780309
25
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/102
Next page
HANDLEIDING
* Deze gebruikershandleiding is de originele instructie.
* Product en specificaties kunnen zonder voorafgaande aankondiging worden gewijzigd.
Aandrijfunit
Weergave-eenheid
Accu
Accu-oplader
q
Lees deze handleiding aandachtig door voordat u het systeem gaat bedienen.
Deze handleiding dient bij dit systeem te blijven als deze wordt verkocht.
Inleiding
Deze originele instructies zijn voorbereid voor uw aandrijfunit, weergave-eenheid, accu
en accu-oplader.
OPMERKING
Deze handleiding is niet bedoeld voor uitgebreid gebruik, service, reparatie of als
onderhoudshandleiding. Ga naar uw dealer voor alle service, reparaties of onderhoud.
Uw dealer kan u ook verwijzen naar lessen, cursussen of boeken over gebruik van de
ets, service, reparatie of onderhoud.
Aandrijfunit, Weergave-eenheid,
Accu, Accu-oplader
HANDLEIDING
©2020 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e uitgave, Februari 2020
Alle rechten voorbehouden.
Elke vorm van herdruk of onbevoegd gebruik
zonder schriftelijke toestemming van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Inhoud
Algemene waarschuwing p. 1
1. Elektrische etscomponenten p. 2
A. Inleiding p. 2
B. Locatie van de waarschuwings- en specicatielabels p. 3
C. Beschrijving p. 4
D. E-Bike systeem p. 5
Dit e-Bike Systeem is ontworpen om u de optimale hoeveelheid
ondersteuning te geven. p. 5
Meerdere stroom-hulpmodi zijn beschikbaar. p. 5
Conditites die de resterende hulpafstand verminderen p. 6
E. Veiligheidsinformatie p. 7
F. Instrument- en besturingsfuncties p. 10
Weergave-eenheid (Weergave A) p. 10
Weergave-eenheid (Weergave X) p. 17
Weergave-eenheid (Weergave C) p. 33
G. Accu en laadprocedure p. 58
Geschikte oplaadomgevingen p. 59
Ongeschikte oplaadomgevingen en oplossingen p. 59
Het opladen van de accu bevestigd op de ets (bagagedrageraccu) p. 60
Het opladen van de accu bevestigd op de ets (onderbuisaccu) p. 60
Het opladen van de accu bevestigd op de ets (multi-locatie accu, externe
crossover accu) p. 60
Opladen van de accu verwijderd van de ets p. 62
Aezen van de oplaadstatus van de accu p. 68
Het aezen van de oplaadstatus van de weergave-eenheid (Alleen van
toepassing op modellen met de multi-locatie accu.) p. 70
Richtlijnen oplaadtijd p. 72
H. Weergave van de resterende accuvermogen p. 73
Weergave indicator resterende accuvermogen en schatting van resterende
accuvermogen voor weergave-eenheid p. 73
Weergave van de indicatorlampjes accuvermogen en de schatting van het
resterende accuvermogen p. 75
I. Controle vóór gebruik p. 78
J. Reiniging, onderhoud en opslag p. 78
Onderhoud van de accu p. 78
Onderhoud voor de aandrijfunit p. 79
Opslag p. 79
Lange opslagperiode (1 maand of langer) en gebruik na lange periode van
opslag p. 79
K. Transport p. 79
L. Consumenteninformatie p. 80
Weggooien p. 80
Voor EU-landen: p. 80
M. Vereenvoudigde verklaring van overeenstemming p. 80
N. Problemen oplossen p. 81
E-Bike Systeem p. 81
Duwhulpfunctie p. 88
Stroomtoevoer van externe apparaten via USB-aansluiting p. 88
Draadloze communicatie met Bluetooth lage energietechnologie p. 89
Accu en accu-oplader p. 90
O. Specicaties p. 94
1
Algemene waarschuwing
HET NIET IN ACHT NEMEN VAN DE WAARSCHUWINGEN IN DEZE HANDLEIDING
KUNNEN ERNSTIG LETSEL OF DE DOOD TOT GEVOLG HEBBEN.
Bijzonder belangrijke informatie is in deze handleiding gemarkeerd met de volgende
aanduidingen:
Dit is het Safety Alert-symbool. Het wordt gebruikt om u te
waarschuwen voor risico’s op persoonlijk letsel. Volg alle
veiligheidsaanwijzingen bij dit symbool op om mogelijk
letsel of overlijden te voorkomen.
Een WAARSCHUWING duidt een gevaarlijke situatie aan
die, indien niet vermeden, kan resulteren in ernstig letsel of
overlijden.
De aanduiding LET OP staat bij speciale voorzorgen die
moeten worden genomen om schade aan de machine of
andere eigendommen te voorkomen.
OPMERKING De aanduiding OPMERKING staat bij belangrijke informatie die
procedures kan vergemakkelijken of verhelderen.
2
1.Elektrischeetscomponenten
Het Bluetooth® -woordmerk en logoʼs zijn geregistreerde handelsmerken die eigendom zijn van
Bluetooth SIG, Inc. en elk gebruik van dergelijke merken door YAMAHA MOTOR CO., LTD. is on-
der licentie.
* Geldt voor Weergave X en Weergave C.
A. Inleiding
3
B.Locatievandewaarschuwings-enspecicatielabels
Lees en begrijp alle labels op uw accu en accu-oplader. Deze labels bevatten belangrijke informa-
tie voor veilig en juist gebruik. Verwijder nooit een label van uw accu en accu-oplader:
Accu
How to disconnect the plug.
1.GRASP
2.PULL
Maak uzelf vertrouwd met de volgende pictogrammen en lees de verklarende tekst, en controleer
vervolgens de pictogrammen die van toepassing zijn op uw model.
Lees de handleiding Demonteer de accu niet
Gooi de accu niet in het vuur Gebruik niet met natte handen
Accu-oplader
4
C. Beschrijving
1 2 3 4
5 6 7 8
a
bc
a
ba
c
b
9 10 11 12
13 14 15
1. Aandrijfunit (PWseries CE)
2. Aandrijfunit (PWseries TE)
3. Aandrijfunit (PWseries ST)
4. Aandrijfunit (PW-X2)
5. Snelheidssensor set
a) Magneetsensor spaaktype
b) Pick up
6. Weergave-eenheid (Weergave
A)
7. Weergave-eenheid (Weergave
X)
a) Weergave
b) Klem
c) Schakelaar
8. Weergave-eenheid (Weergave
C)
a) Weergave
b) Klem
c) Schakelaar
9. Accu (bagagedrageraccu
400/500)
10.
Accu (onderbuisaccu 400/500)
11.
Accu (multi-locatie accu
400/500)
12.
Accu (multi-locatie accu 600)
13.
Accu (externe crossover-accu
500)
14.
Accu-oplader (PASC5)
15.
Accu-oplader (PASC6)
5
D. E-Bike systeem
Dit e-Bike Systeem is ontworpen om u de optimale hoeveelheid onder-
steuning te geven.
Het assisteert u binnen een standaard bereik gebaseerd op factoren zoals trapkracht, fietssnelheid
en huidige versnelling.
Het e-Bike Systeem werkt niet in de volgende situaties:
Wanneer de stroom van de weergave-eenheid uit is geschakeld.
Wanneer u 25 km/u of sneller rijdt.
Wanneer u niet trapt en de drukschakelaar duwhulp wordt vrijgegeven.
Wanneer de accu leeg is.
Wanneer de automatische uitschakelfunctie* in werking treedt.
* De stroom schakelt automatisch uit wanneer u het e-Bike Systeem 5 minuten niet gebruikt.
Wanneer de hulpmodus is ingesteld op de Uitstand.
Wanneer het instellen van de taal van Weergave C wordt uitgevoerd.
Meerdere stroom-hulpmodi zijn beschikbaar.
Kies uit Extra Stroom modus, (Geavanceerde) Hoogwaardige modus, Standaardmodus, Eco mo-
dus, +Eco modus, Uitstand en de Automatische ondersteuningsmodus overeenkomstig uw rijom-
standigheden.
Zie „Weergaven en schakelen van de hulpmodus” voor informatie over schakelen tussen hulpmodi.
Hulpmodus Display Voorbeeld van aanbevolen rijomgeving
Extra Stroom
modus*EXPW Gebruik bij het beklimmen van ruw terrein.
(Geavanceerde)
Hoogwaardige
modus
HIGH Gebruik deze stand als u comfortabler wilt rijden, bijvoorbeeld
wanneer u een stijle heuvel oprijdt.
Standaardmodus STD Gebruik deze stand wanneer u op vlakke wegen of flauwe
heuvels rijdt.
Eco modus ECO Gebruik deze stand als u zo ver mogelijk wilt rijden.
+Eco modus +ECO
Uitstand OFF
Gebruik deze stand als u wilt rijden zonder bekrachtiging. U
kunt nog steeds de andere functies van de weergave-eenheid
gebruiken.
Automatische
ondersteuningsmodus
A mode
of A:
Gebruik dit wanneer u wilt dat de hulpmodus automatisch
wisselt naar de stand die het beste bij de rijomstandigheden
past.
* Geldt alleen voor de Aandrijfunit (PW-X2).
6
Conditites die de resterende hulpafstand verminderen
De resterende hulpafstand zal afnemen wanneer u rijdt in de volgende situaties:
Herhaaldelijk starten en stoppen
Veel stijle hellingen
Slecht wegdek
Wanneer u ook een of meerdere kinderen vervoerd
Wanneer u tegen een sterke wind in rijdt
Lage temperatuur van de lucht
Versleten accu
Bij gebruik van de voorlamp (alleen van toepassing op modellen uitgerust met lampen die door
de accu van stroom worden voorzien)
Frequente versnelling
Zwaardere rijder en bagagegewicht
Hogere Hulpmodus
Hogere rijsnelheid
Resterende hulpafstand neemt ook af als de fiets niet goed wordt onderhouden.
