PC-1PC-2
MIDI
TO HOST
BREATH
SUSTAIN
FOOT
SWITCH
FOOT
CONTROLLER
FOOT
VOLUME
INDIVIDUAL OUTPUT
1
2
OUTPUT
R L MONO
PHONES LINE1 MIC
LINE 2
A D INPUT
GAIN
PC-1PC-2
MacMIDI
OUTPUT
R
L MONO
1
2
TO HOST INDIVIDUAL OUTPUT
HOST SELECT
MIDI
OUT
THRU IN
8
FOOT SWITCH-
aansluiting (Pag. 18, 48)
Sluit hier een los ver-
krijgbare voetscha-
kelaar (FC4 of FC5)
aan. Hiermee kunt u
een reeks specifieke
aan/uit-functies met uw
voet besturen, over-
eenkomstig de op het
instrument toegewezen
functies (pag. 53, 165).
9
SUSTAIN-aansluiting
(Pag. 18, 48)
U kunt hier een los
verkrijgbare voet-
schakelaar (FC4 of FC5)
aansluiten. U kunt de
voetschakelaar als een
demppedaal gebruiken,
zoals op een akoestische
piano, of voor een sustain
effect.
$
PHONES-aansluiting (Pag. 13)
Sluit hier een hoofdtelefoon aan.
#
OUTPUT L/MONO- en R-
aansluitingen (Pag. 13)
Lijnniveau audiosignalen worden via deze
uitgangen uitgestuurd. Gebruik als u een
mono signaal wilt versturen alleen de
L/MONO-aansluiting.
^
GAIN-knop
(Pag. 73, 144
)
Pas hiermee het ingangs-
signaal van de audio-
signalen van de A/D
INPUT-aansluitingen aan.
U moet dit aanpassen
afhankelijk van het soort
aangesloten apparaat
(microfoon, andere
instrumenten, enz.) bij
gebruik van een A/D input
part.
%
A/D INPUT-aansluitingen (Pag. 14)
Externe audiosignalen kunnen via deze aansluitingen
worden ingevoerd. Gebruik deze bij het opnemen van
Phrase Clips via een microfoon of een ander audio
apparaat. Neem een mono lijnniveausignaal op met LINE
1. Neem een microfoon niveausignaal op met MIC/LINE
2. Neem een stereo lijnniveausignaal op door beide
aansluitingen aan te sluiten. Let wel, stereo signalen
worden intern bij het opnemen tot een mono signaal
samengevoegd.
5
HOST SELECT-schakelaar (Pag. 16)
Hier kunt u het soort computer
selecteren dat op de synthesizer is
aangesloten via de TO HOST-
aansluiting.
6
TO HOST-aansluiting
Sluit hier een computer aan
middels een los verkrijgbaar seriële
computerkabel (pag. 16).
7
BREATH-aansluiting (Pag. 18, 48)
Sluit hier een los verkrijgbare
breath controller BC3 aan. Met
de Breath Controller kunt u het
signaalniveau of de klank van
de geluiden besturen aan de
hand van de kracht waarmee u
blaast in de BC3.
456@#
12
Alvorens de CS6x te Gebruiken
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de synthesizer aan moet sluiten op een stroom-
bron, op audio en MIDI-apparaten en op een computersysteem. Schakel de synthesizer
pas aan als u al de nodige aansluitingen heeft gemaakt. We raden u aan om dit gedeelte
aandachtig door te lezen alvorens u de synthesizer gaat gebruiken.
Stroomvoorziening
1 Verzeker u ervan dat het instrument uitstaat (de aan/uit-schakelaar op “OFF” staat).
2 Sluit het bijgeleverde stroomsnoer aan op de AC INLET-aansluiting op het achter-
paneel van het instrument.
3 Steek de stekker aan het andere eind van het stroomsnoer in een stopcontact. Verze-
ker u ervan dat de synthesizer voldoet aan het voltage-vereiste van het land of de
regio waar het instrument wordt gebruikt.
Verzeker u ervan dat uw CS6x/CS6R ingesteld is op het voltage dat geleverd wordt in het
gebied waar u het instrument gebruikt (vermeld op het achterpaneel). Het aansluiten van
het instrument op een stopcontact dat het verkeerde voltage levert kan grote schade aan de
interne elektronica toebrengen en u zelf een stroomschok bezorgen!
Gebruik alleen het bijgeleverde stroomsnoer. Als het bijgeleverde stroomsnoer kapot of
kwijt is en vervangen dient te worden, neem dan contact op met uw Yamaha leverancier.
Het gebruik van een ongeschikt snoer kan brand en stroomschokken veroorzaken.
Het soort stroomsnoer dat bij de CS6x/CS6R wordt geleverd kan verschillen naargelang het
land waarin het instrument wordt aangeschaft (een driepootstekker kan voor aarding zijn
bijgesloten). Onjuiste aansluiting van het geaarde onderdeel kan een elektrische schok
opleveren. Wijzig de bijgeleverde stekker NIET. Als de stekker niet in het stopcontact past,
laat dan een goed stopcontact installeren door een gekwalificeerde elektricien. Gebruik
geen verdeler, aangezien dit de aarding ongedaan maakt.
Stroomsnoer
(meegeleverd)
CS6x/CS6R
achterpaneel
Stroomaansluiting
13
Aansluitingen
Het Aansluiten op Externe Audio Apparatuur
Aangezien de synthesizer niet is voorzien van ingebouwde luidsprekers, zult u het geluid
via externe audio apparatuur moeten beluisteren. U kunt eventueel ook een hoofdtelefoon
gebruiken.
Er zijn verschillende methoden om externe audio apparatuur aan te sluiten, zoals ge-
toond wordt in de volgende illustraties.
De CS6R heeft ook een externe MIDI-controller, zoals een toetsenbord, nodig - hoewel dit
niet nodig is als u de interne sequencer gebruikt. Zie het volgende gedeelte voor MIDI-
aansluitingen.
Het Aansluiten van de Stereo Luidsprekers
Een paar luidsprekers met ingebouwde versterker kunnen de rijke geluiden van het
instrument met hun eigen pan- en effectinstellingen accuraat weergeven. Sluit uw luid-
sprekers aan op de OUTPUT L/MONO- en R-aansluitingen op het achterpaneel.
Sluit, bij het gebruik van slechts één luidspreker met ingebouwde versterker, deze aan op
de OUTPUT L/MONO-aansluiting op het achterpaneel.
Het Aansluiten op een Mengpaneel
Er zijn naast de OUTPUT (L/MONO en R)-aansluitingen extra audio uitgangen beschik-
baar. Deze vier uitgangen kunnen worden aangesloten op een mengpaneel zodat het
signaal van maar liefst vier Parts in de Performance Mode apart verstuurd kunnen worden
(pag. 117). U kunt per Part de signaalbaan in de Performance Edit Mode selecteren (pag.
133).
CS6x
Hoofdtelefoon
CS6R
PHONES
OUTPUT
L/MONO
OUTPUT R
Luidspreker (Links) Luidspreker (Rechts)
Hoofdtelefoon
PHONES
OUTPUT
L/MONO
OUTPUT R
INPUTINPUT INPUTINPUT
Luidspreker (Links) Luidspreker (Rechts)
C
N.B.
N.B.
14
Het aansluiten van een hoofdtelefoon heeft geen invloed op het verstuurde geluid via de
OUTPUT (L/MONO en R)-aansluitingen. Via de hoofdtelefoon wordt hetzelfde geluid afgeluis-
terd als het geluid van de OUTPUT-aansluitingen. U kunt de geluiden van de INDIVIDUAL
OUTPUT 1 en 2 echter niet met de hoofdtelefoon beluisteren.
Het Aansluiten van een Microfoon of Andere Audio Apparatuur
U kunt externe geluiden of golfvormdata importeren en gebruiken als instrumentgeluiden
(Phrase Clips, zie pag. 142). Als u van een externe audio bron opneemt, sluit dan een micro-
foon of de audio bron aan op de A/D INPUT (LINE 1 en MIC/LINE 2)-aansluitingen.
LINE 1 en MIC/LINE 2 kunnen mono signalen ontvangen. Gebruik alleen LINE 1 om een
mono lijnniveausignaal naar het instrument te sturen. Voer een microfoon niveausignaal in
via MIC/LINE 2. Als u stereo lijnsignalen invoert, gebruik dan beide aansluitingen. Deze
stereo signalen worden intern echter naar een mono signaal gemengd voor gebruik in een
later stadium.
Nadat bovenstaande aansluitingen zijn gemaakt bent u gereed te beginnen met opnemen.
Als u het opnemen begint, kan het zijn dat u het ingangssignaal van de audio bron moet
wijzigen met de GAIN-knop. Details over Phrase Clips, inclusief het wijzigen van het
ingangssignaal, zijn te vinden op pag. 142.
Als u de verkeerde soort ingang (pag. 130, 144) kiest, kunt u uw gehoor en/of uw audio
apparatuur ernstig beschadigen. Let er op dat deze parameter juist is ingesteld.
Zet, voordat u een apparaat op de A/D INPUT-aansluiting aansluit, de GAIN-knop op het minimum.
Gebruik LINE 1 en MIC/LINE2 niet tegelijk, tenzij u stereo lijnniveausignalen wilt invoeren
die in het instrument naar mono moet worden gemixt. Als u dit vergeet, kunt u het externe
apparaat schade berokkenen.
U kunt een externe audio bron op het A/D Input Part aansluiten en het als een Part in een
Performance gebruiken. Details zijn te vinden op pag. 73 en 130.
12345678910111213141516LR
Hoofdtelefoon
Mengpaneel
Luidspreker
Versterker
L
OUTPUT L
R
OUTPUT L /
MONO
PHONES
INDIVIDUAL
OUTPUT1
INDIVIDUAL
OUTPUT2
R
R
CS6x
C
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 L R
Mengpaneel
Luidspreker
Versterker
L
OUTPUT L
R
OUTPUT L /
MONO
INDIVIDUAL
OUTPUT1
INDIVIDUAL
OUTPUT2
R
R
Hoofdtelefoon
CS6R
PHONES
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
CD-speler of andere audio apparatuur
(intern naar mono gemixed)
CD-speler of andere audio apparatuur
(intern naar mono gemixed)
MIC/LINE2 LINE1
MIC/LINE2 LINE1
Microfoon
(mono apparatuur)
Microfoon
(mono apparatuur)
RL
RL
CS6x
C
CS6R
15
Het Aansluiten van Externe MIDI-Apparatuur
U kunt externe MIDI-apparatuur met een MIDI-kabel (los verkrijgbaar) aansluiten en
besturen vanaf deze synthesizer. U kunt de interne geluiden van de synthesizer tevens
met een extern MIDI-toetsenbord of sequencer besturen. In dit gedeelte maakt u kennis
met de verschillende toepassingen van MIDI.
De HOST SELECT-schakelaar op het achterpaneel moet op “MIDI” staan. Anders wordt de
MIDI-informatie niet via de MIDI OUT-aansluiting van de synthesizer verstuurd.
Besturen vanaf een Extern MIDI-Toetsenbord
Besturen van een Extern MIDI-Toetsenbord
Opnemen en Afspelen met een Externe MIDI-Sequencer
De CS6R heeft geen ingebouwd toetsenbord waardoor u met bovenstaande MIDI-aanslui-
ting in realtime kunt spelen.
MIDI OUT
MIDI IN
Extern MIDI-toetsenbord
of synthesizer
CS6x/CS6R
C
HOST SELECT
PC-2 PC-1
MIDI Mac
MIDI OUT
MIDI IN
Extern MIDI-toetsenbord
of synthesizer
CS6x/CS6R
C
HOST SELECT
PC-2 PC-1
MIDI Mac
MIDI IN
MIDI OUTMIDI IN
MIDI OUT
Externe MIDI
sequencer
CS6x/CS6R
C
HOST SELECT
PC-2 PC-1
MIDI Mac
N.B.
N.B.
16
Besturen van een Ander MIDI-Apparaat via de MIDI THRU-aansluiting
Met bovenstaande MIDI-aansluitingen kunt u MIDI-data via de MIDI OUT-aansluiting versturen, terwijl de
MIDI-data van de externe sequencer naar een externe MIDI-synthesizer kunnen worden verstuurd via de
MIDI THRU-aansluiting.
De MIDI-kabel mag niet langer zijn dan 15 meter, en er wordt aangeraden om niet meer dan drie apparaten in een MIDI-keten
(in serie gekoppeld via de MIDI THRU-aansluiting van ieder apparaat) te koppelen. Gebruik, als u meer apparaten wilt
aansluiten, een MIDI Thru Box voor parallelaansluitingen. U kunt datastoringen krijgen als de MIDI-kabels te lang zijn of als er
te veel apparaten op elkaar zijn aangesloten via de MIDI THRU-aansluitingen.
Het Aansluiten op een Personal Computer
Als er een computer is aangesloten, kan daarmee de synthesizer worden bestuurd en synthesizerdata via
MIDI naar/van de computer worden verstuurd/ontvangen. Met het meegeleverde Voice Editor programma
bijvoorbeeld, kunt u de Voices in de synthesizer bewerken. Met een ander programma - Card Filer - kunt u
files tussen de computer en de Memory Card in de CARD-sleuf van de synthesizer heen en weer versturen.
Er zijn twee manieren om uw synthesizer op een computer aan te sluiten:
1: Seriële aansluiting (de seriële poort van de computer op de TO HOST-aansluiting van de
synthesizer)
2: MIDI-aansluiting (de MIDI-interface van de computer of de externe MIDI interface op de MIDI
IN- en OUT-aansluiting van de synthesizer)
De diverse computersystemen vereisen verschillende aansluitingen:
1: Seriële Poort naar TO HOST-aansluiting
IBM PC/AT
Macintosh
MIDI OUT
MIDI IN
Externe MIDI-synthesizer
CS6x/CS6R
C
MIDI IN
MIDI THRU
MIDI OUT
MIDI IN
Externe MIDI-
sequencer
Externe MIDI-
synthesizer
HOST SELECT
PC-2 PC-1
MIDI Mac
IBM PC/AT en compatibelen
RS-232C
(DB9)
IBM
Personal System/V
PS/V
Personal System/V
TO
HOST
Seriële kabel
HOST SELECT
PC-2 PC-1
MIDI Mac
CS6x/CS6R
C
TO
HOST
Seriële kabel
HOST SELECT
PC-2 PC-1
MIDI Mac
Apple Macintosh
PS422
(Modem- of
Printerpoort)
CS6x/CS6R
C
N.B.
17
2: MIDI-Interface naar MIDI IN- en OUT-aansluiting
Met de MIDI-Interface van de Computer
Met een externe MIDI-Interface
U moet de juiste MIDI-software (sequencer, editor, enz.) in uw computersysteem gebruiken.
N.B.
Computer met MIDI interface
Seriële kabel
HOST SELECT
PC-2 PC-1
MIDI Mac
MIDI OUT
MIDI
OUT
MIDI
IN
MIDI IN
CS6x/CS6R
C
I
B
M
Personal System/V
PS/V
Personal System/V
MIDI Interface
MIDI OUT
MIDI IN
MIDI IN MIDI OUT
HOST SELECT
PC-2 PC-1
MIDI Mac
CS6x/CS6R
C
Computer
18
Het Aansluiten van Verschillende Controllers
Het achterpaneel van de CS6x bevat verschillende controller-aansluitingen, waaronder FOOT SWITCH,
SUSTAIN, FOOT CONTROLLER, FOOT VOLUME en BREATH. U kunt los verkrijgbare controllers hierop
aansluiten - zoals een voetschakelaar (de FC4 of FC5), voetpedaal (de FC7) en Breath Controller (BC3,
enz.) - om klank-, volume-, toonhoogte- en andere parameters te besturen. De CS6R is alleen voorzien van
een Breath Controller-aansluiting op het regelpaneel, maar de andere knoppen die wel op de CS6x aanwe-
zig zijn, kunnen gesimuleerd worden met behulp van externe MIDI-controllers.
Op pag. 47 zijn details te vinden over het gebruik van deze controllers.
CS6x
CARD
3.3V
VOICE
PERFORM
PHRASE
CLIP
UTILITY
CARD REC
JOB
STORE
EDIT
COMPARE
SEQ
PLAY
EF
BYPASS
PLAY
STOP
GAIN
VOLUME
BREATH PHONES
LINE 1
MIC
LINE 2
A D INPUT
HOST SELECT
Mac
PC-1PC-2
MIDI
TO HOST
BREATH
SUSTAIN
FOOT
SWITCH
FOOT
CONTROLLER
FOOT
VOLUME
INDIVIDUAL OUTPUT
1
2
OUTPUT
R L MONO
PHONES LINE 1 MIC
LINE 2
A D INPUT
GAIN
CS6R
BREATH
BC3
VOET-
SCHAKELAAR
FC4
of
FC5
FC4
of
FC5
FC7 FC7BC3
VOET-
PEDAAL
VOET -
VOLUME
BREATH
SUSTAIN
N.B.
19
Het Aanzetten
De Aanzet-Volgorde
Als u alle nodige aansluitingen heeft gemaakt tussen uw synthesizer en de andere apparaten, moet u eerst
controleren of alle volumeniveaus op nul staan. Zet vervolgens de verschillende apparaten in uw opstelling
aan in de volgorde MIDI-masters (versturende apparaten), MIDI-slaves (ontvangers) en vervolgens de audio
apparatuur (mengpanelen, versterkers, luidsprekers, enz.). Dit verzekert u van een soepele signaalbaan van
het eerste tot en met het laatste apparaat (eerst MIDI, dan audio).
Als u de opstelling uitzet, dan zet u eerst het volume van de verschillende audio apparaten op het mini-
mum, waarna u de apparatuur in omgekeerde volgorde uit moet zetten (eerst de audio apparatuur, dan
MIDI).
Als de CS6x/CS6R een MIDI-ontvanger is:
Het Aanzetten van de CS6x/CS6R
Zet, voordat u de synthesizer aan- of uitzet, eerst het volume van aangesloten audio apparatuur op het minimum.
1 Druk op de POWER-schakelaar.
2 Een inleidingsscherm verschijnt kortstondig in de display.
3 Vervolgens verschijnt het Voice- of het Performance Play Mode-scherm.
MIDI-verstuurder Audio apparatuur (eerst mengpaneel, dan versterker)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 L R
AAN
!!
CS6x/CS6R
(MIDI-ontvanger)
C
CS6x
POWER
PLG1INTPRE1
PLG2EXTPRE2
EXIT ENTER
DEC NO
INC YES
DRUM DRUM
MEMORY
ON
OFF
AC INLET
POWER
ON OFF
CS6R
VCE Play) PRE1:001(A01)[Sq:Generation]
EQLow-Q EQMid-G EQHi-G FLT-Rez HPF
N.B.
20
Als u een Memory Card in de CARD-sleuf van het instrument heeft geplaatst of als u een los verkrijgbare
Plug-in Board heeft geïnstalleerd, dan kan het zijn dat er eerst andere schermen verschijnen voordat het
Voice- of Performance Play Mode-scherm verschijnt.
Als er een eerder gebruikte Memory Card in de CARD-sleuf is geplaatst, dan verschijnt een scherm waarin
wordt getoond dat er files in het externe (EXT) geheugen worden geladen.
Als een nieuwe Memory Card (nog niet eerder op het instrument gebruikt) in de CARD-sleuf wordt ge-
plaatst, dan verschijnt een scherm waar te zien is dat er een basisfile in het externe (EXT) geheugen wordt
gecreëerd.
Als u een Plug-in Board heeft geïnstalleerd, dan verschijnt een scherm dat de aanwezigheid van de Plug-in
Board bevestigd.
Het laatste scherm na de aanzet-procedure kan anders zijn afhankelijk van de Power On Mode instelling, beschikbaar in de
Utility Mode (pag. 164)
4 Zet, indien nodig, het volume van de versterker omhoog.
5 Draai kloksgewijs aan de [VOLUME]-knop van de synthesizer om een geschikt volumeniveau in te
stellen.
Over Memory Cards
U kunt verschillende soorten data - Voice, Performance, Phrase Clip, Plug-in, Sequence
Chain, enz. - op een Memory Card opslaan. De ingebouwde CARD-sleuf accepteert 3.3-volt
Memory Cards (SmartMedia) en bij deze synthesizer is een Memory Card bijgeleverd.
Lees, voordat u een Memory Card gebruikt, de voorzorgsmaatregelen over het gebruik ervan (pag. 171).
• Het Formatteren van een Memory Card
U kunt een nieuwe Memory Card niet onmiddellijk gebruiken om files op te slaan. De Card
moet worden geformatteerd in de Card Mode (pag 176). De bijgeleverde Memory Card is
reeds geformatteerd en bevat Demo Song files.
• Het Opslaan en Laden van Data
U kunt verschillende soorten data als files op een geformatteerde Memory Card opslaan.
Iedere file op de kaart kan als dat nodig is worden geladen.
U kunt data als System, Voice, Performance, Phrase Clip, Plug-in, Sequence Chain e.d.
opslaan en laden. Aangezien Phrase Clips of Sequence Chain data tijdelijk in het buffer-
geheugen van de synthesizer worden vastgehouden en verloren gaan als u het apparaat
uitzet, zult u deze data het eerst op een Memory Card moeten opslaan.
Details over het formatteren van een Memory Card, het opslaan en laden van data, en over
welke filesoorten er worden ondersteund, zijn te vinden op pag. 172.
N.B.
N.B.
21
Basishandelingen
In dit gedeelte wordt een globale uitleg gegeven over de werking van de synthesizer.
Een Mode Selecteren
Er zijn verschillende bedieningsmodes - Voice Play Mode, Phrase Clip Mode, enz. - die het u makkelijker
maken om efficiënt met de verschillende functies van de synthesizer te werken.
Een overzicht van de verschillende Modes is op pag. 35 te vinden.
Er zijn aparte Play Modes voor Voices, Performances en Phrase Clips. Met de juiste MODE-knop ([VOICE]
voor de Voice Play Mode, [PERFORM] voor de Performance Play Mode) kunt u naar de modes gaan. Om
naar de Phrase Clip Mode te gaan of om deze te verlaten, moet u op de PHRASE CLIP-knop drukken.
(Deze knop is niet bij de MODE-knoppen te vinden.)
Er zijn ook aparte Edit en Job Modes voor Voices, Performances en Phrase Clips. Druk eenvoudig op de
[EDIT] of [JOB]-knop vanuit de respectievelijke Play Modes om naar de Edit of Job Mode te gaan.
Druk evenzo op de [STORE]-knop in de Voice-, de Performance- of de Phrase Clip (Play of Edit) Mode om
naar de Store Mode te gaan alwaar u Voices, Performances en Phrase Clips kunt opslaan.
Andere Modes zijn de Utility Mode, waar u de systeeminstellingen kunt maken, de Card Mode waar u taken
kunt verrichten die met de Memory Card hebben te maken, en de Sequence Mode waar u MIDI-songfiles af
kunt spelen of een sequence chain kunt creëren. (Druk op de [UTILITY]-knop om naar de Utility Mode, op
de [CARD]-knop om naar de Card Mode en op de [SEQ]-knop om naar de Sequence Mode te gaan.)
Play Modes
1
Voice Play Mode (pag. 74)
Druk op de [VOICE]-knop (de
LED gaat branden) om naar de
Voice Play Mode te gaan. Druk,
om naar een andere Mode te
gaan, op de desbetreffende knop
van die Mode.
2 Performance Play Mode
(pag. 117)
Druk op de [PERFORM]-knop (de
LED gaat branden) om naar de
Performance Mode te gaan.
Druk, om naar een andere Mode
te gaan, op de desbetreffende
knop voor die Mode.
3 Phrase Clip Play Mode (pag.
142)
Druk op de [PHRASE CLIP]-knop
(de LED gaat branden) om naar
de Phrase Clip Play Mode te
gaan. Druk, om naar een andere
Mode te gaan, op de desbetref-
fende knop van die Mode. Als u
in de Phrase Clip Mode op de
[REC]-knop drukt, dan verschijnt
het Recordscherm van de Phrase
Clip Mode.
Edit Modes
In de verschillende Play Modes
kunt u gemakkelijk naar de
bijbehorende Edit Mode gaan
door op de [EDIT]-knop te
drukken (de LED gaat branden).
4
Voice Edit Mode (pag. 78)
Druk op de [EDIT]-knop in de
Voice Play Mode. Druk, om naar
een andere Mode te gaan, op de
desbetreffende knop van die Mode
of druk op de [EXIT]-knop om naar
de Voice Play Mode terug te keren.
4 Performance Edit Mode
(pag. 121)
Druk op de [EDIT]-knop in de
Performance Play Mode. Druk,
om naar een andere Mode te
gaan, op de desbetreffende knop
van die Mode of druk op de
[EXIT]-knop om naar de
Performance Play Mode terug te
keren.
VOICE PERFORM
UTILITY CARD
EDIT
COMPARE
JOB
STORE
MODE
PLAY
/
STOP
REC
PHRASE CLIP
SEQ PLAY
PITCH
TEMPO
1
6
4
3
8
2
7
5
9
PCLP Play) 1(A01)[--:Init Voice]
EQLow-G EQMid-G EQHi-G ------- -------
SEQ) File:[ ] Perf
Chain00 001 ⁄= 120 Meas=001 INT:128
GEN
Name) Ctgry a-Z 0-? Cursor
C 1234 [Pf:Init Voice]
N.B.
VCE Play) PRE1:001(A01)[Sq:Generation]
EQLow-G EQMid-G EQHi-G FLT-Rez HPF
PFM Play) INT:001(A01)[--:Init Perf ]
EQLow-G EQMid-G EQHi-G ------- -------
22
4 Phrase Clip Edit Mode (pag.
146)
Druk op de [EDIT]-knop in de
Phrase Clip Play Mode. Druk, om
naar een andere Mode te gaan,
op de desbetreffende knop van
die Mode of druk op de [EXIT]-
knop om naar de Phrase Clip
Play Mode terug te keren.
Job Modes
In de verschillende Play Modes
kunt u gemakkelijk naar de
bijbehorende Job Mode gaan
door op de [JOB]-knop te druk-
ken (de LED gaat branden).
5
Voice Job Mode (pag. 115)
Druk op de [JOB]-knop in de
Voice Play Mode. Druk, om naar
een andere Mode te gaan, op de
desbetreffende knop van die
Mode of druk op de [EXIT]-knop
om naar de Voice Play Mode
terug te keren.
5 Performance Job Mode
(pag. 140)
Druk op de [JOB]-knop in de
Performance Play Mode. Druk,
om naar een andere Mode te
gaan, op de betreffende knop
van die Mode of druk op de
[EXIT]-knop om naar de
Performance Play Mode terug te
keren.
5 Phrase Clip Job Mode (pag.
154)
Druk op de [JOB]-knop in de
Performance Play Mode. Druk,
om naar een andere Mode te
gaan, op de desbetreffende knop
van die Mode of druk op de
[EXIT]-knop om naar de
Performance Play Mode terug te
keren.
5 Utility Job Mode (pag. 170)
Druk op de [JOB]-knop in de
Utility Mode. Druk, om naar een
andere Mode te gaan, op de
desbetreffende knop van die
Mode of druk op de [EXIT]-knop
om naar de Utility Mode terug te
keren.
Andere Modes
6 Utility Mode (pag. 163)
Druk op de [UTILITY]-knop (de
LED gaat branden) om naar de
Utility Mode te gaan. Druk, om
naar een andere Mode te gaan,
op de desbetreffende knop van
die Mode.
7 Card Mode (pag. 171)
Druk op de [CARD]-knop (de
LED gaat branden) om naar Card
Mode te gaan. Druk, om naar
een andere Mode te gaan, op de
desbetreffende knop van die
Mode.
8 Sequence Play Mode (pag.
161)
Druk op de SEQ-knop (de LED
gaat branden) om naar de
Sequence Play Mode te gaan.
Druk, om naar een andere Mode
te gaan, op de desbetreffende
knop van die Mode.
Als er MIDI system exclusive
boodschappen van een extern
MIDI-apparaat worden ontvangen,
knippert de LED van de huidig
geselecteerde Play Mode (VOICE,
PERFORM, of PHRASE CLIP).
9 Store Mode (pag. 160)
In de verschillende Play- of Edit
Modes kunt u gemakkelijk naar
de bijbehorende Store Mode gaan
door op de [STORE]-knop te
drukken (de LED gaat branden).
Druk, om naar een andere Mode
te gaan, op de desbetreffende
knop van die Mode of druk op
de [EXIT]-knop om terug te keren
naar de Play Mode.
Een andere manier om een Voice,
Performance en Phrase Clip op te
slaan is deze instellingen in het
geheugen op te slaan als Scene 1
en 2. Zie pag. 45 voor meer
informatie (alleen op de CS6x
beschikbaar).
GEN Name) Ctgry a-Z 0-? Cursor
Common [--:Init Perf ]
VCE Initialize)
Job Current Voice
PFM Initialize)
Job Current Perform
PCLP Status)Free Used CardFree
4.0MB 0KB( 0%)-X›---.-MB
VCE [Sq:Generation] >[Pf:Slamming ]
Store INT:001(A01)
MSTR TG) Vol NoteShift Tune
Sys 127 +63 +102.3c
UTIL Factory Set)
Job
Save) Type File A-? Cursor
Card all ***[NEWFILE .S2A]
N.B.
N.B.
SEQ> File:[ ] Perf
Chain00 001 ⁄= 120 Meas=001 INT:128
23
Een Scherm Selecteren
U kunt tussen schermen heen en weer schakelen
door aan de [PAGE]-knop te draaien en vervolgens
op de [SHIFT], PROGRAM/PART, [EXIT] en [ENTER]-
knoppen te drukken.
[PAGE]-knop
Gewoonlijk bevat iedere Mode meerdere schermen
en sub-schermen. Blader door deze schermen met
de [PAGE]-knop.
Zoals hieronder wordt getoond, wordt de “ “
indicator links in het scherm getoond als er meer-
dere schermen voor en achter het scherm zitten dat
huidig zichtbaar is.
In het eerste scherm van een serie, zult u de “
indicator zien om aan te geven dat er meerdere
schermen volgen, maar er geen vóór staat. In het
laatste scherm zult u de “” indicator zien om aan
te geven dat er geen schermen meer volgen.
[SHIFT]-knop
Als u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt in de Voice
Play Mode, dan kunt u de parameters in het scherm
als volgt wijzigen.
Sommige Modes bevatten meerdere schermen. In
dat geval kunt u met de [PAGE]-knop, terwijl u de
[SHIFT]-knop vasthoudt, naar een specifiek scherm
gaan. Als u bijvoorbeeld in de Voice Edit Mode de
[PAGE]-knop gebruikt terwijl u de [SHIFT]-knop
ingedrukt houdt, dan wordt het volgende scherm
getoond. Selecteer met de cursor in de display: ( )
een specifiek onderdeel en laat vervolgens de
[SHIFT]-knop los om naar het parameterscherm te
gaan van dat onderdeel.
De [SHIFT]-knop heeft ook andere functies, zoals later in
deze handleiding wordt beschreven.
PROGRAM/PART-knoppen
Op de CS6x kunnen de PROGRAM/PART-knoppen
in de Voice Edit Mode worden gebruikt om de
onder de knoppen staande onderdelen te selecteren
en naar de betreffende schermen te gaan.
[EXIT]-knop
Druk op de [EXIT]-knop om omhoog te gaan in de
hiërarchische structuur en terug te keren naar het
voorgaande scherm.
De [EXIT]-knop heeft ook andere functies, zoals later in
deze handleiding wordt beschreven.
SHIFT PAGE AB
VCE Srch) PRE1:
Memory
Volgende schermVorige scherm
LFO Depth)
EL1234
Indicator
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
(Oct= +3) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
(Tch= 1)
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
GENíOther) Com:>GEN≥QED>ARP>CTL>LFO>EFF
EL1234 Elem:>OSC>PCH>FLT>AMP>LFO>EQ
Cursor
PROGRAM
PAR T
12345678
9 10111213141516
GENERAL QED ARPEGGIO CONTROL COM LFO EFFECT
OSC PITCH FILTER AMPLITUDE LFO EQ PLG
DEC
/
NO INC
/
YES
EXIT ENTER
EF
BYPASS
MASTER
KEYBOARD
N.B.
N.B.
24
[ENTER]-knop
Gewoonlijk worden met het indrukken van de
[ENTER]-knop de parameterwaarden ingevoerd. In
sommige gevallen echter, verschijnt het volgende
scherm, waarin u gevraagd wordt om de [ENTER]-
knop in te drukken.
De [ENTER]-knop heeft meerdere functies, zoals later in
deze handleiding wordt beschreven.
Data Invoeren
U kunt direct de respectievelijke parameters in het
scherm met de knoppen wijzigen.
U kunt tevens de cursor ( ) naar een parameter
verplaatsen en de waarde ervan instellen met de
[INC/YES]- en [DEC/NO]-knoppen, of met de
[DATA]-knop.
Knoppen [A], [B], [C], [1] en [2]
De verschillende parameters in een scherm worden
gewoonlijk toegewezen aan de Knoppen ([A], [B],
[C], [1] of [2]) onder de display. Als u één van deze
knoppen gebruikt, dan verplaatst de cursor ( )
zich naar de betreffende parameter en kunt u de
waarde ervan wijzigen. U kunt bijvoorbeeld met
Knop [B] in het volgende scherm de Niveau instel-
ling wijzigen. Draai de knop met de klok mee om
de waarde te verhogen en tegen de klok in om
deze te verlagen.
De Cursor Verplaatsen
Met de knoppen ([A], [B], [C], [1] of [2]) kunt u,
terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt, de
cursor ( ) naar de betreffende parameter in het
scherm verplaatsen, zonder de waarde ervan te
wijzigen.
[INC/YES] en [DEC/NO]-knoppen
U kunt een parameter instelling met de [INC/YES]-
knop stap voor stap verhogen of met de [DEC/NO]-
knop stap voor stap verlagen. Als u de knoppen
ingedrukt houdt, wordt de waarde doorlopend
gewijzigd.
U kunt met deze knoppen ook “YES” of “NO”
antwoorden op gestelde vragen in de display.
De Cursor Verplaatsen
Door de [INC/YES]- of [DEC/NO]-knop in te druk-
ken kunt u, terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt
houdt, de cursor tussen de parameters in het
scherm verplaatsen, zonder de waarde ervan te
wijzigen.
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
OSCíOut) Level Delay InsEF
EL1234 ≥ 96 0 ins2
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
OSCíOut) Level Delay InsEF
EL1234 96 ≥ 0 ins2
DEC
/
NO INC
/
YES
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
VCE Play) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
EQ Low EQ Mid ≥EQ Hi Cutoff RevTime
DEC
/
NO INC
/
YES
Cursor
DEC
/
NO INC
/
YES
EXIT ENTER
EF
BYPASS
MASTER
KEYBOARD
EFFíEF1) Ctgry Type [ENTER]
C 1234 MOD Tremolo to Edit
N.B.
25
[DATA]-knop
Wijzig met deze knop de waarde van de parameter
waarop de cursor staat. Draai de knop met de klok
mee om de waarde met één (stap) te verhogen, of
tegen de klok in om de waarde te verlagen.
De Cursor Verplaatsen
Draai de [DATA]-knop, terwijl u de [SHIFT]-knop
ingedrukt houdt, met de klok mee of tegen de klok
in om de cursor naar een parameter in het scherm
te verplaatsen, zonder de waarde ervan te wijzigen.
[ENTER]-knop
Voer met deze knop een instelling in (als deze
bijvoorbeeld knippert). U kunt de [ENTER]-knop
tevens gebruiken om een Job of Store handeling te
verrichten, zoals later in deze handleiding wordt
beschreven.
Soorten Parameters (Absoluut en Relatief)
Er zijn verschillende manieren om parameters in te
stellen. Bij sommige parameters moet u direct
numerieke instellingen of letterkarakters invoeren. Bij
andere kunt u kiezen uit een aantal beschikbare
instellingen. Daarnaast zijn sommige soorten parame-
ters “absoluut” terwijl andere “relatief” zijn.
De absolute parameter in de volgende illustratie
bijvoorbeeld, kan op “mono” ofwel “poly” worden
ingesteld. Bij andere absolute parameters zoals
Volume, kan de instelling iedere waarde tussen nul
en 127 bedragen. De Volume instelling heeft een
lineaire, één-op-één verhouding tot het werkelijke
volume, zoals in de bovenste grafiek wordt getoond.
Relatieve parameters hebben echter niet datzelfde
verband. De onderste grafiek toont de rol van de
Velocity Offset parameter. De waarde die u hier heeft
ingesteld, een “offset” genoemd, wordt toegevoegd
aan of afgetrokken van de eigenlijke waarde. Bij
Velocity Offset wordt de geselecteerde offsetwaarde
toegevoegd aan of afgetrokken van de eigenlijke
aanslaggevoeligheidswaarde van de toetsen die u op
het toetsenbord aanslaat. Soms worden dit soort
relatieve parameters ingesteld met een percentage.
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
VCE Play) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
EQ Low EQ Mid ≥EQ Hi Cutoff RevTime
Cursor
DEC
/
NO INC
/
YES
EXIT ENTER
EF
BYPASS
MASTER
KEYBOARD
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
VCE Play) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
EQ Low EQ Mid ≥EQ Hi Cutoff RevTime
Cursor
GEN Other) Mode Assign MicroTuning
C 1234 poly single 31:Indian
mono/poly
QEDíLevel) Vol Pan RevSend ChoSend
C 1234 127 C 127 127
0~127
127
Volume
1 Volume (absoluut)
0
Volume
offset toegevoegd -10
Werkelijke aanslaggevoeligheidswaarde
offset toegevoegd +10
2 Aanslaggevoeligheid offset (relatief)
0
-64
Offset
+64
26
De Demo Afspelen
Er worden verschillende demosongs bij deze synthesizer meegeleverd. U kunt ze als volgt afspelen.
Verzeker u ervan dat de synthesizer gereed is voor het afspelen. Zie voor details het gedeelte “Alvorens de CS6x Te Gebruiken” op pag. 12.
In het “SEQ Demo” scherm worden alle data in het interne geheugen van het instrument (System, Internal Voices, Phrase Clip
e.d.) overschreven door de data van de demo song. Belangrijke data moeten eerst op Memory Card worden opgeslagen (pag.
171).
Er zijn andere demosongs te vinden op de meegeleverde Memory Card. U kunt ze normaal afspelen met Sequence Play nadat
u alle datafiles van de Card heeft geladen (pag. 174). Zie pag. 162 voor details.
1 Druk op de SEQ PLAY-knop om naar de Sequence Play Mode te gaan. Er verschijnt hierop het volgende
scherm.
Er bevinden zich twee schermen in de Sequence Play Mode. Ga met de [PAGE]-knop naar bovenstaand scherm.
2 Druk op de [INC/YES]-knop om naar het SEQ Demo-scherm te gaan.
Druk, om het afspelen van de demosong te annuleren, op de [DEC/NO]-knop.
3 Druk, om het afspelen van de song te starten, op de [PLAY/STOP]-knop.
4 Druk, om het afspelen te stoppen, nogmaals op de [PLAY/STOP]-knop.
Aan het eind van de song wordt deze automatisch weer van voren af aan afgespeeld (loop).
U kunt het afspeeltempo wijzigen met de [TEMPO]-knop of Knop [C]. Als u het oorspronkelijk tempo van de song wilt horen,
selecteer dan de tempowaarde “***”.
Details over de Sequence Play Mode (en het afspelen van de demo vanaf Memory Card), zijn te vinden op pag. 161.
SEQ Demo) Song:[DEMOSONG]
≥ 001 ⁄= 120
Demo-songtitel
Demo-
songnummer
Afspeeltempo
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
SEQ Demo)<< Are you sure? [YES]/[NO] >>
System,IntVoice,PClip will be changed.
27
Voices en Performances
Een Voice Bespelen
Gebaseerd op AWM2 synthese, biedt deze synthesizer u verschillende soorten vooringestelde Voices (256
Normal Voices en 8 Drum Voices). U kunt tevens uw eigen Voices creëren en opslaan in het interne geheu-
gen (INT) van het instrument of op een externe Memory Card (EXT). Het interne en externe geheugen kan
elk maar liefst 128 Normal Voices en 2 Drum Voices bevatten. U bent vrij om Voices te selecteren en te
bespelen vanuit beide geheugengroepen, zoals hieronder wordt uitgelegd.
1 Druk op de [VOICE]-knop
De LED van de [VOICE]-knop gaat branden om aan
te geven dat u zich nu in de Voice Play Mode
bevindt. Het volgende verschijnt in de display.
Nu kunt u de Voice (de naam verschijnt in het
scherm) bespelen op het toetsenbord.
2 Druk op een MEMORY-knop om
een Voice Geheugen te selecteren
Er zijn zes Voice Geheugens beschikbaar: PRE1
(Preset 1), PRE2 (Preset 2), INT (Intern), EXT
(Extern), PLG1 (Plug-in 1) en PLG2 (Plug-in 2). In
ieder Voice Geheugen bevinden zich Banken
(maximaal acht, A t/m H) waarin de Voices worden
opgeslagen. De volgende illustratie toont hoe
Voices in een Voice Geheugen worden opgeslagen.
DEC
/
NO INC
/
YES
EXIT ENTER
EF
BYPASS
MASTER
KEY BOARD
MEMORY
PRE1
INT
DRUM
EXT
PLG1 PLG2
PRE2
DRUM
VOI CE PERFORM
UTILITY CARD
EDIT
COMPARE
JOB
STORE
MODE
VCE Play) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
EQ Low EQ Mid EQ Hi Cutoff RevTime
CURSOR
SHIFT PAGE PART
/
ELEMENT DATA
SYST EM A B C 1 2
1 [VOICE]-knop
2 MEMORY-knop
3 [DEC/NO]-
en
[INC/YES]-
knoppen
3 [DATA]-knop
VCE Play) PRE1:001(A01)[Sq:Generation]
EQLow-G EQMid-G EQHi-G FLT-Rez HPF
VOICE PERFORM
UTILITY CARD
EDIT
COMPARE
JOB
STORE
MODE
PRE2 (Preset 2)
Bank A~H
1~16
Voice
EXT (Extern)
Bank A~H
1~16
Voice
PRE1 (Preset 1)
Bank A~H
1~16
Voice
INT (Intern)
Bank A~H
1~16
Voice
PLG1 (Plug-in 1)
Bank A~D
1~16
Voice
PLG2 (Plug-in 2)
Bank A~D
1~16
Voice
MEMORY (geheugen)
PRE1
INT
DRUM
EXT
PLG1 PLG2
PRE2
DRUM
28
De Drum Voices worden in een apart gedeelte van
ieder geheugen bewaard, en kunnen als volgt wor-
den opgeroepen.
• Om naar de Preset Drum Geheugens
(PRE:DR1 ~ DR8) te gaan:
Druk tegelijkertijd op de MEMORY [PRE1] en
[PRE2]-knoppen.
• Om naar de User Drum Geheugens (INT:DR1/
2 , EXT:DR1/2) te gaan:
Druk tegelijkertijd op de MEMORY [INT] en
[EXT]-knoppen.
PRE1 en PRE2 (Preset 1 en 2) worden opgeslagen in het
interne Read Only Memory (ROM)-geheugen en bevatten
preset Voices die niet overschreven kunnen worden. INT
(intern) wordt opgeslagen in het Random Access Memory
(RAM)-geheugen en bevat de Standaardvoices van de
fabriek. Deze kunnen worden overschreven, maar op
ieder moment weer worden opgeroepen.
EXT (extern) wordt opgeslagen op een Memory Card die
in de CARD-sleuf wordt gestoken. Als er geen Memory
Card is geplaatst en u selecteert een EXT Voice, dan
verschijnt er “-----” in de display en wordt er geen geluid
geproduceerd. Als er een Memory Card is geplaatst dan
kunt u EXT Voices selecteren en afspelen. PLG1 of PLG2
Voices kunnen alleen worden geselecteerd als er een
Plug-in Board is geïnstalleerd.
3 Selecteer een Voice nummer
met de [DATA]-knop of de [INC/
YES]- en [DEC/NO]-knoppen
Draai de [DATA]-knop met de klok mee of druk op
de [INC/YES]-knop om het Voice nummer te verho-
gen. Draai deze tegen de klok in of druk op [DEC/
NO] knop om het Voice nummer te verlagen.
Nu kunt u, als u het toetsenbord van de CS6x of
een extern toetsenbord dat is aangesloten op de
CS6R bespeelt, de geselecteerde Voice bespelen.
Luister ook eens naar de andere Voices.
Details over het selecteren van de Voices met de [DATA]-
knop of de [DEC/NO]- en [INC/YES]-knoppen zijn op
pag. 76 te vinden.
U kunt ook Voices selecteren met BANK en PROGRAM/
PART-knoppen (CS6x) of met de Category Search functie.
Details over het selecteren van Voices zijn te vinden op
pag. 75.
Octaaf Transpositie (alleen op de CS6x)
Als u het nootbereik van het toetsenbord van een
Voice moet verhogen of verlagen, dan kunt u met de
OCTAVE [UP]-knop het bereik met een octaaf
verhogen en kunt u met de OCTAVE [DOWN]-knop
het bereik een octaaf verlagen. U kunt het noot-
bereik in beide richtingen met drie octaven transpo-
neren. De huidige octaafinstelling wordt in de
linkerhoek van de display getoond als de OCTAVE
[UP] of [DOWN]-knop wordt vastgehouden.
Als u bijvoorbeeld tweemaal (+2) op de OCTAVE
[UP]-knop drukt, dan speelt u noot C5 af door de C3-
toets op het toetsenbord aan te slaan (de noot die u
aanslaat wordt hiermee twee octaven getranspo-
neerd). Druk, om terug te keren naar het standaard-
octaafbereik (0), tegelijkertijd op de OCTAVE [UP] en
[DOWN]-knoppen.
U kunt de huidige octaafinstelling in de display laten
verschijnen als u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt.
Gebruik deze functie voor bevestiging.
Als een noot hoger dan G8 wordt getransponeerd
(MIDI nootnummer 127), dan wordt deze automa-
tisch in de octaaf eronder gewijzigd. Noot G#8 wordt
bijvoorbeeld afgespeeld als G#7.
OCTAVE [UP]- en [DOWN]-knoppen zijn verbonden
met de “Coarse/Fine” parameter (pag. 90) in het PCH
Tune scherm van de Voice Edit Mode en de “Oct”
parameter (pag. 163) in het MSTR Kbd scherm van
de Utility Mode. Het kan zijn, als deze parameters
ook zijn ingesteld om het bereik te transponeren, dat
de OCTAVE [UP]- en [DOWN]-knoppen niet werken .
U kunt de OCTAVE [UP]- en [DOWN]-knoppen ook
in de Performance Play Mode gebruiken.
MEMORY
PRE1
INT
DRUM
EXT
PLG1 PLG2
PRE2
DRUM
Om naar de Preset Drum Voices te gaan
(PRE:DR1 ~ DR8)
Om naar de User Drum Voices te gaan
(INT:DR1/2, EXT:DR1/2)
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
VCE Play) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
EQ Low EQ Mid EQ Hi Cutoff RevTime
DEC
/
NO INC
/
YES
EXIT ENTER
EF
BYPASS
MASTER
KEYBOARD
(Oct= -3) PRE1:001(A01)[Sq:Generation]
EQLow-G EQMid-G EQHi-G FLT-Rez HPF
OCTAVE
DOWN UP
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
29
Een Performance Bespelen
In de Performance Play Mode kunt u elk van de 128 interne en 64 externe (Memory Card) Performances
selecteren en bespelen.
Een Performance is een set Voices die met de ingebouwde (of externe) sequencer kan worden gebruikt.
Met Performances kunt u uw synthesizer tevens instellen voor multitimbrale werking.
Iedere Performance kan maximaal 16 Parts bevatten, toegewezen met verschillende Voices, plus extra Parts
voor Phrase Clip, A/D INPUT en Plug-in Boards. Als de Layer-schakelaar (pag. 133) aanstaat voor de
verschillende Parts, spelen deze Parts tegelijk af. U kunt ook meerdere Parts toewijzen aan verschillende
MIDI-kanalen zodat ze individueel kunnen worden afgespeeld door de ingebouwde (of externe) sequen-
cer. Er kunnen maar liefst 128 Performances in het interne geheugen worden opgeslagen en 64 op een
Memory Card. Deze Performance instellingen zijn beschikbaar in de Performance Edit Mode (pag. 121).
Hier zullen we laten zien hoe u met Performance Play aan de slag kunt na selectie van een Performance.
1 Druk op de [PERFORM]-knop
De LED van de [PERFORM]-knop gaat branden om
aan te geven dat u zich nu in de Performance Play
Mode bevindt. Het volgende verschijnt in de
display.
Nu kunt u de Performance (waarvan de naam in
het scherm verschijnt) met het toetsenbord bespe-
len.
2 Druk op een MEMORY-knop om
een Performance Memory te selec-
teren
Er zijn twee Performance Geheugens: INT (Intern)
en EXT (Extern). Het INT-geheugen is verdeeld in
acht Banken (A t/m H) van acht Performances. Het
EXT geheugen is verdeeld in vier Banken (A t/m D)
van vier Performances.
INT (Intern) wordt opgeslagen in het interne Random
Access Memory (RAM)-geheugen en bevat de
Standaardperformances van de fabriek. Deze kunnen
worden overschreven maar op ieder gewenst moment
ook weer worden opgeroepen.
EXT (extern) wordt opgeslagen op een Memory Card
(RAM) die in de CARD-sleuf is geplaatst. Als er geen
Memory Card is geplaatst en u wilt een EXT Performance
selecteren, dan verschijnt er “-----” in de display en wordt
er geen geluid voortgebracht. Als er een Memory Card is
geplaatst dan kunt u EXT Performances selecteren en
afspelen.
DEC
/
NO INC
/
YES
EXIT ENTER
EF
BYPASS
MASTER
KEY BOARD
MEMORY
PRE1
INT
DRUM
EXT
PLG1 PLG2
PRE2
DRUM
VOI CE PERFORM
UTI LITY CARD
EDIT
COMPARE
JOB
STORE
MODE
PFM Play) INT:128(H16)[Pf:Init Perf ]
EQ Low EQ Mid EQ Hi Cutoff RevTime
CURSOR
SHIFT PAGE PART
/
ELEMENT DATA
SYST EM A B C 1 2
1 [PERFORM]-knop
2 MEMORY-knop
3 [DEC/NO]-
en
[INC/YES]-
knoppen
3 [DATA]-
knop
PFM Play) INT:001(A01)[--:Init Perf ]
EQ Low EQ Mid EQ Hi -1 +0
VOICE PERFORM
UTILITY CARD
EDIT
COMPARE
JOB
STORE
MODE
N.B.
N.B.
EXT (Extern)
Bank A~D
INT (Intern)
Bank A~H
1~16 1~16
Performance Performance
MEMORY
PRE1
INT
DRUM
EXT
PLG1 PLG2
PRE2
DRUM
30
3 Selecteer een Performance-
nummer met de [DATA]-knop of de
[INC/YES]- en [DEC/NO]-knoppen
Draai de [DATA]-knop met de klok mee of druk op
de [INC/YES]-knop om het Performance nummer te
verhogen. Draai de knop tegen de klok in of druk
op de [DEC/NO]-knop om het Performance num-
mer te verlagen.
U kunt nu met het toetsenbord Parts in de
Performance bespelen. Als de Layer-schakelaar van
alle Parts aanstaat, dan spelen deze Parts tegelijk af.
Probeer ook eens andere Performances te selecte-
ren.
Details over het selecteren van Performances met de
[DATA]-knop of de [DEC/NO]- en [INC/YES]-knoppen zijn
op pag. 76 te vinden.
U kunt Performances ook selecteren met een combinatie
van BANK- en PROGRAM/PART-knoppen (CS6x) of met
de Category Search functie. Details over het selecteren
van Performances zijn op pag. 119 te vinden.
Na selectie kan het een paar seconden duren voor de
Performance gereed is, aangezien de instellingen van
meerdere Parts moeten worden opgeroepen.
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
PFM Play) INT:001(A01)[--:Init Perf ]
EQLow-G EQMid-G EQHi-G ------- -------
DEC
/
NO INC
/
YES
EXIT ENTER
EF
BYPASS
MASTER
KEYBOARD
N.B.
N.B.
N.B.
31
Een Overzicht van de CS6x/CS6R
In dit gedeelte wordt een overzicht gegeven van de vele functies van de CS6x/CS6R.
De CS6x/CS6R-hardware bestaat uit een aantal gedeelten, zoals in het volgende diagram wordt getoond.
Controllergedeelte
Dit gedeelte bevat het toetsenbord, de Pitch Bend- en Modulatie Wielen, de Ribbon Controller, Sound
Controlknoppen, enz. Het toetsenbord zelf genereert geen geluid als u op het toetsenbord speelt, maar
stuurt in plaats daarvan nootaanslaggevoeligheidsinformatie en andere informatie naar de toongenerator
van de synthesizer. De controllers versturen tevens Control Change boodschappen. Informatie van het
toetsenbord en de controllers kunnen via de MIDI OUT-aansluiting naar andere externe MIDI-apparaten
worden verstuurd.
De CS6R heeft geen toetsenbord, Pitch Bend- en Modulatie Wiel, Ribbon Controller en Sound Controlknoppen.
Sequencergedeelte
In dit gedeelte worden Standaard MIDI-Files op de Memory Card afgespeeld. De inhoud van Tracks 1 t/m
16 corresponderen met MIDI-kanalen en Parts in een Performance, zoals in de volgende illustratie wordt
getoond. De sequencer kan songs afspelen waarin aan iedere Part een andere Voice is toegewezen.
Controllergedeelte
Toongenerator-
gedeelte
Effectgedeelte
Sequencer-
gedeelte
Toetsenbord
(CS6x)
Knoppen
Afspelen Song File
Arpeggiator
AWM2
Plug-in Board
Phrase Clip
Sequencer
Toongenerator
(Performance Parts)
Track1 Piano Kan1
Track2 Bas Kan2
Track3
Strijkers
Piano
Bas
Strijkers
Percussie
Kan3
Track16
Percussie
Kan16
Kan1
Kan2
Kan3
Kan16
N.B.
32
Toongeneratorgedeelte
In dit gedeelte worden geluiden voortgebracht aan de hand van de informatie die wordt ontvangen van het
toetsenbord en de controllers. Het volgende voorbeeld toont welke weg het signaal van een Element in de
Voice Mode aflegt.
Toongeneratorgedeelte
Naar Effect
Units
AMP
(Amplitude)
FILTERPITCH
OSC
(Oscillator)
Verstuurt de
golfvorm van de
verschillende
Elementen.
Iedere Voice
bestaat uit
maximaal vier
Elementen.
Bestuurt de
toonhoogte van
de verschillende
Elementen die
verstuurd wordt
door OSC.
Wijzigt de klank-
kleur van de
verschillende
Elementen die
verstuurd wordt
door PITCH.
Bestuurt het uitgangs-
signaalniveau (ampli-
tude) van de verschil-
lende Elementen dat
verstuurd wordt door
FILTER. De signalen
worden vervolgens op
het hier ingestelde
niveau naar de Effect
Units verstuurd.
Over de Toongenerator
Het toongeneratorgedeelte van de CS6x/CS6R bestaat uit AWM2, Phrase Clip en Plug-in-onderdelen.
AWM2 (Advanced Wave Memory 2) is een klankopwekkingssysteem dat is gebaseerd op het gebruik van
gesampelde golfvormen en wordt in de vele Yamaha synthesizers gebruikt. Om het nog realistischer te laten klinken
maakt iedere AWM2 Voice gebruik van meerdere samples van golfvormen van een echt instrument. Bovendien kan
de basisgolfvorm worden gewijzigd met een grote reeks envelope generator-, filter-, modulatie- en andere parame-
ters.
AWM2 is niet beperkt tot algemene muziekinstrumenten (Normal Voices). Deze kan ook worden gebruikt om percussie-
instrumenten (Drum Voices) te creëren. Details over Normal Voices en Drum Voices zijn te vinden op pag. 37.
Phrase Clips zijn geluiden die met een microfoon of vanaf een extern audio apparaat zijn opgenomen, of het zijn
geluiden die direct van een Memory Card worden geladen. Deze worden vervolgens in het interne RAM opgeslagen
en kunnen als geluiden worden afgespeeld. Ze kunnen worden bewerkt en gemakkelijk gebruikt worden als de
basis van ritmeloops, percussie/drumgeluiden en geluidseffecten.
Plug-in Boards voegen nog meer functies aan het systeem toe en combineren uitstekend met het ingebouwde
toongeneratorgedeelte van de synthesizer.
De hieronder vermelde soorten Plug-in Boards zijn beschikbaar en er kunnen er maar liefst twee in de synthesizer
worden geïnstalleerd. De Plug-in Boards zijn niet alleen maar een uitbreiding van Voices; ze zijn op zichzelf staande
toongenerators en breiden de systeemniveauspecificaties uit, zoals de maximale polyfonie. U kunt Plug-in Voices als
gewone interne Voices afspelen en deze als Parts in een Performance gebruiken (pag. 108).
Deze synthesizer is compatibel met het Modular Synthesis Plug-in Systeem (zie volgende pagina). Er zijn drie soorten
Modular Synthesis Plug-in Systeem-compatibele Plug-in Boards: Single Part, Multi Part en Effect Plug-in Board.
Hiermee kunt u uw eigen systeem opbouwen, gebaseerd op de geluiden die u nodig heeft.
Single Part Plug-in Board
Analog Physical Modeling Plug-in Board (PLG150-AN)
Met Analog Physical Modeling (AN) synthese, de allerlaatste digitale technologie, kan het geluid van
analoge synthesizers natuurgetrouw worden weergegeven. Als dit Plug-in Board is geïnstalleerd, dan
kunt u zowel geweldige synthesizergeluiden als geluiden die in de hedendaagse dance-muziek gebruikt
worden in realtime bespelen.
Piano Plug-in Board (PLG150-PF)
Een omvangrijk golfvormgeheugen van wel 16MB is toegewijd aan het weergeven van pianogeluiden die
worden opgewekt middels AWM2 synthese. Dit Plug-in Board biedt 136 stereo geluiden, inclusief een
aantal akoestische- en elektrische piano’s en is 64-stemmig polyfoon. U kunt zelfs twee van deze Plug-in
Boards installeren om de polyfonie te verdubbelen naar 128 noten.
N.B.
33
Advanced DX/TX Plug-in Board (PLG150-DX)
De geluiden van de DX7 zijn op dit Plug-in Board te vinden. In tegenstelling tot op PCM gebaseerde
oplossingen, maakt dit Plug-in Board geen gebruik van gesampelde golfvormen. Het maakt in plaats
daarvan gebruik van het FM-klankopwekkingssysteem van de DX-serie synthesizers en geeft een volle-
dig betrouwbare weergave. De geluiden hiervan zijn compatibel met die van de DX7, en het Plug-in
Board kan zelfs DX7-data ontvangen via MIDI bulk dump.
Virtual Acoustic Plug-in Board (PLG150-VL)
Met Virtual Acoustic (VA) synthese worden de geluiden van echte instrumenten in realtime gemodel-
leerd (gesimuleerd), hetgeen een realistisch resultaat oplevert dat niet met de conventionele PCM-
synthesetechnieken kan worden bereikt. Als u deze geluiden tijdens het afspelen bestuurt met een extra
verkrijgbare Breath Controller (BC3) of MIDI Wind Controller (WX5), dan krijgt u het gevoel dat u echt
een blaasinstrument bespeelt.
Effect Plug-in Boards
Vocal Harmony Plug-in Board (PLG100-VH)
Door installatie van dit Plug-in Board kunt u met behulp van vier soorten effecten harmonieën toe-
voegen aan geselecteerde parts. Van een enkele zangstem kan automatisch koorzang worden gecreëerd
met behulp van speciaal daarvoor bedoelde akkoorden die als MIDI-data zijn opgeslagen. U kunt de
synthesizer ook als een vocoder gebruiken door een microfoon aan te sluiten en te gebruiken tijdens
het bespelen van het toetsenbord.
Multi-Part Plug-in Board
XG Plug-in Board (PLG100_XG)
Dit Plug-in Board is een 16-parts XG-toongenerator. U kunt XG/GM-songfiles afspelen met de grote
reeks geluiden en effecten op dit Plug-in Board.
In de toekomst komen er meer Plug-in Boards beschikbaar.
Over het MODULAR SYNTHESIS PLUG-IN SYSTEEM
Het Yamaha Modular Synthesis Plug-in systeem biedt enorme uitbreidings- en ‘upgrade’- mogelijkheden voor
Modular Synthesis Plug-in-compatibele synthesizers, toongeneratoren en geluidskaarten. Hierdoor heeft u
gemakkelijk en effectief voordeel van de laatste en meest geavanceerde synthesizer- en effectstechnologie,
waardoor u gelijke tred blijft houden met de snelle en uit veel facetten bestaande ontwikkelingen in de moderne
muziekproductie.
Maximum Polyfonie
Het AWM2 gedeelte in de CS6x is maximaal 64-stemmig polyfoon (met inbegrip van Phrase Clips), waaraan
het aantal stemmen van het Plug-in Board nog wordt toegevoegd (indien geïnstalleerd). Het werkelijke
aantal stemmen hangt af van het soort toongenerator die u gebruikt en van het aantal Elementen in een
Voice en het aantal beschikbare stemmen van het geïnstalleerde Plug-in Board.
In het geval van AWM2 Voices, worden de beschikbare polyfonie van 64 gedeeld door het aantal Elemen-
ten in een Voice. Als een Voice bijvoorbeeld bestaat uit twee Elementen, dan is de Voice maximaal 32-
stemmig polyfoon.
N.B.
34
Effectengedeelte
Het geluid van een Voice of Performance kan met effecten worden bewerkt. Het instrument bevat twee
Insertie Effect Units plus een Reverb Effect Unit (met 12 soorten reverb) en een Chorus Effect Unit (met 23
soorten chorus). Elk van de Insertie Effect Units biedt een verscheidenheid aan effecten, en de units zelf
kunnen parallel of in serie worden geschakeld.
In de Voice/Performance Mode kunnen verschillende Effectinstellingen aan iedere Voice/Performance
worden toegewezen, hoewel de wijze van schakeling (serie of parallel) iets verschilt. Zoals in de volgende
illustratie wordt getoond, kunnen de twee Insertie Units onafhankelijk van elkaar in het Element van de
Voice worden aan- of uitgezet. De Insertie Effecten kunnen in feite worden aangezet per Element. Nadat de
signalen de Insertie Effecten zijn gepasseerd, worden de signalen van alle individuele Elementen gemengd
en naar de Reverb en Chorus Units gestuurd. Voordat het geluid naar de uitgangen wordt verstuurd, passen
Reverb en Chorus Units effecten op het geluid als geheel toe en zijn daarom bekend als Systeem Effecten.
In Performance Mode kunnen de Insertie Effecten worden ingesteld om gebruikt te worden op twee Parts:
een Voice, Phrase Clip of A/D Input Part plus een Plug-in Part. Systeem Effecten (Reverb en Chorus)
worden niet individueel op Parts toegepast, maar op de Performance in zijn geheel.
Details over Effecten zijn op pag. 65 te vinden.
Voice Mode Performance Mode
Voice1~16
Phrase Clip
A/D Part
Plug-in 1/2 Board
Element
1~4
1
2
Element
1~4
Insertie
Effecten
Systeem Effecten
1
2
Reverb
Chorus
Uitgangs-
signaal
Uitgangs-
signaal
Insertie
Effecten
1/2
Insertie
Effecten
Systeem Effecten
Reverb
Chorus
Uitgangssignaal
1
N.B.
35
Over de Modes
De CS6x/CS6R bevat verschillende Modes die u kunt selecteren voor de handeling die u wilt verrichten.
Voice Mode (pag. 74)
Voice Play Mode
Normal Voices en Drum Voices
kunnen in deze Mode worden
afgespeeld. U kunt Preset Voices
(256 Normal Voices plus 8 Drum
Kits), Internal (User) Voices (128
Normal Voices plus 2 Drum Kits)
en Externe (Memory Card) Voices
(128 Normal Voices plus 2 Drum
Kits) selecteren. Er zijn totaal dus
512 Normal Voices en 12 Drum
Kits beschikbaar. De keuze is
zelfs nog groter als u een Plug-in
Board installeert.
De MIDI instellingen van Voices
worden in de Utility Mode
ingesteld.
Voice Edit Mode
Normal Voices en Drum Voices
kunnen in deze Mode worden
gecreëerd en bewerkt. U kunt
maximaal 128 bewerkte Normal
Voices en 2 bewerkte Drum Kits
als User Voices in het interne
geheugen opslaan. U kunt ze
ook op de Memory Card als
extern geheugen opslaan.
Voice Job Mode
In deze Mode kunt u Voices
kopiëren en initialiseren en
andere handelingen (Jobs)
verrichten.
U kunt tevens multi-timbrale
combinaties creëren door Parts
aan verschillende MIDI-kanalen
toe te wijzen. U kunt zowel A/D
Input, Phrase Clips en Plug-in
Parts als AWM2 Voices stapelen.
Performance Edit Mode
In deze Mode bewerkt en creëert
u Performances. U kunt 128
Performances in het interne of 64
in het externe geheugen
(Memory Card) opslaan.
Performance Job Mode
In deze Mode kunt u Perfor-
mances kopiëren en initialiseren
en andere handelingen (Jobs)
verrichten.
Phrase Clip Mode (pag. 142)
Phrase Clip Play Mode
In deze Mode selecteert u Phrase
Clips en speelt ze af.
Phrase Clip Record Mode
U kunt in deze Mode geluiden
middels een microfoon of vanaf
een andere audio bron in de
synthesizer opnemen. Deze
geluiden (Phrase Clips) kunnen
in realtime worden afgespeeld op
het toetsenbord. Reeds opgeno-
men Phrase Clips kunnen als
nieuwe Prase Clips worden
heropgenomen na bijvoorbeeld
het toepassen van Chorus effec-
ten.
Phrase Clip Edit Mode
In deze Mode bewerkt u Phrase
Clips. Na het opnemen van
Phrase Clips moet u ze bewerken
om looppunten en andere
parameters in te stellen. U kunt
ook Clip Kits creëren door ze aan
toetsen op het toetsenbord toe te
wijzen.
Phrase Clip Job Mode
In deze Mode kunt u Phrase
Clips kopiëren, wissen en andere
handelingen (Jobs) verrichten.
Sequence Play Mode (pag. 161)
In deze Mode kunt u met de
sequencer Songfiles (Standaard
MIDI-files) van een Memory Card
afspelen. De songs kunnen
individueel of als keten worden
afgespeeld. Als u naar een andere
Performance gaat, kunt u tevens
de geluiden in de verschillende
tracks van een Song wijzigen.
Utility Mode (pag. 163)
Selecteer deze Mode voor het
instellen van parameters die op
het algehele synthesizersysteem
van toepassing zijn. Dit zijn o.a.
MIDI instellingen en synthesizer
setupparameters.
Utility Job Mode
In deze Mode kunt u de fabrieks-
instellingen van de synthesizer
oproepen.
Card Mode (pag. 171)
Plaats een Memory Card in de
CARD-sleuf en u kunt files
opslaan, laden en andere dingen
met de data op de Card doen.
VOICE PERFORM
UTILITY CARD
EDIT
COMPARE
JOB
STORE
MODE
PLAY
/
STOP
REC
PHRASE CLIP
SEQ PLAY
PITCH
TEMPO
Performance Mode
Performance Play Mode
Performance Edit Mode
Performance Job Mode
Utility Job Mode
Card Mode
Utility Mode
Sequence Play Mode
Voice Mode
Voice Play Mode
Voice Edit Mode
Voice Job Mode
Phrase Clip Mode
Phrase Clip Play Mode
Phrase Clip Record Mode
Phrase Clip Edit Mode
Phrase Clip Job Mode
Performance Mode (pag. 117)
Performance Play Mode
In deze Mode speelt u
Performances af. U kunt
meerdere Voices (Parts)
stapelen om zo rijke, volle
geluiden te creëren.
36
Voices
Een Voice is een geluid dat wordt gecreëerd middels de vele in de synthesizer in te stellen parameters. In
de Voice Play Mode kunt u deze Voices selecteren en afspelen. In de Performance Play Mode kunnen
verschillende Voices (in deze Mode worden ze Parts genoemd) worden gestapeld en tegelijk met een
toetsenbord of een sequencer worden afgespeeld. Er zijn vier groepen Voices beschikbaar (Preset 1, Preset
2, Internal en External). Er zijn nog twee extra groepen beschikbaar als er Plug-in Boards zijn geïnstalleerd.
1~16
Voice
1~16
Voice
1~16
Voice
1~16
Voice
1~16
Voice
Preset1
(128 Preset Voices)
Banken A~H
Preset2
(128 Preset Voices)
Banken A~H
Intern
(128 User Voice)
Banken A~H
Extern
(128 User Voice)
Banken A~H
(2 User Drum
Voices)
(2 User Drum
Voices)
256 Normal +
8 Drum Voice (Preset)
Knoppen (Controllers)
Knoppen (Controllers) Sequencer
Song afspelen
Toongenerator
Voice
Toongenerator
Performance
Een Voice bespelen Een Performance bespelen
Clip Kits 1~4
Clip Toets
C0
~
C6
Plug-in1
(64 Plug-in Voice)
Banken A~D
1~16
Voice
Plug-in2
(64 Plug-in Voice)
Banken A~D
Plug-in
Performance Play Mode
Voice Play Mode
Part
Voice
1
PRE1:
(A01)
2
PRE1:
(A02)
3
PRE1:
(A03)
4
PRE2:
(A01)
5
PRE2:
(A02)
6
PRE2:
(A03)
7
INT:
(A01)
8
EXT:
(A01)
16
PRE1:
(A16)
Phrase
Clip
CLip
kit1
A/D
Part
Mic
etc.
Plug-in
Part 1
1
Plug-in
Part 2
2
Phrase Clip
Preset
(8 Preset Voices)
DR 1~8
Drum
Voice
256 Normal +
8 Drum Voice (User)
37
Een Overzicht van Voices/Waves
Iedere Voice bestaat uit maximaal vier Elementen. Ieder Element maakt gebruik van een golfvorm van hoge
kwaliteit.
Intern zijn er twee soorten Voices: Normal Voices en Drum Voices. Normal Voices zijn voornamelijk mu-
ziekinstrument-achtige geluiden die over het hele bereik van het toetsenbord kunnen worden bespeeld.
Drum Voices zijn voornamelijk percussie/drumgeluiden die aan individuele toetsen op het toetsenbord
worden toegewezen. Een verzameling Drum Voice-toewijzingen wordt een Drum Kit genoemd.
Als u een Plug-in Board heeft geïnstalleerd dan zijn er meer Voices beschikbaar om uit te kiezen. Deze
Voices worden Plug-in Voices genoemd, en verschillen afhankelijk van het Plug-in Board dat u heeft geïn-
stalleerd (pag. 32).
De Nootlimiet instellingen (pag. 90) beïnvloeden ook de geluidplaatsing. Maar in wezen zijn Normal Voices
(van maximaal vier Elementen) afspeelbaar over het gehele nootbereik terwijl in het geval van Drum Voices
ieder van de 73 verschillende Waves aan iedere Drumtoets op het toetsenbord kan worden toegewezen.
Er zijn acht Drum Voices (DR1 t/m DR8) beschikbaar als presets. U kunt tevens uw eigen Drum Voices creëren en opslaan in
het interne (User) geheugen of in het externe geheugen (op Memory Card), net zo als bij Normal Voices.
Element 1~4
Element
Golfvorm
AWM2: 479 Preset golfvormen
Voice
Normal Voice Drum Voice
Wave 1 Wave 2 Wave 3 Wave 4 Wave 5 Wave 73
Voice
Element 1~4
N.B.
38
Waves
Waves zijn golfvormen die worden gebruikt in de Elementen die de Voice vormen. Er zijn 479 preset Waves
van hoge kwaliteit beschikbaar. Zoals in de volgende illustratie wordt getoond, kunt u bij het creëren van
een Voice de Wave selecteren die als Element moet worden gebruikt en vervolgens het niveau, de toon-
hoogte, klankkleur en andere parameters ervan instellen.
Een ander kenmerk van de CS6x/CS6R is de mogelijkheid om WAV/AIFF-computerfiles te ontvangen en
echte instrumenten op te nemen, die u vervolgens als muziekinstrumentgeluiden kunt bespelen. Deze
soorten geluiden worden Phrase Clips genoemd. U kunt Waves opnemen met een microfoon of via lijn-
niveau aansluitingen, en u kunt Waves van een Memory Card laden. De Waves kunnen worden verwerkt in
de Phrase Clip Edit Mode en worden toegewezen aan toetsen (Clip Toetsen) op het toetsenbord om een
Clip Kit te vormen. Er kunnen maximaal vier Clip Kits in het geheugen worden bewaard. U kunt deze Clip
Kits afspelen op het toetsenbord of ze als Parts toewijzen in een Performance.
De Clip Kit instellingen gaan verloren als u de synthesizer uitzet. Om dit te vermijden moet u de Clip Kit instellingen op
Memory Card opslaan.
Wave 1~479
Element1
Element2
Element3
Element4
C-
2
G8
Voice
Maximaal 256 Clips
Opslaan
Clip Kit 1~4
C0 C6
CD
Microfoon
Memory Card
Memory Card
N.B.
39
Performances
Een Performance bestaat uit maximaal 20 Parts. Deze Parts kunnen bestaan uit een Normal Voice, Drum
Voice, Phrase Clip, A/D Input Part of een Plug-in 1/2 Part. Als u de Layer-schakelaar van de verschillende
Parts (maximaal vier) aanzet, dan kunt u rijke, gestapelde geluiden in Performance Play Mode bespelen. U
kunt ook splits creëren waarin verschillende Parts kunnen worden toegewezen aan verschillende delen op
het toetsenbord. Ook kunt u een ander MIDI-kanaal aan de verschillende Parts toewijzen, opdat er verschil-
lende Parts afgespeeld kunnen worden door de verschillende tracks van de sequencer.
In Performance Mode kunnen verschillende Voices (Parts) worden gestapeld om zo volle geluiden te creëren. Dit kan onder
bepaalde omstandigheden echter leiden tot een tragere nootrespons.
Meerdere
Gestapelde
Voices
Sequencer
Song
MIDI-kanaal
1~16
Part 1~16, Phrase Clip, A/D INPUT Part,
Plug-in 1/2 Part
Performance
Part 1~16, Phrase Clip, A/D INPUT Part,
Plug-in 1/2 Part
Performance
Kan 1
Kan16
Een Andere Voice
Voor Ieder Part
Layer-schakelaar staat aan (ON)
N.B.
40
Gemakkelijke Realtime Bewerking
Sound Controlknoppen (alleen op de CS6x)
Met de Sound Controlknoppen kunt u onder het spelen het karakter van de klank wijzigen en u kunt
effecten wijzigen die worden toegepast op de huidig geselecteerde Voice of Part van een Performance. De
functies van elk van de knoppen worden hieronder uitgelegd. De gewijzigde Voices of Performances
kunnen op ieder moment worden opgeslagen als Scene 1 of Scene 2 (pag. 45). Bij het opslaan van een
Voice of Performance (pag. 116, 141) wordt ook de Scene-informatie daarin opgeslagen. In iedere Scene
wordt echter alleen de status van de twee FILTER-knoppen, de ATTACK- en DECAY-knoppen en
Assignable Knoppen [1] en [2] opgeslagen.
Aan ieder geluid worden geschikte preset parameterinstellingen toegewezen. Met de knoppen past u deze instellingen in feite
in een bepaalde mate aan. Als deze parameters in hun preset status echter al op een maximum of minimum zijn ingesteld, dan
kunnen deze instellingen niet worden overschreden.
De functies die aan deze knoppen zijn toegewezen zijn dezelfde functies als de functies die u in kunt stellen in de Common
Quick Edit Envelope Generator schermen in de Voice Edit Mode (pag. 78) en de Performance Edit Mode (pag. 121).
N.B.
N.B.
CUTOFF RESONANCE
ATTACK DECAY SUSTAIN RELEASE
REVERB CHORUS
FILTER EFFECT
EG
Met deze twee knoppen kunt u filter
parameters direct aanpassen om de
klankkleur van het geluid te besturen. Over
het algemeen worden met filters bepaalde
frequenties van het geluid doorgelaten en
andere geblokkeerd.
De karakteristieken van het filter hangen af
van de Filter Type parameter-instelling van
ieder Element van de Voice.
FILTER-knoppen
[CUTOFF]-knop
Verhoog/verlaag met deze knop de
filter cutoff frequentie. Draai de knop
met de klok mee om de cutoff
frequentie te verhogen, voor een
helder geluid. Draai het tegen de klok
in om deze te verlagen, waardoor het
geluid doffer wordt.
[RESONANCE]-knop
Verhoog/verlaag met deze knop de
harmonische versterking die rond de
cutoff frequentie op het geluid wordt
toegepast. Draai de knop met de klok
mee om de versterking te vergroten
en tegen de klok in om deze te
verkleinen. U kunt door deze
parameter aan te passen unieke
karakteristieken aan het geluid geven.
Frequentie
Niveau
Cutoff Frequentie
Resonantie
Met deze vier knoppen kunt u de “envelope” van
het geluid direct besturen. De envelope bepaalt
de geluidsniveau-overgangen vanaf het
moment dat u een toets op het toetsenbord
indrukt tot het moment waarop het
geluidsniveau vervalt nadat u de toets loslaat.
Alle instrumenten hebben hun eigen vaste en
wisselende envelopes, die kunnen worden
gesimuleerd met deze vier parameters.
[ATTACK]-knop
Verleng/verkort met deze knop de
Attack Tijd hetgeen de tijd is die het
geluid nodig heeft om zijn piekniveau
te bereiken vanaf het moment dat er
een toets op het toetsenbord wordt
aangeslagen. Draai de knop met de
klok mee om de Attack Tijd te
verlengen en draai de knop tegen de
klok in om deze te verkorten.
[DECAY]-knop
Verleng/verkort met deze knop de
Decay Tijd, hetgeen de tijd is die het
geluid nodig heeft om van zijn
piekniveau te vervallen naar een
stabiel, ononderbroken niveau. Draai
de knop met de klok mee om de
Decay Tijd te verlengen en draai de
knop tegen de klok in om deze te
verkorten.
[SUSTAIN]-knop
Verhoog/verlaag met deze knop het
Sustain Niveau, hetgeen het niveau is
waarop het geluid blijft doorklinken als
de toets niet wordt losgelaten. Draai
de knop met de klok mee om het
Sustain Niveau te verhogen en draai
de knop tegen de klok in om het
niveau te verlagen.
[RELEASE]-knop
Verleng/verkort met deze knop de
Release Tijd, hetgeen de tijd is die het
geluidsniveau nodig heeft om naar nul
te vervallen, nadat de toets wordt
losgelaten. Draai de knop met de klok
mee om de Release Tijd te verlengen
en draai de knop tegen de klok in om
deze te verkorten.
Met deze twee knoppen kunt u direct de
hoeveelheid reverb en chorus instellen die
op het geluid wordt toegepast.
EFFECT-knoppen
[REVERB]-knop
Verhoog/verlaag met deze knop het
Reverb Send niveau, hetgeen de
hoeveelheid reverb is die op het
geluid wordt toegepast. Draai de knop
met de klok mee om het niveau te
verhogen, en tegen de klok in om het
te verlagen.
Het effect van deze parameter hangt af
van de Reverb Type parameter-
instelling (Pag. 89).
[CHORUS]-knop
Verhoog/verlaag met deze knop het
Chorus Send niveau, hetgeen de
hoeveelheid chorus is die op het
geluid wordt toegepast. Draai de knop
met de klok mee om het niveau te
verhogen en tegen de klok in om het
niveau te verlagen.
Het effect van deze parameter hangt af
van de Chorus Type parameter-
instelling (Pag. 89).
Toets aangeslagen
Toets losgelaten
Attack
Tijd
Release
Tijd
Decay
Tijd
Tijd
Niveau
Sustain
Niveau
De “
í
”-indicator
Als u aan een knop draait, dan verschijnt de
í
-
indicator links van de LCD. De indicator van de Voice of
Performance blijft zichtbaar tot u de bewerkingen heeft
opgeslagen. Als u de bewerkte data wilt behouden,
dan moet u deze opslaan (Pag. 116, 141).
EG (Envelope Generator)-knoppen
GENíName) Ctgry
Edit-indicator
N.B.
N.B.
N.B.
41
Ideaal bij Live-Optredens
Veel functies en kenmerken van de synthesizer maken deze ideaal voor gebruik bij live-optredens. De
functies worden hieronder uitgelegd.
De parameters van deze functies kunnen per Voice/Performance/Phrase Clip worden opgeslagen.
POWER
CS6x
CS6R
Achterpaneel
1
4
5
2
3
1 Het Gebruik van de Arpeggiator (Pag. 42)
U kunt automatisch een grote reeks arpeggio-
patronen creëren door eenvoudig een aantal
toetsen op het toetsenbord vast te houden. U
kunt het geluid en het nootbereik waarin de
arpeggiator actief is specificeren, zodat u met
uw linkerhand de toetsen kunt vasthouden
waar arpeggio op wordt toegepast en u met uw
rechterhand een melodielijn kunt spelen.
2
Het Gebruik van Scene-knoppen (CS6x) (Pag. 45)
Met de Sound Controlknoppen kunt u ge-
luiden met gemak bewerken. U kunt twee
van deze bewerkingen als Scenes opslaan,
daartussen heen en weer schakelen of in
realtime een mix van de twee creëren met
de SCENE [1]- of [2]-knoppen, de
[CONTROL]-knop op het regelpaneel of
zelfs met een voetpedaal (Pag. 46).
3 Het Gebruik van Controllers (Pag. 47)
Het Pitch Bend Wiel en het Modulatie Wiel
kunnen naar wens worden toegewezen om
verschillende geluidsparameters in realtime
te besturen. Als u een voetpedaal of
voetschakelaar aansluit, dan kunt u para-
meters ook met uw voeten besturen, zoals
het wijzigen van het Programnummer e.d.
(Pag. 52). Bovendien kunt u parameters
toewijzen aan Knoppen [A], [B], [C], [1] en
[2] op het regelpaneel onder de LCD.
5 Andere Functies (Pag. 59)
Naast de Sound Controlknoppen, is er tevens
een knop en een [ON/OFF]-knop voor
Portamento beschikbaar. Hiermee kunt u
Portamento aan- en uitzetten en de
Portamento Tijd in realtime aanpassen (CS6x).
4 Het Gebruik van Phrase Clips (Pag. 53)
Bestaande Phrase Clips (golfvormdata) kunnen worden
ingelezen of u kunt uw eigen Phrase Clips creëren door
deze op te nemen vanaf externe audio bronnen als CD-
spelers. Ritme-loops en breakbeats kunnen met gemak
worden gecreëerd. Wijs een reeks Phrase Clips toe aan
toetsen op het toetsenbord om een Clip Kit (maximaal vier)
te vormen. Bespeel deze Clip Kit live of wijs deze toe aan
een Part in een Performance zodat de Clip Kit bespeeld kan
worden door een sequencer.
N.B.
42
1 Arpeggiator
De arpeggiator is in het bijzonder geschikt voor
dance/techno-muziekgenres. U kunt ieder van de
128 Arpeggio-soorten aan iedere Voice,
Performance of Clip Kit toewijzen en het tempo
aanpassen. U kunt ook de Arpeggio Mode (de wijze
waarop de arpeggio afspeelt als u een toets aan-
slaat) en de Play Effecten instellen om uw eigen
originele groove te creëren. Arpeggio-informatie
kan via de MIDI OUT-aansluiting worden verstuurd.
Op de CS6R worden de Arpeggiatorfuncties ON/OFF,
GATE TIME en HOLD ingesteld in de desbetreffende Edit
Modes (pag. 82, 82)
De Arpeggiator Aan/Uitzetten
De Arpeggiator kan worden gebruikt in de Voice
Mode, de Performance Mode of de Phrase Clip
Mode, ook als de sequencer wordt gebruikt. U kunt
de arpeggiator aan/uitzetten met de ARPEGGIO
[ON/OFF]-knop op het regelpaneel. Als deze is
aangezet dan brandt de LED van de ARPEGGIO
[ON/OFF]-knop.
Als de arpeggiator aanstaat en gereed is voor gebruik, dan
brandt de LED van de ARPEGGIO [ON/OFF]-knop als u
de Voice, Performance of Clip Kit selecteert.
De aan/uit status van de arpeggiator wordt opgeslagen in
iedere Voice, Performance of Clip Kit (pag. 116, 141 en
160).
U kunt het Arpeggio Type, Tempo en andere parameters in
het Arp-scherm controleren/wijzigen in de Voice Mode, de
Performance Mode of de Phrase Clip Edit Mode (pag. 82).
Het Gebruik van de Arpeggiator
Als de arpeggiator aanstaat, wordt op de toetsen die
u op het toetsenbord aanslaat (en vasthoudt)
arpeggio toegepast, gebruik makend van de huidig
geselecteerde Voice, Performance of Clip Kit en aan
de hand van de Arpeggio Type, Tempo en Note
Limit instellingen. In de Voice Mode wordt arpeggio
op de huidig geselecteerde Voice toegepast.
In de Performance Mode wordt arpeggio op de
Voices van Parts toegepast, waarvan zowel de Layer-
als Arpeggiatorschakelaars aanstaan (pag. 133).
In Phrase Clip Mode wordt arpeggio op de huidig
geselecteerde Clip Kit (de Phrase Clips die zijn
toegewezen aan de toetsen die u aanslaat) toege-
past.
Er wordt alleen arpeggio toegepast op noten binnen het
Nootlimiet-bereik. Wordt er geen arpeggio toegepast op de
toetsen die u aanslaat, dan liggen ze buiten dit bereik. Details
over het instellen van de Nootlimiet parameter volgen later.
Het Pitch Bend- en Modulatie Wiel kunnen worden
gebruikt als de arpeggiator in gebruik is.
Het Wijzigen van de Gate Tijd
U kunt met de [GATE TIME]-knop op het regelpaneel
de gate-tijden (lengte) van de door de arpeggiator
voortgebrachte noten wijzigen. Als de knop in de
middenpositie staat (op welk punt de Gate Tijd
instelling 100% is) en u draait de knop met de klok
mee, dan verhoogt u de Gate Tijd naar maximaal
200%. Draait u de knop tegen de klok in, dan ver-
laagt u deze naar maximaal 0%. U kunt de noot-
lengte, terwijl de arpeggiator afspeelt, in realtime met
deze knop variëren. Het effect hangt echter af van het
geluid en de phrase instellingen.