Voorbeelden van onvoldoende onderhoud die de resterende hulpafstand doen afnemen:
Lage bandenspanning
Ketting draait niet soepel
Rem constant ingeschakeld
7
E. Veiligheidsinformatie
Gebruik deze accu-oplader nooit om andere elektrische apparaten op te laden.
Gebruik geen andere oplader of oplaadmethode om de speciale accu’s op te la-
den. Gebruik van een andere oplader kan brand, explosie of schade aan de ac-
cu’s veroorzaken.
Deze accu-oplader kan worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en ouder en
personen met verminderde fysieke, zintuiglijke of mentale capaciteiten of gebrek
aan ervaring en kennis als zij onder toezicht staan of instructies over veilig ge-
bruik van de accu-oplader hebben gehad en de mogelijke gevaren begrijpen.
Kinderen mogen niet met de accu-oplader spelen. Reiniging en onderhoud mo-
gen niet worden uitgevoerd door kinderen zonder toezicht.
Hoewel de accu-oplader waterbestendig is, zorg dat deze nooit in water of ande-
re vloeistoffen wordt ondergedompeld. Ook mag de accu-oplader nooit gebruikt
worden als de stekkers nat zijn.
Pak de stekker, oplaadstekker of de polen van de oplader nooit met natte handen
vast. Dit kan leiden tot een elektrische schok.
Raak de polen van de oplader nooit aan met metalen objecten. Zorg dat vreemde
materialen geen kortsluiting van de polen veroorzaken. Dit kan leiden tot een
elektrische schok, brand of kan de accu-oplader beschadigen.
Verwijder regelmatig stof van de stekker. Anders kunnen vochtigheid of andere
problemen de effectiviteit van de isolatie verminderen, wat kan leiden tot brand.
Demonteer of modificeer de accu-oplader nooit. Dit kan leiden tot brand of een
elektrische schok.
Gebruik de lader niet met een stekkerdoos of verlengsnoer. Gebruik van een
stekkerdoor of vergelijkbare methoden kan de nominale stroom overschrijden en
brand veroorzaken.
Gebruik de oplader niet met de kabel samengebonden of opgerold, en sla niet op
of met de kabel om de oplader heen gewikkeld. Schade aan de kabel kan leiden
tot brand of een elektrische schok.
Steek de stekker en de oplaadstekker stevig in het stopcontact. Als de stekker en
de oplaadstekker niet volledig worden ingestoken, kan dit resulteren in brand
door een elektrische schock of oververhitting.
Gebruik de accu-oplader nooit in de buurt van brandbaar materiaal of gas. Dit
kan leiden tot brand of een explosie.
Bedek de accu-oplader nooit en plaats nooit andere objecten op de accu-oplader
tijdens het opladen. Dit kan leiden tot interne oververhitting wat brand kan ver-
oorzaken.
Laat de accu-oplader niet vallen en stel hem niet bloot aan sterke schokken. An-
ders zou dit kunnen leiden tot brand of een elektrische schok.
Bewaar de accu en de accu-oplader uit de buurt van kinderen.
Raak de accu of accu-oplader nooit aan tijdens het opladen. Als de accu of de
accu-oplader tijdens het opladen een temperatuur van 40–70 °C bereiken, kan
aanraking leiden tot brandwonden.
8
Niet gebruiken wanneer de behuizing van de accu is beschadigd, gebarsten of
als u een ongewone geur ruikt. Lekkende accuvloeistof kan serieus letsel veroor-
zaken.
Veroorzaak geen kortsluiting tussen de polen van de accu. Hierdoor kan de accu
heet worden of in brand vliegen, wat kan leiden tot ernstig letsel of schade aan
eigendommen.
Demonteer of modificeer de accu nooit. Hierdoor kan de accu heet worden of in
brand vliegen, wat kan leiden tot ernstig letsel of schade aan eigendommen.
Als de stroomkabel is beschadigd, stop het gebruik van de accu-oplader dan en
laat deze inspecteren door een fietshandel.
Wanneer de accu-oplader is aangesloten mogen de pedalen of de fiets niet be-
wogen worden. Hierdoor kan de stroomkabel verstrikt raken tussen de pedalen,
wat kan leiden tot schade aan de accu-oplader, stroomkabel en/of stekker.
Ga voorzichtig met de stroomkabel om. Wanneer u de accu-oplader binnen aan-
sluit terwijl de fiets zich buiten bevindt, kan de stroomkabel tussen een deur of
raam bekneld raken en beschadigen.
Rijd niet met de wielen van de fiets over de stroomkabel of stekker. Hierdoor
kunnen de stroomkabel of de stekker beschadigd raken.
Zorg dat de accu niet valt of wordt aangestoten. Hierdoor kan de accu heet wor-
den of in brand vliegen, wat kan leiden tot ernstig letsel of schade aan eigendom-
men.
Werp de accu niet in een vuur en stel hem niet bloot aan een warmtebron. Hier-
door kan brand of een explosie ontstaan, wat kan leiden tot ernstig letsel of
schade aan eigendommen.
Modificeer of demonteer het e-Bike Systeem niet. Installeer niks anders dan ori-
ginele onderdelen en accessoires. Anders kan het product beschadigd of defect
raken, of het risisco op letsel wordt verhoogd.
Wanneer u stilstaat, zorg dan dat u de voor- en achterrem ingedrukt houdt en
houd beide voeten op de grond. Door uw voet op het pedaal te zetten wanneer u
stilstaat kan de hulpfunctie per ongeluk worden ingeschakeld, waardoor u de
controle kunt verliezen en ernstig letsel kunt oplopen.
Rij niet op de fiets in geval van een onregelmatigheid van de accu of het e-Bike
Systeem. Hierdoor kunt u de controle verliezen en ernstig letsel oplopen.
Zorg dat u de resterende accuvermogen controleert voordat u in het donker rijdt.
De voorlamp die door de accu wordt gevoed schakelt uit vlak nadat het resterend
accuvermogen is afgenomen tot het punt waar het rijden met de hulpfunctie niet
langer mogelijk is. Rijden zonder een werkende voorlamp kan het risico op letsel
verhogen.
Begin niet met één voet op het pedaal en één voet op de grond om vervolgens op
de fiets te springen als deze een bepaalde snelheid heeft bereikt. Hierdoor kunt u
de controle verliezen en ernstig letsel oplopen. Begin pas met fietsen wanneer u
goed op het zadel zit.
Druk niet op de drukschakelaar duwhulp wanneer het achterwiel van de grond is.
Anders zal het wiel op hoge snelheid omhoog schieten en kunt u hierdoor letsel
oplopen.
9
Maak geen gebruik van de draadloze Bluetooth lage energietechnologie op plaat-
sen zoals ziekenhuizen of medische instituten waar het gebruik van elektroni-
sche of draadloze apparatuur verboden is. Anders zou dit invloed kunnen heb-
ben op de medische apparatuur, enz., met een ongeval tot gevolg.
Bij gebruik van de draadloze functie met Bluetooth lage energietechnologie,
moet u er op letten dat u het display op een veilige afstand van pacemakers
houdt. Anders kunnen de radiogolven van invloed zijn op de pacemaker-functie.
Gebruik de draadloze functie met Bluetooth lage energietechnologie niet in de
buurt van automatische controleapparatuur, zoals automatische deuren, brand-
melders, enz. Anders kunnen de radiogolven invloed uitoefenen op de appara-
tuur en een ongeval veroorzaken door middel van eventuele storingen of onbe-
doeld gebruik.
Voordat u de fiets voorziet van een multi-locatie accu 400/500, moet u ervoor zor-
gen dat er geen vuil of water zit in de aansluiting op de fiets. Doet u dit niet, dan
kan dit leiden tot warmteontwikkeling, rook en/of brand als gevolg van kortslui-
ting tussen de accupolen.
Voor fietsen die zijn voorzien van een multi-locatie accu 400/500, verwijder de
accu niet van de fiets wanneer u de fiets schoonmaakt. Anders kan er water in de
aansluiting binnendringen, wat kan leiden tot warmteontwikkeling, rook en/of
brand.
10
F. Instrument- en besturingsfuncties
Weergave-eenheid (Weergave A)
Indicator automatische
ondersteuningsmodus
Schakelaar hulpmodus
(omlaag)
USB-aansluiting Indicator
hulpmodus
Snelheidsmeter
Aan/uit-schakelaar
Indicator accu-
vermogen
Functieweergave
Drukschakelaar
duwhulp
Lichtschakelaar
Schakelaar hulpmodus
(omhoog)
OPMERKING
De USB-aansluiting is bestemd voor het aansluiten van de YAMAHA diagnostische tool; hij kan niet
worden gebruikt als een stroomaansluiting.
11
Weergave-eenheid (Weergave A)
De weergave-eenheid biedt de volgende bedienings- en
informatieweergaven.
2 Stroom „Aan/Uit”
Iedere keer wanneer u op de aan/uit-schakelaar drukt,
schakelt de stroom „Aan” of „Uit”.
Wanneer u de stroom inschakelt, gaan alle displays aan.
Daarna wordt het rijden-hoofddisplay weergegeven.
OPMERKING
Wanneer u de stroom inschakelt, wordt de hulpmodus
automatisch ingesteld op Standaardmodus of Automa-
tische ondersteuningsmodus.
Houd uw voeten van de pedalen af wanneer u de weer-
gave-eenheid inschakelt. Ga ook niet onmiddellijk na
het inschakelen van de weergave-eenheid fietsen.
Hierdoor kan de hulpstroom verzwakken. (Een zwakke
hulpstroom duidt in deze gevallen niet op een storing.)
Als een van de bovenstaande voorbeelden per ongeluk
voorkomt, haal uw voeten dan van de pedalen, schakel
de stroom opnieuw in en wacht even (ongeveer twee
seconden) voordat u begint te fietsen.
2 Weergaven en schakelen van de hulpmodus
U kunt de hulpmodus selecteren door gebruik te maken
van de hulpmodusschakelaars (omhoog en omlaag).
De geselecteerde hulpmodus wordt weergegeven door de
indicator hulpmodus.
Wanneer u de schakelaar hulpmodus (omhoog) in-
drukt, wijzigt de modus van „OFF” naar „+ECO”, of van
„+ECO” naar „ECO”, of van „ECO” naar „STD”, of van
„STD”, naar „HIGH” of van „HIGH” naar „EXPW”.
Wanneer u de schakelaar hulpmodus (omlaag) indrukt,
wijzigt de modus van „EXPW” naar „HIGH”, of van
„HIGH” naar „STD”, of „STD” naar „ECO” of „ECO”
naar „+ECO”, of „+ECO” naar „OFF”.
OPMERKING
Fietsen die zijn uitgerust met de PWseries CE, PWse-
ries TE of PWseries ST-aandrijfunit, hebben geen Extra
Stroom modus.
Verder indrukken van de schakelaar hulpmodus veran-
dert de hulpmodusselecties niet.
12
De Automatische ondersteuningsmodus, waarmee auto-
matisch kan worden overgeschakeld naar de optimale
hulpmodus volgens de rijomstandigheden, kan ook wor-
den gebruikt.
Om gebruik te maken van de Automatische ondersteu-
ningsmodus, drukt u gedurende 1 seconde of langer op
de schakelaar hulpmodus (omhoog). De indicator auto-
matische ondersteuningsmodus gaat branden en de
modus zal worden veranderd naar de Automatische
ondersteuningsmodus.
Om de Automatische ondersteuningsmodus te annule-
ren, drukt u gedurende 1 seconde of langer op de
schakelaar hulpmodus (omhoog). De indicator automa-
tische ondersteuningsmodus gaat uit en de Automati-
sche ondersteuningsmodus wordt geannuleerd.
OPMERKING
Zelfs wanneer u de schakelaars hulpmodus (omhoog
en omlaag) indrukt terwijl u in de Automatische onder-
steuningsmodus zit, kan de hulpmodus niet worden ge-
wijzigd.
De Automatische ondersteuningsmodus wordt opgesla-
gen wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld. Wan-
neer u de stroom opnieuw inschakelt, wordt de hulpmo-
dus ingesteld op de Automatische ondersteuningsmodus.
Indicator automatische
ondersteuningsmodus
Hulpmodus HulpmodusHulpmodus HulpmodusIndicator hulpmodus Indicator hulpmodusIndicator hulpmodus Indicator hulpmodus
HIGH
STD
ECO
+ECO
OFF
HIGH
STD
ECO
+ECO
OFF
HIGH
EXPW
STD
ECO
+ECO
OFF
PWseries TE-aandrijfunit
PWseries CE-aandrijfunit
PWseries ST-aandrijfunit
Hulpmodus
Hulpmodus
Indicator hulpmodus
Indicator hulpmodus
Automati-
sche
ondersteu-
ningsmodus
Automati-
sche
ondersteu-
ningsmodus
Automati-
sche
ondersteu-
ningsmodus
1 seconde of
langer
1 seconde of
langer
1 seconde of
langer
1 seconde of
langer
1 seconde of
langer
1 seconde of
langer
PW-X2-aandrijfunit
13
2 Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de snelheid van uw fiets weer (in
kilometer per uur of mijl per uur). Om km/mijl te selecte-
ren, raadpleegt u „km-/mijlinstelling”.
OPMERKING
Als de snelheid van uw fiets minder is dan 2,0 km/u of 1,2
MPH, geeft de snelheidsmeter „0 km/h” of „0 MPH” weer.
2 Indicator accuvermogen
De indicator accuvermogen geeft een schatting weer van
de resterende capaciteit in de accu.
2 Functieweergave
De functieweergave kan de volgende functies weergeven.
Kilometerteller
Dagteller
Bereik (Resterende hulpafstand)
Druk op de schakelaar hulpmodus (omlaag) gedurende 1
seconde of langer en het display verandert als volgt:
Kilometerteller Dagteller Bereik Kilometerteller
U kunt de gegevens voor de dagteller resetten.
7 Kilometerteller
Dit geeft de totale rijafstand weer (in kilometer of mijl) ter-
wijl de stroom was ingeschakeld.
De kilometerteller kan niet worden gereset.
7 Dagteller
Dit geeft de totale rijafstand weer (in kilometer of mijl)
sinds de laatste keer werd gereset.
Wanneer u de stroom uitschakelt, worden de gegevens tot
aan dat punt opgeslagen.
Om de dagteller te resetten en opnieuw te beginnen met
tellen, drukt u tegelijkertijd op de schakelaar hulpmodus
(omhoog) en schakelaar hulpmodus (omlaag) gedurende
2 seconden of langer wanneer de dagteller wordt weerge-
geven.
Indicator accuvermogen
Functieweergave
Snelheidsmeter
14
7 Bereik (Resterende hulpafstand)
Dit geeft een schatting van de afstand weer (in kilometer
of mijl) die kan worden gereden met hulp op de resteren-
de accuvermogen van de geïnstalleerde accu. Als u de
hulpmodus schakelt wanneer de resterende hulpafstand
wordt weergegeven, verandert de schatting van de af-
stand die kan worden gereden.
De resterende hulpafstandschatting kan niet worden gere-
set.
OPMERKING
De feitelijke resterende hulpafstand verandert afhanke-
lijk van de rijsituatie (heuvels, tegenwind, enz.) en als
de accucapaciteit afneemt.
Wanneer in uitstand, wordt „- - - -” weergegeven.
2 Koplamp „Aan/Uit” (Alleen van toepassing
op modellen die zijn voorzien van een
koplamp die wordt gevoed door de accu. De
achterlamp, die wordt gevoed door de accu,
wordt met de voorlamp aan-/uitgeschakeld.)
Iedere keer dat u de lichtschakelaar indrukt, schakelt de
koplamp tussen „Aan” en „Uit”.
15
2 km-/mijlinstelling
Gebruik de volgende stappen om de km/mijl-instelling in
te stellen.
1. Zorg ervoor dat de weergave-eenheid is ingeschakeld.
2. Selecteer de kilometertellerweergave in de functie-
weergave.
3. Druk gelijktijdig op de schakelaar hulpmodus (omhoog)
en de schakelaar hulpmodus (omlaag) en houd deze
gedurende 2 seconden of langer ingedrukt.
4. Wanneer „km/h” of „MPH” knippert, laat de schakelaar
dan los.
5. Gebruik de hulpmodusschakelaars (omhoog en om-
laag) om de km- of mijleenheid in te stellen.
6. Wanneer de eenheid die u wilt instellen knippert, drukt
u op de Schakelaar hulpmodus (omlaag) gedurende 1
seconde of langer en u laat de schakelaar los wanneer
het display terugschakelt naar het hoofddisplay dat
wordt weergegeven tijdens het rijden.
Voor alle instellingsprocedures, moet u de fiets tot
stilstand laten komen en de vereiste instellingen uit-
voeren op een veilige plek. Anders kan een gebrek
aan aandacht voor omringend verkeer of ander gevaar
een ongeluk veroorzaken.
OPMERKING
De instellingen kunnen niet worden aangepast tijdens
het rijden.
Als u het volgende doet tijdens het instellen, zal de
eenheid die u aan het instellen was worden geannu-
leerd en het display zal terugkeren naar het hoofddis-
play dat tijdens het rijden wordt weergegeven.
De zwengel (pedaal) in de rijrichting draaien
Het achterwiel draaien wanneer u met een snelheid
van 2 km/u of meer rijdt
Het indrukken van de drukschakelaar duwhulp
16
2 Duwhulp
Wanneer u op de fiets zit of ernaast loopt en de fiets be-
gint te duwen, kunt u duwhulp gebruiken zonder dat u
hoeft te trappen.
Om duwhulp te gebruiken, houd de drukschakelaar duw-
hulp ingedrukt.
Duwhulp zal niet werken in de volgende situaties:
Wanneer u de drukschakelaar duwhulp loslaat.
Wanneer u op hetzelfde moment op een andere scha-
kelaar drukt.
Wanneer u begint te trappen.
Als de snelheid van uw fiets 6 km/u overschrijdt.
Als u Uitstand selecteert.
Als de wielen niet draaien (wanneer u remt of in aanra-
king komt met een obstakel, enz.).
OPMERKING
De maximale snelheid varieert afhankelijk van de geselec-
teerde versnelling. De maximale snelheid wordt lager in
een lagere versnelling.
* Geldt voor de PWseries TE, PWseries ST en PW-X2
Aandrijfunits.
2 Diagnosemodus
De e-Bike Systeem zijn uitgerust met een diagnosemo-
dus.
Als een storing of defect in het e-Bike Systeem optreedt,
dan zullen het hoofddisplay dat wordt weergegeven tij-
dens het rijden en „Er” afwisselend worden weergegeven
terwijl een foutbeschrijving u op de hoogte houdt van het
type fout dat in de functieweergave is opgetreden. Raad-
pleeg „Problemen oplossen” over symptomen en oplos-
singen voor abnormale weergaven en abnormaal knippe-
ren.
Als het probleem niet kan worden opgelost, laat uw
fiets dan zo snel mogelijk inspecteren door een dea-
ler.
17
Weergave-eenheid (Weergave X)
Functieselecterende
schakelaar
USB-aansluiting
Lamp hulpmodus
Drukschakelaar duwhulp
Schakelaar hulpmodus
(omhoog)
Indicator accuvermogen
Bluetooth-indicator
Hulpstroommeter
Indicator hulpmodus
Functieweergave
Snelheidsmeter
Aan/uit-schakelaar Lichtschakelaar
Schakelaar hulpmodus
(omlaag)
18
Weergave-eenheid (Weergave X)
De weergave-eenheid biedt de volgende bedienings- en
informatieweergaven.