Het Wijzigen van Arpeggio Type,
Tempo en Nootlimiet
U kunt uit 128 verschillende Arpeggio Type presets
kiezen. U kunt het Arpeggio Tempo naar wens
instellen, passend bij de song. Met de Nootlimiet
parameter kunt u het effectieve nootbereik van de
arpeggio bepalen.
Iedere parameter kan worden toegepast op, en
opgeslagen in, iedere Voice, Performance of Clip Kit.
Door toetsen op het toetsenbord aan te slaan en te
luisteren naar de arpeggio, kunt u deze parameters
op het gehoor aanpassen.
De parameters van de arpeggio zijn in iedere Edit
Mode beschikbaar. In het volgende Voice Mode
voorbeeld is Arpeggio Type ingesteld voor een Drum
Voice in Preset Drum 1.
Om de Preset Drum te selecteren, moet u de MEMORY
[PRE]1- en [PRE]2-knoppen indrukken en op een
PROGRAM-knop drukken. In dit geval kiezen we voor
Preset Drum 1, dus moet u op de PROGRAM [1]-knop
drukken. Op de CS6R moet u de [PRE]1- en [PRE]2-
knoppen vasthouden, en op de [ENTER]-knop drukken
waarop u de Drum Voice met de [PAGE]-knop kunt
selecteren.
ARPEGGIO
GATE TIME
ON
/
OFF
HOLD
ARPEGGIO
GATE TIME
ON
/
OFF
HOLD
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
43
Het Selecteren van het Arpeggio Type
1
Druk op de [EDIT]-knop in de Voice Play Mode.
Hierop gaat u naar de Voice Edit Mode en het
scherm waar u de laatste bewerkingen maakte
verschijnt.
Draai Knop [A] helemaal tegen de klok in tot
Common in de onderste regel van de display
verschijnt. De Voice Edit Mode bestaat uit twee
verschillende bewerkingsschermen: Common
Edit (met parameters die gelden voor alle
Drumtoetsen/Elementen) en Drum Key/Element
Edit. U vindt de Arpeggiatorparameters in de
Common Edit schermen die nu zijn geselecteerd.
2
Ga met de [PAGE]-knop naar het ARP Type
(Arpeggio Type) scherm.
3
Als u aan de [PAGE]-knop draait, terwijl u de [SHIFT]-
knop ingedrukt houdt, dan verschijnt er een menu. U
kunt snel naar het ARP-scherm gaan door met de [PAGE]-
knop de cursor op het ARP-onderdeel in het menu te
zetten en vervolgens de [SHIFT]-knop los te laten (pag.
80).
Spring met Knop [B] naar de Type parameter.
Selecteer het gewenste Arpeggio Type met Knop
[B], de [DATA]-knop of de [INC/YES]- en [DEC/
NO]-knoppen. Laten we hier “BigBeat2” kiezen.
4
Zet de arpeggiator met Knop [1] of de
[ARPEGGIO]-knop op het regelpaneel aan. Als u
vervolgens op het toetsenbord speelt dan hoort
u het drumpatroon.
5
U kunt meerdere patronen tegelijk afspelen door
meerdere toetsen op het toetsenbord aan te slaan.
Probeer nu eens andere Arpeggio Type- en Drum
Voice instellingen toe te wijzen. Er zijn veel ver-
schillende drumpatronen beschikbaar.
Arpeggio Typen zijn in de volgende vijf categorieën
onderverdeeld, waarbij toepassingen niet zijn
beperkt tot drumpatronen. U kunt ook Arpeggio
Typen selecteren voor achtergrondakkoorden,
baslijntjes, enz.
Probeer als volgende stap eens Arpeggio Typen uit
met Normal Voices en Phrase Clips.
Als u de Arpeggio-categorie op Ct (Control) instelt, dan
moet u de Key Mode parameter (twee schermen verder)
op “direct” instellen.
Sq (Sequence):
Creëert een algemene arpeggiofrase. Voornamelijk octaaf
omhoog/omlaag.
Ph (Phrase):
Creëert muzikalere frases als Sq. Te beginnen met
“Techno”, zijn er frases voor een grote reeks muziek-
genres. Ook voor het creëren van ‘backing tracks’ voor
gitaar, piano en andere instrumenten.
Dr (Drum Pattern):
Creëert drumpatroon-achtige frases. Frase-genres
bevatten o.a. rock en dance. Dit Type is ideaal voor
drum- en percussiegeluiden.
Cl (Phrase Clip):
Selecteer dit type voor een Clip Kit die is toegewezen
aan loop-gemixte of loop-verdeelde Phrase Clips, om een
nieuw arpeggiopatroon te creëren.
Ct (Control):
Creëert klankwijzigingen. Er worden geen toonhoogte-
wijzigingen gecreëerd. De Key Mode parameter in
Arpeggio Mode moet op “direct” worden ingesteld.
Details over Arpeggio Typen zijn te vinden in de aparte
Datalijst.
U kunt de Arpeggiator ook met een voetschakelaar aan-
en uitzetten (CS6x).
Details over het toewijzen van parameters aan de
voetschakelaar zijn te vinden op pag. 53 en 165.
VOICE PERFORM
UTILITY CARD
EDIT
COMPARE
JOB
STORE
MODE
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
GEN Name) Ctgry a-Z 0-? Cursor
Common [Dr:Rock Kit ]
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
ARPíType) Type Tempo Switch Hold
Common GateCut2:Ct 92 off off
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
ARPíType) Type Tempo Switch Hold
Common≥BigBeat2:Dr 92 on off
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
44
Het Instellen van Tempo
Met Knop [C] kunt u het tempo tussen 25 en 300
BPM instellen.
Deze parameterinstelling wordt door de Arpeggiator
gebruikt. Spring met Knop [C] naar de Tempo
parameter en stel het tempo in met Knop [C], de
[DATA]-knop of de [INC/YES]- en [DEC/NO]-knop-
pen. U kunt het tempo ook instellen met de
[TEMPO]-knop op het regelpaneel.
Het Instellen van de Nootlimiet
Laten we met gebruik van de Nootlimiet parameter
een Normal Voice instellen (bv. Voice Program
Nummer 2 van Internal:champ) zodat de
Arpeggiator in het linkergedeelte (lower) van het
toetsenbord aanstaat, maar het rechtergedeelte
(upper) kan worden gebruikt voor melodielijnen. U
moet Arpeggio Type al hebben ingesteld (op bv.
MuteLine).
De Nootlimiet parameters kunnen worden
ingesteld in het ARP Limit scherm, dat onmiddel-
lijk volgt op het ARP Type scherm, genoemd in
stap 3 hiervoor. Ga met de [PAGE]-knop naar
dit scherm.
1
2 Spring met Knop [2] naar de parameter van de
hoogste noot in het bereik en stel deze in. U
kunt deze parameter ook instellen door de toets
aan te slaan op het toetsenbord (bijv. E3) terwijl
u de [SHIFT]-knop vasthoudt.
Op deze wijze kan ook de laagste noot in het
bereik worden ingesteld met Knop [1] of door
de toets aan te slaan terwijl u de [SHIFT]-knop
ingedrukt houdt.
Met Knoppen [1] en [2] kunt u de Nootlimieten van het
nootbereik instellen waarin de arpeggiator zal afspelen.
De cursor springt onmiddellijk naar de respectievelijke
parameter als Knoppen [1] en [2] worden gebruikt. Als de
cursor eenmaal op de parameter staat, kunt u de
instellingen ook ingeven met de [DATA]-knop of
[INC/YES]- en [DEC/NO]-knoppen.
Buiten het Nootlimiet-bereik kunt u het toetsenbord
normaal bespelen, zonder dat arpeggio wordt toege-
past. U kunt dus met uw linkerhand blokakkoorden
spelen met de Arpeggiator en met uw rechterhand
melodielijnen in het rechtergedeelte (upper) van het
toetsenbord spelen.
Gecombineerd met de OSC Limiet parameter in het
Element Edit scherm, kan het geluid van het linker-
gedeelte van het toetsenbord anders klinken dan het
geluid van het rechtergedeelte.
Om door te gaan op het hier gegeven voorbeeld, als u
Voice Program Nummer 002 van INT selecteert, dan is
Portamento van deze Voice reeds ingesteld. Wijzig met
de PORTAMENTO-knop en de [ON/OFF]-knoppen de
Portamento Tijd en zet Portamento aan/uit (pag. 59).
Het Gebruik van Arpeggio Hold
Als Arpeggio Hold aanstaat, dan speelt de
arpeggiator constant door, zelfs als u de toetsen
loslaat. Het arpeggiopatroon wordt afgespeeld
totdat u andere toetsen aanslaat.
U kunt Arpeggiator Hold aan/uitzetten met de
ARPEGGIO [HOLD]-knop. Als deze aanstaat dan
brandt de LED van deze knop.
Druk op de ARPEGGIO [HOLD]-knop van de Voice
die u eerder bewerkte (waar u de Nootlimiet
parameter van instelde). Nu Arpeggio Hold aan-
staat, speelt de Arpeggiator constant door, zelfs
nadat u uw linkerhand van het toetsenbord haalt.
Nu heeft u uw linkerhand vrij om iets anders te
doen, zoals de Sound Controlknoppen bedienen.
Als de Arpeggiator Hold aanstaat en gereed is voor
gebruik, dan brandt de LED van [HOLD] als u Voice,
Performance of Clip Kit selecteert.
Afhankelijk van de manier van opslaan (pag. 116, 141 en
160) kan de [HOLD]-status (aan/uit) in het ARP-scherm in
de Voice, Performance of Clip Kit worden opgeslagen
(pag.82) .
U kunt de status van de [HOLD]-knop instellen in het
Arp-scherm (pag. 82) in Voice, Performance of Phrase
Clip Edit Mode.
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
ARPíType) Type Tempo Switch Hold
C_ 1234 BigBeat2:Ct≥ 127 on off
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
ARPíLimit) Note Limit
C_ 1234 C -2 - G 8
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
ARPíLimit) Note Limit
C_ 1234 C -2 - G 8
Arpeggiatorbereik
Het gedeelte waar de
Melodie gespeeld kan worden
Hoge Arp-toetsLage Arp-toets
ARPEGGIO
GATE TIME
ON
/
OFF
HOLD
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
45
2 Scene Knoppen (CS6x)
Scenes worden gebruikt om de posities van de
FILTER [CUTOFF]/[RESONANCE]-knoppen, EG
[ATTACK]/[DECAY]-knoppen en Assignable Knop-
pen [1]/[2] in het geheugen op te slaan. Ze kunnen
later met één druk op een knop worden opgeroe-
pen. Met deze knoppen kunt u geluiden in realtime
bewerken en vervolgens de posities van de knop-
pen in iedere Voice/Performance opslaan als Scene
1 en Scene 2.
De illustratie hieronder toont bijvoorbeeld twee
verschillende groepen knopinstellingen (A en B) die
respectievelijk zijn toegewezen aan de SCENE [1]-
en SCENE [2]-knop. Dit betekent in feite dat twee
soorten geluiden in het geheugen kunnen worden
opgeslagen en opgeroepen in iedere Voice/
Performance. Bovendien kunt u met de SCENE
[CONTROL]-knop een soepele overgang van de ene
naar de andere Scene creëren, of zelfs een mix
creëren tussen Instellingen A en B.
Scene Instellingen
De Scenes worden na het opslaan in een tijdelijke
editbuffer bewaard en gaan verloren als u naar een
andere Voice, Performance of Mode gaat. Daarom moet
u, nadat u de Scene heeft opgeslagen, de Voice of
Performance opslaan; de Scene instellingen worden er bij
opgeslagen.
1 Selecteer in de Voice/Performance Mode de
Voice/Performance waarmee u de Scenes wilt
opslaan.
Als u tussen Voices of Performances heen en weer
schakelt dan wordt altijd één van de Scenes geselecteerd
(de LED van de SCENE [1]- of [2]-knop brandt). Daarom
wijken de instellingen van de Scene die u wilt oproepen
af van de huidig geselecteerde Scene instellingen. Het is
mogelijk dat de LED’s van beide [SCENE]-knoppen
branden, hetgeen inhoudt dat het geluid een mix van
beide Scenes is.
Creëer het geluid dat u als een Scene wilt opslaan
met de Sound Controlknoppen en de Assignable
Knoppen [1]/[2].
Per Voice kunnen de instellingen van de Assignable
Knoppen [1]/[2] verschillen (pag. 51 en 84).
Als u wilt kunt u een andere Scene voor de
tweede SCENE-knop instellen.
Sla de Voice (pag. 116) of Performance (pag. 141)
op; de Scene instellingen worden erbij opgesla-
gen.
2
3
4
Als u de Voice of Performance opslaat terwijl beide
LED’s van de SCENE-knoppen branden (na aanpas-
sing met de SCENE [CONTROL]-knop), dan wordt
deze status ook in de Voice of Performance opgesla-
gen.
Scenes Opslaan
Als u met de Sound Controlknoppen of Assignable
Knop [1]/[2] de geluidsinstellingen wijzigt, terwijl de
LED’s van beide SCENE-knoppen branden (oftewel
een mix van instellingen van beide Scenes wordt
gebruikt), dan moeten deze nieuwe instellingen
onder beide SCENE-knoppen als een nieuwe Scene
worden opgeslagen. Dit noemen we de Scene Store-
handeling en gaat als volgt:
1
Druk op de SCENE [1] of [2]-knop terwijl u de
STORE-knop ingedrukt houdt. De LED van de
knop die u selecteert gaat branden en de posi-
ties van de knoppen worden opgeslagen.
Zoals eerder is uitgelegd, als u het geluid bewerkt terwijl
er een LED van een SCENE-knop brandt, betekent dit
dat u de Scene direct bewerkt, zodat er geen Scene
Store-handeling uitgevoerd hoeft te worden.
Sla indien nodig een andere Scene op onder de
tweede SCENE-knop.
Sla de Voice (pag. 116) of Performance (pag. 141)
op om de Scene instellingen op te slaan.
2
3
Scenes Oproepen
U kunt op gemakkelijke wijze een Scene oproepen
door op de SCENE [1]- of [2]-knop te drukken. De
LED ervan gaat branden.
Als u tussen Voices of Performances heen en weer
schakelt dan wordt altijd een van de Scenes geselecteerd
(de LED van de SCENE [1]- of [2]-knop brandt). Het is
tevens mogelijk dat de LED’s van beide [SCENE]-knoppen
branden, hetgeen inhoudt dat het geluid een mix van
beide Scenes is.
Als u een Scene oproept, worden de knoppositie-
instellingen van die Scene opgeroepen, ongeacht de
huidige fysieke positie van de knoppen.
Voice of
Performance
Opslaan
12
CONTROL
SCENE
ABC1 2
VCE Play) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
EQ Low EQ Mid EQ Hi Cutoff RevTime
ABC1 2
VCE Play) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
EQ Low EQ Mid EQ Hi Cutoff RevTime
Scene Opslaan Scene Opslaan
Instelling A
Instelling B
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
46
Het Gebruik van de SCENE
[CONTROL]-knoppen
Met de SCENE [CONTROL]-knoppen kunt u een
soepele overgang van de ene naar de andere Scene
creëren, of zelfs een mix van de instellingen van
beide Scenes creëren. De illustratie hieronder toont
bijvoorbeeld twee verschillende groepen knop-
instellingen (A en B), toegewezen aan respectieve-
lijk de SCENE [1]- en [2]-knop. Draai, met de SCENE
[CONTROL]-knop helemaal naar links, de knop met
de klok mee om een soepele overgang van de
Scene 1 naar de Scene 2 instellingen te creëren.
De Resonantie tussen de Scenes kan bijvoorbeeld
worden verhoogd en de LFO-snelheid versneld .
Meerdere geluidswijzigingen tegelijk kunnen met
deze ene knop in één keer worden uitgevoerd,
ideaal dus bij live-optredens.
Draai de SCENE [CONTROL]-knop helemaal naar
links om naar Scene 1 te gaan of draai deze hele-
maal naar rechts om naar Scene 2 te gaan. Als u de
knop in een stand daar ergens tussenin zet, dan
krijgt u een mix van instellingen van beide Scenes.
Als u de knop van het ene uiterste naar het andere
uiterste draait, dan creëert u een soepele overgang
van de ene naar de andere Scene. Als de knop in
een andere positie staat als helemaal links of rechts,
dan branden de LED’s van beide Scene [1]- en [2]-
knoppen.
U kunt ook Volume-, Pan- en andere Control Change
nummers aan de SCENE [CONTROL]-knop toewijzen
(pag. 165)
Scenes besturen met een voetpedaal (CS6x)
Als u een extra verkrijgbaar voetpedaal (zoals de
FC7) op de FOOT CONTROLLER-aansluiting op het
achterpaneel van de synthesizer aansluit, dan kunt u
met uw voet tussen Scenes heen en weer schakelen
en heeft u uw handen vrij. U kunt dit als volgt doen:
1 Druk op de [UTILITY]-knop om naar de
Utility Mode te gaan.
2 Ga met de [PAGE]-knop naar het CTRL Scene
(System Control Scene) scherm.
.
Voice of
Performance
Opslaan
12
CONTROL
SCENE
ABC1 2
VCE Play) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
EQ Low EQ Mid EQ Hi Cutoff RevTime
ABC1 2
VCE Play) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
EQ Low EQ Mid EQ Hi Cutoff RevTime
Scene Opslaan Scene Opslaan
Instelling A
Instelling B
12
CONTROL
SCENE
Instellingen tussen
Scenes 1 en 2
Scene 1
Instellingen
Scene 2
Instellingen
CS6x
SUSTAIN
FOOT
SWITCH
FOOT
CONTROLLER
FOOT
VOLUME
INDIVIDUAL OUTPUT
1
2
OUTPUT
R L MONO
PHONES LINE 1 MIC
LINE 2
A D INPUT
GAIN
FC7
VOICE PERFORM
UTILITY CARD
EDIT
COMPARE
JOB
STORE
MODE
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
CTRL Scene) Scene Control
Sys 65[Port Sw ]
N.B.
47
3 Selecteer met Knop [B] “04:FootCtrl”
(voetpedaal)
4 Ga met de [PAGE]-knop naar het CTL Assign2
(Voice Control Assign 2) scherm.
5 Selecteer met Knop [C] “04:FootCtrl”
(voetpedaal).
3 Het Gebruik van de
Controllers
De CS6x is uitgerust met een Pitch Bend Wiel, een
Modulatie Wiel en een Ribbon Controller. Zowel de
CS6x als de CS6R is uitgerust met regelpaneel-
knoppen [A], [B], [C], [1], en [2], waarmee vele
parameters bestuurd kunnen worden.
Pitch Bend Wiel
De primaire functie van dit wiel is het besturen van
de toonhoogte. Beweeg het wiel omhoog/omlaag
om de toonhoogte omhoog/omlaag te buigen. Het
effect kan ook worden omgedraaid.
Het bereik van het Pitch Bend Wiel kan per Voice
worden ingesteld. Er kunnen ook andere parameters aan
het wiel worden toegewezen (pag. 84).
Zelfs als er een andere parameter aan het wiel is
toegewezen, worden Pitch Bend-boodschappen via de
MIDI OUT-aansluiting verstuurd als het wiel gebruikt
wordt.
Modulatie Wiel
Hoe verder u het wiel omhoog beweegt, hoe meer
modulatie er op het geluid wordt toegepast.
Modulatiesterkte kan ook van te voren worden ingesteld.
Er kunnen ook andere parameters aan het wiel worden
toegewezen, zoals Volume of Pan (pag. 84).
Pitch Bend
Wiel
Modulatie
Wiel
Toonhoogte
Omhoog
Toonhoogte
Omlaag
Pitch Bend
Wiel
Modulation
Wiel
Sterker
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
CTRL Scene) Scene Control
Sys 04[FootCtrl]
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
CTRL Assign2) FC RB----Mode
Vce [ off ] 00 22 hold
N.B.
N.B.
N.B.
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
CTRL Assign2) FC RB
Vce [FootCtrl] 04 22
48
Ribbon Controller (CS6x)
De Ribbon Controller is een aanslaggevoelige
controller waarmee u bijv. Filter Cutoff in realtime
kunt besturen door met uw vinger lichtjes van links
naar rechts over het oppervlak te gaan. Normaal
gesproken zal de waarde van de eraan toegewezen
parameter toenemen als uw vinger naar rechts gaat,
maar u kunt het ook andersom instellen. Er kunnen
vele parameters aan de Ribbon Controller worden
toegewezen (pag. 84).
Ribbon Controller parameters kunnen in de Utility Mode
worden ingesteld (pag. 164 en 169).
Knoppen [A]/[B]/[C]/[1]/[2]
In de Voice/Performance Play Mode kunt u de
Knoppen [A], [B], [C], [1] en [2] als realtime
controllers gebruiken. Knoppen [A], [B] en [C] zijn
toegewezen aan de besturing van de equalizer gain
van respectievelijk EQ Low, EQ Mid en EQ Hi. De
Knoppen [1] en [2] zijn vrij toewijsbaar aan andere
Voice parameters.
Als u een knop met de klok mee draait, neemt de
toegewezen waarde toe. De waarde neemt af als u
de knop naar de andere kant draait.
Algemene systeemparameters zijn aan de Knoppen [A],
[B] en [C] toegewezen (pag. 50 en 165). Voice specifieke
parameters zijn toegewezen aan Knoppen [1] en [2] (pag.
51 en 84).
Aan iedere Voice worden geschikte preset parameter-
instellingen toegewezen. Met Knoppen [1] en [2] past u
deze instellingen in feite met een zekere hoeveelheid
aan. Als deze parameters zijn vooringesteld op minimum
of maximum instellingen, dan kunnen deze niet worden
overschreden.
In elke Edit Mode worden parameterinstellingen in het
scherm met Knoppen [A], [B], [C], [1] en [2] ingegeven
(pag. 24).
Voetpedaal (CS6x)
Aan een los verkrijgbaar voetpedaal (als de FC7),
aangesloten op de FOOT CONTROLLER-aansluiting
(pag. 18) op het achterpaneel, kunnen verscheidene
controller parameters worden toegewezen. Als u
parameters met een voetpedaal bestuurt, heeft u uw
handen vrij om het toetsenbord te bespelen (of om
een andere controller te bedienen). Dit is erg
handig bij live-optredens.
Voetpedaalparameters kunnen per Voice worden
ingesteld.
Voetschakelaar (CS6x)
Aan een los verkrijgbare Yamaha FC4 of FC5 Voet-
schakelaar, aangesloten op de FOOT SWITCH-
aansluiting (pag. 18) op het achterpaneel, kan een
reeks parameters worden toegewezen. Het is geschikt
voor schakelaars (aan/uit) als Portamento-schakelaar,
voor verhoging/verlaging van een Voice Nummer of
Performance Nummer, start/stop van de sequencer,
en Arpeggiator aan/uit. De voetschakelaar is niet
geschikt voor functies die afhankelijk zijn van onon-
derbroken besturing (continuous control). U kunt er
tevens mee heen en weer schakelen tussen verschil-
lende Voices of Performances.
De parameter die is toegewezen aan de voetschakelaar
wordt ingesteld in het CTRL Other-scherm van de Utility
Mode (pag. 52 en 165)
Sustain (CS6x)
Sluit een Yamaha FC4 of FC5 voetschakelaar aan op
de SUSTAIN-aansluiting (pag. 18) op het achter-
paneel. Nuttig bij piano-achtige geluiden.
U kunt geen andere functie dan Sustain aan de SUSTAIN-
aansluiting toewijzen.
Foot Volume (CS6x)
Sluit een voetpedaal (als de FC7) aan op de FOOT
VOLUME-aansluiting (pag. 18) op het achterpaneel. U
kunt dan met uw voet de Main Volume- of Expressie
parameters besturen, en u heeft uw handen vrij voor het
toetsenbord. Handig bij live-optredens.
De aan het voetpedaal toegewezen parameter wordt in
het CTRL Other-scherm van de Utility Mode (pag. 165)
ingesteld.
Breath Controller
U kunt een los verkrijgbare Breath Controller (BC3)
aansluiten op de BREATH-aansluiting (pag. 18) op
het achterpaneel (of het regelpaneel van de CS6R).
Hiermee kunt u een groot aantal parameters bestu-
ren, in het bijzonder parameters die voornamelijk
bij blaasinstrumenten worden gebruikt: dynamiek,
timbre, toonhoogte, enz. De Breath Controller is in
bijzonder geschikt voor het realistisch bespelen van
blaasinstrument Voices.
Breath Control parameters kunnen per Voice worden
ingesteld.
SYSTEEM
CURSOR
ABC1 2
SHIFT PAGE PART
/
ELEMENT DATA
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
49
Aftertouch
Met aftertouch kunt u bijv. vibrato aan een geluid
toevoegen door meer druk op een toets op het
toetsenbord uit te oefenen als u deze vasthoudt. (Bij
de CS6R moet een aftertouch-gevoelig toetsenbord
worden aangesloten). Dit biedt realtime expressie
en besturing. Met aftertouch kan een grote reeks
parameters worden bestuurd (pag. 84).
Control Sets
Naast de standaard parameters, kan aan keyboard
aftertouch, de controllers en sommige knoppen op
het regelpaneel verschillende andere parameters
worden toegewezen, zoals wordt uitgelegd op pag.
47. U kunt bijv. Resonantie aan het Modulatie Wiel
toewijzen en met aftertouch vibrato aansturen. U
bent vrij om die parameters toe te wijzen die passen
bij het geluid dat wordt bespeeld.
Deze controllertoewijzingen worden Control Sets
genoemd. Zoals de volgende illustratie laat zien kunt
u zes verschillende Control Sets per Voice toewijzen.
Aan iedere Phrase Clip kunt u vier verschillende
Control Sets toewijzen. In iedere Control Set staat de
controller bekend als de Bron (Src) en staat
iedere parameter die door de Bron wordt bestuurd
bekend als Bestemming (Dest). Er zijn verschillende
Bestemming parameters beschikbaar; sommige zijn
op de gehele Voice toepasbaar, anderen specifiek
op een Element.
Details over de beschikbare Dest parameterinstellingen
zijn te vinden in de Destination Parameterlijst in de
aparte Datalijst.
De Elementschakelaars (pag. 85) worden uitgeschakeld
als de Dest parameterinstelling niet specifiek voor
Elementen is (d.w.z. voor instellingen 00 t/m 33).
Door Control Sets te creëren, kunt u de geluiden op
vele manieren wijzigen.
Stel de Bron (Src) parameter van Control Set 1
bijvoorbeeld in op MW (Modulatie Wiel) en de Be-
stemming (Dest) parameter op ELFO-PM (Element
LFO Pitch Modulatie Sterkte). Stel vervolgens de
Src parameter van Control Set 2 ook in op MW,
maar stel de Dest parameter in op ELM PAN (Ele-
ment Pan). U moet tevens het Element selecteren
dat moet worden bestuurd, evenals de sterkte
(hoeveelheid) van besturing.
Als u in dit voorbeeld het Modulatie Wiel omhoog
beweegt, dan neemt de hoeveelheid Pitch
Modulatie overeenkomstig toe, en wordt het ele-
ment van links naar rechts gepand. Met andere
woorden, u kunt verschillende Bestemming parame-
ters aan iedere Bron (Src) controller toewijzen.
Creëer, doorgaand met het bovenstaande voor-
beeld, nu een andere Control Set waar de Bron (Src
is ingesteld op FC (voetpedaal) en de Bestemming op
ELFO-PM (Element LFO Pitch Modulatie Sterkte).
Selecteer opnieuw het te besturen Element en de sterkte
van besturing.
Nu is Pitch Modulatie zowel aan het Modulatie Wiel
als aan het voetpedaal toegewezen. Met andere
woorden, u kunt tevens verschillende Bron controllers
aan de verschillende bestemming parameters toewijzen.
Door alle zes de Control Sets toe te wijzen, krijgt u
een enorme mate van realtime controle over de
geluiden van de synthesizer.
Dest(Bestemming)
Control Parameters
Depth
Sterkte van de besturing
Bron (Src)
Voice
Control Sets
Controller
RB,MW,enz.
1
AAN/UIT AAN/UIT AAN/UIT AAN/UIT
Elementen
234
1~6
ELFO-PM
Dest Param
ELM PAN
Dest Param
SET 1 SET 2
Src
MW
(Modulatie Wiel)
Src
MW
(Modulatie Wiel)
Als u aan het Modulatie
Wiel draait, dan wijzigt de
hoeveelheid Pitch Modulatie
en de pan positie.
ELFO-PM
Dest
ELFO-PM
Dest
SET 1 SET 3
Src
MW
(Modulatie Wiel)
Src
FC
(Voetpedaal)
U kunt het pitch
modulatie effect
besturen met ofwel
het Modulatie Wiel
(MW) of het
Voetpedaal (FC).
N.B.
N.B.
50
Control Sets en Externe MIDI Control
In een Control Set worden de controllers aan
interne parameters van de synthesizer toegewe-
zen. Sommige controllers zijn echter oorspronke-
lijk ontworpen voor een bepaald doel en verstu-
ren van tevoren gedefinieerde MIDI Control
Change boodschappen, ongeacht de Control Set
plaatsing in de synthesizer.
Het Pitch Bend Wiel, het Modulatie Wiel en
keyboard aftertouch zijn bijvoorbeeld oorspronke-
lijk ontworpen om pitch bend, modulatie en
aftertouch te besturen. Daarom wordt bij gebruik
van deze controllers altijd pitch bend, modulatie
en aftertouch informatie via de MIDI OUT-
aansluiting verstuurd.
Laten we de Pan parameter aan het Pitch Bend
Wiel toewijzen in een Control Set. Als u nu het
Pitch Bend Wiel beweegt, pant de interne
toongenerator van de synthesizer het geluid, maar
worden tegelijkertijd de oorspronkelijke Pitch
Bend boodschappen via de MIDI OUT-aansluiting
verstuurd.
De controllers kunnen ook MIDI Control Change
boodschappen versturen om de parameters van
externe MIDI-apparatuur te besturen. Deze toewij-
zingen zijn te vinden in het VOICE (Vce) CTRL
Assign1/2 scherm van de Utility Mode.
Aangezien het Pitch Bend Wiel, het Modulatie Wiel
en keyboard aftertouch van tevoren gedefinieerde
MIDI Control Change boodschappen versturen,
kunt u er geen MIDI Control Change boodschap-
pen aan toewijzen.
U kunt een controller ook zo instellen dat het één
soort Control boodschappen naar de synthesizer’s
interne toongenerator stuurt, maar een andere soort
naar de MIDI OUT-aansluiting.
In een Control Set kunt u bijvoorbeeld Resonantie
toewijzen aan de Assignable [1]-knop. Vervolgens
kunt u in het Voice CTRL Assign2-scherm van de
Utility Mode Control Change Nummer 1 (Modulatie)
aan dezelfde knop toewijzen. Als u nu aan de knop
draait, wordt resonantie op het geluid van de
interne toongenerator toegepast en tegelijkertijd
modulatie-informatie naar het externe MIDI-
apparaat verstuurd dat is aangesloten op de MIDI
OUT-aansluiting.
Dit aspect maakt deze synthesizer een ideale master
controller bij het besturen van externe MIDI-
apparatuur. Voeg eventueel een voetpedaal of
Breath Controller toe voor nog meer besturings-
mogelijkheden.
Parameters Toewijzen aan Knoppen [A], [B] en [C]
In de volgende procedure wordt uitgelegd hoe u een
gewenste parameter kunt toewijzen aan Knop [A], [B]
of [C]. U kunt alle algemene systeemparameters
toewijzen (voor alle Play Modes) en alle MIDI
Control Change Nummers. In het voorbeeld wordt
Knop [A] ingesteld om Reverb Return te besturen.
1 Druk op de [UTILITY]-knop om naar de
Utility Mode te gaan.
2 Ga met de [PAGE]-knop naar het CTRL
Knop [A] (Systeem Control Knop A) scherm.
3 Selecteer met Knop [2] REV-Rtn (Reverb Return).
Nu kunt u met Knop [A] onder het spelen het Reverb
Return niveau besturen in de Voice/Performance/
Phrase Clip Play Mode. U kunt tevens (door aan
Knop [A] te draaien) Control Change boodschappen
versturen of ontvangen via de MIDI IN- en MIDI
OUT-aansluitingen met het Controller Nummer dat is
ingesteld in de CC# parameter.
Zie voor toewijsbare parameters “Systeem Controller
Bestemmingsparameters” in de aparte Datalijst.
OUT IN
Pitch
Toongenerator
LFO1 PAN
MIDI
MIDI Control
Pitch Bend
Wiel
Control Set
VOICE PERFORM
UTILITY CARD
EDIT
COMPARE
JOB
STORE
MODE
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
CTRL KnobA) CC# Dest
Sys 01[ModWheel] EQLow-G
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
CTRL KnobA) CC# Dest
Sys 01[ModWheel] REV-Rtn
N.B.
N.B.
51
Parameters Toewijzen aan Knop [1] en [2]
In de volgende procedure wordt uitgelegd hoe u
een gewenste parameter aan Knop [1] of [2] kunt
toewijzen. U kunt aan iedere Voice (of Part in een
Performance) of Clip Kit controllers toewijzen.
Control Instellingen kunnen worden toegewezen als
een Control Set, en met iedere Controller kunnen
meerdere parameters worden bestuurd (hoewel dit
afhankelijk is van het soort Voice of Clip Kit). Hier
geven we een voorbeeld hoe u Control Set 1 op
kunt stellen in Internal Voice 001 (A01) door PCH-
Crs (Pitch: Coarse) toe te wijzen aan Knop [1].
U kunt ook, apart, een ander MIDI Control Change
Nummer aan dezelfde knop toewijzen in de Voice
Mode en de Performance Mode. Details zijn op pag.
168 te vinden.
1 Druk, om naar de Voice Play Mode te gaan, op
de [VOICE]-knop.
2 Selecteer Internal Voice 001 (A01) en
druk om naar de Voice Edit Mode te gaan op
de [EDIT]-knop.
3 Ga met de [PAGE]-knop naar het CTL
Set1 (Control Set 1) scherm.
4 Wijs met Knop [B] “KN1(16)” (Knop 1)
toe aan de Bron (Src) parameter.
5 Wijs met Knop [C] PCH-Crs (Pitch:Coarse) toe aan
de Bestemming (Dest) parameter.
6 Selecteer met Knop [1] en de [DATA]-knop het te
besturen Element. Knop [1] verplaatst de cursor
(knippert) en de [DATA]-knop toont het te
besturen Element.
7 Stel met Knop [2] de Depth (sterkte) parameter in.
Hoe hoger de instelling hoe sterker de mate van
besturing.
8 Sla de bewerkte Voice op.
Nu heeft u voor Internal Voice 001 (A01) PCH-Crs
(Pitch:Coarse) aan Knop [1] toegewezen. Als u deze
Voice in Voice Play Mode selecteert en afspeelt, dan
kunt u de toonhoogte van de Voice besturen als u
aan Knop [1] draait.
Details over de toewijsbare control functies zijn te
vinden in de Control Set Bestemming Parameters
in de aparte Datalijst.
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
CTLíSet1) Src Dest EL Sw Depth
C 1234 KN1(16) PCH-Crs --34 +14
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
CTLíSet1) Src Dest EL Sw Depth
C 1234 KN1(16) PCH-Crs 1--4 +14
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
CTLíSet1) Src Dest EL Sw Depth
C 1234 KN1(16) PCH-Crs 1234 +34
N.B.
N.B.
VOICE PERFORM
UTILITY CARD
EDIT
COMPARE
JOB
STORE
MODE
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
CTL Set1) Src Dest EL Sw Depth
C 1234 MW(01) FLT-Rez --34 +14
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
CTLíSet1) Src Dest EL Sw Depth
C 1234 KN1(16) FLT-Rez --34 +14
52
Parameters met een Voetpedaal Besturen
Door een los verkrijgbaar voetpedaal (zoals de
FC7) op de FOOT CONTROLLER-aansluiting op het
achterpaneel van de synthesizer aan te sluiten,
kunt u allerlei parameters met uw voet besturen,
waardoor u uw handen vrij heeft. In het volgende
voorbeeld laten we u zien hoe u het voetpedaal als
Modulatie Wiel kunt gebruiken.
1 Druk, om naar de Utility Mode te gaan, op de
[UTILITY]-knop.
3 Ga met de [PAGE]-knop naar het CTRL
Assign2 (Voice Control Assign 2) scherm.
3 Selecteer met Knop [C] “01:ModWheel”
(Modulatie Wiel).
In de Voice Mode kunt u met het voetpedaal nu
Modulatie besturen.
Als de huidige Voice een Control Set bevat waarin
een Bron (Src) is toegewezen aan het Modulatie Wiel
(MW) en er wordt een Control Change boodschap
ontvangen van het Modulatie Wiel, dan wordt de
Bestemming (Dest) parameter van de bron (MW)
beïnvloed.
Bovenstaande procedure legt uit hoe u het voet-
pedaal in moet stellen om Modulatie in de Voice
Mode te besturen. Als u dergelijke instellingen in de
Performance Mode wilt maken, dan vindt u de juiste
instellingen in het CTL Assign2 scherm in de
Performance Edit Mode.
Met de Voetschakelaar heen en weer Schakelen
Tussen Programs (CS6x)
Door een los verkrijgbare voetschakelaar (zoals de
FC4 of FC5) op de FOOT SWITCH-aansluiting op het
achterpaneel van de synthesizer aan te sluiten, kunt
u tussen programs heen en weer schakelen zonder
uw handen daarvoor te hoeven gebruiken. Als u
bijvoorbeeld de Voices/Performances in het geheu-
gen in een geschikte manier rangschikt, dan kunt u
makkelijk door de voices wandelen tijdens een live-
optreden. De volgende procedure legt u uit hoe dit
in zijn werking gaat.
CS6x
SUSTAIN
FOOT
SWITCH
FOOT
CONTROLLER
FOOT
VOLUME
INDIVIDUAL OUTPUT
1
2
OUTPUT
R L MONO
PHONES LINE 1 MIC
LINE 2
A D INPUT
GAIN
FC7
VOICE PERFORM
UTILITY CARD
EDIT
COMPARE
JOB
STORE
MODE
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
CTRL Assign2) FC RB
Vce [ off ] 00 00
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
CTRL Assign2) FC RB
Vce [ModWheel] 01 22
CS6x
SUSTAIN
FOOT
SWITCH
FOOT
CONTROLLER
FOOT
VOLUME
INDIVIDUAL OUTPUT
1
2
OUTPUT
R L MONO
PHONES LINE 1 MIC
LINE 2
A D INPUT
GAIN
FC4
of
FC5
N.B.
N.B.
53
1 Druk, om naar de Utility Mode te gaan, op de
[UTILITY]-knop.
2 Ga met de [PAGE]-knop naar het CTRL
Other (system Control Other) scherm.
3 Selecteer met Knop [B] “099:PC Inc” (Program
Change Increment)
In de Voice/Performance/Phrase Clip Mode kunt u
nu met de voetschakelaar tussen programs heen en
weer schakelen.
U kunt ook andere functies, als Arpeggio-schakelaar
(On/Off), Sequencer, (Play/Stop) enz. toewijzen
(pag. 165).
4 Phrase Clips
Echte (bestaande) geluiden kunnen worden opge-
nomen of geladen op de synthesizer en afgespeeld
als muziekinstrumentgeluiden. De golfvormdata die
in de synthesizer worden vastgehouden worden
Phrase Clips genoemd. Deze Phrase Clips worden
gecreëerd en afgespeeld in de Phrase Clip Mode
(pag. 142). Een basisoverzicht van Phrase Clips
volgt hieronder.
Phrase Clips Overzicht
Zoals in de volgende illustratie wordt getoond,
bevindt zich op het achterpaneel (of het regel-
paneel van de CS6R) een A/D INPUT-aansluiting
om analoge bronnen op de A/D converter aan te
sluiten. De A/D converter converteert vervolgens de
signalen van deze analoge bronnen naar digitale
binaire signalen, in een proces dat “samplen” wordt
genoemd. Binnen de synthesizer worden deze
signalen Phrase Clips genoemd, en er kunnen maar
liefst 256 van deze Phrase Clips in het 4MB interne
geheugen worden vastgehouden. U kunt Phrase
Clips aan iedere gewenste toets op het toetsenbord
toewijzen om ze af te kunnen spelen. Een verzame-
ling Phrase Clip toetsenbordtoewijzingen heet een
Clip Kit, waarvan u er vier kunt creëren. Vervolgens
kunt u Clip Kits aan Performances toewijzen, op
dezelfde manier als Voices. Als u de Phrase Clips
afspeelt, dan gaat de verwerking van de signalen
omgekeerd als A/D conversie. De digitale signalen
worden doorgegeven via een D/A converter, om
terug geconverteerd te worden naar analoge vorm.
VOICE PERFORM
UTILITY CARD
EDIT
COMPARE
JOB
STORE
MODE
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
CTRL Other) FS
Sys 088[ ------ ]
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
CTRL Other) FS
Sys 099[PC Inc ]
256 phrase clips
4MB Intern Geheugen
A/D
Converter
D/A
Converter
Analoog Signaal
Clip Kits
Analoog
signaal
AD INPUT
DRAM
Digitaal
Binair
N.B.
54
Sample Frequentie en Bit Resolutie
De illustratie toont als voorbeeld een sinus golf-
vorm. Bij het opnemen (samplen) van de sinus
golfvorm, neemt de A/D converter feitelijk “foto’s”
van de golfvormniveaus op vaststaande tijdsinter-
vallen.
In de grafiek stelt de horizontale as de tijd voor en
de verticale as het signaalniveau. Het aantal niveau-
opnamen dat in één seconde wordt gemaakt heet
de samplefrequentie, en wordt in Hertz berekend.
De A/D converter van deze synthesizer heeft een
samplefrequentie van 44,1kHz, hetgeen betekent
dat er in één seconde 44100 opnamen van de
niveaus van de golfvorm worden gemaakt. Hoe
hoger de samplefrequentie, hoe dichter het gere-
produceerde (digitale) signaal bij het origineel ligt.
Op de verticale as wordt het aantal niveaus in bits
uitgedrukt, hetgeen bit resolutie wordt genoemd.
De A/D synthesizer heeft een bit resolutie van 16
bits, hetgeen inhoudt dat er 2
16
(d.w.z. 65536)
niveaus op de verticale as liggen. Net zoals bij de
samplefrequentie geldt: des te hoger de bit resolutie,
des te dichter ligt het gereproduceerde (digitale)
signaal bij het origineel.
Audio op audio-CD’s wordt trouwens ook op 44,1
kHz in 16 bits gesampeld.
Figuur A: Lagere samplefrequentie en bit resolutie
Figuur B: Hogere samplefrequentie en bit resolutie
Phrase Clips Afspelen
U kunt uw Phrase Clips op de volgende drie manie-
ren afspelen:
Ten eerste, het “loop” afspelen. Een deel van de
Phrase Clip wordt voortdurend in een loop afge-
speeld. Dit wordt vaak gebruikt bij het creëren van
drumpatronen in breakbeats.
Als u een toets op het toetsenbord aanslaat, dan
speelt de Phrase Clip af vanaf het startpunt tot het
eindpunt. Het keert vervolgens terug naar het loop-
punt en speelt opnieuw af tot het eindpunt, en blijft
dat doen tot u de toets loslaat.
Gewoonlijk bevindt zich bij muziekinstrumenten het
karakteristieke deel van het geluid (het “attack” deel)
aan het begin, net na het startpunt. Hierna varieert
het geluid niet zo zeer meer, en kunt u het loop- en
eindpunt aan beide uiteinden van dit deel instellen.
Als u de Phrase Clip van een instrument, dat op deze
manier is geloopt, afspeelt, dan wordt het attackdeel
eenmaal afgespeeld en het geloopte deel voortdurend
afgespeeld totdat u de toets loslaat. Loopen is tevens
een manier om bruikbare instrumentgeluiden te
creëren zonder al te veel geheugen te gebruiken.
De tweede afspeelmethode heet “one shot” oftewel
één maal.
Als u een toets op het toetsenbord indrukt dan
speelt de Phrase Clip van het begin tot het eind
eenmaal af. Dit soort afspelen wordt algemeen
gebruikt voor Phrase Clips van drum- en
percussiegeluiden.
Ten derde kunt u “reversed” oftewel omgekeerd
afspelen. Als u een toets op het toetsenbord aan-
slaat, speelt de Phrase Clip vanaf het eind naar het
begin eenmaal af. Dit is handig bij het creëren van
omgekeerde cymbaalgeluiden en andere speciale
effecten.
U kunt de punten en afspeel modes van de loop in
de Phrase Clip Edit Mode instellen (pag. 146).
Tijd
Niveau
Gesampelde golfvorm
Niveau
Tijd
Oorspronkelijk Analoog Signaal
Niveau
Tijd
Startpunt Looppunt
Phrase Clip Geloopt Afspelen
Eindpunt
Niveau
Tijd
Startpunt Eindpunt
Startpunt Eindpunt
55
Een Clip Kit Creëren
U kunt Phrase Clips aan toetsen op het toetsenbord
toewijzen (C0 t/m C6) en deze live of met een
sequencer afspelen.
U kunt ook allerlei parameters in de verschillende
Phrase Clips bewerken. De toewijzing op het toetsen-
bord van Phrase Clips wordt Clip Kit genoemd en u
kunt er vier creëren.
U kunt iedere Phrase Clip aan één toets op het
toetsenbord toewijzen. Door echter breakbeats en
andere ritmische loops, plus percussie Phrase Clips
die in ritmes worden gebruikt, toe te wijzen, kunt u
een Clip Kit speciaal voor ritmes creëren. Of u kunt
Phrase Clips van ongewone geluiden toewijzen om
zo een Clip Kit van speciale effecten te creëren. U
kunt in feite dus een Clip Kit creëren die bestaat uit
alle geluiden die u nodig heeft.
Clip Kits kunnen hetzelfde als Voices en
Performances worden behandeld. In de Phrase Clip
Play Mode kunt u Clip Kits direct op het toetsenbord
afspelen (pag. 142). In de Performance Mode kan een
Clip Kit als een Part in een Performance worden
verwerkt (pag. 129).
U kunt Clip Kits en Phrase Clips in de Edit Mode verder
bewerken (pag. 146) en ze ook in de Job Mode middels
jobs bewerken (pag. 154).
Als u de synthesizer uitzet, gaat de Clip Kit verloren.
Bewaar belangrijke data altijd op een Memory Card.
Een Phrase Clip Opnemen
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u een Phrase Clip
opneemt, een loop instelt, jobs verricht en een Clip
Kit creëert.
U kunt een Phrase Clip creëren door iets op te
nemen middels een microfoon, vanaf een CD-
speler, vanaf andere audio-apparatuur of van een
bestaande Voice/Performance/Phrase Clip in de
synthesizer. Als een eenvoudig voorbeeld gaan we
het drumpatroon opnemen dat we eerder creëerden
met de Arpeggiator en Drum Voice.
1
Druk nu op de PHRASE CLIP-knop (de bijbehorende LED
gaat branden) om naar de Phrase Clip Mode te gaan.
Houd de PHRASE CLIP [REC]-knop ingedrukt en
het volgende scherm verschijnt in de display.
Hier kunt u een toets toewijzen aan de Phrase
Clip die u wilt opnemen. Sla de betreffende toets
op het toetsenbord aan terwijl u de knop houdt
ingedrukt. Laten we in dit geval C1 toewijzen.
Laat vervolgens, om naar het opnamescherm te
gaan, de [REC]-knop los.
Stel met Knop [B] de bronparameter in op
“voice”. De eerder geselecteerde Drum Voice kan
vervolgens op het toetsenbord worden bespeeld.
Stel met Knop [C] de Trigger parameter in op
“key”. Met deze instelling start het opnemen
zodra u een toets aanslaat op het toetsenbord.
Druk, om de Arpeggiator aan te zetten, op de
ARPEGGIO [ON/OFF]-knop op het regelpaneel
(de LED van de knop gaat branden). Als u een
toets op het toetsenbord aanslaat speelt er een
drumpatroon af volgens de Arpeggiator instellin-
gen. U kunt het tempo aanpassen met de SEQ
PLAY [TEMPO]-knop op het regelpaneel. Verze-
ker u ervan, voor u verder gaat, dat u het juiste
geluid heeft geselecteerd.
Clip
C0 C6
PHRASE CLIP
PITCH
REC
Indrukken en vasthouden
PCLP Rec) >> Select Record Key <<
>> C 1:off[ ] <<
C1 C6
PCLP Rec) Source Trigger [ENTER]
(Key=C 1) voice key toStandby
N.B.
Ga eerst, voordat u naar de Phrase Clip Mode
gaat, naar de Voice Play Mode en druk tegelijk
op de MEMORY [PRE]1- en [PRE]2-knoppen.
Selecteer vervolgens met de [DATA]-knop, de
[DEC/NO]- en [INC/YES]-knoppen of de PRO-
GRAM-knoppen (CS6x) de Preset Drum Voices
(DR1).
2
3
N.B.
N.B.
Selecteer op de CS6R de Drum Voice, ga naar de Drum
Voice Edit Mode (pag. 102), zet de Arpeggio-schakelaar
parameter aan en ga vervolgens naar de Phrase Clip Mode.
Stel, om verlies van geluidskwaliteit bij het opnemen te
voorkomen, een hoog niveau in voor de Voice (in de
Voice Edit Mode).
4
5
6
56
Druk op de [ENTER]-knop en u bevindt zich in
de Recording Standby status. In het scherm
verschijnt “Waiting for trigger...”
7
De opname start zodra u de betreffende toets op
het toetsenbord aanslaat. Sla de toets aan en laat
het drumpatroon één maat lang afspelen.
Druk op de [EXIT]-knop. De opname is gestopt
en in het scherm verschijnt: “Now Working...”.
De opgenomen Phrase Clip is nu toegewezen
aan C1, zoals is ingesteld in stap 3. Nu kunt u
de opgenomen Phrase Clip afluisteren door de
C1-toets aan te slaan terwijl u de [REC]-knop
vasthoudt.
8
9
In sommige gevallen blijkt het opgenomen volume-
niveau te verschillen van hetgeen u opnam. Dat komt
door de automatische niveau-aanpassingsfunctie die het
niveau van de opname corrigeert. In deze gevallen kunt
u het afspeelniveau van de Clip in de Phrase Clip Edit
Mode aanpassen. Stel, als u het gehele volume wilt
verhogen, de waarde van de EQ Type parameter in op
“Boost 12”.
Herhaal de opname als u niet tevreden bent met het
resultaat door op de [ENTER]-knop te drukken.
Als u de Phrase Clip Record Mode verlaat, dan
wordt de opgenomen Phrase Clip automatisch
met een nieuw nummer en nieuwe naam (Clip
001) in het geheugen (DRAM) opgeslagen.
Verlaat hierop de Phrase Clip Mode echter niet.
Druk in plaats daarvan op de [EDIT]-knop om
naar de Phrase Clip Edit Mode te gaan.
0
Een Phrase Clip Bewerken
Als we doorgaan vanaf bovenstaande stap 0, dan
bent u nu gereed om de zojuist opgenomen Phrase
Clip te bewerken. U kunt in de Phrase Clip Edit
Mode de Phrase Clips toewijzen aan toetsen op het
toetsenbord (tussen C0 en C6) om zo een Clip KIit
te vormen, loops te creëren, het karakter van de
klank te bewerken, enzovoorts. In dit voorbeeld
gaan we de opgenomen Phrase Clip op verschil-
lende manieren bewerken.
Ga, in de Phrase Clip Edit Mode, met de [PAGE]-
knop naar het OSC Asgn-scherm. Gewoonlijk zult u
de Phrase Clip aan een toets op het toetsenbord
toewijzen (de Clip Toets). Aangezien we de Phrase
Clip in stap 3 echter al aan C1 hebben toegewe-
zen, worden de naam en het nummer van de
Phrase Clip (Clip 001) in de display getoond als u
de C1-toets op het toetsenbord aanslaat of met
Knop [A] C1 oproept. Als u de C1-toets aanslaat om
een Clip Toets toe te wijzen, dan wordt de Phrase
Clip afgespeeld.
Aangezien het enigzins beperkend is om de Phrase
Clip alleen aan C1 toe te wijzen, zullen we deze
aan de witte toetsen van D1 t/m C2 toewijzen.
Selecteer de respectievelijke toetsen door ze stuk
voor stuk op het toetsenbord aan te slaan of wijs
[Clip 001] met Knop [A] en Knop [B] aan elk ervan
toe.
Selecteer in hetzelfde scherm met Knop [1] een
variatie (Variation). Een variatie verwijst naar de
methode waarmee de Phrase Clip (inclusief loop-
punten en andere parameters) wordt afgespeeld.
Met behulp van een variatie kan iedere Phrase Clip
maximaal acht verschillende looppunten bevatten.
Wanneer dit bijvoorbeeld wordt toegepast op het
drumpatroon van de eerder opgenomen Phrase
Clip, dan kunt u met variaties een 1-maats loop-
patroon, een omgekeerd patroon en andere soorten
afspeelstijlen creëren.
U heeft dezelfde Phrase Clip ([Clip 001]) aan de
witte toetsen tussen C1 en C2 toegewezen. Nu kunt
u verschillende variaties aan de verschillende
toetsen toewijzen. Selecteer iedere toets door deze
op het toetsenbord aan te slaan, of door met Knop
[A] en met Knop [1] verschillende variatienummers
(1 t/m 8) er aan toe te wijzen. Op dit moment zijn
de variaties 1 t/m 8 nog niet ingesteld, dus spelen
alle toetsen de Phrase Clip op dezelfde manier af.
Als u de variaties echter eenmaal heeft ingesteld,
dan wordt de Phrase Clip op iedere witte toets
tussen C1 en C2 op een andere wijze afgespeeld.
PCLP Rec) Source Trigger [EXIT]
<< Waiting for Trigger... >> toStop
DEC
/
NO INC
/
YES
EXIT ENTER
EF
BYPASS
MASTER
KEYBOARD
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
OSCíAsgn) Number Variation [ENTER]
Key= C 1 1[Clip 001] 1 to Edit
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
OSCíAsgn) Number Variation [ENTER]
Key= C 2 1[Clip 001] 1 to Edit
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
OSCíAsgn) Number Variation [ENTER]
Key= C 1 1[Clip 001] 1 to Edit
N.B.
57
Controleer of C1 is geselecteerd en druk vervol-
gens op de [ENTER]-knop. De variatieparameters
van [Clip 001] worden getoond.
Druk, om terug te keren naar het vorige scherm, op de
[EXIT]-knop.
B
Selecteer met Knop [A] het variatienummer. We
beginnen met ‘Variation 1’.
C
Zoals eerder uitgelegd (pag. 54) bepaalt de Play
parameter hoe de Phrase Clip wordt afgespeeld.
Er zijn drie mogelijke instellingen voor deze
parameter, maar we zullen hier ‘reversed’ (omge-
keerd) selecteren. Selecteer met Knop [B].
D
Sla nu de C1-toets aan op het toetsenbord en con-
troleer of de Phrase Clip inderdaad is omgekeerd.
Omgekeerd afspelen houdt in dat het geluid omgekeerd
vanaf het Eindpunt tot het Startpunt wordt afgespeeld. U
kunt de lengte wijzigen door deze punten eenvoudig aan
te passen. Als u een Phrase Clip opneemt, dan wordt het
Startpunt aanvankelijk aan het begin van de opname
ingesteld, en het Eindpunt aan het eind van de opname
Druk, om terug te keren naar het OSC Asgn
(Oscillator Assign) scherm, op de [EXIT]-knop.
Selecteer deze keer D1 en druk op de [ENTER]-
knop.
E
Selecteer vervolgens ‘Variation 2’ maar stel de
Play parameter deze keer in op ‘loop’. Als u
hierop de D1-toets aanslaat, dan wordt de
Phrase Clip als een loop tussen het Start- en
Eindpunt van de opname afgespeeld. Als u wilt
dat er een deel van de Phrase Clip als loop
wordt afgespeeld, dan moet u de Start/Loop/
Eindpunten instellen. We zullen als voorbeeld
een loop instellen van precies één maat lang.
Stel het Startpunt in met Knop [C] (het punt
waarop het afspelen start als u een toets aan-
slaat). Sla, om een geloopt drumpatroon van één
maat te creëren, de D1-toets aan en pas het
Startpunt zo aan dat deze overeenkomt met de
eerste tel in de maat.
F
G
Stel met Knop [1] het Looppunt in (het begin van
het deel dat wordt geloopt). Aangezien u een
loop creëert die precies één maat lang is, kan
het looppunt worden ingesteld op dezelfde
positie als het Startpunt.
H
Stel met Knop [2] het Eindpunt in (het einde van
het deel dat wordt geloopt). In een drumpatroon
van één maat lang, moet u het Eindpunt op het
eind van de vierde tel in de maat zetten (d.w.z.
onmiddellijk voor de eerste tel van de volgende
maat). Sla de D1-toets aan en ga door met het
Eindpunt aanpassen tot u het ideale punt voor
het afspelen van de loop heeft gevonden.
I
PCLPíVar) Play Start Loop End
(C 1) 1: loop 0 0 236378
DEC
/
NO INC
/
YES
EXIT ENTER
EF
BYPASS
MASTER
KEYBOARD
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
PCLPíVar) Play Start Loop End
(C 1) 1: loop 0 0 236378
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
PCLPíVar) Play Start Loop End
(C 1) 1: reverse 0 0 236378
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
PCLPíVar) Play Start Loop End
(D 1) 2: loop 119120 0 236378
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
PCLPíVar) Play Start Loop End
(D 1) 2: loop 119120 119120 236378
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
PCLPíVar) Play Start Loop End
(D 1) 2: loop 119120 119120 452316
N.B.
N.B.
58
[Clip 001] is nu omgekeerd als ‘Variation 1’ en één
maat lang geloopt als ‘Variation 2’, en beide Variaties
kunnen worden afgespeeld door het aanslaan van de
C1- en D1-toetsen. Op dezelfde manier kunt u de
punten wijzigen van variaties 3 t/m 8 en andere
loops instellen als de loops van variaties 1/2.
Aldus kan iedere Phrase Clip op een andere manier
afspelen, met verschillende toetsen op het toetsen-
bord. Bovendien kunt u totaal verschillende Phrase
Clips met afwijkende variaties aan verschillende
toetsen toewijzen. Zo’n verzameling Phrase Clips en
variaties noemen we een “Clip Kit”.
Druk hierna, om naar de Phrase Clip Job Mode
te gaan, op de [JOB]-knop. Laten we vervolgens
een blik werpen op het verrichten van Jobs.
J
Een Job Verrichten
In de Job Mode kunt u verschillende handelingen
(Jobs) verrichten op uw bewerkte Phrase Clips. U
kunt onderdelen kopiëren en wissen, variaties
creëren, met Loop Remix en Extract uw Phrase
Clips aanpassen, enzovoorts. In het volgende
voorbeeld wordt de unieke Loop Remix functie
uitgelegd. De uitleg volgt op stap J hierboven.
Ga, in de Phrase Clip Mode, met de [PAGE]-knop
naar het PCLP LoopRemix-scherm. Loop Remix
gaat uit van de data van een bestaande Phrase,
wijzigt deze en creëert een aparte, nieuwe,
geloopte Phrase Clip. (De originele Phrase Clip
blijft in zijn originele staat, en een compleet
nieuwe Phrase Clip wordt met Loop Remix
gecreëerd.) U kunt gemakkelijk een reeks
nieuwe Phrase Clips creëren door de Type en
Vari parameters in te stellen.
Met de betreffende knop op het toetsenbord of
met knop [A] kunt u de Bron Phrase Clip waarop
de Loop Remix wordt toegepast selecteren. Laten
we [Clip 001] als Bron selecteren en een nieuwe
Phrase Clip creëren. Als u voorgaande procedu-
res heeft gevolgd en variaties heeft toegewezen
aan de witte toetsen tussen C1 en C2, dan kunt u
elk van deze toetsen aanslaan; [Clip 001] blijft
nog steeds geselecteerd.
K
L
Stel met Knop [1] de Type parameter in, die het soort
loopwijziging bepaalt (oftewel welk deel van de loop
wordt gemodificeerd). Gecombineerd met de Vari
parameter, is het mogelijk om een reeks loop-
patronen te creëren met Loop Remix. Er zijn in totaal
vijf Typen, en hier zullen we Type 2 gebruiken.
Stel met knop [2] de Vari (variatie) parameter in die
de hoeveelheid bepaalt waarmee de loop wordt
aangepast. De vier beschikbare variaties (A t/m D)
variëren met een toenemende hoeveelheid. Laten we
hier “D” selecteren om de grootste vorm van aanpas-
sing toe te passen.
Druk op de [ENTER]-knop. Hierop verschijnt een
vraag om bevestiging. Druk nu op de [INC/YES]-
knop om te bevestigen en de Loop Remix wordt
uitgevoerd op [Clip 001] met de eerder ingestelde
Type en Vari parameters. Druk om de handeling te
annuleren op de [DEC/NO]-knop.
Nadat de Loop Remix is uitgevoerd, verschijnt de
volgende melding in het scherm:
N
M
O
Nu kunt u de toets op het toetsenbord waar [Clip 001]
aan toe is gewezen aanslaan en luisteren naar het
geluid waar de Loop Remix op toe is gepast. U moet
nu een compleet nieuw soort patroon horen, waar
onder omgekeerde delen van het geluid.
Als u echter niet tevreden bent met het resultaat, dan
kunt u stappen M t/m O herhalen en Loop Remix
toepassen door, als het huidige scherm zichtbaar is, op
de [INC/YES]-knop te drukken. Door de combinatie van
de Type en Vari parameterinstellingen te wijzigen, kunt
u looppatronen creëren die geheel anders klinken.
Door - als u tevreden bent met de Phrase Clip - op de
[DEC/NO]-knop te drukken na het verschijnen van
het huidige scherm, keert u terug naar het PCLP
Loop Remix-scherm. De nieuwe Phrase Clip heeft een
nieuwe naam en een nieuw nummer, en is aan het
toetsenbord toegewezen in plaats van de originele
Phrase Clip (die nog steeds in het geheugen aanwezig
is, maar niet langer aan toetsen is toegewezen).
P
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
PCLP LoopRemix) Type Vari
Job C 1:001[Clip 001] 1 A
PCLP LoopRemix) Type Vari
<< Retry? [YES]/[NO] >> 2 D
Phrase Clips blijven zelfs in het geheugen (DRAM)
aanwezig als u de Phrase Clip Mode verlaat, totdat u het
instrument uitzet. Maar als een Clip Kit is gecreëerd na
het bewerken of verrichten van een Job, zal deze
verloren gaan als u de Phrase Clip Mode verlaat. Daarom
moet u uw Phrase Clips altijd opslaan alvorens de Phrase
Clip Mode te verlaten. Er kunnen maximaal vier Clip Kits
in het interne geheugen worden opgeslagen. Details over
het opslaan van Phrase Clips vindt u op pag. 160.
Als u een Clip Kit heeft gecreëerd, kunt u deze in de
Phrase Clip Play Mode afspelen, of deze als een Part in
een Performance gebruiken, net als Voices (pag. 129).
N.B.
N.B.
59
55
55
5 Andere Bruikbare Functies
Portamento
Portamento creëert een soepele overgang in toon-
hoogte van de ene noot naar de volgende voortge-
brachte noot, en deze functie kan in de Voice Mode
of de Performance Mode worden gebruikt. U kunt
portamento aan/uitzetten met de PORTAMENTO
[ON/OFF]-knop op het regelpaneel. Als deze wordt
aangezet, dan gaat de LED van de PORTAMENTO
[ON/OFF]-knop branden.
U kunt met de [PORTAMENTO]-knop de overgangs-
tijd van de toonhoogte (Portamento Tijd) aanpas-
sen. Draai de knop met de klok mee om de tijd te
verlengen.
Bepaal, voordat u portamento aanzet, met de beschik-
bare parameters in het scherm hoe portamento moet
werken (pag. 84).
Als Portamento aanstaat en gereed is voor gebruik, gaat,
als u de Voice selecteert, de LED van de PORTAMENTO
[ON/OFF]-knop branden.
In de Performance Mode kunt u portamento op de Voices van
Parts toepassen waarvan de Layer-schakelaar (pag. 133) en
Portamento-schakelaar aanstaan (“on”) (pag. 131).
Afhankelijk van de manier van opslaan (pag. 116 en 141)
kan de portamento status (aan/uit) in de Voice of de
Performance Mode worden opgeslagen.
U kunt de portamento status in het Portamento scherm
(pag. 84 en 131) van de Voice Edit Mode of de
Performance Edit Mode instellen.
Pan
Met de [PAN]-knop op het regelpaneel kunt u de
stereopositie (pan) van de huidig geselecteerde
Voice, Performance of Clip Kit instellen. De Pan
parameter kan per Edit Mode worden ingesteld,
maar met de [PAN]-knop op het regelpaneel kunt u
deze parameter in realtime in ieder van de Play
Modes aanpassen.
Op de CS6R wordt deze ingesteld in het QED Level
scherm (pag. 81)
PORTAMENTO
ON
/
OFF
PAN
PA N
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
60
Voice Edit
Er zijn 256 Normal Voice presets en 8 Drum Voice
presets beschikbaar. U kunt deze bewerken om
nieuwe Voices te creëren, of nieuwe Voices opbou-
wen vanuit het niets. U kunt maximaal 128 van
deze nieuwe/bewerkte Normal Voices en 2 nieuwe/
bewerkte Drum Voices in het interne gebruikers-
geheugen of op de externe Memory Card opslaan.
De volgende procedure geeft u een idee over hoe u
de Voices creëert/bewerkt.
Dit is natuurlijk maar één voorbeeld, u bent vrij om
de parameters in te stellen zoals u dat wilt. Details
over de verschillende parameters zijn te vinden in
het Referentiegedeelte van deze handleiding.
Alle parameterinstellingen worden in de Voice opgesla-
gen.
Selecteer in de Voice Play Mode de Voice die u wilt
bewerken.
Ga naar de Voice Edit Mode.
Stel, in de Common Edit Schermen, de algemene
parameters in die gelden voor alle Elementen in de
Voice (volume, toonhoogte, toon, enz.). U kunt
tevens parameters instellen die in verband staan met
Arpeggiator, Controllers, Effecten, enzovoorts.
Selecteer in de OSC (Oscillator) schermen de Waves
die door de Elementen in de Voice worden gebruikt,
en de volume-, pan-, nootbereik- en andere basis-
parameters.
Stel in de PCH (Pitch) en PEG (Pitch Envelope
Generator) schermen de stemming en andere met
toonhoogte verband houdende parameters in die
worden gebruikt door de Elementen. Stel indien
nodig ook de PEG parameter in.
Stel in de FLT (Filter) en FEG (Filter Envelope
Generator) schermen de parameters van de filters in
die worden gebruikt door de Elementen. Stel indien
nodig ook de FEG parameters in.
Stel, in de AMP (Amplitude) en AEG (Amplitude
Envelope Generator) schermen, de volume- en
andere met signaalniveau verband houdende
parameters in die worden gebruikt door de Elemen-
ten. Stel indien nodig ook de AEG parameter in.
Stel, in de LFO (Low Frequentie Oscillator) scher-
men, de met modulatie verband houdende parame-
ters in die worden gebruikt door de Elementen.
1
2
3
4
5
6
7
8
Stel in de EQ (Equalizer) schermen de equalizer
parameters in die van invloed zijn op de klankkleur
van de Elementen.
Sla de bewerkte Voice op.
9
0
1 Het Selecteren van een Voice
om te Bewerken
Ga, door op de [VOICE]-knop te drukken, naar de
Voice Play Mode.
Selecteer het Voicenummer van de Voice die u wilt
bewerken (pag. 75).
Ga alvorens te bewerken eerst naar de Voice Job Mode
en kopiëer de Voice die u wilt bewerken naar het interne
gebruikersgeheugen. Als u een Voice vanuit het niets wilt
creëren, dan zou u eerst met de Initialize functie een
Voice in het interne gebruikersgeheugen kunnen
initialiseren. Details zijn te vinden op pag. 115.
2 Het naar de Voice Edit Mode Gaan
Het creëren/bewerken van een voice wordt in de
Voice Edit Mode gedaan. Druk om naar de Voice
Edit Mode te gaan op de [EDIT]-knop vanuit de
Voice Play Mode.
Common Edit en Element Edit
Iedere Voice bestaat uit maximaal vier Elementen
(pag. 37). De algemene parameters die gelden voor
alle vier de Elementen noemen we de Common Edit
parameters. De Voice Edit Mode bestaat uit Common
Edit schermen, en schermen met alle parameters van
ieder individueel Element.
U kunt in de Voice Edit Mode met Knop [A] heen en
weer schakelen tussen Common instellingen en de
instellingen van Elementen 1 t/m 4.
Common instellingen
Instellingen voor Elementen 1 t/m 4
VOICE PERFORM
UTILITY CARD
EDIT
COMPARE
JOB
STORE
MODE
VOICE PERFORM
UTILITY CARD
EDIT
COMPARE
JOB
STORE
MODE
GEN Other) Mode Assign MicroTuning
C 1234 poly single 31:Indian
Common
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
OSC Wave) Number Ctgry
EL1234 001[Pf:Grand 1 ]
Element 1~4
N.B.
N.B.
61
Elementen Selecteren (CS6x)
In de Voice Edit Mode kunt u het te bewerken
Element selecteren door op de betreffende ELEMENT
SELECT-knop ([1] t/m [4]) te drukken. Als u een
Element selecteert, verplaatst de cursor zich naar het
betreffende Elementnummer.
Voorbeeld: Als Element 2 is geselecteerd
Elementen Aan/Uitzetten (CS6x)
In de Voice Edit Mode kan een Element worden
uitgezet door op de betreffende ELEMENT ON/OFF-
knop ([1] t/m [4]) te drukken. Zo kunt u tijdelijk
andere Elementen in de Voice uitzetten, zodat u de
wijzigingen in het Element dat u aan het bewerken
bent kunt beluisteren. Een uitgezet (off) Element
wordt met een sterretjes (*) in de display aangege-
ven, zoals hieronder wordt getoond.
Voorbeeld: Als Elementen 2 en 3 zijn uitgezet
Heen en Weer Schakelen Tussen Schermen en
Naar Instellingen Gaan
Nadat u een Common Edit scherm of een editscherm
van een Element (1 t/m 4) heeft geselecteerd, kunt u
met de [PAGE]-knop naar andere schermen gaan.
Er zijn vele parameters in een scherm beschikbaar.
Om het bewerken makkelijker te maken zijn de
knoppen onder de LCD toegewezen aan de verschil-
lende parameters in het scherm.
Menu Scherm
Als u de [PAGE]-knop gebruikt terwijl u de [SHIFT]-
knop ingedrukt houdt, dan wordt het instellingen-
menu in de display getoond. Verplaats de cursor met
de [PAGE]-knop naar een gewenst onderdeel en laat
de [SHIFT]-knop los om naar het scherm van dat
onderdeel te gaan.
U kunt ook met andere knoppen instellingen ingeven.
Met de Compare-functie kunt u het bewerkte geluid
vergelijken met het geluid van vóór de bewerking.
Details zijn te vinden op pag. 24 en 79.
3 Common Edit schermen
Iedere Voice bestaat uit vier Elementen. Hier
worden de parameters die gelden voor alle Elemen-
ten uitgelegd.
• GEN (Common General)
Hier kunt u de algemene parameters in Common
Edit instellen, zoals de Voice Naam.
N.B.
COMMON
Element1
Element2
Element3
Element4
BANK
ABCDEFGH
12341234
ELEMENT SELECT ELEMENT ON
/
OFF
EQ Param)LoFreq LoGain HiFreq HiGain
EL12_34 274.2Hz +12 2.82kHz +22
Cursor
BANK
ABCDEFGH
12341234
ELEMENT SELECT ELEMENT ON
/
OFF
EQ Param)LoFreq LoGain HiFreq HiGain
EL1**4 274.2Hz +12 2.82kHz +22
off off
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
GENíOther) Com:>GEN≥QED>ARP>CTL>LFO>EFF
C 1234 Elem:>OSC>PCH>FLT>AMP>LFO>EQ
Cursor
GENíName) Ctgry a-Z 0-? Cursor
C 1234 [Pf:Init Voice]
SHIFT PAGE DATAABC1 2
AMP Scale)Ofst1 Ofst2 Pfst3 Ofst4
EL12_34 + 0 + 0 - 21 - 35
PA R T ELEMENT
SHIFT PAGE DATAABC1 2
AMP Scale)Ofst1 Ofst2 Pfst3 Ofs
EL12_34 + 0 + 0 - 21 - 35
PA R T ELEMENT
62
• QED (Common Quick Edit)
Deze parameters besturen voornamelijk het volume
en de klankkleur van de Voice en u kunt er gemak-
kelijk het algehele geluid mee wijzigen. Veel van
deze parameters kunnen direct worden ingesteld
met de Sound Controlknoppen op het regelpaneel
van de CS6x.
• ARP (Common Arpeggio)
Door deze parameters in te stellen, kunt u bepalen
op welke manier de Voice door de arpeggiator
wordt afgespeeld. Details over het gebruik van de
Arpeggiator zijn te vinden op pag. 42.
• CTL (Common Controller)
U kunt verschillende functies aan de controllers op
het regel/achterpaneel toewijzen. U kunt bijvoor-
beeld parameters aan het Pitch Bend Wiel en aan
een voetpedaal toewijzen, zodat u de klankkleur
van de Voice in realtime kunt wijzigen. Details over
de verschillende gebruiken hiervan zijn te vinden
op pag. 47.
• LFO (Common Low Frequency Oscillator)
Dit zijn de LFO parameters. De LFO gebruikt een
lage frequentie golfvorm om de pitch/filter/
amplitude karakteristieken te variëren, en kan
worden gebruikt om vibrato, wah, tremelo en
andere effecten te creëren (pag. 85).
• EFF (Common Effect)
Dit zijn de Effect parameters van de Voice. Er zijn
twee Insertie Effecten plus twee Systeem Effecten
(Reverb en Chorus) beschikbaar.
4 OSC (Oscillator Schermen)
In deze schermen kunt u voornamelijk de parame-
ters instellen die de golfvormen besturen waarop de
Voice is gebaseerd. U kunt de Wave selecteren die
voor het Element wordt gebruikt, het volume en het
nootbereik van ieder Element, enzovoorts.
• OSC Wave
Selecteert de golfvorm (Wave) die in de verschil-
lende Elementen worden gebruikt.
• OSC Out
• OSC Pan
Stelt het volume (signaalniveau) en stereo pan-
positie in van de verschillende Elementen. De
volgende illustratie toont de werking hiervan.
•OSC Limit
Stelt het nootbereik in van de verschillende Elemen-
ten (de reeks toetsen op het toetsenbord waarin het
Element klinkt) en tevens de het aanslag-
gevoeligheidsbereik waarin het Element klinkt. U
kunt verschillende instellingen per Element toewij-
zen. U kunt met deze parameters de Elementen
stapelen en hun signaalniveau besturen.
U kunt bijvoorbeeld één Element instellen dat klinkt
in het rechtergedeelte van het toetsenbord (upper),
en u kunt een ander Element instellen dat klinkt in
het linkergedeelte van het toetsenbord (lower). Zo
kunt u dus zelfs met dezelfde Voice twee verschil-
lende geluiden op verschillende delen van het
toetsenbord produceren of u kunt de twee Element-
bereiken laten overlappen zodat de geluiden
binnen een bepaald bereik worden gestapeld.
Verder kunt u de verschillende Elementen zo
instellen dat ze op andere aanslaggevoeligheids-
bereiken reageren, zodat één Element klinkt bij
lagere aanslaggevoeligheden, en een ander Element
klinkt bij hogere aanslaggevoeligheden.
QEDíLevel) Vol Pan RevSend ChoSend
C 1234 127 C 127 127
ARPíType) Type Tempo Switch Hold
C 1234 Up&Down1:Sq 120 on on
CTLíSet1) Src Dest EL Sw Depth
C 1234 FC(04) RevTime:EF1 1234 +63
LFOíWave) Wave^ Speed KeyReset Phase
C 1234 trpzd 63 on 270
EFFíInsEF) InsEF Connect
C 1234 1=2
OSCíOut) Level Delay InsEF
EL1234 96 0 ins2
OSCíPan) Pan Alter Random Scale
EL1234 C L64 63 +63
Mengpaneel
Elementen
Niveau
Pan (Stereo)
1 2 3 4
OSCíWAVE) Number Ctgry
EL1234 001[Pf:Grand 1 ]
63
5 PCH (Pitch) en PEG (Pitch EG)
Schermen
Stelt de basistoonhoogte (pitch) parameters in van
de verschillende Elementen. U kunt Elementen
ontstemmen, Pitch Scaling toepassen, enzovoorts. U
kunt ook door het instellen van de PEG (Pitch
Envelope Generator) bepalen hoe de toonhoogte in
tijd wijzigt.
• PEG (Pitch Envelope Generator)
U kunt met de PEG de toonhoogte-overgangen
bepalen vanaf het moment dat een toets op het
toetsenbord wordt aangeslagen tot het moment
waarop deze wordt losgelaten. Zoals hieronder
wordt geïllustreerd, bestaat de Pitch Envelope uit
vijf Tijd parameters en vijf Niveau parameters.
Hiermee kunt u op eenvoudige wijze automatische
wijzigingen in toonhoogte creëren. Bovendien
kunnen verschillende PEG parameters per Element
worden ingesteld.
Details over PEG parameters zijn te vinden op pag. 91.
6 FLT (Filter) en FEG (Filter EG)
Schermen
Met het filter kunt u de klankkleur van de verschil-
lende Elementen wijzigen, door boventonen
(harmonischen) in de golfvorm van het Element aan
te passen. Er zijn verschillende soorten filters, maar
het basisprincipe is hetzelfde. Zoals hieronder wordt
getoond, laat het filter boventonen op bepaalde
frequenties door en houdt anderen tegen (cut off),
waardoor de harmonische factor van een originele
golfvorm wijzigt. U kunt zulke frequenties bepalen
door een middenfrequentie (cutoff frequentie) in te
geven. Bij sommige filters kunt u signaalniveaus op
verschillende frequentiebanden aanpassen. U kunt
ook de Filter Envelope Generator (FEG) instellen
om het tijdsverloop van de werking van het filter te
variëren, hetgeen resulteert in een dynamische
wijziging in klankkleur. Hieronder volgt de werking
van de FEG.
Details over Filter Typen worden op pag. 93 gegeven.
• FEG (Filter Envelope Generator)
U kunt met de FEG de klankkleurovergangen
bepalen vanaf het moment dat een toets op het
toetsenbord wordt aangeslagen tot het moment dat
deze wordt losgelaten. Zoals hieronder wordt
getoond bestaat de Filter Envelope uit vijf Tijd
parameters en vijf Niveau parameters. Als u een
toets op het toetsenbord aanslaat, wijzigt de fre-
quentie overeenkomstig de envelope instellingen.
Hiermee kunt u bijvoorbeeld op eenvoudige wijze
automatisch wah-effecten creëren. Verder kunnen er
verschillende FEG parameters per Element worden
ingesteld.
Details over de FEG parameters zijn te vinden op pag.
95.
OSCíLimit) Note Limit Vel Limit
EL1234 C-2 - G 8 1 - 127
C-2
G8
Element 1
Aanslag-
gevoelig-
heid
Element 4
Element 2
Element 3
PEGíTime) Hold Attack Decay1 Decay2
EL1234 127 127 127 127
0
Release
Niveau
Attack
Niveau
Hold
Niveau
Attack
Tijd
Hold
Tijd
Decay1
Tijd
Decay2
Tijd
Release
Tijd
Decay1
Niveau
Sustain
Niveau Toets losgelaten
Tijd
Toonhoogte
Doorgelaten bereik
Tijd
Niveau
Cutoff-bereik Cutoff-bereik
Middenfrequentie
FEGíTime) Hold Attack Decay1 Decay2
EL1234 127 127 127 127
0
Release
Niveau
Attack
Niveau
Hold Niveau
Attack
Tijd
Hold
Tijd
Decay1
Tijd
Decay2
Tijd
Release
Tijd
Decay1
Niveau
Sustain
Niveau
Toets losgelaten
Tijd
Niveau
N.B.
N.B.
N.B.
64
7 AMP (Amplitude) en AEG
(Amplitude EG) schermen
Stelt het volume in van de verschillende Elementen
na toepassing van de OSC (Oscillator), PITCH en
FILT (Filter) parameters, en tevens het uiteindelijke
algehele volume van het signaal dat naar de uitgan-
gen wordt gestuurd. Het signaal van de verschil-
lende Elementen wordt op het gespecificeerde
volume naar de volgende Effect Unit verstuurd. U
kunt tevens door de AEG (Amplitude Envelope
Generator) in te stellen, bepalen hoe het volume in
tijd wijzigt.
Het uiteindelijke volume van alle Elementen tezamen
wordt met de Volume (Vol) parameter in het QED
scherm in Common Edit ingesteld.
• Amplitude EG (Envelope Generator)
U kunt met de AEG de volume-overgangen bestu-
ren vanaf het moment u een toets op het toetsen-
bord aanslaat totdat u deze loslaat. Zoals hieronder
wordt getoond bestaat de Amplitude Envelope uit
vijf Tijd parameters en vijf Niveau parameters. Als u
een toets op het toetsenbord aanslaat, wijzigt het
volume aan de hand van deze envelope instellin-
gen. Bovendien kunnen er verschillende AEG
parameters per Element worden ingesteld.
Details over de AEG parameters zijn te vinden op pag.
98.
8 LFO (Low Frequency
Oscillator) Schermen
Zoals de naam al zegt, de LFO-functie genereert
golfvormen met een lage frequentie. Met deze
golfvormen kunt u de pitch, filter of amplitude van
de verschillende Elementen variëren om effecten te
creëren zoals vibrato, wah en tremelo, hoewel de
daadwerkelijke beschikbare LFO parameters afwij-
ken aan de hand van het soort Element.
9 EQ (Equalizer) Schermen
U kunt specifieke frequentiebanden van de verschil-
lende Elementen afzwakken of versterken met een
equalizer. Er zijn vele soorten equalizers beschik-
baar. Details zijn te vinden op pag. 101.
0 Het Opslaan van Bewerkte
Voices
Er kunnen maar liefst 128 nieuwe/bewerkte Normal
Voices en 2 nieuwe/bewerkte Drum Voices in het
interne gebruikersgeheugen of op de externe
Memory Card worden opgeslagen.
Het maximum aantal Plug-in Voices dat per intern
geheugen (PLG1/2) kan worden opgeslagen is 64.
Bij het opslaan van een Voice gaan alle bestaande data
op de opslaglokatie verloren. U moet uw belangrijke
data altijd bijtijds op een Memory Card, computer of
ander opslagmedium opslaan.
Details over het opslaan van Voices zijn te vinden
op pag. 116.
EffectAMPFILTPICTH
OSC
Element 1~4
PEG FEG
LFO AEG
AEGíTime) Attack Decay1 Decay2
EL1234 127 127 127
0
Release
Niveau
Attack
Niveau
Init
Niveau
Attack
Tijd
Decay1
Tijd
Decay2
Tijd
Release
Tijd
Decay1
Niveau
Sustain
Niveau
Toets losgelaten
Tijd
Niveau
LFOíWave) Wave^ Speed KeySync
EL1234 tri 63 on
EffectAMPFILTPICTH
OSC
Element
1~4
PEG FEG
AEGLFO
INT
Normal Voice
(128)
Drum Voice
(2)
Normal Voice
(128)
Drum Voice
(2)
EXT
Voice
Opslaan
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
65
Effecten
In de laatste stappen van het programmeren kunt u
de effectparameters instellen om het karakter van
het geluid nog meer te wijzigen. Systeem Effecten
worden op het algehele geluid toegepast, of het nu
om een Voice, Performance, Song of iets anders
gaat. Insertie Effecten worden daarentegen indivi-
dueel op iedere Voice toegepast. Deze synthesizer
is voorzien van twee Systeem Effect Units (Reverb
en Chorus) plus twee Insertie Effect Units. Als u een
Plug-in Board in het instrument installeert, dan kunt
u ook nog gebruik maken van een aparte Insertie
Effect Unit die is toegewijd aan ieder Plug-in Part.
Er kunnen verschillende instellingen per Voice (in de
Voice Mode) en per Performance (in de Performance
Mode) worden ingesteld, waarbij de verhouding
tussen de Effect Units per geval verschilt.
Reverb Unit
De Reverb Unit bevat een selectie van 12 verschillende
Reverb Effecten, met inbegrip van realistische simulaties
van de natuurlijke nagalm van verschillende grote en
kleine ruimtes. In de Voice Mode kunnen Reverb-
instellingen per Voice worden ingesteld. In de
Performance Mode worden de Reverb instellingen op
de Performance als geheel toegepast.
Chorus Unit
De Chorus Unit bevat een selectie van 23 Chorus-
achtige Effecten, met inbegrip van flanger en
anderen. De meeste van deze effecten zijn ideaal
om het geluid breder te maken. In de Voice Mode
kunnen Chorus instellingen per Voice worden
ingesteld. In de Performance Mode worden de
Chorus instellingen op de Performance als geheel
toegepast.
Insertie Effecten
De Insertie Effect 1 Unit bevat 24 effecten, waaron-
der chorus, flanger en auto-wah. De Insertie Effect
2 Unit biedt delays, reverbs, rotary speaker, verster-
kersimulatie en andere effecten, een totaal van 92.
Als er een Plug-in Board is geïnstalleerd, dan zijn er
tevens 24 Insertie Effecten voor de Plugin Voices
beschikbaar.
Details over de verschillende Effect Typen zijn in de
Effect Type Lijst in de aparte Datalijst te vinden.
Effecten in de Voice Mode
In de Voice Mode kunt u het effect type en de
waarde van de verschillende Effect Units (Reverb-,
Chorus- en Insertie Effecten) instellen en opslaan in
de verschillende Voices. Verder kunt u bepalen
welke Elementen op de Insertie Effect Units worden
aangesloten en welke de units passeren. Als u een
Element op de Insertie Effecten aansluit, dan kunt u
tevens de wijze van aansluiting van de twee Units
bepalen (in serie of parallel, zie onderstaande
illustratie). Het gecombineerde signaal van alle
Voice Elementen - na toepassing van de Insertie
Effecten - wordt naar de Reverb en Chorus Systeem
Effect Units verstuurd.
Als u de Plug-in Voices van een geïnstalleerde Plug-
in Board wilt gebruiken dan kunt u een Insertie
Effect Unit toewijden aan iedere Plug-in Voice. In
dit geval wordt een Plug-in Voice signaal van effect
voorzien door de Insertie Effect Unit, vervolgens
naar de Reverb- en Chorus Units verstuurd.