2 De batterij installeren
De weergave-eenheid moet verwijderd en geïnstalleerd
worden om de batterij te vervangen.
Verwijder de twee display-bouten aan de achterkant
van de klem en verwijder vervolgens de weergave-een-
heid.
Bij het installeren van de weergave-eenheid moet u de
twee display-bouten aan de achterkant van de klem
vastdraaien.
Draai de display-bouten vast tot 2 N·m. Anders kun-
nen tijdens het rijden trillingen ervoor zorgen dat de
display-bouten losraken met het risico dat de weerga-
ve-eenheid eraf kan vallen. Een losse display kan de
rijder afleiden of de bediening verstoren en een onge-
luk veroorzaken.
OPMERKING
De klem en de weergave-eenheid kunnen aan de rech-
terzijde van de stang worden geïnstalleerd.
Voor modellen zonder deze klem is bovenstaande op-
merking niet van toepassing.
2 Batterij
Controleer of de juiste batterij (CR2032) in de achterkant
van de weergave-eenheid is geplaatst.
Als er geen batterij is geplaatst, of als de batterij onvol-
doende resterende capaciteit heeft, plaats dan een nieu-
we batterij.
Om de tijd in te stellen, gaat u naar „Stopwatch en instel-
lingen”.
OPMERKING
Zorg dat de O-ring correct is geïnstalleerd.
Gebruik een nieuw type CR2032 knoopcelbatterij (los
verkrijgbaar).
Wanneer de batterij leeg is, zal telkens als de stroom-
toevoer van het voertuig wordt ingeschakeld, de klok
beginnen te tellen vanaf 11:00. Vervang alstublieft de
batterij, indien een dergelijke voorwaarde zich voor-
doet.
Klem
Display-bout
Deksel
Batterij
O-ring
19
2 Stroom „Aan/Uit”
Iedere keer wanneer u op de aan/uit-schakelaar drukt,
schakelt de stroom „Aan” of „Uit”.
Wanneer u de stroom inschakelt, zal de animatie worden
weergegeven.
Daarna wordt het rijden-hoofddisplay weergegeven.
OPMERKING
Wanneer u de stroom inschakelt, wordt de hulpmodus
automatisch ingesteld op standaardmodus of Automati-
sche ondersteuningsmodus.
Houd uw voeten van de pedalen af wanneer u de weer-
gave-eenheid inschakelt. Ga ook niet onmiddellijk na
het inschakelen van de weergave-eenheid fietsen.
Hierdoor kan de hulpstroom verzwakken. (Een zwakke
hulpstroom duidt in deze gevallen niet op een storing.)
Als een van de bovenstaande voorbeelden per ongeluk
voorkomt, haal uw voeten dan van de pedalen, schakel
de stroom opnieuw in en wacht even (ongeveer twee
seconden) voordat u begint te fietsen.
2 Weergaven en schakelen van de hulpmodus
U kunt de hulpmodus selecteren door gebruik te maken
van de hulpmodusschakelaars (omhoog en omlaag).
De geselecteerde hulpmodus wordt weergegeven door de
indicator hulpmodus en de kleur van de lamp hulpmodus.
Wanneer u de schakelaar hulpmodus (omhoog) in-
drukt, wijzigt de modus van „OFF” naar „+ECO”, of van
„+ECO” naar „ECO”, of van „ECO” naar „STD”, of van
„STD”, naar „HIGH” of van „HIGH” naar „EXPW”.
Wanneer u de schakelaar hulpmodus (omlaag) indrukt,
wijzigt de modus van „EXPW” naar „HIGH”, of van
„HIGH” naar „STD”, of „STD” naar „ECO” of „ECO”
naar „+ECO”, of „+ECO” naar „OFF”.
OPMERKING
Fietsen die zijn uitgerust met de PWseries CE, PWse-
ries TE of PWseries ST-aandrijfunit, hebben geen Extra
Stroom modus.
Verder indrukken van de schakelaar hulpmodus veran-
dert de hulpmodusselecties niet.
In de Uitstand wordt de hulpstroommeter niet weerge-
geven.
U kunt de lamp hulpmodus uit laten.
Voor meer informatie, gaat u naar „Stopwatch en instel-
lingen”.
Indicator hulpmodus
Lamp hulpmodus
Uitstand
Hulpstroommeter
20
De Automatische ondersteuningsmodus, waarmee auto-
matisch kan worden overgeschakeld naar de optimale
hulpmodus volgens de rijomstandigheden, kan ook wor-
den gebruikt.
Om gebruik te maken van de Automatische ondersteu-
ningsmodus, drukt u gedurende 1 seconde of langer op
de schakelaar hulpmodus (omhoog). „A:” wordt toege-
voegd aan de indicator hulpmodus en de modus wordt
gewijzigd naar de Automatische ondersteuningsmodus.
Om de Automatische ondersteuningsmodus te annule-
ren, drukt u gedurende 1 seconde of langer op de
schakelaar hulpmodus (omhoog). „A:” verdwijnt van de
indicator hulpmodus en de Automatische ondersteu-
ningsmodus wordt geannuleerd.
OPMERKING
Zelfs wanneer u de schakelaars hulpmodus (omhoog en
omlaag) indrukt terwijl u in de Automatische ondersteu-
ningsmodus zit, kan de hulpmodus niet worden gewijzigd.
De Automatische ondersteuningsmodus wordt opgesla-
gen wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld. Wan-
neer u de stroom opnieuw inschakelt, wordt de hulpmo-
dus ingesteld op de Automatische ondersteuningsmodus.
2 Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de snelheid van uw fiets weer (in
kilometer per uur of mijl per uur). Om km/mijl te selecte-
ren, raadpleegt u „Stopwatch en instellingen”.
OPMERKING
Als de snelheid van uw fiets minder is dan 2,0 km/u of 1,2
MPH, geeft de snelheidsmeter „0.0 km/h” of „0.0 MPH”
weer.
Snelheidsmeter
HIGH
STD
ECO
+ECO
OFF
HIGH
STD
ECO
+ECO
OFF
EXPW
HIGH
STD
ECO
+ECO
OFF
PWseries TE-aandrijfunit
PWseries CE-aandrijfunit
PWseries ST-aandrijfunit
PW-X2-aandrijfunit
1 seconde
of langer
1 seconde
of langer
1 seconde
of langer
1 seconde
of langer
1 seconde
of langer
1 seconde
of langer
Hulp-
modus
Hulp-
modus
Hulp-
modus
Hulp-
modus
Hulp-
modus
Hulp-
modus
Indicator
hulpmodus
Indicator
hulpmodus
Indicator
hulpmodus
Indicator
hulpmodus
Indicator
hulpmodus
Indicator
hulpmodus
Lamp
hulpmodus
Lamp
hulpmodus
Lamp
hulpmodus
Lamp
hulpmodus
Lamp
hulpmodus
Lamp
hulpmodus
Blauw
Blauw
BlauwBlauw
Blauw
Blauw
Blauw
Blauw
BlauwBlauw
Blauw
Blauw
Groen
Blauw
GroenGroen
Groen
Groen
Groen
Groen
GroenGroen
Verbergen
Groen
Verbergen
Verbergen
Auto-
mati-
sche
onder-
steu-
nings-
modus
Auto-
mati-
sche
onder-
steu-
nings-
modus
Auto-
mati-
sche
onder-
steu-
nings-
modus
21
Indicator
accuvermogen
Hulpstroommeter
Functieweergave
2 Indicator accuvermogen
De indicator accuvermogen geeft een schatting weer van
de resterende capaciteit in de accu.
2 Hulpstroommeter
De hulpstroommeter geeft een schatting weer van de
hulpstroom tijdens het fietsen.
Wanneer het e-Bike Systeem niet in werking zijn, worden
geen van de segmenten van de hulpstroommeter weerge-
geven. Wanneer het e-Bike Systeem in werking zijn, ter-
wijl de hulpstroom toeneemt, worden de segmenten van
de hulpstroommeter één voor één toegevoegd.
2 Functieweergave
De functieweergave kan de volgende functies weergeven.
Kilometerteller
Dagteller
Gemiddelde snelheid fiets
Maximale snelheid fiets
Bereik (Resterende hulpafstand)
Accucapaciteit (%)
Cadans
Klok
Door te drukken op de functieselecterende schakelaar,
verandert de weergave als volgt:
Kilometerteller Dagteller Gemiddelde snelheid fiets
Maximale snelheid fiets Bereik Accucapaciteit (%)
Cadans Klok Kilometerteller
U kunt de items selecteren die weergegeven moeten wor-
den.
Voor meer informatie, gaat u naar „Stopwatch en instellin-
gen”.
U kunt de gegevens voor dagteller, gemiddelde snelheid
fiets en maximale snelheid fiets terugstellen.
Voor meer informatie, gaat u naar „Stopwatch en instellin-
gen”.
22
7 Kilometerteller
Dit geeft de totale rijafstand weer (in kilometer of mijl) ter-
wijl de stroom was ingeschakeld.
De kilometerteller kan niet worden gereset.
7 Dagteller
Dit geeft de totale rijafstand weer (in kilometer of mijl)
sinds de laatste keer werd gereset.
Wanneer u de stroom uitschakelt, worden de gegevens tot
aan dat punt opgeslagen.
Om de dagteller te resetten en opnieuw te beginnen met
tellen, drukt u tegelijkertijd op de schakelaar hulpmodus
(omhoog) en schakelaar hulpmodus (omlaag) gedurende
2 seconden of langer wanneer de dagteller wordt weerge-
geven. Of raadpleeg „Stopwatch en instellingen”.