Effecten in de Performance Mode
In de Performance Mode kunt u Insertie Effect-
instellingen “lenen” (selecteren en gebruiken) van
de instellingen die in de Voices (Parts) zijn opgesla-
gen. In het geval van de Plug-in Parts kunt u
Insertie Effect instellingen “lenen” (selecteren en
gebruiken) uit de instellingen die zijn opgeslagen in
de Plug-in Voices. In het geval van Reverb en
Chorus kunt u nieuwe instellingen creëren die
gelden voor de gehele Performance, zonder be-
staande Reverb- en Chorus instellingen die zijn
opgeslagen in een Voice te hoeven “lenen”.
In de volgende illustratie van een mengpaneel
wordt de werking uitgelegd van het toepassen van
verschillende effecten op het geluid in de
Performance Mode. De verschillende Parts (1 t/m
16) gaan door het mengpaneel en gaan door
Insertie Effect 1 of door Insertie Effect 2. De signa-
len van de verschillende Parts worden vervolgens in
het mengpaneel samengevoegd, waarna de Systeem
Effecten (Reverb en Chorus) nog eens aan het
geheel worden toegevoegd.
OFF
THRU
Element 1~4
Voice
Insertie Effecten
Mogelijke aansluitingen
EP1EP2 EP2EP1EP1:EP2
Plug-in Voice
1
2
1
2
2
1
1
2
Chorus
Insertie Effecten
Reverb
N.B.
66
Effect Bypass
Hier kunt u effecten tijdelijk uit- of aanzetten met de
[EF BYPASS]-knop. Alvorens u deze functie gebruikt,
moet u het uit te schakelen effect selecteren in het
MSTR EF Bypass scherm van de Utility Mode (pag.
164). U kunt ook meerdere effecten selecteren.
Als u op de [EF BYPASS]-knop drukt, dan gaat de
bijbehorende LED branden en worden alle Effecten
die zijn toegewezen aan de huidig geselecteerde
Voice/Performance uitgeschakeld.
De Effect Bypass is ook actief op andere Plug-in
Boards dan de PLG100 serie.
Part 1~16
Mengpaneel
Chorus
Reverb
Systeem Effecten
Insertie
Effect
1
2
3
4
5
6
16
1/2
DEC
/
NO INC
/
YES
EXIT ENTER
EF
BYPASS
MASTER
KEYBOARD
N.B.
67
Het Gebruik als Master Keyboard
(Performance Mode)
Zoals eerder is uitgelegd biedt deze Synthesizer
verscheidene handige functies die goed gebruikt
kunnen worden bij live optredens. In dit gedeelte
worden een paar voorbeelden gegeven van combi-
naties van deze functies, die aan uw specifieke
wensen kunnen voldoen.
De CS6x bevat speciale instellingen in de
Performance Mode, waardoor u het instrument als
een MIDI Master Keyboard kunt gebruiken. U kunt
de functie activeren (deze speciale instellingen
aanzetten) door op de [MASTER KEYBOARD]-knop
op het paneel te drukken (de bijbehorende LED
gaat branden). Nu kan het instrument data van uw
spel op het toetsenbord naar zowel een externe als
de interne toongenerator sturen, aan de hand van
de masterkeyboard instellingen in de Performance
Mode. Als u het toetsenbord in meerdere (maximaal
vier) toetsenzones verdeelt en aparte MIDI-verstuur-
kanalen toewijst, dan kan het toetsenbord meerdere
Parts (kanalen) van de interne toongenerator en
externe MIDI-apparaten van deze kanalen tegelijk
besturen.
Er zijn drie Master Keyboard Modes (het maken van
toetsenzones) beschikbaar: Split, 4 Zones en Layer. In
het volgende voorbeeld leert u over deze Master
Keyboard Modes en de functionele verschillen ervan.
Split
De illustratie hieronder toont een voorbeeld van een
Split-configuratie. Split is een instelling waarbij het
toetsenbord in twee toetsenzones verdeeld wordt
(lower en upper). Het punt waarop het toetsenbord
op een bepaald punt gesplitst wordt noemen we het
splitpunt. Het volgende voorbeeld splitst het toetsen-
bord bij de C3-toets, waarbij het linkergedeelte is
bedoeld voor automatisch spel met de Arpeggiator en
het rechtergedeelte is bedoeld voor handmatig spel. U
kunt deze configuratie als volgt maken.
Bewerk de Voices en maak deze gereed voor
Arpeggiator- en handmatig spel in de Voice Edit Mode
voordat u een Split-instelling maakt met de volgende
procedure (pag. 78).
Druk, om naar de Performance Edit Mode te
gaan, op de [PERFORM]-knop, en vervolgens op
de [EDIT]-knop (de LED’s gaan branden). Druk
hierna, om de Master Keyboard Mode te activeren,
op de [MASTER KEYBOARD] knop (de LED gaat
branden).
1
Selecteer “Common” met Knop [A], en ga naar het
GEN M.Kbd (General Master Keyboard) scherm
met de [PAGE]-knop.
Selecteer “split” van de Mode parameter met
Knop [B].
Als de Master Keyboard Mode niet actief is (de [MASTER
KEYBOARD]-knop is niet ingedrukt), dan wordt de Mode
parameterwaarde tussen haakjes getoond (bijv. “(split)”).
Selecteer de waarde (splitpunt) van de Point
parameter met Knop [2], hetgeen bepaalt bij welke
toets het toetsenbord in tweeën wordt verdeeld.
Selecteer hier “C3”.
U kunt het splitpunt selecteren door direct een speci-
fieke toets op het toetsenbord aan te slaan terwijl u de
[SHIFT]-knop ingedrukt houdt. Sla in dit voorbeeld de
C3-toets aan terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt.
Selecteer de MIDI-verstuurkanalen voor het linker-
en rechtertoetsenbordgedeelte met respectievelijk
Knop [C] en Knop [1]. Deze instellingen maken op
MIDI-kanaal gebaseerde aparte besturing van de
interne toongenerator of een extern MIDI apparaat
vanaf het toetsenbord mogelijk, zoals het gebruik
van verschillende Voices in het linker- en rechter-
toetsengedeelte. Selecteer in dit voorbeeld “ch01”
als “Lower” (linkergedeelte) en “ch02” als
“Upper” (rechtergedeelte) in dit voorbeeld.
U kunt de MIDI-kanalen van de Lower (linkergedeelte)
en de Upper (rechtergedeelte) ook selecteren met de
PROGRAM/PART [1] t/m [16]-knoppen (pag 123).
Selecteer een Part voor het linkertoetsenbord-
gedeelte met Knop [A]. Selecteer hier “Part01”.
Ga met de [PAGE]-knop naar het MIX Vce (Mix
Voice) scherm om een Voice voor de Arpeggiator
performance te selecteren.
Ga met de [PAGE]-knop naar het LYR Mode
(Layer Mode) scherm. Selecteer “on” bij “Arp”
(Arpeggio schakelaar). Selecteer “1” bij “RcvCh”
(MIDI-ontvangstkanaal).
2
3
4
5
6
7
8
Kan. 1
Part1
Spel van
de Arpeggiator
Kan. 2
Part2
Handmatig Spel
Linkerdeel (lower) Rechterdeel (upper)
Splitpunt
(C3)
GENíM.Kbd) Mode Lower Upper Point
Common split ch01 ch02 C 3
MIXíVce) Memory Number Ctgry Search
Part01 PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
LYRíMode) Mode Arp Layer RcvCh
Part01 poly on off 1
N.B.
Als u aan de [PAGE]-knop draait terwijl u de [SHIFT]-
knop ingedrukt houdt, kunt u door de parameters in
de Menu-schermen scrollen (pag. 121).
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
68
Ga met de [PAGE]-knop naar het ARP Type
(Arpeggio Type) scherm. Selecteer aan (“on”) bij
“Switch”.
In stappen 6 t/m 9 heeft u de instellingen van het
linkergedeelte voor de Arpeggiator performance
gemaakt. Het bespeelt de Voice die is toegewe-
zen aan Part 1, gebaseerd op MIDI-ontvangst-
kanaal 1.
Zie pag. 82 voor gedetailleerde instellingen van
Arpeggiator.
U kunt de arpeggio instellingen die bij de Voice horen
die is toegewezen aan Part 1 kopiëren (opnieuw
gebruiken) (pag. 141).
Selecteer op dezelfde manier Part02 met Knop [A].
Selecteer vervolgens de solo instrumentvoice in het
MIX Vce-scherm en stel het RcvCh (MIDI-ontvangst-
kanaal) parameter in het LYR Mode-scherm in op “2”.
Nu klinkt de SoloVoice van Part 2 als u toetsen vanaf
en boven het Splitpunt aanslaat of ontvangt via MIDI-
kanaal 2.
De RcvCh parameterinstelling wordt genegeerd als u de
Layer parameter in het LYR Mode-scherm instelt op “on”.
Stel de RcvCh parameters van Parts die u niet gebruikt
op iets anders in dan 1 of 2.
Verdere instellingen zijn beschikbaar in de Performance
Edit Mode. Controleer als een Part niet klinkt, het
volumeniveau en andere instellingen van dat Part.
Details zijn te vinden op pag. 130.
Sla, voordat u de Performance Edit Mode verlaat,
bovenstaande instellingen in een Performance op. Zie
pag. 141 voor het opslaan van een Performance.
Roep in de Performance Play Mode de zojuist opge-
slagen Performance op. Het eenvoudig indrukken van
de [MASTER KEYBOARD]-knop activeert of inacti-
veert de Split-configuratie die u eerder maakte.
4 Zones
De illustratie hieronder toont een voorbeeld van
een 4-zone configuratie. Een zone verwijst naar een
specifiek aantal toetsen op het toetsenbord. U kunt
logischerwijze een toetsenbord in vier zones verde-
len met aparte MIDI-kanalen en andere verwante
instellingen zodat u meerdere Parts tegelijk kunt
besturen. Een Split-instelling verdeelt het gehele
toetsenbord in twee absolute zones, met een 4-zone
instelling echter, kan het ene deel het andere
overlappen. U kunt een deel zelfs zo instellen dat
het andere delen bevat.
Het volgende voorbeeld stelt Zone 1 in voor het
afspelen van een ritme-loop die we voorheen in de
Phrase Clip Mode maakten (pag. 55), Zone 2 voor
Arpeggiatorspel, Zone 3 voor handmatig solo-spel
en Zone 4 voor het bespelen van een externe
toongenerator. In deze stellingen overlappen Zone
3 en 4 elkaar en wordt de gehele performance van
alle vier de zones verstuurd via de MIDI OUT-
aansluiting, zodat u het geheel op een externe MIDI
sequencer op kunt nemen. U kunt deze configuratie
als volgt maken.
Voordat u een 4-zone configuratie met de volgende
procedure creëert, zou u eerst de benodigde Voices
(voor Arpeggiator en solo-spel) en de Phrase Clip Kit in
de respectievelijke Edit Modes moeten bewerken.
Druk, om naar de Performance Edit Mode te
gaan, op de [PERFORM]-knop en druk vervol-
gens op de [EDIT]-knop (de LED’s gaan bran-
den). Druk als laatste op de [MASTER
KEYBOARD]-knop om de Master Keyboard Mode
te activeren (de LED gaat branden).
Selecteer nu “Common” met Knop [A] en ga met
de [PAGE]-knop naar het GEN M Kbd (General
Master Keyboard) scherm.
Draai, om door de parameters in de menu-schermen te
scrollen, aan de [PAGE]-knop terwijl u de [SHIFT]-knop
ingedrukt houdt (pag. 121).
Selecteer “4zone” voor de Mode parameter met
Knop [B].
Als de Master Keyboard Mode niet actief is (als de [MASTER
[MASTER KEYBOARD]-knop niet wordt ingedrukt), dan
wordt de Mode parameterwaarde tussen haakjes getoond
(bijv. “(4zone)”).
Selecteer één van de zones van “Zone01” t/m
“Zone04” met Knop [A]. Omdat we “4zone” in de
Mode parameter hebben geselecteerd kunnen we
scherminstellingen selecteren van vier zones.
Selecteer “Zone01” om mee te beginnen.
U kunt “Zone01” t/m “Zone04” ook selecteren met
respectievelijk de BANK [A] t/m [D]-knoppen.
ARPíType) Type Tempo Switch Hold
Part01 UpOct1:Sq 120 on off
ZONE2 ZONE3ZONE1
ZONE4
Kan1
Phrase Clip Part
Spel met
een Clip Kit
Kan2
Part2
Arpeggiator
Spel
Kan3
Part3
Handmatig
Spel
Kan4
Een externe
MIDI-toongenerator
Kan4
Spel met
een externe MIDI-
toongenerator
Opname van het geheel
van Zones 1 t/m 4
Een externe MIDI-sequencer
MIDI OUT
MIDI IN
MIDI THRU
GENíM.Kbd) Mode Lower Upper Point
Common split ch01 ch02 C 3
MKBíTransmit) TrnsCh TG MIDI
Zone01 Ch01 on on
N.B.
9
0
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
A
1
2
3
4
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
69
Na het selecteren van een Zone krijgt u het MKB
Transmit scherm te zien. U kunt een subscherm
met de [PAGE]-knop selecteren om een Zone op
te zetten. Selecteer echter eerst basisonderdelen
in het MKB Transmit scherm, zoals het MIDI-
verstuurkanaal en het inactiveren/activeren van
MIDI-versturing naar de interne toongenerator en
naar de MIDI OUT-aansluiting.
Stel het MIDI-verstuurkanaal (TrnsCh) in op
“Ch01” met Knop [C]. Stel het MIDI versturen naar
de interne toongenerator (TG) en de MIDI OUT-
aansluiting (MIDI) beiden in op “on”.
Deze instellingen kunnen verschillende Zones van
elkaar onderscheiden, om zodanig interne of
externe speeldata van de verschillende Zones te
versturen via een onafhankelijk MIDI-kanaal.
Uiteindelijk kunnen dus de geluidsbronnen van
de vier zones apart bestuurd worden.
Stel, om dit te bereiken, “Ch01” t/m “Ch04” in bij
de “TrnsCh” parameters in de MKB Transmit-
schermen voor respectievelijk Zones 1 t/m 4. Stel
de “TG” en MIDI” parameters beiden in op “on”
voor Zones 1 t/m 3. Stel Zone 4 “TG” in op “off”
en stel MIDI” in op “on”. Met Knop [A] kunt u
tussen de meerdere MKB Transmit-schermen heen
en weer schakelen. Een aantal basisinstellingen
van de vier zones zijn nu gereed.
Selecteer nogmaals “Zone01” met Knop [A]. Ga
met de [PAGE]-knop naar het MKB Note-scherm.
In dit scherm kunt u het nootbereik van een
zone selecteren.
In het MKB Note-scherm vindt u tevens andere
parameters, zoals "Note Limit" (nootlimiet), “Transpose”,
enz. Zie pag. 138 voor meer informatie over deze
parameters.
Stel bij “Note Limit” (nootbereik) de laagste en
hoogste noten in met respectievelijk Knop [1] en
Knop [2]. Selecteer voor “Zone1” “C-2” als laagste
noot en selecteer “B1” als hoogste noot.
Ga met Knop [A] naar het MKB Note-scherm van
“Zone02”. Selecteer op dezelfde manier als in
stap 7 “C2” als laagste noot en “B2” als hoogste
noot.
Gebruik weer Knop [A] om nu naar het MKB
Note-scherm van “Zone03” te gaan. Selecteer op
dezelfde manier als in stap 7 “C3” als laagste
noot en “G8” als hoogste noot.
Ga nogmaals met Knop [A] naar het MKB Note-
scherm en selecteer “Zone04”. Selecteer op
dezelfde manier als in stap 7 “C3” als laagste
noot en “G8” als hoogste noot. Ziet u trouwens
dat deze nootlimietinstelling een overlapping
heeft met Zone 3?
Zie pag. 137 voor gedetailleerde instellingen van een
Zone.
Draai aan Knop [A] en selecteer een Part voor een
Zone. In dit voorbeeld selecteren we Phrase Clip Part
voor Zone 1, Part 2 en 3 voor respectievelijk Zone 2
en 3. We selecteren geen intern Part voor Zone 4
aangezien Zone 4 alleen is ingesteld om speeldata te
versturen via de MIDI OUT-aansluiting. Selecteer eerst
Phrase Clip Part (PartCL) voor Zone 1.
U kunt ook een Part voor een Zone selecteren met de
[MEMORY] of PROGRAM/PART-knoppen (PAG. 119).
Ga met de [PAGE]-knop naar het MIX Kit scherm,
om een Clip Kit die Phrase Clips bevat te kunnen
bespelen.
U zou eigenlijk eerst een Clip Kit gereed moeten maken
in de Phrase Clip Mode alvorens u deze instelling in de
Performance Mode gebruikt.
Ga met de [PAGE]-knop naar het Layer Mode
(LYR Mode) scherm. Zet de Layer schakelaar
(stapeling) uit (“off) en stel het MIDI-ontvangst-
kanaal (RcvCh) in op “1”.
U kunt met de instellingen die u in stappen A
t/m C maakte, nu de Phrase Clips afspelen van
de Clip Kit die is toegewezen aan “PartCL”
(Phrase Clip Part) ingesteld op MIDI-ontvangst-
kanaal 1 (RcvCh) als u in het nootbereik van
Zone 1 speelt.
Stel op dezelfde manier als in stappen A t/m C
Zone 2 in. Selecteer “Part02” met Knop [A]. Ga
vervolgens met de [PAGE]-knop naar het MIX Vce
(Mix Voice) scherm en selecteer een voice voor
de Arpeggiator. Ga met de [PAGE]-knop naar het
LYR Mode (Layer Mode) scherm en stel RcvCh
(MIDI-onvangstkanaal) in op “2”. Zet in dit
scherm de “Arp“ schakelaar aan om de Arpeggia-
tor te activeren. Zet tenslotte in het ARP Type
(Arpeggio Type) scherm de schakelaar aan. Met
de hier gemaakte instellingen kunt u nu, als u de
toetsen in Zone 2 aanslaat, de Arpeggiator laten
spelen met een Voice die is toegewezen aan
“Part02” ingesteld op MIDI-ontvangstkanaal 2
(RcvCh).
Stel op dezelfde manier als in stappen A t/m C
Zone 3 in. Selecteer “Part03” met Knop [A]. Ga
vervolgens met de [PAGE]-knop naar het MIX Vce
(Mix Voice) scherm en selecteer een voice voor
handmatig solospel. Ga met de [PAGE]-knop naar
het LYR Mode (Layer Mode) scherm en stel
RcvCh (MIDI-onvangstkanaal) in op “3”.
Met de hier gemaakte instellingen kunt u nu, als
u de toetsen in Zone 3 aanslaat, solo spelen met
een Voice die is toegewezen aan “Part03” inge-
steld op MIDI-ontvangstkanaal 3 (RcvCh).
MKBíNote)Octave Transpose Note Limit
Zone01 +1 +11 C-2 - G 8
MIXíKit) Number
PartCL 001(A01)[Dr:Clip Kit]
LYRíMode) Arp Layer RcvCh
PartCL on off 1
5
6
7
8
9
0
N.B.
N.B.
A
B
C
D
E
N.B.
N.B.
70
U hoeft verder geen instellingen voor Zone 4 te
maken, aangezien deze niet is bedoeld voor een
intern Part en reeds is ingesteld om spelinformatie
uit te sturen via de MIDI OUT-aansluiting in stappen
5 t/m 0. De toetsen in Zone 4 zijn dezelfden als
die in Zone 3, zodat solospel in dat gedeelte van het
toetsenbord verstuurd wordt op MIDI-kanalen 3
(van Zone 3) en 4 (van Zone 4) via de MIDI OUT-
aansluiting naar een extern MIDI-apparaat.
U kunt extra Partinstellingen in de Performance Edit
Mode instellen. Ondervindt u problemen met deze
instellingen, zoals een Part dat geen geluid geeft,
controleer dan de Partinstellingen die met volume e.d.
te maken hebben. Zie pag. 130 voor meer informatie
over Partinstellingen.
Sla, alvorens u de Performance Edit Mode
verlaat, bovenstaande instellingen in een
Performance op. Zie pag. 141 voor het opslaan
van een Performance.
Roep in de Performance Play Mode de
Performance op die u zojuist heeft opgeslagen.
Druk eenvoudig op de [MASTER KEYBOARD]-
knop om de hierboven gemaakte 4-Zone confi-
guratie te activeren of te inactiveren.
Layer (Stapeling)
De illustratie hieronder toont een voorbeeld van twee
gestapelde klanken (een zgn. Layer). Het woord Layer
verwijst naar twee aparte Parts met een overlappend
aantal toetsen, waardoor u deze Parts unisono kunt
bespelen. Het volgende voorbeeld laat u unisono
spelen met Voices die zijn geselecteerd in Part 1 en
Plug-in 1 Part. U maakt de stapeling als volgt.
U zou eerst de gewenste Voices van de Layers in de
betreffende Edit Modes moeten bewerken en voorberei-
den, alvorens een stapeling te creëren middels de
volgende procedure.
Plug-in Voices zijn alleen beschikbaar als u een los
verkrijgbare Plug-in Board heeft geïnstalleerd (pag. 108).
Druk, om naar de Performance Edit Mode te
gaan, op de [PERFORM]-knop en druk vervol-
gens op de [EDIT]-knop (de LED’s gaan bran-
den). Druk daarna op de [MASTER KEYBOARD]-
knop om de Master Keyboard Mode te activeren
(de bijbehorende LED gaat branden).
Selecteer “Common” met Knop [A] en ga met de
[PAGE]-knop naar het GEN M. Kbd (General
Master Keyboard) scherm.
Als u aan de [PAGE]-knop draait terwijl u de [SHIFT]-
knop ingedrukt houdt, dan kunt u door de parameters
in het menuscherm scrollen (pag. 121).
Selecteer “layer” in de Mode parameter met
Knop [B].
Als de Master Keyboard Mode niet actief is (als de
[MASTER KEYBOARD]-knop niet is ingedrukt) dan
wordt de Mode parameterwaarde tussen haakjes
getoond (bijv. “(layer)”).
Stel met Knop [C] en [1] de MIDI-verstuurkanalen
in van respectievelijk de Lower en Upper parame-
ters. Lower en Upper verwijzen naar twee Parts
(Zones) die worden gestapeld. Met deze kanaal-
instellingen wordt spelinformatie op twee aparte
kanalen gecreëerd en verstuurd naar de interne
toongenerator en een extern MIDI-apparaat via de
MIDI OUT-aansluiting. Hier stellen we “Lower” in
op “Ch01” en “Upper” op “Ch02”.
U kunt tevens met de PROGRAM/PART-knoppen [1] t/m
[16] MIDI-kanalen van de Lower en Upper Parts
selecteren (pag. 123).
Draai, om een Part te selecteren, aan Knop [A].
Selecteer “Part01” als Upper Part.
Ga met de [PAGE]-knop naar het MIX Vce (Mix
Voice) scherm. Selecteer een Voice voor het
Upper Part.
Ga met de [PAGE]-knop naar het LYR Mode
(Layer Mode) scherm. Zet de Layer-schakelaar
(Layer) uit (“off”) en stel RcvCh (MIDI-ontvangst-
kanaal) in op “1”.
Als de RcvCh (MIDI-ontvangstkanaal) parameters van
andere Parts hetzelfde zijn ingesteld als deze twee Parts,
dan klinken ook deze Parts als u de toetsen op het
toetsenbord aanslaat. Dit is een probleem als u alleen de
twee gestapelde Parts wilt horen. Zet deze onnodige
Parts uit door “RcvCh” van deze Parts uit (“off”) te
zetten. Vervolgens hoort u alleen de Voices van de
gestapelde Parts.
Layer (Upper)
Layer (Lower)
Part 1
Voice
Plug-in 1 Part
Plug-in Voice
GENíM.Kbd) Mode Lower Upper Point
Common split ch01 ch02 C 3
MIXíVce) Memory Number Ctgry Search
Part01 PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
LYRíMode) Mode Arp Layer RcvCh
Part01 poly on off 1
F
N.B.
N.B.
N.B.
1
2
3
4
N.B.
N.B.
5
6
7
N.B.
N.B.
71
Stel op dezelfde manier als in stappen 5 t/m 7
het Upper Part in. Selecteer “PartP1” als Lower
Part, ga met de [PAGE]-knop naar het MIX Vce
(Mix Voice) scherm en selecteer een andere Voice
(Plug-in Voice) als de Voice van het Lower Part.
Ga naar het LYR Mode (Layer Mode) scherm om
de Layer-schakelaar (Layer) uit (“off”) te zetten en
stel RcvCh (MIDI-ontvangstkanaal) in op “2”.
U kunt extra Partinstellingen in de Performance Edit
Mode instellen. Ondervindt u problemen met deze
instellingen, zoals een Part dat geen geluid geeft,
controleer dan de Partinstellingen die met volume e.d.
te maken hebben. Zie pag. 130 voor meer informatie
over Partinstellingen.
Sla, alvorens u de Performance Edit Mode
verlaat, bovenstaande instellingen in een
Performance op. Zie pag. 141 voor het opslaan
van een Performance.
Roep in de Performance Play Mode de
Performance op die u zojuist heeft opgeslagen.
Druk eenvoudig op de [MASTER KEYBOARD]-
knop om de hierboven gemaakte stapeling te
activeren of te inactiveren.
Naast de Layer/Zone instellingen in de Master Keyboard
Modes kunt met de Layer-schakelaar (Layer) van de
verschillende Parts een stapeling maken die bestaat uit
maximaal vier Parts (pag. 133).
Over Note Limit (Nootlimiet)
Nootlimiet instellingen zijn beschikbaar in de Master
Keyboard Mode, Part en Voice. Ze staan als volgt met
elkaar in verband.
Bij het gebruik van Nootlimiet in Master Keyboard
Mode wordt de interne toongenerator (of een extern
MIDI-apparaat) bestuurd aan de hand van “Note
Limit (nootlimiet)” in het MKB Note scherm. Als u
het nootbereik van een Zone tot twee octaven
beperkt, dan lijkt het alsof u een externe
toetsenbordcontroller van twee octaven heeft
aangesloten die de toongenerator bespeeld.
Maar het nootbereik (bespeelbare bereik) van een
gehele Voice wordt bepaald door “Note Limit
(nootlimiet)” in het LYR Limit-scherm (pag. 133) van
een Part waaraan die Voice is toegewezen. Het
bespeelbare bereik van de verschillende Elementen
van een Voice wordt bepaald door “Note Limit
(nootlimiet)” in het OSC Limit-scherm (pag. 90) in de
Voice Edit Mode.
Toongenerator
Parts
Toetsenbereik van elke Zone
Toetsenbereik van een toegewezen Voice
LYR Limit
Part
MKB Note
OSC Limit
Element 1
Element 2
Element 3
Element 4
8
9
N.B.
N.B.
72
De CS6x als Multitimbrale Toongenerator
Gebruiken (Performance Mode)
In de Performance Mode kunt u de CS6x als een
multitimbrale toongenerator gebruiken, in combina-
tie met muzieksoftware op een computer of met
externe sequencers. Als iedere track in een songfile
van een ander MIDI-kanaal gebruik maakt, dan
kunnen alle Parts in een Performance toegewezen
worden aan corresponderende MIDI-kanalen. Op
die manier kunt u een songfile op een externe
sequencer afspelen die verschillende Voices tegelijk
voortbrengt aan de hand van corresponderende
tracks.
In het volgende voorbeeld gaan we een Perfor-
mance creëren die geschikt is om een songfile af te
spelen die uit drie Parts bestaat: piano, bas en
drums. De pianotrack is toegewezen aan MIDI-
kanaal 2, de bastrack is toegewezen aan kanaal 3,
en de drums aan kanaal 10.
Druk, nadat u de [PERFORM]-knop heeft inge-
drukt, op de [EDIT]-knop (de LED’s gaan bran-
den). U bevindt zich nu in de Performance Edit
Mode.
Voordat u naar de Performance Edit Mode gaat, moet u
een Performance selecteren om te bewerken. Zorg ervoor
dat de LED van de [MASTER KEYBOARD]-knop niet
brandt.
Selecteer Parts met Knop [A]. In dit voorbeeld
gaan we bij Part 2 piano, bij Part 3 bas en bij
Part 10 drums selecteren. Eerst selecteren we
Part02.
Ga met de [PAGE]-knop naar het MIX Vce (Mix
Voice) scherm en selecteer de Voice die u als
Piano Part wilt gebruiken.
Ga vervolgens met de [PAGE]-knop naar het Mix
Niveau-scherm, stel het volume van het piano
part in en, indien nodig, ook de panpositie,
chorus- en reverb sendniveaus. Details zijn te
vinden op pag. 130.
Ga nog eens met de [PAGE]-knop naar het LYR
Mode (Layer Mode) scherm. Stel de Mode
parameter in op “poly” (polyfoon), de Layer
parameter op “off” en de RcvCh parameter
(MIDI-ontvangstkanaal) op “2”.
De Mode parameter kan bij Parts die geen polyfonie
vereisen worden ingesteld op “mono”.
Na bovenstaande stappen 2 t/m 5, wordt de
pianotrack, wanneer u een songfile in de
sequencer afspeelt, op MIDI-kanaal 2 verstuurd.
De MIDI-data worden ontvangen door de
synthesizer die de Voice vervolgens afspeelt met
het part dat is toegewezen aan MIDI-kanaal 2.
Herhaal bovenstaande stappen 2 t/m 5, maar
stel Part 3 in op bas, en op ontvangst via MIDI-
kanaal 3.
Herhaal bovenstaande stappen 2 t/m 5 nog-
maals, maar stel Part 10 in op drums, en op
ontvangst via MIDI-kanaal 10.
Zet, om te vermijden dat Voices van ongebruikte Parts
plotseling gaan afspelen, de MIDI-ontvangstkanalen van
ongebruikte Parts uit.
Er zijn nog vele andere parameters met betrekking tot
Parts in de Performance Edit Mode. Zie pag. 121 voor
details.
Sla, voor u de Performance Edit Mode verlaat, de
instellingen van de Performance op. Zie pag. 141
voor details over het opslaan van Performances.
Als u nu deze Performance in de Performance
Play Mode selecteert, kunt u de songfile op de
computer (sequencer) of interne sequencer
afspelen, en worden de piano-, bas- en
drumparts overeenkomstig het MIDI-kanaal van
de verschillende tracks afgespeeld.
Computer
(sequencer software)
Sequence
speler
CS6x/CS6R
of
Toongenerator-
gedeelte
Track 1
Track 2
Track 3
Piano
Bas
Drums
Stuurkan. 2
Stuurkan. 3
Stuurkan. 10
Part 2
Part 3
Part 10
Piano-type Voice
Bass-type Voice
Drum Voice
Ontv.kan. 2
Ontv.kan. 3
Ontv.kan. 10
Song File Performance
IBM
Personal System/V
PS/V
Personal System/V
MIXíVce) Memory Number Ctgry Search
Part02 PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
LYRíMode) Mode Arp Layer RcvCh
Part02 poly on off 2
De interne sequencer van de synthesizer kan worden
gebruikt om de songfile af te spelen. De bijgesloten
XGworks (lite) computer sequencer-software kan hier
ook voor worden gebruikt, maar controleer wel of de
computer op juiste wijze op de synthesizer is aangesloten
(pag. 16).
N.B.
1
2
3
N.B.
N.B.
4
5
6
N.B.
N.B.
7
8
73
Live Spelen Terwijl er een Songfile
Afspeelt
Als u de songfile met de eerder toegewezen piano-,
bas- en drumparts afspeelt, dan kunt u de
Performance zo instellen dat u een ander Part live
kunt bespelen.
Bovenstaande illustratie is hetzelfde als de eerder
gecreëerde Performance, maar met toevoeging van een
ander Part die live bespeeld kan worden. De belangrijk-
ste punten van deze instellingen zijn als volgt.
• In de eerder gecreëerde Performance werden
Parts 2, 3 en 10 gebruikt. In het volgende voorbeeld
gaan we nog een Part (Part 1) toewijzen aan een
solo-voice.
• Zet in het LYR Mode scherm de Layer parameter
van Part 1 aan en controleer of deze uitstaat voor
Parts 2, 3 en 10.
Als u handmatig meerdere (maximaal vier) Parts wilt
bespelen met sommige Voices van Parts 4 t/m 9, 11 t/m
16 en Plug-in Parts, zet dan de Layer parameters van
deze Parts aan.
• Stel in het GEN MIDI-scherm de LayerCh (Layer
Kanaal) parameter in op BasicCh. De Voice van Part
1 kan nu live worden bespeeld met het toetsen-
bord.
Het Gebruik van de A/D Input Part
Als u externe bronnen (zoals een microfoon of
andere audio-apparatuur) op de A/D INPUT-
aansluiting van de synthesizer heeft aangesloten,
dan kunt u deze als Parts in een Performance
gebruiken.
Nu kunt u, om verder te gaan met ons voorbeeld,
een ander vocaalpart toevoegen door het
A/D Input Part toe te wijzen. Op die manier kunt u,
terwijl de song de piano, bas en drums afspeelt,
tegelijkertijd live een solo spelen en in de micro-
foon zingen. Effecten als reverb kunnen aan het
A/D Input Part worden toegevoegd (pag. 130 en
137), dus u kunt een geschikt effect aan vocalen in
de song toewijzen. Deze effectinstellingen kunnen
met de Performance worden opgeslagen.
U moet het ontvangstkanaal instellen om de A/D Input
Part parameters via MIDI te besturen. Dit is voor ons
voorbeeld echter niet van belang.
Wat betreft de instellingen zijn de belangrijkste
punten de volgende:
• Ga naar de partAD (A/D Input Part) parameters
en stel de externe ingangsbron en template in het
MIX Template-scherm in.
Er zijn 13 templates beschikbaar met een variëteit aan
gain- en effectinstellingen, waaruit u kunt selecteren
afhankelijk van de ingangsbron. Hier gaan we het
A/D Input Part voor vocalen gebruiken, dus laten we de
Bron (Src) parameter instellen op “mic” en de Nummer
(Template Nummer) parameter op “Karaoke 1”.
Als u de verkeerde ingangsbron kiest, kunt u uw gehoor
en/of aangesloten audio apparatuur beschadigen.
Controleer of u de parameter juist heeft ingesteld.
• Draai de [GAIN]-knop (pag. 11) helemaal naar
beneden en sluit vervolgens een microfoon aan op
de A/D INPUT-aansluiting (MIC/LINE2-aansluiting).
• Draai de [GAIN]-knop langzaam omhoog terwijl u
in de microfoon zingt/praat, tot u een ideaal volume-
niveau heeft bereikt.
Er zijn andere instellingen die het A/D Input Part via
MIDI besturen. Details zijn te vinden op pag. 132.
Als u een songfile afspeelt die voorzien is van het XG/
GM-logo (los verkrijgbaar) dan wilt u waarschijnlijk een
los verkrijgbare XG Plug-in Board installeren, met een
grote variëteit aan Voices en Effecten, om optimale
afspeelkwaliteit te verkrijgen. U kunt een extra XG Plug-
in Board installeren om de polyfonie en het aantal
effecten te verdubbelen. In die gevallen kunt u ook een
specifiek Part van de songfile mute’n voor een “minus-
one”-instelling, hetgeen handig is bij het oefenen van een
solo-spel of bij karaoke.
Als u de los verkrijgbare Effect Plug-in Board (PLG100-
VH) installeert, kunt u harmoniën creëren aan de hand
van uw zangstem, bestaande uit maximaal drie stemmen.
Door het harmoniekanaal toe te wijzen aan het MIDI-
verstuurkanaal van het toetsenbord, kunt u vocoder-
achtige effecten creëren. Of u kunt een harmonielijn
afspelen met een sequencer om een achtergrondkoor
middels uw vocalen te creëren.
Track 1
Track 2
Track 3
Piano
Bass
Drums
Stuurkan. 2
Stuurkan. 3
Stuurkan. 10
Part 1
Part 2
Part 3
Solo Voice
Piano- Voice
Basachtige Voice
Layer=aan
Ontvangstkan. 2
Ontvangstkan. 3
Part 10
Drum Voice Ontvangstkan. 10
Song File
Performance
Bespelen met
toetsenbord
Track 1
Track 2
Track 3
Piano
Bas
Drums
Stuurkan. 2
Stuurkan. 3
Stuurkan. 10
Part 1
Part 2
Part 3
Solo Voice
Piano-achtige Voice
Basachtige Voice
Layer=on
Ontvangstkan. 2
Ontvangstkan. 3
Part 10
Drum Voice
Ontvangstkan. 10
*
A/D Input
Part
Bron (mic)
Template (karaoke1)
Song File
Performance
Extern
microfoon
signaal
Bespelen met
toetsenbord
MIXíTemplate)Src Number
PartAD mic ≥05[Karaoke1 ]
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
*
74
Referentiegedeelte
De Voice Mode
Voice Play
Deze mode wordt gebruikt om zowel individuele
voices af te spelen die zijn opgeslagen in de 256
presets, als de interne (user=gebruikers) voices,
Externe Voices op de Memory Card en Plug-in
Board Voices (eventueel). In dit gedeelte wordt
uitgelegd hoe u voices kunt selecteren en afspelen.
Details over de Voice soorten en de Voice Geheugens
zijn te vinden op pag. 36.
Voice Play Mode Display
De display toont het volgende in de Voice Play
Mode. De Voice Play Mode bestaat uit 2 schermen,
en met de [PAGE]-knop kunt u naar het Voice
Search-scherm gaan.
De inhoud van beide schermen is als volgt. Details
over het Voice Search-scherm zijn op pag. 77 te
vinden.
Details over hoe u naar de Voice Play Mode kunt gaan
zijn te vinden op pag. 21.
Voice Play Mode
2e scherm: Voice Search
1. Schermtitel
Toont u dat u zich in de Voice Play Mode bevindt.
2. Voice Geheugen/Nummer (Bank/Nr) Display
Toont het Geheugen/Voice Programnummer (001
t/m 128) of Bank ([A] t/m [H])/Programnummer ([1]
t/m [16]). In de display hierboven bijvoorbeeld,
betekent “PRE1:128(H16)” dat het geheugen Preset1
is, het Voice programnummer 128, de Bank H en
het programnummer in de Bank 16 is.
Geheugen/Voice Programnummer
PRE1 verwijst naar Preset 1, PRE2 naar Preset 2, PRE
naar Preset Drums, INT naar Intern, EXT naar
Extern, PLG1 naar Plug-in Board 1 en PLG2 naar
Plug-in Board 2. Het Voice Program-bereik is
genummerd van 001 t/m 128. Het Drum Voice-
bereik is genummerd van DR1 t/m DR8.
Details over Voice Geheugens zijn op pag. 36 te vinden.
Bank/Programnummer
Voice Programnummers 001-128 corresponderen
met Banken A t/m H en Programnummers 01 t/m
16. U kunt opeenvolgend door de Voice Program-
nummers 001-128 gaan of er willekeurig één
selecteren met een combinatie van BANK en
PROGRAM-knoppen. Het verband tussen Banken/
Programnummers en Voice Program Nummers wordt
hieronder weergegeven.
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
VCE Play) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
EQ Low EQ Mid EQ Hi Cutoff RevTime
1 2 3
4
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
VCE Srch) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
Memory Number Ctgry Search
Voice
Program
Nummer
Bank
Bank
Program
Nummer
001 A 1 065 E 1
002 A 2 066 E 2
003 A 3 067 E 3
004 A 4 068 E 4
005 A 5 069 E 5
006 A 6 070 E 6
007 A 7 071 E 7
008 A 8 072 E 8
009 A 9 073 E 9
010 A 10 074 E 10
011 A 11 075 E 11
012 A 12 076 E 12
013 A 13 077 E 13
014 A 14 078 E 14
015 A 15 079 E 15
016 A 16 080 E 16
017 B 1 081 F 1
018 B 2 082 F 2
019 B 3 083 F 3
020 B 4 084 F 4
021 B 5 085 F 5
022 B 6 086 F 6
023 B 7 087 F 7
024 B 8 088 F 8
025 B 9 089 F 9
026 B 10 090 F 10
027 B 11 091 F 11
028 B 12 092 F 12
029 B 13 093 F 13
030 B 14 094 F 14
031 B 15 095 F 15
032 B 16 096 F 16
033 C 1 097 G 1
034 C 2 098 G 2
035 C 3 099 G 3
036 C 4 100 G 4
037 C 5 101 G 5
038 C 6 102 G 6
039 C 7 103 G 7
040 C 8 104 G 8
041 C 9 105 G 9
042 C 10 106 G 10
043 C 11 107 G 11
044 C 12 108 G 12
045 C 13 109 G 13
046 C 14 110 G 14
047 C 15 111 G 15
048 C 16 112 G 16
049 D 1 113 H 1
050 D 2 114 H 2
051 D 3 115 H 3
052 D 4 116 H 4
053 D 5 117 H 5
054 D 6 118 H 6
055 D 7 119 H 7
056 D 8 120 H 8
057 D 9 121 H 9
058 D 10 122 H 10
059 D 11 123 H 11
060 D 12 124 H 12
061 D 13 125 H 13
062 D 14 126 H 14
063 D 15 127 H 15
064 D 16 128 H 16
Voice
Program
Nummer
Program
Nummer
N.B.
N.B.
N.B.
75
3. Voice Categorie/Naam
Voice Categorie
De twee karakters links van de Voice Naam geven
aan tot welke instruments- of geluidscategorie de
voice behoort.
Details over Categorienamen zijn te vinden op pag. 80.
Voice Naam
Deze bestaat uit tien karakters.
4. Knop Parameter Display
Hier wordt de functie getoond die is toegewezen
aan de knoppen ([A] t/m [C] en [1]/[2]).
Aan Knoppen [1]/[2] kunnen meerdere parameters
worden toegewezen (Bestemmingen) van meerdere
control sets. In dit geval toont de display de parameter
(Bestemming) van een control set van het kleinste getal.
Knop Parameter Instellingen
In de Voice Play Mode kan met iedere knop ([A] t/m
[C] en [1]/[2]) de parameter die aan de betreffende
knop toe is gewezen worden aangepast. De
parameterwaarde wordt kortstondig in de display
getoond als u de positie van de knop wijzigt.
Details over het toewijzen van parameters aan
Knoppen [A] t/m [C] zijn te vinden op pag. 50 en 165.
Details over het toewijzen van parameters aan
Knoppen [1]/[2] zijn te vinden op pag. 51 en 84.
Octaaf- en MIDI-Verstuurkanaal instellingen
In de Voice Play Mode worden de Octaaf- en MIDI-
Verstuurkanaalinstellingen getoond als u op de
[SHIFT]-knop drukt.
U kunt het MIDI-Verstuurkanaal instellen met Knop
[A] terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt. De
instellingen van de Voice Play Mode worden via dit
MIDI-kanaal verstuurd.
Het MIDI-Verstuurkanaal kan tevens in het MIDI Ch-
scherm van de Utility Mode worden ingesteld (pag.
166).
Voice Program Selectie
Er zijn vier manieren om een Voice te selecteren.
• Met de BANK/PROGRAM-knoppen (CS6x)
• Met de [DEC/NO]- en [INC/YES]-knoppen
• Met de [DATA]-knop
• Met de Category Search-functie
Met de BANK/PROGRAM-knoppen
(CS6x)
1
Details over Voice Geheugens zijn op pag. 27 en 36 te
vinden.
2
Als u hier op de [EXIT]-knop drukt, wordt de Voice
selectie geannuleerd en keert u terug naar de originele
Voice.
Als de Bank reeds is geselecteerd, hoeft deze stap niet te
worden uitgevoerd. Details over Banken zijn te vinden
op pag. 27 en 36.
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
VCE Play) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
+63 EQ Mid EQ Hi Cutoff RevTime
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
(Oct= +3) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
(Tch= 1)
VCE Play) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
EQ Low EQ Mid EQ Hi Cutoff RevTime
MEMORY
PRE1
INT
DRUM
EXT
PLG1 PLG2
PRE2
DRUM
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
Druk op een MEMORY-knop om een Voice
Geheugen te selecteren. De Voice Geheugen
indicator in de LCD gaat knipperen.
Druk op een BANK-knop ([A] t/m [H]) om een
Bank te selecteren. De Bank indicator in de LCD
gaat knipperen.
N.B.
N.B.
N.B.
BANK
PROGRAM
PA RT
ABCDEFGH
12341234
ELEMENT SELECT ELEMENT ON
/
OFF
12345678
9 10111213141516
GENERAL QED ARPEGGIO CONTROL COM LFO EFFECT
OSC PITCH FILTER AMPLITUDE LFO EQ PLG
MEMORY
PRE1
INT
DRUM
EXT
PLG1 PLG2
PRE2
DRUM
VCE Play) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
EQ Low EQ Mid EQ Hi Cutoff RevTime
Octaaf MIDI-Verstuurkanaal
76
3
Met de [INC/YES] en [DEC/NO]-knoppen
Druk op de [INC/YES]-knop om de volgende Voice
te selecteren en op de [DEC/NO]-knop om de
vorige Voice te selecteren.
De Voice wordt geselecteerd door op de [INC/YES]-
of [DEC/NO]-knop te drukken Deze methode is
handig bij het selecteren van een Voice die zich
dicht bij de huidig geselecteerde Voice bevindt.
Met deze methode kunt u ook naar een volgende of
vorige Bank gaan. Als de huidige Voice bijv. A16 is,
wordt Voice B01 geselecteerd door op de [INC/
YES]-knop te drukken. Als de huidige Voice H01 is,
kan Voice G16 worden geselecteerd door op de
[DEC/NO]-knop te drukken.
Met de [DATA]-knop
Draai de [DATA]-knop met de klok mee om een
hoger Voicenummer te selecteren, of tegen de klok
in om een lager Voicenummer te selecteren.
De Voice wordt direct en met opeenvolgende
nummers geselecteerd.
Net als met de [INC/YES]- en [DEC/NO]-methode
kunt u met deze methode ook naar de volgende of
vorige Bank gaan.
Het Selecteren van Drum Voices
Het selecteren van een Drum Voice gaat anders dan
het selecteren van een Normal Voice
Het Selecteren van Preset Drums (PRE: DR1~DR8)
• Druk de MEMORY [PRE1]- en [PRE2]-knoppen
tegelijk in om het Preset Geheugen (PRE) van de
Drum Voice te selecteren. Druk vervolgens op de
PROGRAM-knop [1] t/m [8] (alleen op de CS6x) om
Drum Voice PRE:DR1 (Preset Drum 1) t/m DR8
(Preset Drum 8) te selecteren.
• Druk de MEMORY [PRE1]- en [PRE2]-knoppen
tegelijk in om het Preset Geheugen (PRE) van de
Drum Voice te selecteren. Selecteer vervolgens met
de [INC/YES]- of [DEC/NO]-knop de Drum Voice.
• Druk de MEMORY [PRE1]- en [PRE2]-knoppen
tegelijk in om het Preset Geheugen (PRE) van de
Drum Voice te selecteren. Selecteer vervolgens met
de [DATA]-knop de Drum Voice.
Als u eenmaal een Drum Voice heeft geselecteerd, dan
kunt u met de PROGRAM-knoppen [1] t/m [8], de [INC/
YES]- en [DEC/NO]-knoppen of de [DATA]-knop gemak-
kelijk naar een andere Drum Voice gaan.
PROGRAM
AR
10 11 12 13 14 15 16
GENERA QE ARPEGGIO CONTOL COM LF EFFECT
OS PITC FITE AMPLITUD LF EQ PL
DEC
/
NO INC
/
YES
Vorige Nummer
Volgende Nummer
DATAC12
Vorige
Nummers
Volgende
Nummers
MEMORY
PRE1
DRUM
PRE2
PROGRAM
PAR T
12345678
9 10111213141516
GENERAL QED ARPEGGIO CONTROL COM LFO EFFECT
OSC PITCH FILTER AMPLITUDE LFO EQ PLG
MEMORY
PRE1
DRUM
PRE2
DEC
/
NO INC
/
YES
MEMORY
PRE1
DRUM
PRE2
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
VCE Play) PRE:001(A01)[Sq:Generation]
EQLow-G EQMid-G EQHi-G FLT-Rez HPF
Druk op een PROGRAM-knop ([1] t/m [16]) om
een Programnummer te selecteren.
Voices kunnen worden geselecteerd door de
Memory-, Bank- en Programnummers in te
stellen hetgeen in de drie stappen hierboven uit
wordt gelegd. In de LCD wordt ook de geselec-
teerde voice getoond.
N.B.
77
Het Selecteren van User Drums (INT: DR1/2) en (EXT: DR1/2)
• Druk de MEMORY [INT]- en [EXT]-knoppen
tegelijk in om het Interne/Externe (INT/EXT)
Geheugen van de User Drum Voice te selecteren.
Druk vervolgens op de PROGRAM-knoppen [1] t/m
[4] (alleen op de CS6x) om respectievelijk User
Drum Voice INT:DR1 (Internal Drum 1), INT:DR2
(Internal Drum 2), EXT:DR1 (External Drum 1) en
EXT:DR2 (External Drum 2) te selecteren.
User Drum Voices in een extern geheugen moeten van
een Memory Card worden geladen.
• Druk de MEMORY [INT]- en [EXT]-knoppen
tegelijk in om het Interne/Externe (INT/EXT)
Geheugen van de User Drum Voice te selecteren.
Selecteer vervolgens met de [INC/YES]- of [DEC/
NO]-knop de Drum Voice.
• Druk de MEMORY [INT]- en [EXT]-knoppen
tegelijk in om het Interne/Externe (INT/EXT)
Geheugen van de User Drum Voice te selecteren.
Selecteer vervolgens met de [DATA]-knop de Drum
Voice.
Als u eenmaal een User Drum Voice heeft geselecteerd,
dan kunt u met de PROGRAM-knoppen [1] t/m [8], de
[INC/YES]- en [DEC/NO]-knoppen of de [DATA]-knop
gemakkelijk naar een andere User Drum Voice gaan.
Met de Voice Category Search-functie
Met de Voice Category Search-functie kunt u ge-
makkelijk Voices in een geselecteerde Voice Catego-
rie vinden. Als u bijvoorbeeld de “Pf”-categorie
selecteert met de Voice Category Search-functie, dan
kunt u een keuze maken uit alle voices die tot de
“Pf”-categorie behoren.
Draai, om de Voice Category Search-functie te
starten, eerst aan de [PAGE]-knop om naar het Voice
Search-scherm te gaan.
Als de Plug-in Voice is geselecteerd uit een Custom Bank
(pag. 114) van een Plug-in Board, dan is de Category
Search-functie niet beschikbaar.
1
De verschillende Voice Categorieën worden op pag. 80
opgenoemd.
3
Knop [2]:
Schakel hiermee heen en weer tussen Voices in de
geselecteerde categorie. Draai met de klok mee om
het Voicenummer te verhogen en tegen de klok in
om het Voicenummer te verlagen
INT
DRUM
EXT
PROGRAM
PAR T
12345678
9 10111213141516
GENERAL QED ARPEGGIO CONTROL COM LFO EFFECT
OSC PITCH FILTER AMPLITUDE LFO EQ PLG
INT
DRUM
EXT
DEC
/
NO INC
/
YES
INT
DRUM
EXT
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
VCE Play) INT:001(A01)[Sq:Generation]
EQLow-G EQMid-G EQHi-G FLT-Rez HPF
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
VCE Srch) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
Memory Number Ctgry Search
Selecteert een
Voice Geheugen
Selecteert een
Program Nummer
Stelt een
Voice Categorie in
Search
(Zoekfunctie)
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
VCE Srch) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
Memory Number Ctgry Search
DEC
/
NO INC
/
YES
EXIT ENTER
EF
BYPASS
MASTER
KEYBOARD
VCE Srch) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
Memory Number Ctgry Search
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
N.B.
N.B.
N.B.
Draai, om een Voice Geheugen te selecteren,
aan Knop [B].
Draai, om een Voice Categorie te selecteren, aan
Knop [1]. De Voice Categorie in de display
knippert.
2
Zoek de Voice met Knop [2], de [INC/YES]- en
[DEC/NO]-knoppen, de [DATA]-knop en Knop
[C]. De geselecteerde voices worden opgeroepen
met gebruik van de verschillende knoppen. De
functies van de knoppen worden hieronder
uitgelegd.
N.B.
78
[DATA]-knop (of [INC/YES]/[DEC/NO]-knop)
Hier kunt u door de Voices in alle Geheugens in de
gespecificeerde Categorie scrollen. Als u de [DATA]-
knop met de klok mee draait (of als u op de [INC/
YES]-knop drukt), springt u naar het volgende
Voicenummer in dezelfde Categorie, in omhoog-
lopende volgorde. Als u de [DATA]-knop tegen de
klok indraait (of op de [DEC/NO]-knop drukt), dan
springt u naar het vorige Voicenummer, in aflo-
pende volgorde. Als u de laatste (eerste) Voice in
een Categorie heeft bereikt, dan kunt u vervolgens
de eerste (laatste) Voice in die Categorie in het
volgende (vorige) Geheugen selecteren door de
knop voortdurend met de klok mee (of tegen de
klok in) te blijven draaien of de [INC/YES]- (of
[DEC/NO])-knop herhaaldelijk in te drukken.
Knop [C]:
Met Knop [C] kunt u Voices één voor één in het
huidige Geheugen selecteren, zoals bij Normal
Voice-selectie. Draait u de knop met de klok mee
dan springt u naar het volgende Voicenummer.
Draait u de knop tegen de klok in dan gaat u naar
het vorige Voicenummer.
Als de Voice niet in de geselecteerde Categorie van het
huidige Voice Geheugen wordt gevonden, dan verschijnt
[-----] in de display en kunt u geen gebruik maken van
Knop [2]. Druk dan op de [ENTER]-knop om in het
volgende Geheugen te gaan zoeken.
Voice Edit
Er zijn drie soorten Voices: Normal Voices, Drum
Voices en Plug-in Voices (als er een Plug-in Board is
geïnstalleerd). Hier volgt een uitleg van de ge-
bruikte parameters waarmee u de verschillende
Voices kunt bewerken.
Details over Voices zijn te vinden op pag. 36.
Het volgende is zichtbaar als u naar de Voice Edit
Mode gaat. De in de display getoonde schermen
verschillen afhankelijk van het soort Voice dat u aan
het bewerken bent, maar over het algemeen gaat u
met de [PAGE]-knop naar andere schermen en
wijzigt u de parameters met Knoppen [A], [B], [C],
[1] en [2]. Met de [DATA]-knop en de [INC/YES]- en
[DEC/NO]-knoppen kunt u de parameters in kleine
stappen wijzigen.
Als u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt, kunt u met
Knoppen [A], [B], [C], [1], of [2] de cursor naar de
respectievelijke parameter verplaatsen zonder de
waarde ervan te wijzigen. U kunt de cursor tevens
verplaatsen met de [DATA]-knop of de [INC/YES]-
en [DEC/NO]-knoppen, terwijl u de [SHIFT]-knop
ingedrukt houdt.
U moet de Voice selecteren alvorens naar de Voice Edit
Mode te gaan (pag. 75). Alle parameters kunnen per
Voice worden ingesteld en opgeslagen.
Zie pag. 21 over het naar de Voice Edit Mode gaan.
Common Edit en het bewerken van de verschil-
lende Elementen
Voices kunnen uit maximaal vier Elementen bestaan
(pag. 37). Wijzig de instellingen die gelden voor alle
vier de Elementen met Common Edit. De Voice Edit
Mode kan worden verdeeld in schermen voor
Common Edit en schermen voor het bewerken van
ieder individueel Element.
In de Voice Edit Mode kunt u met Knop [A] heen en
weer schakelen tussen de Common Edit schermen
en de schermen voor het bewerken van de indivi-
duele Elementen.
Common Edit-schermen
Element 1~4 Edit-schermen
SHIFT PAGE
PART
/
ELEMENT
DATAABC1 2
GEN
Name) Ctgry a-Z 0-? Cursor
C 1234 [Pf:Init Voice]
Kiest Common of
Elementen 1 t/m 4
Wijzigt de pagina Stelt de waarde in
GEN Other) Mode Assign MicroTuning
C 1234 poly single 31:Indian
Common
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
OSC Wave) Number Ctgry
EL1234 001[Pf:Grand 1 ]
Elements 1~4
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
79
De
íí
íí
í Indicator
Als u een parameter in de Voice Edit Mode wijzigt,
dan verschijnt de
íí
íí
í-indicator links boven in het
scherm. Dit geeft aan dat de voice is gewijzigd, maar
nog niet opgeslagen.
Zelfs als u de Voice Play Mode verlaat, gaan de
bewerkte instellingen van de huidige Voice niet
eerder verloren totdat u een andere Voice selecteert.
De
íí
íí
í-indicator wordt ook getoond in de Voice Play
Mode, en bij het gebruik van Sound Controlknoppen
of Assignable Knoppen.
De “Compare” (Vergelijk)-functie
Met deze functie kunt u het verschil horen tussen de
Voice met uw bewerkte instellingen en dezelfde
Voice voordat u deze bewerkte.
1
Als de “Compare”-functie actief is, is bewerken met
Knoppen [A] t/m [C] of Knop [1]/[2] niet mogelijk.
De ELEMENT ON/OFF-functie
Hier kunt u de individuele Elementen in een Voice
tijdelijk uitschakelen. U kunt bijvoorbeeld alle
Elementen uitschakelen die u niet aan het bewerken
bent. Zo kunt u horen welk resultaat de bewerkte
instellingen alleen op het bewerkte Element hebben
(zie pag. 61).
Voice Store
De bewerkte instellingen van de huidige Voice gaan
verloren zodra u een andere Voice of Mode selec-
teert. Sla, om verlies van belangrijke data te voorko-
men, met de Voice Store-functie de bewerkte Voice
op. Details over de Voice Store-procedure zijn eerder
gegeven (pag. 116).
Bij het vanuit het niets opbouwen van een Voice, is
het misschien handig om alvorens te beginnen met
wijzigen eerst de instellingen van de huidige Voice te
wissen met de Initialize-functie in de Voice Job Mode
(pag. 115)
Normal Voice
Voor het bewerken van Normal Voices zijn 12
instellingen beschikbaar, bestaande uit zes Common
Edit instellingen (die gelden voor alle vier de
Elementen) en zes Element-specifieke instellingen.
N.B.
N.B.
Druk in de Voice Edit Mode op de [COMPARE
(EDIT)]-knop. De
íí
íí
í-indicator links boven in het
scherm wijzigt in een î-indicator en de Voice
instellingen van voor de bewerking worden
tijdelijk opnieuw ingesteld zodat u de instellingen
kunt vergelijken.
Druk nogmaals op de [EDIT]-knop om de
“Compare”-functie uit te zetten en de instellingen
van uw bewerkte Voice op te roepen.
N.B.
N.B.
COMMON
Element1
Element2
Element3
Element4
GEN Name) Ctgry
Edit indicator
GENîName) Ctgry
Compare indicator
Voice Edit Mode
Common
Common General 80
GEN Name (General Name) 80
GEN Other (General Other) 81
Common Quick Edit 81
QED Level (Quick Edit Level) 81
QED EffectCtrl (Quick Edit Effect Control) 81
QED Filter (Quick Edit Filter) 82
QED EG (Quick Edit Envelope Generator) 82
Common Arpeggio 82
ARP Type (Arpeggio Type) 82
ARP Limit (Arpeggio Note Limit) 83
ARP Mode (Arpeggio Mode) 83
ARP PlayEF (Arpeggio Play Effect) 83
Common Controller 84
CTL Portamento 84
CTL Bend (Pitch Bend) 84
CTL Set1 (Controller Set 1) 84
CTL Set2 (Controller Set 2) 84
CTL Set3 (Controller Set 3) 84
CTL Set4 (Controller Set 4) 84
CTL Set5 (Controller Set 5) 84
CTL Set6 (Controller Set 6) 84
Common LFO (Low Frequency Oscillator) 85
LFO Wave 85
LFO Fade 87
LFO Dest1 (LFO Destination 1) 87
LFO Dest2 (LFO Destination 2) 87
Common Effect 88
EFF InsEF (Insertion Effect) 88
EFF EF1 (Insertion Effect 1) 88
EFF EF1 (Insertion Effect 2) 88
EFF Rev (Reverb) 89
EFF Cho (Chorus) 89
Element
Element OSC (Oscillator) 89
OSC Wave (Oscillator Wave) 89
OSC Out (Oscillator Out) 89
OSC Pan (Oscillator Pan) 90
OSC Limit (Oscillator Limit) 90
Element Pitch 90
PCH Tune (Pitch Tune) 90
PEG VelSens (PEG Velocity Sensitivity) 91
PEG Time 91
PEG Level 91
PEG Release 91
PCH Scale (Pitch Scale) 92
Element Filter 93
FLT Type (Filter Type) 93
FLT HPF (High Pass Filter) 95
FLT Sens (Filter Sensitivity) 95
FEG VelSens (FEG Velocity Sensitivity) 95
FEG Time 96
FEG Level 96
FEG Release 96
FLT KeyFlw (Filter Key Follow) 96
80
Menu Display
U ziet het volgende als u aan de [PAGE]-knop draait
terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt. Verplaats
de cursor met de [PAGE]-knop naar de parameter die
u wilt bewerken. Laat de [SHIFT]-knop vervolgens
los om naar het scherm terug te gaan waarin u zich
bevond.
Een Menu Selecteren
Op de CS6x kunt u in de Voice Edit Mode direct een
menu selecteren met de PROGRAM/PART-knoppen
[1] t/m [6] en [9] t/m [15]. Bij iedere knop wordt er
onder een Menunaam getoond.
Common General
Hier kunt u de Voicenaam, Voice uitgangsin-
stellingen en andere algemene parameters in de
Common Edit-schermen instellen. De volgende
twee schermen zijn beschikbaar voor het instellen
van algemene instellingen.
GEN Name (General Name)
GEN Other (General Other)
GEN Name (Algemeen Naam)
Hier kunt u een Voice Naam van maximaal 10
karakters invoeren. U kunt tevens de Categorie-
naam links van de Voicenaam selecteren.
De Voice Naam Invoeren
1
PEG Release 91
PCH Scale (Pitch Scale) 92
Element Filter 93
FLT Type (Filter Type) 93
FLT HPF (High Pass Filter) 95
FLT Sens (Filter Sensitivity) 95
FEG VelSens (FEG Velocity Sensitivity) 95
FEG Time 96
FEG Level 96
FEG Release 96
FLT KeyFlw (Filter Key Follow) 96
FLT Scale (Filter Scale Break Point) 97
FLT Scale (Filter Scale Offset) 97
Element Amplitude 98
AEG VelSens (AEG Velocity Sensitivity) 98
AEG Time 98
AEG Level 98
AEG Release 98
AEG KeyFlw (AEG Key Follow) 99
AEG Scale (AEG Scale Break Point) 100
AEG Scale (AEG Scale Offset) 100
Element LFO (Low Frequency Oscillator) 100
LFO Wave 100
LFO Depth 101
Element EQ (Equalizer) 101
EQ Type 101
EQ Param (EQ Parameter) 101
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
GENíOther) Com:>GEN≥QED>ARP>CTL>LFO>EFF
C 1234 Elem:>OSC>PCH>FLT>AMP>LFO>EQ
Cursor
PROGRAM
PAR T
12345678
9 10111213141516
GENERAL QED ARPEGGIO CONTROL COM LFO EFFECT
OSC PITCH FILTER AMPLITUDE LFO EQ PLG
Verplaats met Knop [2] de cursor naar de positie
van het eerste karakter. Het geselecteerde karakter
knippert.
Voer met Knop [C] een letter of met Knop [1] een
getal/symbool in.
Verplaats met Knop [2] de cursor naar de positie
van het volgende karakter.
Herhaal stappen 2 en 3 tot alle karakters van de
naam zijn ingevoerd.
U kunt letters, getallen en symbolen ook met de
[INC/YES]- en [DEC/NO]-knoppen of de [DATA]-
knop invoeren.
Voer, indien nodig, met Knop [B] de Categorie-
naam in.
Als u de Categorienaam instelt, dan is het gemak-
kelijker om de Voice later terug te vinden. U kunt
dan ook de Category Search-functie (pag. 77)
gebruiken om deze op te zoeken. Als u de
Categorienaam niet in wenst te stellen, dan zijn op
de positie van de Categorie vermelding twee
streepjes te zien (--).
Letters, nummers en symbolen die beschik-
baar zijn en Categorienamen:
2
3
4
5
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
VCE Srch) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
Memory Number Ctgry Search
Selecteert een
Voice Geheugen
Selecteert een
Program Nummer
Stelt een
Voice Categorie in
Search
(Zoekfunctie)
LCD
--
Pf
Cp
Or
Gt
Ba
St
En
Br
Rd
Pi
Ld
Categorie
Niet Toegewezen
Piano
Chromatic Percussion
Organ
Guitar
Bass
Strings/Orchestral
Ensemble
Brass
Reed
Pipe
Synth Lead
LCD
Pd
Fx
Et
Pc
Se
Dr
Sc
Vo
Co
Wv
Sq
Categorie
Synth Pad
Synth Sound Effects
Ethnic
Percussive
Sound Effects
Drums
Synth Comping
Vocal
Combination
Material Wave
Sequence
81
GEN Other (Algemeen Overigen)
Er zijn verschillende parameters beschikbaar voor
Micro Tuning en om te bepalen hoe het gegene-
reerde geluid wordt uitgestuurd.
Mode
Selecteert het monofoon of polyfoon afspelen.
Selecteert of de Voice monofoon (alleen enkele
noten) of polyfoon (meerdere noten tegelijk)
wordt afgespeeld.
Instellingen: mono. poly
Assign
Als u Key Assign instelt op “single” dan voorkomt
u het dubbel afspelen van dezelfde noot. De
synthesizer elimineert de noot als dezelfde noot
nogmaals wordt ontvangen. Als u “multi” selec-
teert, dan wijst de synthesizer achtereenvolgens
iedere keer dat dezelfde noot wordt ontvangen
deze aan een apart kanaal toe, waardoor meer-
dere parts-toongeneratie mogelijk wordt.
Instellingen: single, multi
Micro Tuning
Stelt de Micro Tuning (het stemmingssysteem of
temperament) in van de Voice. Normaal gespro-
ken zult u “Equal Temperament” gebruiken, maar
er zijn 31 andere stemmingssystemen beschik-
baar.
Instellingen: (zie onderstaande lijst)
Common Quick Edit
Verschillende parameters besturen de geluids-
eigenschappen van de Voice. Veel daarvan kunnen
worden bewerkt met de Sound Controlknoppen op
het regelpaneel van de CS6x. Er zijn vier schermen.
QED Level (Quick Edit Level)
QED Effect Ctrl (Quick Edit Effect)
QED Filter (Quick Edit Filter)
QED EG (Quick Edit Envelope Generator)
QED Level (Snel Niveau Be-
werken)
Deze parameters besturen het uitgangsniveau
(volume) en panpositie van de Voice.
Vol (Volume)
Stelt het uitgangsniveau van de Voice in.
Instellingen: 0 ~ 127
Pan
Stelt de stereopanpositie van de Voice in. U kunt
deze parameter ook aanpassen met de [PAN]-
knop op het regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: L63 (Links) ~ C (Midden) ~ R63 (Rechts)
RevSend (Reverb Send)
Stelt het Sendniveau van het signaal in dat van
Insertie Effect 1/2 - of het passerende (bypass)
signaal naar het Reverb Effect wordt gestuurd. U
kunt deze parameter wijzigen met de [REVERB]-
knop op het regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: 0 ~ 127
ChoSend (Chorus Send)
Stelt het Sendniveau in van het signaal dat van
Insertie Effect 1/2 - of het passerende (bypass)
signaal - naar het Chorus Effect wordt verstuurd.
U kunt deze parameter wijzigen met de
[CHORUS]-knop op het regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: 0 ~ 127
QED EffectCtrl (Snel Effect Be-
werken)
Hier kunt u de hoeveelheid Chorus instellen die
wordt toegepast op de gehele Voice.
Chorus
Stelt een offsetwaarde in bij de parameters die
door de verschillende typen Chorus worden
gebruikt.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
GENíOther) Mode Assign MicroTuning
C 1234 poly single 31:Indian
QEDíLevel) Vol Pan RevSend ChoSend
C 1234 127 C 127 127
Soort Toets Opmerkingen
Equal temperament
Nr.
00 De “compromis” stemming, de meest gebruikte
stemming voor Westerse muziek van de laatste
200 jaar, en te vinden op de meeste elektronische
toetsenborden. Iedere octaaf bestaat uit precies 12
stappen en de muziek kan in iedere toonsoort met
hetzelfde gemak worden gespeeld. Geen één van
de intervallen is echter perfect gestemd.
1/4 shifted 28 Dit is de normale 'equal tempered' toonsoort,
50/100-ste verhoogd.
Het bespelen van twee octaven bereik
resulteert in één octaaf hoger geluid. (Een
octaaf bevat dus 24 noten.)
Werckmeister 25
Kirnberger 26
Vallotti & Young 27
Pure major C~B01~12
Pure minor A~G# Zelfde als Pure Major, maar dan voor de
mineur toonladders.
Andreas Werckmeister, een tijdgenoot van Bach,
creërde deze stemming waarbij toetsenbord-
instrumenten in iedere toonsoort kunnen worden
bespeeld. Iedere toets heeft een uniek karakter.
Francescantonio Vallotti en Thomas Young (beiden
midden–18e eeuw) herzagen de Pythagoreaanse
stemming waarbij zij de eerste zes kwinten verlaag-
den met dezelfde hoeveelheid.
Johan Philipp Kirnberber wilde ook een
stemming ontwikkelen waarin in iedere
toonsoort kan worden gespeeld.
13~24
Deze stemming is zo gemaakt dat de meeste
intervallen (vooral de majeur3 en de perfecte
kwint) in de majeur toonladder perfect zuiver
zijn. Dit houdt in dat de andere intervallen over-
eenkomstig ontstemd zijn. U moet de toon-
soort specificeren (C~B) waarin u speelt.
1/4 tone 29
Het bespelen van vier octaven bereik
resulteert in één octaaf hoger geluid.
1/8 tone 30
Indian
C~B31 Komt voornamelijk voor in muziek uit India
(alleen witte toetsen [C~B]).
QEDíEffectCtrl) Chorus
C 1234 +63
82
QED Filter (Snel Filter Bewerken)
Deze parameters besturen de filters die de klank-
kleur van de Voice beïnvloeden. Als u tegelijk de
LPF (Low Pass Filter) en HPF (High Pass Filter)
gebruikt, dan beïnvloeden de parameters op de
QED Filter pagina alleen de LPF.
Cutoff
Stelt de cutoff frequentie in. De hier ingestelde
frequentie is de middenfrequentie voor signalen
die moeten worden gefilterd als ze door de
verschillende filters gaan. Op de CS6x kan de
frequentie worden ingesteld met de [CUTOFF]-
knop op het regelpaneel.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Reso (Resonantie)
Stelt de hoeveelheid Resonantie (harmonische
versterking) in die wordt toegepast op het signaal
rond de Cutoff frequentie. Dit is een handige
manier om het geluid meer karakter te geven.
U kunt de parameter ook wijzigen met de
[RESONANCE]-knop op het regelpaneel van de
CS6x.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
QED EG (Snel Envelope Generator Bewerken)
Deze vier parameters besturen de wijzigingen in het
signaalniveau van een Voice binnen de tijd dat een
noot klinkt.
Attack
Stelt de overgangstijd in vanaf het moment dat
een toets op het toetsenbord wordt aangeslagen
tot het moment waarop het niveau van de Voice
zijn top bereikt. U kunt de parameter ook wijzi-
gen met de [ATTACK]-knop op het regelpaneel
van de CS6x.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Decay
Stelt de overgangstijd in vanaf het moment
waarop het niveau van de Voice zijn top bereikt
tot het moment waarop het niveau vervalt. U kunt
de parameter ook wijzigen met de [DECAY]-knop
op het regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Common Arpeggio
De volgende vier parameters bepalen het gedrag
van de Arpeggiator.
ARP Type (Arpeggio Type)
ARP Limit (Arpeggio Note Limit)
ARP Mode (Arpeggio Mode)
ARP PlayEF (Arpeggio Play Effect)
ARP Type (Arpeggio Type)
Dit zijn de basisparameters van de Arpeggiator.
Type
Stelt het Arpeggio Type in.
Instellingen: (zie de aparte Datalijst)
Tempo
Stelt het Arpeggio Tempo in.
Instellingen: 25 ~ 300
Als MIDI-sync aanstaat wordt hier [MIDI] in de
display getoond en kan de parameter niet worden
gewijzigd (pag. 167).
QEDíFilter) Cutoff Reso
C 1234 +63 +63
QEDíEG) Attack Decay Sustain Release
C 1234 +63 +63 +63 +63
Toets aangeslagen Toets losgelaten
Attack
Tijd
Release
Tijd
Decay
Tijd
Tijd
Niveau
Sustain
Niveau
ARPíType) Type Tempo Switch Hold
C 1234 UpOct1:Sq 120 on on
SQ (Sequence):
Creëert een algemene arpeggiofrase. Voornamelijk octaaf
omhoog/omlaag.
Ph (Phrase):
Creëert muzikalere frases als Sq. Te beginnen met “Techno”
zijn er frases voor een grote reeks muziekgenres. Ook geschikt
voor het creëren van backing tracks voor gitaar, piano en
andere instrumenten.
DR (Drum Pattern):
Creëert drumpatroon-achtige frases. Frase-genres bevatten o.a.
rock en dance. Dit Type is ideaal voor gebruik met drum- en
percussiegeluiden.
Cl (Phrase Clip):
Selecteer dit type voor een Clip Kit die is toegewezen aan
loop-gemixte of loop-verdeelde Phrase Clips, om een nieuw
arpeggio patroon te creëren.
Ct (Control):
Creëert klankwijzigingen. Er worden geen toonhoogte-
wijzigingen gecreëerd. De Key Mode parameter in Arpeggio
Mode moet op “direct” worden ingesteld.
N.B.
Release
Stelt de Release Tijd in (de tijd die het volume
nodig heeft om naar nul uit te sterven nadat de
toets is losgelaten). U kunt deze parameter ook
aanpassen met de [RELEASE]-knop op het regel-
paneel van de CS6x.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Sustain
Stelt het niveau in waarop de Voice blijft klinken
als u de toets op het toetsenbord ingedrukt houdt.
U kunt de parameter ook wijzigen met de
[SUSTAIN] knop op het regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
83
Note Limit (nootlimiet)
Stelt de laagste en hoogste noten van het noot-
bereik van de Arpeggiator in.
Instellingen: C-2 ~ G8 (laagste en hoogste noot worden
apart ingesteld)
Als u eerst de hoogste noot en dan de laagste noot
selecteert, (bijvoorbeeld “C5 - C4) dan beslaat het
nootbereik van “C-2 t/m C4” en “C5 t/m G8”.
U kunt de laagste en hoogste noten in het bereik
instellen door de toetsen op het toetsenbord aan te
slaan terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt.
ARP Mode (Arpeggio Mode)
Deze parameters bepalen de manier waarop de
noten door de Arpeggiator worden afgespeeld.
Key Mode (toetsenmode)
Stel hier in hoe de Arpeggio wordt afgespeeld als de
toetsen op het toetsenbord worden aangeslagen.
Er zijn 3 modes.
Instellingen:
Vel Mode (Aanslaggevoeligheidsmode)
Stelt de aanslaggevoeligheid van de
Arpeggio in. Er zijn 2 modes.
Instellingen:
ARP PlayEF (Arpeggio Play Effect)
Hier kunt u de Play Effecten instellen van de
Arpeggio. Met Play Effecten kunt u tijdelijk de
timing en aanslaggevoeligheid van MIDI-noten
aanpassen, en zo de groove van het Arpeggio
patroon beïnvloeden.
Unit
Past de Arpeggio afspeeltijd aan. Als u bijvoor-
beeld de waarde 200% instelt, dan wordt de
afspeeltijd verdubbeld en het tempo gehalveerd.
Als u 50% instelt dan wordt de afspeeltijd gehal-
veerd en het tempo verdubbeld. Normale afspeel-
tijd is 100%.
Instellingen: 50%, 66%, 75%, 100%, 150%, 200%
Vel (Aanslaggevoeligheid)
Instellingen: 0% ~ 200%
De aanslaggevoeligheidswaarde kan niet kleiner
worden dan 1, en niet groter worden dan 127.
Gate (Gate Tijd)
Stelt de Rate-waarde van de Gate Tijd in (de
lengte van een noot). Dit bepaalt hoe de oor-
spronkelijke Gate Tijd wordt verkort of verlengd
tijdens het afspelen van de Arpeggio. Bij de
instelling 100% worden de oorspronkelijke waar-
den gebruikt. Instellingen onder de 100% verkor-
ten de Gate Tijd van de Arpeggio-noten, terwijl
instellingen boven de 100% deze verlengen. U
kunt dit ook instellen met de [GATE TIME]-knop
op het regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: 0% ~ 200%
De Gate Tijd-waarde kan niet kleiner worden dan 1.
ARPíLimit) Note Limit
C 1234 C-2 - G 8
ARPíMode) Key Mode Vel Mode
C 1234 sort thru
ARPíPlayEF) Unit Vel Gate
C 1234 50% 200% 200%
N.B.
N.B.
N.B.
sort: speelt noten in opeenvolgende volgorde af, van de laagst
tot de hoogst aangeslagen toets.
thru: speelt noten in de volgorde af waarop de toetsen
worden aangeslagen.
direct: speelt noten precies zo af als u de corresponderende
toetsen aanslaat op het toetsenbord. Als wijzigingen in Voice
parameters (zoals Pan of Cutoff frequentie) in de Arpeggio
sequence data zijn inbegrepen, dan worden ze toegepast en
gereproduceerd bij het afspelen van de Arpeggio.
Als de Arpeggio Categorie is ingesteld op Ct, dan
hoort u geen geluid tenzij u hier “direct” selecteert.
Bij de “sort” en “thru” instellingen hangt de volgorde
waarop de noten worden afgespeeld af van de
Arpeggio sequence data.
original: Er worden vooringestelde aanslaggevoeligheids-
waarden gebruikt in de Arpeggio Sequence.
thru: Aanslaggevoeligheidsinformatie van de door u aange-
slagen toetsen worden in de Arpeggio sequence gebruikt.
N.B.
N.B.
Switch (schakelaar)
Schakelt de Arpeggiator aan of uit. U kunt dit
ook met de [ARPEGGIO ON/OFF]-knop op het
regelpaneel van de CS6x doen.
Instellingen: off, on
Hold
Zet de Arpeggiator Hold-functie aan of uit. Dit
kunt u ook met de [ARPEGGIO HOLD]-knop op
het regelpaneel van de CS6x doen.
Instellingen: sync, off, on
ARP Limit (Arpeggio Note Limit)
Details zijn te vinden op pag. 44.
Stelt de offsetwaarde van de aanslaggevoeligheid
in (de kracht waarmee de toetsen worden aange-
slagen). Dit bepaalt hoe de oorspronkelijke
aanslaggevoeligheid toeneemt of afneemt tijdens
het afspelen van de Arpeggio. De instelling 100%
houdt in dat de oorspronkelijke waarden worden
gebruikt. Instellingen onder de 100% verlagen de
aanslaggevoeligheid van de Arpeggio-noten,
terwijl instellingen boven de 100% deze verhogen.
N.B.
N.B.
84
Common Controller
Er zijn acht Control Instellingen beschikbaar. U kunt
de Controller parameters instellen van Portamento,
het Pitch Bend Wiel en van de verschillende Ele-
menten in een Voice.
CTL Portamento
CTL Bend (Pitch Bend)
CTL Set1 (Control Set 1)
CTL Set2 (Control Set 2)
CTL Set3 (Control Set 3)
CTL Set4 (Control Set 4)
CTL Set5 (Control Set 5)
CTL Set6 (Control Set 6)
CTL Portamento
Stelt de Portamento parameters in. Portamento
creëert een soepele overgang in toonhoogte van de
ene naar de volgende voortgebrachte noot.
Switch (schakelaar)
Zet Portamento aan of uit. U kunt dit ook doen
met de PORTAMENTO [ON/OFF]-knop op het
regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: off, on
Time (tijd)
Stelt de overgangstijd van de toonhoogte in.
Hogere waarden betekenen kortere overgangs-
tijden. U kunt dit ook instellen met de
[PORTAMENTO]-knop op het regelpaneel van de
CS6x.
Instellingen: 0 ~ 127
Mode
Stelt de Portamento Mode in. Het gedrag van
Portamento varieert afhankelijk van de Mode in
GEN Other is ingesteld op “mono” of “poly”.
Instellingen: fingered, full-time
CTL Bend (Pitch Bend)
Hier kunt u de hoeveelheid instellen waarmee het
Pitch Bend Wiel de toonhoogte van de Voice wijzigt.
Lower
Stelt de hoeveelheid (in halve tonen) in waarmee
de toonhoogte van de Voice wijzigt als het Pitch
Bend Wiel omlaag wordt bewogen. Bij de waarde
-12 bijvoorbeeld wordt de toonhoogte van de
Voice maximaal één octaaf verlaagd als het Pitch
Bend Wiel omlaag wordt bewogen.
Instellingen: -48 ~ 0 ~ +24
Upper
Stelt de hoeveelheid (in halve tonen) in waarmee
de toonhoogte van de Voice wijzigt als het Pitch
Bend Wiel omhoog wordt bewogen. Bij de waarde
-12 bijvoorbeeld wordt de toonhoogte van de
Voice maximaal één octaaf verhoogd als het Pitch
Bend Wiel omhoog wordt bewogen.
Instellingen: -48 ~ 0 ~ +24
CTL Set1 (Control Set 1) t/m
CTL Set6 (Control Set 6)
De controllers en knoppen op het regelpaneel, het
toetsenbord, enz., kunnen aan vele functies worden
toegewezen. Met Keyboard Aftertouch kan bijvoor-
beeld Vibrato en met het Modulatie Wiel kan
Resonantie worden bestuurd. Ze kunnen zelfs
worden gebruikt om parameters binnen individuele
Elementen te besturen. Deze besturingstoewijzingen
worden “Control Sets” genoemd. U kunt zes ver-
schillende Control Sets per Voice toewijzen. Er zijn
dus zes schermen, elk voor een aparte controller:
CTL Set1 t/m CTL Set6.
CTLíPortamento) Switch Time Mode
C 1234 on 127 fulltime
CTLíPitchBend) Lower Upper
C 1234 -12 +12
CTLíSet1) Src Dest EL Sw Depth
C 1234 FC(04) ELFOSpd 1234 +63
Control Set 1~6 Element
Toetsen
Modulatie Wiel
Knoppen
enz.
1
2
3
4
Controller
Set 1
Als de Mode in GEN Other is ingesteld op “mono”:
fingered: Portamento wordt alleen toegepast als u legato
speelt (de volgende noot klinkt voordat u de vorige toets heeft
losgelaten).
fulltime: Portamento wordt altijd toegepast.
Als de Mode in GEN Other is ingesteld op “poly”:
Hier geldt hetzelfde als voor “mono”, behalve dat portamento
op meerdere noten wordt toegepast.
85
Src (Bron)
Stelt de Controller in waarmee de functie wordt
bestuurd die is geselecteerd in 'Dest'. De vol
gende negen controllers zijn beschikbaar:
Instellingen:
Dest (Bestemming)
Stelt de parameter in die door de Control Set in
'Src' wordt bestuurd.
Instellingen: (zie de Controllijst in de aparte Datalijst)
ElemSw (Elementschakelaar)
Selecteert of de Controller de verschillende indivi-
duele Elementen beïnvloedt. Verplaats de cursor (knip-
pert) met Knop [1] en zet de Elementen waarop
de Controller effect heeft aan/uit met de [DATA]-
knop of de [INC/YES]- en [DEC/NO]-knoppen.
De nummers van beïnvloedde Elementen worden
getoond.
Instellingen:
Deze staat uit als de Bestemming parameter is
ingesteld op 0 t/m 33.
Depth (sterkte)
Stelt de hoeveelheid in waarmee de parameter
die in ‘Dest’ is geselecteerd, kan worden be-
stuurd.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Voorbeeld van een Control Set Toewijzing
Met Control Sets 1 t/m 6 kunt u individuele Bron
controllers aan meerdere Bestemming parameters
toewijzen, of meerdere Bron controllers aan indivi-
duele Bestemming parameters.
Ex.1: Het besturen van meerdere Bestemming
parameters met een enkele Bron controller.
Ex.2: Het besturen van een enkele Bestemming
parameter met meerdere Bron controllers.
Details over Control Set Toewijzingen zijn te vinden
in het Basisgedeelte van deze handleiding (pag. 49).
Common LFO (Low Frequency Oscillator)
Er zijn verschillende instellingen mogelijk voor de
LFO. De LFO genereert lage frequentie-signalen en
kan, indien toegepast op pitch/filter/amplitude/enz.
parameters, worden gebruikt om vibrato, wah,
tremelo en andere effecten mee te creëren. Variaties
kunnen bijvoorbeeld tegelijk worden toegepast op
zowel de pitch- als filter parameters, en de parame-
ters die specifiek voor individuele Elementen zijn.
De volgende vier instellingen zijn beschikbaar.
LFO Wave
LFO Fade
LFO Dest1 (LFO Destination 1)
LFO Dest2 (LFO Destination 2)
LFO Wave
Wave
Selecteer de golfvorm van de LFO. Afhankelijk van de
geselecteerde golfvorm, kunt u verschillende
soorten gemoduleerde geluiden creëren. De
volgende 12 LFO golfvormen zijn beschikbaar.
Instellingen:
SET1
Src
PAN
Dest
SET2
Src
LFO
Speed
Dest
MW
(Modulatie Wiel)
MW
(Modulatie Wiel)
Wijzig met het
Modulatie Wiel
gelijktijdig de Pan
en LFO speed
(snelheids-)
parameters.
SET1
KN1
(Assignable Knop 1)
Src
PAN
Dest
SET2
KN2
(Assignable Knop 2)
Src
PAN
Dest
Wijzig de pan
parameter met
ofwel Assignable
(toewijsbare) Knop
[1] of [2].
LFOíWave) Wave^ Speed KeyReset Phase
C 1234 trpzd 63 on 270
PB (Pitch Bend Wiel), MW (Modulatie Wiel),
AT (Aftertouch), FC (voetpedaal), FS
(Voetschakelaar), RB (Ribbon Controller), BC
(Breath Controller), KN1/2 (Knop 1/2)
Elementen 1 - 4 aan (“1” t/m “4” in de
display getoond) of uit (“-” in de display
getoond)
N.B.