7 Gemiddeldesnelheidets
Dit geeft de gemiddelde snelheid van de fiets weer (in ki-
lometer per uur of mijl pet uur) sinds de laatste keer dat
gereset werd.
Wanneer u de stroom uitschakelt, worden de gegevens tot
aan dat punt opgeslagen.
Om de gemiddelde snelheid van de fiets te resetten, drukt
u tegelijkertijd op de schakelaar hulpmodus (omhoog) en
de schakelaar hulpmodus (omlaag) gedurende 2 secon-
den of langer wanneer de gemiddelde snelheid van de
fiets wordt weergegeven. Of raadpleeg „Stopwatch en in-
stellingen”.
7 Maximalesnelheidets
Dit geeft de maximale snelheid van de fiets weer (in kilo-
meter per uur of mijl pet uur) sinds de laatste keer dat ge-
reset werd.
Wanneer u de stroom uitschakelt, worden de gegevens tot
aan dat punt opgeslagen.
Om de maximale snelheid van de fiets te resetten, drukt u
gelijktijdig op de schakelaar hulpmodus (omhoog) en de
schakelaar hulpmodus (omlaag) gedurende 2 seconden
of langer, wanneer de maximale snelheid van de fiets
wordt weergegeven. Of raadpleeg „Stopwatch en instellin-
gen”.
23
7 Bereik (Resterende hulpafstand)
Dit geeft een schatting van de afstand weer (in kilometer
of mijl) die kan worden gereden met hulp op de resteren-
de accuvermogen van de geïnstalleerde accu. Als u de
hulpmodus schakelt wanneer de resterende hulpafstand
wordt weergegeven, verandert de schatting van de af-
stand die kan worden gereden.
De resterende hulpafstandschatting kan niet worden gere-
set.
OPMERKING
De feitelijke resterende hulpafstand verandert afhanke-
lijk van de rijsituatie (heuvels, tegenwind, enz.) en als
de accucapaciteit afneemt.
Wanneer in Uitstand, wordt „- - - -” weergegeven.
7 Accucapaciteit (%)
Dit geeft de resterende capaciteit van de accu weer.
De weergave van de resterende accuvermogen kan niet
worden gereset.
7 Cadans
Dit geeft uw trapsnelheid weer in omwentelingen per mi-
nuut.
De trapcadansweergave kan niet worden gereset.
OPMERKING
Als u achterwaarts trapt, wordt „0” weergegeven.
7 Klok
Geeft de huidige tijd weer in 24-uursformaat. Om de tijd in
te stellen, gaat u naar „Stopwatch en instellingen”.
2 Koplamp „Aan/Uit” (Alleen van toepassing
op modellen die zijn voorzien van een
koplamp die wordt gevoed door de accu. De
achterlamp, die wordt gevoed door de accu,
wordt met de voorlamp aan-/uitgeschakeld.)
Iedere keer dat u de lichtschakelaar indrukt, schakelt de
koplamp tussen „Aan” en „Uit”.
24
2 Stopwatch en instellingen
Het display schakelt het volgende in.
STOPWATCH
Stopwatchfunctie
TIME ADJ (TIJD AANPASSEN)
Klokinstelling
DIST UNIT (AFSTANDSEENHEID)
km-/mijlinstelling
DSPL ITEM (WEERGAVE-ITEM)
Stelt de items die moeten worden weergegeven in op
de functieweergave tijdens het normaal rijden.
RESET
Stelt de waarden terug van de dagteller, de gemiddelde
snelheid fiets en de maximale snelheid fiets.
BLE (Bluetooth lage energietechnologie)
Schakelt de profielen en schakelt de draadloze functie
uit.
USB
Schakelt de USB-aansluiting tussen een voedingspoort
en een bekabelde communicatiepoort.
LED
Verandert tussen het aanhouden van de lamp hulpmo-
dus en het uithouden van de lamp hulpmodus.
1. Druk op de functieselecterende schakelaar gedurende
2 seconden of langer.
2. Selecteer een item door gebruik te maken van de hulp-
modusschakelaars (omhoog en omlaag).
Druk op de functieselecterende schakelaar bij het
weergegeven item dat u wilt selecteren, en het gese-
lecteerde item zal dan weergegeven worden.
Het selecteren van „EXIT” keert u terug naar het rij-
den-hoofddisplay.
Voor alle instellingsprocedures, moet u de fiets tot
stilstand laten komen en de vereiste instellingen uit-
voeren op een veilige plek. Anders kan een gebrek
aan aandacht voor omringend verkeer of ander gevaar
een ongeluk veroorzaken.
OPMERKING
De instellingen kunnen niet worden aangepast tijdens
het rijden.
Als u het volgende doet tijdens het instellen, zal de
eenheid die u aan het instellen was worden geannu-
leerd en het display zal terugkeren naar het hoofddis-
play dat tijdens het rijden wordt weergegeven.
De zwengel (pedaal) in de rijrichting draaien
Het achterwiel draaien wanneer u met een snelheid
van 2 km/u of meer rijdt
Het indrukken van de drukschakelaar duwhulp
[S---] ���� Druk op de functieselecterende schakelaar gedu-
rende 2 seconden of langer
[S] ������� Druk op de functieselecterende schakelaar
[] ������ Druk op de schakelaar hulpmodus (omhoog)
[] ������ Druk op de schakelaar hulpmodus (omlaag)
[S---]
[]
[S]
[][]
[][]
[][]
[][]
[][]
[][]
[][]
[][]
[S]
[S]
[S]
[S]
[S]
[S]
[S]
[S]
[
]
Rijden-hoofddisplay
25
7 STOPWATCH
De stopwatch telt de tijd in seconden tot maximaal 9 uur,
59 minuten en 59 seconden.
Wanneer dit maximum is bereikt, zal het automatisch be-
ginnen vanaf 0 (nul) en doorgaan met tellen.
TIME MEASUREMENT
Gebruik de functieselecterende schakelaar om de tijd-
meting te starten en te stoppen.
Druk op de functieselecterende schakelaar gedurende
2 seconden of langer om de gemeten tijd te „RESET”.
RESET
Wanneer de functieselecterende schakelaar wordt in-
gedrukt, wordt de gemeten tijd teruggesteld en wordt
het metende display weergegeven.
Gebruik de hulpmodusschakelaars (omhoog en om-
laag) om naar de „EXIT” weergave te gaan.
EXIT
Wanneer op de functieselecterende schakelaar wordt
gedrukt, zal de weergave terugkeren naar de hoofd rij-
den-weergave.
Gebruik de hulpmodusschakelaars (omhoog en om-
laag) om naar de „RESET” weergave te gaan.
OPMERKING
Het is mogelijk om terug te keren naar het rijden-hoofd-
display zonder de tijdmeting te onderbreken.
Wanneer de stroom wordt uitgeschakeld, wordt de ge-
meten tijd terug gesteld.
[S---]
[S]
[S]
[S]
[]
[]
[][]
Herhaling van de meting starten/stoppen door [S]
Naar het rijden-hoofddisplay
Terugstellen van de meetwaarde
26
7 TIME ADJ (TIJD AANPASSEN)
U kunt de tijd van de klok aanpassen.
1. Controleer of „Uur” knippert en pas de uren aan door
gebruik te maken van de hulpmodusschakelaar (om-
hoog en omlaag).
2. Druk op de functieselecterende schakelaar om de mi-
nuten in te stellen.
3. Controleer of „Minuut” knippert en pas de minuten aan
door gebruik te maken van de hulpmodusschakelaars
(omhoog en omlaag).
4. Druk op de functieselecterende schakelaar om terug te
gaan naar het rijden-hoofddisplay.
7 DIST UNIT (AFSTANDSEENHEID)
U kunt de eenheid voor afstand en snelheid selecteren.
Wanneer „km” wordt geselecteerd, wordt de afgelegde af-
stand in kilometers en de snelheid in km/u weergegeven.
Wanneer „mile” wordt geselecteerd, wordt de afgelegde
afstand in mijl en de snelheid in mph weergegeven.
1. Selecteer „km” of „mile” met behulp van de hulpmodus-
schakelaars (omhoog en omlaag).
2. Druk op de functieselecterende schakelaar wanneer de
gewenste eenheid wordt aangegeven in het display.
Deze instelling zal behouden blijven en het display zal
terugkeren naar het rijden-hoofddisplay.
[S]
[]
[]
[S] [S]
[]
[]
[][] [][]
Naar het rijden-hoofddisplay
„Uur” aanpassing „Minuut” aanpassing
[S]
[]
[]
[S]
[][]
Naar het rijden-hoofddisplay
Selectie van
„km” of „mile”
27
7 DSPL ITEM (WEERGAVE-ITEM)
U kunt kiezen om verschillende items te laten zien of te
verbergen in de functieweergave tijdens normaal rijden.
De items die u kunt selecteren om te tonen of te verber-
gen zijn: „TRIP” (dagteller), „AVE” (gemiddelde snelheid
fiets), „MAX” (maximale snelheid fiets), „RANGE” (reste-
rende hulpafstand), „BATTERY” (accucapaciteit (%)), „CA-
DENCE” (cadans) en „TIME” (klok).
OPMERKING
U kunt de kilometerteller-indicatie niet verbergen.
1. Selecteer een item door gebruik te maken van de hulp-
modusschakelaars (omhoog en omlaag).
2. Gebruik de functieselecterende schakelaar om het ge-
selecteerde item weer te geven of te verbergen. (Wan-
neer een item wordt getoond, zal een vinkje worden
getoond in het selectievakje.)
3. Wanneer u de functieselecterende schakelaar in het
display „EXIT” indrukt, dan wordt de instelling behou-
den en zal de weergave terugkeren naar het rij-
den-hoofddisplay.
Functieweergave
[S]
[S]
[]
[S]
[S]
[S]
[S]
[S]
[S]
[S]
[]
[][]
[][]
[][]
[][]
[][]
[][]
[][]
Naar het rijden-hoofddisplay
28
7 RESET
U kunt de waarden voor „TRIP” (dagteller), „AVE” (gemid-
delde snelheid fiets) en „MAX” (maximale snelheid fiets)
terugstellen.
OPMERKING
U kunt de kilometerteller niet terugstellen.
Om de opgeslagen energie te resetten die wordt weer-
gegeven op het apparaat, dat is aangesloten via de
Bluetooth lage energietechnologie, selecteert u „CPP”
op de „BLE”-weergave (Bluetooth lage energietechno-
logie). „CALORIE” zal worden toegevoegd in de „RE-
SET”-weergave. Selecteer vervolgens „CALORIE” om
de opgeslagen energie te resetten.
1. Selecteer een item door gebruik te maken van de hulp-
modusschakelaars (omhoog en omlaag) en gebruik de
functieselecterende schakelaar om een vinkje te plaatsen
in het selectievakje van het item dat u wilt terugstellen.
2. Wanneer u de functieselecterende schakelaar in het
display „EXIT” indrukt, dan zullen de items met een
vinkje teruggesteld worden en zal de weergave terug-
keren naar het rijden-hoofddisplay.
7 BLE (Bluetooth lage energietechnologie)
U kunt het profiel instellen voor het gebruik van de draad-
loze functie met Bluetooth lage energietechnologie, of u
kunt selecteren de functie voor een draadloze verbinding
niet te gebruiken.
Wanneer „CSCP” is geselecteerd, zal de Fietssnelheid en
het Cadansprofiel beschikbaar zijn.
Wanneer „CPP” is geselecteerd, zal het Fietsvermogen-
profiel beschikbaar zijn.
Wanneer „OFF” is geselecteerd, zal de draadloze functie
uitgeschakeld worden.
OPMERKING
Stel het profiel in op basis van de draadloze communi-
catieapparatuur die communiceert via Bluetooth lage
energietechnologie.
Voor het niveau van het uitgangsvermogen van ieder
profiel, raadpleegt u „Specificaties”.
Zelfs als de stroom uit is, blijft de instelling behouden.
Wanneer de spanning de volgende keer wordt inge-
schakeld, zal de laatst gebruikte instelling worden ge-
selecteerd.
[S]
[S]
[]
[S]
[S]
[S]
[]
[][]
[][]
[][]
Items met een vinkje worden teruggesteld
en de weergave zal terugkeren naar het
rijden-hoofddisplay
29
1. Selecteer „CSCP”, „CPP”, of „OFF” met behulp van de
hulpmodusschakelaars (omhoog en omlaag).
2. Wanneer u de functieselecterende schakelaar indrukt
bij het gewenste itemdisplay, dan wordt de instelling
behouden en wordt het rijden-hoofddisplay weergege-
ven.
7 USB
U kunt de USB-aansluiting als een stroomaansluiting ge-
bruiken.
OPMERKING
Normaal gesproken moet u „COMM” niet gebruiken
want dit is een dienstmodus die wordt gebruikt voor de
bedrade communicatie.
Wanneer de stroom wordt uitgeschakeld, zal de modus
automatisch wijzigen naar „PWR SPLY”.
[S]
[]
[]
[S]
[][]
[][]
Naar het rijden-hoofddisplay
Selectie van „CSCP”,
„CPP”, of „OFF”
USB-aansluiting
[S] [S]
[]
[]
[][]
Naar het rijden-hoofddisplay
30
7 LED
U kunt kiezen om het licht van de lamp hulpmodus vol-
gens de hulpmodus op te lichten of houd de lamp hulpmo-
dus de hele tijd uitgeschakeld.
Wanneer „ON” is geselecteerd, zal de lamp hulpmodus
gaat branden, afhankelijk van de hulpmodus.
Wanneer „OFF” is geselecteerd, zal de lamp hulpmodus
de hele tijd onverlicht blijven.
OPMERKING
Zelfs als de lamp hulpmodus is ingesteld op „OFF”, dan
zal het licht rood gaan branden wanneer een fout op-
treedt.
1. Selecteer „ON” of „OFF” met behulp van de hulpmo-
dusschakelaars (omhoog en omlaag).
2. Wanneer u de functieselecterende schakelaar indrukt
bij het gewenste itemdisplay, dan wordt de instelling
behouden en wordt het rijden-hoofddisplay weergege-
ven.
2 Duwhulp
Wanneer u op de fiets zit of ernaast loopt en de fiets be-
gint te duwen, kunt u duwhulp gebruiken zonder dat u
hoeft te trappen.
Om duwhulp te gebruiken, houd de drukschakelaar duw-
hulp ingedrukt.
Duwhulp zal niet werken in de volgende situaties:
Wanneer u de drukschakelaar duwhulp loslaat.
Wanneer u op hetzelfde moment op een andere scha-
kelaar drukt.
Wanneer u begint te trappen.
Als de snelheid van uw fiets 6 km/u overschrijdt.
Als u Uitstand selecteert.
Als de wielen niet draaien (wanneer u remt of in aanra-
king komt met een obstakel, enz.).
OPMERKING
De maximale snelheid varieert afhankelijk van de geselec-
teerde versnelling. De maximale snelheid wordt lager in
een lagere versnelling.
* Geldt voor de PWseries TE, PWseries ST en PW-X2
Aandrijfunits.
Lamp hulpmodus
[S]
[]
[S]
[]
[][]
Naar het rijden-hoofddisplay
Selectie van
„ON” of „OFF”
31
2 Diagnosemodus
De e-Bike Systeem zijn uitgerust met een diagnosemo-
dus. Als een storing of defect in het e-Bike Systeem op-
treedt, dan zal de lamp hulpmodus rood oplichten en zal
het rijden-hoofddisplay en „ER” afwisselend worden weer-
gegeven terwijl een foutbeschrijving u op de hoogte houdt
van het type fout dat in de functieweergave is opgetreden.
Raadpleeg „Problemen oplossen” over symptomen en op-
lossingen voor abnormale weergaven en abnormaal knip-
peren.
Als het probleem niet kan worden opgelost, laat uw
fiets dan zo snel mogelijk inspecteren door een dea-
ler.
OPMERKING
Zelfs als de lamp hulpmodus is ingesteld op „OFF”, dan
zal het licht rood gaan branden wanneer een fout of sto-
ring optreedt.
2 Stroomtoevoer aan externe apparaten
Stroom kan worden gevoed aan de meeste externe appa-
raten (bijv. verschillende smartphones, enz.) door het aan-
sluiten van een commerciële USB 2.0 OTG-kabel.
[Om stroom toe te voeren]
1. Open het klepje van de USB-aansluiting van het dis-
play.
2. Sluit de USB-kabel aan op het display en het externe
apparaat.
3. Schakel de stroom in.
[Om stroomtoevoer te stoppen]
1. Schakel de stroom uit.
2. Koppel de USB-kabel los en plaats het klepje van de
USB-aansluiting terug.
Oefen geen overdreven kracht uit op de USB-stek-
ker en trek niet aan de USB-kabel.
Controleer of de USB-stekker de juiste kant op is
gericht en niet volledig uit positie is met de
USB-aansluiting of schuin is, en zorg dat deze vol-
ledig ingestoken is.
Sluit de USB-aansluiting en de USB-stekker niet
aan indien deze nat zijn.
Gebruik een USB 2.0 OTG-kabel die voldoet aan de
normen.
Steek geen vreemde objecten in de USB-aanslui-
ting.
Anders kunnen de weergave-eenheid en het externe
apparaat storing ondervinden.
Wordt afwisselend
weergegeven
32
OPMERKING
Stroom wordt automatisch toegevoerd wanneer een
extern apparaat wordt verbonden met de USB-kabel.
Er wordt geen stroom toegevoerd als de resterende ac-
cucapaciteit laag is.
De stroomtoevoer van het voertuig schakelt uit en
stroom die wordt toegevoerd door de USB-aansluiting
zal ook uitschakelen als het voeruig gedurende 5 minu-
ten niet wordt gebruikt.
2 Communicatie met Bluetooth lage
energietechnologie
De draadloze apparatuur die overeenkomt met de CSCP-
of CPP-profielen kunnen de communicatie via Bluetooth
lage energietechnologie bieden.
1. Stel de profielen van de weergave-eenheid in door te
kijken naar „Stopwatch en instellingen”.
Controleer ook of zij in overeenstemming zijn met de
verbindingsinstellingen van uw draadloze communica-
tieapparaat.
2. Controleer of de Bluetooth-indicator wordt weergege-
ven.
3. Selecteer „Yamaha ####*” of „Yamaha #######*” in
het gebruikersmenu van uw draadloze communicatie-
apparatuur.
Voor meer informatie, raadpleegt u de handleiding van
de apparatuur voor draadloze communicatie.
* „####” of „#######” is een combinatie van onregelmatige
alfanumerieke tekens.
OPMERKING
Houd de afstand tussen het display en de apparatuur
voor draadloze communicatie binnen 1 m. De maxima-
le communicatieafstand van deze apparatuur is 1 m.
Als de apparatuur voor draadloze communicatie in een
zak worden bewaard, enz., is het mogelijk dat de com-
municatieafstand kleiner wordt.
Gebruik het toestel niet in een omgeving met magneti-
sche velden, statische elektriciteit of elektromagneti-
sche interferentie.
Als de apparatuur wordt gebruikt in de buurt van zen-
ders, uitzendstations of de volgende type apparatuur,
dan is draadloze communicatie misschien niet mogelijk.
Magnetrons
Digitale draadloze telefoons
Draadloze communicatieapparatuur
In de buurt van andere draadloze apparaten die de
2,4 GHz band gebruiken.
Bedek het display niet met voorwerpen zoals alumini-
um platen die de radiogolven blokkeren. Anders kan de
draadloze communicatie misschien niet mogelijk zijn.