N.B.
tri, tri+, saw up, saw dw, squ1/4, squ1/3, squ,
squ2/3, squ3/4, trpzd. S/H 1, S/H 2
tri
(triangel)
saw up
(opwaartse zaagtand)
saw dw
(neerwaartse zaagtand)
squ
(blok)
86
Speed (snelheid)
Stelt de snelheid in van de LFO golfvormmodulatie.
Hogere waarden betekenen hogere
modulatiesnelheden.
Instellingen: 0 ~ 63, 16th (16e noot), 16th/3 (16e triool)
Speed = langzaam
Speed = snel
De lengte van de noot hangt af van de interne of externe
MIDI tempo-instelling.
Key Reset (Toetsaanslag Reset)
Stelt in of de LFO iedere keer wordt gereset als
er een toets wordt aangeslagen. De volgende drie
instellingen zijn beschikbaar.
Instellingen: off, each-on, 1st-on
each-on (elke aan)
De LFO reset bij iedere toets die wordt aangeslagen en start
een golfvorm op het moment dat in de Phase parameter is
gespecificeerd (zoals hieronder wordt getoond).
1st-on (eerste aan)
De LFO reset bij iedere toets die u aanslaat en start de
golfvorm op het moment dat in de Phase parameter is
gespecificeerd (zoals hieronder wordt getoond). Als u een
tweede toets aanslaat terwijl u de eerste toets nog vasthoudt
(er wordt geen Note Off ontvangen), dan reset de LFO niet op
het ingestelde moment (geen synchronisatie) bij de tweede
aanslag en verder.
Phase (fase)
Bepaalt het moment waarop de LFO golfvorm start als
er een toets wordt aangeslagen. Fases van 0/90/120/
180/240/270 graden zijn beschikbaar.
Instellingen: 0, 90, 120, 180, 240, 270
Tijd
Tijd
Toets aangeslagen
Tijd
Tijd
Toets Aangeslagen
(Tweede Noot)
Toets Aangeslagen
(Eerste Noot)
Toets Aangeslagen
(Tweede Noot)
Tijd
Toets Aangeslagen
(Eerste Noot)
Tijd
Fase
trpzd
(trapeze)
S/H 1
(Sample & Hold)
S/H 2
(Sample & Hold)
16th. (16e gepunteerde noot), 8th (8e noot),
8th/3 (8e triool), 8th. (8e gepunteerde noot),
4th (kwartnoot), 4th/3 (kwart triool), 4th.
(gepunteerde kwartnoot), 2nd (halve noot),
2nd/3 (halve triool), 2nd. (gepunteerde halve
noot), 4thx4 (hele noot), 4thx5 (5 kwarts-
noot), 4thx6 (6 kwartsnoot), 4thx7 (7
kwartsnoot), 4thx8 (8 kwartsnoot)
N.B.
off (uit)
De LFO is automatisch (geen synchronisatie) en start een
golfvorm op elk moment dat u op het toetsenbord speelt.
87
LFO Fade
Delay (vertraging)
Stelt de tijd in alvorens de LFO effectief wordt.
Een hogere waarde betekent een grotere vertraging.
Instellingen: 0 ~ 127
Kleine vertraging
Grote vertraging
FadeIn (Fade-In)
Stelt de tijd in die nodig is om het LFO-effect in
te faden (nadat de Delaytijd is verstreken). Een
hogere waarde betekent een langzamere fade-in.
Instellingen: 0 ~ 127
Lage Fade In waarde
Snellere fade-in
Hoge Fade In waarde
Langzamere fade-in
Hold (aanhouden)
FadeOut (Fade-Out)
Stelt de tijd in die nodig is om het LFO-effect uit
te faden (nadat de Hold Tijd is verstreken). Een
hogere waarde betekent een langzamere fade-
out.
Instellingen: 0 ~ 127
Lage FadeOut waarde
Snellere fade-out
Hoge FadeOut waarde
Langzamere fade-out
LFO Dest1 (LFO Bestemming 1)
LFO Dest2 (LFO Bestemming 2)
Hier kunt u parameters toewijzen die moeten
worden bestuurd door de LFO Wave en u kunt de
LFO Wave Depth (amplitude) instellen. Twee
Bestemmingen kunnen worden toegewezen, en er
zijn vele parameters beschikbaar waaruit u een
Bestemming kunt kiezen.
LFOíFade) Delay FadeIn Hold FadeOut
C 1234 127 127 127 127
Toets
aangeslagen
Toets
aangeslagen
FadeIn
Delay (vertraging)
Tijd
Toets aangeslagen
Max
FadeIn
Delay (vertraging)
Tijd
Toets aangeslagen
Max
Hold
Tijd
Max
FadeOutHold
Max
Tijd
Toets aangeslagen
FadeOut
Tijd
Toets aangeslagen
Hold
Max
LFOíDest1) Dest ElemSw Depth
C 1234 AMD 1234 127
Stelt de tijdslengte in waarin de LFO op het
maximum niveau blijft. Een hogere waarde
betekent een langere Hold Tijd.
Instellingen: 0 ~ 127
88
Dest (Bestemming)
Stelt de parameters in die worden bestuurd
(gemoduleerd) door de LFO Wave.
Instellingen:
ElemSw (Elementschakelaar)
Instellingen: Elementen 1 - 4 aan (“1” t/m “4” wordt in de
display getoond) of uit (“-” wordt in de
display getoond)
Depth (sterkte)
Stelt de LFO Wave Depth (amplitude) in.
Instellingen: 0 ~ 127
Common Effect
U kunt twee soorten Insertie Effecten instellen, plus
twee Systeem Effecten (Reverb en Chorus). De
volgende vijf schermen zijn beschikbaar.
EFF InsEF (Insertion Effect)
EFF EF1 (Insertion Effect 1)
EFF EF2 (Insertion Effect 2)
EFF Rev (Reverb)
EFF Cho (Chorus)
EFF InsEF (Insertie Effect)
InsEF Connect (Insertie Effect Connect)
Signaalbaan symbolen
Instellingen: 1=2 (parallel), 1>2 (Insertie Effect 1 naar 2), 2>1
(Insertie Effect 2 naar 1)
EFF EF1/2 (Insertie Effect 1/2)
Hier kunt u Effect Categorie van het Insertie Effect
1/2 selecteren met de Ctgry parameter en het Effect
Type met de Type parameter. Na selectie van het
Effect Type, kunt u de parameter ervan instellen
door op de [ENTER]-knop te drukken.
Ctgry (Effect Categorie)
Stelt de Categorie van het Effect in. Selecteer een
gewenste Categorie en druk op de [ENTER]-knop.
Het eerste Effect Type in die Categorie wordt
automatisch opgeroepen.
Instellingen: Details zijn te vinden in de Effect Type-lijst
van de aparte Datalijst.
Type (Effect Type)
Stelt het soort Effect in. Terwijl de Categorie
indicator in de display knippert, kunt u op de
[ENTER]-knop drukken om het eerste Effect Type
in die Categorie op te roepen.
Instellingen: Details zijn te vinden in de Effect Type-lijst
in de aparte Datalijst.
Dry/Wet
Stelt het mixniveau in van het “wet” (bewerkte)
geluid (dat door de Effect units is gegaan) en het
“dry” geluid (dat niet door de Effect Units is
gegaan). Afhankelijk van het geselecteerde Effect
Type kan het voorkomen dat deze parameter niet
beschikbaar is.
Instellingen: D63>W ~ D=W ~ D<W63
Effect Parameterinstellingen
Deze parameters zijn in bepaalde Effectsoorten
beschikbaar als u op de [ENTER]-knop drukt.
Schakel met de [PAGE]-knop heen en weer tussen de
schermen en stel iedere parameter in met de andere
knoppen en de [INC/YES]- en [DEC/NO]-knop.
Als u op de [EXIT]-knop drukt, dan keert u terug
naar het Effect Type selectiescherm.
Het aantal parameters en de inhoud van de verschil-
lende schermen varieert afhankelijk van het geselec-
teerde Effect Type. Details zijn te vinden in de Effect
Typelijst van de aparte Datalijst.
EFFíInsEF) InsEF Connect
C 1234 1=2
1=2 (parallel)
12 (serial)
21 (serial)
EXIT ENTER
SHIFT PAGE
PART
/
ELEMENT
DATAABC1 2
EFFíEF2) TimeL TimeR TimeC Dry/Wet
DelayLCR 333.3m 166.7m 500.0m D<W63
EFFíEF2) Ctgry Type Dry/Wet [ENTER]
C 123- DLY:DelayLCR D<W63 to Edit
Effect Type selectiescherm
Parameter instellingsscherm
AMD, PMD, FMD, RESO (Resonantie), PAN,
ELFOSpd (Element LFO Snelheid)
N.B.
Hiermee bepaalt u welke Elementen door de LFO
Wave worden beïnvloedt. Verplaats de cursor (die
knippert) met Knop [1] en zet met de [DATA]-
knop of de [INC/YES]- en [DEC/NO]-knoppen de
LFO Wave variaties van Elementen 1 t/m 4 aan of
uit. De nummers van geactiveerde Elementen
worden getoond.
Bepaal hiermee hoe u de Insertie Effecten 1 en 2
op elkaar aan wilt sluiten. Als u deze instelling
wijzigt, wijzigt tevens het symbool dat de signaal-
baan weergeeft (links van de instelling), om de
nieuwe signaalbaan aan te geven.
EFFíEF2) Ctgry Type Dry/Wet [ENTER]
C 123- DLY:DelayLCR D<W63 to Edit
89
EFF Rev (Reverb)
Hier kunt u het Reverb Effect Type selecteren en
vervolgens op de [ENTER]-knop drukken om de
parameters ervan in te stellen.
Type (Reverb Effect Type)
Stelt het Reverb Effect Type in.
Instellingen: Details zijn te vinden in de Effect Type-lijst in
de aparte Datalijst.
Return
Stelt het Return Niveau in van het Reverb Effect.
Instellingen: 0 ~ 127
EFF Cho (Chorus)
Hier kunt u Chorus Effect Type selecteren en
vervolgens op de [ENTER]-knop drukken om de
parameters ervan in te stellen.
Type (Chorus Effect Type)
Stelt het Chorus Effect Type in.
Instellingen: Details zijn te vinden in de Effect Type-lijst in
de aparte Datalijst.
toRev (To Reverb)
Stelt het Sendniveau van het signaal in dat van
het Chorus Effect naar het Reverb Effect wordt
verstuurd.
Instellingen: 0 ~ 127
Return
Stelt het Returnniveau in van het Chorus Effect.
Instellingen: 0 ~ 127
Element OSC (Oscillator)
Hier kunt u de parameters instellen van de Elemen-
ten (Waves) waaruit de Voice bestaat. Iedere Voice
kan uit maximaal vier Elementen bestaan, en de
volgende vier schermen zijn voor alle Elementen
beschikbaar.
OSC Wave (Oscillator Wave)
OSC Out (Oscillator Out)
OSC Pan (Oscillator Pan)
OSC Limit (Oscillator Limit)
OSC Wave (Oscillator Wave)
Selecteer hier met Knop [A] één van de verschil-
lende Elementen en wijs er met Knop [C] een Wave
aan toe.
Number (Wave Nummer)
Selecteert het Wave Nummer. De Categorie en
de Wavenaam worden rechts van het geselec-
teerde Wave Nummer getoond. U kunt aan ieder
Elementen een verschillend Wave Nummer toewij-
zen.
Instellingen: 000 (off) ~ 479 (Details over de verschillende
Waves zijn te vinden in de aparte Datalijst).
Ctgry (Category)
Selecteert de Categorie die de Wave bevat die
u wilt gebruiken. Selecteer een gewenste Catego-
rie en druk op de [ENTER]-knop. De eerste Wave
in die Categorie wordt automatisch geselecteerd.
Instellingen: Details over Wave Categorieën worden in de
aparte Datalijst gegeven.
OSC Out (Oscillator Uit)
Hier kunt u de volgende signaalparameters van de
verschillende Elementen van een Voice instellen.
Level (niveau)
Stelt het signaalniveau in van de verschillende
Elementen.
Instellingen: 0 ~ 127
Delay (Toetsaanslagvertraging)
Korte Delay
EFFíRev) Type Return [ENTER]
C 1234 Basement 127 to Edit
EFFíCho) Type toRev Return [ENTER]
C 1234 Chorus1 127 127 to Edit
OSCíWave) Number Ctgry
EL1234 001[Pf:Grand 1 ]
OSCíOut) Level Delay InsEF
EL1234 96 0 ins2
Toets
aangeslagen
Stelt de vertraging in tussen het moment dat er
een toets op het toetsenbord wordt aangeslagen
en het punt waarop het geluid klinkt. U kunt per
Element andere vertragingstijden instellen.
Instellingen: 0 ~ 127
90
Lange Delay
InsEF (Insertie Effect)
Stelt het Insertie Effect in waar het signaal van de
verschillende Elementen naartoe wordt gestuurd.
Het Insertie Effect wordt gepasseerd als u Thru
selecteert.
Instellingen: thru, ins1 (Insertie Effect 1), ins2 (Insertie
Effect 2)
OSC Pan (Oscillator Pan)
U kunt de volgende Pan parameters van de ver-
schillende Elementen in de Voice instellen.
Note Limit (nootlimiet)
Stelt de laagste en hoogste noten van het noot-
bereik in van de verschillende Elementen. Het
Element is alleen hoorbaar in het ingegeven bereik.
Instellingen: C-2 ~ G8 (voor de laagste en hoogste noten).
Als u eerst de hoogste noot en dan de laagste noot
selecteert, bijvoorbeeld “C5 - C4) dan beslaat het
nootbereik “C-2 t/m C4” en “C5 t/m G8”.
U kunt de laagste en hoogste noten in het nootbereik
instellen door de gewenste toetsen op het toetsen-
bord aan te slaan terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt
houdt.
Vel Limit (aanslaggevoeligheidslimiet)
Stelt de minimum- en maximumwaarde van het
aanslaggevoeligheidsbereik in waarbinnen de
verschillende Elementen reageren. U hoort een
Element alleen als u in dit gespecificeerde
aanslaggevoeligheidsbereik speelt.
Instellingen: 1 ~ 127 (voor de minimum en maximum
waarden)
Als u eerst de maximum waarde selecteert en daarna de
minimum waarde, bijvoorbeeld “93 t/m 34”, dan beslaat
het aanslaggevoeligheidsbereik “1 t/m 34” en “93 - 127”
Element Pitch
U kunt de parameters instellen die de toonhoogte
van de verschillende Elementen besturen. De Pitch
Envelope Generator (PEG) bestuurt de wijzigingen
in toonhoogte vanaf het moment dat de toets op
het toetsenbord wordt aangeslagen tot het moment
waarop het geluid helemaal uit is gestorven. De
volgende zes schermen zijn beschikbaar.
PCH Tune (Tune)
PEG VelSens (PEG Velocity)
PEG Time (PEG Time)
PEG Level (PEG Level)
PEG Release (PEG Release)
PCH Scale (Pitch Scale)
PCH Tune (Stemming)
U kunt de stemmingsparameters en de effectiviteit
van de Envelope Generator (EG) per Element
instellen.
OSC Limit (Oscillator Limiet)
Hier kunt de parameters instellen die het noot-
bereik van de verschillende Elementen en de
aanslaggevoeligheid besturen.
Pan
Stelt de stereo Panpositie in van de verschillende
Elementen (Waves). Deze wordt tevens gebruikt
als de basispanpositie van de Alternate-, Random-
en Scale instellingen.
Instellingen: L63 (links) ~ C (midden) ~ R63 (rechts)
Alter (beurtelings)
Stelt de hoeveelheid in waarmee het geluidbeur-
telings naar links en rechts wordt gepand bij
iedere toets die u aanslaat. De Paninstelling wordt
gebruikt als de basispanpositie.
Instellingen: L64 ~ 0 ~ R63
Random (willekeurig)
Stelt de hoeveelheid in waarmee het geluid wille-
keurig naar links en rechts wordt gepand bij
iedere toets die u aanslaat. De Pan-instelling wordt
gebruikt als de basispanpositie.
Instellingen: 0 ~ 127
Scale (mate)
Stelt de mate in waarmee het geluid naar
links en rechts wordt gepand aan de hand van de
toets op het toetsenbord. De Paninstelling wordt
gebruikt als de basispanpositie.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
EG Depth (EG Sterkte)
Stelt de hoeveelheid wijziging in die wordt toege-
past op de PEG. De instelling nul betekent dat de
oorspronkelijke toonhoogte niet wordt gewijzigd.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Toets
aangeslagen
OSCíPan) Pan Alter Random Scale
EL1234 C L64 63 +63
OSCíLimit) Note Limit Vel Limit
EL1234 C-2 - G 8 1 - 127
PCHíTune)EGDepth Coarse Fine Random
EL1234 +63 + 0 + 0 +7
N.B.
N.B.
N.B.
91
Coarse (grof)
Stemt de toonhoogte van de verschillende Elemen-
ten in halve tonen.
Instellingen: -48 ~ 0 ~ +48
Fine (fijn)
Stemt de toonhoogte van de verschillende Elementen
fijn af.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Random (willekeurig)
Stelt de hoeveelheid in waarmee de toonhoogte
willekeurig varieert bij iedere toets die u aan-
slaat. Bij de instelling nul wijzigt de oorspron-
kelijke toonhoogte niet.
Instellingen: 0 ~ 127
PEG Vel Sens (PEG Aanslaggevoeligheid)
Hier kunt u bepalen hoe de Pitch Envelope Genera-
tor (PEG) op aanslaggevoeligheid reageert.
Level (niveau)
Stelt de aanslaggevoeligheid in van het PEG
Niveau. Bij positieve instellingen stijgt het niveau
als u de toetsen op het toetsenbord harder
aanslaat, en bij negatieve waarden is dat andersom.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Time-Segment (segmentstijd)
Stelt de aanslaggevoeligheid van de PEG Tijd-
parameters in. Selecteer met Knop [2] het Seg-
ment en stel met Knop [1] vervolgens de Tijd-
parameter in. Positieve Tijd instellingen spelen
het geselecteerde segment sneller af en negatieve
waarden spelen deze langzamer af.
Instellingen (Time): -64 ~ 0 ~ +63
Instellingen (Segment):
attack: Beïnvloedt Hold Tijd/Attack/Tijd/Decay 1 Tijd
all: Beïnvloedt alle PEG Tijd parameters.
PEG Time (PEG Tijd)
Hier kunt u de verschillende Tijd parameters van de
Pitch Envelope Generator (PEG) instellen. Gecombi-
neerd met de PEG Niveau en PEG Release instellin-
gen kunt u hiermee de wijzigingen van het geluid
bepalen vanaf het moment dat er een toets op het
toetsenbord wordt aangeslagen tot het moment dat
deze wordt losgelaten (pag. 92). U kunt per Ele-
ment verschillende waarden instellen.
Hold (Hold Tijd)
Stelt de Hold Tijd in.
Instellingen: 0 ~ 127
Attack (Attack Tijd)
Stelt de Attack Tijd in.
Instellingen: 0 ~ 127
Decay 1 (Decay 1 Tijd)
Stelt Decay 1 Tijd in.
Instellingen: 0 ~ 127
Decay 2 (Decay 2 Tijd)
Stelt Decay 2 Tijd in.
Instellingen: 0 ~ 127
PEG Level (PEG Niveau)
Hier kunt u de verschillende Niveau parameters van
de Pitch Envelope Generator (PEG) instellen.
Gecombineerd met de PEG Tijd en PEG Release
instellingen, kunnen deze worden gebruikt om de
wijzigingen van het geluid te bepalen vanaf het
moment dat er een toets op het toetsenbord wordt
aangeslagen tot het moment dat deze wordt losgela-
ten (pag. 92). U kunt per Element verschillende
waarden instellen.
Hold (Hold Niveau)
Stelt het Hold Niveau in.
Instellingen: -128 ~ 0 ~ +127 (-4800 cents ~ 0 ~ +4800
cents)
Attack (Attack Niveau)
Stelt het Attack Niveau in.
Instellingen: -128 ~ 0 ~ +127 (-4800 cents ~ 0 ~ +4800
cents)
Decay 1 (Decay 1 Niveau)
Stelt Decay 1 Niveau in.
Instellingen: -128 ~ 0 ~ +127 (-4800 cents ~ 0 ~ +4800
cents)
Sustain (Sustain Niveau)
Stelt het Sustain Niveau in.
Instellingen: -128 ~ 0 ~ +127 (-4800 cents ~ 0 ~ +4800
cents)
PEG Release
Hier kunt u de Release Tijd en Release Niveau-
parameters van de Pitch Envelope Generator
instellen. Gecombineerd met de PEG Tijd en PEG
Niveau instellingen, kunt u hiermee de wijzigingen
in het geluid bepalen vanaf het moment dat de
toets op het toetsenbord wordt losgelaten. U kunt
per Element verschillende waarden instellen.
PEGíVelSens) Level Time-Segment
EL1234 +63 +63 attack
PEGíTime) Hold Attack Decay1 Decay2
EL1234 127 127 127 127
PEGíLevel) Hold Attack Decay1 Sustain
EL1234 +127 -128 +127 + 0
92
Time (Release Tijd)
Stelt de Release Tijd in.
Instellingen: 0 ~ 127
Level (Release Niveau)
Stelt het Release Niveau in.
Instellingen: 0 ~ 127
Pitch Envelope Generator Instellingen
Er zijn vijf Tijd instellingen (die de snelheid van de
wijzigingen in het geluid bepalen) en vijf Niveau
instellingen (die de toonhoogte bepalen). De
toonhoogte van een noot wordt op het Hold Niveau
vastgehouden gedurende de in de Hold Tijd be-
paalde tijdsperiode. Nadat de Hold Tijd is verstreken,
wijzigt de toonhoogte aan de hand van de Attack
Tijd/Niveau, Decay 1/2 Tijd en Decay 1 Niveau, en
stabiliseert op het Sustain Niveau. Als de toets wordt
losgelaten, wordt de wijziging in toonhoogte bepaald
door de Release Tijd/Niveau instellingen.
Aanslaggevoeligheid en andere parameters kunnen
indien gewenst ook worden ingesteld.
PCH Scale (Pitch Scale)
Hier kunt u de Pitch Scaling van de verschillende
Elementen instellen. Pitch Scaling wordt gebruikt
om de Element-toonhoogte, PEG Niveaus en PEG
Tijden te variëren aan de hand van de toetsen op
het toetsenbord.
Pitch
Center (Middentoets)
Stelt de basistoonhoogte in die door de Pitch
parameter wordt gebruikt.
Instellingen: C-2 ~G8
U kunt deze parameter ook instellen door de
respectievelijke toets op het toetsenbord aan te slaan
terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt.
EGTime (EG Tijd)
De EG Tijd parameter bestuurt de PEG Tijden
van de verschillende Elementen aan de hand van
de toetsen op het toetsenbord. De Center parame-
ter wordt gebruikt als basistoonhoogte van deze
parameter.
Een positieve instelling doet de toonhoogte van
lagere toetsen langzamer wijzigen en die van ho-
gere toetsen sneller wijzigen. Negatieve waarden
hebben het tegenovergestelde effect.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Center (middentoets)
Stelt de basistoonhoogte in die door de EG Tijd
parameter wordt gebruikt. Als de middentoets
wordt aangeslagen, gedraagt de PEG zich over-
eenkomstig de daadwerkelijke instellingen. De
toonhoogte wijzigingingen variëren aan de hand
van de EG Tijd instellingen.
Instellingen: C-2 ~ G8
U kunt deze parameter ook instellen door de
respectievelijke toets op het toetsenbord aan te slaan,
terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt.
0
Release
Niveau
Attack
Niveau
Hold Niveau
Attack
Tijd
Hold
Tijd
Decay1
Tijd
Decay2
Tijd
Release
Tijd
Decay1
Niveau
Sustain
Niveau
Toets losgelaten
Tijd
Toonhoogte
Midden (Basistoonhoogte)
Hoge bereik
Lage bereik
Groot
Klein
+
Snelheid van de
toonhoogte-
wijziging
Basistoonhoogte
Hoge bereik
Lage bereik
Basistoonhoogte
Hoge bereik
Lage bereik
+
Snelheid van
PEG toonhoogte-
wijziging
Snelheid van
PEG toonhoogte-
wijziging
Positieve waarde
Negatieve waarde
+
N.B.
N.B.
Past de gevoeligheid aan van de Pitch Scaling van
de verschillende Elementen, aan de hand van de
positie van de toets op het toetsenbord. De Center
parameter wordt als basistoonhoogte gebruikt voor
deze parameter.
Een positieve instelling doet de toonhoogte van
lagere noten minder wijzigen en die van hogere
noten meer. Negatieve instellingen hebben het
tegenovergestelde effect.
Instellingen: -200% ~ 0 ~ +200% (Op +100% worden naast
elkaar gelegen toetsen met één halve noot
(100 hondersten) verhoogd of verlaagd)
93
Element Filter
Hier kunt u de Filter parameters instellen om de
klankkleur van de verschillende Elementen te
wijzigen. De volgende tien schermen zijn beschik-
baar.
FLT Type (Filter Type)
FLT HPF (High Pass Filter)
FLT Sens (Filter Sensitivity)
FEG VelSens (FEG Velocity Sensitivity)
FEG Time
FEG Level
FEG Release
FLT Key Flw (Filter Key Follow)
FLT Scale (Filter Scale Break Point)
FLT Scale (Filter Scale Offset)
FLT Type (Filter Type)
Type
Stelt het Filter Type in. Parameters verschillen
afhankelijk van het Type.
Filters
Er zijn in feite vier soorten filters: LPF (Low Pass
Filter), HPF (High Pass Filter), BPF (Band Pass Filter)
en BEF (Band Elimination Filter). De verschillende
beschikbare filters hebben allemaal een andere
frequentierespons. Er zijn ook combinaties van LPF
en HPF beschikbaar.
LPF (Low Pass Filter):
Deze laat alleen signalen onder de Cutoff Frequentie
door. U kunt vervolgens het geluid meer karakter
geven met de Reso (Resonantie) parameter. Er zijn
zes soorten LPF’s beschikbaar.
LPF24D
Een 4-pole (-24dB/oct) dynamische LPF met een
sterke Resonantie.
LPF24A
Een 4-pole (-24dB/oct) dynamische LPF met een
karakter gelijkend op die van de analoge
synthesizers.
LPF18
Een 3-pole (-18dB/oct) dynamische LPF.
LPF18S
Ook een 3-pole (-18dB/oct) dynamische LPF, maar
met een kleinere frequentiecurve.
LPF12
Een 2-pole (-12dB/oct) dynamische LPF, ontworpen
om in combinatie met een HPF (High Pass Filter) te
worden gebruikt.
LPF6
Een 1-pole (-6dB/oct) dynamische LPF zonder
Resonantie, ontworpen om in combinatie met een
HPF (High Pass Filter) te worden gebruikt.
FLTíType) Type Gain Cutoff Reso
EL1234 LPF12+HPF 255 255 31
FrequentieCutoff
Niveau
-6db/oct
-12db/oct
-18db/oct
-24db/oct
Resonantie
Resonantie
LPF18
LPF18S
Resonantie
Resonantie
Instellingen:
LPF12+HPF (Low Pass Filter 12dB/oct + High Pass Filter),
LPF 24D (Low Pass Filter 24dB/oct Digitaal),
LPF 24A (Low Pass Filter 24dB/oct Analoog),
LPF18 (Low Pass Filter 18dB/oct),
LPF18S (Low Pass Filter 18dB/oct Staggered),
LPF6+HPF (Low Pass Filter 6dB/oct + High Pass Filter),
HPF 24D (High Pass Filter 24dB/oct Digitaal),
HPF 12 (High Pass Filter 12dB/oct Digitaal),
BPF6 (Band Pass Filter 6dB/oct),
BPF 12D (Band Pass Filter 12dB/oct Digitaal),
BPFW (Band Pass Filter Wide),
BEF6 (Band Elimination Filter 6dB/oct), Thru (Bypass)
94
HPF (High Pass Filter)
Deze geeft alleen signalen boven de Cutoff frequen-
tie door. U kunt vervolgens het geluid meer karakter
geven met de Reso (Resonantie) parameter. Er zijn
twee soorten HPF’s beschikbaar.
HPF 24D
Een 4-pole (-24dB/oct) dynamische HPF met een
sterke Resonantie.
HPF 12
Een 2-pole (-12dB/oct) dynamische HPF.
•BPF
Deze laat alleen een band van signalen door rondom
de Cutoff frequentie. De breedte van de band kan
variëren. Er zijn drie soorten BPF beschikbaar.
BPF6
Een combinatie van een -6dB/oct HPF en LPF.
BPF12D
Een combinatie van een -12dB/oct HPF en LPF.
BPFW
Ook een combinatie van een -12dB/oct HPF en LPF,
maar hier kan de frequentieband breder zijn dan bij
dan de BPF12D-filter.
BEF
Deze verzwakt een band van signalen rond de Cutoff
frequentie, maar laat de rest door.
THRU
De filters worden gepasseerd en het gehele signaal
wordt niet beïnvloed.
Gain
Stelt de Gain in (de hoeveelheid versterking/
verzwakking van het signaal dat naar de Filter
Unit wordt gestuurd).
Instellingen: 0 ~ 255
FrequentieCutoff
Niveau
-
12db/oct
-
24db/oct
Resonantie
Resonantie
Doorgelaten bereik
Frequentie
Niveau
Cutoffbereik Cutoffbereik
Middenfrequentie
Doorgelaten bereik
Frequentie
Niveau
Cutoffbereik Cutoffbereik
-6db/oct
Doorgelaten bereik
Frequentie
Niveau
Cutoffbereik Cutoffbereik
-12db/oct
Doorgelaten bereik
Frequentie
Niveau
Cutoffbereik Cutoffbereik
Breedte kan worden vergroot
Cutoffbereik
Frequentie
Niveau
Doorgelaten bereik Doorgelaten bereik
Middenfrequentie
95
Cutoff
Stelt de Cutoff Frequentie in. Deze wordt als
basisfrequentie gebruikt voor het geselecteerde
Filter Type.
Instellingen: 0 ~ 255
Reso/Band/Width (Resonantie/Band/Breedte)
De functie van deze parameter hangt af van het
geselecteerde Filter Type. Als er een LPF of HPF is
geselecteerd, dan wordt de Resonantie met deze
parameter ingesteld. Als er een BPF (uitgezonderd
de BPFW) of BEF is geselecteerd, dan selecteert u
met deze parameter de Band. In de BPFW past u
hiermee de bandbreedte (Width) van de band aan.
Bij de LPF en HPF, stelt u met de Reso parameter
de hoeveelheid Resonantie (harmonische versterking)
in die aan het signaal op de Cutoff frequentie wordt
toegevoegd. Dit kan in combinatie met de Cutoff
frequentie worden gebruikt om het geluid meer
karakter te geven.
In de BPF stelt u met de Band parameter het
bereik (band) in van signaalfrequenties die het
filter passeren.
In de BEF stelt u hiermee de band van signaal-
frequenties in die door het filter worden verzwakt.
In beide gevallen is de Cutoff frequentie de
middenfrequentie van de band.
In de BPFW, past de Width parameter de band-
breedte van signaalfrequenties aan die het
filter passeren.
Instellingen: 0 ~ 31
FLT HPF (High Pass Filter)
Hier kunt u de Key Follow parameters van het High
Pass Filter instellen. Dit scherm is alleen beschikbaar
als u één van de “LPF + HPF” instellingen van de
Type parameter in het Filter Type (FLT Type) scherm
heeft ingesteld.
Cutoff
Stelt de middenfrequentie in van de Key Follow
parameter.
Instellingen: 0 ~ 255
KeyFlw (Key Follow)
Stelt de Key Follow in van de HPF Cutoff. Deze
parameter varieert de middenfrequentie aan de
hand van de positie waar u speelt op het toetsen-
bord. Een positieve instelling verhoogt de
middenfrequentie van hogere noten en verlaagt
deze bij lagere noten. Een negatieve instelling
heeft het tegenovergestelde effect.
Instellingen: -200% ~ +200%
FLT Sens
Hier kunt u de Filter gevoeligheidsparameters per
Element instellen.
EGDepth (EG Sterkte)
Hiermee stelt u de gevoeligheid van het filter in
op aanslaggevoeligheid. Een positieve instelling
produceert grotere filterwijzigingen voor harder
aangeslagen toetsen, en bij de instelling nul
wijzigt het filter niet. Bij negatieve instellingen
wordt de EG-envelope omgekeerd.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
VeCutoff (Cutoff Aanslaggevoeligheid)
Hiermee stelt u de gevoeligheid van de Cutoff
frequentie in op aanslaggevoeligheid. Een posi-
tieve instelling verhoogt de Cutoff frequentie bij
harder aangeslagen toetsen, en verlaagt deze bij
zachter aangeslagen toetsen. Een negatieve
instelling heeft het tegenovergestelde effect.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
VelReso (Resonantie Aanslaggevoeligheid)
Hiermee stelt u de gevoeligheid van de geselec-
teerde resonantie parameter in op aanslagge-
voeligheid. Een positieve instelling produceert
grote Resonantie wijzigingen bij harder aangesla-
gen toetsen, en kleine wijzigingen bij zachter
aangeslagen toetsen. Een negatieve instelling
heeft het tegenovergestelde effect.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
FEG VelSens (FEG Aanslag-
gevoeligheid)
Hier kunt u de aanslaggevoeligheidsparameters van
de Filter Envelope Generator (FEG) instellen.
Level (niveau)
Hiermee stelt u de aanslaggevoeligheid van het
FEG Niveau in (de effectiviteit). Een positieve
instelling veroorzaakt grotere klankwijzigingen bij
harder aangeslagen toetsen en kleinere klank-
wijzigingen bij zachter aangeslagen toetsen. Een
negatieve instelling heeft het tegenovergestelde
effect.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Time-Segment (segmentstijd)
Hiermee stelt u de aanslaggevoeligheid in van de
FEG Tijd parameters. Selecteer met Knop [2] het
Segment en stel vervolgens met Knop [1] de Tijd
parameter in. Positieve Tijd instellingen spelen
het geselecteerde Segment sneller af en negatieve
waarden spelen deze langzamer af.
Instellingen (Time): -64 ~ 0 ~ +63
Instellingen (Segment):
attack: Beïnvloedt de Hold Tijd/Attack Tijd/Decay 1 Tijd
all: Beïnvloedt alle FEG Tijd parameters
FLTíHPF) Cutoff KeyFlw
EL1234 255 +200%
FLTíSens)EGDepth VelCutoff VelReso
EL1234 +63 +7 +7
FEGíVelSens) Level Time-Segment
EL1234 +63 +63 attack
96
FEG Time (FEG Tijd)
Hier kunt u verschillende Tijd parameters van de
Filter Envelope Generator (FEG) instellen. Gecombi-
neerd met de FEG Niveau- en FEG Release instellin-
gen kunt u hiermee de wijzigingen in geluid bepa-
len vanaf het moment dat een toets op het toetsen-
bord wordt aangeslagen tot het moment dat deze
wordt losgelaten. U kunt per Element verschillende
waarden instellen.
Hold (Hold Tijd)
Stelt de Hold Tijd in.
Instellingen: 0 ~ 127
Attack (Attack Tijd)
Stelt de Attack Tijd in.
Instellingen: 0 ~ 127
Decay1 (Decay 1 Tijd)
Stelt de Decay 1 Tijd in.
Instellingen: 0 ~ 127
Decay2 (Decay 2 Tijd)
Stelt de Decay 2 Tijd in.
Instellingen: 0 ~ 127
FEG Level (FEG Niveau)
Hier kunt u de Niveau parameter van de Filter
Envelope Generator (FEG) instellen. Gecombineerd
met de FEG Tijd- en FEG Release instellingen kunt u
hiermee de wijzigingen in het geluid bepalen vanaf
het moment dat een toets op het toetsenbord wordt
aangeslagen tot het moment dat deze wordt losgela-
ten. U kunt per Element verschillende waarden
instellen.
Hold (Hold Niveau)
Stelt het Hold Niveau in.
Instellingen: -128 ~0 ~ 127 (-9600 honderdsten ~ 0 ~
+9600 hondersten)
Attack (Attack Niveau)
Stelt het Attack Niveau in.
Instellingen: -128 ~0 ~ 127 (-9600 honderdsten ~ 0 ~
+9600 hondersten)
Decay1 (Decay 1 Niveau)
Stelt het Decay 1 Niveau in.
Instellingen: -128 ~0 ~ 127 (-9600 honderdsten ~ 0 ~
+9600 hondersten)
Sustain (Sustain Niveau)
Stelt het Sustain Niveau in.
Instellingen: -128 ~0 ~ 127 (-9600 honderdsten ~ 0 ~
+9600 hondersten)
FEG Release
Hier kunt u de Release Tijd en Release Niveau
parameters van de Filter Envelope Generator (FEG)
instellen. Gecombineerd met de FEG Tijd en FEG
Niveau instellingen kunt u hiermee de wijzigingen
in het geluid bepalen vanaf het moment dat een
toets wordt losgelaten.
Time (Release Tijd)
Stelt de Release Tijd in.
Instellingen: 0 ~ 127
Level (Release Niveau)
Stelt het Release Niveau in.
Instellingen: -128 ~0 ~ 127 (-9600 honderdsten ~ 0 ~
+9600 hondersten)
Filter Envelope Generator Instellingen
Er zijn vijf Tijd instellingen (die de snelheid van de
wijzigingen in het geluid bepalen) en vijf Niveau
instellingen (die de hoeveelheid toegepast filter
bepalen). De klankkleur van een noot wordt op het
Hold Niveau vastgehouden gedurende de in de Hold
Tijd bepaalde tijdsperiode. Nadat de Hold Tijd is
verstreken, wijzigt de noot aan de hand van de
Attack Tijd/Niveau, Decay 1/2 Tijd en het Decay 1
Niveau, en herstelt zich op het Sustain Niveau. Als
de toets wordt losgelaten, wordt de wijziging in
klank bepaald door de Release Tijd/Niveau instellin-
gen.
Aanslaggevoeligheid en andere parameters kunnen
indien nodig ook worden ingesteld.
FLT KeyFlw (Filter Key Follow)
Hier kunt u de Filter Key Follow parameters instel-
len van de verschillende Elementen. Deze parame-
ter bepaalt de Filter Cutoff en het FEG-gedrag aan
de hand van de aangeslagen toetsen op het toetsen-
bord.
De beschikbaarheid van de Filter Key Follow parameter
hangt af van de Break Point- en Offset instellingen in het
FLT Scale scherm.
FEGíTime) Hold Attack Decay1 Decay2
EL1234 127 127 127 127
FEGíLevel) Hold Attack Decay1 Sustain
EL1234 +127 -128 +127 + 0
FEGíRelease) Time Level
EL1234 127 +127
0
Release
Niveau
Attack
Niveau
Hold Niveau
Attack
Tijd
Hold
Tijd
Decay1
Tijd
Decay2
Tijd
Release
Tijd
Decay1
Niveau
Sustain
Niveau Toets losgelaten
Tijd
Niveau
FLTíKeyFlw)Cutoff-Center EGTime--Center
EL1234 +200% (C 3) 63 C 3
N.B.
97
Cutoff
Stelt de Filter Key Follow ratio van de verschil-
lende Elementen in (de hoeveelheid waarmee de
Filter Cutoff varieert hangt af van de nootpositie).
De Middentoets-instelling C3 wordt door de
Cutoff parameter als basisinstelling gebruikt.
Een positieve instelling verlaagt de Cutoff Fre-
quentie bij lagere noten en verhoogt deze voor
hogere noten. Een negatieve instelling heeft het
tegenovergestelde effect.
Instellingen: -200% ~0 ~ +200%
Center
Deze toont dat toets C3 het basisniveau is. Bij
deze toets blijft de klank van het geluid ongewij-
zigd. Bij andere toetsen varieert de toon overeen-
komstig de Niveau instellingen. De Center-
instelling kan niet worden gewijzigd. Deze
parameter is er alleen ter informatie.
EGTime (EG Tijd)
Stelt de Time Scale in (de snelheid van wijzigin-
gen in de FEG binnen het bereik van het toetsen-
bord) per Element. De basissnelheid van de
wijziging van de FEG is van kracht op de noot
die is ingegeven in de Center parameter.
Een positieve instelling veroorzaakt langzamere
wijzigingen bij lagere noten en snellere wijzigin-
gen bij hogere noten. Een negatieve instelling
heeft het tegenovergestelde effect.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Center (Middentoets)
Stelt de basisnoot in die wordt gebruikt door de
EG Tijd parameter. Als de middentoets wordt
aangeslagen, gedraagt de FEG zich volgens zijn
werkelijke instellingen. De toonhoogte-wijzigin-
gen van andere noten variëren afhankelijk van de
EG Tijd instellingen.
Instellingen: C-2 ~ G8
U kunt deze parameter ook instellen door de
betreffende toets op het toetsenbord aan te slaan
terwijl u de [SHIFT]-toets ingedrukt houdt.
FLT Scale (Filter Scale Break Point)
Hier kunt u vier Filter Scaling Break Points per
Element instellen. Filter Scaling bestuurt de filter
cutoff frequentie overeenkomstig de positie van de
toetsen op het toetsenbord. Er zijn vier Break Points
waarmee verschillende instellingen over het toet-
senbord kunnen worden verdeeld en toegewezen.
De niveaus (Offsets) van de verschillende Break
Points worden in het FLT Scale-scherm ingesteld.
Details over Filter Scaling zijn te vinden in het gedeelte
“Filter Scaling Instellingen”.
BP1/BP2/BP3/BP4/ (Break Piunt 1/2/3/4)
Stelt het Break Point in van de verschillende
Elementen. BP1 t/m BP4 worden automatisch
opeenvolgend over het toetsenbord verdeeld.
Instellingen: BP1 t/m BP4: C-2 ~ G8
FLT Scale
Ofst1/Ofst2/Ofst3/Ofst4 (Offset1/2/3/4)
Stelt de Filter Scaling Offset niveaus in. Deze
Offsets worden door de Break Points (BP1/BP2/
BP3/BP4) gebruikt.
Details over Filter Scaling zijn te vinden in het “Filter
Scaling Instellingen” gedeelte.
Instellingen: Ofst1 t/m Ofst4: -128 ~ ~ +127
Filter Scaling Instellingen
Bij wijze van voorbeeld, kunt u de niveaus (Offsets) en
Break Points als volgt instellen.
Hier is de huidige Cutoff instelling 64. De Offsets zijn
-4 bij BP1 (ingesteld op noot E1), +10 bij BP2
(ingesteld op noot B2), +17 bij BP3 (ingesteld op
noot G4) en +4 bij BP4 (ingesteld op A5). Dit wil
zeggen dat de Cutoff frequentie op de Break Points
respectievelijk 60, 74, 81 en 68 bedraagt. Bij andere
noten wordt de Cutoff frequentie lineair met de
opeenvolgende Break Points verbonden.
De Break Points worden automatisch opeenvolgend
over het toetsenbord verdeeld. BP2 kan bijvoorbeeld
niet op een lagere noot worden ingesteld als BP1.
De Break Point niveaus zijn Offset parameters
waarmee de huidige Cutoff instelling van de
gespecificeerde noten wordt verhoogd of verlaagd.
Ongeacht de grootte van deze Offset parameters, kan
de minimum en maximum Cutoff limiet (respectieve-
lijk de waarden 0 en 127) niet worden overschreden.
Een noot die lager dan BP1 wordt ingesteld, wordt
het BP1 Niveau. Een noot die lager dan BP4 wordt
ingesteld, wordt het BP4 Niveau.
Midden
(Basistoonhoogte)
Hoge bereik
Lage bereik
Groot
Klein
-
+
Snelheid van cutoff
frequentie-wijziging
Basistoonhoogte
Hoge bereik
Lage bereik
Basistoonhoogte
Hoge bereik
Lage bereik
+
Snelheid van FEG
niveau-wijziging
Snelheid van FEG
niveau-wijziging
Positieve waarde
Negatieve waarde
+
FLTíScale) BP1 BP2 BP3 BP4
EL1234 C-2 C 3 C#5 G 8
FLTíScale)Ofst1 Ofst2 Ofst3 Ofst4
EL1234 + 0 +127 -128 + 0
FLTíScale) BP1 BP2 BP3 BP4
EL1234 E 1 B 2 G 4 A 5
FLTíScale)Ofst1 Ofst2 Ofst3 Ofst4
EL1234 - 4 + 10 + 17 + 4
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
98
Element Amplitude
Hier kunt u de Amplitude parameters instellen die
het signaalniveau van de verschillende Elementen
beïnvloeden. De volgende zeven schermen zijn
beschikbaar.
AEG VelSens (AEG Velocity Sensitivity)
AEG Time
AEG Level
AEG Release
AMP KeyFlw (AMP Key Follow)
AMP Scale (AMP Scale Break Point)
AMP Scale (AMP Scale Offset)
AEG VelSens (AEG Aanslag-
gevoeligheid)
Hier kunt u de gevoeligheid van de Amplitude
Envelope Generator (AEG) op aanslaggevoeligheid
instellen.
Level (niveau)
Stelt de aanslaggevoeligheid van het AEG Niveau
in. Een positieve instelling veroorzaakt grotere
wijzigingen in het signaalniveau bij harder aange-
slagen toetsen en kleinere wijzigingen bij zachter
aangeslagen toetsen. Een negatieve instelling
heeft het tegenovergestelde effect.
Instellingen: -64 ~0 ~ +63
Time-Segment (segmentstijd)
Stelt de aanslaggevoeligheid in van de AEG Tijd
parameters. Selecteer met Knop [2] het Segment
en stel vervolgens met Knop [1] de Tijd parame-
ter in. Positieve Tijd instellingen spelen het
geselecteerde Segment sneller af en negatieve
waarden spelen het langzamer af.
Instellingen (Time): -64 ~ 0 ~ +63
Instellingen (Segment):
attack: Beïnvloedt de Hold Tijd/Attack Tijd/Decay 1 Tijd
all: Beïnvloedt alle AEG Tijd parameters
AEG Time (AEG Tijd)
Hier kunt u de verschillende Tijd parameters van de
Amplitude Envelope Generator (AEG) instellen.
Gecombineerd met de AEG Niveau en AEG Release
instellingen kunt u hiermee de wijziging in het
signaalniveau bepalen vanaf het moment dat een
toets op het toetsenbord wordt aangeslagen tot het
moment dat deze wordt losgelaten. U kunt per
Element verschillende waarden instellen.
Attack (Attack Tijd)
Stelt de Attack Tijd in.
Instellingen: 0 ~ 127
Decay1 (Decay 1 Tijd)
Stelt de Decay 1 Tijd in.
Instellingen: 0 ~ 127
Decay2 (Decay 2 Tijd)
Stelt de Decay 2 Tijd in.
Instellingen: 0 ~ 127
AEG Level (AEG Niveau)
U kunt verschillende Niveau parameters van de
Amplitude Envelope Generator (AEG) instellen.
Gecombineerd met de AEG Tijd en AEG Release
instellingen kunt u hiermee de wijzigingen in het
signaalniveau bepalen vanaf het moment dat een
toets op het toetsenbord wordt aangeslagen tot het
moment dat deze wordt losgelaten. U kunt per
Element verschillende waarden instellen.
Init ( Initial Niveau)
Stelt het eerste niveau in. (Het niveau waarop
een toets wordt aangeslagen.)
Instellingen: 0 ~ 127
Attack (Attack Niveau)
Dit toont het Attack Niveau. (Staat vast op 127.)
Decay1 (Decay 1 Niveau)
Stelt het Decay 1 Niveau in.
Instellingen: 0 ~ 127
Sustain (Sustain Niveau)
Stelt het Sustain Niveau in.
AEG Release
Hier kunt u de Release Tijd en Release Niveau
parameters van de Amplitude Envelope Generator
(AEG) instellen. Gecombineerd met de AEG Tijd en
AEG Niveau instellingen kunt u hiermee de wijzi-
gingen in het signaalniveau bepalen vanaf het
moment dat een toets wordt losgelaten. U kunt
verschillende waarden per Element instellen.
Time (Release Tijd)
Stelt de Release Tijd in.
Instellingen: 0 ~ 127
AEGíVelSens) Level Time-Segment
EL1234 +7 +63 attack
AEGíTime) Attack Decay1 Decay2
EL1234 127 127 127
AEGíLevel) Init Attack Decay1 Sustain
EL1234 127 (127) 127 0
AEGíRelease) Time Level
EL1234 127 (0)
99
Level (Release Niveau)
Toont het Release Niveau. (Vastgesteld op nul.)
Instellingen: 0 ~ 127
Amplitude Envelope Generator Instellingen
Er zijn vier Tijd instellingen (die de snelheid van de
wijzigingen in het signaalniveau bepalen) en vijf
Niveau instellingen (die het signaalniveau besturen).
Het signaalniveau wijzigt van het Initial Niveau naar
het Attack Niveau (127) in de tijdsduur die is vastge-
steld in de Attack Tijd. Het wijzigt dan aan de hand
van de Decay 1/2 Tijd en het Decay 1 Niveau
parameters, en stabiliseert zich op het Sustain
Niveau. Als de noot wordt losgelaten, valt het
signaalniveau naar het Release Niveau (nul) binnen
de tijdsduur die is ingesteld met Release Tijd.
Aanslaggevoeligheid en andere parameters kunnen
indien nodig ook worden ingesteld.
AMP KeyFlw (AMP Key Follow)
Hier kunt u de Amplitude Key Follow parameters
instellen per Element. Deze parameter bestuurt het
AEG-gedrag, afhankelijk van de positie van de
aangeslagen toetsen op het toetsenbord.
De beschikbaarheid van de Amplitude Key Follow
parameter hangt af van de Break Point en Offset
instellingen in het AEG Scale scherm.
Level (niveau)
Stelt de Amplitude Key Follow ratio in (de
hoeveelheid waarmee het signaalniveau varieert
overeenkomstig de toetspositie) van de verschil-
lende Elementen. De Center Key (middentoets)
instelling C3 wordt gebruikt als basisinstelling.
Een positieve instelling verlaagt het signaalniveau
bij lagere noten en verhoogt deze bij hogere
noten. Een negatieve instelling heeft het tegen-
overgestelde effect.
Instellingen: -200% ~ 0 ~ +200%
Center
Deze toont dat noot C3 het basisniveau is. Op
deze noot blijft het signaalniveau ongewijzigd. Bij
andere noten varieert het signaalniveau overeen-
komstig de Niveau instellingen. De Center instel-
ling kan niet worden gewijzigd.
EG Time (EG Tijd)
De EG Tijd parameter bestuurt de AEG Tijden
van de verschillende Elementen afhankelijk van
de positie van de toetsen op het toetsenbord. De
Center parameter wordt gebruikt als de
basisamplitude van deze parameter.
Een positieve instelling veroorzaakt langzamere
wijzigingen van amplitude bij lagere noten en
snellere wijzigingen bij hogere noten. Een
negatieve instelling heeft het tegenovergestelde
effect.
Instellingen: 0 ~ 127
Center (Middentoets)
Stelt de basistoets in die wordt gebruikt door de
EG Tijd parameter. Als de Middentoets wordt
aangeslagen, gedraagt de AEG zich volgens de
werkelijke instellingen. De amplitude wijzigingen
van andere noten variëren afhankelijk van de EG
Tijd instellingen.
Instellingen: 0 ~ 127
U kunt deze parameter ook instellen door de
betreffende toets op het toetsenbord aan te slaan
terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt.
0
Release
Niveau
Attack
Niveau
Init
Niveau
Attack
Tijd
Decay1
Tijd
Decay2
Tijd
Release
Tijd
Decay1
Niveau
Sustain
Niveau Toets losgelaten
Tijd
Niveau
AMPíKeyFlw)Level-Center EGTime--Center
EL1234 +200% (C 3) +63 C 3
Midden
(Basistoonhoogte)
Hoge bereik
Lage bereik
Groot
Klein
-
+
Snelheid van AEG
niveauwijziging
+
-
Snelheid van AEG
niveauwijziging
Snelheid van AEG
niveauwijziging
Positieve waarde
Negatieve waarde
+
-
Midden
(Basistoonhoogte)
Hoge bereik
Lage bereik
Midden
(Basistoonhoogte)
Hoge bereik
Lage bereik
N.B.
N.B.
100
AMP Scale (AMP Scaling Break Point)
Hier kunt u vier Amplitude Scaling Break Points
instellen per Element. Amplitude Scaling bestuurt de
amplitude afhankelijk van de positie van de toetsen
op het toetsenbord. Er zijn vier Break Points waar-
mee verschillende instellingen op het toetsenbord
kunnen worden verdeeld en toegewezen. De
Niveaus (Offsets) van de verschillende Break Points
worden in het AMP Scale-scherm ingesteld.
Details over Filter Scaling zijn te vinden in het gedeelte
“Amplitude Scaling Instellingen”.
De niveaus van de Elementen zelf worden in het OSC
Out scherm ingesteld (pag. 89).
BP1/BP2/BP3/BP4 (Break Point1/2/3/4
Stelt het Break Point in van de verschillende
Elementen. BP1 t/m BP4 worden automatisch
opeenvolgend over het toetsenbord verdeeld.
Instellingen: BP1 t/m BP4: C-2 ~ G8
U kunt de verschillende Break Points ook instellen door
de betreffende toets aan te slaan op het toetsenbord
terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt.
Ofst1/Ofst2/Ofst3/Ofst4 (Offset 1/2/3/4
Stelt de Amplitude Scaling Offset niveaus in.
Deze Offsets worden door de Break Points (BP1/
BP2/BP3/BP4) gebruikt.
Details over Filter Scaling zijn te vinden in het kader
“Amplitude Scaling Instellingen”.
Instellingen: Ofst1 t/m Ofst4: -128 ~ 0 ~ +127
Amplitude Scaling Instellingen
Bij wijze van voorbeeld, kunt u de Niveaus (Offset
parameters) en Break Points als volgt instellen.
Hier is de huidige amplitude 80. De Offsets zijn -4 bij
BP1 (ingesteld op E1), +10 bij BP2 (ingesteld op B2),
+17 bij BP3 (ingesteld op G4) en +4 bij BP4 (inge-
steld op A5). Dit wil zeggen dat de amplitudes op de
Break Points respectievelijk 76, 90, 97 en 84 bedra-
gen. Bij andere noten wordt de amplitude lineair met
de opeenvolgende Break Points verbonden.
De Break Points worden automatisch opeenvolgend
over het toetsenbord verdeeld. BP2 kan bijvoorbeeld
niet op een lagere toets worden ingesteld als BP1.
De Break Point Niveaus zijn Offset parameters
waarmee de huidige amplitude van de gespecifi-
ceerde noten wordt verhoogd of verlaagd. Ongeacht
de grootte van deze Offsets, kan de minimum en
maximum Cutoff limiet (respectievelijk de waarden
(0 en 127) niet worden overschreden.
Een noot die onder BP1 wordt ingesteld, wordt het
BP1 Niveau. Een noot die boven BP4 wordt inge-
steld, wordt het BP4 Niveau.
Er zijn verschillende instellingen beschikbaar in de
LFO. Met de LFO kunnen lage frequentiesignalen
worden gegenereerd en kunnen vibrato/wah/
tremelo/enzovoorts effecten worden gecreëerd
indien deze worden toegepast op de filter/pitch/
amplitude parameters. Er kunnen verschillende LFO
parameters per Element worden ingesteld. De
volgende twee schermen zijn beschikbaar.
LFO Wave
LFO Depth
LFO Wave (LFO Golfvorm)
Hier kunt u de verschillende parameters instellen
om de LFO golfvorm te besturen. Selecteer de
golfvorm die door de LFO wordt gebruikt en stel de
snelheid van de wijziging in.
Wave (golfvorm)
Selecteert de LFO golfvorm waarmee het geluid
wordt gevariëerd. Er zijn drie golfvormen be-
schikbaar.
Instellingen: saw, tri, squ
saw (zaagtand)
tri (triangel)
squ (blok)
AMPíScale) BP1 BP2 BP3 BP4
EL1234 C-2 C 3 C#5 G 8
AMPíScale)Ofst1 Ofst2 Ofst3 Ofst4
EL1234 + 0 +127 -128 + 0
AMPíScale) BP1 BP2 BP3 BP4
EL1234 E 1 B 2 G 4 A 5
AMPíScale)Ofst1 Ofst2 Ofst3 Ofst4
EL1234 - 4 + 10 + 17 + 4
LFOíWave) Wave^ Speed KeySync
EL1234 tri 63 on
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
Element LFO (Low Frequentie Oscillator)
N.B.
N.B.
N.B.
AMP Scale (AMP Scaling Offset)
101
Speed (snelheid)
Stelt de snelheid van de LFO golfvorm in. Een
hogere instelling betekent een hogere snelheid.
Instellingen: 0 ~ 63
Snelheid = hoger
Snelheid = lager
KeySync
Dit schakelt de KeySync aan of uit. Als deze
aanstaat, wordt de LFO golfvorm iedere keer als
er een toets wordt aangeslagen gereset.
Instellingen: off, on
LFO Depth (LFO Sterkte)
Stelt de mate in waarmee de LFO golfvorm de
Pitch/Filter/Amp instellingen wijzigt.
PMod (Pitch Modulatie Sterkte)
Stelt de mate (sterkte) in waarmee de LFO
golfvorm de toonhoogte van het geluid varieert
(moduleert). Een hogere instelling betekent een
grotere modulatie.
Instellingen: 0 ~ 127
FMod (Filter Modulatie Sterkte)
Stelt de mate (sterkte) in waarmee de LFO
golfvorm de Filter Cutoff frequentie varieert
(moduleert). Een hogere instelling betekent een
grotere modulatie.
Instellingen: 0 ~ 127
AMod (Amplitude Modulatie Sterkte)
Stelt de mate (sterkte) in waarmee de LFO
golfvorm de amplitude van het geluid varieert
(moduleert). Een hogere instelling betekent een
grotere modulatiesterkte.
Instellingen: 0 ~ 127
Element EQ (Equalizer)
Hier kunt u de volgende twee Equalizer parameters
per Element instellen.
EQ Type
EQ Param
EQ Type
Type
Selecteert het Equalizer Type. Er zijn verschil-
lende Equalizers beschikbaar die niet alleen voor
het aanpassen van bestaande geluiden kunnen
worden gebruikt, maar ook voor het genereren
van geheel nieuwe geluiden.
Sommige onderdelen in het volgende EQ Param
(EQ Parameter) scherm kunnen wel of niet
beschikbaar zijn, afhankelijk van het geselec-
teerde Equalizer Type.
Instellingen: EQ L/H (EQ Low/high), P.EQ (Parametrische
EQ), Boost6 (Boost 6dB), Boost12 (Boost
12dB), Boost18 (Boost 18dB), thru
De Parameters van het Filter Type zijn als volgt.
EQ L/H (EQ Low/High)
Dit is een Shelving Equalizer die een hoge en
lage Frequentie Band combineert om het signaal-
niveau aan te passen. Als u dit Filter selecteert,
dan verschijnt het EQ-scherm waarin de vol-
gende parameters beschikbaar zijn.
Tijd
Tijd
Tijd
Toets aangeslagen
Tijd
Toets aangeslagen
Sync onSync off
LFOíDepth) PMod FMod AMod
EL1234 127 127 127
EQíType) Type
EL1-3* EQ L/H
EQíParam)LoFreq LoGain HiFreq HiGain
EL1-3* 257.OHz +32 6.25kHz +32
Frequentie
-
+
0
Lage Frequentie Hoge Frequentie
102
LoFreq (Lage Frequentie)
Stelt de lage frequentie in van het Shelving Filter.
Frequenties onder dit punt worden verzwakt of
versterkt door ‘LoGain’.
Instellingen: 50.1Hz ~ 2.00kHz
LoGain
Stelt de hoeveelheid in waarmee de frequenties
onder de lage frequentie instelling worden
verzwakt of versterkt.
Instellingen: -32 ~ 0 ~ +32
Hi Freq (Hoge Frequentie)
Stelt de hoge frequentie in van het Shelving
Filter. Frequenties boven dit punt worden ver-
zwakt of versterkt door ‘HiGain’.
Instellingen: 50.8Hz ~ 10.1kHz
HiGain
Stelt de mate in waarmee de frequenties boven
de hoge frequentie instelling worden verzwakt of
versterkt.
Instellingen: -32 ~ 0 ~ +32
P. EQ (Parametrische Equalizer)
Met de Parametrische EQ worden de signaal-
niveaus rond de Frequentie instelling verzwakt of
versterkt met de grootte die in de Gain instelling
wordt gespecificeerd. Er zijn 32 verschillende
frequentiekarakteristieken beschikbaar. De
volgende parameters zijn beschikbaar voor dit
type Equalizer.
EQ Param (EQ Parameter)
Freq (Frequentie)
Stelt de middenfrequentie in. Frequenties rond
dit punt worden verzwakt/versterkt door de Gain
instelling.
Instellingen: 139.7Hz ~ 12.9kHz
Gain
Stelt de Gain in, oftewel de verzwakking of
versterking van de frequenties rond de Frequen-
tie instelling.
Instellingen: -32 ~ 0 ~ +32
Q (Frequentiekarakteristiek)
Stelt de frequentiekarakteristiek in. Er zijn 32
verschillende karakteristieken beschikbaar.
Instellingen: 0 ~ 31
Boost 6 (Boost 6dB)/Boost12 (Boost 12dB)/
Boost18 (Boost 18dB)
Hiermee kan het niveau van het gehele signaal
met respectievelijk 6dB, 12 dB en 18 dB worden
versterkt. De EQ parameters zijn niet beschikbaar.
thru
Als u dit selecteert, dan worden de equalizers ge-
passeerd en wordt het gehele signaal niet beïnvloed.
Drum Voices
Met Drum Voices worden verschillende drum- en
percussiegolfvormen of Normal Voices aan toetsen
op het toetsenbord (van C0 t/m C6) toegewezen om
zo een complete drum kit te vormen. Voor bewer-
king van Drum Voices zijn er vijf Common Edit
schermen (die alle Drum Voices beïnvloeden) en
vijf Drum Key schermen beschikbaar.
Als u een Drum Voice selecteert en naar Voice Edit
Mode gaat, dan verschijnt het Drum Voice
Editscherm waar u de laatste bewerkingen heeft
gemaakt.
Een overzicht van de Drum Voices wordt gegeven op
pag. 37.
De meeste parameters zijn reeds voor Normal
Voices uitgelegd (de grijze onderdelen in het
diagram). Alleen de parameters die niet eerder zijn
uitgelegd worden hier besproken.
Details over de functies die gelden voor zowel Drum
Voices als Normal Voices zijn te vinden in het gedeelte
“Normal Voices” (pag. 79).
EQíParam) Freq Gain Q
EL1-3* 255 +32 31
-
+
0
Frequentie
Gain
Voice Edit (Drum)
Drum Common
Drum Common General 80
GEN Name (General Name) 80
Drum Common Quick Edit 81
QED Level (Quick Edit Level) 81
QED EffectCtrl (Quick Edit Effect) 81
QED Filter (Quick Edit Filter) 82
QED EG (Quick Edit Envelope Generator) 103
Drum Common Arpeggio 82
ARP Type (Arpeggio Type) 82
ARP Limit (Arpeggio Note Limit) 83
ARP Mode (Arpeggio Mode) 83
ARP PlayEF (Arpeggio Play Effects) 83
Drum Common Controllers 84
CTL Bend (Pitch Bend) 84
CTL Set1 (Control Set 1) 84
CTL Set2 (Control Set 2) 84
CTL Set3 (Control Set 3) 84
CTL Set4 (Control Set 4) 84
CTL Set5 (Control Set 5) 84
CTL Set6 (Control Set 6) 84
Drum Common Effects 88
EFF InsEF (Insertion Effects) 88
EFF EF1 (Insertion Effect 1) 88
EFF EF2 (Insertion Effect 2) 88
EFF Rev (Reverb) 89
EFF Cho (Chorus) 89
Drum Key
Drum Key OSC (Oscillator) 104
OSC Wave (Oscillator Wave) 104
OSC Out (Oscillator Out) 105
OSC Pan (Oscillator Pan) 105
OSC Other (Oscillator Other) 105
Drum Key Pitch 106
PCH Tune (Pitch Tune) 106
Drum Key Filter 106
N.B.
N.B.
103
Drum Common Edit en Drum Key Edit
Iedere Drum Voice bestaat uit meerdere Waves of
Normal Voices die zijn toegewezen aan toetsen op
het toetsenbord (C0 t/m C6) (pag. 37). U kunt Drum
Common Edit gebruiken bij instellingen die op alle
Drum Toetsen in de Drum Voice worden toegepast.
Bij individuele Wave of Normal Voice instellingen,
bestaat Drum Key Edit uit Editschermen van de
verschillende Waves of Normal Voices. In de Drum
Voice Edit mode kunt u met Knop [A] heen en weer
schakelen tussen de Drum Common Edit en Drum
Key Edit schermen.
Menu Display
Het volgende verschijnt in de display als u aan de
[PAGE]-knop draait terwijl u de [SHIFT]-toets inge-
drukt houdt. De menu’s met instellingen worden
hieronder getoond. Verplaats de cursor met de
[PAGE]-knop naar het onderdeel dat u zoekt. Laat
vervolgens de [SHIFT]-knop los om naar het scherm
te verspringen waarin u eerder het onderdeel
bewerkte.
De [PROGRAM/PART]-knoppen op de CS6x kunnen
direct de betreffende menu’s selecteren (pag. 80).
Drum Common General
Bij Drum Voices is alleen het hieronder getoonde
type Common General parameter beschikbaar. De
parameterinstelling is hetzelfde als bij Normal
Voices. Details zijn te vinden op pag. 80.
GEN Name
Drum Common Quick Edit
De volgende vier schermen zijn beschikbaar bij de
Drum Voice signaalniveau- en timbre parameters.
Ze kunnen ook worden bewerkt met de Sound
Controlknoppen op het CS6x-regelpaneel.
QED Level (Quick Edit Level)
QED EffectCtrl (Quick Edit Effect)
QED Filter (Quick Edit Filter)
QED EG (Quick Edit Envelope Generator)
QED Level (Snel Niveau Bewer-
ken)
De meeste parameters en instellingen zijn reeds
besproken bij de Normal Voices. Details zijn te
vinden op pag. 81.
QED EffectCtrl (Snel Effect Be-
werken)
De meeste parameters en instellingen zijn reeds
besproken bij de Normal Voices. Details zijn te
vinden op pag. 81.
QED Filter (Snel Filter Bewerken)
De meeste parameters en instellingen zijn reeds
besproken bij de Normal Voices. Details zijn te
vinden op pag. 81.
QED EG (
Snel
Envelope Generator
Bewerken
)
Met de EG (Envelope Generator) kunt u de overgan-
gen in het Drum Voice signaalniveau in tijd instellen.
De EG heeft twee parameters die bepalen hoe het
signaalniveau van het geluid wijzigt vanaf het mo-
ment waarop de toets wordt aangeslagen tot het
moment waarop het geluid helemaal is uitgestorven.
Drum Key
Drum Key OSC (Oscillator) 104
OSC Wave (Oscillator Wave) 104
OSC Out (Oscillator Out) 105
OSC Pan (Oscillator Pan) 105
OSC Other (Oscillator Other) 105
Drum Key Pitch 106
PCH Tune (Pitch Tune) 106
Drum Key Filter 106
FLT Cutoff (Filter Cutoff) 106
Drum Key Amplitude 106
AMP AEG (Amplitude Envelope Generator) 107
AMP VelSens (Amplitude Velocity Sensitivity) 107
Drum Key EQ (Equalizer) 101
EQ Type (EQ Type) 101
EQ Param (EQ Parameter) 101
VCE*Play) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
+63 EQ Mid EQ Hi Cutoff RevTime
QEDíEG) Attack Decay
Common +63 +63
OSCíWave) Number Ctgry Type
Key=C 3 001[PF:Grand 1 ] wave
Drum Common instellingen
Drum Key instellingen
SHIFT PAGE
PART
/
ELEMENT
DATAABC1 2
Drum Key (drumtoets)
Common
EFFíEF1) Com:>GEN≥QED>ARP>CTL >EFF
Common Key:>OSC>PCH>FLT>AMP >EQ
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
Cursor
QEDíEG) Attack Decay
Common +63 +63
Attack Decay
N.B.
104
Attack
Stelt de Attack Tijd in (de tijd vanaf het moment
dat de toets wordt aangeslagen tot het moment
waarop het maximum signaalniveau is bereikt).
Met de [ATTACK]-knop op het regelpaneel van de
CS6x kan de Attack Tijd ook direct worden
aangepast.
Instellingen: -64 ~ 0 +63
Decay
Stelt de Decay Tijd in (de tijd vanaf het moment
dat het signaalniveau maximaal is tot het moment
dat deze helemaal is uitgestorven). Met de
[DECAY]-knop op het regelpaneel van de CS6x
kan de Decay Tijd ook direct worden aangepast.
Instellingen: -64 ~ 0 +63
Drum Common Arpeggio
De volgende vier schermen zijn beschikbaar voor
de Drum Voice arpeggio parameters. De parameters
en instellingen zijn hetzelfde als die bij Normal
Voices. Details zijn te vinden op pag. 82.
ARP Type (Arpeggio Type)
ARP Limit (Arpeggio Note Limit)
ARP Mode (Arpeggio Mode)
ARP PlayEF (Arpeggio Play Effect)
Drum Common Controllers
Hier kunt u de Controller parameters instellen. Aan
iedere Drum Voice kunnen maximaal zes controllers
plus het Pitch Bend Wiel worden toegewezen. De
volgende zeven schermen zijn beschikbaar. (De
parameternamen in alle Controlschermen zijn
hetzelfde.)
CTL Bend (Pitch Bend)
CTL Set1 (Control Set 1)
CTL Set2 (Control Set 2)
CTL Set3 (Control Set 3)
CTL Set4 (Control Set 4)
CTL Set5 (Control Set 5)
CTL Set6 (Control Set 6)
De parameters zijn hetzelfde als bij Normal Voices.
Details zijn te vinden op pag. 84. (De Elem Sw
parameter is alleen beschikbaar bij Normal Voices.)
Drum Common Effects
Bij Drum Voices zijn er twee Insertie Effecten plus
Systeem Effecten (Reverb en Chorus) beschikbaar.
Er zijn de volgende vijf schermen beschikbaar. De
parameters en instellingen zijn hetzelfde als bij
Normal Voices. Details zijn te vinden op pag. 88.
EFF InsEF (Insertie Effect)
EFF EF1 (Insertie Effect 1)
EFF EF2 (Insertie Effect 2)
EFF Rev (Reverb)
EFF Cho (Chorus)
Drum Key Osc (Oscillator)
Hier kunt u de Drum Voice golfvorminstellingen
wijzigen. Iedere Drum Voice kan uit maximaal 73
Drum Toetsen bestaan (pag. 37), die zijn toegewe-
zen aan toetsen op het toetsenbord (C0 t/m C6). U
kunt golfvormen aan Drum Toetsen toewijzen en de
parameters ervan instellen. De volgende vier
schermen zijn beschikbaar.
OSC Wave (Oscillator Wave)
OSC Out (Oscillator Out)
OSC Pan (Oscillator Pan)
OSC Other (Oscillator Other)
OSC Wave
Wijst een Wave/Normal Voice toe aan de verschil-
lende Drum Toetsen. Selecteer met Knop [A] een
Drum Toets (of sla een toets op het toetsenbord
aan) en wijs met Knop [C] de Wave/Normal Voice
toe.
Mem (Geheugen)
Dit wordt in de display getoond als u “vce”
(Normal Voice) heeft geselecteerd als Type
parameter. Selecteer het Voice Geheugen van de
Normal Voice.
Instellingen: PRE1, PRE2, INT, EXT
U kunt geen Plug-in Voices selecteren.
Number (Wave Nummer)
Selecteert een Wave/Normal Voicenummer. De
Categorie en Naam worden rechts van het
geselecteerde Wave/Normal Voicenummer
getoond. De selectie van Waves/Normal Voices
varieert afhankelijk van het Type.
Instellingen: 000 (off) ~ 479 voor wave, 001 ~
128 voor Normal Voice (Details over iedere
Wave/Normal Voice zijn te vinden in de
aparte Datalijst.)
Als u “off” kiest, dan worden er geen Wave/Normal
Voice aan de Drum Toets toegewezen.
Ctgry (Categorie)
Selecteert de Categorie van de Wave/Normal
Voice. Als u naar een andere Categorie gaat,
wordt de eerste Wave/Normal Voice uit die
categorie geselecteerd.
Instellingen: Details over de Categorieën zijn in de lijst op
pag. 80 te vinden.
Type
Selecteert een Wave of Normal Voice als Type.
Met de Nummer en Categorie parameters (bo-
ven) kunt u de golfvorm of Normal Voice die
door het Type wordt gebruikt selecteren.
Instellingen: wave, vce (Normal Voice)
OSCíWave) Mem Number Ctgry Type
Key=C 3 PRE1 001[PF:Grand 1 ] vce
N.B.
N.B.
105
OSC Out (OSC Uit)
Stelt de signaalinstellingen in van de Wave of
Normal Voice voor de verschillende Drum Toetsen.
Level (niveau)
Stelt het signaalniveau in van de verschillende
Waves of Normal Voices. Hiermee kan het signaal
van de verschillende Drum Toetsen worden aangepast.
Instellingen: 0 ~ 127
InsEF (Insertie Effect)
Selecteert het Insertie Effect waar het signaal
van iedere Drum Toets naartoe wordt gestuurd.
Als Thru is geselecteerd, dan wordt het Insertie
Effect gepasseerd.
Instellingen: thru, ins1 (Insertie Effect 1), ins 2 (Insertie
Effect 2)
RevSend (Reverb Send)
Stelt het Send Niveau in van het Drum Toets
signaal dat van het Insertie Effect 1/2 (of het
passerende signaal) naar het Reverb Effect wordt
gestuurd.
Instellingen: 0 ~ 127
Deze instelling plus het Reverb Send Niveau dat is
ingesteld in het QED niveauscherm (pag. 81) zijn de
definitieve Reverb Send Niveau instellingen.
Details over de Effecten zijn te vinden op pag. 65.
ChoSend (Chorus Send)
Stelt het Send Niveau in van het Drum Toets
signaal dat van het Insertie Effect 1/2 (of het
passerende signaal) naar het Chorus Effect wordt
gestuurd.
Instellingen: 0 ~ 127
Deze instelling plus het Chorus Send Niveau dat is
ingesteld in het QED niveauscherm (pag. 81) zijn de
definitieve Chorus Send Niveau instellingen.
Details over de Effecten zijn te vinden op pag. 65.
OSC Pan
Wijst Pan instellingen toe aan de verschillende
Drum Toetsen in de Drum Voice. Er zijn verschil-
lende Pan Typen beschikbaar.
Pan (positie in het stereobeeld)
Stelt de Panpositie in van de verschillende
geluiden in een Drum Voice (Drum Kit). Deze
wordt tevens gebruikt als de basispanpositie voor
de Alternate en Random instellingen.
Instellingen: L63 (Links) ~ C (Midden) ~ R63 (Rechts)
Alter (beurtelings)
Stelt de hoeveelheid in waarmee het geluid bij
iedere toets die u aanslaat beurtelings naar links
en rechts wordt gepand. De Paninstelling wordt
als de basispanpositie gebruikt.
Instellingen: L63 (Links) ~ C (Midden) ~ R63 (Rechts)
Deze parameter is alleen beschikbaar als de Type
parameter in het OSC Wave-scherm is ingesteld op
“wave”. Als deze is ingesteld op “vce” (Normal
Voice), dan is deze parameter niet beschikbaar.
Random (willekeurig)
Stelt de mate in waarmee het geluid bij iedere
toets die u aanslaat willekeurig van links naar
rechts wordt gepand.
Instellingen: 0 ~ 127
Deze parameter is alleen beschikbaar als de Type
parameter in het OSC Wave-scherm is ingesteld op
“wave”.
Output (uitgangen)
Wijst de Drum Toetsen aan uitgangen toe.
Instellingen: L&R (OUTPUT L & R), ind1&2 (INDIVIDUAL
OUTPUT 1 & 2), ind1 (INDIVIDUAL
OUTPUT 1), ind2, ind3, ind4, ind5, ind6
Instellingen “ind3” t/m “ind6” zijn voor toekomstige
uitbreidingsmogelijkheden en momenteel niet
beschikbaar.
Als u bijvoorbeeld “ind1&2” selecteert, dan wordt het
linkerkanaal via INDIVIDUAL OUTPUT1 en het
rechterkanaal via INDIVIDUAL OUTPUT2 uitgestuurd.
Assign (toewijzen)
Stel de Key Assign in op “single” om het dubbel
afspelen van dezelfde ontvangen noten te voor-
komen. Selecteer “multi” om, iedere keer dat u
dezelfde noot ontvangt, deze vervolgens aan een
apart kanaal toe te wijzen.
Instellingen: single, multi
Als de Alternate Groep parameter (AltGrp) niet is
uitgezet (“off”), dan kunt u deze parameter niet
instellen (in de display staat “----”).
OSCíOut) Level InsEF RevSend ChoSend
Key=C 3 127 thru 64 127
OSCíPan) Pan Alter Random Output
Key=C 3 C L63 63 L&R
OSCíOther) Assign RcvNtOff AltGrp
Key=C 3 single on off
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
OSC Other (OSC Overigen)
U kunt parameters instellen die het geluid besturen
van alle Drum Toetsen die deel uitmaken van de
Drum Voice.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
106
RevNtOff (Noot Ontvangst ‘Off’)
Selecteert of de MIDI Note Off boodschappen
door de verschillende Drum Toetsen kunnen
worden ontvangen.
Instellingen: off, on
Deze parameter is afhankelijk van het Type Drum
Toets Wave dat in het OSC Wave-scherm is geselec-
teerd.
AltGrp (Alternate Groep)
Stelt de Alternate Groep in waaraan de Wave wordt
toegewezen. In een echte drumkit kunnen sommige
drumgeluiden fysiek niet tegelijk worden bespeeld,
zoals open en gesloten hi-hats. U kunt voorkomen
dat bepaalde Waves tegelijk afspelen door ze aan
dezelfde Alternate Groep toe te wijzen. Er kunnen
maximaal 127 Alternate Groepen worden ingesteld.
U kunt hier ook “off” selecteren als u wel wilt dat
bepaalde geluiden tegelijk afspelen.
Instellingen: off, 1 ~127
Drum Key Pitch
Stelt de toonhoogte in van de verschillende Drum
Toetsen. De stemming en Pitch EG parameters
kunnen per Drum Toets worden ingesteld.
PCH Tune (Stemming)
Coarse (grof)
Past de toonhoogte van de verschillende Drum
Toets Waves (of Normal Voices) aan in halve tonen.
Instellingen: -48 ~ +48
Bij een Normal Voice, past deze parameter de positie
van de toets op het toetsenbord aan (niet de
toonhoogte) ten opzichte van de C3-toets. Laten we
bijvoorbeeld aannemen dat de oorspronkelijke Voice
bestaat uit een piano-achtig geluid van twee
Elementen tot de C3-toets en een strijk-achtig geluid
van twee Elementen vanaf de C3-toets. Als u de
Coarse-instelling wijzigt met +1, dan wijzigt dit niet
de toonhoogte van het piano-achtige geluid naar
C#3, maar wordt C#3 van de oorspronkelijke Voice
(i.e. het strijk-achtige geluid) gebruikt.
Fine (fijn)
Stemt de toonhoogte van de verschillende Drum
Toets Waves (of Normal Voices) fijn af.
Instellingen: -64 ~ +63
VelSens (Aanslaggevoeligheid)
Stelt de aanslaggevoeligheid van de toonhoogte in.
Positieve instellingen doen de toonhoogte, hoe
harder u aanslaat op het toetsenbord, stijgen en
negatieve instellingen doet deze dalen.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Deze parameter is alleen beschikbaar als de Type
parameter in het OSC Wave-scherm is ingesteld op
“wave”.
Drum Key Filter
Hier kunt u de filterinstellingen op de Drum Voice
toepassen. Een Low Pass Filter en High Pass Filter
kunnen per Wave worden toegepast om de klank-
kleur te wijzigen.
Deze parameter is alleen beschikbaar als de Type
parameter in het OSC Wave-scherm is ingesteld op
“wave”.
FLT Cutoff
LPF (Low Pass Filter)
Stelt de Cutoff frequentie van het Low Pass Filter
in. Alleen frequenties onder dit punt worden
doorgelaten. U kunt vervolgens met de Reso
(Resonantie) parameter het geluid meer karakter
geven.
Instellingen: 0 ~ 255
Details over het Low Pass Filter zijn op pag. 93 te
vinden.
VelSens (Aanslaggevoeligheid)
Stelt de aanslaggevoeligheid in van de Low Pass
Filter frequentie. Positieve instellingen doen de
toonhoogte, hoe harder u aanslaat op het toetsen
bord, stijgen en negatieve instellingen doet deze
dalen.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Reso (Resonantie)
Stelt de hoeveelheid Resonantie (harmonische
versterking) in dat op het signaal op de Cutoff fre-
quentie wordt toegepast. Dit kan worden ge-
bruikt in combinatie met de Cutoff frequentie van
het Low Pass Filter om het geluid meer karakter
te geven.
Instellingen: 0 ~ 31
Details over Resonantie zijn te vinden op pag. 40.
HPF (High Pass Filter)
Stelt de Cutoff frequentie in van het High Pass
Filter. Alleen frequenties boven dit punt worden
doorgelaten.
Instellingen: 0 ~ 255
Details over het High Pass Filter zijn te vinden op
pag. 94.
Drum Key Amplitude
Hier kunt u de amplitude (signaalniveau) parame-
ters van de verschillende Drum Toetsen instellen.
De volgende twee parameters zijn beschikbaar.
Deze parameter is alleen beschikbaar als de Type
parameter in het OSC Wave-scherm is ingesteld op
“wave”.
AMP AEG (Amplitude Envelope Generator)
AMP VelSens (Amplitude Velocity Sensitivity)
PCHíTune) Coarse Fine VelSens
Key=C 3 + 0 + 0 +63
FLTíCutoff) LPF VelSens Reso HPF
Key=C 3 255 +63 31 0
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
107
AMP AEG (Amplitude Envelope Generator)
De Amplitude Envelope Generator bestuurt de
wijziging in amplitude vanaf het moment dat een
toets op het toetsenbord wordt aangeslagen tot
het moment dat deze wordt losgelaten. Door de
Attack Tijd, Decay 1 Tijd en het Decay 1/2
Niveaus in te stellen, kunt u bepalen hoe snel
het geluid zijn top-amplitude bereikt en hoe dit
uitsterft. Parameters kunnen per Drum Toets
worden ingesteld.
Deze parameter is alleen beschikbaar als de Type
parameter in het OSC Wave-scherm is ingesteld op
“wave”.
Attack (Attack Tijd)
Stelt de Attack Tijd in.
Instellingen: 0 ~ 127
Decay1 (Decay 1 Tijd)
Stelt de Decay 1 Tijd in.
Instellingen: 0 ~ 127
Level (Decay 1 Niveau)
Stelt het Decay 1 Niveau in.
Instellingen: 0 ~ 127
Decay2 (Decay 2 Tijd)
Stelt de Decay 2 Tijd in.
Als u “hold” selecteert, dan blijft het amplitude
niveau behouden tot u de toets loslaat.
Instellingen: 0 ~ 126, hold
Level (niveau)
Stelt de aanslaggevoeligheid van het signaal-
niveau van de Amplitude Envelope Generator in.
Positieve instellingen doen het signaalniveau, hoe
harder u de toetsen op het toetsenbord aanslaat,
stijgen en negatieve instellingen doet deze dalen.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Amplitude Envelope Generator Instellingen.
De Amplitude Envelope Generator heeft drie Tijd
parameters en één Niveau parameter. Deze besturen
de overgangen tussen signaalniveaus gedurende de
tijd dat de noot klinkt. De Attack Tijd is de tijd die het
geluid nodig heeft om zijn hoogste signaalniveau te
bereiken vanaf het moment dat een toets op het
toetsenbord wordt aangeslagen. Met de Decay 1/2
Tijd en de Decay 1 Niveau parameters wordt het
gedrag van het resterende geluid (tussen het hoogste
signaalniveau van het geluid en het punt waar op het
naar nul is uitgestorven) ingesteld. Verder kunt u deze
parameters zo instellen dat deze reageren op aanslag-
gevoeligheid.
Het Attack Niveau staat vast op zijn maximum
waarde.
Drum Key EQ
Hier kan voor iedere Drum Toets individuele
Equalizer parameters ingesteld worden. De vol-
gende twee schermen zijn beschikbaar. Deze
parameters zijn hetzelfde als de Normal Voice
parameters; details zijn te vinden op pag. 101.
EQ Type
EQ Param (EQ Parameter)
Deze parameter is alleen beschikbaar als de Type
parameter in het OSC Wave-scherm op “wave” staat
ingesteld.
AMPíVelSens) Level
Key=C 3 +63
Attack
Niveau
Toets aangeslagen
Attack
Tijd
Decay1
Tijd
Decay2
Tijd
Decay1
Niveau
Tijd
Niveau
Attack
Niveau
Toets aangeslagen
Attack
Tijd
Decay1
Tijd
Decay2
Tijd
Decay1
Niveau
Tijd
Niveau
N.B.
N.B.
N.B.
AMP VelSens
Hier kunt u bepalen hoe de amplitude (signaal-
niveau) varieert aan de hand van de aanslag-
gevoeligheid van de ontvangen noten.
AMPíAEG) Attack Decay1---Level Decay2
Key=C 3 127 127 127 126
108
Plug-in Voices
De Voices van Plug-in Boards (Single Part) noemen
we Board Voices. Een Plug-in Voice is een Board
Voice die in de Voice Edit Mode in de synthesizer is
bewerkt. Er zijn zes Common Edit schermen en vier
schermen voor het bewerken van een Element van
een Plug-in Voice beschikbaar. U kunt 64 bewerkte
Plug-in Voices opslaan in Banken A t/m D van het
PLG1/2-geheugen.
Na selectie van de Plug-in Voice die u wilt bewer-
ken (uit Bank A t/m D van het PLG1/2-geheugen),
ziet u als u naar de Voice Edit Mode gaat het Voice
Edit Mode-scherm dat u eerder had verlaten.
Het Afluisteren van Board Voices
U kunt Board Voices afluisteren zonder dat u
daarvoor naar de Edit Mode hoeft te gaan. Als u
daarbij tijdens het afluisteren op de [EDIT]-knop
drukt, dan gaat u naar de Edit Mode waar de
oscillators van de Board Voices reeds zijn toegewe-
zen.
1 Selecteer, terwijl u de [PLG1]- of [PLG2]-knop
ingedrukt houdt, met knop [C] de Board Voice Bank.