Voor het niveau van het uitgangsvermogen van ieder
profiel, raadpleegt u „Specificaties”.
Bluetooth-indicator
33
Weergave-eenheid (Weergave C)
Functieselecte-
rende schakelaar
USB-aansluiting
Indicator automatische
ondersteuningsmodus
Drukschakelaar duwhulp
Schakelaar hulp-
modus (omhoog)
Indicator
accuver-
mogen
Accucapaciteit
(%)
Bluetooth-indicator
Hulpstroommeter
Indicator
hulpmodus
Functieweergave
Snelheidsmeter
Aan/uit-schakelaar
Lichtschakelaar
Schakelaar
hulpmodus
(omlaag)
Klok
34
Weergave-eenheid (Weergave C)
De weergave-eenheid biedt de volgende bedienings- en
informatieweergaven.
2 De batterij installeren
De weergave-eenheid moet verwijderd en geïnstalleerd
worden om de batterij te vervangen.
Verwijder de klem door de vier bouten los te draaien en
verwijder het display van het handvat.
Bij het installeren van de weergave-eenheid moet u de
vier klembouten aan de achterkant van de klem vast-
draaien.
Draai de klembouten vast tot 2 N·m. Anders kunnen
tijdens het rijden trillingen ervoor zorgen dat de klem-
bouten losraken met het risico dat de weergave-een-
heid eraf kan vallen. Een losse display kan de rijder
afleiden of de bediening verstoren en een ongeluk
veroorzaken.
2 Batterij
Controleer of de juiste batterij (CR2032) in de achterkant
van de weergave-eenheid is geplaatst.
Als er geen batterij is geplaatst, of als de batterij onvol-
doende resterende capaciteit heeft, plaats dan een nieu-
we batterij.
Na het plaatsen van een nieuwe batterij, schakelt u de
stroom één keer in en dan uit zodat de weergave-eenheid
de batterij kan herkennen.
In geval u de taal moet instellen, zie „Taal”.
Om de tijd in te stellen, zie „Instellingen”.
OPMERKING
Zorg dat de O-ring correct is geïnstalleerd.
Gebruik een nieuw type CR2032 knoopcelbatterij (los
verkrijgbaar).
Wanneer de batterij leeg is, zal telkens als de stroom-
voorziening van het voertuig wordt ingeschakeld, 11:00
worden weergegeven en ongeveer 10 seconden later
verdwijnen. Bovendien wordt de taal in het Engels aan-
gegeven. Vervang de batterij als dit gebeurt.
Klem
Klembout
Deksel
Batterij
O-ring
35
2 Taal
In Weergave C kunt u de taal selecteren uit een van de
volgende talen:
ONDERSTEUNDE TAAL DISPLAY
Engels English
Duits Deutsch
Frans Français
Nederlands Nederlands
Italiaans Italiano
Spaans Español
1. Zorg ervoor dat de stroom is uitgeschakeld.
Als er niets wordt weergegeven in het display, is de
stroom uitgeschakeld.
Als er iets wordt weergegeven in het display, is de
stroom is ingeschakeld. Druk op de aan/uit-schakelaar
om de stroom uit te schakelen.
2. Houd de aan/uit-schakelaar en de functieselecterende
schakelaar gedurende 2 seconden of langer gelijktijdig
ingedrukt.
3. Selecteer de taal met behulp van de hulpmodusscha-
kelaars (omhoog en omlaag) en druk vervolgens op de
functieselecterende schakelaar. De instelling wordt be-
houden en de stroom wordt uitgeschakeld.
Bij het instellen van de taal, moet u de fiets tot stil-
stand laten komen en de taal instellen op een veilige
plek. Anders kan een gebrek aan aandacht voor om-
ringend verkeer of ander gevaar een ongeluk veroor-
zaken.
OPMERKING
Als er geen batterij (CR2032) is geïnstalleerd, of als de
resterende batterijvoeding niet voldoende is, wordt „Be-
nodigt CR2032 (knoopcelbatterij)” weergegeven in de
display. Zelfs als u de taal in deze situatie instelt, zal
het display terugkeren naar de Engelse instelling tel-
kens wanneer de stroom wordt uitgeschakeld. Plaats
de batterij (CR2032) of vervang de batterij om de taal
in te stellen.
Na het plaatsen van de batterij (CR2032), wordt „Beno-
digt CR2032 (knoopcelbatterij)” mogelijk nog steeds
weergegeven in het display. Schakel in dat geval de
stroom één keer uit.
Het hulpsysteem werkt niet tijdens het instellen van de
taal.
[P---] ���� Druk op de aan/uit-schakelaar gedurende 2 se-
conden of langer
[S---] ���� Druk op de functieselecterende schakelaar gedu-
rende 2 seconden of langer
[S] ������� Druk op de functieselecterende schakelaar
[] ������ Druk op de schakelaar hulpmodus (omhoog)
[] ������ Druk op de schakelaar hulpmodus (omlaag)
[P---]
and
[S---]
Power Off
[S]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
Selection of language
Selectie van taal
Stroom uit
[P---]
en
[S---]
36
2 Stroom „Aan/Uit”
Iedere keer wanneer u op de aan/uit-schakelaar drukt,
schakelt de stroom „Aan” of „Uit”.
Wanneer u de stroom inschakelt, zal de animatie worden
weergegeven.
Daarna wordt het rijden-hoofddisplay weergegeven.
OPMERKING
Wanneer u de stroom inschakelt, wordt de hulpmodus
automatisch ingesteld op standaardmodus of Automati-
sche ondersteuningsmodus.
Houd uw voeten van de pedalen af wanneer u de weer-
gave-eenheid inschakelt. Ga ook niet onmiddellijk na
het inschakelen van de weergave-eenheid fietsen.
Hierdoor kan de hulpstroom verzwakken. (Een zwakke
hulpstroom duidt in deze gevallen niet op een storing.)
Als een van de bovenstaande voorbeelden per ongeluk
voorkomt, haal uw voeten dan van de pedalen, schakel
de stroom opnieuw in en wacht even (ongeveer twee
seconden) voordat u begint te fietsen.
2 Weergaven en schakelen van de hulpmodus
U kunt de hulpmodus selecteren door gebruik te maken
van de hulpmodusschakelaars (omhoog en omlaag).
De geselecteerde hulpmodus wordt weergegeven door de
indicator hulpmodus.
Wanneer u de schakelaar hulpmodus (omhoog) in-
drukt, wijzigt de modus van „OFF” naar „+ECO”, of van
„+ECO” naar „ECO”, of van „ECO” naar „STD”, of van
„STD”, naar „HIGH” of van „HIGH” naar „EXPW”.
Wanneer u de schakelaar hulpmodus (omlaag) indrukt,
wijzigt de modus van „EXPW” naar „HIGH”, of van
„HIGH” naar „STD”, of „STD” naar „ECO” of „ECO”
naar „+ECO”, of „+ECO” naar „OFF”.
OPMERKING
Fietsen die zijn uitgerust met de PWseries CE, PWse-
ries TE of PWseries ST-aandrijfunit, hebben geen Extra
Stroom modus.
Verder indrukken van de schakelaar hulpmodus veran-
dert de hulpmodusselecties niet.
In de Uitstand wordt de hulpstroommeter niet weerge-
geven.
Indicator hulpmodus
Uitstand
Hulpstroom-
meter
37
De Automatische ondersteuningsmodus, waarmee auto-
matisch kan worden overgeschakeld naar de optimale
hulpmodus volgens de rijomstandigheden, kan ook wor-
den gebruikt.
Om gebruik te maken van de Automatische ondersteu-
ningsmodus, drukt u gedurende 1 seconde of langer op
de schakelaar hulpmodus (omhoog). De indicator auto-
matische ondersteuningsmodus gaat branden en de
modus zal worden veranderd naar de Automatische
ondersteuningsmodus.
Om de Automatische ondersteuningsmodus te annule-
ren, drukt u gedurende 1 seconde of langer op de
schakelaar hulpmodus (omhoog). De indicator automa-
tische ondersteuningsmodus gaat uit en de Automati-
sche ondersteuningsmodus wordt geannuleerd.
OPMERKING
Zelfs wanneer u de schakelaars hulpmodus (omhoog
en omlaag) indrukt terwijl u in de Automatische onder-
steuningsmodus zit, kan de hulpmodus niet worden ge-
wijzigd.
De Automatische ondersteuningsmodus wordt opgesla-
gen wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld. Wan-
neer u de stroom opnieuw inschakelt, wordt de hulpmo-
dus ingesteld op de Automatische ondersteuningsmodus.
Indicator automatische
ondersteuningsmodus
HIGH
EXPW
STD
ECO
+ECO
OFF
HIGH
STD
ECO
+ECO
OFF
HIGH
STD
ECO
+ECO
OFF
PWseries TE-aandrijfunit
PWseries CE-aandrijfunit PWseries ST-aandrijfunit
PW-X2-aandrijfunit
Automa-
tische
onder-
steu-
ningsmo-
dus
Automa-
tische
onder-
steu-
ningsmo-
dus
Automa-
tische
onder-
steu-
ningsmo-
dus
1 seconde
of langer
1 seconde
of langer
1 seconde
of langer
1 seconde
of langer
1 seconde
of langer
1 seconde
of langer
Paars
Oranje
Paars
Paars
PaarsPaars
Blauw
Paars
Blauw
Blauw
BlauwBlauw
Groen
Blauw
Groen
Groen
GroenGroen
Geelach-
tig groen
Groen
Geelach-
tig groen
Geelach-
tig groen
Geelach-
tig groen
Hulpmo-
dus
Hulpmo-
dus
Hulpmo-
dus
Hulpmo-
dus
Hulpmo-
dus
Hulpmo-
dus
Indicator hulpmodus
Indicator hulpmodus
Indicator hulpmodus
Indicator hulpmodus
Indicator hulpmodusIndicator hulpmodus
38
2 Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de snelheid van uw fiets weer (in
kilometer per uur of mijl per uur). Om km/mijl te selecte-
ren, zie „Instellingen”.