“PLG INT” is de Bank van de Plug-in Voice (Plug-in
Internal) die is opgeslagen in het PLG1/2-geheugen.
2 Laat de [PLG1]- of [PLG2]-knop los. Selecteer op
dezelfde manier als wanneer u een Voice uit een
ander geheugen selecteert, de Board Voice met de
BANK/PROGRAM-knoppen of de [DATA]-knop.
Als er zich geen Voice in het Programnummer
bevindt die correspondeert met de geselecteerde
Bank, dan wordt er geen geluid voortgebracht.
Als u de Board Voices op de Plug-in Board wilt
bewerken, dan heeft u een computer nodig en de
meegeleverde bewerkingssoftware.
Details over de Plug-in Voices en Board Voices zijn te
vinden op pag. 32 en 114.
Veel parameters zijn hetzelfde als de Normal Voice
parameters (de grijze onderdelen in het diagram).
Alleen de onderdelen die niet hetzelfde zijn worden
hier besproken.
Details over de andere parameters zijn te vinden op pag
79 bij de uitleg over Normal Voices.
Plug-in Common Edit en het Bewerken van de
verschillende Elementen
Er zijn twee bewerkingsschermen beschikbaar voor
Plug-in Voices. Eén is voor algemene Voice instellin-
gen en wordt Plug-in Common genoemd, de ander is
voor elementsinstellingen en wordt Plug-in Element
genoemd. Er is slechts één Element beschikbaar in
een Plug-in Voice, maar u kunt toegang krijgen tot
parameters in de Plug-in Common en Element
schermen, die lijken op die van een Normal Voice.
Bij Plug-in Voice bewerking kunt u met Knop [A]
heen en weer schakelen tussen de Common en
Element schermen.
Menu Display
Als u aan de [PAGE]-knop draait terwijl u de [SHIFT]-
knop houdt ingedrukt, dan verschijnt de volgende
Menu Display. Verplaats de cursor met de [PAGE]-
knop naar het gewenste onderdeel en laat de
[SHIFT]-knop los om naar het Editscherm van het
geselecteerde onderdeel te gaan.
Met de [PROGRAM/PART]-knoppen op de CS6x kunt
u direct de betreffende Menu’s selecteren (pag. 80).
Plug-in Voices
Plug-in Common
Plug-in Common General 80
GEN Name (General Name) 80
GEN Other (General Other) 109
Plug-in Common Quick Edit 81
QED Level (Quick Edit Level) 81
QED EffectCtrl (Quick Edit Effect) 81
QED Filter (Quick Edit Filter) 82
QED EG (Quick Edit Envelope Generator) 109
Plug-in Common Arpeggio 82
ARP Type (Arpeggio Type) 82
ARP Limit (Arpeggio Note Limit) 83
ARP Mode (Arpeggio Mode) 83
ARP PlayEF (Arpeggio Play Effect) 83
Plug-in Common Controller 110
CTL Pitch (Pitch Bend) 110
CTL Set1 (Control Set 1) 110
CTL Set2 (Control Set 2) 110
CTL MW Control (MW Control Depth) 110
CTL MW Modulation (MW Modulation Depth) 110
CTL AT Control (AT Control Depth) 110
CTL AT Modulation (AT Modulation Depth) 111
CTL AC Control (AC Control Depth) 111
CTL AC Modulation (AC Modulation Depth) 111
Plug-in Common LFO (Low Frequency Oscillator) 111
LFO Param (LFO Parameter) 111
Plug-in Common Effect 88
EFF InsEF1 (Insertion Effect) 88
CTL Set2 (Control Set 2) 110
CTL MW Control (MW Control Depth) 110
CTL MW Modulation (MW Modulation Depth) 110
CTL AT Control (AT Control Depth) 110
CTL AT Modulation (AT Modulation Depth) 111
CTL AC Control (AC Control Depth) 111
CTL AC Modulation (AC Modulation Depth) 111
Plug-in Common LFO (Low Frequency Oscillator) 111
LFO Param (LFO Parameter) 111
Plug-in Common Effect 88
EFF InsEF1 (Insertion Effect) 88
EFF Rev (Reverb) 89
EFF Cho (Chorus) 89
Plug-in Element
Plug-in Element OSC (Oscillator) 112
OSC Assign (Oscillator Assign) 112
OSC Velocity (Oscillator Velocity) 112
Plug-in Element Pitch 112
PCH PEG (Pitch Envelope Generator) 113
Plug-in Element EQ (Equalizer) 113
EQ Param (EQ Parameter) 113
Plug-in Element Native 113
PLG-NATIVE (Plug-in Native) 113
VCE*Play) PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
+63 EQ Mid EQ Hi Cutoff RevTime
GENíOther) Mode Assign
Common poly single
OSCíAssign) Bank Number
Elem NORM/001 128[GndPiano]
Plug-in Common Edit Schermen
Plug-in Element Edit Schermen
SHIFT PAGE
PART
/
ELEMENT
DATAABC1 2
Plug-in Element
Common
SHIFT PAGE
PART
/
ELEMENT
DATAABC1 2
NTVíPrm1) Com:>GEN≥QED>ARP>CTL>LFO>EFF
Common Elem:>OSC>PCH>EQ>PLG-NATIVE
Cursor
Common
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
109
Plug-in Common General
De General (algemene) parameters zijn in de
volgende twee schermen te vinden.
GEN Name (General Name)
GEN Other (General Other)
GEN Name (Algemeen Naam)
De parameters en instellingen zijn hetzelfde als bij
de Normal Voices. Zie pag. 80 voor meer details.
GEN Other (Algemeen Overigen)
De volgende parameters zijn beschikbaar voor de
Plug-in Board.
Mode
Selecteert monofoon of polyfoon afspelen. Selecteer
of de Voice monofoon (alleen enkele noten) of
polyfoon (meerdere noten tegelijk) wordt afge-
speeld.
Instellingen: mono, poly
Assign (toewijzen)
Als u Key Assign instelt op “single”, dan voor-
komt u het dubbel afspelen van dezelfde noot. De
synthesizer beëindigt een noot als dezelfde noot
opnieuw wordt ontvangen. Als u “multi” selec-
teert, dan wijst de synthesizer achtereenvolgens
iedere keer als dezelfde noot wordt ontvangen
deze aan een apart kanaal toe, waardoor meer-
dere parts-toongeneratie mogelijk is.
Instellingen: single, multi
Plug-in Common Quick Edit
De parameters hier zijn voornamelijk voor volume
en klank van Plug-in Voices. Veel hiervan kunnen
met de Sound Controlknoppen op het regelpaneel
van de CS6x worden aangepast. De volgende vier
schermen zijn beschikbaar.
QED Level (Quick Edit Level)
QED EffectCtrl (Quick Edit Effect)
QED Filter (Quick Edit Filter)
QED EG (Quick Edit Envelope Generator)
QED Level (Snel Niveau Be-
werken)
De parameters en instellingen zijn hetzelfde als bij
de Normal Voices. Zie pag. 81 voor meer details.
QED EffectCtrl (Snel Effect Be-
werken)
De parameters en instellingen zijn hetzelfde als bij
de Normal Voices. Zie pag. 81 voor meer details.
QED Filter (Snel Filter Bewerken)
De parameters en instellingen zijn hetzelfde als bij
de Normal Voices. Zie pag. 82 voor meer details.
QED EG (Snel Envelope Generator Bewer-
ken)
Met de EG (Envelope Generator) kunt u de wijzi-
gingen in volume van de Plug-in Voice in tijd
besturen. Er zijn drie parameters in deze EG, die de
wijzigingen in volume besturen vanaf het moment
dat een toets op het toetsenbord wordt aangeslagen
tot het moment dat deze wordt losgelaten, of tot het
punt waarop deze tot nul is uitgestorven.
Attack
Stelt de Attack Tijd in (de tijd die het volume
nodig heeft om het topniveau te bereiken nadat
een toets op het toetsenbord is aangeslagen). U
kunt deze parameter ook aanpassen met de
[ATTACK]-knop op het regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Decay
Stelt de Decay Tijd in (de tijd die het volume
nodig heeft om te wijzigen van het topniveau in
een constant niveau). U kunt deze parameter ook
aanpassen met de [DECAY]-knop op het regel-
paneel van de CS6x.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Release
Stelt de Release Tijd in (de tijd die het volume
nodig heeft om naar nul uit te sterven nadat de
toets is losgelaten). U kunt deze parameter ook
aanpassen met de [RELEASE]-knop op het regel-
paneel van de CS6x.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
GENíOther) Mode Assign
Common poly single
QEDíEG) Attack Decay Release
Common +63 +63 +63
Toets aangeslagen Toets losgelaten
Attack
Tijd
Release
Tijd
Decay
Tijd
Tijd
Niveau
Plug-in Common Arpeggio
In de volgende vier schermen kunt u de parameters
van de Arpeggiator instellen, die wordt gebruikt
door de Plug-in voice. De parameters zijn hetzelfde
als bij de Normal Voices. Details zijn te vinden op
pag. 82.
ARP Type (Arpeggio Type)
ARP Limit (Arpeggio Note Limit)
ARP Mode (Arpeggio Mode)
ARP PlayEF (Arpeggio Play Effect)
110
Plug-in Common Controller
Hier kunt u het Pitch Bend Wiel, Modulatie Wiel en
andere Controller parameters instellen van de Plug-
in Voices in de volgende negen schermen.
CTL Pitch (Pitch Bend)
CTL Set1 (Control Set 1)
CTL Set2 (Control Set 2)
CTL MW Control (MW Control Depth)
CTL MW Modulation (MW Modulation Depth)
CTL AT Control (AT Control Depth)
CTL AT Modulation (AT Modulation Depth)
CTL AC Control (AC Control Depth)
CTL AC Modulation (AC Modulation Depth)
CTL Pitch (Pitch Bend)
Hier kunt u het Pitch Bend Bereik en Portamento
van de Plug-in Voices instellen. Portamento creëert
een soepele overgang van de toonhoogte van de
eerst aangeslagen toets naar de toonhoogte van de
volgende.
Pitch Bend
Stelt de hoeveelheid (in halve tonen) in waarmee
de toonhoogte van de noot varieert als u het
Pitch Bend Wiel omhoog/omlaag beweegt. Als u
bijvoorbeeld de waarde +12 instelt, dan gaat de
toonhoogte één octaaf omhoog/omlaag als u het
wiel helemaal omhoog/omlaag beweegt. Als u
een negatieve waarde instelt, dan gaat de toon-
hoogte omlaag als u het wiel omhoog beweegt.
Instellingen: -24 ~ 0 ~ +24
Portamento
Zet Portamento aan of uit. U kunt deze parame-
ter ook instellen met de PORTAMENTO [ON/
OFF]-knop op het regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: off, on
Time (Tijd)
Stelt de Portamento Tijd in, oftewel de snelheid
van de overgang in toonhoogte van de eerste
naar de volgende noot. U kunt deze parameter
ook instellen met de [PORTAMENTO]-knop op
het regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: 0 ~ 127
CTL MW Control (MW Besturings-
sterkte)
Hier kunt u de mate instellen waarmee het
Modulatie Wiel het filter bestuurt.
Filter
Stelt de mate in waarmee het Modulatie Wiel de
filter cutoff frequentie bestuurt.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
CTL MW Modulation
(MW Modulatie Sterkte)
Hier kunt u de mate instellen waarmee het
Modulatie Wiel de pitch-, filter- en amplitude-
modulatie van de Plug-in Voice bestuurt.
PMod (Pitch Modulatie Sterkte)
Stelt de mate in waarmee het Modulatie Wiel de
pitch modulatie bestuurt. Hoe hoger de instelling,
hoe sterker de besturing.
Instellingen: 0 ~ 127
FMod (Filter Modulatie Sterkte)
Stelt de mate in waarmee het Modulatie Wiel de
filter cutoff modulatie bestuurt. Hoe hoger de
instelling, hoe sterker de besturing.
Instellingen: 0 ~ 127
AMod (Amplitude Modulatie Sterkte)
Stelt de mate in waarmee het Modulatie Wiel de
amplitude modulatie bestuurt. Hoe hoger de
instelling, hoe sterker de besturing.
Instellingen: 0 ~ 127
CTL AT Control (AT Besturings-
sterkte)
Hier kunt u de sterkte instellen waarmee keyboard
aftertouch de toonhoogte en het filter van de Plug-
in Voice bestuurt.
Pitch
Stelt de mate in waarmee keyboard aftertouch de
toonhoogte bestuurt. U kunt een waarde (in
halve tonen) instellen van maximaal twee octa-
ven.
Instellingen: -24 ~ 0 ~ +24
Filter
Stelt de mate in waarmee keyboard aftertouch de
filter cutoff frequentie bestuurt.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
CTLíPitch) Pitch Bend Portamento Time
Common -24 on 127
CTLíMW Control) Filter
Common -64
CTLíMW Modulation) PMod FMod AMod
Common 127 127 127
CTLíAT Control) Pitch Filter
Common +24 -64
CTL Set1 (Control Set 1)
CTL Set2 (Control Set 2)
Deze parameters zijn hetzelfde als bij de Normal
Voices. Details zijn te vinden op pag. 84 (de Elem
SW parameter is alleen beschikbaar bij de Normal
Voices).
111
CTL AT Modulation
(AT Modulatie Sterkte)
Hier kunt u de mate instellen waarin keyboard
aftertouch de pitch-, filter- en amplitude modulatie
van de Plug-in Voice bestuurt.
PMod (Pitch Modulatie Sterkte)
Stelt de mate in waarin keyboard aftertouch
de pitch modulatie bestuurt. Hoe hoger de instel-
ling, hoe sterker de besturing.
Instellingen: 0 ~ 127
FMod (Filter Modulatie Sterkte)
Stelt de mate in waarin keyboard aftertouch
de filter cutoff modulatie bestuurt. Hoe hoger de
instelling, hoe sterker de besturing.
Instellingen: 0 ~ 127
AMod (Amplitude Modulatie Sterkte)
Stelt de mate in waarin keyboard aftertouch
de amplitude modulatie bestuurt. Hoe hoger de
instelling, hoe sterker de besturing.
Instellingen: 0 ~ 127
CTL AC Control (AC Control Sterkte)
Hier kunt u de mate instellen waarin control change
boodschappen (Assignable Control) het filter van de
Plug-in Voice besturen.
Source (Bron)
Stelt het MIDI Control Change nummer in waar
mee het filter wordt bestuurd.
Instellingen: 0 ~ 95
Filter
Stelt de mate van besturing in van de hierboven
ingestelde Control Change over de filter cutoff
frequentie.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
CTL AC Modulation
(AC Modulatie Sterkte)
Hier kunt u de mate instellen waarmee de Control
Change boodschappen (Assignable Control) de
toonhoogte, filter en amplitude van de Plug-in
Voice besturen.
PMod (Pitch Modulatie Sterkte)
Stelt de mate in waarmee de Control Change
boodschappen (geselecteerd met de Bron-
parameter) de pitch modulatie besturen. Hoe
hoger de instelling, hoe sterker de besturing.
Instellingen: 0 ~ 127
FMod (Filter Modulatie Sterkte)
Stelt de mate in waarmee de Control Change bood-
schappen (geselecteerd met de Bronparameter)
de filter cutoff modulatie besturen. Hoe hoger de
instelling, hoe sterker de besturing.
Instellingen: 0 ~ 127
AMod (Amplitude Modulatie Sterkte)
Stelt de mate in waarmee de Control Change
boodschappen (geselecteerd met de Bron-
parameter) de amplitude modulatie besturen. Hoe
hoger de instelling, hoe sterker de besturing.
Instellingen: 0 ~ 127
*
Hier kunt u de LFO parameters instellen. De LFO
gebruikt een lage frequentie golfvorm om de
toonhoogte van het geluid te variëren (moduleren).
Het vibrato effect maakt bijvoorbeeld gebruik van
de LFO.
LFO Param (LFO Parameter)
Speed (snelheid)
Stelt de snelheid van de LFO-golfvorm in. Een
positieve instelling verhoogt de snelheid en een
negatieve instelling verlaagt deze.
Instellingen: 0 ~ 127:
Snelheid = Laag
Snelheid = Hoog
CTLíAT Modulation) PMod FMod AMod
Common 127 127 127
CTLíAC Control) Source Filter
Common 04[FootCtrl] -64
CTLíAC Modulation) PMod FMod AMod
Common 127 127 127
LFO Param) Speed Delay PMod
Common +63 -64 +63
Tijd
Tijd
Plug-in Common LFO (Lage Frequentie Oscillator)
112
Delay (Vertraging)
Stelt de vertragingstijd in tussen het moment dat u
een toets op het toetsenbord aanslaat en het
moment dat de LFO gaat werken. Zoals in de
illustratie wordt getoond, verlengt een positieve
instelling de vertraging en verkort een negatieve
instelling deze.
Instellingen: 0 ~ 127
Korte Vertraging
Lange Vertraging
PMod (Pitch Modulatie Sterkte)
Stelt de hoeveelheid in waarmee de LFO-golf
vorm de toonhoogte bestuurt. Een positieve
instelling verhoogt de hoeveelheid en een nega-
tieve instelling verlaagt deze.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Plug-in Element
In de volgende drie schermen kunt u de parameters
instellen van de Insertie Effecten en Systeem Effec-
ten die de Plug-in Voice gebruikt. De parameters
zijn hetzelfde als bij de Normal Voices. De EFF EF1
(Insertie Effect) parameter is dezelfde als de EFF
EF1 (insertie Effect 1) parameter bij de Normal
Voices. Details zijn te vinden op pag. 88.
EFF EF1 (Insertie Effect)
EFF Rev (Reverb)
EFF EFF Cho (Chorus)
Plug-in Element OSC (Oscillator)
Hier kunt u de met Element verband houdende
parameters van de Plug-in Voice instellen. In de
volgende twee schermen kunt u de golfvorm van
het Element selecteren en zijn aanslaggevoeligheids-
parameters.
OSC Assign (Oscillator Assign)
OSC Velocity (Oscillator Velocity)
OSC Assign (Oscillator Toewijzen)
Hier kunt u de Board Voice selecteren die het
Element in een Plug-in Voice moet gebruiken.
Selecteer met Knop [C] de Bank en met Knop [1] de
Board Voice.
Bank
Selecteert de Board Voice van de Plug-in Voice.
Instellingen: (Afhankelijk van de Plug-in Board. Zie de
handleiding van uw Plug-in Board.)
Number (nummer)
Selecteert het Board Voice Nummer. De Board
Voice Naam wordt rechts van dit nummer ge-
toond.
Instellingen: (Afhankelijk van de Plug-in Board. Zie de
handleiding van uw Plug-in Board.)
OSC Velocity (Oscillator Aan-
slaggevoeligheid)
Hier kunt u de aanslaggevoeligheid en de transposi-
tie van de Board Voices instellen.
Depth (sterkte)
Stelt de aanslaggevoeligheid van de Board Voice in.
Als u een grotere waarde instelt, wordt het
volume luider naarmate u de toetsen op het toet-
senbord harder aanslaat.
Instellingen: 0 ~ 127
Offset
Stelt een offsetwaarde in voor de aanslag-
gevoeligheid van de Board Voice. Als u een toets
op het toetsenbord aanslaat, wordt deze offset-
waarde aan de aanslaggevoeligheid toegevoegd.
Instellingen: 0 ~ 127
NoteSft (transpositie)
Stelt de hoeveelheid (in halve tonen) in waarmee
de toonhoogte van de Board Voice wordt getrans-
poneerd. U kunt een waarde van maximaal 2
octaven instellen.
Instellingen: -24 ~ 0 +24
Plug-in Element Pitch
Hier kunt u de Pitch Envelope Generator parame-
ters instellen van de Board Voice. De Pitch
Envelope Generator bestuurt de wijziging in toon-
hoogte vanaf het moment dat er een toets op het
toetsenbord wordt aangeslagen tot het moment dat
de toets wordt losgelaten.
Toets
aangeslagen
Toets
aangeslagen
OSCíAssign) Bank Number
Elem NORM/001 128[GndPiano]
OSCíVelocity) Depth Offset NoteSft
Elem 127 0 -24
113
PCH PEG (Pitch Envelope Generator)
InitLvl (oorspronkelijke niveau)
Stelt het oorspronkelijke (initial) niveau in.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Attack
Stelt de Attack Tijd in.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Release
Stelt de Release Tijd in.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Level (Niveau)
Stelt het Release Niveau in.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Pitch Envelope Generator Instellingen
U kunt twee Tijd (snelheids) parameters en twee
Niveau (toonhoogte) parameters instellen die de
wijzigingen in toonhoogte besturen vanaf het
moment dat u een toets op het toetsenbord aanslaat
tot het moment dat u de toets loslaat. Als u een toets
op het toetsenbord aanslaat, wordt de oorspronke-
lijke (initial) toonhoogte bepaald in de InitLvl
parameterinstelling. De toonhoogte wijzigt vervol-
gens van de InitLvl-waarde naar de hoogste toon-
hoogte, gedurende de tijd die met de Attack parame-
ter is ingesteld. Daarna wordt de toonhoogte-
wijziging bepaald door de Release Tijd/Niveau
instellingen.
Plug-in Element EQ (Equalizer)
Hier kunt u de equalizer instellingen van de Wave
instellen. Dit is een shelving equalizer met twee
banden: één voor hoge frequenties en een andere
voor lage frequenties.
EQ Param
LoFreq (lage frequentie)
Stelt het shelving punt in van de lage frequen-
ties. De niveaus van de signalen onder deze
frequentie worden versterkt/verzwakt met de
hoeveelheid die in LoGain is ingesteld.
Instellingen: 32Hz ~ 2.0kHz
LoGain
Stelt de hoeveelheid in waarmee signalen onder
de LoFreq frequentie worden versterkt/ver-
zwakt.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
HiFreq (hoge frequentie)
Stelt het shelving punt in van de hoge frequenties.
De niveaus van de signalen onder deze frequentie
worden versterkt/verzwakt door de hoeveelheid
die in HiGain is ingesteld.
Instellingen: 500Hz ~ 16.0kHz
HiGain
Stelt de hoeveelheid in waarmee signalen onder
de HiFreq frequentie worden versterkt/verzwakt.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Plug-in Element Native
Als u een Plug-in Board heeft geïnstalleerd, dan zijn
niet alleen de standaard parameters beschikbaar,
maar ook zgn. Native parameters beschikbaar
(parameters die zich alleen in het Plug-in Board
bevinden) waarmee een Board Voice van een Plug-
in Board ingesteld kan worden.
PLG-NATIVE (Plug-in Native)
Hier worden de Native Part parameters in de
display getoond. Ga met de [PAGE]-knop naar het
scherm die de gewenste parameter bevat en geef de
instellingen in met Knop [C] en Knop [2].
De parameters en het aantal schermen zijn afhanke-
lijk van de Plug-in Board. Zie, voor details over de
verschillende parameters en functies, de handlei-
ding of de on-line hulp van uw Plug-in Board.
PCHíPEG)InitLvl Attack Release---Level
Elem +63 +63 +63 -64
0
Release
Niveau
Peak
Niveau
InitNv
Attack
Tijd
Release
Tijd
Toets losgelaten
Tijd
Toonhoogte
EQíParam)LoFreq LoGain HiFreq HiGain
Elem 2.0k +12dB 16.0k -12dB
Frequentie
-
+
0
Lage Freq Hoge Freq
114
Het Bewerken van Plug-in Board Voices
Plug-in Voices zijn gebaseerd op Board Voices. De
Board Voices zelf kunnen met de computer en de
bijgeleverde editor software worden bewerkt. Er zijn
verschillende soorten editor software beschikbaar
voor de verschillende Plug-in Boards.
Stel, als u de editor gebruikt terwijl u in de Voice
Mode bent, het “Part No.” in de editor op “1”. Zorg er
tevens voor dat het Basis Ontvangstkanaal van de
synthesizer op hetzelfde kanaal staat ingesteld als het
MIDI-kanaal van de editor software.
De bewerkingen in een Board Voice worden in de
Custom Bank bewaard tot u het instrument uitzet. De
Custom Bank is een tijdelijk geheugen, dus bewer-
kingen in de Bank worden gewist zodra u het
instrument uitzet. Daarom kan het nodig zijn om uw
Board Voice data op een computer op te slaan.
Details over het gebruik van de editor software kunt
u vinden in de on-line hulp.
Bij het bulk-dumpen van Board Voice data, worden
de bewerkte Board Voices in de Custom Bank
ontvangen aan de hand van de Bank Select bood-
schap (MSB/LSB) die uniek is per Plug-in Board.
Daarom moet u bij het afspelen van deze Board
Voices de juiste Banken in de synthesizer selecteren.
1 Selecteer in de Voice Play Mode een voice van
een Plug-in Geheugen (PLG1 of PLG2).
2 De door u bewerkte Board Voice kan nu worden
afgespeeld als er in dit scherm een Custom Bank is
geselecteerd.
Zie voor details over Custom Banken, Bank Select
Nummers (MSB/LSB) en Board Voices de handleiding
of de on-line hulp van uw Plug-in Board.
Als u de bewerkte Board Voice data naar de
synthesizer heeft verstuurd en als een “plugin”
filetype op een Memory Card heeft opgeslagen, dan
kunt u de file laden zonder eerst de computer aan te
sluiten.
Als een Board Voice in de Custom Bank is bewerkt in
de Voice Edit Mode, dan kunt u deze opslaan als een
Plug-in Voice in Geheugenbank A t/m D van PLG1 of
PLG2. Er kunnen maximaal 64 Voices per Bank
worden opgeslagen.
U kunt echter alleen de Voice Edit parameters
opslaan. De bewerkte Board Voice parameters
kunnen niet worden opgeslagen. U raakt alle Board
Voice bewerkingen kwijt als u de synthesizer uitzet.
Om dit te vermijden, moet u uw Board Voice bewer-
kingen op Memory Card opslaan en de data vervol-
gens laden als een Plug-in Voice.
Nadat u de Board Voice data heeft geladen, moet u
Plug-in Voice Geheugens (PLG1/PLG2) A t/m D
selecteren, en is het opgeslagen geluid (de bewerkte
Plug-in Voice, gebaseerd op de Board Voice) geladen.
De “all” instelling is niet beschikbaar bij het opslaan
van Board data; het wordt opgeslagen als een
“plugin” filetype. Als de naam van de file zo is
ingesteld dat de file automatisch laadt (pag. 172), dan
kan de Board Voice data ook worden geladen zodra
de synthesizer weer wordt aangezet.
Het opslaan op en laden van Memory Card kan enige
tijd in beslag nemen.
Details over opslaan/laden van data op/van Memory
Card zijn te vinden op pag. 173.
De software editor van het PLG150-AN/PF Plug-in
Board is een plug-in programma van XGworks (lite).
U kunt het alleen gebruiken met Windows en
XGworks (lite). XGworks staat op de bij deze
synthesizer meegeleverde CD-ROM.
Computer
(Editor)
Bulk Dump/
Edit
Opslaan
IBM
PS/V
Board
Voice
Plug-in
Voice
Custom Bank
Plug-in Board
CS6x/CS6R
Plug-in Geheugen
(PLG 1/2)
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
115
Voice Job Mode
U kunt verschillende handelingen (jobs) in Voice
Job Mode verrichten. U kunt bijvoorbeeld Voices
initialiseren (“Initialize”) (met inbegrip van die
Voices die huidig worden bewerkt), of vorige
bewerkingen oproepen (“Recall”).
Als u naar de Voice Job Mode gaat, dan verschijnt
eerst het Initialize-scherm. De volgende vier scher-
men zijn per Voice Job beschikbaar.
Alvorens u naar Voice Job Mode gaat om de Initialize of
Recall-functie te gebruiken, moet u eerste de Voice
selecteren waarop u de handeling wilt verrichten (pag.
74).
1e scherm: VCE Initialize
2e scherm: VCE Edit Recall
3e scherm: VCE Copy
4e scherm: VCE Bulk Dump
Details over het gaan naar de Voice Job Mode zijn te
vinden op pag. 22.
Een Job Uitvoeren
1 Selecteer in de Voice Play Mode het Voice Num-
mer waarop u de Job uit wilt voeren.
2 Druk, om naar de Voice Job Mode te gaan, op de
[JOB]-knop.
3 Ga met de [PAGE]-knop naar het scherm die de
Job bevat die u uit wilt voeren.
4 Selecteer de parameter waarop u de Job wilt
uitvoeren met Knoppen [B]/[C] en Knoppen [1]/
[2]. (Of gebruik de [DATA]-knop of de [DEC/NO]-
en [INC/YES]-knoppen.)
Deze stap is niet van toepassing op Recall en Bulk
Dump Jobs.
5 Als u op de [ENTER]-knop drukt, dan wordt
om bevestiging gevraagd.
6. Bevestig met de [INC/YES]-knop. Als de Job is
voltooid, krijgt u “Completed” in het scherm te
zien en keert u terug naar het oorspronkelijke
scherm.
Druk op de [DEC/NO]-knop als u de Job wilt
annuleren.
VCE Initialize
Hier kunt u alle parameters van een Voice resetten
(initialiseren) naar de standaard instellingen. U kunt
tevens alleen bepaalde parameters initialiseren,
zoals de Common instellingen, instellingen van de
verschillende Elementen/Drum Toetsen, enz. Houd
er rekening mee dat dit de Voice niet terug doet
keren naar zijn originele staat van vóór het bewer-
ken. Deze functie is echter handig bij het vanuit het
niets creëren van een nieuwe Voice.
Selecteer het soort parameter om te
initialiseren.
Selecteer de te initialiseren parameter met Knop
[C], de [DATA]-knop of de [DEC/NO]- en [INC/
YES]-knoppen. Welke parameters niet beschikbaar
zijn voor initialisatie hangt af van het soort
Voice dat huidig is geselecteerd (Normal/Drum/
Plug-in).
Instellingen:
Normal Voices: Current Voice, Current Common, Current
Element 1 ~ 4
Drum Voice: Current Voice, Current Common (data die
gelden voor alle Drum Toetsen), Current Key C0 ~ C6
(Drum Key C0 ~ C6)
Plug-in Voice: Current Voice, Current Common, Current
Element
VCE Edit Recall
Als u een Voice bewerkt, en deze niet eerst opslaat
voordat u naar een andere Voice gaat, dan gaan de
bewerkingen die u maakte verloren. In dit geval
kunt u met de Recall-functie de bewerkingen van
de Voice opnieuw oproepen.
VCE Copy
U kunt Common en Element/Drum Toets parameter
instellingen kopiëren van een willekeurige Voice
naar de Voice die u aan het bewerken. Dit is handig
bij het creëren van een nieuwe Voice waarbij u
bepaalde parameterinstellingen van een andere
Voice wilt gebruiken.
Deze functie kan niet worden gebruikt voor het kopiëren
van hele Voices van de ene naar de andere lokatie. De
functie kan alleen worden gebruikt voor het kopiëren
van parameterinstellingen van een bestaande Voice naar
de Voice die u huidig aan het bewerken bent.
VCE Initialize)
Job Current Voice
VCE Initialize)
<< Are You sure? [YES]/[NO] >>
VCE Initialize)
Job Current Voice
VCE Edit Recall)
Job
VCE Copy) [Pf:GrandPiano] Current
Job PRE1:128(H16) EL1 > EL1
1 2 3 4
N.B.
N.B.
Als Jobs meer tijd nodig hebben, verschijnt
“Executing...” gedurende het uitvoeren in het scherm.
Als u het instrument uitzet als deze boodschap in de
display staat, kan uw data beschadigen.
7 Druk op de [VOICE]-knop om de Voice Job Mode te
verlaten en terug te keren naar de Voice Play Mode.
N.B.
N.B.
N.B.
116
1 Bron Voice Geheugen
Selecteert het Voice Geheugen die de (Bron)
Voice bevat waarvan u parameterinstellingen wilt
kopiëren.
Instellingen: PRE1/2 (Preset 1/2), INT (Intern Normal),
EXT (Extern Normal), PLG1/2 (Plug-in 1/2),
PRE (Preset Drum), INT (Intern Drum), EXT
(Extern Drum)
2 Bron Voice Nummer
Selecteert het Voice Nummer van de Bron Voice.
De naam van de Voice staat bovenin de display.
Instellingen: 001 ~ 128 (voor Preset/Intern/Extern
Normal), 1 ~ 64 (voor Plug-in 1/2), DR1 ~
DR8 (voor Preset Drum), DR1 ~ DR2 (voor
Intern/Extern Drum)
3 Bron Voice Parameter
Selecteert de parameter van de Bron Voice. U
kunt parameterinstellingen kopiëren die gelden
voor alle Elementen of parameterinstellingen die
door individuele Elementen worden gebruikt.
Instellingen:
Normal Voice: Common (alle Elementen), EL! ~ EL4
Drum Voice: Common (alle Drum Toetsen), C0 ~ C6
Plug-in Voice: Common, EL (Element)
Als de parameters van de Bron Voice (Normal/Drum/
Plug-in) anders zijn als die van de Voice die u huidig
aan het bewerken bent (Bestemming), dan kunt u
alleen Common parameters kopiëren.
4 Bestemming Element/Drum Toets
Stelt het Element/Drum Toets in van de Bestem-
ming Voice. Als de Bron een Normal of Drum
Voice is, dan kunt u alleen een Bestemming
kiezen als het Element/de Drum Toets is inge-
steld.
Instellingen:
Normal Voice: EL1 ~ EL4
Drum Voice: C0 ~ C6
Als u Common parameters van de Bron kopiëert, dan
wijzigt het scherm in “Common”.
Voice Store
Hier kunt u de parameterinstellingen van maximaal
128 Voices in de verschillende Geheugens (INT:
Intern) van uw synthesizer of op de Memory Card
(EXT: Extern) opslaan. Dit gaat als volgt.
Er kunnen maximaal 64 plug-in Voices in Banken
A t/m D van PLG 1/2 worden opgeslagen.
Als u dit uitvoert, worden de instellingen van de
Bestemming Voice overschreven. Maak altijd een backup
van belangrijke data op een computer, een aparte
Memory Card of een ander opslagmedium.
1 Druk, na het bewerken van een Voice, op de
[STORE]-knop. Hierop verschijnt het Voice Store
scherm.
2 Selecteer met Knop [1] het Bestemming Voice
Geheugen (INT of EXT).
Dit moet PLG1/2 zijn bij het opslaan van een Plug-in
Voice.
3 Selecteer met Knop [2] het Bestemming Voice
Nummer. Hiermee stelt u het Voice Geheugen/
Nummer in waarin u de Voice wilt opslaan.
U kunt deze handeling ook uitvoeren met de [DATA]-
knop of de [DEC/NO]- en [INC/YES]-knoppen.
4 Als u op de [ENTER]-knop drukt, wordt om
bevestiging gevraagd.
5. Bevestig met de [INC/YES]-knop. Als de Job nog
bezig is, verschijnt “Executing...” in het scherm.
Als de Job is voltooid, verschijnt “Completed” in
het scherm, en keert u terug naar de
Voice Play Mode.
U kunt de job annuleren door op de [DEC/NO]-knop
te drukken. U keert hierop terug naar het oorspron-
kelijke scherm.
Er zijn twee Scenes beschikbaar per Voice. De aan/uit
status van beide Scenes wordt ook opgeslagen.
Details over Scenes zijn te vinden op pag. 45.
VCE Bulk Dump)
Job Current Voice
VCEí [Pf:GrandPiano] >[Pf:Init Voice]
Store EXT:128(H16)
VCEí [Pf:GrandPiano] >[Pf:Init Voice]
<< Are You sure? [YES]/[NO] >>
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
VCE Bulk Dump
Hier kunt u de parameterinstellingen van de hui-
dige Voice met Bulk Dump naar uw computer of
naar andere externe MIDI-apparatuur versturen.
U moet het juiste MIDI Device Nummer instellen om een
Bulk Dump uit te kunnen voeren. Details zijn te vinden
op pag. 166.
117
Performance Play
In de Performance Play Mode kunnen meerdere
Voices (tot maximaal vier Parts) worden gestapeld
om brede geluiden te creëren die u in realtime of
met een sequencer kunt afspelen.
In de Performance Mode kunnen maximaal 20 Parts
worden gecombineerd in één Performance, inclusief
Voices voor de 16 Parts plus Phrase Clip, A/D Input
en Plug-in 1/2 Parts. Afhankelijk van de
Performance Edit instellingen (pag. 121), kunt u een
Normal Voice of Drum Voice (Drum Kit) aan ieder
Part toewijzen. Meerdere parts kunnen aan het-
zelfde MIDI-kanaal worden toegewezen om in
realtime af te spelen. U kunt ook per part een ander
MIDI-kanaal toewijzen zodat deze kunnen worden
afgespeeld met een externe sequencer of de interne
sequencer van de synthesizer (in de Sequence Play
Mode). De synthesizer kan 256 Performances
bevatten, bestaande uit 128 Interne Performances
plus nog eens 64 Externe Performances op de
Memory Card.
De getoonde schermen, de methode om
Performances te selecteren en de werking van Multi
Part Edit in de Performance Play Mode worden
hieronder uitgelegd.
Bank- en Programknoppen zijn niet beschikbaar op de
CS6R. Selecteer Programnummers met de Knoppen [A]
t/m [C], Knoppen [1]/[2] en de [DATA]-knop.
Als er een multitimbraal Plug-in Board is geïnstalleerd,
kunnen er 35 Parts in een enkele performance worden
gecombineerd. De instellingen van de Plug-in Parts
kunnen echter niet in het geheugen worden opgeslagen.
Een overzicht van de Performances is te vinden op pag. 39.
Performance Play Mode Display
U ziet het volgende scherm als u naar Performance
Play Mode gaat. Er zijn zeven Performance Play
Mode schermen, die hieronder worden uitgelegd.
Ga met de [PAGE]-knop naar de verschillende
schermen.
Details over het gaan naar de Performance Play Mode
zijn te vinden op pag. 21.
In de 3e t/m 7e schermen kunt u de signaalniveaus,
stereo panposities en andere algemene parameters
van de verschillende Parts (Multi Part Edit) instellen.
Deze zijn handig als u de synthesizer in combinatie
met een sequencer gebruikt. Details zijn te vinden op
pag. 119.
3e scherm: PFM Mlt) Volume
(Performance Multi: Volume)
4e scherm: PFM Mlt) Pan
(Performance Multi: Pan)
5e scherm: PFM Mlt) RevSend
(Performance Multi: RevSend)
6e scherm: PFM Mlt) ChoSend
(Performance Multi: ChoSend)
6e scherm: PFM Mlt) NoteSft
(Performance Multi: Note Shift)
1e scherm: PFM Play
(Performance Play)
1. Scherm Titel
Dit toont u dat u zich huidig in de Performance
Play Mode bevindt.
2. Performance Geheugen/Nummer
(Bank/Nummer)
Het Geheugen/Performance Programnummer (001 -
128) en het Bank ([A] t/m [H])/Program Nummer
([1] - [16]) van de geselecteerde Performance
worden hier getoond. “INT: 128 (H16)” bijvoorbeeld
toont u dat het Geheugen “Intern” is, het
Performance/Programnummer “128”, de Bank “H”
en het Bank Programnummer “16” is.
Geheugen/Performance
Programnummer
Interne geheugens worden getoond als “INT” en
externe geheugens als “EXT”. Iedere Voice in een
geheugen is toegewezen aan een Performance
Programnummer van 001 - 128.
Details over Performance Geheugens zijn te vinden op
pag. 29.
Bank/programnummer
Performance Programnummers 001 - 128 staan in
verband met de Banken A t/m H en Program-
nummers 1 - 16 (van de Bank) zoals hieronder
wordt uitgelegd. U kunt een Performance ofwel
direct met zijn Performance Programnummer of met
een combinatie van de Bank- en Programknoppen
selecteren.
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
PFM Play) INT:128(H16)[Pf:Init Perf ]
EQ Low EQ Mid EQ Hi - 1 + 0
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
PFM Play) INT:128(H16)[Pf:Init Perf ]
EQ Low EQ Mid EQ Hi - 1 + 0
1 2 3
4
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
1e scherm: PFM Play (Performance Play)
Belangrijkste Performance scherm.
2e scherm: PFM Srch (Performance Search)
U kunt snel een Performance opzoe-
ken door het Performance Geheugen
en de Categorie te specificeren.
N.B.
Performance Mode
118
3. Performance Categorie/Naam
Performance Categorie
Een twee-letterige afkorting van de Performance
Categorie wordt links van de Performance Naam
getoond. Dit omschrijft het soort geluid in de
Performance.
Performance Naam
De naam van een Performance kan uit maximaal 10
karakters bestaan.
4. Knop Parameter Display
Dit toont u de functie/parameterwaarde die aan
iedere Knop ([A] - [C]] en [1]/[2]) is toegewezen.
Instellen/Bekijken van Knop Parameters
In de Performance Play Mode kunt u met Knoppen
[A] t/m [C] en Knoppen [1]/[2] de parameters aanpas-
sen die er aan zijn toegewezen. Bij het gebruik van
een knop wordt de waarde van de eraan toegewezen
parameter kortstondig in het scherm getoond (Knop
[A] t/m [C]).
Details over het toewijzen van parameters aan
Knoppen [A] t/m [C] zijn te vinden op pag. 165.
Details over het toewijzen van parameters aan
Knoppen [1]/[2[ zijn te vinden op pag. 51 en 84.
Instellen/Bekijken van Octaaf- en MIDI-Verstuur-
kanaal Parameters
In de Performance Play Mode worden de huidige
Octaaf (Octave) en MIDI-Verstuurkanaal (Transmit)
instellingen getoond als u de [SHIFT]-knop ingedrukt
houdt. De display varieert, afhankelijk van de Master
Keyboard Mode (aan/uit).
Details over Master Keyboard Mode zijn te vinden op
pag. 123.
Master Keyboard Mode staat uit
Selecteer het MIDI-Verstuurkanaal (1 - 16) met Knop
[A] terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt.
Master Keyboard Mode staat aan
Selecteer het MIDI-Verstuurkanaal (1 - 16) met Knop
[B]/[C]/[1]/[2] terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt
houdt.
De noten die in de Performance Play Mode voortge-
bracht worden, worden via dit kanaal verstuurd.
Als de Master Keyboard Mode uitstaat, dan kunt u
met het MIDI Ch-scherm in de Utility Mode de MIDI-
Verstuurkanalen instellen (pag. 166)
Performance
Nummer
Performance
Nummer
Bank Bank
Program
Nummer
Program
Nummer
001 A 1 065 E 1
002 A 2 066 E 2
003 A 3 067 E 3
004 A 4 068 E 4
005 A 5 069 E 5
006 A 6 070 E 6
007 A 7 071 E 7
008 A 8 072 E 8
009 A 9 073 E 9
010 A 10 074 E 10
011 A 11 075 E 11
012 A 12 076 E 12
013 A 13 077 E 13
014 A 14 078 E 14
015 A 15 079 E 15
016 A 16 080 E 16
017 B 1 081 F 1
018 B 2 082 F 2
019 B 3 083 F 3
020 B 4 084 F 4
021 B 5 085 F 5
022 B 6 086 F 6
023 B 7 087 F 7
024 B 8 088 F 8
025 B 9 089 F 9
026 B 10 090 F 10
027 B 11 091 F 11
028 B 12 092 F 12
029 B 13 093 F 13
030 B 14 094 F 14
031 B 15 095 F 15
032 B 16 096 F 16
033 C 1 097 G 1
034 C 2 098 G 2
035 C 3 099 G 3
036 C 4 100 G 4
037 C 5 101 G 5
038 C 6 102 G 6
039 C 7 103 G 7
040 C 8 104 G 8
041 C 9 105 G 9
042 C 10 106 G 10
043 C 11 107 G 11
044 C 12 108 G 12
045 C 13 109 G 13
046 C 14 110 G 14
047 C 15 111 G 15
048 C 16 112 G 16
049 D 1 113 H 1
050 D 2 114 H 2
051 D 3 115 H 3
052 D 4 116 H 4
053 D 5 117 H 5
054 D 6 118 H 6
055 D 7 119 H 7
056 D 8 120 H 8
057 D 9 121 H 9
058 D 10 122 H 10
059 D 11 123 H 11
060 D 12 124 H 12
061 D 13 125 H 13
062 D 14 126 H 14
063 D 15 127 H 15
064 D 16 128 H 16
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
PFM Play) INT:128(H16)[Pf:Init Perf ]
+63 EQ Mid EQ Hi -1 +0
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
(Oct= +3) INT:128(H16)[Pf:Init Perf ]
(Tch= 1)
Octaaf MIDI-Verstuurkanaal
SHIFT PAGE
PART
/
ELEMENT
DATAABC1 2
(Oct= +3) INT:128(H16)[Pf:Init Perf ]
(Tch=MKB 1:ch01 2:ch01 3:ch03 4:off)
Octaaf
Zone 1 t/m 4
N.B.
N.B.
N.B.
119
Performance Program Selectie
Er zijn vier manieren waarop u een Performance
kunt selecteren.
Met de BANK/PROGRAM-knoppen (CS6x)
Met de [DEC/NO]- en [INC/YES]-knoppen
Met de [DATA]-knop
Met de Category Search
Het gebruik van de [INC/YES]- en [DEC/NO]-
knoppen, de [DATA]-knop of de Category Search-
functie is hetzelfde als bij het direct selecteren van
een Voice in de Voice Play Mode. Zie pag. 57, en
vervang het woord “Voice” door “Performance”.
Met de BANK/PROGRAM Knoppen
1
Details over Banken zijn te vinden op pag. 29.
3 Druk, om een Programnummer te selecteren, op
een PROGRAM-knop ([1] - [16]).
Performances kunnen worden geselecteerd door
de Geheugenbank en het Programnummer, zoals
in bovenstaande drie stappen uitgelegd is, in te
stellen. De display toont tevens de geselecteerde
Performance.
Multi Edit (Volume, Pan, Reverb/
Chorus Send, Note Shift)
U kunt het signaalniveau (volume), pan (positie in het
stereobeeld) en andere parameters van de verschillende
Parts instellen met de grafische editors op schermen 3 t/
m 7. U kunt bijvoorbeeld de Volume- en Pan parameters
van de verschillende Parts in realtime aanpassen, terwijl
u de synthesizer als een multitimbrale toongenerator
gebruikt met een sequencer.
Instelprocedure
Dezelfde procedure geldt voor schermen 3 t/m 7.
PFM Play) INT:128(H16)[Pf:Init Perf ]
EQ Low EQ Mid EQ Hi -1 +0
MEMORY
PRE1
INT
DRUM
EXT
PLG1 PLG2
PRE2
DRUM
Details over Performance Geheugens zijn te vinden op
pag. 29.
2 Druk , om een Bank te selecteren, op een
BANK-knop ([A] t/m [H]). De Bankindicator in de
display knippert.
Druk op Bankknoppen [A] t/m [D] voor het selecteren
van een EXT Performance.
Als u hier op de [EXIT]-knop drukt, dan wordt de
Performance-selectie geannuleerd en verschijnt de
oorspronkelijke Performance.
Als de Bank reeds is geselecteerd, dan is deze stap niet
nodig.
BANK
PROGRAM
PA RT
ABCDEFGH
12341234
ELEMENT SELECT ELEMENT ON
/
OFF
12345678
9 10111213141516
GENERAL QED ARPEGGIO CONTROL COM LFO EFFECT
OSC PITCH FILTER AMPLITUDE LFO EQ PLG
MEMORY
PRE1
INT
DRUM
EXT
PLG1 PLG2
PRE2
DRUM
PFM Play) INT:128(H16)[Pf:Init Perf ]
EQ Low EQ Mid EQ Hi -1 +0
PROGRAM
PAR T
12345678
9 10111213141516
GENERAL QED ARPEGGIO CONTROL COM LFO EFFECT
OSC PITCH FILTER AMPLITUDE LFO EQ PLG
1
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
PFM Mlt) Volume L
Part01 127 Ä ÇÇÇÇÇÇÇÇÇÇÇÇÇÇÇÇÇÇÇÇ›
231
Druk, om het Performance Geheugen te selecte-
ren, op de MEMORY [INT]- of [EXT]-knop. De
geselecteerde performance-geheugenindicator
knippert in de display.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
Selecteer het scherm met de [PAGE]-knop.
Selecteer met Knop [A] het part. U kunt kiezen
uit PartCl (Phrase Clip Part), PartAD (A/D Input
Part), PartP1 (Plug-in 1 Part), PartP2 (Plug-in 2
Part), Part01 t/m Part16 (Voice Part 1 t/m 16).
Met uitzondering van het 7e scherm (Note Shift),
zijn alle Common (Layer Common) parameters
van de verschillende Layer Parts hetzelfde.
De parameterinstellingen van de verschillende
Parts worden in een balkgrafiek getoond, waar-
door u een idee krijgt van de algehele geluids-
balans.
U kunt met de MEMORY- en PART-knoppen op
het regelpaneel de verschillende Parts selecteren.
De knoppen staan als volgt met de verschillende
Parts in verband.
[PRE1/2].............................Common (Layer Common)
[INT]-knop..........................PartCL (Phrase Clip Part)
[EXT]-knop.........................PartAD (A/D Input Part)
[PLG1]-knop.......................PartP1 (Plug-in 1 Part)
[PLG2]-knop.......................PartP2 (Plug-in 2 Part)
PART-knoppen [1] t/m [16] (CS6x).. Part01 t/m Part 16 (Voice Parts 1 t/m 16)
2
120
3
Het Aflezen van de Instellingen in de Display
Schermen 3 t/m 7 hebben de volgende functies.
1 Parameter: toont de parameterinstellingen
2 Part: toont het huidig geselecteerde part
3 Waarde: toont de instelling van het huidig
geselecteerde part
4 Balk Grafiek: toont de instellingen van de
verschillende Parts als een balkgrafiek
Common (Layer Common)
PartCL (Phrase Clip Part)
PartAD (A/D Input Part)
PartP1 (Plug-in 1 Part)
PartP2 (Plug-in 2 Part)
Part01 ~ Part16 (Voice Parts 1 ~ 16)
5 Layer-schakelaar aan/uit: toont een “L’ teken
boven de balkgrafiek bij Parts waarvan de Layer
schakelaar aanstaat.
6 Mute aan/uit: toont een “
*” teken boven de
balkgrafiek bij Parts die zijn gemute (tijdelijk
uitgezet). Druk op de [ENTER]-knop om de mute
aan/uit te zetten van het huidig geselecteerde part.
Als er een Multitimbraal Plug-in Board is geïnstalleerd
in Plug-in Slot 2, dan is PartP2 (Plug-in 2 Part) niet
langer beschikbaar. U kunt nu echter Part17 t/m
Part32 (Voice Parts 17 t/m 32) selecteren. Een “
teken verschijnt rechts van de balkgrafiek, om aan te
geven dat er meer Parts beschikbaar zijn. Als u Part
17 t/m 32 selecteert, dan toont de balkgrafiek de
instellingen van die Parts.
3e scherm: PFM Mlt) Volume (Performance
Multi: Volume)
Stelt het signaalniveau (volume) in van de ver-
schillende Parts.
Instellingen: 0 ~ 127
4e scherm: PFM Mlt) Pan (Performance
Multi: Pan)
Stelt de stereo panpositie in van de verschillende
Parts.
Instellingen: 0 ~ 127
5e scherm: PFM Mlt) RevSend (Performance
Multi: Reverb Send)
Stelt per Part het Send Niveau in van het signaal
dat van Insertie Effect 1/2 (of het passe-
rende signaal) naar het Reverb Effect wordt
gestuurd.
Instellingen: 0 ~ 127
6e scherm: PFM Mlt) ChoSend (Performance
Multi: Chorus Send)
Stelt per Part het Send Niveau in van het signaal
dat van Insertie Effect 1/2 (of het passerende
signaal) naar het Chorus Effect wordt gestuurd.
Instellingen: 0 ~ 127
7e scherm: PFM Mlt) NoteSft (Performance
Multi: Transpositie)
Stelt de mate in (in halve tonen) waarmee de
toonhoogte van de verschillende parts wordt
geoffset. U kunt de offset aanpassen met maxi-
maal twee octaven (omhoog/omlaag).
Instellingen: -24 ~ 0 ~ +24
PFM Mlt)NoteSft L *
Part01 + 0 -__-_-_______________
PFM Mlt)ChoSend L *
Part01 127 -__-_-_______________
PFM Mlt)RevSend L *
Part01 127 -__-_-_______________
PFM Mlt) Pan L *
Part01 L63 -__-_-_______________
PFM Mlt) Volume L *
Part01 127____ ___________ ›
2 3 41
Common
56
PartCL
PartAD
PartP1
PartP2 PartP01 ~ 16
PFM Mlt) Volume L *
Part01 127 ›
PFM Mlt) Volume
Part17 127
Part17~Part32
PFM*Mlt) Volume L *
Part01 127 ›
PFM Mlt) Pan L *
Part01 L63 ›
PFM Mlt)RevSend L *
Part01 127 ›
PFM Mlt)ChoSend L *
Part01 127 ›
Sla, om verlies van instellingen te voorkomen, de
Performance op alvorens u naar een andere Mode
gaat of een andere Performance selecteert. Details
over het opslaan van Performances zijn te vinden op
pag. 141.
Pas de parameterinstellingen van de verschil-
lende parts aan met Knop [B], de [DATA]-knop of
de [DEC/NO]- en [INC/YES]-knoppen.
Herhaal stappen 2 en 3 bij de andere Parts.
4
N.B.
N.B.
PFM Mlt)NoteSft L *
Part01 + 0 ›
121
Performance Edit
Hier kunt u de Performance Edit parameters instel-
len. Deze kunnen we ruwweg onderverdelen in
Common parameters, die voor alle Parts gelden, en
Part-specifieke parameters. Er zijn ook verschillende
zone instellingen beschikbaar voor de Master
Keyboard Mode (pag. 123).
Als u naar de Performance Edit Mode gaat, dan
verschijnt het volgende scherm. De complete
display (oftewel het totaal aantal schermen) is
afhankelijk van het geselecteerde Part. In principe
selecteert u met Knop [A] het soort parameter dat u
wilt bewerken (Common/Part/Zone), gaat u met de
[PAGE]-knop naar andere parameterschermen en
voert u parameterinstellingen in met Knoppen [B],
[C], [1] en [2]. U kunt ook met de [DATA]-knop en
de [DEC/NO]- en [INC/YES]-knoppen instellingen
invoeren.
Verplaats de cursor naar de verschillende respectie-
velijke parameters met de Knoppen [A] t/m [C] en
Knop [1]/[2], terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt
houdt. De cursor kan ook worden verplaatst met de
[DATA]-knop of met de [DEC/NO]- en [INC/YES]-
knoppen, terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt.
U moet de Performance die u wilt bewerken selecteren
voordat u naar de Performance Edit Mode gaat (pag.
119). Parameterinstellingen kunnen per Performance
worden opgeslagen.
Als er een multitimbraal Plug-in Board is geïnstalleerd,
worden de parameters van de Parts ervan niet opgesla-
gen.
Details over het gaan naar de Performance Edit Mode
zijn te vinden op pag. 21.
Menu Display
Als u aan de [PAGE]-knop draait terwijl u de [SHIFT]-
knop ingedrukt houdt, krijgt u het volgende menu te
zien. Verplaats de cursor met de [PAGE]-knop tussen
de onderdelen en laat de [SHIFT]-knop los om naar
het geselecteerde onderdeel te gaan.
De Performance Edit Mode schermen kunnen
worden onderverdeeld in het Common Edit scherm
en schermen voor het bewerken van de individuele
parts. Bij het bewerken van een individueel part
hangt het van het geselecteerde part af welk scherm
u te zien krijgt. Als de synthesizer zich in Master
Keyboard Mode (pag. 8 en 67) bevindt, dan kunt per
Zone parameters instellen.
In de Performance Edit Mode kunt u met Knop [A]
tussen de schermen van Common-, Part- en Zone
instellingen heen en weer schakelen.
Common instellingen
Part instellingen
Zone instellingen
Master keyboard/Toongenerator Mode (alleen
op de CS6x)
In de Performance Mode kan de aansluiting met de
interne toongenerator (de signaalbaan) van de CS6x
worden gewijzigd door op de [MASTER
KEYBOARD]-knop op het regelpaneel te drukken.
Als de LED van de [MASTER KEYBOARD]-knop
brandt, is de CS6x in Master Keyboard Mode en kan
deze gebruikt worden voor het besturen van externe
toongenerators. Als de LED niet brandt, is de CS6x
uit Master Keyboard Mode en kan deze gebruikt
worden voor het besturen van de interne parts van
de interne toongenerator. De signaalbaan van de
verschillende Modes ziet er als volgt uit.
Master Keyboard Mode: de LED van de [MASTER
KEYBOARD]-knop brandt
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
Common/Part/Zone
selecteren
Tussen schermen
heen en weer
schakelen
Instelling invoeren
GEN Name) Ctgry a-Z 0-? Cursor
Common [--:Init Perf ]
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
MIX Level) Com:>GEN≥QED>ARP>CTL>MEQ>EFF
Part01 Part:>MIX>TON>LYR>RCV >MKB
Cursor
QED Level) Vol Pan RevSend ChoSend
Common 127 C +63 -63
Common
MIX Level) Vol Pan RevSend ChoSend
Part01 127 C 64 0
Part
SHIFT PAGE
PART
/
ELEMENT
DATAABC1 2
MKB Transmit) TrnsCh TG MIDI
Zone01 1 on on
Zone
Zone
Split
Layer
ARP
MIDI OUT
TG
Part 1 t/m 16 Part CL
Part AD
Part P1
Part P2
MIDI IN
MIDI-kanaal
Octaaf
Transpositie
Note Limiet enz.
N.B.
N.B.
N.B.
Common/Part/Zone Edit
Een Performance kan bestaan uit 16 Voice Parts, een
Phrase Clip Part, een A/D Input Part of een Plug-in
Part 1/2 (pag. 39). De parameters die gelden zijn voor
alle Parts worden Common Edit parameters genoemd.
122
De í (Edit) Indicator
Als u parameters in de Performance Edit Mode
wijzigt, ziet u een í indicator links bovenin het
scherm. Dit toont u dat de huidige Performance is
bewerkt, maar nog niet is opgeslagen.
De “Compare” functie
Luister hiermee naar het verschil tussen uw
Performance met bewerkte instellingen en dezelfde
Performance alvorens het bewerken van de betref-
fende instellingen.
1 Druk vanuit de Performance Edit Mode op de
[EDIT/COMPARE]-knop. De í indicator links
bovenin het scherm wijzigt in een î indicator en
de LED van de [EDIT/COMPARE]-knop gaat
knipperen. De Performance instellingen van voor
het bewerken worden tijdelijk opnieuw opge-
roepen om vergeleken te kunnen worden.
Bewerken is niet mogelijk als de “Compare” functie
aanstaat.
2 Druk nogmaals op de [EDIT]-knop om de
“Compare” functie uit te zetten en de instellingen
van uw bewerkte Performance weer op te
roepen.
Performance Store
De bewerkte instellingen van de huidige Perfor-
mance gaan verloren als u naar de Performance Play
Mode gaat en vervolgens een andere Performance of
Mode selecteert. Om het verlies van belangrijke data
te voorkomen, moet u uw bewerkte Performance
altijd met behulp van de Performance Store-functie
opslaan zodra u de Performance Edit Mode wilt
verlaten. Details over de Performance Store proce-
dure zijn te vinden op pag. 141.
Als u een geheel nieuwe Performance vanuit het niets
wilt creëren, dan is het handig om, alvorens te beginnen
met bewerken, de instellingen van de huidige
Performance te initialiseren met de Initialize Performance
functie in de Performance Job Mode (pag. 140).
Common (Instellingen van de ver-
schillende Parts)
Hieronder wordt uitgelegd hoe de common instel-
lingen van de verschillende Parts in een
Performance kunnen worden bewerkt. Er zijn zes
Menu’s beschikbaar die ieder uit meerdere scher-
men bestaan.
• Common General
• Common Quick Edit
• Common Arpeggio
• Common Controller
• Common Master EQ
• Common Effect
ARP
MIDI OUT
TG
Part 1 t/m 16 Part CL
Part AD
Part P1
Part P2
MIDI IN
MIDI-kanaal
Octaaf
Transpositie
Nootlimiet enz.
MIXíLevel) Com:>GE
Part01 Part:>MI
Edit indicator
Zelfs als u de Performance Play Mode verlaat,
gaan de bewerkte instellingen van de huidige
Performance pas verloren als u een andere
Performance selecteert.
De í indicator wordt ook getoond in de
Performance Play Mode.
De í indicator wordt ook getoond in de Voice
Play Mode als er Sound Controlknoppen of
Assignable knoppen zijn gebruikt.
MIXîLevel) Com:>GE
Part01 Part:>MI
“Compare” indicator
Toongenerator Mode: LED van de [MASTER
KEYBOARD]-knop brandt.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
123
Common General
Hier kunt u de Parameter Naam, het MIDI-kanaal
en andere algemene parameters in de Common Edit
schermen instellen. De volgende drie schermen
bevatten algemene instellingen.
GEN Name (General Name)
GEN MIDI (General MIDI)
Gen M.Kbd (General Master Keyboard)
GEN Name (Algemeen Naam)
U kunt een Performance Naam, bestaande uit
maximaal 10 karakters (letters of nummers) en/of
symbolen invoeren. U kunt tevens de Categorie
Naam links van de Performance Naam selecteren.
Het invoeren van de Performance Naam gebeurt op
dezelfde manier als het invoeren van de Voice Naam.
Details zijn te vinden op pag. 80.
GEN MIDI (MIDI Algemeen)
Hier kunt u de MIDI IN/OUT-kanaalparameters van
de Performance instellen.
Gen M.kbd (Master Keyboard Algemeen)
Hier kunt u toetsenbordsplits en layers instellen als
u gebruik maakt van een Performance in de Master
Keyboard Mode.
Mode
Stelt de mode van het toetsenbord in. Als de LED
van de [MASTER KEYBOARD]-knop op het regel-
paneel uitstaat, zijn deze Modes niet beschikbaar en
staan er haakjes in de display. De onderstaande drie
Modes zijn beschikbaar:
Instellingen: split, 4zone, layer
split:
Verdeelt het toetsenbord in een linkerhand-gedeelte (lower)
en een rechterhand-gedeelte (upper), waarbij per gedeelte een
MIDI-kanaal en Part toegewezen kunnen worden.
4zone:
Verdeelt het toetsenbord in vier zones (tevens het maximum),
waarbij per gedeelte een MIDI-kanaal en Part toegewezen
kunnen worden. Parameters kunnen voor iedere zone apart
worden ingesteld (pag. 137) als u op de [ENTER]-knop drukt.
layer:
Stapelt maximaal twee zones (Parts) op het toetsenbord.
Hiermee kunt u rijke en brede geluiden creëren.
GENíName) Ctgry a-Z 0-? Cursor
C 1234 [Pf:Init Voice]
Categorie-naam Performance-naam
GENíMIDI) ArpOut ArpCh LayerCh
Common on 1 BasicCh
GENíM.Kbd) Mode Lower Upper Point
Common (split) ch01 ch02 C 3
N.B.
ArpOut (Arpeggio Versturing)
Zet het via MIDI versturen van de Arpeggiator
frase aan of uit.
Instellingen: on, off
ArpCh (Arpeggio Kanaal)
Stelt het MIDI-kanaal van de Arpeggiator in. De
arpeggio maakt gebruik van Parts en Voices die
op dit MIDI-kanaal zijn ingesteld. Als u Kbdch
(Keyboard Channel = Toetsenbordkanaal) selec-
teert, dan gebruikt de Arpeggiator het MIDI-
Verstuurkanaal dat is ingesteld in de Utility Mode
(pag. 166).
Instellingen: 1 ~ 16, KbdCh (Keyboard Channel)
LayerCh (Layer Kanaal)
Stelt het MIDI-kanaal van de Layer Part in. Alle
Layer Parts (maximaal vier) gebruiken hetzelfde,
hier ingestelde, MIDI-kanaal. Als u BasisCh
(Basic Receive Channel = Basisontvangstkanaal)
selecteert, dan gebruiken alle Layers het Basis-
ontvangstkanaal dat is ingesteld in de Utility
Mode (pag. 166).
Instellingen: 1 ~ 16, BasicCh (Basic Receive Channel)
Lower
Als de toetsenbordmode (zie hierboven) is
ingesteld op “split”, dan wordt hier het MIDI-
kanaal toegewezen aan toetsen op en onder het
splitpunt. Het Part of de Voice die op dit MIDI-
kanaal is ingesteld speelt af als u toetsen op en
onder het splitpunt aanslaat. Als de Mode is
ingesteld op “layer”, wordt het MIDI-kanaal van
de eerste gestapelde zone (Part) hier ingesteld.
Instellingen: ch01 ~ ch16
Upper
Als de toetsenbordmode (zie boven) is ingesteld
op “split”, dan wordt hier het MIDI-kanaal
toegewezen aan toetsen boven het splitpunt. Het
Part of de Voice die op dit MIDI-kanaal is inge-
steld is hoorbaar als u toetsen boven het splitpunt
aanslaat. Als de Mode is ingesteld op “layer”,
wordt het MIDI-kanaal van de tweede gestapelde
zone (Part) hier ingesteld.
Instellingen: ch01 ~ ch16
U kunt de Upper/Lower MIDI-kanalen snel instellen met
de PART-knoppen [1] - [16]. Houd één PART-knop
ingedrukt en druk hierna een andere in. Het nummer
van de eerste knop wordt het Upper MIDI-kanaal en het
nummer van de tweede knop wordt het Lower MIDI-
kanaal.
N.B.
124
Point (splitpunt)
Als de Mode (zie eerder) is ingesteld op “split”,
dan wordt hiermee het splitpunt ingesteld. De
daadwerkelijke toets van het splitpunt hoort bij
het rechterhandgedeelte (upper).
U kunt het splitpunt ook selecteren door de toets aan te
slaan terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt.
Instellingen: C-2 ~ G8
Master keyboard instellingen (van split/layer)
Zie pag. 67 voor meer informatie over de Master
Keyboard Mode.
Common Quick Edit
Hier kunt u verschillende parameters instellen die
de klankeigenschappen van de Layer Part besturen,
en veel daarvan kunnen bewerkt worden met de
Sound Controlknoppen op het regelpaneel van de
CS6x. De volgende vier schermen zijn alleen
beschikbaar als de Layer Schakelaar (pag. 133) van
de verschillende Parts aanstaat.
QED Level (Quick Edit Level)
QED EF (Quick Edit Effect)
QED Filter (Quick Edit Filter)
QED EG (Quick Edit Envelope Generator)
QED Level (Snel Niveau Be-
werken)
Hier kunt u de signaalniveau- en panparameters van
de verschillende Layer Parts instellen. De instellingen
zijn tevens beschikbaar in de Part Edit-schermen.
Vol (Volume)
Stelt het signaalniveau van het Layer Part in.
Pan
Stelt de stereo panpositie in van het Layer Part. U
kunt deze parameter ook aanpassen met de
[PAN]-knop op het regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: L63 (Links) ~ C (Midden) ~ R63 (Rechts)
RevSend (Reverb Send)
Stelt het Send Niveau in van het signaal dat van
Insertie Effect 1/2 (of het passerende signaal)
naar het Reverb Effect wordt verstuurd. U kunt
deze parameter ook aanpassen met de [REVERB]-
knop op het regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: 0 ~ 127
ChoSend (Chorus Send)
Stelt het Send Niveau in van het signaal dat van
Insertie Effect 1/2 (of het passerende signaal)
naar het Chorus Effect wordt verstuurd. U kunt
deze parameter ook aanpassen met de [CHORUS]-
knop op het regelpaneel van de CS6x.
QED EF (Snel Effect Bewerken)
Hier kunt u zowel de hoeveelheid Chorus instellen
die wordt toegepast op het Layer Part, als de
Portamento instellingen.
Chorus
Stelt de Returnniveau offsetwaarde van het
Chorus Effect in.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Portamento
Zet de Portamento-functie aan of uit. U kunt dit
ook met de PORTAMENTO [ON/OFF]-knop op
het regelpaneel van de CS6x doen.
Instellingen: on, off
QEDíLevel) Vol Pan RevSend ChoSend
Common 127 C 63 63
Split Layer
Parameter Naam
TrnsCh
TG
MIDI
Octave
Transpose
Note Limit Low
Note Limit High
Transmit Switch PB
Transmit Switch MW
Transmit Switch KnobA-C
Transmit Switch Knob1/2
Transmit Switch RB
Transmit Switch FC
Transmit Switch BC
Transmit Switch AT
Transmit Switch FS
Transmit Switch Sus
Transmit Switch Vol/FV
Transmit Switch Pan
Transmit Switch Bank Select
Transmit Switch Program Change
Transmit Preset Volume
Transmit Preset Pan
Transmit Preset Bank MSB
Transmit Preset Bank LSB
Transmit Preset PC
CS Control Number Assign
Zone1
ch
on
on
+0
+0
C-2
p
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
off
off
100
40
0
0
0
7
Zone2
ch+1
on
on
+0
+0
p
G8
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
off
off
100
40
0
0
0
7
Zone3
ch
off
off
+0
+0
C-2
G8
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
off
off
100
40
0
0
0
7
Zone4
ch
off
off
+0
+0
C-2
G8
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
off
off
100
40
0
0
0
7
Zone1
ch
on
on
+0
+0
C-2
G8
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
off
off
100
40
0
0
0
7
Zone2
ch+1
on
on
+0
+0
C-2
G8
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
off
off
100
40
0
0
0
7
Zone3
ch
off
off
+0
+0
C-2
G8
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
off
off
100
40
0
0
0
7
Zone4
ch
off
off
+0
+0
C-2
G8
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
on
off
off
100
40
0
0
0
7
ch: Verstuurkanaal Toetsenbord
p: Splitpunt
Details over iedere parameter zijn te vinden op pag. 137.
QEDíEF) Chorus Portamento-Time
Common -63 off 127
N.B.
N.B.
125
Time (tijd)
Stelt de overgangstijd van de toonhoogte wijzigin-
gen in. Hogere waarden betekenen langere
overgangstijden. U kunt dit ook instellen met de
[PORTAMENTO]-knop op het regelpaneel van de
CS6x.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
QED Filter (Snel Filter Bewerken)
Deze parameters besturen de filters die de klank-
kleur van de Voice bepalen. Als u LPF (Low Pass
Filter) en HPF (High Pass Filter) in combinatie
gebruikt, dan hebben de parameters in het QED
Filter-scherm alleen effect op de LPF.
Cutoff
Verhoogt of verlaagt de Cutoff frequentie van
de verschillende Voices in een Layer part. U kunt
deze parameter ook aanpassen met de [CUTOFF]-
knop op het regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Reso (resonantie)
Stelt de hoeveelheid Resonantie (harmonische
versterking) in die wordt toegepast op de Cutoff
frequentie. U kunt deze parameter ook aanpassen
met de [RESONANCE]-knop op het regelpaneel
van de CS6x.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
QED EG (Snel EG Bewerken)
De EG (Envelope Generator) bestuurt de overgan-
gen van de signaalniveaus in tijd van de verschil-
lende Voices in een Layer Part. Er zijn vier parame-
ters die de overgangen in signaalniveau besturen
vanaf het moment dat een toets wordt aangeslagen
op het toetsenbord tot het moment dat deze wordt
losgelaten, of tot dat het signaal tot nul is uitgestor-
ven. Deze Layer Partinstellingen kunnen per Part
worden ingesteld.
Common Arpeggio
De volgende vier schermen bepalen het gedrag van
de Arpeggiator. De parameters zijn hetzelfde als de
parameters in de Voice Edit Mode. Details zijn te
vinden op pag. 82.
De Arpeggio en Layer Schakelaars (pag. 133) moeten
aanstaan om de Arpeggiator in de Performance Mode te
kunnen gebruiken.
ARP Type (Arpeggio Type)
ARP Limit (Arpeggio Note Limit)
ARP Mode (Arpeggio Mode)
ARP PlayEF (Arpeggio Play Effect)
Common Controller
Hier kunt u MIDI Control Change nummers aan de
knoppen op het regelpaneel toewijzen. Knop [1]/[2]
kan bijvoorbeeld worden ingesteld om de hoeveel-
heid effect die op het geluid wordt toegepast te
besturen en het voetpedaal kan worden ingesteld
om modulatie te besturen. U kunt in iedere
Performance andere Control Set-toewijzingen
instellen. De volgende twee Control Set-schermen
zijn beschikbaar.
CTL Assign1 (Controller Assign 1)
CTL Assign2 (Controller Assign 2)
QEDíFilter) Cutoff Reso
Common +63 +63
QEDíEG) Attack Decay Sustain Release
Common +63 +63 +63 +63
Toets aangeslagen Toets losgelaten
Attack
Tijd
Release
Tijd
Decay
Tijd
Tijd
Niveau
Sustain
Niveau
Attack
Stelt de overgangstijd in vanaf het moment dat
een toets op het toetsenbord wordt aangeslagen
tot het moment waarop het signaalniveau van de
Layer Part de top bereikt. U kunt deze parameter
ook instellen met de [ATTACK]-knop op het
regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Decay
Stelt de overgangstijd in vanaf het moment dat het
signaalniveau van de Layer Part de top bereikt tot
het moment waarop het niveau vervalt. U kunt
deze parameter ook instellen met de [DECAY]-
knop op het regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Sustain
Stelt het signaalniveau in van de Layer Part dat
aan blijft houden zolang u de toets op het
toetsenbord vasthoudt. U kunt deze parameter
ook instellen met de [SUSTAIN]-knop op het
regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Release
Stelt de Release Tijd in (de tijd die het volume
van de Layer Part nodig heeft om naar nul uit te
sterven nadat de toets is losgelaten). U kunt deze
parameter ook instellen met de [RELEASE]-knop
op het regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
N.B.
126
CTL Assign1 (Controller Toewij-
zing 1)
Hier kunt u met Knoppen [C], [1] en [2] Control-
nummers toewijzen aan respectievelijk de Breath
Controller, Knop [1] en Knop [2]. De geselecteerde
functie wordt links in de display afgebeeld.
BC (Breath Controller)
Stelt het Control Change nummer in dat istoege-
wezen aan de Breath Controller. De Breath
Controller is aangesloten op de BREATH-aanslui-
ting (pag. 18)
Instellingen: Details zijn te vinden in de aparte Controllijst.
Knop 1/2
Stelt het Control Change nummer in dat wordt
toegewezen aan de Knoppen [1] en [2] op het
regelpaneel.
CTL Assign2 (Controller Toewij-
zing 2)
Hier kunt u met Knoppen [C] en [1] de Control
Change nummers toewijzen aan respectievelijk het
voetpedaal en de Ribbon Controller. De geselec-
teerde functie wordt links in de display afgebeeld.
Selecteer de Ribbon Controller met Knop [2].
Common EQ (Equalizer)
Hier kunt u alle vijf beschikbare Equalizerbanden
aan de gehele performance toewijzen. De volgende
vijf schermen zijn beschikbaar.
EQ Low
EQ LowMid (Low Middle Range)
EQ Mid (Middle Range)
EQ HighMid (High Middle Range)
EQ High
EQ Low (EQ Laagbereik)
Deze Equalizer bepaalt de lage frequenties. U kunt
het signaalniveau op de gespecificeerde frequentie
aanpassen. U kunt tevens verschillende Equalizer
Shapes (vormen) selecteren.
Shape (vorm)
SHIFT PAGE
PART
/
ELEMENT
DATAABC1 2
CTLíAssign1) BC Knob1 Knob2
Common [FootCtrl] 02 16 17
Control Change Naam Control Change Nummers
SHIFT PAGE
PART
/
ELEMENT
DATAABC1 2
CTLíAssign2) FC RB----Mode
Common [FootCtrl] 04 PB reset
Control Change Naam
Control Change Nummer
Mode
Q (Frequentie Karakteristiek)
Gain
Freq (Frequentie)
0
MEQíLow) Shape Gain Freq Q
Common peak +12dB 50Hz 12.0
Frequentie
-
+
0
EQ Low
Freq1
EQ Low
Freq2
Selecteert een Shelving-type of een Peaking-type
equalizer. Het Peaking-type verzwakt/versterkt
het signaal op de geselecteerde frequentie instel-
ling, terwijl het Shelving-type het signaal op de
frequenties boven en onder de geselecteerde
frequentie instelling verzwakt/versterkt.
Instellingen: shelv (Shelving), peak (Peaking)
shelv (Shelving)
FC (voetpedaal)
Wijst een Controller Change nummer toe aan het
voetpedaal. Het voetpedaal is aangesloten op de
FOOT CONTROLLER-aansluiting op het achter-
paneel (pag. 18).
Instellingen: Details zijn te vinden in de aparte
Controllijst.
RB (Ribbon Controller)
Wijst een Control Change nummer toe aan de
Ribbon Controller op het regelpaneel. Het gedrag
van de Ribbon Controller hangt af van de Mode
parameterinstelling.
Instellingen: Details zijn te vinden in de aparte
Controllijst.
Mode
Stelt het gedrag van de Ribbon Controller in. Als
u “hold” selecteert, dan behoudt de parameter de
door de Ribbon Controller bestuurde waarde,
zelfs nadat u de Ribbon Controller loslaat. Als u
“reset” selecteert, dan keert de waarde terug naar
de standaardinstelling in het midden van de
Ribbon Controller.
Instellingen: hold, reset
127
Gain
Stelt de Gain in. Dit verzwakt of versterkt de
frequenties rond de Frequentie instelling.
Freq (frequentie)
Stelt de middenfrequentie in. Frequenties rond dit
punt worden door de Gain instelling verzwakt/
versterkt.
Q (frequentiekarakteristiek)
Dit varieert het signaalniveau op de Frequentie
instelling hetgeen verschillende frequentiecurve-
karakteristieken creëert.
EQ LowMid (Laag-Middenbereik)
EQ Mid (Middenbereik)
EQ HighMid (Hoog-Middenbereik)
Deze Equalizers stellen de laag-midden, midden en
hoog-midden frequentiebereiken in. Ze kunnen
worden gebruikt om het signaalniveau rond de
geselecteerde frequentie aan te passen.
Freq (frequentie)
Stelt de middenfrequentie in. Frequenties rond dit
punt worden door de Gain instelling verzwakt/
versterkt.
Q (frequentiekarakteristiek)
Dit varieert het signaalniveau op de Frequentie
instelling hetgeen verschillende frequentiecurve-
karakteristieken creëert.
EQ High (EQ Hoogbereik)
Deze Equalizer beslaat de hoge frequenties. U kunt
het signaalniveau op de geselecteerde frequentie
aanpassen. U kunt tevens verschillende Equalizer
Shapes (vormen) selecteren.
Shape (vorm)
Selecteert een Shelving-type of een Peaking-type
equalizer. Het Peaking-type verzwakt/versterkt
het signaal op de geselecteerde Frequentie instel-
ling, terwijl het Shelving-type het signaal op de
frequenties boven en onder de geselecteerde
Frequentie instelling verzwakt/versterkt.
Gain
Stelt de Gain in. Dit verzwakt of versterkt de
frequenties rond de Frequentie instelling.
Freq (frequentie)
Stelt de middenfrequentie in. Frequenties rond dit
punt worden door de Gain instelling verzwakt/
versterkt.
Q (frequentiekarakteristiek)
Dit varieert het signaalniveau op de Frequentie
instelling hetgeen verschillende frequentiecurve-
karakteristieken creëert.
Instellingen: 0.1 ~ 12.0
Common Effect
U kunt twee soorten Insertie Effecten instellen, plus
twee Systeem Effecten (Reverb en Chorus). De
volgende drie schermen staan tot uw beschikking.
EFF Part
EFF Rev (Reverb)
EFF Cho (Chorus)
EFF Part (Effect Part)
Frequentie
Freq
Gain
-
+
0
-
+
0
0.1
12.0
Frequency
Freq
Frequentie
MEQíHigh) Shape Gain Freq Q
Common peak +12dB 0.5kHz 12.0
EFFíPart) ---- InsEF ---- PLG-EF
Common part16 partP1 part10
peak (Peaking)
Instellingen: 12dB ~ 0dB ~ +12dB
Instellingen: 32Hz ~ 2.0 kHz
Instellingen: 0.1 ~ 12.0
Gain
Stelt de Gain in. Dit verzwakt of versterkt de
frequenties rond de Frequentie instelling.
Instellingen: 12dB ~ 0dB ~ +12dB
MEQíLowMid) Gain Freq Q
Common +12dB 100Hz 12.0
MEQíMid) Gain Freq Q
Common +12dB 100Hz 12.0
MEQíHighMid) Gain Freq Q
Common +12dB 100Hz 12.0
LowMid
Mid
HighMid
Instellingen: 100Hz ~ 10.0 kHz
Instellingen: 0.1 ~ 12.0
Instellingen: shelv (Shelving), peak (Peaking)
Instellingen: 12dB ~ 0dB ~ +12dB
Instellingen: 500Hz ~ 16kHz
128
EFF Rev (Reverb Effect)
Hier kunt u het Reverb Effect Type selecteren. De
parameters ervan kunt u instellen door op de
[ENTER]-knop te drukken.
Als er een Insertie Effect Plug-in Board is geïnstalleerd,
dan verschijnt na het EFF Cho (Chorus) scherm het EFF
Plg (Plug-in) scherm.
Effect Parameter Instellingen
De EFF Rev en EFF Cho parameterschermen zijn
beschikbaar als u het Effect selecteert en op de
[ENTER]-knop drukt. Als er een Insertie Effect Plug-in
Board is geïnstalleerd, dan kunt u de parameters van
het Plug-in Effect ingeven in het EFF Plg (Plug-in)
scherm. Ga met de [PAGE]-knop naar de verschil-
lende schermen en stel de verschillende parameters
in met de andere knoppen en de [INC/YES]- en
[DEC/NO]-knoppen.
Als u op de [EXIT]-knop drukt, keert u terug naar het
Effect Type selectiescherm.
EFFíRev) Type Return [ENTER]
Common Basement 127 to Edit
EFFíCho) Type toRev Return [ENTER]
Common Chorus1 127 127 to Edit
Het aantal parameters en de inhoud van de verschil-
lende schermen hangt af van het geselecteerde Effect
Type. Details zijn te vinden in de Effect Typenlijst
van de aparte Datalijst.
EXIT ENTER
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
EFFíRev)RevTime InitDly RevDly Pan
Basement 0.6s 4.8ms 5.05ms C
EFFíRev) Type Return [ENTER]
Common Basement 127 to Edit
InsEF (Insertie Effect)
Wijst een Part aan een Insertie Effect toe. Selec-
teer “off” als u de Part niet aan een Insertie Effect
toe wilt wijzen. Als er Plug-in Boards zijn geïn-
stalleerd, dan zijn deze selecteerbaar als Plug-in
Parts 1 en 2.
Instellingen:
Normal Part: Part01 ~ Part16, Part AD (A/D Input Part),
Part CL (Phrase Clip ZPart), off
Plug-in Part (indien geïnstalleerd): PartP1 (Plug-in Part
1), PartP2 (Plug-in Part 2), off
PLG-EF (Plug-in Effect)
Wijst een Part aan het Plug-in Effect toe. Selecteer
“off” als u het Part niet aan een Plug-in Effect wilt
toewijzen. Deze parameters zijn alleen beschik-
baar als er een Insertie Effect Plug-in Board is
geïnstalleerd.
Instellingen:
Normal Part: Part01 ~ Part16, Part AD (A/D Input Part),
Part CL (Phrase Clip ZPart), off
Type
Stelt het Reverb Effect Type in.
Instellingen: Details zijn te vinden in de Effect Typenlijst
van de aparte Datalijst.
Return
Stelt het Returnniveau in van het Reverb Effect.
Instellingen: 0 ~ 127
Eff Cho (Chorus Effect)
Hier kunt u het Chorus Effect Type selecteren. De
parameters ervan kunt u instellen door op de
[ENTER]-knop te drukken.
Type
Stelt het Chorus Effect Type in.
Instellingen: Details zijn te vinden in de Effect Typenlijst
van de aparte Datalijst.
toRev (naar reverb)
Stelt het Sendniveau in van het signaal dat van
het Chorus Effect naar het Reverb Effect wordt
gestuurd.
Instellingen: 0 ~ 127
Return
Stelt het Returnniveau in van het Chorus Effect.
Instellingen: 0 ~ 127
N.B.
N.B.
129
Part (Instellingen van de Parts)
Hier kunt u de verschillende Parts in een
Performance bewerken. Selecteer het Part met Knop
[A] en stel daarna de parameters in. De volgende
zes schermen zijn beschikbaar, waarbij de inhoud
afhangt van het geselecteerde Part.
• Part Mixer
• Part Tone
• Part Layer
• Part Receive Switch
• Part Controller
• Part Insertie Effect
Part Mixer
Hier kunt u de verschillende Voice signaalniveau-
parameters van de parts instellen. De volgende
twee schermen zijn beschikbaar.
MIX Vce (Mix Voice)
MIX Level (Mix Niveau)
Het MIX Vce (Mix Voice) scherm wijzigt als PartCl
(Phrase Clip Part) of PartAD (A/D Input Part) is geselec-
teerd respectievelijk in het Mix Kit of Mix Template
scherm.
Mix Vce/Kit/Template (Mix
Voice/Kit/Template)
Hier kunt u een Voice/Kit/Template per Part toewij-
zen. Selecteer het Part met Knop [A], en stel vervol-
gens de Voice/Kit/Template parameters ervan in. De
display ziet er, afhankelijk van het geselecteerde
part, als volgt uit.
• Als Part01 t/m Part16 is geselecteerd
U kunt dezelfde procedure volgen als bij Category
Search op pag. 77 om de Voice in te stellen.
Memory (Voice-geheugen)
Instellingen: PRE1 (Preset 1), PRE2 (Preset 2), INT (Intern
Normal), EXT (Extern Normal), PRE (Preset Drum), INT
(Intern Drum), EXT (Extern Drum)
Number (Programnummer)
Instellingen: 1 ~ 128 (voor Normal Voices), DR1 ~ DR8
(voor Preset Drum), DR1 ~ DR2 (voor Intern/Extern Drum)
Details over Categorieën zijn te vinden in de Categorie-
lijst op pag. 80.
• Als PartP1/PartP2 (Plug-in 1/2) zijn
geselecteerd
Stelt de Voice in van het Plug-in 1/2 Part. Dit
scherm verschijnt alleen als er een Plug-in Board is
geïnstalleerd.
Selecteer met Knop [B] PLG1/2INT (intern geheu-
gen) en de MSB/LSB (Bank van het Plug-in Board),
en selecteer met Knop [C] het Programnummer.
Bank
Instellingen: PartP1/P2 (Plug-in 1/2): PLG1/2 INT (Plug-
in 1/2 Intern), MSB/LSB (Plug-in Bank)
Zie voor details over de Plug-in Boards (Bank Select
MSB/LSB) de betreffende handleidingen.
Number (Programnummer)
Instellingen:
PLG1/2 INT (Plug-in 1/2 Interna): 1 ~ 64
MSB/LSB (Plug-in Bank): 1 ~ 128
Er kan vertraging optreden als u een program selecteert
die Plug-in Parts bevat (aangezien er voice data en
standaardinstellingen moeten worden verstuurd). Als u
Voices van Plug-in Parts in een song wilt wijzigen, dan
moet u de Program Changes in de minder data-gevoelige
gebieden van de song invoegen. Als u een Plug-in Board
Voice selecteert, dan moet u het Programnummer van de
Parameter Change (multi-part) gebruiken. Details zijn te
vinden in de handleiding van het Plug-in Board.
In de Performance Mode staan de Parttoewijzingen voor
Plug-in Boards vast op “16” voor de PLG1 en “15” voor
de PLG2.
Zie de handleiding van uw Plug-in Board voor details
over Plug-in Voices.
• Als Part17 t/m Part 32 is geselecteerd
U kunt Voices instellen van Part 17 t/m 32 als u een
multitimbraal Plug-in Board heeft geïnstalleerd.
Selecteer met Knop [B] de Voice Bank en met Knop
[C] het Programnummer.
Bank/Number (Bank/Programnummer)
Instellingen: : Zie de handleiding van het Plug-in Board.
Deze instelling is tijdelijk en kan niet in de performance
worden opgeslagen.
• Als PartCL (Phrase Clip Part) is geselecteerd
Selecteer de Phrase Clip Kit die in de Phrase Clip
Part wordt gebruikt.
Number (Kitnummer)
Instellingen: 1 ~ 4
MIXíVce) Memory Number Ctgry Search
Part01 PRE1:128(H16)[Pf:GrandPiano]
MIXíVce) Bank Number Ctgry Search
PartP1 NORM/001:128(H16)[Pf:GrandPiano]
MIXíKit) Number
PartCL 001(A01)[Dr:Clip Kit]
MIXíVce) Bank Number
Part17 NORM/001:001(A01)[Pf:GrandPno]
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
130
• Als PartAD (A/D Input Part) is geselecteerd
Een audiobron die is aangesloten op de A/D INPUT-
aansluiting kan als een Part worden gebruikt. Er zijn
13 verschillende templates voor Effect Type- en
Gain instellingen. Selecteer de A/D Input Part-bron
en de template.
Src (bron)
Selecteert de bron die is aangesloten op de A/D
INPUT-aansluiting.
Instellingen: mic (microfoon), guitar, keyboard, audio
Number (Template Nummer)
Selecteert het Templatenummer. U kunt per bron
uit 13 templates kiezen.
Instellingen: 0 ~ 12
Als de InsEF parameter in het EFF Part-scherm op iets
anders is ingesteld dan PartAD, verschijnt in de display
“InsEF Off” en is deze parameter niet beschikbaar.
MIX Level (MIX Niveau)
U kunt signaalniveau, pan, effect send en andere
parameters van de verschillende Parts instellen.
Hiermee kunt u de niveaus instellen van de ver-
schillende Parts in een mix.
Vol (volume)
Stelt het signaalniveau in van het Part.
Instellingen: 0 ~ 127
Pan
Stelt de stereo panpositie in van het Part.
Instellingen: L63 (Links) ~ C (Midden) ~ R63 (Rechts)
RevSend (Reverb Send)
Stelt het Sendniveau in van het signaal dat van
Insertie Effect 1/2 (of het passerende signaal)
naar het Reverb Effect wordt gestuurd.
Instellingen: 0 ~ 127
ChoSend (Chorus Send)
Stelt het Sendniveau in van het signaal dat van
Insertie Effect 1/2 (of het passerende signaal)
naar het Chorus Effect wordt gestuurd.
Instellingen: 0 ~ 127
Part Tone
Hier kunt u de Filter-, Envelope Generator- en
andere parameters instellen die de klankkleur van
de verschillende Parts bepalen. De volgende vier
schermen zijn beschikbaar.
TON Filter (Tone filter)
TON EG (Tone Envelope Generator)
TON Portamento (Tone Portamento)
TON Other (Tone Other)
TON Filter (Filters)
U kunt met de filters de klank van de verschillende
Parts aanpassen. Als het filter een combinatie is van
LPF en HPF, dan wordt de Cutoff parameter op de
LPF toegepast.
Dit scherm is niet beschikbaar in het A/D Input Part.
Details over de Filters zijn te vinden op pag. 93.
Cutoff
Verhoogt of verlaagt de Cutoff Frequentie van de
verschillende Elementen in een Part.
Voor ieder Element geldt dat als er een combinatie van
Low Pass en High Pass Filter wordt gebruikt, deze
parameter de Cutoff Frequentie van het Low Pass Filter
aanpast.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
MIC
GUITAR
KEYBOARD
AUDIO
PresetName
InputGain
VariType
PresetName
InputGain
VariType
PresetName
InputGain
VariType
PresetName
InputGain
VariType
0
Off
mic
-
Off
mic
-
Off
line
-
Off
line
-
1
Mic
mic
-
Guitar
mic
-
Keyboard
line
-
Audio
line
-
2
Reverb
mic
-
Reverb
mic
-
Reverb
line
-
Reverb
line
-
3
Chorus
mic
-
Chorus
mic
-
Chorus
line
-
Chorus
line
-
4
Cho+Rev
mic
-
Cho+Rev
mic
-
Cho+Rev
line
-
Cho+Rev
line
-
5
Karaoke1
mic
Karaoke1
Tube
mic
AmpSim.
PhaserEP
line
Phaser1
Audio
line
-
6
Karaoke2
mic
Karaoke2
Stack
mic
AmpSim.
PanEP
line
AutoPan
Audio
line
-
MIC
GUITAR
KEYBOARD
AUDIO
PresetName
InputGain
VariType
PresetName
InputGain
VariType
PresetName
InputGain
VariType
PresetName
InputGain
VariType
7
Karaoke3
mic
Karaoke3
FlangGtr
mic
Flanger1
WahClavi
line
TouchWah1
Audio
line
-
8
Echo
mic
Echo
CleanGtr
mic
Celeste3
RotaryOrg
line
RotarySp.
Audio
line
-
9
Vocal
mic
Stage1
FuncGtr
mic
TouchWah2
SynthStr
line
Symphonic
Audio
line
-
10
Studio
mic
Exciter
Tremolo
mic
Tremolo
SynthPad
line
Flanger2
Audio
line
-
11
OctUp
mic
PitChange1
Phaser
mic
Phaser1
SynthLead
line
DelayLCR
Audio
line
-
12
OctDown
mic
PitChange1
5thGuitar
mic
PitChange1
SFX
line
PitChange1
Audio
line
-
Nummer
Src
Nummer
Src
MIXíTemplate)Src Number
PartAD keybaord --[InsEF off ]
MIXíLevel) Vol Pan RevSend ChoSend
Part01 127 C 64 0
TONíFilter) Cutoff Reso
Part01 +63 +63
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
131
Reso (Resonantie)
Stelt de mate van Resonantie (harmonische ver-
sterking) in die wordt toegepast op het signaal op
de Cutoff frequentie. Hiermee kunt u het geluid
meer karakter geven.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
TON EG
Hier kunt u de EG (Envelope Generator) parameters
van de verschillende parts instellen. Er zijn vier parame-
ters die de overgangen in signaalniveau besturen vanaf
het moment dat een toets op het toetsenbord wordt
aangeslagen tot het moment dat de toets wordt losgela-
ten of tot het signaalniveau tot nul is uitgestorven.
Dit scherm is niet beschikbaar in het A/D Input Part.
Zie voor meer informatie het diagram dat het concept
van de Envelope Generator illustreert, hetgeen te vinden
is in de uitleg van de Voice- en Phrase Clip Edit Modes.
Part 1 t/m 16
Plug-in 1/2 Part
Multi Plug-in Part
Phrase Clip part
Drum Voice part
Release
Stelt de Release Tijd in (de tijd die het volume
van het Part nodig heeft om naar nul uit te
sterven nadat de toets is losgelaten). Een posi-
tieve waarde verlengt de overgangstijd en een
negatieve waarde verkort deze.
Deze parameter is niet beschikbaar in de Plug-in-, de
Phrase Clip of de Drum Voice Parts.
TON Portamento
U kunt de volgende drie Portamento parameters
van de verschillende Parts instellen.
Deze parameter is niet beschikbaar in de Plug-in-, Phrase
Clip- of Drum Voice Parts.
Part 1 t/m 16
Attack
Stelt de overgangstijd in vanaf het moment dat de
toets op het toetsenbord wordt aangeslagen tot
het moment waarop het signaalniveau van het
Part de top bereikt. Een positieve waarde verlengt
de overgangstijd en een negatieve waarde verkort
de overgangstijd.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Decay
Stelt de overgangstijd in vanaf het moment
waarop het signaalniveau van het Part de top
bereikt tot het moment waarop het zich op een
bepaald niveau stabiliseert. Een positieve waarde
verlengt de overgangstijd en een negatieve
waarde verkort deze.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Sustain
Stelt het signaalniveau van het Part in dat behou-
den blijft zolang de toets op het toetsenbord
ingedrukt blijft.
Deze parameter is niet beschikbaar in de Plug-in-, de
Phrase Clip- of de Drum Voice Parts.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
TONíEG) Attack Decay Sustain Release
Part01 + 0 + 0 + 0 + 0
TONíEG) Attack Decay Release
PartP1 + 0 + 0 + 0
TONíEG) Attack Decay
PartCL + 0 + 0
TONíPortamento) Switch Time Mode
Part01 on 127 fulltime
TONíPortamento) Switch Time
Part17 on 127
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
Plug-in 1/2 Part
Multi Plug-in Part
Switch (Portamento Schakelaar)
Zet Portamento aan of uit. Als Portamento
aanstaat, vindt er een soepele overgang plaats in
toonhoogte tussen de eerste en de volgende
voortgebrachte noot.
Instellingen: off, on
Time (Portamento Tijd)
Stelt de overgangstijd van de toonhoogte in.
Hogere waarden betekenen langere overgangs-
tijden.
Instellingen: 0 ~ 127
Mode (Portamento Mode)
Selecteert de Portamento Mode. Het gedrag van
Portamento Mode is afhankelijk van de Part
Mode (mono/poly) instelling in het LYR Mode-
scherm.
Deze parameter is niet beschikbaar in Plug-in 1/2 en
Multi Plug-in Parts.
Instellingen:
Als Part Mode is ingesteld op “mono”:
fingered: Portamento wordt toegepast als het toetsenbord
legato wordt bespeeld (noten worden voortgebracht vóór
de toetsen van voorgaande noten worden losgelaten).
Full: Portamento wordt op alle speelstijlen toegepast.
Als Part Mode is ingesteld op “poly”:
Portamento wordt op meerdere noten toegepast.
132
TON Other (Overigen)
Hier kunt u de Pitch Bendbereik- en de aanslaggevoelig-
heidsparameters van de verschillende Parts instellen.
Deze schermen zijn niet beschikbaar in het A/D Input
Part.
Part 1 t/m 16
Wijzigingen op de velocity curve overeenkom-
stig VelDepth (met een ingestelde offset van 64)
Part Layer
Hier kunt u verschillende MIDI parameters van de
verschillende Parts instellen, waaronder MIDI-
Ontvangstkanaal, Arpeggiator schakelaar, nootlimiet
en aanslaggevoeligheid. Deze parameters worden
vaak gebruikt bij het stapelen van meerdere Parts.
De volgende vier schermen zijn beschikbaar.
LYR Mode (Layer Mode)
LYR Limit (Layer Limit)
LYR Tune (Layer Tune)
LYR Out (Layer Out)
LYR Mode (Layer Mode)
Hier kunt u de manier bepalen waarop de verschil-
lende Parts wordt verstuurd. Welke parameters beschik-
baar zijn is afhankelijk van het geselecteerde Part.
Pitch Bend
TONíOther) Pitch Bend VelDepth-Offset
Part01 -12 - +12 127 64
TONíOther) Pitch Bend VelDepth-Offset
PartP1 +12 127 64
Offset=64
Ontvangen Aanslaggevoeligheid
Aanslaggevoeligheid
van toongenerator
Sterkte=64
Offset=64
Sterkte=32
Offset=64
Depth=0
Offset=64
Sterkte=127
Offset=64
Offset=+96
Offset=-32
Offset=127
Offset=64
Aanslaggevoeligheid=1
Ontvangen
aanslaggevoeligheid
Aanslaggevoeligheid
van toongenerator
Sterkte=64
Offset=64
Sterkte=64
Offset=32
Sterkte=64
Offset=96
Afhankelijk van
offset
Afhankelijk van
offset
LYRíMode) Mode Arp Layer RcvCh
Part01 poly on off 1
LYRíMode) Arp Layer RcvCh
Part01 on off 1
LYRíMode) RcvCh
PartAD 1
N.B.
Plug-in 1/2 Part
Multi Plug-in Part
Phrase Clip Part
Drum Voice Part
Stelt de mate in (in halve tonen) waarmee de
toonhoogte van de Voice wijzigt als het Pitch
Bend Wiel wordt bewogen. De Lower instelling -
12 betekent bijvoorbeeld dat de toonhoogte van
de Voice één octaaf omlaag gaat als het Pitch
Bend Wiel volledig omlaag wordt bewogen. De
Upper instelling +12 betekent dat de toonhoogte
van de Voice één octaaf omhoog gaat als het Pitch
Bend Wiel volledig omhoog wordt bewogen.
De Lower parameter is alleen beschikbaar in de
Normal Voice Parts (Parts 1 t/m 16)
Instellingen:
Lower (Links): -48 ~ 0 ~ +24
Upper (Rechts): -48 ~ 0 ~ +24 (of -24 ~ 0 +24 voor Plug-in
1/2 en Multi Plug-in Parts)
VelDepth-Offset (Aanslaggevoeligheid
Sterkte/Offset)
Stelt de aanslaggevoeligheid en de aanslag-
gevoeligheidsoffset in van de verschillende Parts.
Instellingen:
VelDepth (Aanslaggevoeligheid): 0 ~ 127
Offset (Aanslaggevoeligheid Offset): 0 ~ 127
Vel Depth (Aanslaggevoeligheid Sterkte)
Zoals hieronder wordt getoond, resulteren hogere instellingen
in een hogere aanslaggevoeligheid als u het toetsenbord
bespeeld.
Wijzigingen in de aanslaggevoeligheidscurve
overeenkomstig VelDepth (met een ingestelde
offset van 64)
Offset (Velocity Offset)
Zoals hieronder wordt getoond, wordt de aanslaggevoelig-
heid verhoogd met de geselecteerde hoeveelheid.
Part 1 t/m 16
Plug-in 1/2 Part
Phrase Clip Part
Drum Voice Part
A/D Input Part
Multi Plug-in Part
133
LYR Limit (Layer Limiet)
Hier kunt u nootbereiken en aanslaggevoeligheids-
limieten instellen van de verschillende Parts.
Deze parameter is niet beschikbaar in het A/D Input Part.
LYR Tune (Layer Stemming)
U kunt note shift parameters en de stemming
instellen per Part.
Deze parameters zijn niet beschikbaar in het A/D Input
Part.
.
Note Limit (nootlimiet)
Stelt per Part de laagste en hoogste noot van het
nootbereik in. Een Part klinkt alleen als er gespeeld
wordt in het geselecteerde bereik.
Instellingen: C-2 ~ G8 (voor de laagste en hoogste noten)
Als u eerst de hoogste noot selecteert en dan de
laagste, bijvoorbeeld “C5 t/m C4”, dan beslaat het
nootbereik “C-2 t/m C4” en “C5 t/m G8”.
U kunt de laagste en hoogste noten van het bereik
instellen door de toetsen op het toetsenbord aan te
slaan terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt.
LYRíLimit) Note Limit Vel Limit
Part01 C-2 - G 8 1 - 127
Coarse (grof)
Past de toonhoogte van de verschillende Parts
aan in halve tonen.
Instellingen: -24 ~ +24
Detune (ontstemmen)
Offset (ontstemt) de toonhoogte van de verschil-
lende Parts met een zeer kleine hoeveelheid.
Instellingen: -12.8Hz ~ +12.7Hz
LYR Out (Layer Uitgang)
Hier kunt u de uitgangen van de verschillende Parts
selecteren.
LYRíTune) NoteShift Detune
Part01 +24 +12.7
LYRíOut) Output InsEF
Part01 L&R (off)
Mode
Selecteert of de verschillende Parts monofoon
(alleen enkele noten) of polyfoon (meerdere
noten tegelijk) worden afgespeeld.
Deze parameter is alleen beschikbaar in de Normal
Voice Parts 1 t/m 16 en de Plug-in 1/2 Parts.
Instellingen: mono, poly
Arp (Arpeggio schakelaar)
Zet de Arpeggiator van het huidig geselecteerde
Part aan of uit.
Deze parameter is niet beschikbaar in de A/D Input
en de Multi Plug-in Parts
Instellingen: off, on
Layer (Layer schakelaar)
Als deze aanstaat, kunt u maximaal vier Parts
stapelen.
Deze parameter is niet beschikbaar in de A/D Input
en de Multi Plug-in Parts.
Instellingen: off, on
Hier kunt u tevens het algehele signaalniveau
instellen en de panpositie van de Layer als deze is
aangezet (pag. 119).
Soms vertraagt de aanslag van de Layers een beetje,
dit is afhankelijk van de gebruikte Parts.
Als u meer dan vier Layer schakelaars aanzet, worden
er slechts vier Parts in de layer geactiveerd (op
‘enable’ gezet). Deze prioriteit van de vier Parts is als
volgt: Part01 t/m 16, PartCL, PartAD, PartP1 en
vervolgens PartP2. Van Parts die niet actief zijn wordt
de waarde tussen haakjes getoond, zoals “(on)”.
RevCh (MIDI-ontvangstkanaal)
Stelt het MIDI-ontvangstkanaal in van de verschil-
lende Parts. Selecteer “off” bij Parts waarvan u
wilt dat ze niet op MIDI reageren.
Instellingen: off, on
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
Vel Limit (aanslaggevoeligheidslimiet)
Stelt de minimum en maximum waarden van het
aanslaggevoeligheidsbereik in waarbinnen de verschil-
lende Parts reageren. Een Part klinkt alleen als er gespeeld
wordt in het geselecteerde aanslaggevoeligheidsbereik.
Instellingen: 1 ~ 127 (voor de minimum en maximum
waarden)
Als u eerst de maximum waarde en vervolgens de
minimum waarde selecteert, bijvoorbeeld “93 t/m 34”,
dan beslaat het aanslaggevoeligheidsbereik “1 t/m 34”
en “93 t/m 127”.
N.B.
Output (uitgangen)
Wijst aan de verschillende Parts uitgangen toe.
Instellingen: L&R (Linker- en Rechter uitgangen), ind 1&2
(Individual uitgangen 1&2), ind1 (Individual uitgang 1), ind2,
ind3, ind4, ind5, ind6, drum
Als u bijvoorbeeld “L&R” selecteert, dan wordt het
linkerkanaal via OUTPUT L en het rechterkanaal via
OUTPUT R verstuurd. Als u “ind1” kiest, dan worden
de linker- en rechtersignalen gemengd en mono
verstuurd via INDIVIDUAL OUTPUT 1.
De instellingen “ind3” t/m “ind6” zijn voor toekom-
stige uitbreidingsmogelijkheden en momenteel niet
beschikbaar.
U kunt “drum” selecteren in Drum Voice- en Phrase
Clip Parts. Als u “drum” selecteert in een Drum Voice
Part, dan worden de uitgangsinstellingen van de
verschillende Drum Toetsen (pag. 105) gebruikt. Als
u “drum” selecteert in het Phrase Clip Part, dan
worden de uitgangsinstellingen van de verschillende
Clip Toetsen (pag. 151) gebruikt.
N.B.
N.B.
N.B.
134
Part Receive Switch
Per Part kan worden bepaald of Control Changes en
Program Change boodschappen ontvangen worden.
De volgende vier schermen zijn beschikbaar.
RCV Sw1 (Receive Switch 1)
RCV Sw2 (Receive Switch 2)
RCV Sw3 (Receive Switch 3)
RCV Sw4 (Receive Switch 4)
RCV Sw 1 (ontvangstschakelaar 1)
Als deze ontvangstschakelaar wordt aangezet, ontvan-
gen de verschillende Voices, in de verschillende Parts,
Control Instellingen (PB, MW, RB, AT) en Control
Change boodschappen. De beschikbare Controller
parameters zijn afhankelijk van het geselecteerde Part.
Dit scherm is niet beschikbaar in het A/D Input Part.
Parts 1 t/m 16
Drum Voice Part
Phrase Clip Part
Instellingen:
Knob1 (Knop 1): off, on
Knob2 (Knop 2): off, on
BC (Breath Controller): off, on
FC (Foot Controller): off, on
RCV Sw3 (ontvangstschakelaar 3)
Als deze ontvangstschakelaar wordt aangezet, dan
ontvangen de verschillende Voices, in de verschil-
lende Parts, volume-, pan-, sustainpedaal, voet-
schakelaar- en Control Change boodschappen.
Parts 1 t/m 16
Plug-in 1/2 Part
Multi Plug-in Part
RCV Sw2 (ontvangstschakelaar 2)
Als deze ontvangstschakelaar wordt aangezet, dan
ontvangen de verschillende Voices in de verschillende
Parts Knop [1]/[2]-, Breath Controller-, voetschakelaar
en Control Change boodschappen.
Dit scherm is alleen beschikbaar in parts 1 t/m 16 (met
inbegrip van de Drum Voice Parts) en de Phrase Clip
Parts.
RCVíSw1) PB MW RB AT
Part01 on off on off
RCVíSw1) PB MW AT
PartP1 on off off
RCV Sw4 (ontvangstschakelaar 4)
Als deze ontvangstschakelaar wordt aangezet, dan
ontvangen de verschillende Voices, in de verschillende
Parts, Program Change- en Control Change bood-
schappen als u de Performance Bank/Program wijzigt.
RCVíSw3) Vol Pan Sus FS
Part01 on off on off
RCVíSw2) Knob1 Knob2 BC FC
Part01 on off on off
RCVíSw3) Vol Pan FS
PartAD on off off
RCVíSw4) BankSel PgmChng CtrChng
Part01 off on off
RCVíSw3) Vol Pan Sus
Part01 on off on
InsEF (Insertie Effect)
Toont de aan/uit status van de Insertie Effecten.
Als er “on” wordt getoond, dan wordt het signaal
van het Part naar de Insertie Effect Unit verstuurd.
Insertie Effect schakelaars van de verschillende Parts
worden in het EFF Part-scherm ingesteld (pag. 127).
N.B.
N.B.
Plug-in 1/2 Part
Multi Plug-in Part
Instellingen:
PB (Pitch Bend Wiel): off, on
MW (Modulatie Wiel): off, on
RB (Ribbon Controller): off, on
AT (Aftertouch): off, on
N.B.
Parts 1 t/m 16
Drum Voice Part
Phrase Clip Part
Drum Voice
Phrase Clip Part
A/D Input Part
Instellingen:
Vol (Volume): off, on
Pan: off, on
Sus (Sustain): off, on
Fs (Foot Switch): off, on
Instellingen:
BankSel (Bank Select): off, on
PgmChng (Program Change): off, on
CtrChng (Control Change): off, on
135
Part Controller
Hier kunt u verschillende Controller parameters
instellen in het A/D Input Part en de Multi Plug-in
Parts 17
t/m 32. Er zijn twee schermen beschikbaar voor de
A/D Input Part parameters en zes schermen voor
Multi Plug-in Part parameters.
CTL Set1 (Controller Set 1) (alleen A/D Input Part)
CTL Set2 (Controller Set 2) (alleen A/D Input Part)
CTL MW Control (MW Control Depth) (alleen Multi
Plug-in Parts)
CTL MW Modulation (MW Modulation Depth)
(alleen Multi Plug-in Parts)
CTL AT Control (AT Control Depth) (alleen Multi
Plug-in Parts)
CTL AT Modulation (AT Modulation Depth) (alleen
Multi Plug-in Parts)
CTL AC Control (AC Control Depth) (alleen Multi
Plug-in Parts)
CTL AC Modulation (AC Modulation Depth) (alleen
Multi Plug-in Parts)
CTL SET1/CTL Set2 (Control Set
1/2, alleen A/D Input Parts)
Aan de controllers en knoppen op het regelpaneel,
het toetsenbord, enzovoorts kunnen een reeks van
functies worden toegewezen. Met Aftertouch kan
bijvoorbeeld Vibrato worden bestuurd en met het
Modulatie Wiel kan bijvoorbeeld Resonantie wor-
den bestuurd. Deze controltoewijzingen worden
“Control Sets” genoemd. U kunt twee verschillende
Control Sets aan het A/D Input Part toewijzen. Er
zijn dus twee schermen, één per aparte controller:
CTL Set 1 en CTL Set2.
CTL MW Control (MW Control
Sterkte, alleen Multi Plug-in Parts)
Met het Modulatie Wiel kunt u de Filter en de Amp
parameters van de verschillende Multi Plug-in Parts
(17 t/m 32) besturen.
Filter
Stelt de mate in waarmee het Modulatie Wiel de
Cutoff frequentie van het filter wijzigt.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Amp
Stelt de mate in waarmee het Modulatie Wiel het
signaalniveau (amplitude) wijzigt.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
CTL MW Modulation (MW
Modulatie Sterkte, alleen Multi
Plug-in Parts
Met het Modulatie Wiel kunt u de pitch/filter/
amplitude modulatie besturen van de verschillende
Multi Plug-in Parts (17 t/m 32).
Src (bron)
Stelt de Controller in waarmee de parameter
wordt bestuurd die is geselecteerd in de "Dest."
parameter. De volgende controllers zijn beschik-
baar.
Instellingen:
CTLíSet1) Src Dest Depth
PartAD FC(04) off +63
RevSend
Dest
ChoSend
Dest
SET 1
A/D Input
SET 2
Src
MW
(Modulatie Wiel)
Src
KN1
(Knop 1)
CTLíMW Control) Filter Amp
Part17 +63 +63
Pmod (Pitch Modulatie Sterkte)
Stelt de mate in waarmee de pitch modulatie
wijzigt bij gebruik van het Modulatie Wiel.
Instellingen: 0 ~ 127
CTLíMW Modulation) PMod FMod AMod
Part17 127 127 127
PB (Pitch Bend Wiel), MW (Modulatie Wiel),
AT (Aftertouch), FC (Voetpedaal), FS
(Voetschakelaar), RB (Ribbon Controller), BC
(Breath Controller), KN1/2 (Knop [1]/[2])
Dest. (bestemming)
Stelt de parameter in die wordt bestuurd door de
Controller die is geselecteerd in "Src".
Instellingen: Zie de aparte Controllijst.
Depth (sterkte)
Stelt de mate in waarmee de parameter die is
geselecteerd in "Dest." kan worden bestuurd.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Met Voice Control Sets 1 en 2 kunt u
individuele Bron (Src) controllers aan
meerdere Bestemming (Dest) parameters
toewijzen, of meerdere Bron (Src) controllers
aan individuele Dest parameters. Details zijn
te vinden op pag. 85.
136
CTL AT Control (AT Control Sterkte,
alleen Multi Plug-in Parts)
Met Aftertouch kunt u de pitch/filter/amplitude
parameters van de verschillende Multi Plug-in Parts
(17 t/m 32) besturen.
Pitch
Stelt de mate in (in halve tonen) waarmee de
toonhoogte wijzigt als er aftertouch wordt toege-
past.
Instellingen: -24 ~ +24
Filter
Stelt de mate in waarmee de Filter Cutoff
frequentie wijzigt als er aftertouch wordt toege-
past.
Instellingen: -64 ~ +63
Amp (amplitude)
Stelt de mate in waarmee het signaalniveau
(amplitude) wijzigt als er aftertouch wordt toege-
past.
Instellingen: -64 ~ +63
CTL AT Modulation (AT
Modulatie Sterkte)
Met Aftertouch kunt u de mate van pitch/filter/
amplitude modulatie bepalen die wordt toegepast
op de verschillende Multi Plug-in Parts (17 t/m 32).
CTL AC Control (AC Control sterkte)
(alleen Multi Plug-in Parts)
Met Control Changes (Assignable Controllers,
toewijsbare controllers) kunt u filter/amplitude
parameters besturen voor iedere Multi Plug-in Part
(17 t/m 32)
CTLíAT Control) Pitch Filter Amp
Part17 +24 +63 +63
PMod (Pitch Modulatie Sterkte)
Stelt de mate in waarmee de pitch modulatie
wijzigt bij gebruik van aftertouch.
Instellingen: 0 ~ 127
CTLíAT Modulation) PMod FMod AMod
Part17 127 127 127
Source
Stelt het MIDI Control Change nummer in waar
mee de Filter/Amp parameters worden bestuurd.
Instellingen: 0 ~ 127
Filter
Stelt de hoeveelheid in waarmee de Filter Cutoff
frequentie wijzigt als de controller (bron) wordt
gebruikt.
Instellingen: 0 ~ 127
Amp
Stelt de hoeveelheid in waarmee het signaal-
niveau (amplitude) wijzigt als de controller
(bron) wordt gebruikt.
Instellingen: 0 ~ 127
CTL AC Modulation (AC Modulatie
Sterkte, alleen Multi Plug-in Parts)
Met Control Changes (Assignable Controllers;
toewijsbare controllers) kunt u pitch/filter/
amplitude parameters besturen van de verschillende
Multi Plug-in Parts (17 t/m 32).
CTLíAC Control) Source Filter Amp
Part17 04[FootCtrl] +63 +63
PMod (Pitch Modulatie Sterkte)
Stelt de hoeveelheid in waarmee de pitch
modulatie wijzigt bij gebruik van de controller
(bron).
Instellingen: 0 ~ 127
CTLíAC Modulation) PMod FMod AMod
Part17 127 127 127
FMod (Filter Modulatie Sterkte)
Stelt de mate in waarmee de Filter Cutoff frequen-
tie wijzigt bij gebruik van het Modulatie Wiel.
Instellingen: 0 ~ 127
AMod (Amplitude Modulatie Sterkte)
Stelt de mate in waarmee de amplitude modulatie
wijzigt bij gebruik van het Modulatie Wiel.
Instellingen: 0 ~ 127
FMod (Filter Modulatie Sterkte)
Stelt de mate in waarmee de Filter Cutoff fre-
quentie wijzigt bij gebruik van aftertouch.
Instellingen: 0 ~ 127
AMod (Amplitude Modulatie Sterkte)
Stelt de mate in waarmee de amplitude
modulatie wijzigt bij gebruik van aftertouch.
Instellingen: 0 ~ 127
137
Part Insertion Effect (alleen A/D Input Part)
Hier kunt u parameters instellen van de Insertie
Effecten die door het A/D Input Part worden
gebruikt. Als u het A/D Input Part heeft geselec-
teerd, dan zijn, net als bij het InsEF (Insertie Effect)
in het EFF Part-scherm, de volgende schermen
beschikbaar.
EFF EF1/2 (Insertie Effect 1/2)
Kiest het soort effect dat u bij het A/D Input Part wilt
gebruiken. U kunt de Effect Categorie van Insertie
Effect 1/2 met de Ctgry parameter selecteren en het
Effect Type met de Type parameter. Na selectie van
het Effect Type, kunt u de parameters ervan gaan
instellen door op de [ENTER]-knop te drukken.
Effect Parameter Instellingen
Deze parameters zijn beschikbaar als u bij
bepaalde Effect Typen op de [ENTER]-knop
drukt.
Schakel met de [PAGE]-knop tussen de scher-
men heen en weer, en stel de verschillende
parameters in met de [INC/YES]- en [DEC/NO]-
knoppen.
Als u op de [EXIT]-knop drukt, dan keert u
terug naar het Effect Type selectiescherm.
De aansluiting tussen Insertie Effecten 1 en 2 staat vast
als 1 -> 2 (seriëel).
Ctgry (Effect Categorie)
EFFíEF1) Ctgry Type Dry/Wet [ENTER]
PartAD DLY:DelayLCR D<W63 to Edit
Het aantal parameter en de inhoud van de verschil-
lende schermen zijn afhankelijk van het geselec-
teerde Effect Type. Details zijn te vinden in de Effect
Type lijst van de aparte Datalijst.
Zones (CS6x)
U kunt de zones die door de Performances worden
gebruikt bewerken in de Master Keyboard Mode.
Selecteer met Knop [A] (of de BANK [A]- t/m [D]-
knoppen) de zone (1 t/m 4) en stel vervolgens de
parameters van de zone in. De volgende acht
schermen bevatten Master Keyboard parameters.
U kunt zones kiezen als “4zone” is geselecteerd als
de Mode in het GEN M.Kbd-scherm (pag. 123) en
als de LED van de [MASTER KEYBOARD]-knop
brandt.
• Master keyboard
MKB Transmit (Master Keyboard Transmit)
MKB Note (Master Keyboard Note)
MKB TxSw1 (Master Keyboard Transmit Switch 1)
MKB TxSw2 (Master Keyboard Transmit Switch 2)
MKB TxSw3 (Master Keyboard Transmit Switch 3)
MKB TxSw4 (Master Keyboard Transmit Switch 4)
MKB TxPreset1 (Master Keyboard Transmit Switch 1)
MKB TxPreset2 (Master Keyboard Transmit Switch 2)
EXIT ENTER
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
EFFíEF1) Delay Lch Cch Rch
PartAD 333.3 500.0 500.0 166.7
EFFíEF1) Ctgry Type Dry/Wet [ENTER]
PartAD DLY:DelayLCR D<W63 to Edit
Selecteer Effect Type
Parameters
FMod (Filter Modulatie Sterkte)
Stelt de hoeveelheid in waarmee de Filter Cutoff
frequentie wijzigt bij gebruik van de controller
(Bron).
Instellingen: 0 ~ 127
AMod (Amplitude Modulatie Sterkte)
Stelt de hoeveelheid in waarmee de amplitude
modulatie wijzigt bij gebruik van de controller
(Bron).
Instellingen: 0 ~ 127
N.B.
Stelt de Categorie in van het Effect. Het eerste
Effect Type van de geselecteerde Categorie
knippert.
Instellingen: Details zijn te vinden in de Effect Type lijst
van de aparte Datalijst.
Type (Effect Type)
Stelt het soort Effect in. Dit is afhankelijk van de
geselecteerde categorie. Bij bepaalde categorieën
knippert het Effect Type. In dat geval kunt u op
de [ENTER]-knop drukken om het Effect Type in
te stellen.
Instellingen: Details zijn te vinden in de Effect Type lijst
van de aparte Datalijst.
Dry/Wet (droog/bewerkt)
Stelt het mixniveau in van het “wet” (bewerkte)
signaal (dat bewerkt is door de Effect Units) en
het “dry” signaal (het droge signaal c.q. het
signaal dat niet is bewerkt door de Effect Units,
maar deze is gepasseerd). Deze parameter is
soms niet beschikbaar, dit is afhankelijk van het
geselecteerde Effect Type.
Instellingen: D63 > W ~ D = W ~ D < W63
N.B.
138
Master Keyboard
MKB Transmit (Master Keyboard
Data Versturen)
Hier kunt u parameters instellen om keyboard data te
versturen als u in Master Keyboard Mode bent.
TrnsCh (verstuurkanaal)
Stelt het MIDI-verstuurkanaal in van de verschil-
lende zones.
Instellingen: 1 ~ 16
TG (Toongenerator)
Selecteert of er MIDI-boodschappen van de
verschillende zones naar de toongenerator van de
verschillende Parts worden verstuurd.
Instellingen: off, on
MIDI
Selecteert of er MIDI-boodschappen naar de MIDI
OUT poort van de verschillende zones wordt
verstuurd.
Instellingen: off, on
MKB Note (Master Keyboard Note)
Hier kunt u de Octave-, Transpose-, Note Limit-
(nootbereik) parameters van de verschillende zones
in de Master Keyboard Mode instellen.
MKB TxSw1 (Master Keyboard
Verstuurschakelaar 1)
Per zone kunt u het versturen van boodschappen
van het Pitch Bend Wiel, Modulatie Wiel, Knoppen
[A] t/m [C] en Knoppen [1]/[2] aan- of uitzetten.
Instellingen:
PB (Pitch Bend Wiel): off, on
MW (Modulatie Wiel): off, on
KnobA-C (Knoppen [A] t/m [C]): off, on
Knob1/2 (Knoppen [1]/[2]): off, on
MKBTxSw2 (Master Keyboard
Verstuurschakelaar 2)
Per zone kunt u het versturen van boodschappen
van de Ribbon Controller, het voetpedaal, de Breath
Controller en Aftertouch aan- of uitzetten.
Instellingen:
RB (Ribbon Controller): off, on
FC (Voetpedaal): off, on
BC (Breath Controller): off, on
AT (Aftertouch): off, on
MKBíTransmit) TrnsCh TG MIDI
Zone01 1 on on
MKBíNote)Octave Transpose Note Limit
Zone01 +1 +11 C-2 - G 8
MKBíTxSw1) PB MW KnobA-C Knob1-2
Zone01 off on on on
MKBíTxSw2) RB FC BC AT
Zone01 on on on on
Octave (octaaf)
Transponeert het nootbereik van de verschil-
lende zones omhoog/omlaag (in octaven).
Instellingen: -3 ~ 0 (standaard) ~ +3
Transpose (transponeren)
Transponeert het nootbereik van de verschil-
lende zones omhoog/omlaag (in halve tonen).
Instellingen: -11 ~ 0 (standaard) ~ +11
Note Limit (nootlimiet)
Stelt de hoogste en de laagste noten in van het
nootbereik van de verschillende zones.
Instellingen: C-2 ~ G8 (voor zowel hoogste als laagste
noten)
U kunt de parameter ook instellen door de toets aan
te slaan terwijl u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt.
N.B.
MKBTxSw3 (Master Keyboard
Verstuurschakelaar 3)
Per zone kunt u het versturen van boodschappen
van het Sustainpedaal, de voetschakelaar, het Vo-
lume/Voetvolume en de Panknop aan- of uitzetten.
Instellingen:
Sus (Sustain): off, on
FS (Voetschakelaar): off, on
Vol/FV (Volume/Voetvolume): off, on
Pan: off, on
MKBTxSw4 (Master Keyboard
Verstuurschakelaar 4)
Per zone kunt u het versturen van Bank Select en
Program Change-boodschappen als u naar andere
Performance Banken of Programs gaat aan- of
uitzetten.
Instellingen:
Bank (Bank Select): off, on
PC (Program Change): off, on
MKBíTxSw3) Sus FS Vol/FV Pan
Zone01 on on on on
MKBíTxSw4) Bank PC
Zone01 on on
139
MKB TxPreset1 (Master Keyboard
Verstuurvoorinstelling 1)
Hier kunt u het oorspronkelijk (initial) volume en de
paninstellingen van de verschillende zones instellen
bij het wisselen van Performance Bank/Program.
Vol (volume)
Stelt het signaalniveau van de zone in.
Instellingen: 0 ~ 127
Deze instelling wordt niet verstuurd als de Vol/FV
(Volume/Voetvolume) parameter in het MKB TxSw3-
scherm is uitgezet.
Pan
Stelt de stereo panpositie in van de zone.
Instellingen: L64 (Links) ~ C (Midden) ~ R63 (Rechts)
Deze instelling wordt niet verstuurd als de Pan
parameter in het MKB TxSw3-scherm is uitgezet.
MKB TxPreset2 (Master Keyboard
Verstuurvoorinstelling 2)
Hier kunt u de Bank Select en Program Change
parameters van de verschillende zones instellen bij
het wisselen van Performance Bank/Program.
PC (MIDI Program Change)
Stelt het Programnummer in dat wordt verstuurd
als u naar een andere Bank/Program gaat.
Instellingen: 0 ~ 127
De Programnummers 001 t/m 128 zijn gelijk aan de
MIDI Program Change nummers 000 t/m 127. Dat wil
zeggen, de Programnummers en Program Change
nummers verschillen 1 nummer. Houd hier rekening
mee.
Deze instelling wordt niet verstuurd als de PC
(Program Change) parameter in het MKB TxSw4-
scherm is uitgezet.
MKBíTxPreset1) Volume Pan
Zone01 127 C
MKBíTxPreset2) BankMSB BankLSB PC
Zone01 127 127 1
BankMSB (MIDI Bank Selectie MSB)
Stelt de Bank Select MSB in die wordt verstuurd
als u naar een andere Bank/Program gaat.
Instellingen: 0 ~ 127
BankLSB (MIDI Bank Selectie LSB)
Stelt de Bank Select LSB in die wordt verstuurd
als u naar een andere Bank/Program gaat.
Instellingen: 0 ~ 127
“Bank Select” is MIDI-informatie die wordt verstuurd
als u de Voice Bank wijzigt. Control Change-, MSB-
en LSB-boodschappen worden gecombineerd tot
Bank Select-boodschappen, waarmee de Voice Bank
wordt geselecteerd. De waarden van de boodschap-
pen zijn afhankelijke van de synthesizer. Zie, voor
meer details, de documentatie van uw synthesizer.
Deze instelling wordt niet verstuurd als de Bank
(Bank Select) parameter in het MKB TxSw4-scherm is
uitgezet.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
140
Performance Job Mode
U kunt verschillende handelingen (Jobs) verrichten
in de Performance Job Mode. U kunt bijvoorbeeld
Performances initialiseren (met inbegrip van degene
die u huidig bewerkt), of vorige bewerkingen
oproepen.
Als u naar de Performance Job Mode gaat, dan
krijgt u eerst het Initialize-scherm te zien. De
volgende vier schermen zijn beschikbaar in de
verschillende Performance Jobs.
U moet, alvorens u naar de Performance Job Mode gaat
om de Initialize of Recall functie te gebruiken, de
Performance selecteren waarin u een handeling wilt
verrichten (pag. 119).
1e scherm: PFM Initialize
2e scherm: PFM Edit Recall
3e scherm: PFM Copy
4e scherm: PFM Bulk Dump
Details over hoe u naar de Performance Job Mode gaat
vindt u op pag. 22.
Een Job Uitvoeren
1 Selecteer in de Performance Play Mode het
nummer van de Performance dat u wilt bewerken.
2 Druk, om naar de Performance Job Mode te gaan,
op de [JOB]-knop.
3 Ga met de [PAGE]-knop naar het scherm met de
Job die u wilt uitvoeren.
PFM Initialize
U kunt alle parameters van een Performance resetten
naar hun standaardinstellingen (initialiseren). U kunt
ook alleen enkele parameters initialiseren, zoals
Common instellingen, instellingen per Part, enz.
Houd er rekening mee dat dit niet hetzelfde is als het
bewerken van een bestaande Performance. Het is
echter handig bij het vanuit het niets creëren van een
geheel nieuwe Performance.
PFM Edit Recall
Als u een Performance heeft bewerkt en deze niet
opslaat voordat u naar een andere Performance
gaat, dan gaan uw bewerkingen verloren. In dit
geval kunt u de bewerkingen met de Recall-functie
weer oproepen.
4 Selecteer met Knoppen [B]/[C] en Knoppen [1]/
[2] de parameter. (Of gebruik de [DATA]-knop en
de [DEC/NO]- en [INC/YES]-knoppen.)
Deze stap is niet van toepassing voor de Recall en Bulk
Dump Jobs.
5 Als u op de [ENTER]-knop drukt, dan wordt
vervolgens om bevestiging gevraagd.
PFM Initialize)
Job Current Perform
6
PFM Bulk Dump)
<< Are you sure? [YES]/[NO] >>
PFM Initialize)
Job Current Perform
PFM Copy
Hier kunt u de parameters van de verschillende
Parts en Effect parameters in de verschillende
Performances naar de Performance kopiëren die u
aan het bewerken bent. Dit is handig als u bij het
creëren van een Performance parameterinstellingen
van een andere Performance wilt gebruiken.
Deze functie is niet bruikbaar bij het kopiëren van de
gehele Performance van de ene naar de andere lokatie.
Het is bruikbaar bij het kopiëren van parameter-
instellingen van een bestaande Performance naar de
Performance die u momenteel aan het bewerken bent.
PFM Edit Recall)
Job
1 Bron Performance Geheugen
PFM Copy) [Pf:GrandPiano] Current
Job INT:128(H16) Part10 > Part16
1
2
3
4
N.B.
N.B.
N.B.
Bevestig door te drukken op de [INC/YES]-knop.
Als de Job is uitgevoerd, ziet u “Completed” in
het scherm, en keert u vervolgens terug naar het
oorspronkelijke scherm.
Druk op de [DEC/NO]-knop om te annuleren.
Als Jobs langere tijd nodig hebben, verschijnt
“Executing...” tijdens het uitvoeren in het scherm. Als
u de synthesizer uitzet terwijl deze boodschap in het
scherm staat, dan kan de data beschadigen.
Druk op de [PERFORM]-knop om de
Performance Job Mode te verlaten en terug te
keren naar de Performance Play Mode.
7
N.B.
Selecteer het soort parameter dat u wilt
initialiseren
Selecteer de te initialiseren parameter met Knop
[B], de [DATA]-knop of de [DEC/NO]- en [INC/
YES]-knoppen.
Instellingen: Current Perform, Current Common
(Common Data: Data die gelden voor alle Parts),
Current Part01 t/m Part16, Current PartCL (Phrase Clip
Part), Current PartAD (A/D Input Part), Current PartP1/P2
(Plug-in Part 1/2), Zone1 t/m Zone4
Selecteer het performance-geheugen dat de
Performance (Bron) bevat waarvan u de
parameterinstellingen wilt kopiëren.
Instellingen: INT (Intern), EXT (Extern)
N.B.
141
Performance Store-functie
Hier kunt u de parameterinstellingen van maximaal
128 Performances opslaan in één van de geheugens
(INT: Intern) van uw synthesizer of de instellingen
van maximaal 64 Performances opslaan op een
Memory Card (EXT: Extern). De procedure gaat als
volgt.
Als u dit instelt, worden de instellingen van de Bestem-
ming Performance overschreven. Belangrijke data
moeten altijd op een computer, aparte Memory Card of
ander opslagapparaat worden opgeslagen.
1 Druk na het bewerken van een Performance op
de [STORE]-knop. Hierop verschijnt de
Performance Store display.
2
PFM Bulk Dump
U kunt alle parameterinstellingen van de huidige
Performance naar uw computer of een ander extern
MIDI-apparaat versturen met Bulk Dump.
U moet het juiste MIDI Device Nummer instellen om een
Bulk Dump uit te kunnen voeren. Details zijn te vinden
op pag. 166.
PRF Bulk Dump)
Job Current Perform
PFMí [Pf:GrandPiano] >[Pf:Init Perf ]
Store INT:128(H16)
PFMí [Pf:GrandPiano] >[Pf:Init Perf ]
<< Are you sure? [YES]/[NO] >>
Selecteert het nummer van de Bron
Performance. De naam van de Performance
wordt in de bovenste regel van de display
getoond.
Instellingen: 001 ~ 128 (INT), 001 ~ 064 (EXT)
Als u kopiëert, kunt u het huidige Performance
Nummer (bestemming) instellen als Bron
Performance nummer. In dit geval, als u verschil-
lende instellingen van de huidige Performance heeft
bewerkt, zult u deze recente instellingen kopiëren,
niet de opgeslagen instellingen (vóór bewerking).
Het is dus mogelijk om een Part te bewerken en alle
bewerkingen naar een ander Part kopiëren.
Bron Performance Part
Selecteert het Part van de Bron Performance.
Instellingen: Part01 t/m Part16, PartCL (Phrase Clip Part),
Part AD (A/D Input Part), PartP1/P2 (Plug-in Part 1/2)
Bestemming Part
Stelt het Part in van de Bestemming Performance.
U kunt de Bestemming alleen selecteren als Part
01 t/m Part 16 als Bron zijn geselecteerd. Als u
een andere Broninstelling heeft gekozen, dan
wordt hetzelfde Part automatisch in de verschil-
lende bestemmingen geselecteerd.
Instellingen: Part01 t/m Part16, Arp (Arpeggio), Effect,
PartCL (Phrase Clip Part), Part AD (A/D Input Part) en
PartP1/P2 (Plug-in Part 1/2) worden automatisch geselec-
teerd aan de hand van de Bron.
Als u Arp (Arpeggio) of Effect kiest, dan worden de
Arpeggio en Effect instellingen van de Voice die is
toegewezen aan de Bron Part gekopieerd.
2 Bron Performance nummer
N.B.
3
4
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
Selecteer met Knop [1] het Bestemming
Performance Geheugen (INT of EXT).
Selecteer met Knop [2] het Bestemming
Performance Nummer. Hiermee stelt u het
Performance Geheugen/Nummer in waar u de
Performance wilt opslaan.
U kunt deze handeling ook verrichten met de
[DATA]-knop of [DEC/NO]- en [INC/YES]-knoppen.
Als u op de [ENTER]-knop drukt, dan wordt er
om bevestiging gevraagd.
Druk op de [INC/YES]-knop om te bevestigen.
De boodschap “Executing...” wordt getoond
terwijl de Job wordt uitgevoerd. Als deze is
uitgevoerd, ziet u de melding “Completed” en
keert u terug naar de Performance Play Mode.
Door op de [DEC/NO]-knop te drukken kunt u de
Job annuleren. Hierdoor keert u terug naar het
oorspronkelijke scherm.
N.B.
3
4
5
142
Phrase Clip Mode
Phrase Clip Play
In de Phrase Clip Play Mode kunt u één van de vier
Clip Kits selecteren. Een Clip Kit is een verzameling
Phrase Clips (externe geluiden die met een micro-
foon, vanaf audio apparatuur of vanaf andere
bronnen zijn opgenomen) die zijn toegewezen aan
toetsen op het toetsenbord waarmee ze afgespeeld
kunnen worden. Een Clip Kit kan uit Drumloops of
frases bestaan en kan aan een Part in een
Performance worden toegewezen (pag. 39). De
schermen die in de Phrase Clip Play Mode worden
getoond, worden hier uitgelegd.
U kunt Phrase Clips opnemen in de Phrase Clip
Record Mode, en 256 Phrase Clips intern opslaan. U
kunt deze Phrase Clips ook op Memory Card opslaan.
Basisdetails over Phrase Clips zijn te vinden op pag. 53.
De Phrase Clip Play Mode Display
Als u naar de Phrase Clip Play Mode gaat, dan
verschijnt het volgende scherm. In dit scherm kunt
u de Clip Kit selecteren en afspelen.
Details over het gaan naar de Phrase Clip Mode zijn te
vinden op pag. 21.
PCLP Play (Phrase Clip Play)
1. Scherm Titel
Dit toont dat u zich momenteel in de Phrase Clip
Mode bevindt.
2. Clip Kit Nummer
Dit toont het Programnummer (001 t/m 004) van de
geselecteerde Clip Kit.
3. Clip Kit Categorie/Naam
Clip Kit Categorie
De twee letters links van de Clip Kit Naam zijn een
afkorting van de Clip Kit Categorie. De Categorie
beschrijft het soort muziek in de Clip Kit.
Clip Kit Naam
Hier wordt de naam van de Clip Kit getoond
(bestaande uit maximaal 10 karakters).
4. Knop Parameter
Hier worden de namen van de functies getoond die
momenteel aan Knoppen [A] t/m [C] en Knoppen
[1]/[2] zijn toegewezen.
Er kunnen, afhankelijk van de Control Set instellingen,
meerdere parameters aan Knoppen [1]/[2] worden
toegewezen. In dit geval wordt de bestemmingspara-
meter van de laagst genummerde Control Set getoond.
Knop Parameter
In de Phrase Clip Play Mode kunnen Knoppen
[A] t/m [C] worden gebruikt om de instellingen
van de eraan toegewezen parameters in te
stellen. De parameterwaarden worden kortston-
dig getoond als u aan de knop draait.
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
PCLP Play) 1[Wv:Init Clip ]
EQ Low EQ Mid EQ Hi Cutoff RevTime
1 2 3
4
Details over het toewijzen van parameters aan
Knoppen [A] t/m [C] zijn op pag. 165 te vinden.
Details over het toewijzen van parameters aan
Knoppen [1]/[2] zijn te vinden op pag. 84.
Een Clip Kit Program Selecteren.
Er zijn drie manieren waarop u een Clip Kit Pro-
gram kunt selecteren.
• Met de PROGRAM-knoppen (CS6x)
• Met de [DEC/NO]- en [INC/YES]-knoppen
• Met de [DATA]-knop
Met de PROGRAM-knoppen
Als u op een PROGRAM-knop (1 t/m 4) drukt,
wordt de Clip Kit die met het Programnummer
correspondeert geselecteerd en getoond.
PROGRAM
PAR T
12345678
9 10111213141516
GENERAL QED ARPEGGIO CONTROL COM LFO EFFECT
OSC PITCH FILTER AMPLITUDE LFO EQ PLG
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
PCLP Play) 1[Wv:Init Clip ]
EQ Low EQ Mid + 0 Cutoff RevTime
143
Met de [DEC/NO]- en [INC/YES]-knoppen
Als u op de [INC/YES]-knop drukt, dan wordt de
volgende Clip Kit geselecteerd en getoond. Een
druk op de [DEC/NO]-knop selecteert de vorige
Clip Kit.
Met de [DATA]-knop
Draai de [DATA]-knop met de klok mee om het Clip
Kit Nummer te verhogen, en draai deze tegen de klok
om het Clip Kit Nummer te verlagen.
Phrase Clip Record-functie
In de Phrase Clip Record Mode kunt u geluiden als
Phrase Clips in de synthesizer opnemen met een
microfoon of vanaf audio apparatuur. U kunt
hiermee een Clip Kit creëren die bestaat uit ver-
schillende Phrase Clips - verspreid over het bereik
van het toetsenbord - en de geluiden bespelen
zoals ze op een normaal instrument zouden klin-
ken. Bovendien kunt u de Voice/Performance
geluiden, bespeeld op het toetsenbord of afge-
speeld door de sequencer, resampelen. U kunt
maximaal 256 Clips (in totaal 4 megabytes) in het
interne geheugen van het instrument opslaan. U
kunt ze ook op een externe Memory Card opslaan.
Phrase Clips worden in een eigen (gepatenteerd) file
format op een Memory Card opgeslagen. Details over het
opslaan van files zijn te vinden op pag. 173. Met de
meegeleverde Card Filer software, kunnen Phrase Clips
die op Memory Card zijn opgeslagen ook worden
opgeslagen op en verwerkt door een computer die op de
synthesizer is aangesloten.
Zie pag. 53 voor Phrase Clips.
Naar Phrase Clip Record Mode gaan
1 Druk op de [REC]-knop in de Phrase Clip Play
Mode. In het volgende scherm kunt u de toets
(Clip Toets) op het toetsenbord selecteren die de
Phrase Clip moet afspelen.
DEC
/
NO INC
/
YES
Vorige Nummer Volgende Nummer
De CS6x/CS6R wordt geleverd met 4MB intern DRAM-
geheugen. Aangezien DRAM een vluchtig geheugen is,
gaat de inhoud verloren als u de synthesizer uitzet.
Daarom bevinden zich geen Phrase Clips in het geheu-
gen als u de synthesizer aanzet.
Als u de toonhoogte van een korte Phrase Clip verhoogt,
kan het zijn dat u ruis hoort tijden het afspelen ervan. In
dat geval moet u de looplengte verlengen (pag. 150).
Er kan ook ruis aanwezig zijn aan het eindpunt van de
loop van de Phrase Clip. In dat geval moet u het
eindpunt van de loop aanpassen om de optimale positie
te vinden (pag. 151).
DATAC12
Vorige Nummer Volgende Nummer
Wijs met Knop [C], terwijl u de [REC]-knop
ingedrukt houdt, de Clip Toets toe (of sla een
toets op het toetsenbord aan). Laat, als u de Clip
Toets heeft toegewezen, de [REC]-knop los en
het opnamescherm verschijnt.
Druk op de [PHRASE CLIP]-knop of de [EXIT]-
knop om terug te keren naar de Phrase Clip Play
Mode.
PCLP Rec) >> Select Record Key <<
>> C 3:001[CrntSmpl] <<
SEQ PLAY
TEMPO
PLAY
/
STOP
PHRASE CLIP
PITCH
REC
PCLP Rec) Source Trigger [ENTER]
(Key=C 3)perform Key toStandby
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
2
144
Source (bron)
Selecteert de bron waarvan u wilt opnemen.
Selecteer “mic” als u van een microfoonniveau-
apparaat opneemt via de A/D INPUT-aansluiting.
Selecteer “line” als u via de A/D INPUT-aansluiting
van een lijnniveau-apparaat opneemt zoals bij een
CD-speler of andere audio apparatuur. Selecteer
“voice”, “perform” of “pclip” als u een Voice,
Performance of een bestaande Phrase Clip opneemt
die wordt gebruikt door de synthesizer.
Als u bijvoorbeeld een Voice in de Voice Play Mode
heeft geselecteerd voordat u naar de Phrase Clip
Record Mode ging, dan kunt u die Voice op het
toetsenbord afspelen en opnemen als Phrase Clip.
Instellingen: nic, line, pclip (Phrase Clip), voice, perform
(Performance)
Trigger
Stelt de Mode in waarmee u het opnameproces
kunt triggeren. De Trigger Mode hangt af van de
huidig geselecteerde bron.
Selecteer, als “mic” of “line” momenteel als bron
is geselecteerd, “level” of “manual”.
Als u “manual” selecteert, start het opnemen
automatisch zodra het ingangsniveau de inge-
stelde treshold (Trigger Niveau) bereikt. Rechts
in de display staat een parameter waar het
Trigger Niveau ingesteld kan worden. Als u
“manual” selecteert, start het opnemen zodra u
op de [ENTER]-knop drukt.
Stel, als u de waarde van de bronparameter op
iets anders instelt dan “mic” of “line”, deze
parameter in op “key” of “manual”. Als u deze
op “key” instelt, dan start het opnemen zodra u
een toets op het toetsenbord aanslaat.
Instellingen:
Als Source is ingesteld op “mic” of “line”: level,
manual
Als Source is ingesteld op “pclip”, “voice” of
“perform”: key, manual
Level (Trigger Niveau)
Deze parameter is alleen beschikbaar als u
“level” heeft geselecteerd in de Trigger parame-
ter. Het opnemen begint automatisch als het
signaal op de A/D INPUT-aansluiting het Trigger
Niveau bereikt. De T indicator is links van de
Trigger Niveau instelling in de display te zien.
Vergelijk met de Trigger Niveau- en Signaal-
niveaumeters het ingangssignaalniveau met de
Trigger Niveau instelling.
Als het ingangssignaalniveau te groot is, dan
verschijnt de indicator links van de T indicator.
Het Niveauscherm
Als u van een “mic” of “line” niveaubron in de
Phrase Clip Record Mode opneemt, kunt u met
de [PAGE]-knop het volgende scherm oproepen.
U ziet de ingangsniveau- en triggerniveau-
meters. Hier kunt u met behulp van de ingangs-
niveau- en triggerniveau-meters het triggerniveau
en het signaalniveau van de A/D INPUT-aanslui-
ting afregelen. Als u “level” heeft geselecteerd in
de Trigger Mode, kunt u het Trigger Niveau
instellen met Knop [1]. Het opnemen begint op
het moment dat in de ingangsniveaumeter het
Trigger Niveau wordt bereikt of wordt gepas-
seerd. Bepaal het opnamestartpunt door met
behulp van beide meters het ingangsniveau-
signaal naar wens af te stellen.
Draai, om terug te gaan naar het vorige scherm,
kloksgewijs aan de [PAGE]-knop als het Niveau-
scherm wordt getoond.
Voorbeeld 1: Een Phrase Clip Opne-
men met een Microfoon of van Audio
Apparatuur
Sluit een microfoon of audioapparatuur aan op de
A/D INPUT-aansluiting (pag. 14).
PCLP Rec) Source [EXIT]
View Trigger toStop
Ingangsniveaumeter
Triggerniveaumeter
N.B.
Druk in de Phrase Clip Mode op de [REC]-knop,
waarna het scherm verschijnt waarin de Clip
Toets (waarmee de Phrase Clip wordt afge-
speeld).
Stel de Clip Toets in met Knop [C], terwijl u de
[REC]-knop ingedrukt houdt, of sla een toets op
het toetsenbord aan. Als u de [REC]-knop loslaat,
ziet u het opnamescherm.
Selecteer “mic” als u vanaf een microfoonniveau-
bron opneemt of “line” als u vanaf een lijn-
niveau-bron zoals een CD-speler of andere audio
apparatuur opneemt. U kunt de Trigger parame-
ter instellen op “manual” of “level”. Als u deze
op “level” instelt, dan moet u ook de Trigger
Niveau parameter instellen.
Draai kloksgewijs aan de [PAGE]-knop om het
Niveauscherm getoond te krijgen. Hier kunt u
met de ingangsniveaumeter het niveau van het
ingangsignaal in de gaten houden. U kunt, indien
nodig, met de [GAIN]-knop op het achterpaneel
de gain van het ingangssignaal aanpassen.
De opgenomen clip wordt automatisch aan een
beschikbaar nummer in het geheugen (DRAM)
toegewezen. U hoeft dus geen Clipnummer te kiezen
alvorens te beginnen met opnemen.
2
3
4
N.B.
1
N.B.
145
Volg nu de procedure overeenkomstig de instel-
lingen die u in stap 3 maakte.
Indien ingesteld op “manual”:
Opname begint als u op de [ENTER]-knop drukt.
Indien ingesteld op “level”:
Druk op de [ENTER]-knop om naar de Recording
Standby status te gaan. Er verschijnt “Waiting for
trigger” in de display. Als het niveau van het
ingangsignaal het Trigger Niveau bereikt of
passeert, begint het opnemen automatisch.
Tijdens het opnemen verschijnt “Now
recording...” in de display.
Druk op de [EXIT]-knop om het opnemen te
stoppen. De “Now recording...” melding ver-
dwijnt uit de display.
Als het geheugen vol raakt, stopt het opnemen automa-
tisch, zelfs als u de [EXIT]-knop nog niet hebt ingedrukt.
U kunt nu de zojuist opgenomen Clip afluisteren
door de in stap 2 geselecteerde Clip Toets aan
te slaan terwijl u de [REC]-knop houdt ingedrukt.
Als u niet tevreden bent met het resultaat, dan
kunt u de Phrase Clip opnieuw opnemen door
nogmaals op de [ENTER]-knop te drukken.
Als u de Phrase Clip Record Mode verlaat, dan
wordt aan de door u opgenomen Phrase Clip
automatisch een nieuw Clip Nummer en Clip
Naam toegewezen en wordt deze in het geheu-
gen (DRAM) opgeslagen met de Clip Toets
instelling die is toegewezen in stap 2.
Herhaal stappen 1 t/m 9 om nieuwe Phrase
Clips op te nemen.
Phrase Clip data in het geheugen (DRAM) gaan
verloren als u de synthesizer uitzet. Sla belangrijke
Phrase Clip data altijd op Memory Card op (pag.
173).
In de Phrase Clip Edit Mode kan toonhoogte en
kunnen toegepaste effecten van een opgenomen Clip
worden bewerkt en toegewezen aan een Clip Toets
in een Clip Kit. Het kan ook worden gekopiëerd of
zelfs gewist in de Phrase Clip Job Mode. De Clip Kit
met de opgenomen Clip wordt geselecteerd (uit vier
Clips) en toegewezen aan de Phrase Clip Part in de
Performance Edit Mode (pag. 121).
Stel, terwijl u de [REC]-knop nog steeds ingedrukt
houdt, de Clip Toets in met Knop [C] of sla een toets
op het toetsenbord aan. Als u de [REC]-knop loslaat,
ziet u het opnamescherm.
Selecteer een opnamebron door de waarde (pclip,
voice, of perform) te selecteren met de bron-
parameter in het opnamescherm. Selecteer ook een
methode om het opnemen mee te starten met de
Trigger parameter - “key” voor het opnemen van
een Voice of Performance die via het toetsenbord
wordt bespeeld of “manual” voor een specifieke
frase of melodie gedurende het afspelen van een
song.
De opgenomen clip wordt automatisch aan een
beschikbaar Clipnummer in het geheugen (DRAM)
toegewezen. Daarom hoeft u alvorens op te nemen geen
Clipnummer te kiezen.
Druk op de [ENTER]-knop om naar de Recording
Standby status te gaan. “Waiting for trigger” ver-
schijnt in de display.
Volg nu de procedure overeenkomstig de instelling
die u in stap 3 maakte.
Indien ingesteld op “key”:
Start het afspelen van de song door op de SEQ
PLAY [START/STOP]-knop te drukken.
Indien ingesteld op “manual”:
Start het afspelen van de song door op de SEQ
PLAY [START/STOP]-knop te drukken. Start het
opnemen van een Phrase Clip op ieder gewenst
moment door op de [ENTER]-knop te drukken.
Tijdens het opnemen verschijnt “Now Recording...”
in de display.
Druk op de [EXIT]-knop om het opnemen te
stoppen. “Now Recording...” verdwijnt hierna.
Als het geheugen vol raakt, stopt het opnemen automa-
tisch, zelfs als u de [EXIT]-knop nog niet heeft ingedrukt.
U kunt de zojuist opgenomen Clip afluisteren door de
[REC]-knop ingedrukt te houden en de Clip Toets aan
te slaan die u in stap 2 selecteerde.
Als u niet tevreden bent met het resultaat, dan kunt
u de Phrase Clip opnieuw opnemen door nogmaals
op de [ENTER]-knop te drukken.
Als u de Phrase Clip Record Mode verlaat, dan
wordt aan de door u opgenomen Phrase Clip
automatisch een nieuw Clip Nummer en Clip
Naam toegewezen en wordt deze in het geheu-
gen (DRAM) opgeslagen met de Clip Toets
instelling die is toegewezen in stap 2.
Herhaal stappen 1 t/m 9 om nieuwe Phrase Clips
op te nemen.
Phrase Clip en Clip Kit data in het geheugen (DRAM) gaan
verloren als u de synthesizer uitzet. Sla belangrijke Phrase Clip
en Clip Kit data altijd op een Memory Card op (pag. 173).
Na opname vanaf de interne toongenerator, wordt de Phrase
Clip automatisch genormaliseerd (ratio = 100%). Zie pag. 157
voor meer informatie over normaliseren.
De klank en de toegepaste effecten van een opgenomen
Clip kan worden bewerkt en toegewezen aan een Clip Toets
van een Clip Kit in de Phrase Clip Edit Mode. Het kan ook
worden gekopieerd of zelfs gewist in de Phrase Clip Job
Mode. De Clip Kit met de opgenomen Clip wordt geselec-
teerd (uit vier Clips) en toegewezen aan de Phrase Clip Part in
de Performance Edit Mode (pag. 121).
Voorbeeld 2: Een Phrase Clip Opne-
men vanaf de Interne Toongenerator
U kunt een Voice, Performance, een bestaande
Phrase Clip of een Song als een nieuwe Phrase Clip
opnemen.
1
5
6
7
8
9
0
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
Selecteer een Voice, Performance of Clip Kit in
de Voice Play Mode, de Performance Play Mode
of de Phrase Clip Play Mode. Als u een phrase
van een Song op wilt nemen, dan moet u het
afspelen van de Song file voorbereiden en de
juiste Performance selecteren.
Om de best mogelijke geluidskwaliteit te verkrijgen
moet u het volume van de Voice, Performance of
Phrase Clip die u opneemt zo hoog mogelijk instellen.
2
3
4
5
6
7
8
9
0
146
Phrase Clip Edit
De beschikbare parameters voor het bewerken van
een Clip Kit worden hier uitgelegd.
Een Clip Kit is een verzameling Phrase Clips die op
het toetsenbord (aan C0 t/m C6) zijn toewezen.
Er zijn vijf Common Edit schermen (om parameters in
de huidige Clip Kit te wijzigen) beschikbaar voor het
bewerken van een Clip Kit. Er zijn tevens vijf schermen
beschikbaar met Clip Toets parameters (om Phrase
Clips aan toetsen op het toetsenbord toe te wijzen).
Details over het opnemen van Phrase Clips zijn te vinden
op pag. 55 en 143.
Als u naar de Phrase Clip Edit Mode gaat, dan
verschijnt het onderstaande scherm.
In principe selecteert u met Knop [A] het soort
parameter dat u wilt bewerken (Common/Clip
Toets). De Clip Toets wordt geselecteerd door de
desbetreffende toets op het toetsenbord aan te
slaan.
Met de [PAGE]-knop gaat u naar de andere
parameterschermen en met Knoppen [B], [C], [1] en
[2] kunt u parameterinstellingen invoeren. U kunt
met de [DATA]-knop en de [DEC/NO]- en [INC/
YES]-knoppen instellingen invoeren.
De meeste parameters zijn hetzelfde als bij Drum
Voices (de grijze onderdelen in het diagram).
Daarom worden alleen de parameters die anders
zijn hieronder uitgelegd.
De parameters die hetzelfde zijn worden uitgelegd in het
Voice Edit Mode gedeelte (pag. 78).
Clip Common Edit en Clip Toets Edit
Een Clip Kit bestaat uit Phrase Clips (waves) die aan
toetsen C0 t/m C6 op het toetsenbord zijn toegewe-
zen (pag. 55). Parameters die gelden voor alle Phrase
Clips worden “Clip Common Edit” genoemd. In de
Phrase Clip Edit Mode zijn Clip Common Edit
schermen beschikbaar per bewerkte Clip Toets.
Schakel met Knop [A] tussen deze schermen heen en
weer.
U kunt met de Knoppen [A] t/m [C] en Knoppen [1]/
[2], als u de [SHIFT]-knop ingedrukt houdt, de
cursor naar de verschillende parameters verplaat-
sen. De cursor kan ook, terwijl u de [SHIFT]-knop
ingedrukt houdt, met de [DATA]-knop of de [DEC/
NO]- en [INC/YES]-knoppen worden verplaatst.
U moet vóór u naar de Phrase Clip Edit Mode gaat de
Clip Kit selecteren die u wilt bewerken (pag. 142). Alle
parameterinstellingen kunnen per Clip Kit worden
ingesteld en opgeslagen.
Als u de synthesizer uitzet, gaan uw Phrase Clip data in
het interne geheugen verloren. Sla belangrijke Phrase
Clip data altijd op een Memory Card op (pag. 173).
Details over het gaan naar de Phrase Clip Edit Mode zijn
te vinden op pag. 22.
Een algemeen overzicht van Phrase Clips is te vinden op
pag. 53.
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
GEN Name) Ctgry a-Z 0-? Cursor
Common [--:Init Voice]
Common/Clip Toets
selecteren
Tussen schermen
heen en weer
schakelen
Instellingen invoeren
Phrase Clip Edit Mode
Common
Clip Common General 80
GEN Name (General Name) 80
Clip Common Quick Edit 147
QED Level (Quick Edit Level) 147
QED EffectCtrl (Quick Edit Effect) 148
QED Filter (Quick Edit Filter) 148
QED EG (Quick Edit Envelope Generator) 148
Clip Common Arpeggio 82
ARP Type (Arpeggio Type) 82
ARP Limit (Arpeggio Note Limit) 83
ARP Mode (Arpeggio Mode) 83
ARP PlayEF (Arpeggio Play Effect) 83
Clip Common Controller 148
CTL Set1 (Control Set 1) 149
CTL Set2 (Control Set 2) 149
CTL Set3 (Control Set 3) 149
CTL Set4 (Control Set 4) 149
CTL Set5 (Control Set 5) 149
Clip Common Effect 88
EFF InsEF (Insertion Effect) 88
EFF EF1 (Effect 1) 88
EFF EF1 (Effect 2) 88
EFF Rev (Reverb) 89
EFF Cho (Chorus) 89
Clip Key
Clip Key OSC (Oscillator) 149
OSC Asgn (Oscillator Assign) 149
OSC Out (Oscillator Out) 151
OSC Pan (Oscillator Pan) 151
OSC Other (Oscillator Other) 151
Clip Key Pitch 152
PCH Tune (Pitch Tune) 152
Clip Key Filter 152
FLT Cutoff (Filter Cutoff) 152
Clip Key Amplitude 152
AMP AEG (Amplitude Envelope Generator) 153
AMP VelSens (Amplitude Velocity Sensitivity) 153
Clip Key EQ (Equalizer) 101
EQ Type 101
EQ Param (EQ Parameter) 101
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
OSC Asgn) Number Variation [ENTER]
Key= C 3 001[InitSmpl] 1 to Edit
QEDíLevel) Vol Pan RevSend ChoSend
Common 127 C 127 127
Clip Common instellingen
Clip Toets instellingen
Clip Common
Clip Toets
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
147
Menu Display
Het volgende scherm verschijnt als u aan de [PAGE]-
knop draait terwijl u de [SHIFT]-knop houdt inge-
drukt. Verplaats de cursor met de [PAGE]-knop naar
de parameter die u wilt bewerken, en laat vervolgens
de [SHIFT]-knop los om naar het scherm te springen
waarin u zich bevond.
Clip Common General
GEN Name (Naam Algemeen)
U kunt een Clip Kit Naam van maximaal 10 karak-
ters invoeren. U kunt tevens de Categorie Naam
rechts van de Clip Kit Naam selecteren.
De Clip Kit Naam wordt op dezelfde manier ingesteld als
de Voice Naam. Details zijn te vinden op Pag. 80.
Clip Common Quick Edit
Verschillende parameters besturen de klank-
eigenschappen van de Clip Kit, en veel daarvan
kunnen worden bewerkt met de Sound
Controlknoppen op het regelpaneel van de CS6x. Er
zijn vier schermen beschikbaar.
QED Level (Quick Edit Level)
QED EffectCtrl (Quick Edit Effect)
QED Filter (Quick Edit Filter)
QED EG (Quick Edit Envelope Generator)
In de Performance Mode worden de Phrase Clip Part
instellingen gebruikt.
QED Level (Snel Niveau Be-
werken)
Deze parameters besturen het signaalniveau en de
panpositie van de Clip Kit.
Als de “Compare” functie wordt gebruikt, kunt u niet
bewerken met Knoppen [A] t/m [C] of Knoppen [1]/
[2].
2 Druk nogmaals op de [EDIT]-knop om de
“Compare” functie uit te zetten en de instellingen van
uw bewerkte Phrase Clip weer op te roepen.
GENîName) Ctgry
Compare indicator
De “Compare” Functie
Luister hiermee naar het verschil tussen de Phrase
Clip met de bewerkte instellingen en de Phrase Clip
voordat deze bewerkt werd.
1 Druk op de [COMPARE (EDIT)]-knop vanuit de
Phrase Clip Edit Mode. De í-indicator linksboven in
het scherm wijzigt in een î-indicator en de Phrase
Clip instellingen van vóór het bewerken worden
tijdelijk weer ingesteld om ze te kunnen vergelijken.
Zelfs als u naar de Phrase Clip Play mode gaat, dan
gaan de bewerkte instellingen van de huidige Clip Kit
niet verloren, mits u geen andere Clip Kit selecteert.
De í-indicator wordt ook getoond in de Phrase Clip
Play Mode.
GEN Name) Ctgry
Edit indicator
De í-indicator
Als u een parameter in de Phrase Clip Edit Mode
wijzigt, dan staat er een í-indicator linksboven in het
scherm. Dit geeft aan dat de huidige Clip Kit is
gewijzigd maar nog niet opgeslagen.
Bij de CS6x kunt u met een PROGRAM/PART-knop
direct toegang tot een specifiek menuscherm krijgen
(pag. 80).
OSC Out) Com:>GEN≥QED>ARP>CTL> >EFF
Key=C 3 Key:>OSC>PCH>FLT>AMP> >EQ
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
Cursor
GENíName) Ctgry a-Z 0-? Cursor
Common [Pf:Init Voice]
Naam van de
Categorie
Naam van de
Clip Kit
Vol (Volume)
Stelt het signaalniveau van de Clip Kit in.
Instellingen: 0 ~ 127
Pan
Stelt de stereo panpositie in de van Clip Kit. U
kunt tevens deze parameter aanpassen met de
[PAN]-knop op het regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: L63 (Links) ~ C (Midden) ~ R63 (Rechts)
RevSend (Reverb Send)
Stelt het Sendniveau in van het signaal dat van
het Insertie Effect 1/2 (of het signaal dat
onbeïnvloedt passeert) naar het Reverb Effect
wordt verstuurd. U kunt deze parameter ook
wijzigen met de [REVERB]-knop op het regel-
paneel van de CS6x.
Instellingen: 0 ~ 127
QEDíLevel) Vol Pan RevSend ChoSend
Common 127 C 127 127
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
148
QED EffectCtrl (Snel Effect Be-
werken)
Stelt de hoeveelheid Chorus in die op de hele Clip
Kit wordt toegepast.
QED EG (Snel Envelope Gene-
rator Bewerken)
Deze twee parameters besturen de wijzigingen in
het signaalniveau van een Clip Kit tijdens het
afspelen van de noot.
Cutoff
Stelt de Cutoff frequentie in. Alleen frequenties
onder deze frequentie worden doorgelaten. U
kunt de parameter ook aanpassen met de
[CUTOFF]-knop op het regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Reso (Resonantie)
Stelt de hoeveelheid Resonantie (harmonische
versterking) in die wordt toegepast op het
signaal rond de Cutoff frequentie. Hiermee kunt
u op eenvoudige wijze het geluid meer karakter
geven. U kunt de parameter ook aanpassen met
de [RESONANCE]-knop op het regelpaneel van
de CS6x.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Doorgelaten bereik
Cutoff frequentie Frequentie
Cutoff bereik
QEDíFilter) Cutoff Reso
Common +63 +63
Chorus
Stelt het Returnniveau van het Chorus Effect als
offsetwaarde in.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
QED Filter (Snel Filter Bewer-
ken)
Deze parameters besturen filters die de klankkleur
van de Clip Kit besturen. Bij het Low Pass Filter
worden frequenties die lager zijn dan de ingestelde
Cutoff frequentie doorgelaten en worden frequen-
ties er boven geblokkeerd.
QEDíEffectControl) Chorus
Common +63
Clip Common Arpeggio
De volgende parameters besturen het gedrag van
de Arpeggiator. Deze parameters zijn dezelfde
parameters als de parameters in Voice Edit Mode.
Meer details zijn te vinden op pag. 82.
ARP Type (Arpeggio Type)
ARP Limit (Arpeggio Limit)
ARP Mode (Arpeggio Mode)
ARP PlayEF (Arpeggio Play Effect)
Clip Common Controller
U kunt vijf Controllers instellen in de verschillende
Clip Kits. De volgende vijf schermen zijn beschik-
baar.
CTL Bend (Pitch Bend)
CTL Set1 (Control Set 1)
CTL Set2 (Control Set 2)
CTL Set3 (Control Set 3)
CTL Set4 (Control Set 4)
QEDíEG) Attack Decay
Common +63 +63
Attack
Niveau
Release
Niveau
ChoSend (Chorus Send)
Stelt het Sendniveau in van het signaal dat van
Insertie Effect 1/2 (of signaal dat onbeïnvloedt
passeert) naar het Chorus Effect wordt verstuurd.
U kunt deze parameter ook aanpassen met de
[CHORUS]-knop op het regelpaneel van de
CS6x.
Instellingen: 0 ~ 127
Attack
Stelt de overgangstijd in vanaf het moment dat
een toets op het toetsenbord wordt aangeslagen
tot het moment waarop het niveau van de
Phrase Clip de top bereikt. U kunt deze parame-
ter aanpassen met de [ATTACK]-knop op het
regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Decay
Stelt de overgangstijd in vanaf het punt waarop
het niveau van de Phrase Clip zijn top bereikt tot
het moment waarop het niveau vervalt. U kunt
deze parameter ook aanpassen met de [DECAY]-
knop op het regelpaneel van de CS6x.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
149
CTL Bend (Pitch Bend)
U kunt de mate van toonhoogtewijziging instellen die
door het Pitch Bend Wiel wordt bestuurd.
Lower
Stelt de mate van toonhoogtewijziging in
halve tonen in voor het omlaag bewegen van het
wiel. Bij de waarde “-12” wordt de toonhoogte
maximaal één octaaf verlaagt als u het Pitch Bend
Wiel omlaag beweegt.
Instellingen: -48 ~ 0 ~ +24
Upper
Stelt de mate van toonhoogtewijziging in halve
tonen in voor het omhoog bewegen van het wiel.
Bij de waarde “-12” wordt de toonhoogte maxi-
maal één octaaf verhoogt als u het wiel omhoog
beweegt.
Instellingen: -48 ~ 0 ~ +24
CTL Set1 (Control Set 1) t/m
CTL Set4 (Control Set 4)
De controllers en knoppen op het regelpaneel, het
toetsenbord enz. kunnen aan vele functies toegewe-
zen worden. Met Aftertouch kan bijvoorbeeld het
Reverb Sendniveau en de voetschakelaar (indien
aangesloten) kan andere Effect parameters aanstu-
ren. Deze besturingstoewijzingen worden “Control
Sets” genoemd. U kunt maximaal vier verschillende
Control Sets per Clip Kit toewijzen. Er zijn dus vier
schermen, één voor iedere controller: CTL set1 t/m
CTL Set4.
Clip Common Effect
U kunt twee soorten Insertie Effecten, plus twee
Systeem Effecten (Reverb en Chorus) instellen. De
volgende vijf schermen zijn beschikbaar. De para-
meters zijn hetzelfde als de Voice Edit Mode para-
meters. Details zijn te vinden op pag. 88.
EFF InsEF (Insertion Effect)
EFF EF1 (Effect1)
EFF EF2 (Effect2)
EFF Rev (Reverb)
EFF Cho (Chorus)
Clip Key OSC
Hier kunt u de parameters instellen van de Phrase
Clips die deel uitmaken van een Clip Kit. Een Clip
Kit kan uit 73 Clips bestaan, en ieder daarvan kan
binnen het bereik C0 t/m C6 aan een specifieke
toets (Clip Toets) worden toegewezen. In dit Menu
kunt u een Clip aan de verschillende Clip Toetsen
toewijzen en gedetailleerd instellen in de hieronder
getoonde vier schermen.
OSC Asgn (Oscillator Assign)
OSC Out (Oscillator Out)
OSC Pan (Oscillator Pan)
OSC Other (Oscillator Other)
OSC Asgn (Oscillator Toewijzen)
Hier kunt u de Phrase Clips selecteren die aan de
Clip Toetsen in de Clip Kit zijn toegewezen. Selec-
teer met Knop [A] de Clip Toets en vervolgens met
Knop [B] de Phrase Clip. Selecteer met Knop [1] de
Variatie. De Variatie bepaalt de manier waarop een
Phrase Clip wordt afgespeeld. Er kunnen acht
Variaties aan de verschillende Phrase Clips worden
toegewezen. Druk op de [ENTER]-knop in dit
scherm om de Variatie instellingen in te voeren.
CTLíSet1) Src Dest Depth
Common FC(04) amp +63
Deze parameters zijn dezelfde parameters als bij de
Normal Voices (met uitzondering van de ElemSw
parameter, die alleen beschikbaar is bij de Normal
Voices). Zie pag. 84 voor meer informatie over de
Normal Voice parameters.
Zie het Basisgedeelte (pag. 49) voor meer informatie
over toewijzing van een Control Set.
Control Set 1~4
Modulatie Wiel
Knop
enz.
Controller
Set 1
Number (Clipnummer)
Selecteert het Phrase Clip Nummer. De Phrase
Clip Naam wordt rechts van het Phrase Clip
Nummer getoond. De Phrase Clip kan op ver-
schillende manieren worden afgespeeld, afhanke-
lijk van de huidige Variatie instelling.
Instellingen: 000 (off) ~ 256
Als u “off” selecteert, dan zijn er geen Phrase Clips
aan de Clip Toets toegewezen.
Variation (Variatie)
Selecteert het Variatie Nummer. Dit bepaalt de
manier waarop de Phrase Clip wordt afgespeeld.
Instellingen: 1 ~ 8
CTLíPitchBend) Lower Upper
C 1234 -12 +12
OSC Asgn) Number Variation [ENTER]
Key=C 3 001[InitSmpl] 1 to Edit
N.B.
N.B.
150
Variatie Instellingen
U kunt een Phrase Clip op acht verschillende
manieren (Variaties) afspelen. Deze staan, zoals in de
illustratie wordt getoond, in verband met de Clip Kit.
Selecteer de Phrase Clip in het OSC Asgn (Oscillator
Toewijzen) scherm en druk vervolgens op de
[ENTER]-knop. Hierop verschijnt het Variatie
bewerkingsscherm.
• PCLP Var (Phrase Clip Variatie)
Hier kunt u de instellingen van de verschillende
Variaties in de huidig geselecteerde Phrase Clip
bewerken. Selecteer de gewenste Variatie (1 t/m 8),
stel de verschillende parameters ervan in en druk
vervolgens op de [EXIT]-knop. De instellingen
worden toegepast en u keert terug naar het OSC
Asgn (Oscillator Assign)-scherm.
Var (Variatienummer)
Selecteert de Variatie. De instellingen ervan worden
in de verschillende parameters weergegeven.
Instellingen: 1 ~ 8
Als u het Variatienummer met deze parameter wijzigt,
dan wijzigt deze automatisch de instelling die in het
OSC Asgn (Oscillator Assign)-scherm is ingesteld.
Play (Afspeelmode)
Selecteert de manier waarop de Phrase Clip afge-
speeld wordt. Er zijn drie modes beschikbaar.
Instellingen:
Loop
Als u een toets op het toetsenbord aanslaat, dan wordt
de Phrase Clip helemaal afgespeeld vanaf het Startpunt.
Vervolgens wordt het loopgedeelte herhaaldelijk afge-
speeld totdat u de toets loslaat.
oneshot (één keer):
Als u een toets op het toetsenbord aanslaat, dan speelt
de Phrase Clip eenmaal vanaf het Startpunt tot het
Eindpunt af (hij wordt niet geloopt).
reverse (omgekeerd):
Als u een toets op het toetsenbord aanslaat, dan wordt
de Phrase Clip eenmaal omgekeerd afgespeeld, van het
Eindpunt naar het Startpunt (niet geloopt).
Start (Startpunt)
Stelt het Startpunt in vanwaar de Phrase Clip wordt
afgespeeld (zie onderstaande illustratie). In dit geval
kunt u het afspelen van ruis voor het Startpunt
vermijden. Houd er rekening mee dat deze instelling
de ruis in de oorspronkelijke Clip niet elimineert.
Clip1~256
Variatie 1 Variatie 8Variatie 2
Clip 1~256
Variatie 1~8
Clip kit 1~4
PCLP Var) Play Start Loop End
(C 3)=1: oneshot 2097150 2097150 2097150
Instellingen: Hangt af van de lengte van de Phrase Clip
Loop (Looppunt)
Stelt het startpunt in van het geloopte gedeelte. Bij
een vioolgeluid bijvoorbeeld zou u het Looppunt
moeten instellen na het duidelijke onderscheidbare
attack-gedeelte en aan het begin van het aanhou-
dende gedeelte van het geluid (sustaingedeelte). Als
u deze loop afspeelt, dan wordt het duidelijke
onderscheidbare attackgedeelte van het vioolgeluid
afgespeeld, gevolgd door het geloopte deel dat
correspondeert met het aanhoudende deel van het
vioolgeluid (tussen het Looppunt en het Eindpunt
in). Als het geluid geen duidelijk onderscheidbaar
attackgedeelte heeft, dan kan het Looppunt gelijk
zijn aan het Startpunt.
EindpuntLooppunt
Geloopt Gedeelte
Data Eind
Data Top Startpunt
Eindpunt
Data Eind
Data Top Startpunt
Eindpunt
Data Eind
Data Top Startpunt
Startpunt
Start Opname
Benodige deel
Ruis
N.B.
151
Instellingen: Hangt af van de lengte van de Phrase Clip
End (Eindpunt)
Stelt het Eindpunt in van het geloopte gedeelte van
de Phrase Clip. Hiermee kunt u op eenvoudige wijze
ongewenste ruis verwijderen aan het eind van de
Phrase Clip.
OSC Pan (Oscillator Panpositie)
Hier kunt u de volgende Pan parameters instellen
van de verschillende Clip Toetsen in de Clip Kit.
Startpunt
Looppunt
Geloopt Gedeelte
Eindpunt
Level (niveau)
Stelt het signaalniveau in van de verschillende
Clip Toetsen.
Instellingen: 0 ~ 127
InsEF (Insertie Effect)
Stelt het Insertie Effect in waar het signaal van de
verschillende Clip Toetsen naar toe wordt ver-
stuurd. Het Insertie Effect wordt gepasseerd als u
thru selecteert.
Instellingen: thru, ins1 (Insertie Effect 1), ins2 (Insertie
Effect 2)
RevSend (Reverb Send)
Stelt het Sendniveau in van het Clip Toets signaal
dat van Insertie Effect 1/2 (of van het
onbeïnvloede signaal) naar het Reverb Effect
wordt verstuurd.
Instellingen: 0 ~ 127
Instellingen: Hangt af van de lengte van de Phrase Clip
OSC Out (Oscillator Uit)
U kunt de volgende signaalparameters instellen van
de verschillende Clip Toetsen in een Clip Kit.
Start Opname
Data Einde
Eindpunt
Ruis
Benodigde gedeelte
OSC Out) Level InsEF RevSend ChoSend
Key=C 3 127 thru 64 127
OSCíPan) Pan Altar Random Output
Key=C 3 C L63 63 L&R
OSCíOther) KeyOn Assign AltGrp
Key=C 3 normal single off
ChoSend (Chorus Send)
Stelt het Sendniveau in van het Clip Toets signaal
dat van Insertie Effect 1/2 (of van het onbeïn-
vloede signaal) wordt verstuurd naar het Chorus Effect.
Instellingen: 0 ~ 127
Details over Effecten zijn op pag. 65 te vinden.
N.B.
Pan
Stelt de stereo panpositie in van de verschillende
Clip Toetsen. Deze instelling wordt tevens
gebruikt als basispanpositie voor de Alternate,
Random en Scale instellingen.
Instellingen: 0 ~ 127
Alter (beurtelings)
Stelt de hoeveelheid in waarmee het geluid
beurtelings naar links en rechts wordt gepand bij
iedere toets die u aanslaat. De paninstelling
wordt als basispanpositie gebruikt.
Instellingen: L64 ~ 0 ~ R63
Random (willekeurig)
Stelt de hoeveelheid in waarmee het geluid
willekeurig naar links en rechts wordt gepand bij
iedere toets die u aanslaat. De paninstelling
wordt als basispanpositie gebruikt.
Instellingen: 0 ~ 127
Output (uitgang)
Wijst per Clip Toets een uitgang toe.
Instellingen: L&R (OUTPUT L en R), ind 1&2
(INDIVIDUAL OUTPUT 1 en 2), ind1
(INDIVIDUAL OUTPUT 1), ind2, ind3, ind4,
ind5, ind6
Instellingen “ind3” t/m “ind6” zijn voor toekomstige
uitbreidingsmogelijkheden en zijn momenteel niet
beschikbaar.
Als u bijvoorbeeld “ind 1&2” selecteert, dan wordt het
linkerkanaal uitgestuurd via INDIVIDUAL OUTPUT 1
en het rechterkanaal via INDIVIDUAL OUTPUT 2.
N.B.
N.B.
OSC Other (Oscillator Overigen)
Hier kunt u de parameters instellen die het geluid
van de verschillende Clip Toetsen in een Clip Kit
vormen.
152
Clip Key Pitch
Hier kunt u de Clip Toets toonhoogte instellen. De
stemmings- en Pitch EG parameters kunnen per
Clip Toets worden ingesteld.
PCH Tune (toonhoogte stemmen)
Clip Key Filter
Hier kunt u de filterinstellingen van de Clip Toetsen
wijzigen. Een Low Pass Filter en High Pass Filter
kunnen per Phrase Clip worden toegepast om de
klankkleur te wijzigen.
FLT Cutoff (Filter Cutoff)
Coarse (grof)
Past de toonhoogte van de verschillende Phrase
Clips in halve tonen aan.
Instellingen: -48 ~ 0 ~ +48
Fine (fijn)
Stemt de toonhoogte van de verschillende Phrase
Clips fijn af.
Instellingen: -64~ 0 ~ +63
VelSens (Aanslaggevoeligheid)
Stelt de aanslaggevoeligheid van de toonhoogte
in. Positieve instellingen verhogen de toon-
hoogte als u de toetsen op het toetsenbord
harder aanslaat (bij een grote aanslag-
gevoeligheidswaarde). Negatieve instellingen
verlagen de toonhoogte.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
PCHíTune) Coarse Fine VelSens
Key=C 3 + 0 + 0 +63
FLTíCutoff) LPF VelSens Reso HPF
Key=C 3 255 +63 31 0
KeyOn
Selecteert de ‘Key On’ (toetsaanslag) methode. Er
zijn twee methodes: normal en hold.
Instellingen:
normal:
Het aanslaan van een Clip Toets start het afspelen van een
Clip. Het afspelen gaat door tot de toets wordt losgelaten.
hold:
Het aanslaan van een Clip Toets triggert het afspelen van een
Clip. Het afspelen gaat door nadat de toets is losgelaten,
totdat er een andere Clip Toets aan wordt geslagen.
Assign
Stel Key Assign in op “single” om het dubbele
afspelen van dezelfde ontvangen noten te
voorkomen. Selecteer “multi” om ieder geval van
dezelfde ontvangen noten achtereenvolgens aan
een ander kanaal toe te wijzen.
Instellingen: single, multi
AltGrp (Alternate Groep)
U kunt voorkomen dat verschillende Phrase Clips
simultaan afspelen door ze aan dezelfde
Alternate Groep toe te wijzen. Dit is handig als u
bijvoorbeeld wilt voorkomen dat drumloops
elkaar tijdens het afspelen overlappen. U kunt
maar liefst 127 Alternate Groepen definiëren. U
kunt hier ook “off” selecteren als u wel wilt dat
alle Phrase Clips tegelijk afspelen.
Instellingen: off, 1 ~ 127
LPF (Low Pass Filter)
Stelt de Cutoff frequentie in van de Low Pass
Filter. Alleen frequenties onder dit punt worden
doorgelaten. U kunt vervolgens met de Reso
(Resonantie) parameter meer karakter aan het
geluid toevoegen.
Instellingen: 0 ~ 255
Details over de Low Pass Filter zijn op pag. 93 te
vinden.
VelSens (aanslaggevoeligheid)
Stelt de aanslaggevoeligheid van de Low Pass
Filter Cutoff frequentie in. Bij positieve instellin-
gen wordt de Cutoff frequentie hoger als u de
toetsen op het toetsenbord harder aanslaat (bij
een grote aanslaggevoeligheidswaarde), hetgeen
in drastische klankwijzigingen resulteert. Bij
negatieve instellingen wordt deze lager.
Instellingen: -64 ~ 0 ~ +63
Reso (resonantie)
Stelt de hoeveelheid Resonantie in (harmonische
versterking) die wordt toegepast op het signaal
op de Cutoff frequentie. Dit kan in combinatie
met de Cutoff frequentie van het Low Pass Filter
worden gebruikt om het geluid meer karakter te
geven.
Instellingen: 0 ~ 31
Details over Resonantie zijn te vinden op pag. 40.
HPF (High Pass Filter)
Stelt de Cutoff frequentie van het High Pass
Filter in. Alleen frequenties boven dit punt
worden doorgelaten.
Details over het High Pass Filter zijn te vinden op
pag. 94.
Clip Key Amplitude
Hier kunt u de amplitude (signaalniveau) parame-
ters van de verschillende Phrase Clips instellen. De
volgende schermen zijn beschikbaar.
AMP AEG (Amplitude Envelope Generator)
AMP VelSens (Amplitude Velocity Sensitivity)
N.B.
N.B.
N.B.
153
AMP AEG (Amplitude Envelope
Generator
De Amplitude Envelope Generator bepaalt de
amplitude wijzigingen vanaf het moment dat een
toets op het toetsenbord wordt aangeslagen tot het
moment dat deze wordt losgelaten. Door de Attack
Tijd, Decay 1/2 Tijd en het Decay 1 Niveau in te
stellen, kunt u bepalen hoe snel het geluid de
hoogste amplitude bereikt en hoe deze uitsterft.
Deze parameters kunnen per Clip Kit worden
ingesteld.
Attack (Attack Tijd)
Stelt de Attack Tijd in.
Instellingen: 0 ~ 127
Decay1 (Decay 1 Tijd)
Stelt de Decay 1 Tijd in.
Instellingen: 0 ~ 127
Level (Decay 1 Niveau)
Stelt het Decay 1 Niveau in.
Decay2 (Decay 2 Tijd)
Stelt de Decay 2 Tijd in.
Als deze parameter is ingesteld op “hold”, dan
wordt het volumeniveau vastgehouden op het
Decay 1 Niveau (zoals hieronder wordt getoond)
totdat de toets wordt losgelaten.
Instellingen: 0 ~ 126, hold
AMP VelSens (Amplitude
Aanslaggevoeligheid)
Hier kunt u bepalen hoe de amplitude (signaal-
niveau) varieert aan de hand van de aanslag-
gevoeligheid van de ontvangen noten.
Amplitude Envelope Generator Instellingen
De Amplitude Envelope Generator is voorzien van
drie Tijd parameters en één Niveau parameter. Deze
besturen de overgangen tussen signaalniveaus in de
tijd dat de noot klinkt. De Attack Tijd is de tijd die
het geluid nodig heeft om het hoogste signaalniveau
te bereiken vanaf het moment dat een toets op het
toetsenbord wordt aangeslagen. Met de Decay 1/2
Tijd parameter en de Decay 1 Niveau parameter kan
het gedrag van het resterende geluid (tussen het
hoogste signaalniveau van het geluid en het punt
waarop het tot nul is uitgestorven) worden ingesteld.
Verder kunt u deze parameters zo instellen dat ze
reageren op aanslaggevoeligheid.
Het Attack Niveau staat vast op de maximum waarde.
Decay2= hold
AMPíAEG) Attack Decay1---Level Decay2
Key=C 3 127 127 127 127
AMPíVelSens) Level
Key=C 3 +63
Clip Key EQ (Equalizer)
Hier kunt u de Equalizer parameters van de ver-
schillende Clip Toetsen instellen. De volgende twee
schermen zijn beschikbaar. Deze parameters zijn
hetzelfde als de parameters in de Voice /Edit Mode,
en details zijn te vinden op pag. 101.
EQ Type (EQ Type)
EQ Param (EQ Parameter)
0
Attack
Niveau
Attack
Tijd
Decay1
Tijd
Decay2
Tijd
Decay1
Niveau
Tijd
Toonhoogte
Toets aangeslagen
0
Attack
Niveau
Attack
Tijd
Decay1
Tijd
Decay2
Tijd
Decay1
Niveau
Tijd
Toonhoogte
Toets aangeslagen
Level (niveau)
Stelt de aanslaggevoeligheid in van het signaal-
niveau van de amplitude. Positieve instellingen
verhogen het signaalniveau als u de toetsen op
het toetsenbord harder aanslaat en, omgekeerd,
verlagen negatieve instellingen deze.
Instellingen: -64 ~ 0 +63
N.B.
154
Phrase Clip Job Mode
In deze mode kunt u verschillende Jobs op de
Phrase Clips uitvoeren die u in de Phrase Clip Edit
Mode heeft gecreëerd/bewerkt, zoals wissen,
kopiëren en normaliseren.
Als u naar de Phrase Clip Job Mode gaat, dan
verschijnt het 1e scherm (PCLP Status). De volgende
14 Phrase Clip Job-schermen zijn beschikbaar.
Voordat u een Phrase Clip Job in Phrase Clip Job Mode
uitvoert, moet u eerst een Clip Kit selecteren (pag. 142).
1e scherm: PCLP Status
2e scherm: PCLP Rename
3e scherm: PCLP VariationSet
4e scherm: PCLP LoopRemix
5e scherm: PCLP Normalize
6e scherm: PCLP FreqConvert (Frequentie Conversie)
7e scherm: PCLP Extract
8e scherm: PCLP Delete
9e scherm: PCLP Copy
10e scherm: PCLP SampleRcv (Sample ontvangst)
11e scherm: PCLP AutoKeyMap
12e scherm: PCLP Kit Key Copy
13e scherm: PCLP Kit Key Initialize
14e scherm: PCLP Kit Initialize
Details over hoe u naar de Phrase Clip Job Mode gaat,
zijn te vinden op pag. 22.
Het Uitvoeren van een Job
1
PCLP Status
In dit scherm wordt getoond hoeveel geheugen nog
beschikbaar is voor Phrase Clips (DRAM) en kunt u
de hoeveelheid geheugen controleren die nog
beschikbaar is op de Memory Card. Deze faktoren
bepalen het aantal en de grootte van Phrase Clips
die kunnen worden geopend/opgenomen, en
bepalen of de huidig geselecteerde Phrase Clip op
Memory Card kan worden opgeslagen. Dit scherm
heeft geen aanpasbare parameters.
Wijzig met Knoppen [A], [B], [C], [1] en [2] de
verschillende parameterinstellingen. (U kunt
hiervoor ook de [DATA]-knop en de [DEC/NO]-
en [INC/YES]-knoppen gebruiken.)
De meeste Jobs worden uitgevoerd op een Clip Toets
of een Clip die aan een Clip Toets is toegewezen. U
kunt het gewenste Clip Toetsnummer selecteren met
Knop [A], of het gewenste Clipnummer met Knop [B].
Als u een Phrase Clip Nummer selecteert, dan kunt u
een Clip selecteren die niet aan een toets op het
toetsenbord is toegewezen. U kunt die Clip in de
Phrase Clip Edit Mode aan een toets toewijzen zodat
u deze in de Phrase Clip Edit Mode af kunt spelen
(pag. 146).
U hoeft in sommige gevallen de volgende twee
stappen in het 1e scherm (PCLP Status) niet te volgen.
PCLP LoopRemix) Type Vari
<< Are You Sure [YES]/[NO] >>
Free (vrij)
Toont de hoeveelheid geheugen die beschikbaar
is voor Phrase Clips (DRAM).
Used (gebruikt)
Toont de hoeveelheid geheugen dat door Phrase
Clips en Clip Kits wordt gebruikt als u ze op
Memory Card opslaat.
CardFree (Card Vrij)
Toont de hoeveelheid beschikbaar geheugen op
de Memory Card.
De (-x
) indicator verschijnt rechts van de Used
parameter om aan te geven dat de hoeveelheid
gebruikt geheugen de beschikbare vrije ruimte op de
Memory Card overschrijdt.
PCLP Status) Free Used CardFree
1.1MB 2.9MB(70%)- 1.8MB
N.B.
N.B.
Selecteer in de Phrase Clip Play Mode een Clip
Kit waarop u een Job op uit wilt voeren.
Druk, om naar de Phrase Clip Job Mode te gaan,
op de [JOB]-knop.
Ga met de [PAGE]-knop naar het scherm van de
Phrase Clip Job die u uit wilt voeren. De gese-
lecteerde Job wordt getoond.
2
3
4
N.B.
N.B.
N.B.
Als u op de [ENTER]-knop drukt, dan wordt om
bevestiging gevraagd.
Druk op de [INC/YES]-knop om een Job uit te
voeren. De boodschap “Completed” verschijnt in
de display zodra de Job is uitgevoerd, waarna u
terugkeert naar het vorige scherm.
De Job wordt geannuleerd als u op de [DEC/
NO]-knop drukt.
Als de uitvoering van de Phrase Clip Job even tijd
nodig heeft, dan verschijnt “Executing...” in de
display. Als u het instrument in deze status uitzet,
dan kan de data beschadigen.
Als u op de [EXIT]-knop drukt, dan verlaat u de
Phrase Clip Job Mode en keert u terug naar de
Phrase Clip Play Mode.
De stappen in de verschillende procedures verschillen
misschien iets, afhankelijk van de Job die u uitvoert.
Zie de uitleg van de verschillende Jobs voor details.
De volgende Jobs zijn alleen beschikbaar als de
Phrase Clip in 16-bit format is opgenomen.
3e scherm: PCLP VariationSet
4e scherm: PCLP LoopRemix
5e scherm: PCLP Normalize
6e scherm: PCLP FreqConvert (Frequency Convert)
7e scherm: PCLP Extract
5
6
7
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
PCLP LoopRemix) Type Vari
<< Are You Sure [YES]/[NO] >>
155
PCLP Rename
Hier kunt u de Phrase Clip Naam van de verschil-
lende Phrase Clips wijzigen. Een Phrase Clip Naam
kan uit maximaal acht karakters bestaan. Selecteer,
om de Phrase Clip te selecteren, met Knop [A] de
Clip Toets en met Knop [B] het Phrase Clip Nummer.
U kunt de Clip Toets ook direct selecteren door de toets
op het toetsenbord aan te slaan.
De naam wordt op dezelfde wijze ingesteld als de
Voice Naam. Details zijn te vinden op pag. 80. Druk,
nadat de naam is ingevoerd, op de [ENTER]-knop
om deze te gebruiken.
Na het opnemen van een Phrase Clip, krijgt deze
automatisch een naam toegewezen.
PCLP VariationSet
Hier kunt u een Variatie Set per Phrase Clip instellen.
Een Variatie Set is een verzameling van maar liefst acht
verschillende manieren waarop de Phrase Clip kan
afspelen. De variaties bieden extra Start-, Loop- en
Eindpunt mogelijkheden (pag. 149) die in de Phrase
Clip Edit Mode zijn ingesteld. Selecteer de gewenste
Phrase Clip en stel de Variatie Mode in.
Selecteer, om de verschillende Phrase Clips te selecte-
ren, met Knop [A] de Clip Toets en met Knop [B] het
Phrase Clip Nummer. Stel na het selecteren van de
Phrase Clip, de Mode in en druk op de [ENTER]-knop
om naar het Mode instellingen-scherm te gaan.
U kunt de Clip Toets ook direct selecteren door de toets
op het toetsenbord aan te slaan.
PCLP LoopDivide
U kunt de Variatie-lengte van de verschillende
Phrase Clips als een percentage instellen. De Phrase
Clip kan worden onderverdeeld in een aantal
gelijke delen die tezamen de Variatie Set vormen.
Deze delen kunnen aan opeenvolgende noten op
het toetsenbord worden toegewezen. Dit is met
name handig als u bijvoorbeeld een vier-kwarts
breakbeatpatroon in vier kwartmaatdelen wilt
opsplitsen, om die vervolgens in een willekeurige
volgorde af te kunnen spelen.
In dit scherm kunt u door de witte toetsen tussen
C3 en C4 op het toetsenbord aan te slaan Variatie
Sets 1 t/m 8 selecteren, en vervolgens de parame-
ters ervan instellen. Druk op de [ENTER]-knop om
de Job uit te voeren.
Voorbeeld: Een loop die in 4 delen is verdeeld
(Division 1/4) waarbij ieder deel tot het eind van de
loop wordt afgespeeld (Lengte: toEnd)
Clip Key (Clip Toets)
Selecteert de Clip Toets van de Phrase Clip waar
u een Job op uit wilt voeren.
Instellingen: C0 ~ C6
Phrase Clip Number (Phrase Clip Nummer)
Selecteert de Phrase Clip waar u een Job op uit
wilt voeren.
Instellingen: 1 ~ 256
Mode
Selecteert de Variatie Mode. Er zijn vier Modes
beschikbaar (die later worden uitgelegd).
Instellingen: loop divide, auto, realtime, manual
De volgende jobs zijn alleen beschikbaar als de Phrase
Clip in 16-bits format is opgenomen.
Division (delen)
Stelt het aantal Phrase Clip-delen in. Het gebied
tussen de Loop- en Eindpunten van de Phrase
Clip wordt verdeeld in gelijke delen volgens de
hier ingestelde grootte. De Punten van de ver-
schillende delen worden gebruikt als Start-, Loop-
en Eindpunten van de verschillende Variaties.
Instellingen: 1/2 ~ 1/8
PCLP VariationSet) Mode
Job C 2:001[SmplName] loop divide
Clip Toets Phrase Clip Nummer
PCLP LoopDivide) Division Length
Job C 2:001[ClipName] 1/8 toEnd
1
2
3
4
1 2 34
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
PCLP Rename) a-Z 0-? Cursor
Job C 2:001[ClipName]
Clip Toets
Phrase Clip Nummer
156
PCLP VarAuto (Variatie Auto-
instelling)
Het Startpunt van de Variatie wordt automatisch
toegewezen. De Loop- en Eindpunten zijn hetzelfde
als de punten die zijn ingesteld in de originele
Phrase Clip.
In sommige gevallen is het automatische instellen niet
mogelijk, als de Clip een beperkt dynamisch bereik heeft
(als er geen grote verschillen zijn tussen de grootste en
kleinste volumeniveaus), omdat het algehele opname-
niveau te laag is, enz.
In dit scherm zijn Variatie Sets 1 t/m 8 aan de witte
toetsen van C3 t/ C4 op het toetsenbord toegewezen.
Sla een toets aan om naar de respectievelijke Variatie
Set te gaan, en stel vervolgens de parameters van de
verschillende Sets in. Druk tenslotte op de [ENTER]-
knop om de Job uit te voeren.
Als u niet tevreden bent met het resultaat, herhaal het proces
dan nogmaals, want dit kan andere resultaten opleveren.
U kunt in dit scherm de huidig geselecteerde
Phrase Clip als een loop afspelen.
Stel de Startpunten van Variaties 1 t/m 8 in door
de toetsen C3 t/m C4 op het toetsenbord aan te
slaan. Door de witte toetsen (C3 t/m C4) corres-
ponderend met Variatie Sets 1 t/m 8, op het
toetsenbord aan te slaan, kunt u het Startpunt
instellen tijdens het luisteren naar het geluid.
Stel op dezelfde manier, door de toetsen aan te
slaan, de Startpunten van de andere Variatie Sets
in.
Als u op de [EXIT]-knop drukt, dan wordt om
bevestiging gevraagd. In dit scherm kunt u
Variatie Sets 1 t/m 8 controleren door ze af te
spelen en door de witte toetsen op het toetsen-
bord tussen C3 en C4 aan te slaan.
Druk op de [INC/YES]-knop om de verschillende
Variaties in te stellen of druk op de [DEC/NO]-
knop om de handeling te annuleren en de
Variatie in originele staat terug te krijgen.
Treshold
Stel het tresholdniveau in waarop het automatisch
instellen moet beginnen. Het Startpunt wordt
automatisch ingesteld zodra het gemiddelde
niveau van de Phrase Clip deze waarde bereikt of
overschrijdt.
Instellingen: 0 ~ 255
Adjust
Stelt de mate in waarmee het automatisch ingestelde
Startpunt wordt gewijzigd (naar voren verplaatst).
Instellingen: -255 ~ 0
Als de automatische instelling onjuist is, dan wordt
Variatie Set 1 zo ingesteld dat de gehele lengte van de
Phrase Clip wordt afgespeeld. In dit geval worden de
Start-, Loop- en Eindpunten van Variatie Sets 2 t/m 8
ingesteld op nul.
PCLP VarAuto) Threshold Adjust
Job C 2:001[SmplName] 255 -255
PCLP VarRealTime) Hit[C3-C4] [EXIT]
Job C 2:001[SmplName] toVar1-8 toStop
Var (Variatienummer)
Selecteer de Variatie die u in wilt stellen. De
instellingen voor de geselecteerde Variatie wor-
den in alle parameters weergegeven.
Instellingen: 1 ~ 8
Play (Afspelen)
Selecteert de Phrase Clip afspeelmode. Er zijn
drie modes beschikbaar.
Instellingen: 1 ~ 8
loop:
Als u een toets op het toetsenbord aanslaat, dan wordt de
Phrase Clip helemaal afgespeeld vanaf het Startpunt. Vervol-
gens wordt het loopgedeelte herhaaldelijk afgespeeld, net
zolang totdat u de toets loslaat.
oneshot:
Als u op toets op het toetsenbord aanslaat, dan wordt de
Phrase Clip van Start- tot Eindpunt eenmaal afgespeeld (niet
geloopt).
reverse:
Als u een toets op het toetsenbord aanslaat, dan wordt de
Phrase Clip eenmaal omgekeerd afgespeeld, van het Eind-
naar het Startpunt (niet geloopt).
Basisdetails van de verschillende modes zijn te vinden
op pag. 54.
PCLP Var) Play Start Loop End
Var=1: oneshot 2097150 2097150 2097150
N.B.
N.B.
Length (lengte)
Stelt de Variatie lengte-ratio in. U kunt de lengte
van alle gelijke delen wijzigen met de hier
ingestelde hoeveelheid. Als u “toEnd” selecteert,
dan wordt het Eindpunt van de Bron Phrase Clip
als Eindpunt van de Variatie gebruikt (nadat deze
is verdeeld).
Instellingen: toEnd, 10 ~ 800%
Als deze instelling buiten het Eindpunt van de Phrase
Clip valt, dan wordt deze automatisch beperkt tot de
Eindpuntinstelling.
N.B.
N.B.
PCLP VarRealTime (Variatie
Realtime)
Hier kunt u het Startpunt van de Variatie in realtime
instellen tijdens het luisteren naar de Loop. De
Loop- en de Eindpunten blijven op dezelfde posi-
ties staan zoals is ingesteld in de Phrase Clip. Dit
gaat als volgt.
1
2
3
4
5
PCLP Var (PCLP Variatie)
Hier kunt u de instellingen van de Variatie van de
huidig geselecteerde Phrase Clip wijzigen. Selecteer
met Knop [A] uit Variatie Sets 1 t/m 8 en stel de
parameters ervan in met Knoppen [B], [C], [1] en [2].
Druk vervolgens op de [ENTER]-knop om de Job uit
te voeren.
In dit scherm kunnen de witte toetsen op het
toetsenbord tussen C3 en C4 worden gebruikt om
Variatie Sets 1 t/m 8 te selecteren en af te spelen.
N.B.
157
Start (Startpunt)
Stelt het Startpunt in waar de Phrase Clip wordt
afgespeeld. Door het Startpunt fijn af te stellen,
kunt u het afspelen van ruis voor het Startpunt
vermijden. Deze instelling elimineert de ruis in
de oorspronkelijke Clip echter niet.
Instellingen: Afhankelijk van de lengte van de Phrase Clip
Loop (Looppunt)
Stelt het startpunt in van het loopgedeelte. Bij
een vioolgeluid bijvoorbeeld kan het Looppunt
worden ingesteld na het duidelijk onderscheid-
bare attackdeel en aan het begin van het aanhou-
dende deel van het geluid. Als u deze loop
afspeelt, dan wordt het duidelijk onderscheidbare
attackdeel van het vioolgeluid eerst afgespeeld,
gevolgd door het geloopte deel dat correspon-
deert met het aanhoudende deel van het viool-
geluid (tussen het Looppunt en het Eindpunt in).
Als het geluid geen duidelijk onderscheidbaar
attackdeel heeft, dan kan het Looppunt gelijk aan
het Startpunt worden ingesteld.
Instellingen: Afhankelijk van de lengte van de Phrase Clip
End (Eindpunt)
Stelt het Eindpunt in van het loopgedeelte van de
Phrase Clip. Hiermee verwijdert u op eenvoudige
wijze ongewenste ruis aan het eind van de
Phrase Clip.
Instellingen:Afhankelijk van de lengte van de Phrase
Clip.
Details over Start-, Loop en Eindpunten zijn te vinden
op pag. 150.
Als u op de [ENTER]-knop drukt, dan wordt om
bevestiging gevraagd. Druk op de [INC/YES]-
knop om de Loop Remix job uit te voeren. De
Job wordt geannuleerd als u op de [DEC/NO]-
knop drukt.
Nadat de loop Remix Job is uitgevoerd, ver-
schijnt Retry (nog eens proberen?) in de display,
die hieronder getoond wordt.
In dit scherm kunt u de Loop Remix met behulp
van het toetsenbord afluisteren. Als u niet
tevreden bent met het resultaat, creëer dan
opnieuw een Loop Remix door stappen 2 t/m
4 te herhalen met andere Variatie instellingen.
Druk, als u tevreden bent met het resultaat, op
de [DEC/NO]-knop. Er wordt hierop een nieuwe
Phrase Clip gecreëerd en u keert terug naar het
eerste scherm.
De volgende jobs zijn alleen beschikbaar als de
Phrase Clips in 16-bits format zijn opgenomen.
Selecteer de Phrase Clip door met Knop [A] de
gewenste Clip Toets te selecteren of door met
Knop [B] het Phrase Clip Nummer in te stellen.
Selecteer de Type parameter die het gedeelte van
de loop selecteert dat moet worden gewijzigd. Er
zijn vijf Typen beschikbaar.
Selecteer de Vari (Variatie) parameter, die bepaalt
in welke mate de Loop wordt gewijzigd. Er zijn
vier Variaties beschikbaar (A t/m D), met verschil-
lende mate van wijziging.
PCLP LoopRemix) Type Vari
JOB C 2:001[SmplName] 1 A
PCLP LoopRemix) Type Vari
<< Retry? [YES]/[NO] >> 1 A
Clip Key (Clip Toets)
Selecteert de Clip Toets van de gewenste Phrase
Clip.
Instellingen: C0 ~ C6
Clip Number (Clip Nummer)
Selecteert de gewenste Phrase Clip.
Instellingen: 1 ~ 256
Ratio
Stelt een amplitude ratio in voor het normaliseren
van een volumeniveau. Bij de waarde “100” (%),
wordt een piekniveau volledig genormaliseerd in
16 bits, hetgeen inhoudt dat er vrijwel geen
vervorming optreedt in de resulterende niveaus.
Als het volumeniveau van een originele Clip
extreem laag is, stel dan een lagere waarde in als
“100” (%) bij een golfvorm die soepeler niveau-
wijzigingen bevat. U kunt een hogere waarde als
“100” instellen om opzettelijk een vervormd
geluid te creëren.
Als u deze handeling op een Phrase Clip heeft
uitgevoerd, dan worden de oorspronkelijke data
overschreven en kunt u de wijzigingen niet ongedaan
maken. Maak altijd backups van belangrijke data of
kopiëer naar een apart Phrase Clip Nummer voordat u
deze handeling uit gaat voeren.
PCLP Normalize) Ratio
Job C 2:001[SmplName] 100%
N.B.
PCLP LoopRemix
De Phrase Clip data kan hier worden bewerkt en
een nieuwe Phrase Clip met een nieuwe loop kan
automatisch worden gecreëerd. Dit gaat als volgt.
N.B.
N.B.
N.B.
1
2
3
4
5
6
PCLP Normalize
Hier kunt u de verschillende Phrase Clips normalise-
ren. Dit maximaliseert het signaalniveau van de
opgenomen Phrase Clip zonder vervorming.
Selecteer, om de verschillende Phrase Clips te
selecteren, de Clip Toets met Knop [A] en vervolgens
het Phrase Clipnummer met Knop [B]. Stel, nadat de
Phrase Clip is geselecteerd, de Ratio parameter in en
druk op de [ENTER]-knop om te normaliseren.
U kunt de Clip Toets ook direct selecteren door een toets
op het toetsenbord aan te slaan.
158
PCLP FreqConvert
Hier kunt u de frequenties converteren van de
verschillende Phrase Clips. Dit halveert de
samplefrequentie en dus de grootte.
Selecteer, om een Phrase Clip te selecteren, de Clip
Toets met Knop [A] of het Phrase Clip Nummer met
Knop [B]. Druk, na het selecteren van de Phrase Clip,
op de [ENTER]-knop om de frequentie te converteren.
U kunt de Clip Toets ook direct selecteren door de toets
op het toetsenbord aan te slaan.
Clip Key (Clip Toets)
Selecteert de Clip Toets van de gewenste Phrase
Clip.
Instellingen: C0 ~ C6
Clip Number (Clip Nummer)
Selecteert de gewenste Phrase Clip.
Instellingen: 1 ~ 256
Als u deze handeling op een Phrase Clip heeft
verricht, dan worden de oorspronkelijke data
overschreven en kunt u wijzigingen niet ongedaan
maken. Maak altijd een backup van belangrijke data
of kopiëer data naar een apart Phrase Clip Nummer
voordat u deze handeling gaat verrichten.
PCLP Extract
U kunt Extract handelingen verrichten op de
verschillende Phrase Clips. Dit verwijdert onge-
bruikte gedeelten van de Phrase Clip (gedeelten die
niet in Variaties worden gebruikt).
Selecteer, om een Phrase Clip te selecteren, de Clip
Toets met Knop [A] of het Phrase Clip Nummer met
Knop [B]. Druk, na het selecteren van de Phrase
Clip op de [ENTER]-knop om de Extract-handeling
te verrichten.
TargetVari (bestemmingsvariatie)
Selecteert de gedeelten die met PCLP Extract
moeten worden verwijderd.
Instellingen:
all
Ongebruikte gedeelten van alle acht Variaties worden
verwijderd.
1 ~ 8
Ongebruikte gedeelten van de hier geselecteerde Variaties
worden verwijderd.
PCLP FreqConvert)
Job C 2:001[SmplName]
Clip Key (Clip Toets)
Selecteert de Clip Toets van de gewenste Phrase
Clip.
Instellingen: C0 ~ C6
Clip Number (Clip Nummer)
Selecteert de gewenste Phrase Clip.
Instellingen: 1 ~ 256
Als u deze handeling op een Phrase Clip heeft
verricht, dan worden de oorspronkelijke data
overschreven en kunt u wijzigingen niet ongedaan
maken. Maak altijd een backup van belangrijke data
of kopiëer data naar een apart Phrase Clip Nummer
voordat u deze handeling gaat verrichten.
PCLP Extract) TargetVari
Job C 2:001[SmplName] all
Indien deze wordt ingesteld op “all”, dan worden de
Start/Eindpunten van alle Variaties vergeleken.
Vervolgens worden de gedeelten voor het Startpunt
en na het Eindpunt verwijderd.
PCLP Delete
Hier kunt u de data van een individuele Phrase Clip, of
van alle Phrase Clips tegelijk wissen.
Selecteer, om de verschillende Phrase Clips te selecte-
ren, de Clip Toets met Knop [A] of het Phrase
Clip Nummer met Knop [B]. Druk na het selecteren van
de Phrase Clip op de [ENTER]-knop om deze te wissen.
U kunt de Clip Toets ook direct selecteren door de toets
op het toetsenbord aan te slaan.
Vari 1
Vari 2
Vari 3
Vari 4
Vari 5
Vari 6
Vari 7
Vari 8
Verwijderd indien
ingesteld op all
Start Eind
Alles buiten dit gebied wordt verwijderd indien ingesteld op 2
Niet verwijderd
indien ingesteld op all
Verwijderd indien
ingesteld op all
Clip Key (Clip Toets)
Selecteer hier de Clip Toets, waaraan een
bestemmingsclip is toegewezen, waarop de Job
verricht moet worden. Zo zijn er ook andere
mogelijkheden van onderhoud. Als u alle (maxi-
maal 256) clips die zijn opgenomen wilt wissen,
ongeacht de toewijzingen in de Clip Kits, moet u
“all” selecteren. Als u alle Clips wilt wissen die
NIET aan een Clip Toets van een Clip Kit zijn
toegewezen, moet u “unused” selecteren.
Instellingen: C0 ~ C6, unused, all
Als u “unused” of “all” selecteert, dan verschijnt “--”
op de plaats van de Clip Key parameter.
Als u een Phrase Clip wist die door andere Clips Kits
of Clip Toetsen wordt gebruikt, dan kunnen deze Clip
Kits of Clip Toetsen nooit gebruikt worden.
Clip Number (Clip Nummer)
Stelt de Phrase Clip in die u wilt wissen.
Instellingen: 1 ~ 256
PCLP Delete)
Job C 2:001[SmplName]
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
159
PCLP AutoKeyMap
Met Auto Key Map kunt u automatisch Variaties van
een Phrase Clip aan toetsen op het toetsenbord toe
wijzen, te beginnen met de Clip Toets.
Selecteer, om een Phrase Clip van de Variaties te
selecteren, de Clip Toets met Knop [A] of het Phrase
Clip Nummer met Knop [B]. Stel, na het selecteren
van de Phrase Clip, de Clip Toets en Type parame-
ters in en druk vervolgens op de [ENTER]-knop om
de Auto Key Map-handeling te verrichten.
U kunt de Clip Toets ook direct selecteren door de toets
op het toetsenbord aan te slaan.
PCLP Copy
Hier kunt u de data van de verschillende Phrase
Clips naar andere Phase Clips kopiëren.
Selecteer, om een Phrase Clip te selecteren, de Clip
Toets met Knop [A] of het Phrase Clip Nummer met
Knop [B]. Druk na het selecteren van de Phrase Clip
op de [ENTER]-knop om deze te kopiëren naar een
automatisch toegewezen (leeg) Phrase Clip Nummer.
U kunt de Clip Toets ook direct selecteren door de toets
op het toetsenbord aan te slaan.
Clip Key (Clip Toets)
Selecteert de Clip Toets van de te kopiëren
Phrase Clip.
Instellingen: C0 ~ C6
Clip Number (Clip Nummer)
Selecteert de te kopiëren Phrase Clip.
Instellingen: 1 ~ 256
PCLP SampleRcv (Sample Ontvangst)
Hier kunt u Phrase Clip (sample) data ontvangen van
externe MIDI-apparaten, zoals samplers en compu-
ters, met behulp van MIDI Sample Dump Standaard.
Het apparaatnummer moet juist zijn ingesteld om de
handeling te kunnen verrichten. Details zijn te vinden op
pag. 166.
Selecteer de sample die u wilt ontvangen, selecteer
de Clip Toets waaraan u deze wilt toewijzen en
druk vervolgens op de [ENTER]-knop om te begin-
nen met het ontvangen van de sample. De ontvan-
gen sample wordt toegewezen aan de geselecteerde
Clip Toets van de huidige Clip Kit.
PCLP Copy)
Job C 2:001[SmplName] > 050[NewSampl]
ReqSmpl (verzochte sample)
Bepaalt welke sample data ontvangen moet
worden van een extern MIDI-apparaat.
Instellingen: 1 ~ 16384
Deze instelling is niet van toepassing als u sample
data direct van een extern MIDI-apparaat naar het
instrument verstuurt (en deze zonder er om te vragen
gebruik van deze parameter maakt).
U kunt alleen mono samples ontvangen die zijn
opgenomen in 44,1kHz in 16-bits format.
Key (Clip Toets)
Selecteert de Clip Toets waaraan de sample moet
worden toegewezen.
Instellingen: C0 ~ C6
PCLP SampleRcv) ReqSmpl > Key[InitSmpl]
Job 16383 C 3:001
PCLP AutoKeyMap) Key Type
Job C 2:001[SmplName] C 3 white
Source Clip Key (Bron Clip Toets)
Selecteert de te kopiëren Clip Toets.
Instellingen: C0 ~ C6
PCLP Kit Key Copy)
Job C 3 > B 3
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
PCLP Kit Key Copy
U kunt Clip Toets data van de ene naar de andere
Clip Toets kopiëren.
Druk, na het selecteren van de Bron en Bestem-
ming Clip Toets op de [ENTER]-knop.
Clip Key (Clip Toets)
Stelt de Clip Toets in die is toegewezen aan de
Phrase Clip van de Bron Variatie.
Instellingen: C0 ~ C6
Clip Number (Clip Nummer)
Stelt de Phrase Clip van de Bron Variatie in.
Instellingen: 1 ~ 256
Key (Toets)
Stelt de eerste Clip Toets in die moet worden
toegewezen. Toewijzingen worden gemaakt
vanaf deze noot omhoog als u de Auto Key Map-
handeling uitvoert.
Instellingen: C0 ~ C6
Type
Stelt het Type in. Als u “white” selecteert, dan
gelden toewijzingen alleen voor de witte toetsen
vanaf de toets (en vanaf daar omhoog) die in de
“Key” parameter is ingesteld. Als u “all” selecteert,
dan worden toewijzingen op zowel zwarte als witte
toetsen vanaf die toets (en omhoog) toegepast.
Instellingen: white, all
160
PCLP Kit Key Initialize
U kunt de verschillende Clip Toetsen initialiseren,
waarbij ze terugkeren naar hun oorspronkelijke stan-
daardstatus. Hiermee kunt u een nieuwe Phrase Clip
vanuit het niets creëren, voordat u gaat bewerken.
Druk, na het selecteren van de Clip Toets die u wilt
initialiseren, op de [ENTER]-knop.
Clip Toets
Selecteert de Clip Toets die u wilt initialiseren.
Instellingen: C0 ~ C6
PCLP Kit Initialize
Hier kunt u de verschillende Clip Kits initialiseren
waarbij ze terugkeren naar de oorspronkelijke
standaardstatus. Hiermee kunt u op eenvoudige
wijze een nieuwe Phrase Clip vanuit het niets
creëren. U kunt de huidige Clip Kit of alle Clip Kits
tegelijk initialiseren.
Druk, na het selecteren van de Clip Kit die u wilt
initialiseren, op de [ENTER]-knop.
Clip Kit Store
U kunt als volgt vier bewerkte Clip Kits in het
interne geheugen opslaan.
Bestaande Clip Kit data worden overschreven door de
nieuwe data die u opslaat. Sla belangrijke data eerst op
Memory Card op.
Clip Kit data die zijn opgeslagen in het interne geheugen
gaan verloren als u de synthesizer uitzet. Sla belangrijke
Clip Kit en Phrase Clip data altijd eerst op Memory Card
op alvorens u de synthesizer uitzet. Sla op in de Card
Mode. Details zijn te vinden op pag. 173.
1
PCLP Kit Key Initialize)
Job C 3
Clip Kit
Selecteert de Clip Kit die u wilt initialiseren.
Instellingen: Current Kit, All kit
PCLP Kit Initialize)
Job Current Kit
PCLP) [Wv:Init Clip ] >[Wv:Init Clip ]
Store 1(A01)
PCLP) [Wv:Init Clip ] >[Wv:Init Clip ]
<< Are you sure? [YES]/[NO] >>
Destination Clip Key (Bestemming Clip
Toets)
Selecteert de Clip Toets waar de Bron Clip Toets
naartoe wordt gekopiëerd.
Instellingen: C0 ~ C6
N.B.
N.B.
Druk, na het bewerken van een Clip Kit, op de
[STORE]-knop. Hierop verschijnt het Clip Kit
Store-scherm.
Selecteer met Knop [2] het Clip Kit Nummer (1
t/m 4) waar u de Clip Kit op wilt slaan. Het Clip
Kit Nummer wordt in de display getoond.
U kunt de Store-lokatie ook selecteren met de [DATA]-
knop en de [INC/YES]- en [DEC/NO]-knoppen.
Druk op de [ENTER]-knop. Er wordt hierna om
bevestiging gevraagd.
Druk op de [INC/YES]-knop om op te slaan.
Hierop verschijnt ziet “Executing...” in het
scherm, gevolgd door “Completed” als het
opslaan voltooid is. Hierna keert u terug naar de
Phrase Clip Play Mode.
Druk op de [DEC/NO]-knop om het opslaan te
annuleren en terug te keren naar het vorige scherm.
2
3
4
N.B.
N.B.
161
Sequence Play Mode
In deze Mode kunt u de ingebouwde demo-songs
en de op de Memory Card opgeslagen Songfiles
afspelen. Er kunnen maar liefst 100 Songfiles achter
elkaar worden afgespeeld met de Keten Stap-
functie. Deze Keten Stap data kunnen ook op
Memory Card worden opgeslagen.
Een Memory Card met Songfiles moet in de Card-sleuf
gestoken zijn.
Basisdetails over de sequencer zijn te vinden op pag. 31.
Als u naar de Sequence Play Mode gaat, dan
verschijnt het eerste scherm (Demo Song). De
volgende twee schermen zijn beschikbaar.
1e scherm: SEQ Demo (Sequence Demo)
2e scherm: SEQ (Sequence Chain)
Als u Sequence Chain (keten) data laadt in Card Mode
(pag. 174) of met de Auto Load-functie (pag. 172), dan
verschijnt eerst het tweede scherm.
Details over het gaan naar de Sequence Play Mode zijn te
vinden op pag. 22.
SEQ Demo (Sequence Demonstratie)
De Demo Song data staan in het interne geheugen.
Als u naar het SEQ Demo (Sequence Demonstratie)
scherm gaat, dan verschijnt een waarschuwings-
melding in de display, aangezien u de Systeemdata,
interne Voice-data en Phrase Clip-data door het
laden van de Demo Song kwijt zult raken.
De demonstratiesongs bevatten vooringestelde
standaardtempo’s. Als u naar een andere
demonstratiesong gaat, dan wordt het vooringestelde
tempo gebruikt. U kunt het afspeeltempo echter
wijzigen. Selecteer, als u het standaardtempo
opnieuw op wilt roepen, “***” als tempo instelling.
3 Druk op de [PLAY/STOP]-knop om de geselec-
teerde song vanaf het begin af te spelen.
4 Druk nogmaals op de [PLAY/STOP]-knop om het
afspelen van de demonstratiesong te stoppen.
Als u nogmaals op de [PLAY/STOP]-knop drukt, dan
wordt het afspelen vanaf de huidige positie hervat.
Demonstratiesongs blijven afspelen, totdat ze worden
gestopt.
SEQ (Sequence Keten)
Hier kunt u maar liefst 100 stappen in een Keten
instellen. Aan iedere stap in de Keten kan een Song
file en een Performance (de voices in de verschil-
lende Parts die door de Song gebruikt worden)
worden toegewezen. U kunt één bepaalde Keten
Stap of meerdere Keten Stappen achter elkaar
afspelen.
Playback Tempo (afspeeltempo)
Instellingen: *** (standaard tempo), 25 ~ 300
1 Selecteer met Knop [B] en de [ENTER]-knop
het Demo Song Nummer.
2 Stel, indien gewenst, het tempo in.
Druk op de [YES]-knop om te bevestigen en ga
door naar het SEQ Demo-scherm. Vanuit dit scherm
kunt u de demo song afspelen.
SEQ Demo)<< Are you sure? [YES]/[NO] >>
System,IntVoice will be changed.
SEQ Demo) Song:[DEMOSONG]
≥ 001 ⁄= 120
Demo Song Naam
Demo Song Nummer Afspeeltempo
Chain Step Number (Keten Stap Nummer)
Wijzigt de verschillende Keten Stappen. Als u
hier een Stapnummer kiest, dan verschijnt het
scherm van de geselecteerde Keten Stap te zien.
U kunt naar het volgende Keten Stap-scherm springen
en de Keten instellingen van te voren wijzigen, zelfs
tijdens het afspelen van een Song .
Een
P
indicator verschijnt rechts van het Keten Stap
nummer in het Keten scherm van de huidig afspe-
lende Song file.
Keten instellingen kunnen op Memory Card worden
opgeslagen.
Keten Stap-nummer 1~100
Song File Performance
1
1
2
3
16
Sequence Track
1
2
3
16
Plug-in Part 1
Plug-in Part 2
Phrase Clip Mode
A/D Input Part
PartMIDI Kan.
2
3
16
1
MIDI Kan.
2
16
5
3
4
10
6
SEQ) File:[ ] Perf
Chain00 001 ⁄= 120 Meas=001 INT:128
Song File-naam
Keten Stap-nummer Afspeeltempo
Maat
Performance
Bank/Nummer
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
162
Song File Nummer
Wijst een Songfile aan de Keten Stap toe. Alle
Songfiles met “.MID” extenties kunnen worden
geselecteerd. Als u hier een filenummer selec-
teert, dan wordt de filenaam in de eerste regel
van de display getoond.
Bij het doorlopend (in keten) afspelen van
meerdere Keten Stappen, kunt u bepalen hoe de
huidige Keten Stap af moet spelen, na het afspe-
len van de Keten Stap ervoor, met een keuze uit
de mogelijkheden “skip”, “end” en “stop”.
Als u “skip” selecteert, dan wordt de huidige
Keten Stap overgeslagen en speelt de volgende
Keten Stap af. Als u de 99e Keten Stap over wilt
slaan, dan gaat het afspelen na de 98e Keten Stap
verder met de eerste Keten Stap.
Als u “end” selecteert zodra de Song de huidige
Keten Stap bereikt, stopt het in een keten afspe-
len en keert u terug naar de eerste Stap.
Als u “stop” selecteert, dan stopt de Song als het
de huidige Keten Stap heeft bereikt. Als het
afspelen van de Song wordt hervat, dan start het
met de volgende Keten Stap.
Instellingen: skip, end, stop, 001 ~997
Afspeeltempo
Stelt het afspeeltempo in van de Keten Stap. Als u
de song start, dan wordt de tempowaarde inge-
steld in de songfile automatisch geselecteerd in
deze parameter ingesteld. U kunt dat afspeeltempo
hier echter wijzigen. Selecteer “***” om het oor-
spronkelijke Song afspeeltempo terug te krijgen.
Instellingen: *** (standaardtempo), 25 ~ 300
Als u een Songfile afspeelt in zijn eigen tempo, dan
verschijnt de tempoinstelling tussen haakjes. De
haakjes verdwijnen zodra u het tempo wijzigt.
Meas (maat)
De maat, waarin de Song van de huidige Keten Stap
zich bevindt, wordt tijdens het afspelen getoond. Als u
het afspelen stopt, dan kunt u met Knop [1] het
nummer van de maat invoeren en vervolgens op de
[ENTER]-knop drukken om het afspelen in die maat te
hervatten.
Instellingen: 001 ~ 999
Performance Bank/Nummer
Stelt de in de Keten Stap te gebruiken
Performance (Bank/Program Nummer) in. De
Voices van de verschillende Parts in de geselec-
teerde Performance worden gebruikt bij het
afspelen van de Songfile.
Selecteer met Knop [2], de MEMORY [INT/EXT]-
knoppen, de BANK [A] t/m [H]-knoppen
en de de PROGRAM [1] t/m [16]-knoppen de
Geheugenbank en het Program Nummer van de
Performance.
Instellingen: *** (niet ingesteld), INT/EXT (Bank), 1 ~ 128
(Programnummer)
Als een Songfile geen Performance wijzigingen bevat,
dan verschijnt “***” als Bank/Nummer na het selecte-
ren van de Songfile. In dit geval gebruikt de Songfile
het Program dat in de huidig geselecteerde Mode is
ingesteld (Voice Mode/Performance Mode/Phrase Clip
Mode).
De Performance kan worden gewijzigd tijdens het
afspelen van de song of als deze gestopt is. Het wijzigt
echter niet als u in realtime tijdens het afspelen een
andere Keten Stap als de huidige selecteert. In plaats
daarvan wijzigt deze pas als het afspelen de Song
bereikt in de geselecteerde Keten Stap.
Selecteer met Knop [B] de Songfile die u af wilt
spelen.
Als u een enkele Song afspeelt, dan hoeft u geen
Keten Stap nummer te selecteren (u kunt ieder
gewenst Keten Stap-scherm geopend hebben).
Stel, indien noodzakelijk, het tempo in.
Stel, indien noodzakelijk, het startpunt (maat)
van de song in.
Selecteer, indien noodzakelijk, het Performance
Bank/Nummer.
Druk, om de Song vanaf de ingestelde positie (of
vanaf het begin) af te laten spelen, op de [PLAY/
STOP]-knop.
Druk nogmaals op de [PLAY/STOP]-knop om het
geketende afspelen te stoppen.
Selecteer met Knop [A] het Keten Stap nummer
van de eerste Song die u af wilt spelen.
Stel, indien noodzakelijk, het tempo in.
Stelt, indien noodzakelijk, het startpunt (maat)
van de song in.
Selecteer, indien noodzakelijk, het Performance
Bank/Nummer.
Druk, om de Song vanaf de ingestelde positie (of
vanaf het begin) af te laten spelen, op de [PLAY/
STOP]-knop.
Als de Keten Stap is uitgespeeld, dan wordt de
Song van het volgende Keten Stap nummer
automatisch gestart. Songs kunnen op deze wijze
eindeloos worden afgespeeld.
Druk nogmaals op de [PLAY/STOP]-knop om het
geketende afspelen te stoppen.
Het afspelen stopt ook als er een “end” of “stop”
Keten Stap wordt bereikt.
N.B.
N.B.
N.B.
Song File Afspelen
1
N.B.
2
3
4
5
6
Chain (Keten) Afspelen
1
2
3
4
5
6
163
Hier worden de parameters van de Utility Mode
uitgelegd. De Utility Mode is ruwweg verdeeld in
drie schermen; een scherm met instellingen die
gelden voor het gehele systeem, één scherm met
Voice Mode instellingen en één scherm met Plug-in
Board instellingen.
Het eerste scherm dat verschijnt als u naar de Utility
Mode gaat, is het onderstaande scherm. Elk van de
drie Utility Mode schermen bevatten meerdere sub-
schermen. In principe wordt de [PAGE]-knop
gebruikt om naar de andere parameterschermen te
gaan en worden met Knoppen [B], [C] en [1]/[2] de
waarden van de parameters ingesteld. U kunt de
waarden ook invoeren met de [DATA]-knop of de
[DEC/NO]- en [INC/YES]-knoppen.
Sys (Systeem): Systeeminstellingen
• Master
• Control
• MIDI
Vce (Voice): Voice Mode instellingen
• Master Equalizer
• Control
Plg (Plug-in): Plug-in instellingen
• Plug-in Board status
• Plug-in Board 1 Systeem
• Plug-in Board 2 Systeem
Details over het gaan naar de Utility Mode zijn te vinden
op pag. 22.
Menu display
Als u aan de [PAGE]-knop draait terwijl u de [SHIFT]-
knop ingedrukt houdt, dan verschijnt het volgende
menu. Verplaatst de cursor met de [PAGE]-knop
tussen de onderdelen, en spring naar het geselec-
teerde onderdeel door de [SHIFT]-knop los te laten.
MSTR (Systeem Master)
Hier kunt u de algemene parameters instellen,
inclusief volume en toonhoogte, die voornamelijk
in verband staan met het toongeneratorgedeelte van
de synthesizer. De volgende vier schermen zijn
beschikbaar.
MSTR TG (MASTER TOON-
GENERATOR)
Stelt de parameters in die het toongeneratorgedeelte
van de synthesizer besturen.
Vol (algehele volume)
Stelt het algehele volume van de synthesizer in.
Instellingen: 0 ~ 127
NoteShift (algehele transpositie)
Stelt de hoeveelheid (in halve tonen) in waarmee
de toonhoogte wordt getransponeerd. Deze
parameter beïnvloedt alleen de interne toongenerator
van de synthesizer. Het heeft geen effect op de
via MIDI verstuurde informatie.
Instellingen: -24 ~0 ~ +24
Tune (algehele stemming)
Past de stemming aan van het toetsenbord (in
stappen van 0,1 honderdsten).
Instellingen: -102,4 ~ +102,3
MSTR Kbd (Master Keyboard)
Stelt de parameters in die in verband staan met het
toetsenbord.
MSTR TG) Vol NoteShift Tune
Sys 127 +63 +102.3c
M.EQ Low) Shape Gain Freq Q
Vce peak +12dB 50Hz 12.0
PLG Status) PLG1:PLG100-VH Expand
Plugin PLG2:PLG150-AN part
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
MSTR TG) Sys:>MSTR≥CTRL>MIDI
Sys Vce:>M.EQ>CTRL Plg:>PLG>1>2
Cursor
MSTR TG) Vol NoteShift Tune
Sys 127 +24 +102.3c
Oct (algehele octaaf toetsenbordtranspositie)
MSTR Kbd) Oct Trnspose Vel
Sys +3 +11 fixed = 127
Utility Mode
N.B.
Transponeert het toetsenbord omhoog of omlaag
in octaven.
Instellingen: -3 ~ 0 ~ +3
Trnspose (algehele toetsenbordtranspositie)
Transponeert de toonhoogte van het toetsenbord
omhoog of omlaag (in halve tonen). Deze parameter is
ook van invloed op de via MIDI verstuurde informatie.
Instellingen: -11 ~ +11
Als u buiten de grenzen van het nootbereik transpo-
neert (C-2 en G8), dan vloeien de noten over naar de
andere uitersten.
Deze parameter is niet beschikbaar op de CS6R.
N.B.
N.B.
164
Vel (Toetsenbord Aanslaggevoeligheidscurve)
Stelt de aanslaggevoeligheidscurve in die bepaalt
in welke mate het geluidssignaal beïnvloed wordt
door aanslaggevoeligheid.
Instellingen: norm, soft, hard, wide, fixed
norm (normaal)
De aanslaggevoeligheid is in verhouding met het volumeniveau.
soft (zacht)
Zacht spelen geeft een hoger volumeniveau dan normaal.
hard
Hard spelen geeft een lager volumeniveau dan normaal.
Wide
Zachter spelen geeft een lager volumeniveau dan normaal en
harder spelen geeft een hoger volumeniveau dan normaal.
Als resultaat verkrijgt u een breder dynamisch bereik.
fixed
Selecteer deze curve als u wilt dat de toongenerator reageert
op een specifiek volume, klank e.d.. Met deze instelling
wordt iedere aanslaggevoeligheidswaarde gewijzigd in een
vaste waarde die u bepaalt met de Fixed (Vaste Toetsenbord
Aanslaggevoeligheid) parameter hieronder.
Fixed (Vaste Toetsenbord Aanslaggevoeligheid)
De aanslaggevoeligheid wordt vastgezet in de Vel
instelling. Het geluidssignaal is altijd hetzelfde,
ongeacht hoe hard of zacht u de toetsen op het
toetsenbord aanslaat. De vel parameter is alleen
beschikbaar als u de “fixed” Velocity Curve
selecteert.
(Alleen beschikbaar als Vel is ingesteld op “fixed)
MSTR EF Bypass (Algehele Ef-
fect Bypass)
Stelt de parameters in die in verband staan met de
[EF BYPASS]-knop op het regelpaneel.
Insert (Insertie), Reverb, Chorus
Als de [EF BYPASS]-knop wordt ingedrukt (de
LED gaat branden), passeren de signalen de
verschillende effecten onbeïnvloedt.
Plug-in Board Variaties (Variatie Effecten) worden
gepasseerd aan de hand van de Insert-instelling.
MSTR Other (Algehele Overigen)
Stelt andere parameters in die gelden voor het
algehele systeem.
Kracht waarmee het toetsenbord
wordt aangeslagen
Volume
Kracht waarmee het toetsenbord
wordt aangeslagen
Volume
Kracht waarmee het toetsenbord
wordt aangeslagen
Volume
Kracht waarmee het toetsenbord
wordt aangeslagen
Volume
Kracht waarmee het toetsenbord
wordt aangeslagen
Volume
MSTR EF Bypass) Insert Reverb Chorus
Sys off on on
MSTR Other) PowerOnMode Ctrl BCCurve
Sys Voice(INT) hold thru
N.B.
N.B.
PowerOnMode (mode na aanzetten)
Selecteert de Mode waar u het eerst naar toe gaat
als u de synthesizer aanzet.
Instellingen:
Performance:
U gaat eerst naar de Performance Play Mode en het eerste
Programnummer (INT: 001) wordt automatisch geselecteerd.
Voice (INT):
U gaat eerst naar de Voice Play Mode en het eerste Programnummer
van het Interne geheugen (INT: 001) wordt automatisch geselecteerd.
Voice (PRE1):
U gaat eerst naar de Voice Play Mode en het eerste Programnummer
van het Preset geheugen (PRE: 001) wordt automatisch geselecteerd.
last:
Het Voice/Performance Program dat u selecteerde voordat u
de synthesizer uitzette wordt weer opgeroepen. Als u zich
echter als laatste in de Phrase Clip Play Mode bevond, dan
wordt automatisch de voorheen geselecteerde Voice in Voice
Mode geselecteerd.
Ctrl (Controller)
Selecteert of de status/positie van de controller
(Modulatie Wiel, Aftertouch, voetschakelaar,
Breath Controller, Ribbon Controller (CS6x),
Knoppen) wordt behouden (hold) of wordt
gereset als u naar andere Voices gaat.
Instellingen: hold, reset
Als u “reset” selecteert, dan worden de controllers naar de
volgende posities (status) gereset:
Pitch Bend.......................Midden
Modulatie Wiel................Minimum
Aftertouch........................Minimum
Voetpedaal (FC)...............Maximum
Breath Controller.............Maximum
Ribbon Controller............Midden
Voetschakelaar.................Uit (Off)
Expression........................Maximum
165
BCCurve (TG Breath Curve)
Stelt de Breath Curve in die bepaalt hoe de kracht
waarmee u in de Breath Controller blaast het
geluidsniveau beïnvloedt.
Instellingen: thru, soft, hard, wide
CTRL (Systeem Controller)
In de Voice Mode kunt u de controller parameters
instellen. De volgende vijf schermen zijn beschik-
baar.
CTRL Knoppen [A] t/m [C]
Hier kunt u verschillende controlfuncties aan de
Assignable Knoppen [A] t/m [C] op het regelpaneel
toewijzen.
CTRLScene (Controlller Scene, CS6x)
Hier kunt u de SCENE (CONTROL)-knopparameters
instellen.
Scene Control (Scene Controlnummer)
Wijst een MIDI Control Change nummer aan de
SCENE (CONTROL)-knop toe.
Instellingen: 000 ~ 095 (zie de aparte Datalijst voor
details)
Ctrl Other (Controllers Overigen)
Stelt de Foot Switch (voetschakelaar) en Foot
Volume (voetvolume) parameters in.
thru
Gewijzigde Breath Control
Ontvangen Breath Control
soft
Gewijzigde Breath Control
Ontvangen Breath Control
hard
Gewijzigde Breath Control
Ontvangen Breath Control
wide
Gewijzigde Breath Control
Ontvangen Breath Control
CTRL KnobA) CC# Dest
Sys 67[--------] EQLow-G
CTRL Scene) Scene Control
Sys 65[Porta Sw]
CTRL Other) FS FV
Sys 65[Porta Sw] volume
CC# (Controlnummer)
Wijst MIDI Control Change nummers aan de
Knoppen [A] t/m [C] toe.
Instellingen: 000 ~ 095 (zie de aparte Datalijst voor
details)
Dest (Control Bestemming)
Stelt de functie in die door de Assignable Knop-
pen [A] t/m [C] moet worden bestuurd.
Instellingen: (zie de aparte Datalijst voor details)
De positie van de Knoppen [A]/[B]/[C] kunnen per
Voice, Performance en Phrase Clip in het geheugen
worden bewaard.
Als er een Algehele Equalizer parameter als bestem-
ming is geselecteerd, dan worden de M. EQ instellin-
gen van “vce” (in de Utility Mode) verhoogd/verlaagd
met Knoppen [A]/[B]/[C].
N.B.
N.B.
FS (voetschakelaar)
Wijst Control Changes toe aan de voetschakelaar.
Instellingen: 000 ~ 100 (000/032 = off, 096 = Arp Sw, 097
= Arpeggio Hold, 098 = Sequence PLAY/
STOP, 099/100 = Program Change INC/DEC)
De CS6R kan ingesteld worden van 000 t/m 095
Details over Control-nummers en Control Change
boodschappen kunt u vinden in de aparte Datalijst.
FV (voetvolume, alleen op de CS6x)
Selecteert of het voetvolume het Main-volume of
de Expressie parameter bestuurt.
Instellingen: volume (Main Volume), expression
Details over het Main Volume en Expressie parame-
ters zijn te vinden in de aparte Datalijst.
N.B.
N.B.
N.B.
166
MIDI (Systeem MIDI)
Hier kunt u de MIDI parameters instellen die gelden
voor het algehele systeem. De volgende vijf scher-
men zijn beschikbaar.
MIDI Ch (MIDI Channel)
MIDI ARp (MIDI Arpeggio)
MIDI RxSW (MIDI Receive Switch)
MIDI Other
MIDI GM/XG Receive
MIDI Ch (MIDI-kanaal)
Hier kunt u de MIDI-kanaal parameters instellen.
Switch (schakelaar)
Selecteert het Control Change nummer waarmee
de ARPEGGIO [ON/OFF]-knop wordt bestuurd.
Instellingen: 000 ~ 095 (000, 032 = off)
Hold
Selecteert het Control Change nummer waarmee
de ARPEGGIO [HOLD]-knop wordt bestuurd.
Instellingen: 000 ~ 095 (000, 032 = off)
Out (Vce)
Activeert/inactiveert het via de MIDI OUT-aanslui-
ting versturen van Arpeggiator data naar externe
MIDI-apparatuur.
Instellingen: off (uit), on (aan)
Ch (Vce) (Arpeggio verstuurkanaal)
Selecteert het MIDI-kanaal waarop de Arpeggio
data wordt verstuurd.
Instellingen: 1 ~ 16
Bulk
Bepaalt of Bulk Dump data wel of niet kan
worden ontvangen.
Instellingen: protect (off), on
BankSel (Bank Select)
Activeert of inactiveert het versturen en ontvan-
gen van Bank Select-boodschappen tussen het
instrument en een extern MIDI-apparaat. Bij een
andere instelling als “off” kan het instrument een
Bank Select-boodschap ontvangen en een Bank
Select-boodschap versturen naar een extern
MIDI-apparaat als u een Bank met een MEMORY-
knop e.d. op het regelpaneel selecteert.
Instellingen: off, all, part, perform
off:
Negeert (ontvangt geen) Bank Select-boodschappen. Het
instrument verstuurt deze boodschappen ook niet.
all:
Ontvangt alle Bank Select-boodschappen. Als het instrument
alleen een Program Change-boodschap in de Performance
Mode ontvangt, dan selecteert die boodschap de Voice van
een Part.
part:
Ontvangt alleen Bank Select-boodschappen voor het
selecteren van een Voice Bank, ongeacht in welke mode u
momenteel bent.
perform:
Ontvangt alleen Bank Select-boodschappen voor het
selecteren van een Performance Bank als u in de
Performance Mode bent. Als u in de Voice Mode bent, dan
ontvangt het instrument alleen Bank Select-boodschappen
voor het selecteren van een Voice Bank.
MIDI Ch) Recv Trans Local DevNo
Sys omni 1 on all
MIDI Arp) Switch Hold Out(Vce)Ch(Vce)
Sys[ ] 67 68 off 16
MIDI Sw)RcvBulk BankSel PgmChng Control
Sys on perform off mode1
Recv (Basisontvangstkanaal)
Stelt het MIDI-ontvangstkanaal in dat wordt gebruikt
als de synthesizer op een externe sequencer, compu-
ter, enzovoorts, is aangesloten en als de synthesizer
als een MIDI-toongenerator wordt gebruikt.
Instellingen: 1 ~ 16, omni (alle kanalen), off
Trans (Toetsenbordverstuurkanaal)
Stelt het MIDI-verstuurkanaal in waarop MIDI van het
toetsenbord, controllers en dergelijke wordt ver-
stuurd.
Instellingen: Ch1 ~ Ch16, off
Local (Local Aan/Uit)
Als u Local uitzet (“off”) dan worden het toetsen-
bord en de controllers losgekoppeld van het
toongeneratorgedeelte van de synthesizer, zodat
er geen geluid wordt verstuurd als u het toetsen-
bord of de controllers gebruikt. De data worden
echter wel via de MIDI OUT-aansluiting ver-
stuurd. Het toongeneratorgedeelte reageert als
zodanig wel op de data als deze via de MIDI IN-
aansluiting wordt ontvangen.
Instellingen: off, on
DevNo (Device Nummer)
Stel het MIDI Device nummer in. Dit nummer
moet overeenkomen met het apparaatnummer
van het externe MIDI-apparaat bij het versturen/
ontvangen van bulk data, parameterwijzigingen
of andere system exclusive informatie.
Instellingen: 1 ~ 16, all, off
MIDI Arp (MIDI Arpeggio)
Stelt de MIDI parameters in van de arpeggiator.
MIDI Sw (MIDI-Ontvangst-
schakelaar)
Stelt de MIDI-ontvangsparameters in.
167
PgmChng (Program Change)
Activeert of inactiveert het ontvangen van Pro-
gram Change-boodschappen. Als deze parameter
aanstaat, kan het instrument Program Change-
boodschappen ontvangen en versturen naar een
extern MIDI-apparaat bij het selecteren van
Voices of Performances (met de [PROGRAM/
PART]-knop, enz.) op het regelpaneel.
Instellingen: off (uit), on (aan)
Control
Stelt de MIDI verstuur/ontvangst parameters in
van de 14 Sound Controlknoppen van de CS6x.
Instellingen: mode1, mode2
model:
Als de Control Change-boodschappen van de knop geen
standaard MIDI-boodschappen zijn, dan wordt het als een
Parameter Change boodschap verstuurd.
mode2
De [SUSTAIN]-knop verstuurt Control Change-boodschappen.
In (MIDI-aansluitingen)
Selecteert MIDI IN/OUT/THRU-aansluitingen of
andere (toekomstige) aansluitingen. Momenteel
kunt u alleen “MIDI” selecteren.
Instellingen: MIDI
ThruPort
U kunt uw synthesizer middels een speciale
seriële kabel op de TO HOST-aansluiting van een
computer aansluiten. In dat geval kunnen MIDI-
boodschappen die via de TO HOST-aansluiting
worden ontvangen doorgegeven worden aan de
MIDI OUT-aansluiting van de synthesizer. Stel
hier het poortnummer in.
Instellingen: 1 ~ 8
Sync
U kunt, om het afspelen te synchroniseren met
een extern MIDI-apparaat, de interne klok (int)
van de synthesizer, ofwel de MIDI-kloksignalen
van het externe apparaat (MIDI) gebruiken.
Selecteer “int” als u de synthesizer als master
gebruikt en als er geen andere MIDI-apparaten
op aan zijn gesloten. Selecteer “MIDI” als u uw
synthesizer als slave aan laat sturen door een
andere MIDI Clock-bron die op de MIDI IN-
aansluiting is aangesloten.
Instellingen: MIDI, int (intern)
SeqCtrl (Sequencer Besturing)
Selecteert of er wel of niet Song Start, Stop en
Continue boodschappen via MIDI worden
ontvangen/verstuurd. Het zet tevens het verstu-
ren van MIDI Clock-boodschappen aan en uit.
Instellingen: off, on
Sw (Ontvangstschakelaar)
Bepaalt of er GM On en XG Reset-boodschap-
pen kunnen worden ontvangen. Het XG Plug-in
Board ontvangt GM On en XG Reset-boodschap-
pen als u deze aanzet (“on”).
Instellingen: off, on
InternalPart
Het geluid van de verschillende Parts van de
synthesizer kan op de volgende drie manieren
worden verstuurd als er een GM On/XG Reset
boodschap wordt ontvangen. Welke instelling u
ook kiest, de Parts van het XG Plug-in Board
worden altijd verstuurd.
Instellingen:
all part:
Alle Parts van de synthesizer en het Plug-in Board worden
verstuurd als MIDI-boodschappen worden ontvangen.
layer part:
Parts waarvan de Layer schakelaars aanstaan en alle XG
Plug-in Board Parts worden verstuurd als MIDI-boodschap-
pen worden ontvangen.
all off:
Er wordt geen enkele Part van de synthesizer verstuurd, maar
er worden wel alle XG Plug-in Board Parts verstuurd als
MIDI-boodschappen worden ontvangen.
Standaard staat de Sw parameter aan en is de
InternalPart parameter op “all off” ingesteld. Als u
een songfile afspeelt met een GM On-boodschap,
dan wordt het XG Plug-in Board gebruikt voor het
afspelen van de song.
MIDI Other) In ThruPort Sync SeqCtrl
Sys MIDI 1 int on
MIDI GM/XG Receive) Sw InternalPart
Sys on layer-part
Q (Frequentie Karakteristiek)
Gain
Freq
(Frequentie)
0
MIDI Other (MIDI Overigen)
Stelt de overige MIDI parameters in.
MIDI GM/XG Receive (MIDI
GM/XG Ontvangst, als een
Multi-Part Plug-in Board is
geïnstalleerd)
Stelt de GM en XG Reset ontvangstparameters in.
Dit scherm is alleen beschikbaar als u een Multi-
Part XG Plug-in Board heeft geïnstalleerd.
M.EQ (Algehele Voice Equalizer)
U kunt vijf verschillende Equalizer banden in de
Voice Mode toewijzen. De volgende vijf schermen
zijn beschikbaar.
M.EQ Low
M. EQ LowMid (Low-Middle)
M.EQ Mid (Mid)
M.EQ HighMid (High-Middle)
M.EQ High
N.B.
168
M.EQ Low (Algehele EQ Laag)
Deze Equalizer bestuurt de lage frequenties. U kunt
het signaalniveau op de geselecteerde frequentie
aanpassen. U kunt tevens verschillende Equalizer
Shapes (vormen) selecteren.
Shape (vorm)
Selecteert ofwel een Shelving- ofwel een Peaking
type equalizer. Het Peaking type verzwakt/
versterkt het signaal op de geselecteerde frequen-
tie, terwijl het Shelving type het signaal op de
frequenties boven of onder de geselecteerde
frequentie verzwakt/versterkt.
Instellingen: shelv (shelving), peak (peaking)
Details over de Shapes (vormen) van de Shelving en
Peaking Typen zijn op pag. 126 te vinden.
Gain
Stelt de Gain in. Dit verzwakt of versterkt fre-
quenties rondom de Frequentie instelling.
Instellingen: -12dB ~ 0dB ~ +12dB
Freq (Frequentie)
Stelt de middenfrequentie in. Frequenties rond dit
punt worden verzwakt/versterkt met de Gain
instelling.
Instellingen: 32Hz ~ 2.0kHz
Q (Frequentie Karakteristiek)
Dit varieert het signaalniveau op de Frequentie
instelling waardoor verschillende frequentie curve
karakteristieken worden gecreëerd.
Instellingen: 0.1 ~ 12.0
M.EQ Low Mid (Algehele EQ
Laag-Middenbereik)
M.EQ Mid (Algehele EQ
Middenbereik)
M.EQ HighMid (Algehele EQ
Hoog-Middenbereik)
Met deze Equalizers stelt u de laag-midden, midden
en hoog-midden frequentiebereiken in. Hiermee
kan het signaalniveau rond de geselecteerde fre-
quentie worden aangepast.
Gain
Stelt de Gain in. Dit verzwakt of versterkt fre-
quenties rond de Frequentie instelling.
Instellingen: -12dB ~ 0dB ~ +12dB
Freq (Frequentie)
Stelt de middenfrequentie in. Frequenties rond
dit punt worden verzwakt/versterkt met de Gain
instelling.
Instellingen: 100Hz ~ 10kHz
Q (Frequentie Karakteristiek)
Dit varieert het signaalniveau op de Frequentie
instelling waardoor verschillende frequentie
curve karakteristieken worden gecreëerd.
Instellingen: 0.1 ~12.0
Shape (vorm)
Selecteert een Shelving- of een Peaking-type
equalizer. Het Peaking type verzwakt/versterkt
het signaal op de geselecteerde Frequentie
instelling, terwijl het Shelving type het signaal op
de frequenties boven of onder de geselecteerde
Frequentie instelling verzwakt/versterkt.
Instellingen: shelv (shelving), peak (peaking)
Gain
Stelt de Gain in. Dit verzwakt of versterkt fre-
quenties rondom de Frequentie instelling.
Instellingen: 12dB ~ 0dB ~ +12dB
Freq (frequentie)
Stelt de middenfrequentie in. Frequenties rond
dit punt worden verzwakt/versterkt door de Gain
instelling.
Instellingen: 500Hz ~ 16kHz
Q (Frequentie Karakteristiek)
Dit varieert het signaalniveau op de Frequentie
instelling waardoor verschillende frequentie
curve karakteristieken worden gecreëerd.
Instellingen: 0.1 ~ 12.0
M.EQ Low) Shape Gain Freq Q
Vce peak +12dB 50Hz 12.0
M.EQ LowMid) Gain Freq Q
Vce +12dB 100Hz 12.0
M.EQ Mid) Gain Freq Q
Vce +12dB 100Hz 12.0
M.EQ HighMid) Gain Freq Q
Vce +12dB 100Hz 12.0
M.EQ High)Shape Gain Freq Q
Vce peak +12dB 0.5kHz 12.0
N.B.
M.EQ High Algehele EQ Hoog)
Deze Equalizer bestuurt de hoge frequenties. U
kunt het signaalniveau op de geselecteerde frequen-
tie aanpassen. U kunt tevens verschillende Equalizer
Shapes (vormen) selecteren.
CTRL (Voice Controller)
Hier kunt u MIDI Control Change nummers aan de
controllers en regelpaneelknoppen toewijzen. Knop
[1]/[2] kan bijvoorbeeld worden ingesteld om de
hoeveelheid effect te besturen die wordt toegepast
op een geluid en het voetpedaal kan worden
ingesteld om modulatie te besturen. Het toewijzen
van Control Change nummers noemen we
“Controller Assign”. De volgende twee schermen
zijn beschikbaar.
CTRL Assign1 (Controller Assign 1)
CTRL Assign2 (Controller Assign 2)
169
CTRL Assign 1 (Controller 1
Toewijzen)
Wijs met Knoppen [C], [1] en [2] Control Change
nummers toe aan respectievelijk de Breath Controller,
Knop [1] en Knop [2]. De geselecteerde naam van de
Control Change verschijnt links in de display.
PLG (Plug-in, als er een Plug-in Board is
geïnstalleerd)
Als u een Plug-in Board heeft geïnstalleerd, dan zijn
de volgende drie schermen beschikbaar voor het
instellen van de parameters.
Het aantal sub-schermen en parameters hangt echter
af van het soort Plug-in Board dat is geïnstalleerd.
PLG Status (Plug-in Status)
PLG1/2 MIDI (Plug-in 1/2 MIDI)
PLG1/2 System (Plug-in 1/2 Systeem)
PLG Status (Plug-in Status)
Hier wordt de naam van het Plug-in Board getoond.
BC (Breath Controller)
Wijst een Control Change nummer toe aan de
Breath Controller. De Breath Controller kan
worden aangesloten op de BREATH-aansluiting
(pag. 18) op het achterpaneel. Als de Breath
Controller wordt gebruikt, wordt dit Control
Change nummer verstuurd. Als dit Control
Change nummer wordt ontvangen dan wordt de
bestemmingsparameter van de Breath Controller
bestuurd.
Instellingen: 00 ~ 95 (zie aparte Datalijst voor details)
Knop1/2 (Knop [1]/[2])
Wijst Control Change nummers toe aan Knoppen
[1] en [2] op het regelpaneel.
Instellingen: 00 ~ 95 (zie aparte Datalijst voor details)
CTRL Assign1) BC Knob1 Knob2
Vce [FootCtrl] 02 16 17
Control
Change Nummer
Control Change Naam
FC (Voetpedaal)
Wijst een Control Change nummer toe aan het
voetpedaal. Het voetpedaal kan worden aange-
sloten op de FOOT CONTROLLER-aansluiting op
het achterpaneel (pag. 18).
Instellingen: 00 ~ 95 (zie aparte Datalijst voor details)
CTRL Assign2) FC RB----Mode
Vce [--------] 04 22 reset
Control Change
Nummer
Mode
Control Change Naam
PLG1 (Plug-in 1)
Hier wordt de naam van het Plug-in Board in
Plug-in Slot 1 getoond.
PLG2 (Plug-in 2)
Hier wordt de naam van het Plug-in Board in
Plug-in Slot 2 getoond.
Er wordt niets getoond als de Plug-in Slots leeg zijn.
Expand
Deze parameter is alleen toegankelijk als u twee
identieke Plug-in Boards heeft geïnstalleerd op het
instrument. De “part” instelling activeert twee Boards
om onafhankelijk te werken (u kunt ze in twee
verschillende Parts selecteren). De “poly” instelling
zorgt er voor dat de twee Boards het aantal stem-
men (polyfonie) verdubbelen (u kunt ze alleen in
één enkele Part gebruiken met het dubbele aantal
stemmen).
PLG1 MIDI (Plug-in 1 MIDI)
PlG2 MIDI (Plug-in 2 MIDI)
Stelt de MIDI parameters in van het Plug-in
Board.
PLG Status) PLG1:PLG100-VH Expand
Plugin PLG2:PLG150-AN ----
PLG2 MIDI) Clock DevNo
PLG150-AN on all
Ctrl Assign2
Wijs met Knoppen [C] en [1] Control Change num-
mers toe aan respectievelijk het voetpedaal en de
Ribbon Controller. De geselecteerde functie ver-
schijnt links in de display. Selecteer met Knop [2] de
Ribbon Controller Mode.
RB (Ribbon Controller)
Wijst een Control Change nummer toe aan de
Ribbon Controller op het regelpaneel. Het gedrag
van de Ribbon Controller hangt af van de Mode
parameter instelling.
Instellingen: 00 ~ 95 (zie aparte Datalijst voor details)
Details over de Ribbon Controller zijn te vinden op
pag. 48.
Mode (alleen op de CS6x)
Stelt het gedrag van de Ribbon Controller in. Als
u “hold” selecteert, dan houdt de parameter die
door de Ribbon Controller wordt bestuurd de
waarde vast nadat u de controller heeft losgela-
ten. Als u “reset” selecteert, keert de waarde terug
naar de standaardinstelling in het midden van de
Ribbon Controller-strook.
Instellingen: 00 ~ 95 (zie aparte Datalijst voor details)
N.B.
N.B.
170
Ga naar de Utility Mode en selecteer ofwel het
PLG1 MIDI-scherm ofwel het PLG2 MIDI-scherm
voor de desbetreffende Plug-in Boards. Zet met
de juiste knop de Clock parameter aan.
Ga naar de Voice Mode, selecteer de Plug-in Voice
van het desbetreffende Plug-in geheugen, en ga
vervolgens naar de Voice Edit Mode.
Selecteer met Knop [A] “Elem”, dat links onderin
het scherm wordt getoond.
Selecteer met de [PAGE]-knop de naam van het
Plug-in Board, dat links onderin het scherm
getoond. Ga vervolgens naar het Plug-in Native
Part parameter-scherm.
Selecteer met de [PAGE]-knop de Plug-in Native
Part parameter van het tempo. Selecteer vervol-
gens met de juiste knop MIDI (midi).
PLG1/2 System (Plug-in 1/2 Systeem)
Stelt de systeem parameters van de verschillende
Plug-in Boards. Wijzig de parameter met Knoppen
[C]/[2]. Het aantal schermen en parameters is afhan-
kelijk van het soort Plug-in Board dat is geïnstalleerd.
In het volgende voorbeeld is er een PLG150-AN
Plug-in Board in het Plug-in 2 Slot geïnstalleerd.
De systeeminstellingen van de PLG100-VH Plug-in Board
(Harmony Kanaal en Melody Kanaal) worden ingesteld
in de Performance Mode. Selecteer een effecttype met
Knop [1] in het EFF plg scherm van Common Effect.
Druk vervolgens op de [ENTER]-knop om naar het
instellingenscherm te gaan.
Part Assign (toewijzing) van een Single Part Plug-in
Board staat als volgt vast:
Voice Mode: 1
• Performance Mode: PLG1:16
PLG2:15
Het synchroniseren van de tempo instellingen
van de CS6x/CS6R en het Plug-in Board
Als u een Plug-in Board gebruikt die in staat is om
arpeggio patronen te genereren, dan kunt u het
tempo synchroniseren met de CS6x/CS6R.
Utility Job Mode
In de Utility Job Mode kunt u de fabrieksinstel-
lingen (Factory Set) van uw sythesizer terugroepen
(resetten). Er is maar één scherm in deze Mode
beschikbaar.
Factory Set (Opnieuw Oproepen
van fabrieksinstellingen)
U kunt zowel de standaard Interne Voices en
Performances van de synthesizer als de Systeem- en
andere instellingen opnieuw oproepen (resetten).
Als u begint met het bewerken van de fabrieksin-
stellingen worden ze overschreven en gaan ze
verloren.
U kunt de fabrieksinstellingen echter als volgt
opnieuw oproepen (resetten).
Als u de standaardinstellingen van de fabriek opnieuw
oproept, worden alle huidige instellingen van alle interne
Voices en Performances overschreven door de standaard
fabrieksinstellingen. Let er op dat u geen belangrijke data
overschrijft. Backup belangrijke data van te voren altijd
eerst op een Memory Card of een extern opslagmedium.
1 Druk in de Utility Mode op de [JOB]-knop.
Hierop verschijnt het Factory Set-scherm.
PLG2 System) Vel Curve
PLG150-AN 000
2
UTIL Factory Set)
Job
VOICE PERFORM
UTILITY CARD
EDIT
COMPARE
JOB
STORE
MODE
Clock
Bepaalt of er MIDI Clock-boodschappen naar het
Plug-in Board worden verstuurd.
Instellingen: off, on
DevNo (Device Nummer)
Stelt het MIDI Device nummer in van het Plug-in
Board. Dit nummer moet overeenkomen met het
Device nummer van het externe MIDI-apparaat
voor het versturen/ontvangen van bulk data,
parameter changes of andere system exclusive-
boodschappen.
Instellingen: 1 ~ 16, all, off
2
3
4
5
N.B.
N.B.
Nu is het tempo van het Plug-in Board gesynchro-
niseerd met het MIDI Clocksignaal dat vanaf de
CS6x/CS6R wordt ontvangen.
Ga, om te synchroniseren met een externe MIDI
Clock-bron, naar de Utility Mode en stel de Sync
parameter in het MIDI Other scherm in op “MIDI”.
N.B.
Als u op de [ENTER]-knop drukt, wordt er om
bevestiging gevraagd.
Druk op de [INC/YES]-knop om de Factory Set
Job uit te voeren. Als de job is verricht verschijnt
“Completed.” in de display. U kunt de job tijdens
het uitvoeren annuleren door op de [DEC/NO]-
knop te drukken.
Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar
de Utility Mode.
3
4
1
171
In de Card Mode kunt u met een Memory Card - een zgn.
SmartMedia
TM
kaart die te krijgen is in elektronica winkels
- data van/naar uw instrument laden/opslaan of andere
soorten data-uitwisseling verrichten tussen de geheugens
van het instrument en de Card. U kunt met gebruik van
Card Filer software de data op uw Memory Card met de
computer rangschikken en bijhouden. U kunt tevens data
tussen de computer en de Memory Card uitwisselen.
De Werking van de Memory Card (SmartMedia
TM
*)
Wees voorzichtig met de Memory Card. Volg altijd
onderstaande voorzorgsmaatregelen op.
* SmartMedia is een handelsmerk van Toshiba Corporation
Compatibel Memory Card Type
3,3V (3V) Memory Cards zijn compatibel met dit
instrument, 5V Memory Cards niet. Een lege 4MB
Memory Card wordt bij dit instrument meegeleverd.
Geheugencapaciteit
Er zijn vijf soorten Memory Cards: 2MB/4MB/8MB/
16MB/32MB. Een Memory Card van meer dan 32MB
kan ook worden gebruikt als deze voldoet aan de
standaard SSFDC (Solid State Memory Card; een
andere naam voor SmartMedia) Forum.
Het Plaatsen/Verwijderen van Memory Cards
Het Plaatsen van een Memory Card:
Houd de Memory Card zo vast dat het aansluitings-
gedeelte (goud) van de kaart naar beneden en naar
voren wijst, richting geheugen-sleuf. Plaats de
Memory Card er voorzichtig in, en duw deze zachtjes
naar binnen tot het op zijn plaats valt.
- Plaats de Memory Card niet omgekeerd.
- Plaats niets anders als een Memory Card in de Sleuf.
Het Verwijderen van een Memory Card:
Zet het instrument uit en trek de Memory Card uit de
sleuf.
Het instrument moet altijd uitgezet worden alvorens
u de Memory Card verwijdert.
Als het geheugen van de Memory Card vol is en u
wilt deze door een andere Card vervangen om uw
huidig bewerkte data op te slaan, doe dan het
volgende: Kijk, voordat u de Memory Card verwij-
derd, of de Memory Card niet in gebruik is. Trek de
Memory Card er dan voorzichtig met de hand uit. Als
de Memory Card in gebruik* is, dan verschijnt er een
melding in de display van het instrument om dat te
geven.
Hier onder wordt o.a. verstaan opslaan, laden,
formatteren, wissen of het aanmaken van een
directory. Houd er ook rekening mee dat het
instrument automatisch toegang vraagt tot de
Memory Card om het media type te controleren als
het wordt geplaatst als het instrument aanstaat.
Probeer nooit de Memory Card te verwijderen of het
instrument uit te zetten als er data uitgewisseld
wordt. Dat kan schade toebrengen aan de data op
het instrument/de Memory Card en mogelijk ook aan
de Memory Card zelf.
Het Formatteren van Memory Cards
Als u een Memory Card in het instrument wilt gebrui-
ken, moet u deze eerst formatteren. Tijdens formatteren
worden alle data op de kaart gewist. Controleer van te
voren of de data belangrijk is of niet.
Memory Cards die op dit instrument worden
geformatteerd, kunnen in sommige gevallen niet
meer worden gebruikt voor andere instrumenten.
Over de Memory Cards
• Behandel de Memory Cards voorzichtig:
Soms kan statische elektriciteit de Memory Cards
beïnvloeden. Raak, om de mogelijke aanwezigheid
van statische elektriciteit te vermijden, eerst iets van
metaal (deurknop e.d.) aan voor u de Memory Card
aanraakt.
Verwijder de Memory Card uit de sleuf als het
instrument voor langere tijd niet wordt gebruikt.
Stel de kaart niet bloot aan direct zonlicht, extreem
hoge of lage temperaturen, stof of vloeistoffen.
Plaats geen zware voorwerpen op een Memory Card,
buig de Card niet, en oefen er geen druk op uit.
Raak het metalen gedeelte (goud) van de Memory
Card niet aan en plaats er niets van metaal op.
Stel de Memory Card niet bloot aan magnetische
velden, zoals die van televisies, luidsprekers, moto-
ren, enzovoorts, aangezien magnetische velden de
data op de Memory Card geheel of gedeeltelijk
kunnen wissen waardoor ze onleesbaar worden.
Plak er niet anders als de bijgeleverde labels op, en
plak ze op de ervoor bestemde plek.
• Het beschermen van uw data (schrijf-beveiligen):
Plak, om het onopzettelijke wissen van belangrijke
data te voorkomen, de schrijf-beveiligingszegel (te
vinden in het Memory Card-pakket) op de daarvoor
bestemde plek (binnen een cirkel) van de Memory
Card. Omgekeerd moet u, als u data op de Memory
Card wilt opslaan, de zegel verwijderen. Gebruik de
zegel slechts één keer.
Data Backup
Yamaha raadt u voor maximale bescherming van uw
data aan om van belangrijke data twee aparte
kopieën te maken. Zo heeft u nog een backup als
één van beide Memory Cards stuk is of kwijt raakt.
Anti-Diefstal Slot
Dit instrument is uitgerust met een anti-diefstal slot
voor de Memory Card. Bevestig deze indien nodig als
volgt op het instrument.
1 Verwijder de metalen plaat met een kruiskop
schroevendraaier.
2 Draai de metalen plaat om, en bevestig deze
opnieuw.
Deze plaat is oorspronkelijk niet op de CS6R beves-
tigd. Bevestig de plaat zoals hieronder wordt getoond.
Card Mode
*
N.B.
N.B.
172
Als u naar de Card Mode gaat, dan verschijnt het
eerste scherm (Status). De volgende zeven schermen
zijn beschikbaar, elk voor andere handelingen.
1e scherm: Status
2e scherm: Save
3e scherm: Load
4e scherm: Rename
5e scherm: Delete
6e scherm: MkDir (Directory maken)
7e scherm: Format
Details over hoe u naar Card Mode gaat zijn te vinden op
pag. 22.
File Typen
U kunt de volgende acht soorten files op uw
synthesizer bewerken.
SMF (Standaard MIDI Files)
Format 0 Standaard MIDI Files (SMF’s) kunnen in
Song Mode worden afgespeeld. Ze kunnen
echter niet worden opgeslagen.
Extentie: “MID”
SMF is een gestandaardiseerd sequence file format dat
door fabrikanten van muziekinstrumenten, computer-
software bedrijven en anderen wordt gebruikt. Een
SMF kan gemakkelijk worden uitgewisseld tussen
SMF-compatibele sequencers, ongeacht fabrikant. Er
bestaan de volgende twee soorten SMF, waarvan deze
synthesizer alleen Format 0 SMF’s afspeelt.
Format 0:
Op één enkele track bevinden zich data voor
meerdere MIDI-kanalen.
Format 1:
Data van meerdere MIDI-kanalen bevinden zich op
meerdere tracks.
Als de SMF die u af wilt spelen Format 1 is, con-
verteer deze dan met de computer naar Format 0
met de meegeleverde Card Filer software. Details over
het converteren van SMF’s zijn te vinden in de
documentatie van de Card Filer (in PDF-format).
Details over het installeren van Card Filer software
zijn in de aparte installatiegids te vinden.
WAV (WAV Files)
WAV is een audio file format die door computers
gebruikt wordt. WAV-files kunnen in de synthesi-
zer worden geladen en als Phrase Clips gebruikt.
Extentie: “WAV”
AIFF (AIFF Files)
AIFF is een audio file format die door computers
gebruikt wordt. AIFF-files kunnen in de synthesi-
zer worden geladen en als Phrase Clips gebruikt.
Extentie: “AIF”
Het Automatisch Laden van Files
De synthesizer kan bij het aanzetten automatisch
bepaalde files (All/Plug-in data) laden. Geef de
automatisch te laden file zoals hieronder uitgelegd
wordt de juiste naam, en sla het op in de hoogste
directory van de Memory Card. Plaats de kaart in
de CARD-sleuf voordat u de synthesizer aanzet.
Houd de [EXIT]-knop ingedrukt bij het aanzetten
van de synthesizer als u het automatisch laden
van files wilt voorkomen. Laat de knop los als de
boodschap “Now checking plug-in board” in de
display verschijnt.
All (alle data):
Geef de file de naam “AUTOLOAD.S2A” om
automatisch alle data te laden.
Plugin (Plug-in data):
Geef de file de naam “UATOLD1.S2B” om automa-
tisch alle Plug-in 1 Board data te laden of
‘AUTOLD2.S2B” om automatisch alle Plug-in 2
Board data te laden.
N.B.
all (Alle Data)
Alle data in de synthesizer en in het Externe
Geheugen worden als een enkele file be-
schouwd en kunnen als dusdanig worden
opgeslagen/geladen.
Extentie: “S2A”
Plug-in Board data kunnen niet worden opgeslagen.
Systeem-, Performance- en Plug-in Voice data kunnen
alleen in dit format worden opgeslagen
all-voice (Alle Voice Data)
Alle Voice data in de synthesizer (128 Normal
Voices en 2 Drum Voices) en in het Externe
Geheugen (128 Normal Voices en 2 Drum
Voices) worden als een enkele file beschouwd
en kunnen als dusdanig worden opgeslagen/
geladen. Phrase Clip en Plug-in Voice data zijn
hier niet bij inbegrepen.
Extentie: “S2V”
all-pclip (Alle Phrase Clip Data)
Alle Phrase Clip data (4 Clip Kits + maar liefst
256 Phrase Clips) worden als een enkele file
beschouwd en kunnen als dusdanig worden
opgeslagen/geladen.
Extentie: “S2W”
plugin
Alle Plug-in Board data worden als een enkele
file beschouwd en als dusdanig opgeslagen/
geladen. Data voor Plug-in Voice instellingen zijn
hier niet bij inbegrepen.
Extentie: “S2B”
chain (keten)
Keten data van Standaard MIDI Files (SMF’s)
worden als een enkele file beschouwd en als
dusdanig opgeslagen/geladen. Met deze data
worden meerdere songs achtereenvolgens
afgespeeld.
Extentie: “S2c”
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
173
Card Mode handelingen
1 Plaats de Memory Card in de CARD-sleuf.
2 Druk op de [CARD]-knop op naar Card Mode te
gaan.
3 Ga met de [PAGE]-knop naar het scherm die de
handeling bevat die u wilt verrichten.
In het eerste “Status”-scherm hoeft u geen van de
handelingen beginnend bij stap 2 en verder te verrichten.
4 Stel met Knoppen [B], [C], [1] en [2] de verschil-
lende parameters in. U kunt dit ook doen met de
[DATA]- knop en de [DEC/NO]- en [INC/YES]-
knoppen.
Selecteer, om een file op te slaan, te laden, van een
nieuwe naam te voorzien of te wissen, met Knop [B] het
File Type en met Knop [C] het Filenummer.
File Directories
Directories worden aangegeven met “DIR” naast de
directory-naam. Open de directory door de cursor
met Knop [C] te verplaatsen en vervolgens op de
[ENTER]-knop te drukken. Alle files in de directory
worden getoond. Als u Filenummer 000 selecteert,
ziet u “up dir”. Als u op de [ENTER]-knop drukt, gaat
u één directory omhoog.
Als u op de [SHIFT]-knop drukt, wordt bij het
opslaan of hernoemen de directory van de huidig
geselecteerde file getoond.
5 Als u op de [ENTER]-knop drukt, wordt u om
bevestiging gevraagd.
Save (opslaan)
Hier kunt u als volgt files op Memory Card opslaan.
SHIFT PAGE
PA RT
/
ELEMENT
DATAABC1 2
Save) Type File A-? Cursor
Card all ***[NEWFILE .S2A]
Druk op de [INC/YES]-knop om de handeling te
verrichten. Als de handeling verricht is ver-
schijnt “Completed” in de display, en vervolgens
keert u terug naar het vorige scherm.
De handeling kan geannuleerd worden met de
[DEC/NO]-knop.
Als de handeling enige tijd in beslag neemt, dan
verschijnt “Executing...” in de display. Als u het
instrument in deze status uitzet, kan de data bescha-
digen.
De stappen in de procedure kunnen, afhankelijk van
de te verrichten handeling, onderling iets verschillen.
Zie de uitleg van de verschillende handelingen voor
details.
Load) Type File:/VOICEDIR/SUBDIR-1/
<< Are you sure? [YES]/[NO] >>
Status) Used Free
Card 2.9MB(70%) 1.1MB
Save) Type File:/VOICEDIR/SUBDIR-1/
Card all 001[NEWFILE .S2A]
Data die moet worden
opgeslagen (File Type).
Filenummer van de file
die moet worden
opgeslagen.
Nieuwe filenaam
N.B.
N.B.
N.B.
6
N.B.
N.B.
Status
Hier wordt de hoeveelheid beschikbaar en gebruikt
geheugen op de Memory Card getoond. Er kan hier
niets ingesteld worden.
Used (gebruikt)
Toont de hoeveelheid gebruikt geheugen op de
Memory Card. De hoeveelheid wordt als een
percentage tussen haakjes aangegeven.
Free (vrij)
Toont de hoeveelheid beschikbaar geheugen op
de Memory Card.
Type (File Type)
Instellingen:
Details over de File Typen zijn te vinden op pag. 172.
De Memory Card moet, voordat u er data op kunt
opslaan, eerst worden geformatteerd (pag. 176).
Selecteer met Knop [B] het File Type waarin u de
data wilt opslaan.
Selecteer, om een bestaande file te overschrijven,
met Knop [C] een Filenummer.
Verplaats, om een file met een nieuwe naam op
te slaan, de cursor met Knop [2]. Voer de nieuwe
filenaam vervolgens in met Knop [1], de [DATA]-
knop of de [DEC/NO]- en [INC/YES]-knoppen
(zie volgende pagina).
Als u op de [SHIFT]-knop drukt, dan verschijnt de
directory van de huidig geselecteerde file. Meer
details zijn te vinden in het gedeelte “Card Mode
handelingen”.
Druk op de [ENTER]-knop om op te slaan. Als
hierdoor een bestaande file overschreven gaat
worden, dan wordt eerst om bevestiging ge-
vraagd. Ga in dit geval naar de volgende stap.
N.B.
N.B.
1
2
N.B.
3
174
Load) Type File:/VOICEDIR/SUBDIR-1/
Card all-voice 001[NEWFILE .S2V]
File-nummer van
de te laden file
Te laden data
(File Type)
File Naam Instellingen
Het geven van een andere naam aan een file gaat in
principe op dezelfde manier als het geven van een
andere naam aan een Voice. U kunt echter geen
symbolen of gewone (kleine) letters gebruiken, en
de naam kan niet langer zijn dan acht karakters.
Details over het geven van namen aan voices zijn te
vinden op pag. 80.
Files krijgen namen die MS-DOS compatibel zijn. Als
de filenaam spaties en andere karakters bevat die
niet in MS-DOS worden herkend, dan worden deze
karakters automatisch vervangen door “_”
(underscore) bij het opslaan.
Load (laden)
Hier kunt u als volgt files van Memory Card op de
synthesizer laden.
Type (File Type)
Instellingen: all (alle data), perf (Performance), all-voice,
voice, chain, (Sequence Chain), plugin1,
plugin2, all-pclip (alle Phrase Clips), pclip (een
enkele Prase Clip) WAV (WAV files), AIFF (AIFF
files)
De volgende WAV/AIFF file formats worden herkend.
Selecteer met Knop [B] het File Type van de data
die moeten worden geladen.
Selecteer met Knop [C] het Filenummer.
Als u op de [ENTER]-knop drukt, dan verschijnt
het volgende in de display, afhankelijk van het
geselecteerde File Type:
Als u een ander file type heeft geselecteerd
als “perf”, “voice” of “pclip””:
Er wordt voor het laden om bevestiging gevraagd.
De synthesizer selecteert automatisch de juiste lokatie
in het interne geheugen, aan de hand van het file
type dat wordt geladen.
Als u “perf”, voice” of “pclip” als File Type
heeft geselecteerd:
U moet het soort data en de lokatie waar de file
wordt geladen nog verder specificeren.
Selecteer de file en de lokatie waar het moet
worden geladen met Knoppen [B], [C], [1] en [2].
U kunt dit ook met de [DATA]-knop en de [DEC/
NO]- en de [INC/YES]-knoppen doen.
Als u op de [ENTER]-knop drukt, wordt er om
bevestiging gevraagd.
De soorten data die u voor ieder File Type kunt
selecteren en de lokaties waar u ze wilt laden,
zijn als volgt.
perf (Performance)
Als u het Bron Performance Nummer op “all” instelt,
dan wordt het Bestemming Performance Nummer
ook op “all” ingesteld.
Load) Type File:/VOICEDIR/SUBDIR-1/
<< Are you sure? [YES]/[NO] >>
Format Opmerkingen
8bit, lineair, mono
16bit, lineair, mono
12bit, lineair, mono Geconverteerd naar 16-bit
8bit, lineair, stereo 2Phrase Clip gecreëerd
16bit, lineair, stereo 2Phrase Clip gecreëerd
12bit, lineair, stereo Geconv. naar 16-bit, 2Phrase Clips gecreëerd
Druk op de [INC/YES]-knop om de file op te slaan.
Na het opslaan verschijnt “Completed.” in de display
en keert u terug naar het vorige scherm.
Het opslaan kan geannuleerd worden door tijdens
het opslaan op de [DEC/NO]-knop te drukken.
Als u een file opslaat, verschijnt er “Card full” in de
display indien er niet voldoende ruimte op de
Memory Card beschikbaar is. Maak ruimte vrij door
o.a. ongewenste data te wissen en probeer opnieuw
op te slaan.
Als u een reeds bestaande naam aan de file geeft, dan
wordt u gevraagd: “Overwrite? Are you sure?”
(Overschrijven? Zeker weten?).
Pas op dat u belangrijke data op de Memory Card
niet overschrijft.
4
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
1
2
3
N.B.
N.B.
Load) [Pf:Init Perf ] [Pf:Init Perf ]
Card EXT:064(D16) > INT:128(H16)
Performance-nummer
van de te laden file (bron)
Performance-nummer
waarin de file wordt geladen (bestemming)
Performance Geheugen
van de te laden file (bron)
Performance Geheugen
waarin de file wordt geladen
(bestemming)
Instellingen:
Source Performance Memory (Geheugen van Bron Performance):
INT (Intern), EXT (Extern)
Source Performance Number (Bron Performance Nummer):
all, (alle Performances), 1 ~ 128 (INT), 1 ~ 64 (EXT)
Target Performance Memory (Geheugen van Bestemming
Performance):
INT (Intern), EXT (Extern)
Target Performance Number ( Bestemming Performance
Nummer):
all, (alle Performances), 1 ~ 128 (INT), 1 ~ 64 (EXT)
175
voice
Als u PLG1/PLG2 als Bron (of Bestemming) Voice
Geheugen selecteert, dan wordt het Bestemming (of
Bron) Voice Geheugen ook op PLG1/PLG2 ingesteld.
Als u het Bron Voice Nummer op “all” instelt, dan wordt
het Bestemming Voice Nummer ook op “all” ingesteld.
pclip (Phrase Clip)
De Bron en Bestemming Clip geheugeninstellingen zijn
altijd hetzelfde.
Als u het Bron Clip Nummer op “all” instelt, dan wordt
het Bestemming Clip Nummer ook op “all” ingesteld. Als
u iets anders instelt, dan wordt het Bestemming Clip
Nummer automatisch aan het volgende beschikbare
nummer toegewezen.
Als u iets anders als “all” als Bron Clip Nummer selec-
teert, dan wordt het Bestemming Clip Nummer automa-
tisch aan een leeg nummer toegewezen (waar nog niets
is opgeslagen).
Druk op de [INC/YES]-knop om de file te laden.
Nadat deze is geladen, verschijnt “Completed” in
de display en keert u terug naar het vorige
scherm. Het laden kan worden geannuleerd door
op de [DEC/NO]-knop te drukken.
De synthesizer kan automatisch files laden bij het
aanzetten. (U moet de kaart in de CARD-sleuf plaatsen
voordat u de synthesizer aanzet.) Details zijn te vinden
in het gedeelte “Het Automatisch Laden van Files”
(pag. 172).
Als er reeds data in de synthesizer aanwezig zijn, dan
worden deze geheel gewist als u een file laadt.
Pas op dat u bij het verrichten van handelingen geen
belangrijke data wist.
Als u een file laadt, verschijnt “Memory full!” in de
display als er niet voldoende ruimte in het interne
geheugen van de synthesizer beschikbaar is. Maak
ruimte vrij door ongewenste data te wissen enz. en
probeer de file opnieuw te laden.
Als u een file laadt, verschijnt “File not found!” in de
display als het File Type dat u selecteerde niet
aanwezig is op de Memory Card.
Type (File Type)
Instellingen: all (alle data), all-voice, chain (Sequence
Chain), plugin, other, all-pclip (Alle Phrase
Clips)
Details over File Typen zijn op pag. 172 te vinden.
Selecteer met Knop [B] het File Type en met
Knop [C] het File Nummer.
Als u op de [SHIFT]-knop drukt, verschijnt de
directory van de huidige geselecteerde file. Verdere
details zijn te vinden in het gedeelte “Card Mode
Handelingen” (pag. 173).
Verplaats, om de file van een andere naam te
voorzien, de cursor met Knop [2]. Voer de nieuwe
File Naam in met Knop [1], de [DATA]-knop en de
[DEC/NO]- en [INC/YES]-knoppen. Het geven van
namen aan files is in principe hetzelfde als het
geven van namen aan Voices. U kunt echter geen
symbolen en kleine letters gebruiken, en de
naam kan niet meer dan acht karakters bevatten.
Details over het geven van nieuwe namen aan
voices zijn te vinden op pag. 80.
Druk op de [ENTER]-knop om de nieuwe naam
van de file te bevestigen. Als dit is gebeurd
verschijnt “Completed” in de display en keert u
terug naar het vorige scherm.
Files krijgen namen die MS-DOS compatibel zijn. Als
de filenaam spaties en andere karakters bevat die niet
in MS-DOS worden herkend, dan worden deze
karakters automatisch vervangen door “_”
(underscore) bij het opslaan.
Instellingen:
Source Voice Memory (Bron Voice Geheugen):
INT (Intern), EXT (Extern), PLG1 (Plug-in 1), PLG2 (Plug-in 2)
Source Voice Number (Bron Voice Nummer):
all, (alle Voices), 1 ~ 128 ~ DR1/2 (INT/EXT), 1 ~ 64 (PLG1/PLG2)
Target Voice Memory (Bestemming Voice Geheugen):
INT (Intern), EXT (Extern), PLG1 (Plug-in 1), PLG2 (Plug-in 2)
Target Voice Number (Bestemming Voice Nummer):
all, (alle Voices), 1 ~ 128~ DR1/2 (INT/EXT), 1 ~ 64 (PLG1/PLG2)
N.B.
N.B.
Load) [Pf:Init Voice] [Pf:Init Voice]
Card EXT:064(D16) > INT:128(H16)
Voice-nummer van de
te laden file (bron)
Voice-nummer waarin de file
wordt geladen (bestemming)
Voice Geheugen van
de te laden file (bron)
Voice Geheugen waarin de
file wordt geladen (bestemming)
Load) [Wv:Init Clip ] [Wv:Init Clip ]
Card KIT:001(A01) > KIT:001(A01)
Clip Kit-nummer/Clipnummer van
de te laden file (bron)
Clip Kit-nummer/Clipnummer waarin
de file wordt geladen (bestemming)
Clip Geheugen van de
te laden file (bron)
Clip Geheugen waarin de file
wordt geladen (bestemming)
Instellingen:
Source Clip Memory (Bron Clip Geheugen):
KIT (Clip Kit), CLIP (een enkele Prase Clip)
Source Clip Kit Number/Clip Number (Bron Clip Kit
Nummer):
1 ~ 4 (KIT)/all (alle Clip Kits), 1 ~ 256 (een enkele Phrase Clip)/all
(alle Clip Kits)
Target Clip Memory (Bestemming Clip Geheugen):
KIT (Clip Kit), CLIP (een enkele Prase Clip)
Target Clip Kit Number/ Clip Number (Bestemming Clip
Kit Nummer):
1 ~ 4 (KIT)/all (alle Clip Kits), 1 ~ 256 (een enkele Phrase Clip)/all
(alle Clip Kits)
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
4
N.B.
N.B.
Rename (een andere naam geven)
Hier kunt u files opnieuw van een naam voorzien
van maximaal acht letters en cijfers.
Rename) Type File: A-? Cursor
Card all 001[NEWFILE .S2A]
File Type File Naam
File Nummer
N.B.
N.B.
1
2
3
N.B.
176
Delete (Wissen)
Hier kunt u files op de Memory Card wissen.
Type (File Type)
Instellingen: all (alle data), all-voice, chain (Sequence
Chain), plugin, other, all-pclip (alle Prase
Clips)
Details over File Typen zijn op pag. 172 te vinden.
1 Selecteer met Knop [B] het File Type en met
Knop [C] het File Nummer.
2 Als u op de [ENTER]-knop drukt, dan wordt om
bevestiging gevraagd.
3 Druk op de [INC/YES]-knop om de file te wis-
sen. Na het wissen verschijnt “Completed.” in de
display en keert u terug naar het vorige scherm.
U kunt het wissen annuleren door op de [DEC/
NO]-knop te drukken.
MkDir (Make Directory)
Hier kunt u nieuwe directories en subdirectories
(directories binnen bestaande directories) creëren.
Hierdoor kunt u files in aparte directories, overeen-
komstig filesoort, opslaan.
De directory hiërarchie kan maar liefst 27 niveaus
beslaan.
U kunt geen directory creëren met dezelfde naam als een
reeds bestaande directory.
De hiërarchie display (directory-pad) wordt niet getoond
als de Memory Card geen andere directory heeft als de
“root” directory.
1 Selecteer met Knop [C] een bestaande directory
en herhaal dit tot u het niveau in de hiërarchie
heeft bereikt waar u een nieuwe directory wilt
creëren.
2 Verplaats, om een nieuwe directory te creëren,
de cursor met Knop [2]. Voer vervolgens de
nieuwe directorynaam in met Knop [1], de
[DATA]-knop of de [DEC/NO]- en [INC/YES]-
knoppen.
Format (Formatteren)
Alvorens u een nieuwe Memory Card op de
synthesizer kunt gebruiken, moet u deze
formatteren.
Plaats een nieuwe Memory Card in de CARD-sleuf.
Als u op de [ENTER]-knop drukt, wordt om bevesti-
ging gevraagd. Druk op de [INC/YES]-knop om te
beginnen met het formatteren van de kaart. Tijdens
het formatteren van de card verschijnt
“Executing...” in de display.
Als er zich reeds data op de Memory Card bevinden,
dan worden deze bij het formatteren gewist.
Verwijder de Memory Card niet tijdens het
formatteren, aangezien dit de synthesizer en de
card kan beschadigen.
Na het formatteren wordt automatisch een EXT
geheugenfile gecreëerd. Tijdens dit proces ver-
schijnt “Now saving...” in de display.
Delete) Type File:/VOICEDIR/SUBDIR-1/
Card all 001[NEWFILE .S2A]
File Type File Naam
File Nummer
MkDir) /VOICEDIR/SUBDIR-1/ A-? Cursor
Card Dir:***[NEWDIR-3]
Directory Naam
Format) Press
Card [ENTER]
N.B.
N.B.
N.B.
N.B.
Het geven van nieuwe namen aan files is in
principe hetzelfde als het geven van nieuwe
namen aan Voices. U kunt echter geen symbolen
of kleine letters gebruiken. Details over het
geven van namen aan Voices zijn te vinden op
pag. 80. Directorynamen kunnen maximaal uit 8
karakters bestaan.
Druk, om de directory te creëren, op de [ENTER]-
knop. “Completed.” verschijnt na het creëren in
de display en u keert terug naar het vorige
scherm.
Directories worden aangegeven met “DIR” naast de
directorynaam. Open de directory door met Knop [C]
de cursor er naar toe te verplaatsen en vervolgens op
de [ENTER]-knop te drukken. Alle files in de directory
worden getoond. Als u Filenummer 000 selecteert, ziet
u “up dir”. Als u op de [ENTER]-knop drukt, gaat u
één directory omhoog.
3
N.B.
177
Over de Plug-in Boards (Los verkrijgbaar)
Een aantal niet bijgeleverde Plug-in Boards zijn los
verkrijgbaar om de Voice-bibliotheek van uw
instrument uit te breiden. De volgende soorten
Plug-in Boards kunnen worden gebruikt op uw
instrument.
PLG150-AN
PLG150-PF
PLG100-XG
PLG150-VL
PLG150-DX
PLG100-VH
Zie pag. 32 voor een gedetailleerde uitleg van de
verschillende Boards.
Het beschikbare slot (PLG1, PLG2) hangt af van het
soort Plug-in Board. Houd daar rekening mee bij
het installeren van een Board.
N.B.
Hoewel ook de PLG-VL- en PLG100-DX-Boards kunnen
worden geïnstalleerd, zijn sommige functies daarvan niet
beschikbaar.
Voorzorgsmaatregelen bij het in-
stalleren van de Boards
Onthoud de volgende voorzorgsmaatregelen en installeer
de Plug-in Boards op de juiste wijze, zoals hieronder
wordt beschreven.
Behandel de Plug-in Boards voorzichtig. Het laten vallen van het
Board of ondergaan van een erge schok, kan schade veroorza-
ken en er voor zorgen dat een Board niet meer functioneert.
Wees voorzichtig met statische elektriciteit. Dat kan effect
hebben op de IC-chips van het Plug-in Board. Raak, voor u het
Board oppakt, iets van metaal aan (niet geverfd) of een geaarde
draad van een apparaat, om de kans op statische elektriciteit te
verminderen.
Raak geen metalen onderdelen van de interne elektronica op het
board aan. Dit zou kunnen resulteren in slechte aansluitingen.
Als u een kabel verwijdert moet u er voor zorgen dat de kabel
het Plug-in Boards niet raakt. Het snoer kan breken, beschadigen
of niet meer goed functioneren als u er op de een of andere
manier te veel kracht op uitoefent.
Let er op dat alle schroeven op de juiste manier geplaatst
worden. Ze moeten allemaal worden gebruikt.
Gebruik geen andere schroeven dan de schroeven die zich reeds
in het instrument bevinden.
Let er op bij het plaatsen van de Plug-in Boards en het aansluiten
van kabels dat deze goed zijn geplaatst en aangesloten. Als dat
niet het geval is, dan kan dat resulteren in kabels die slecht
contact maken of kortsluiting, waardoor het Board kan beschadi-
gen of niet juist functioneert.
Draai de schroeven van de Plug-in Boards goed aan, zoals wordt
aangegeven, zodat ze goed vastzitten en er geen speling tussen
de onderdelen zit.
N.B.
Het Installeren van de los ver-
krijgbare Plug-in Board
De manier van installatie hangt af van het type
instrument, het toetsenbord (CS6x) en de ETA
module-grootte (CS6R). Beide manieren worden
hieronder apart uitgelegd. Lees zorgvuldig de uitleg
die geldt voor uw instrument.
Installatie op de CS6x
Zie pag. 179 voor de ETA module soort.
N.B.
Zet de synthesizer uit en verwijder de stekker uit
het stopcontact. Haal, als het toetsenbord ook op
andere apparatuur is aangesloten, ook andere
snoeren uit de aansluitingen.
Draai het toetsenbord om, zodat u goed bij de
onderkant kan. Bescherm de Knoppen en Wielen
door de vier hoeken van het toetsenbord ergens
op te plaatsen, bijvoorbeeld op kussens of
tijdschriften.
1
2
Laat het toetsenbord niet vallen en stoot het instrument
niet, en let er op dat het in een stabiele positie ligt
voordat u verder gaat.
BELANGRIJK!
Ga zo staan dat u naar de achterkant van het
toetsenbord kijkt en verwijder de schroeven van
de Plug-in Board klep onder in het midden met
een munt of een kruiskop-schroevendraaier (acht
schroeven met platte koppen). Verwijder geen
andere schroeven.
3
Bewaar de acht schroeven op een veilige plek. Ze
worden weer gebruikt als de klep van de Plug-in Board
op het toetsenbord moet worden bevestigd.
4Verwijder de klep van het Plug-in board. Een
Plug-in Board plaat verschijnt. Er kunnen twee
Plug-in Boards worden geïnstalleerd: PLG1 aan
de linker- en PLG2 aan de rechterkant.
Het beschikbare slot (PLG1, PLG2) hangt af van het soort
Plug-in Board. Zie de tabel linksboven voor details.
N.B.
PLG1/PLG2
alleen PLG1
alleen PLG2
Single-part Plug-in Boards (PLG150-AN, PLG150-PF,
PLG150-VL, PLG150-DX)
Effect Plug-in Board (PLG100-VH)
Multi-part Plug-in Board (PLG100-XG)
Plaats de steunen onder alle vier
de hoeken, zonder de Knoppen en
Wielen aan te raken.
Kijk zo tegen de
onderkant van het
toetsenbord aan.
BELANGRIJK!
178
Het installeren van een Plug-in Board (vanaf het moment
dat u de klep verwijdert totdat u de klep weer terug-
plaatst) moet worden uitgevoerd terwijl de stekker niet in
het stopcontact zit.
Verwijder het snoer uit de haakvormige bundel
op de plaat.
5
Haal het Plug-in Board uit de anti-statische zak. De
kant met de aansluiting en de IC’s moet boven bij
het installeren.
Stop de snoeraansluiting voorzichtig in de aan-
sluiting van het Plug-in Board tot de twee inke-
pingen van de snoeraansluiting in de holtes van
het Board klikken, zoals hieronder wordt getoond
in de illustratie.
6
7
Plaats het Plug-in Board op de plaat, zoals in de
volgende stappen wordt uitgelegd
a. Plaats één kant van het Plug-in Board (waar de
aansluiting zit) in haken 1, zoals getoond
wordt in de illustratie.
b. Druk de andere kant naar beneden, totdat
deze goed vastzit in haken 2.
Maak het aansluitingssnoer vast in de
haakvormige bundel op de plaat.
Plaats de klep van het Plug-in Board terug door
de acht schroeven met platte koppen die u in
Stap 3 verwijderde terug op hun plaats te schroe-
ven. Zet de klep met een munt of een kruiskop-
schroevendraaier vast.
8
9
0
Haak 1
Haak 1
Haken 1
Haken 2
179
Het verwijderen van het Plug-in Board van het
toetsenbord
1 Verwijder het snoer uit de haakvormige bundel.
2 Druk de haken naar beneden zoals is aangegeven
in de illustratie en neem het Board uit de haken
door het aan één kant op te pakken.
3 Neem de andere kant uit haken 2.
4 Neem het aansluitingssnoer uit de aansluiting van
het Plug-in Board.
5 Maak het snoer van de aansluiting vast in de
bundel.
Installatie op de CS6R
Zie pag. 177 voor informatie over installatie op de CS6x.
1
N.B.
Zet het toetsenbord uit en haal de stekker uit het
stopcontact. Zet, als het toetsenbord ook op
andere apparatuur is aangesloten, ook die andere
apparatuur uit.
Sta aan de voorkant van het apparaat en verwij-
der de schroeven (zes schroeven met platte
koppen) uit de klep van het Plug-in Board op het
bovenpaneel met een munt of een kruiskop
schroevendraaier.
Bewaar de acht schroeven op een veilige plak. Ze
worden weer gebruikt als de klep van het Plug-in Board
weer op het toetsenbord moet worden bevestigd.
3Verwijder de klep van het Plug-in Board. Een
Plug-in Board plaat wordt zichtbaar. Er kunnen
twee Plug-in Boards worden geïnstalleerd: PLG1
aan de linker- en PLG2 aan de rechterkant.
Het beschikbare slot (PLG1, PLG2) hangt af van het
soort Plug-in Board. Zie pag. 177 voor details.
N.B.
BELANGRIJK!
2
Het installeren van een Plug-in Board (van het moment
dat u de klep verwijdert totdat u de klep weer terug-
plaatst) moet worden gedaan terwijl de stekker niet in
het stopcontact is.
4 Verwijder de tape dat de snoeren vasthoudt op
de plaat.
Pak het Plug-in Board uit de anti-statische zak. De
kant met een aansluiting en de IC’s moet boven
bij het installeren.
5
PLG2
PLG1
PLG2PLG1
tape
PLG2PLG1
180
Plaats het Plug-in Board op de plaat, zoals in de
volgende stappen wordt uitgelegd
a. Plaats één kant van het Plug-in Board (waar de
aansluiting zit) in haken 1, zoals getoond
wordt in de illustratie.
b. Druk de andere kant naar beneden, totdat
deze goed vastzit in haken 2.
Plaats de klep van het Plug-in Board terug door
de zes schroeven met platte koppen die u in Stap
2 verwijderde terug op hun plaats te schroeven.
7
8
Het verwijderen van het Plug-in Board van het
toetsenbord
1 Druk de haken naar beneden zoals getoond
wordt in de illustratie en neem het Board uit de
haken, door het aan één kant op te pakken.
2 Neem de andere kant uit haken 2.
3 Neem het aansluitingssnoer uit de aansluiting van
het Plug-in Board.
Stop de snoeraansluiting voorzichtig in de
aansluiting van het Plug-in Board tot de twee
inkepingen van de snoeraansluiting in de holtes
van het Board klikken, zoals getoond wordt in de
illustratie.
6
Haken 1
Haken 1
PLG2
PLG2
Haken 2
PLG2
Haken 2
PLG2
181
Betekenis
De MIDI-data kan niet worden verwerkt aangezien er teveel data tegelijk worden ontvangen.
Er is een fout opgetreden bij het ontvangen van MIDI-data.
Er is een fout opgetreden bij het ontvangen van bulk data.
Interne backup batterij moet worden vervangen.
Er is geen geheugen meer beschikbaar op de Memory Card.
Kan het geselecteerde soort file niet vinden.
Memory Card is stuk.
Memory Card is niet geplaatst, of er is een incompatibele card (5V) geplaatst.
Memory Card is niet geformatteerd.
Memory Card is schrijfbeveiligd.
Memory Card is foutief geformatteerd.
Er bestaat reeds een file met dezelfde naam.
Er zijn geen files die Phrase Clip data bevatten.
De data in de file zijn stuk en kunnen niet worden gebruikt.
De geselecteerde filenaam is niet MS-DOS-compatibel.
File kan alleen worden ingelezen, niet worden gewist of worden opgeslagen en er kan geen andere naam aan worden gegeven
Er kan geen file op de Memory Card worden aangemaakt.
Er kunnen geen directories meer worden aangemaakt.
Directory is niet toegankelijk, aangezien deze te diep genesteld is.
File format wordt niet herkend.
Er kan geen bulk data worden ontvangen omdat de beveiliging aanstaat.
Bulk data kunnen niet worden verstuurd/ontvangen omdat het device nummer uitstaat.
Bulk data kunnen niet worden verstuurd/ontvangen omdat de device nummers niet overeenkomen.
Het resterende geheugen is opgebruikt.
Het maximum aantal Phrase Clips is bereikt en er kunnen er niet meer worden gecreëerd.
De Clip is te kort om de “FreqConvert” Job te verrichten.
De sample frequentie van de Clip is te laag om een “FreqConvert”Job te verrichten.
Kan niet worden gebruikt omdat Slot 1 een Multi-Part Plug-in Board bevat.
Kan niet worden gebruikt omdat Slot 2 een Effect Plug-in Board bevat.
Plug-in Board in Slot 1 werkt niet goed.
Plug-in Board in Slot 2 werkt niet goed.
Het geluid vereist een andere Plug-in Board als degene die in Slot 1 is geplaatst.
Het geluid vereist een andere Plug-in Board als degene die in Slot 2 is geplaatst.
Bij gebruik van een PLG100 serie Plug-in Board kan een data file waarvan het File Type “plugin” is, niet op een Memory Card worden
opgeslagen.
Format van de sample file of sample dump data wordt niet ondersteund.
Handeling wordt verricht.
Memory Card handeling wordt verricht.
File wordt van Memory Card geladen.
File wordt op Memory Card opgeslagen.
Plug-in Board(s) wordt/worden gecontroleerd (na het aanzetten van de synthesizer).
Phrase Clip wordt opgenomen.
Er wordt gewacht tot het ingangssignaal het triggerniveau bereikt om te beginnen met het opnemen van een Phrase Clip.
Het opnemen is automatisch gestopt aangezien er geen geheugen meer beschikbaar is.
Het instrument ontvangt sample dump data via de MIDI IN-aansluiting.
Er worden MIDI bulk data ontvangen.
Er worden MIDI bulk data verstuurd.
De Scene is opgeslagen. (Het geluid zelf wordt niet opgeslagen).
Het geluid is opgeslagen.
De handeling is verricht.
Moet de handeling worden herhaald?
Creëer een file?
Laatste bevestiging.
Er bestaat reeds een file met deze naam. Vervang deze door een nieuwere file met deze naam?
Display Boodschappen
<< ! MIDI buffer full. >>
<< ! MIDI data error. >>
<< ! MIDI checksum error. >>
<< ! Change internal battery. >>
<< ! Card full. >>
<< ! File not found. >>
<< ! Bad card. >>
<< ! Card not ready. >>
<< ! Card unformatted. >>
<< ! Card write protected. >>
<< ! Illegal Card. >>
<< ! File already exists. >>
<< ! Data not exist. >>
<< ! Illegal file. >>
<< ! Illegal file name. >>
<< ! Read only file. >>
<< ! Can't make "EXT" file. >>
<< ! Can't make directory. >>
<< ! Too deep directory. >>
<< ! Unknown file format. >>
<< ! Bulk protected. >>
<< ! Device number is off. >>
<< ! Device number is mismatch. >>
<< ! Memory full. >>
<< ! Too many clips. >>
<< ! Too short clip. >>
<< ! Too low Fs clip. >>
<< ! Multi plugin in slot 1. >>
<< ! Effect plugin in slot 2. >>
<< !Plugin1 communication error.>>
<< !Plugin2 communication error.>>
<< ! Plugin1 type mismatch. >>
<< ! Plugin2 type mismatch. >>
<< ! PLG100 not supported. >>
<< ! Illegal data. >>
<< ! Executing... >>
<< ! Now working... >>
<< ! Now loading... >>
<< ! Now saving... >>
<< ! Now checking plug-in board >>
<< ! Now recording... >>
<< ! Waiting for trigger... >>
<< !
Recording stopped.(No free mem.)
>>
<< ! Sample dump receiving... >>
<< ! MIDI bulk receiving... >>
<< ! MIDI bulk transmitting... >>
<< ! Scene stored. >>
<< ! C 3:128[ ] Stored. >>
<< ! Completed. >>
<< ! Retry? [YES]/[NO] >>
<< ! Make file? [YES]/[NO] >>
<< ! Are you sure? [YES]/[NO] >>
<< ! Overwrite? [YES]/[NO] >>
Boodschap
182
De volgende tabel geeft u tips die de problemen op kunnen lossen en refereert naar pagina’s
waar u over het bewuste probleem meer informatie kunt vinden. De meeste problemen zijn
eenvoudigweg het resultaat van verkeerde instellingen. Lees, alvorens het instrument ter reparatie
aan te bieden, eerst onderstaande adviezen door om te zien of u de oorzaak van het probleem
kunt vinden en deze misschien zelf op kunt lossen.
Geen geluid
• Is het volume correct ingesteld? (pag. 6 en 20)
• Als er op de CS6x een voetpedaal is aangesloten op de FOOT VOLUME aansluiting, is deze dan
helemaal ingedrukt? (pag. 18)
• Is de Vol (volume) parameter in het QED Level-scherm van Voice Edit Common voldoende
hoog ingesteld? (pag. 81)
• Is de WaveNumber parameter in het OSC Wave-scherm van Voice Edit Element ingesteld op
000 (“off”)? (pag. 89)
• Is de Level parameter in het OSC Out-scherm van Voice Edit Element voldoende hoog inge-
steld? (pag. 89)
• Is het nootbereik/aanslaggevoeligheidsbereik in de ZONE, OSC-scherm in Voice Edit juist
ingesteld? (pag. 90)
• Zijn er Elementen tijdelijk uitgezet (mute)? (pag. 61)
• Zijn de Elementfilters zo ingesteld dat ze bijna al het geluid wegfilteren? (pag. 93)
• Zijn de Effectparameters juist ingesteld? (pag. 81, 88, 89, 127, 130, 151)
• Zijn de MIDI-ontvangskanalen juist ingesteld? (pag. 133 en 166)
• Is de audio apparatuur juist aangesloten? (pag. 13)
• Staat de Local schakelaar uit (“OFF”)? (pag. 166)
• Zijn de Aanslaggevoeligheids-, Nootlimiet- en Aanslaggevoeligheidslimiet parameters juist
ingesteld? (pag. 90, 112, 133 en 138)
• Zijn de volume- en expressieparameters juist ingesteld bij het afspelen van een song met de
interne sequencer of een extern MIDI-apparaat? (pag. 133)
• Zijn de verstuurkanalen van de verschillende sequencertracks en de ontvangstkanalen van de
verschillende Parts in de Performance juist ingesteld bij het afspelen van een song met de
interne sequencer of een extern MIDI-apparaat? (pag. 133)
• Is het volume van de verschillende Parts in de Performance voldoende hoog ingesteld? (pag.
130)
• Zijn de signaalniveaus van de verschillende Parts in de Performance juist ingesteld? (pag. 133)
• Is de geselecteerde Phrase Clip leeg? (pag. 142)
• Heeft u ‘EXT Memory’ (een extern geheugen) geselecteerd zonder een Memory Card te plaat-
sen? (pag. 28)
• Is de [ATTACK]-knop helemaal met de klok mee gedraaid (resulterend in een zeer langzame
attack)?
• Is de [CUTOFF]-knop helemaal tegen de klok in gedraaid (resulterend in een zeer lage cutoff
frequentie)?
Is de Arpeggio Category parameter ingesteld op “Ct” terwijl de Arpeggiator is geactiveerd,
waarbij de Key Mode parameter op iets anders staat dan “direct”? (pag. 82)
Er is geen arpeggiatorgeluid
Is het nootbereik van de Arpeggiator juist ingesteld? (pag. 83)
Staan, in de Performance Mode, de Layer schakelaar en Arpeggio schakelaar van de part(s) aan
(“ON”)? (pag. 133)
Is de Tempo instelling in het ARP Type-scherm ingesteld op “MIDI”, terwijl er geen MIDI
Clocksignalen worden ontvangen?
De Arpeggiator instellingen (On/Off, Hold, Tempo) kunnen niet worden
gewijzigd
• Plug-in Boards bevatten eigen ingebouwde arpeggio patroon-generators. Details zijn te vinden
op pag. 170 en in de handleiding van de Plug-in Boards. (De instellingen van de PLG150-AN
Plug-in Board zijn te vinden in het Arp/SEQ Sw-scherm. Details zijn te vinden op pag. 29 van
de PLG150-AN Nederlandstalige handleiding.)
Problemen Oplossen
183
Het geluid is erg zacht.
Is het MIDI-volume of de MIDI-expressie parameter te laag ingesteld?
Is de filter cutoff frequentie te hoog/laag ingesteld? (pag. 40, 82, 106, 125, 130, 148, 152)
Verkeerde toonhoogte
Zijn de NoteShift- en Tune parameters in het MSTR TG-scherm van de Utility Mode juist inge-
steld? (pag. 163)
Zijn de Oct- en Trnspose parameters in het MSTR Kbd-scherm van de Utility Mode juist inge-
steld? (pag. 163)
Zijn de met toonhoogte verband houdende parameters in het PITCH-menu (de Voice Edit
mode) juist ingesteld? (pag. 90)
Is de Micro Tuning parameter in de Voice Edit Mode op een ongebruikelijke toonladder inge-
steld? (pag. 81)
Is de Pitch Modulation Depth in het LFO-scherm (Voice Edit Mode) te hoog ingesteld? (pag.
101)
Is de NoteShift parameter in het LYR (Layer)-scherm van een Performance ingesteld op een
andere waarde dan 0? (pag. 133)
Is de Detune parameter van de verschillende Parts in een Performance ingesteld op een an-
dere waarde dan 0? (pag. 133)
Het geluid klinkt hakkerig en onderbroken
• Wordt het maximaal aantal stemmen (polyfonie) overschreden? (pag. 33)
Er klinkt maar één noot tegelijk
Is de Mode parameter in het GEN Other-scherm van Voice Edit Common ingesteld op “mono”?
(pag. 81)
Is de Mode parameter in het LYR Mode-scherm van verschillende Parts in de Performance
ingesteld op “mono”? (pag. 132)
Er worden geen effecten toegepast.
Is de [EF BYPASS]-knop ingesteld op OFF? (pag. 66)
Is de Insertie Effect Element Schakelaar in het EFF-scherm van Voice Edit ingesteld op
ON? Is, eveneens in deze Mode, het effecttype op iets anders ingesteld dan “thru” of “off”?
(pag. 88)
Zijn, in de Performances, de Insertie Effect Parts gespecificeerd? (pag. 127)
Zijn de effect types van de Reverb en Chorus in de Common Edit-schermen ingesteld op ON?
(pag. 89, 128)
Als er een Effect Plug-in Board is geïnstalleerd, is de PLG-EF parameter in het EFF-Part-scherm
van de Performance op iets anders ingesteld als “OFF”? (pag. 127)
Als er een Effect Plug-in Board is geïnstalleerd, is de instelling in het EFF-Plg-scherm van de
Performance op iets anders ingesteld als “THRU”? (pag. 127)
Zijn de [REVERB] en [CHORUS] helemaal tegen de klok in gedraaid? (pag. 128)
De Element Schakelaars werken niet in de Control Set.
Zijn de Element-specifieke parameters geselecteerd als Dest (destination; bestemming)? (pag.
85)
Geluiden klinken vervormd.
Zijn de effecten juist ingesteld? (pag. 81, 88, 89, 127, 130, 151)
Is het volume te hoog ingesteld? (pag. 6 en 20)
Is de GAIN-knop van de A/D INPUT te hoog ingesteld? (pag. 11)
184
Kan de Drum Voice niet vinden.
Drum Voices worden anders geselecteerd dan Normal Voices (pag. 76).
Kan geen kleine waarden invoeren.
Heeft u alleen waarden proberen in te voeren met de Assignable Knoppen [A] t/m [C] of Knop
[1]/[2]? (pag. 24)
Kan de cursor niet verplaatsen zonder dat dat effect heeft op de instel-
lingen
Houd de [SHIFT]-knop vast terwijl u de Knoppen [A] t/m [C], Knoppen [1]/[2], de [DATA]-knop
of de [INC/YES]- en [DEC/NO]-toetsen gebruikt. (pag. 24)
Kan geen bulk data ontvangen.
• Heeft u bij gebruik van de CS6x/CS6R Voice Editor voldoende Dump Interval ingesteld? De
Dump Interval in de Voice Editor Setup dialog moet op 10ms of meer worden ingesteld.
Macintosh-gebruikers: De Card Filer voor Macintosh werkt niet goed.
Maakt u gebruik van MIDI Time Piece?
Card Filer is niet compatibel met MIDI Time Piece. U moet MIDI Time Piece op de Macintosch
inactiveren.
Het Plug-in Board werkt niet.
Is het Effect Plug-in Board geïnstalleerd in PLG2? (pag. 177)
Is het Multi-Part Plug-in Board geïnstalleerd in PLG1? (pag. 177)
Als er een Effect Plug-in Board is geïnstalleerd, is de PLG-EF parameter in het EFF-Part-scherm
van de Performance op iets anders ingesteld als “OFF”? (pag. 127)
Als er een Effect Plug-in Board is geïnstalleerd, is de instelling in het EFF-Plg-scherm van de
Performance op iets anders ingesteld als “THRU”? (pag. 127)
185
Specificaties
CS6x CS6R
TOETSENBORD Aantal toetsen 61 -
Touch Aanslaggevoelig, Aftertouch -
TOONGENERATIE SYSTEEM Toongenerators AWM2, Phrase Clip. Modular Synthese Plug-in Systeem
Polyfonie 64
VOICE Aantal Voices Normal Voices (256 Presets, 128 Intern [Users], 128 Extern [Memory Card]),
Drum Voices (8 Presets, 2 Intern [Users], 2 Extern [Memory Card]), Plug-in Voices (64 x 2 Plug-in Boards [indien geïnstalleerd])
Wave ROM 16 MByte
PERFORMANCE Multi-timbres 20 (16 Voice Parts, Phrase Clip part, A/D Input Part, Plug-in 1/2 Parts)
Aantal Performances 128 Intern, 64 Extern
Master Keyboard Mode 4 Zones
PHRASE CLIP Aantal Clips 256 (max.)
Aantal Clip Kits 4 (73 toetsen [C0-C6] x 4 Kits
Sampelen 16 bits lineair, 44,1 kHz
Geheugen 4 MByte (DRAM)
EFFECT Reverb 12
Chorus 23
Insertie 24 (Insertie 1), 92 (Insertie 2), 24, (Insertie voor Plug-in Voices)
SCENE Scene 1/2, Scene Control, Scene Store -
SEQUENCE PLAY Format SMF-Fomat 0 (alleen direct afspelen) Sequence Chain (Laden/Opslaan)
Aantal Sequence Chains 100 Stappen (Steps) (100 Songs)
ARPEGGIATOR Aantal Arpeggio’s 128
Card Filesoort All Data, All Voice Data, All Phrase Clip Data, Plug-in, Sequence Chain, SMF, WAV, AIFF
Functies Opslaan (Save), Laden (Load), Opnieuw een Naam geven(Rename), Directorie maken (Make Directory), Formatteren(Format)
KNOPPEN Volumeknop, Octave Up/Down (CS6x), Pitch (CS6x), Modulatie (CS6x), Ribbon Controller (CS6x), Scene 1,2 (CS6x), Scene Control (CS6x)
2 Filterknoppen (CS6x), 2 Effectknoppen (CS6x), 4 EG-knoppen (CS6x), Panknop (CS6x), Portamento ON/OFF (CS6x), Arpeggio Gate Time
(CS6x), Arpeggio Hold (CS6x), Arpeggio ON/OFF (CS6x), Phrase Clip Pitch (CS6x), Phrase Clip, Phrase Clip Rec, Tempo (CS6x), Sequence
Play, Sequence PLAY/STOP, Shift, Page, Knoppen A/B/C/1/2, Data, Effect Bypass, Master Keyboard (CS6x), Exit, Enter, Dec/No, Inc/Yes,
7 Mode-knoppen, 6 Geheugenknoppen, 8 Bankknoppen (CS6x), 16 Program/Partknoppen (CS6x), Aan/Uit, Card-sleuf, Gain, Host Select
AANSLUITINGEN MIDI In, Out, Thru, To Host, Breath, Footswitch (Voetschakelaar) (CS6x), Sustain (CS6x), Foot Controller (Voetpedaal) (CS6x), Voet Volume
(CS6x), Individual Output 1, 2, Output L/Mono R, Phones, A/D Input (LINE 1, MIC/LINE 2), AC Inlet, 2 aansluitingen voor Plug-in Boards
DISPLAY 40 x 2 (met achtergrondverlichting)
BIJGELEVERDE ACCESSOIRES Nederlandstalige Handleiding, Datalijst, Memory Card, CD-ROM, Stroomsnoer
EXTRA VERKRIJGBARE PLG 150 Plug-in Board Serie, PLG 100 Plug-in Board Serie,
ACCESSOIRES FC4/5 Voetschakelaar, FC7 Voetpedaal, BC3 Breath Controller
OPGENOMEN VERMOGEN 16 Watt
UITGANGSIMPEDANTIE uitgangen: + 18.1+/-2dbm (10k ohm), Phones uitgang: +17.2+/-2dbm (33 ohm)
AFMETINGEN 1019 (B)X 357 (L) X 109 (H) mm 480 (B)X 366 (L) X 88 (H) mm
GEWICHT 11,6 kg 6,0 kg
* Specificaties en beschrijvingen in deze handleiding zijn alleen ter informatie. Yamaha Corp. behoudt zich het recht voor om producten of specificaties te allen tijde zonder
berichtgeving vooraf te wijzigen of aan te passen. Aangezien specificaties in sommige landen kunnen verschillen, kunt u het best contact opnemen met uw Yamaha-leverancier.
186
Index
0-9
4 Zones ............................................................................ 68
A
A/D Input aansluitingen ..................................................11
Aansluiten op Externe Audio Apparatuur ......................13
Aansluiten op een Mengpaneel ......................................13
Aansluiten op een Personal Computer .......................... 16
Aansluiten van een Microfoon of Andere Audio Appara-
tuur ...................................................................................14
Aansluiten van Externe MIDI Apparatuur ......................15
Aansluiten van Stereo Luidsprekers ............................... 13
Aansluiten van Verschillende Knoppen ..........................18
Aansluitingen....................................................................13
Aanzetten......................................................................... 19
AC Control Sterkte .................................................111, 136
AC INLET aansluiting .......................................................10
AC Modulatie Sterkte .............................................111, 136
Achterpaneel ....................................................................10
AEG Level (AEG Niveau) ............................................... 98
AEG Release .................................................................... 98
AEG Time (AEG Tijd) ......................................................98
AEG VelSens (AEG Aanslaggevoeligheid) ......................98
Afluisteren van Board Voices ........................................108
Aftertouch ........................................................................ 49
AMP AEG (Amplitude Envelope Generator) ........107, 153
AMP KeyFlw (AMP Key Follow) .................................... 99
AMP Scale (AMP Scaling Break Point)..........................100
AMP Scale (AMP Scaling Offset) ...................................100
AMP VelSens (Amplitude Aanslaggevoeligheid) ..107, 153
ARP Limit (Arpeggio Nootlimiet) ................................... 83
ARP Mode (Arpeggio Mode) ...........................................83
ARP Play EF (Arpeggio Play Effecten) ........................... 83
ARP Type (Arpeggio Type) ............................................ 82
Arpeggiator .......................................................................42
Arpeggiator Aan-/Uitzetten..............................................42
ARPEGGIO-knoppen ........................................................ 7
AT Control Sterkte..................................................110, 136
AT Modulation Sterkte ...........................................111, 136
Automatisch Files Laden ................................................172
B
BANK [A]- t/m [H]-knoppen (alleen op de CS6x) ........... 9
Bank/Programnummer ........................................... 74, 117
Basishandelingen ............................................................ 21
Bewerken van Plug-in Board Voices ............................114
Breath Controller..............................................................48
BREATH-aansluiting ........................................................ 11
C
Card Mode ......................................................... 22, 35, 171
CARD-sleuf .......................................................................10
Chain Afspelen (in een keten afspelen) .......................162
Chorus Unit ....................................................... 65, 84, 128
Clip Common Arpeggio .................................................148
Clip Common Controller ...............................................148
Clip Common Edit en Clip Key Edit .............................146
Clip Common Effect.......................................................149
Clip Common General ...................................................147
Clip Common Quick Edit ..............................................147
Clip Key Amplitude .......................................................152
Clip Key EQ (Equalizer) ................................................153
Clip Key Filter ................................................................152
Clip Key OSC (Clip Key Oscillator) ..............................149
Clip Key Pitch ................................................................152
Clip Kit Categorie ...........................................................142
Clip Kit Creëren ...............................................................55
Clip Kit Naam .................................................................142
Clip Kit Nummer ............................................................142
Clip Kit Store ..................................................................160
Common (Algemene instellingen voor alle Parts) .......122
Common Arpeggio...................................................82, 125
Common Controller ................................................ 84, 125
Common Edit en het bewerken van ieder Element...... 78
Common Effect ........................................................88, 127
Common EQ (Equalizer) ...............................................126
Common General.................................................... 80, 123
Common LFO (Lage Frequentie Oscillator) .................. 85
Common Quick Edit ............................................... 81, 124
Common/Part/Zone/Edit ...............................................121
“Compare”-functie........................................... 79, 122, 147
Control Sets ..................................................................... 49
Control Sets en Externe MIDI Control ........................... 50
Controller Gedeelte................................................... 31, 47
CTL AC Control (AC Control Sterkte) ...........................111
CTL AC Control (AC Control Sterkte) (alleen Multi Plug-in
Parts) ...............................................................................136
CTL AC Modulatie ......................................................... 111
CTL AC Modulation (AC Modulatie Sterkte) (alleen Multi Plug-
in Parts)............................................................................
136
CTL Assign1 (Controller Assign 1) ...............................126
CTL Assign2 (Controller Assign 2) ...............................126
CTL AT Control (AT Control Sterkte) ...........................110
CTL AT Control
(AT Control
Sterkte
) (alleen Multi Plug-in Parts)
136
CTL AT Modulatie ..........................................................111
CTL AT Modulation
(AT Modulatie
Sterkte
) (alleen Multi Plug-in
Parts) ........................................................................................
136
CTL Bend (Pich Bend)...................................................110
CTL Portamento ...............................................................84
CTL Set1 (Control Set 1) t/m CTL Set4 (Control Set 4) 149
CTL Set1 (Control Set 1) t/m CTL Set6 (Control Set 6) ..84
CTL Set1 (Control Set 1)/CTL Set2 (Control Set 2).......110
CTL Set1/CTL Set2 (Control Set 1/2) (alleen A/D Input
Part) ................................................................................135
CTRL (Systeem Controller) ............................................165
CTRL (Voice Controller).................................................168
CTRL Assign1 (Controller Assign 1) ..............................169
CTRL Assign2 (Controller Assign 2) ..............................169
CTRL-knoppen [A] t/m [C] .............................................165
CTRL Other (Overige Controllers) ................................165
CTRL Scene (Controller Scene) (CS6x) .........................165
D
Data invoeren...................................................................24
[DATA]-knop .................................................. 8, 25, 76, 143
[DEC/NO]-knop............................................. 9, 24, 76, 143
Delete (Wissen)..............................................................176
Demo Afspelen ................................................................26
Display Boodschappen..................................................121
Drum Common Arpeggio ..............................................104
Drum Common Controllers ...........................................104
Drum Common Edit en Drum Key Edit .......................103
Drum Common Effects ..................................................104
Drum Common General ................................................103
Drum Common Quick Edit ...........................................103
Drum Key Amplitude.....................................................106
Drum Key EQ (Equalizer) .............................................107
Drum Key Filter .............................................................106
Drum Key OSC (Oscillator) ...........................................104
Drum Key Pitch..............................................................106
Drum Voices ............................................................ 76, 102
E
E-Indicator ....................................................... 79, 122, 147
Edit Modes........................................................................21
Editten van Plug-in Board Voices..................................114
Een Overzicht van de CS6x/CS6R ...................................31
Een Overzicht van Voices/Golfvormen ..........................37
[EF BYPASS]-toets .............................................................. 8
EFF Cho (Chorus) ....................................................89, 128
EFF EF1/2 (Insertie Effect 1/2) ............................... 88, 137
EFF InsEF (Insertie Effect) ...............................................88
EFF Part ..........................................................................127
EFF Rev (Reverb) .................................................... 89, 128
187
Effect Bypass ....................................................................66
EFFECT-knoppen .............................................................. 6
Effect Parameter Instellingen.......................... 88, 128, 137
Effect Plug-in Boards .......................................................33
Effecten ............................................................ 6, 34, 40, 65
Effecten in de Performance Mode ..................................65
Effecten in de Voice Mode ..............................................65
EG-knoppen ...................................................................... 6
Element Amplitude ..........................................................98
Element Filter ...................................................................93
Element Pitch ...................................................................90
Elementen Aan-/Uitzetten(CS6x) ................................... 61
Element EQ (Equalizer) .................................................101
Element LFO (Lage Frequentie Oscillator) ...................100
Element OSC (Oscillator)................................................ 89
Eind...........................................................................54, 151
[ENTER]-knop ........................................................ 9, 24, 25
EQ High (Hoge bereik) .................................................127
EQ HighMid (Hoog Middenbereik) ..............................127
EQ Low (Lage bereik) ...................................................126
EQ Mid (Middenbereik).................................................127
EQ Param (EQ Parameter) ............................................113
EQ Type .........................................................................101
[EDIT]-knop ................................................................. 5, 23
F
Fabrieksinstellingen (Oproepen van Fabrieksstandaard)
170
FEG Level (FEG Niveau) ................................................ 96
FEG Release .................................................................... 96
FEG Time (FEG Tijd) .......................................................96
FEG VelSens (FEG Aanslaggevoeligheid) ...................... 95
File Directories ...............................................................173
File Naam Instellingen ...................................................174
File Types .......................................................................172
File Envelope Generator Instellingen .............................96
FILTER-knoppen ............................................................... 6
Filter Scaling Instellingen................................................ 97
FLT Cutoff (Filter Cutoff) .......................................106, 153
FLT HPF (High Pass Filter) ..............................................95
FLT KeyFlw (Filter Key Follow) ......................................96
FLT Scale (Filter Scale Break Point) ............................... 97
FLT Scale (Filter Scale Offset) ........................................ 97
FLT Sens (Filter Sensitivity) ............................................ 95
FLT Type (Filter Type).................................................... 93
FOOT CONTROLLER-aansluiting (alleen op de CS6x) ..10
FOOT SWITCH-aansluiting (alleen op de CS6x) .......... 11
FOOT VOLUME-aansluiting (alleen op de CS6x) ..........10
Formatteren ..............................................................20, 176
G
GAIN-knop .......................................................................11
Gebruik als een Multitimbrale Toongenerator (Performance
Mode) ................................................................................72
Gebruik van A/D Input Part .......................................... 73
Gebruik van Arpeggiator Hold...................................... 44
Gebruik van de BANK/PROGRAM-knoppen (CS6x)75, 119
Gebruik van de Voice Category Search ........................ 77
GEN M. Kbd (General Master Keyboard) .....................123
GEN MIDI (General MIDI) ............................................123
GEN Name (Algemeen Naam) ............... 80, 123, 147, 109
GEN Other (Algemeen Overigen)...........................51, 109
Golfvormen ..................................................................... 38
H
HOST SELECT schakelaar ............................................... 11
I
[INC/YES]-knop ............................................. 9, 24, 76, 143
INDIVIDUAL OUTPUT 1 en 2-aansluitings ................... 10
Insertie Effecten ................................................ 65, 88, 127
Instellen/Bekijken van de Knopparameters .. 75, 118, 142
Instellen/Bekijken van Octaaf- en MIDI Verstuurkanaal-
parameters ......................................................................118
Instellen van de Voice Naam...........................................80
Instellen van het Tempo ..................................................44
Instellen van de Nootlimiet ............................................ 44
Instellingen op de Display Lezen .................................120
J
Job Modes ........................................................................22
Job verrichten ...........................................................58, 115
K
Knop-Parameter .............................................. 75, 118, 142
Knop Parameter Display................................. 75, 118, 142
Knoppen [A], [B], [C], [1] en [2] ............................. 8, 24, 48
L
Laden (Load) ..................................................................174
Layer (Master Keyboard Mode).......................................70
Layer (Performance Mode)............................................132
LCD (Liquid Crystal Display) ............................................ 8
Level-scherm ..................................................................144
LFO Depth ......................................................................101
LFO Dest1 (LFO Destination 1).......................................87
LFO Dest2 (LFO Destination 2).......................................87
LFO Fade ......................................................................... 87
LFO Param (LFO Parameter) .........................................111
LFO Wave ................................................................ 85, 100
Loop ......................................................................... 54, 150
LYR Limit (Layer Limiet) ................................................133
LYR Mode (Layer Mode)................................................132
LYR Out (Layer Uitgang) ...............................................133
LYR Tune (Layer Stemming)..........................................133
M
M.EQ (Voice Master Equalizer) .....................................167
M.EQ High (Master EQ Hoog) ......................................168
M.EQ HighMid (Master EQ Hoge Middenbereik) ........168
M.EQ Low (Master EQ Laag).........................................168
M.EQ LowMid (Master EQ Lage Middenbereik) ..........168
M.EQ Mid (Master EQ Middenbereik) ..........................168
Master Keyboard ............................................. 67, 138, 163
Master keyboard/Toongenerator Mode (alleen op de
CS6x)...............................................................................121
[MASTER KEYBOARD]-knop (alleen op de CS6x) .......... 8
Maximum Polyfonie ........................................................ 33
MEMORY-knoppen ........................................................... 9
Memory/Performance Programnummer .......................117
Memory/Voice Programnummer .................................... 74
Menu Display .................... 61, 80, 103, 108, 121, 147, 163
Met de Voetschakelaar tussen Programs heen en weer Schakelen
(CS6x) ........................................................................................
120
MIDI (Systeem MIDI).....................................................166
MIDI Arp (MIDI Arpeggio) ............................................166
MIDI Ch (MIDI Kanaal) .................................................166
MIDI GM/XG Ontvangst
(als er een Multi Plug-in Board is
geïnstalleerd) ....................................................................................167
MIDI IN-, OUT- en THRU-aansluitingen ...................... 10
MIDI Interface naar de MIDI IN- en OUT-aansluitingen .. 17
MIDI Overigen ...............................................................167
MIDI Sw (MIDI-ontvangstschakelaar)..........................166
MIX Level (MIX-niveau) ................................................130
MIX Vce/Kit/Template ...................................................129
MKB Note (Master Keyboard Note) ..............................138
MKB Transmit (Master Keyboard Transmit) .................138
MKB TxPreset1 (Master Keyboard Transmit Preset 1) .139
MKB TxPreset2 (Master Keyboard Transmit Preset 2) .139
MKB TxSw1 (Master Keyboard Verstuurschakelaar 1) 138
MKB TxSw2 (Master Keyboard Verstuurschakelaar 2) 138
MKB TxSw3 (Master Keyboard Verstuurschakelaar 3) 138
MKB TxSw4 (Master Keyboard Verstuurschakelaar 4) 138
MkDir (Directory Creëren) ............................................176
MODE-knoppen ................................................................ 7
MODULAR SYNTHESIS PLUG-IN SYSTEEM ..................33
MODULATIE-wiel (alleen op de CS6x) ........................... 6
MSTR (Systeem Master) .................................................163
MSTR EF Bypass (Master Effect Bypass) ......................164
MSTR Kbd (Master Keyboard).......................................163
MSTR Other (Algehele Overigen) .................................164
Mstr TG (Master Toongenerator) ..................................163
Multi Edit ........................................................................119
Multi-Part Plug-in Board ..................................................33
188
MW Control Sterkte................................................110, 135
MW Modulatie Sterkte ...........................................110, 135
N
Normal Voice ....................................................................79
O
OCTAVE [UP]- en [DOWN]-knoppen (alleen CS6x) ........ 6
Octaaf en Midi Versttuurkanaalinstellingen ........... 75, 118
Octaaf Opschuiven (alleen op de CS6x) ....................... 28
Opslaan (Save) ...............................................................173
OSC (Oscillator) schermen ..............................................62
OSC Asgn (Oscillator Toewijzen)..................................149
OSC Assign (Oscillator Toewijzen) ...............................112
OSC Limit (Oscillator Limiet)...........................................90
OSC Other (Oscillator Overigen) ..........................105, 151
OSC Out (Oscillator Uit)................................. 89, 104, 151
OSC Pan (Oscillator Pan) ............................... 90, 105, 151
OSC Velocity (Oscillator Aanslaggevoeligheid)............112
Osc Wave (Oscillator Wave) ................................... 89, 104
OUTPUT L/MONO en R-aansluiting ...............................11
Over de Modes................................................................ 85
Over de Plug-in Boards ...........................................32, 177
Over de Toongenerator ...................................................32
Over Memory Cards................................................ 20, 171
Over Modular Synthesis Plug-in Systeem ...................... 33
Over Note Limiet (Nootbereik) .......................................71
P
[PAGE]-knop ................................................................ 8, 23
Pan ....................................................................................59
[PAN]-knop ........................................................................ 6
Parameters Besturen met een Voetpedaal (CS6x) ..........52
Parameters Toewijzen aan Knoppen [1] en [2] .............. 51
Parameters Toewijzen aan Knoppen [A], [B] en [C] ...... 50
Part (Instellingen voor ieder Part).................................129
Part Controller ................................................................135
Part Insertie Effect (alleen A/D Input Part) ................ 137
Part Layer........................................................................132
Part Mixer .......................................................................129
Part Ontvangstschakelaar ..............................................134
Part Tone ........................................................................130
PCH PEG (Pitch Envelope Generator)..........................112
PCH Scale (Pitch Scale) ...................................................92
PCH Tune (Stemming).................................... 90, 106, 153
PCLP AutoKeyMap .........................................................159
PCLP Copy (Kopiëren) ..................................................159
PCLP Delete (Wissen) ....................................................158
PCLP Extract ...................................................................158
PCLP FreqConvert (Frequency Convert) ......................158
PCLP Kit Initialize ..........................................................160
PCLP Kit Key Copy ........................................................159
PCLP Kit Key Initialize ...................................................160
PCLP LoopDivide ...........................................................155
PCLP LoopRemix............................................................157
PCLP Normalize .............................................................157
PCLP Rename .................................................................155
PCLP SampleRcv (Sample Ontvangst) ..........................159
PCLP Status .....................................................................154
PCLP Var (Variatie Handmatig)......................................156
PCLP VarAuto (Variatie Auto instelling) ........................156
PCLP VariationSet ...........................................................155
PCLP VarRealTime (Variatie Real-time) .........................156
PEG Level (PEG Niveau) ................................................ 91
PEG Release .................................................................... 91
PEG Time (PEG Tijd) .......................................................91
PEG VelSens (PEG Aanslaggevoeligheid) ...................... 91
Performance Categorie ..................................................118
Performance Edit .................................................... 21, 121
Performance Job Mode ........................................... 22, 140
Performance Memory/Nummer (Bank/Nummer) ........117
Performance Mode...................................................35, 117
Performance Naam ........................................................118
Performance Play Mode Display ...................................117
Performance Program Selectie ......................................119
Performance Store..................................................122, 141
Performances............................................................. 29, 39
PFM Bulk Dump ............................................................141
PFM Copy .......................................................................140
PFM Edit Recall ..............................................................140
PFM Initialize..................................................................140
PFM Play (Performance Play)........................................117
PHONES aansluiting ....................................................... 11
PHRASE CLIP-knoppen .................................................... 7
Phrase Clip Edit........................................................32, 146
Phrase Clip Job Mode ..............................................22, 154
Phrase Clip Mode .................................................... 35, 142
Phrase Clip Opnemen......................................................55
Phrase Clip Play .......................................................21, 142
Phrase Clip Record.........................................................143
Phrase Clips ..................................................................... 53
Phrase Clips Afspelen ......................................................54
Phrase Clips Overzicht.................................................... 53
PITCH bend wiel (alleen op de CS6x) ...................... 6, 47
Pitch Envelope Generator Instellingen .................. 92, 113
Play Modes .......................................................................21
PLG (Plug-in) (als er een Plug-in Board is geïnstalleerd) ..169
PLG Status (Plug-in Status) ............................................169
PLG-NATIVE (Plug-in Native)........................................113
PLG1 MIDI (Plug-in 1 MIDI) .........................................169
PLG 1/2 Systeem (Plug-in 1/2 Systeem) .......................170
PLG2 MIDI (Plug-in 2 MIDI) .........................................169
Plug-in Common Arpeggio............................................109
Plug-in Common Controller ..........................................110
Plug-in Common Effect .................................................112
Plug-in Common General ..............................................109
Plug-in Common LFO (Lage Frequentie Oscillator) ....111
Plug-in Common Quick Edit .........................................109
Plug-in Element EQ (Equalizer) ....................................112
Plug-in Element Native ..................................................113
Plug-in Element OSC (Oscillator)..................................112
Plug-in Element Pitch ....................................................113
Plug-in Voices.................................................................108
Portamento .......................................................................59
PORTAMENTO-knoppen .................................................. 6
POWER-schakelaar ..........................................................10
Problemen Oplossen .....................................................182
PROGRAM/PART [1]- t/m [16]-knoppen (alleen op de
CS6x).................................................................................. 9
[PROGRAM/PART]-knoppen ........................................... 25
Q
QED EF (Snel Effect Bewerken) ...................................124
QED EffectCtrl (Snel Effect Bewerken) . 27, 103, 109, 148
QED EG (Snel Envelope Generator Bewerken) .. 82, 103,
109, 125, 148
QED Filter (Snel Filter Bewerken) . 82, 103, 109, 125, 148
QED Level (Snel Niveau Bewerken) ..... 81, 103, 124, 147
R
RCV Sw1 (Ontvangstschakelaar 1)................................134
RCV Sw2 (Ontvangstschakelaar 2)................................134
RCV Sw3 (Ontvangstschakelaar 3)................................134
RCV Sw4 (Ontvangstschakelaar 4)................................134
Rename (Opnieuw een Naam Geven) .........................175
Reverb Unit ....................................................... 65, 89, 128
Ribbon Controller (alleen op de CS6x) ..................... 6, 48
S
Sample Frequentie en Bit Resolutie ............................... 54
Save (Opslaan) ...............................................................173
SCENE-knoppen.......................................................... 6, 46
Scene Instellingen ............................................................45
Scenes Besturen met een Voetpedaal (CS6x) .................46
Scenes Opslaan ................................................................45
Schermtitel ....................................................... 74, 117, 142
Selectie van een Menu.................................................... 80
Selectie van een Mode.................................................... 21
Selectie van een Scherm ..................................................23
Selectie van Drum Voices ....................................... 76, 102
Selectie van Elementen (CS6x)................................. 61, 79
Selectie van Preset Drums (PREDR1-DR8) .....................76
Selectie van het Arpeggio Type ............................... 43, 82
Selectie van User Drums (INT:DR1/2en EXT:DR1/2) ... 77
SEQ (Sequence Chain) ..................................................161
SEQ-knoppen .................................................................... 7
189
SEQ Demo (Sequence Demo).......................................161
Sequence Play Mode......................................... 22, 35, 161
[SHIFT}-knop ............................................................... 8, 23
Single Part Plug-in Boards ...............................................32
Song File afspelen ..........................................................162
Soorten Parameters (Absoluut en Relatief).....................25
Sound Controlknoppen (alleen op de Cs6x) ............ 7, 40
Split ...................................................................................67
Start ...........................................................................54, 150
Stroomvoorziening ...........................................................12
Status...............................................................................173
Sustain (alleen op de CS6x) ........................................... 48
SUSTAIN-aansluiting) (alleen op de CS6x) .................... 11
T
TO HOST-aansluiting................................................ 11, 16
TON EG (Tone Envelope Generator) ...........................131
TON Filter (Tone Filter) .................................................130
TON Other .....................................................................132
TON Portamento ............................................................131
Toongeneratorgedeelte ................................................... 32
U
Uitvoeren van een Job ............................................ 58, 115
Utility Job Mode .......................................................32, 170
Utility Mode ....................................................... 22, 35, 163
V
Variatie Instellingen........................................................150
VCE Bulk Dump.............................................................116
VCE Copy .......................................................................115
VCE Edit Recall ..............................................................115
VCE Initialize ..................................................................115
Verplaatsen van de Cursor........................................ 24, 25
Voetpedaal (CS6x)............................................................48
Voetschakelaar (CS6x) .................................................... 48
Voetvolume (CS6x) ..........................................................48
Voice Categorie ................................................................75
Voice Edit ............................................................ 21, 60, 75
Voice Job Mode ........................................................22, 115
Voice Memory/Nummer (Bank/Nummer) Display ....... 74
Voice Mode................................................................ 35. 75
Voice Naam ..................................................................... 75
Voice Play Mode Display .......................................... 21, 74
Voice Program Selectie ................................................... 75
Voice Store (Voice Opslaan) ..........................................116
Voices......................................................................... 27, 36
Voices en Performances...................................................27
[VOLUME]-knop ................................................................ 6
Voorbeeld van Control Set Toewijzing .......................... 85
W
Wissen (Delete)................................................................38
Z
Zones (CS6x) ..................................................................137
190
MEMO
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
IN DEZE OPSOMMING STAAT INFORMATIE IN VERBAND MET GEVAAR VOOR
UZELF, SCHOKKEN EN BRANDGEVAAR.
BEWAAR DEZE HANDLEIDING ZORGVULDIG
8. Dit product is NIET ontworpen om in vochtige/natte omgevin-
gen te functioneren, en mag dus niet in de buurt van water geplaatst
worden, of blootgesteld worden aan regen. Voorbeelden van
vochtige/natte omgevingen zijn: in de buurt van een zwembad, bad
of een vochtige kelder.
9. Dit product mag alleen gebruikt worden met de meegeleverde
onderdelen of; een kar, rek of standaard die wordt aangeraden
door de fabrikant. Als u gebruik maakt van een kar, rek of
standaard moet u rekening houden met alle markeringen en
veiligheidsinstructies die het product vergezellen.
10. Het stroomsnoer (de stekker) moet uit het stopcontact gehaald
worden als u het instrument voor lange tijd niet gebruikt. U kunt de
stekker het beste ook uit het stopcontact halen als er onweer is.
11. Zorg er voor dat er geen objecten op het instrument vallen, en
dat er geen vloeistoffen door de openingen in het instrument
druppelen.
12. Elektrische/elektronische producten moeten van onderhoud
voorzien worden door erkend service personeel als:
a. Het stroomsnoer stuk is; of als
b. Objecten op het instrument gevallen zijn, erin gestoken
zijn, of als er vloeistoffen in het instrument gedruppeld
zijn; of
c. Als het product blootgesteld is aan regen; of
d. Het product het niet meer doet, of duidelijk anders
werkt; of
e. Het product gevallen is, of het omhulsel van het product
beschadigd is.
13. Dit product, alleen of in combinatie met een versterker en
hoofdtelefoon of luidspreker/s kan geluidsniveaus produceren die
gehoorbeschadiging en verlies van gehoor kan veroorzaken. Werk
NOOIT te lang op een te hoog volumeniveau of een onaangenaam
niveau. Treedt er echter een 'geruis' op in de oren, of ervaart u
achteruitgang in het gehoor moet u contact opnemen met een KNO
arts.
BELANGRIJK: Des te harder het volume, des te korter de periode
waarin beschadiging optreedt.
14. Sommige Yamaha produdten zijn voorzien van een kruk en/
of accessoires die meegeleverd worden of apart aangeschaft kun-
nen worden. Een aantal van deze produdten moeten door de dealer
in elkaar gezet- of geïnstalleerd worden. Zorg er echter voor dat de
kruk stevig in elkaar zit en los verkrijgbare accessoires (indien van
toepassing) goed vastzitten VOORDAT u ze gebruikt. Krukken
die door Yamaha geleverd worden zijn overigens alleen bedoeld
om op te zitten. Wij raden geen ander gebruik aan.
WAARSCHUWING- Als u gebruik maakt van elektrische- of elek-
tronische producten moet u altijd de voorzorgsmaatregelen opvolgen.
Hieronder valt o.a., al is dit niet alles:
1. Lees alle Veiligheidsinstructies, Installatie Instructies, het Speciale
Boodschappen Gedeelte en de Assemblage Instructies ALVORENS
aansluitingen te maken, incl. aansluiten op het stopcontact.
2 . Onderhoudt dit product niet anders als in de onderhouds-
instructies van de handleiding staat omschreven. Alle andere onder-
houd moet door gekwalificeerd onderhoudspersoneel worden ge-
daan.
3 . Stroomvoorziening: Yamaha producten worden ontworpen om
overeen te komen met het gebruikte voltage in het deel van de we-
reld waar het instrument verkocht wordt. Als u verhuist, of twijfel
ontstaat over het gebruikte voltage in uw omgeving moet u contact
opnemen met uw dealer. Het vereiste voltage staat bovendien ver-
meld op het naamplaatje. Zie de illustratie in het 'Speciale Medede-
lingen' gedeelte in deze handleiding.
4. GEVAAR - Aarde-Instructies: Dit produkt moet geaard zijn en is
daarom uitgerust met netsnoer met een randaarde stekker.
Als het produkt niet goed werkt, dan biedt de randaarde een baan van
lage weerstand voor elektrische stroom, waardoor het risico van een
elektrische schok wordt verminderd. Als de stekker niet in het stopcon-
tact past, kunt u de stekker omdraaien en het nog eens proberen.
Treedt het probleem vervolgens nog steeds op moet u de stekker of
het stopcontact laten vervangen door een elektricien.
VERWIJDER NOOIT de randaarde van de stekker!
5. WAARSCHUWING: Plaats dit product, of andere voorwerpen,
niet op het stroomsnoer, en zet dit instrument niet op een plek waar
iemand er over kan struikelen of op kan trappen, en zorg er voor dat u
geen zware voorwerpen over het snoer rolt. Een verlengsnoer wordt
sterk afgeraden. Als u niet om het gebruik van een verlengsnoer heen
kunt, moet de minimale waarde van een 8-meter- snoer (of
kleiner) 18 AWG bedragen. N.B. des te kleiner het AWG nummer, des
te kleiner de capaciteit van het snoer. Moet het verlengsnoer langer zijn
neem dan contact op met de plaatselijke elektricien.
6. Ventilatie: Elektronische producten, behalve als ze ontwikkeld zijn
voor specifieke lokaties, moeten geplaatst worden in een omgeving die
de aanwezige ventilatie niet storen. Als er geen aparte gegevens
vermeld worden in de handleiding, moet u er van uitgaan dat ze de
aanwezige ventilatie niet mogen storen.
7. Temperatuur: Elektronische producten moeten op plekken neerge-
zet worden die hun interne temperatuur niet al te zeer verhogen. Het
plaatsen van dit product in de buurt van verwarmingsbuizen, kachels
en andere warmte producerende apparatuur moet worden vermeden.
Copyright 2000: Yamaha Corporation - Geprint in Nederland
Productie Nederlandstalige handleiding: TerrActs (www.terracts.nl) in opdracht van Yamaha
191


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Yamaha CS6X at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Yamaha CS6X in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 7,21 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Yamaha CS6X

Yamaha CS6X Installation Guide - English - 24 pages

Yamaha CS6X User Manual - English - 196 pages

Yamaha CS6X Installation Guide - German - 24 pages

Yamaha CS6X User Manual - German - 196 pages

Yamaha CS6X User Manual - French - 196 pages

Yamaha CS6X Installation Guide - French - 24 pages

Yamaha CS6X User Manual - Italian - 192 pages

Yamaha CS6X Installation Guide - Italian - 12 pages

Yamaha CS6X User Manual - Portuguese - 284 pages

Yamaha CS6X User Manual - Spanish - 192 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info