OPMERKING
Als de snelheid van uw fiets minder is dan 2,0 km/u of 1,2
MPH, geeft de snelheidsmeter „0.0 km/h” of „0.0 MPH”
weer.
2 Indicator accuvermogen
De indicator accuvermogen geeft een schatting weer van
de resterende capaciteit in de accu.
2 Hulpstroommeter
De hulpstroommeter geeft een schatting weer van de
hulpstroom tijdens het fietsen.
Wanneer het e-Bike Systeem niet in werking zijn, worden
geen van de segmenten van de hulpstroommeter weerge-
geven. Wanneer het e-Bike Systeem in werking zijn, ter-
wijl de hulpstroom toeneemt, worden de segmenten van
de hulpstroommeter één voor één toegevoegd.
2 Klok
Geeft de huidige tijd weer in 24-uursformaat. Het boven-
ste gedeelte toont het „Uur” en het onderste gedeelte de
„Minuut”. Om de tijd in te stellen, zie „Instellingen”.
OPMERKING
Als er geen batterij (CR2032) is geïnstalleerd, of als de
resterende batterijvoeding niet voldoende is, zal tel-
kens als de stroomvoorziening van het voertuig wordt
ingeschakeld, 11:00 worden weergegeven en na onge-
veer 10 seconden verdwijnen. Plaats de batterij
(CR2032) of vervang de batterij om de klok in te stel-
len.
Als de klok niet is ingesteld nadat de batterij (CR2032)
is geplaatst of vervangen, blijft 00:00 verschijnen.
Snelheidsmeter
Indicator
accuvermogen
Hulpstroommeter
Klok
39
2 Functieweergave
De functieweergave kan de volgende functies weergeven.
Kilometerteller
Dagteller
Gemiddelde snelheid fiets
Maximale snelheid fiets
Bereik (Resterende hulpafstand)
Trapsnelheid
Rijtijd
Door te drukken op de functieselecterende schakelaar,
verandert de weergave als volgt:
Kilometerteller Dagteller Gemiddelde snelheid fiets
Maximale snelheid fiets Bereik Trapsnelheid
Rijtijd Kilometerteller
U kunt de items selecteren die weergegeven moeten wor-
den.
Voor meer informatie, zie „Instellingen”.
U kunt de gegevens voor dagteller, rijtijd, gemiddelde
snelheid fiets en maximale snelheid fiets terugstellen.
Voor meer informatie, zie „Instellingen”.
OPMERKING
Wanneer u de smartphone verbindt en de applicatie start,
zullen de dagteller, rijtijd, gemiddelde snelheid fiets en
maximale snelheid fiets teruggesteld worden.
7 Kilometerteller
Dit geeft de totale rijafstand weer (in kilometer of mijl) ter-
wijl de stroom was ingeschakeld.
De kilometerteller kan niet worden gereset.
7 Dagteller
Dit geeft de totale rijafstand weer (in kilometer of mijl)
sinds de laatste keer werd gereset.
Wanneer u de stroom uitschakelt, worden de gegevens tot
aan dat punt opgeslagen.
Om de dagteller te resetten en opnieuw te beginnen met
tellen, drukt u tegelijkertijd op de schakelaar hulpmodus
(omhoog) en schakelaar hulpmodus (omlaag) gedurende
2 seconden of langer wanneer de dagteller wordt weerge-
geven in de bovenste rij van de functieweergave. Of zie
„Instellingen”.
Functieweergave
40
7 Gemiddeldesnelheidets
Dit geeft de gemiddelde snelheid van de fiets weer (in ki-
lometer per uur of mijl pet uur) sinds de laatste keer dat
gereset werd.
Wanneer u de stroom uitschakelt, worden de gegevens tot
aan dat punt opgeslagen.
Om de gemiddelde snelheid fiets te resetten, drukt u ge-
lijktijdig op de schakelaar hulpmodus (omhoog) en de
schakelaar hulpmodus (omlaag) gedurende 2 seconden
of langer wanneer de gemiddelde snelheid fiets wordt
weergegeven in de bovenste rij van de functieweergave.
Of zie „Instellingen”.
7 Maximalesnelheidets
Dit geeft de maximale snelheid van de fiets weer (in kilo-
meter per uur of mijl pet uur) sinds de laatste keer dat ge-
reset werd.
Wanneer u de stroom uitschakelt, worden de gegevens tot
aan dat punt opgeslagen.
Om de maximale snelheid fiets te resetten, drukt u gelijk-
tijdig op de schakelaar hulpmodus (omhoog) en de scha-
kelaar hulpmodus (omlaag) gedurende 2 seconden of lan-
ger wanneer de maximale snelheid fiets wordt
weergegeven in de bovenste rij van de functieweergave.
Of zie „Instellingen”.
7 Bereik (Resterende hulpafstand)
Dit geeft een schatting van de afstand weer (in kilometer
of mijl) die kan worden gereden met hulp op de resteren-
de accuvermogen van de geïnstalleerde accu. Als u de
hulpmodus schakelt wanneer de resterende hulpafstand
wordt weergegeven, verandert de schatting van de af-
stand die kan worden gereden.
De resterende hulpafstandschatting kan niet worden gere-
set.
OPMERKING
De feitelijke resterende hulpafstand verandert afhanke-
lijk van de rijsituatie (heuvels, tegenwind, enz.) en als
de accucapaciteit afneemt.
Wanneer in Uitstand, wordt „- - - -” weergegeven.
7 Trapsnelheid
Dit geeft uw trapsnelheid weer in omwentelingen per mi-
nuut.
De trapcadansweergave kan niet worden gereset.
OPMERKING
Als u achterwaarts trapt, wordt „0” weergegeven.
41
7 Rijtijd
Dit geeft de totale rijtijd sinds de laatste keer dat gereset
werd aan. Wanneer u de stroom uitschakelt, worden de
gegevens tot aan dat punt opgeslagen.
Voor de procedure voor het resetten van de rijtijd, zie „In-
stellingen”.
OPMERKING
Als de snelheid van uw fiets minder is dan 2,0 km/u of 1,2
MPH, zal de rijtijd niet worden opgeteld.
2 Koplamp „Aan/Uit” (Alleen van toepassing
op modellen die zijn voorzien van een
koplamp die wordt gevoed door de accu. De
achterlamp, die wordt gevoed door de accu,
wordt met de voorlamp aan-/uitgeschakeld.)
Iedere keer dat u de lichtschakelaar indrukt, schakelt de
koplamp tussen „Aan” en „Uit”.
OPMERKING
De achtergrondverlichting van het display werkt gelijk-
tijdig met de lichtschakelaar.
Als de lichtschakelaar op „Aan” of „Uit” staat, wordt de
achtergrondverlichting van de display ook aan/uit ge-
zet. Voor de procedure voor het kiezen van de helder-
heid, zie „Instellingen”.
42
2 Instellingen
Het display schakelt het volgende in.
Klok aanpassen
Klokinstelling
Afstandseenh
km-/mijlinstelling
Item weergeven
Stelt de items die moeten worden weergegeven in op
de functieweergave tijdens het normaal rijden.
Data resetten
Stelt de waarden terug van de dagteller, de gemiddelde
snelheid fiets, de maximale snelheid fiets en de rijtijd.
Bluetooth (Bluetooth lage energietechnologie)
Schakelt de profielen en schakelt de draadloze functie
uit.
USB
Schakelt de USB-aansluiting tussen een voedingspoort
en een bekabelde communicatiepoort.
Lay-out
Schakelt de lay-out van het display.
Helderheid
Stel de helderheid in van de achtergrondverlichting van
het display.
1. Druk op de functieselecterende schakelaar gedurende
2 seconden of langer.
2. Selecteer een item door gebruik te maken van de hulp-
modusschakelaars (omhoog en omlaag).
Wanneer u een item om in te stellen selecteert en de
functieselecterende schakelaar indrukt, zal de instelling
worden weergegeven.
Het selecteren van „TERUG” keert u terug naar het rij-
den-hoofddisplay.
Voor alle instellingsprocedures, moet u de fiets tot
stilstand laten komen en de vereiste instellingen uit-
voeren op een veilige plek. Anders kan een gebrek
aan aandacht voor omringend verkeer of ander gevaar
een ongeluk veroorzaken.
OPMERKING
De instellingen kunnen niet worden aangepast tijdens
het rijden.
Als u het volgende doet tijdens het instellen, zal de
eenheid die u aan het instellen was worden geannu-
leerd en het display zal terugkeren naar het hoofddis-
play dat tijdens het rijden wordt weergegeven.
De zwengel (pedaal) in de rijrichting draaien
Het achterwiel draaien wanneer u met een snelheid
van 2 km/u of meer rijdt
Het indrukken van de drukschakelaar duwhulp
[S---] ���� Druk op de functieselecterende schakelaar gedu-
rende 2 seconden of langer
[S] ������� Druk op de functieselecterende schakelaar
[] ������ Druk op de schakelaar hulpmodus (omhoog)
[] ������ Druk op de schakelaar hulpmodus (omlaag)
[S]
[S]
[S]
[S]
[S]
[S]
[S]
[S]
[S]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[S---]
Rijden-hoofd-
display
43
7 Klok aanpassen
U kunt de tijd van de klok aanpassen.
1. Controleer of „Uur” knippert en pas de uren aan door
gebruik te maken van de hulpmodusschakelaar (om-
hoog en omlaag).
2. Druk op de functieselecterende schakelaar om de mi-
nuten in te stellen.
3. Controleer of „Minuut” knippert en pas de minuten aan
door gebruik te maken van de hulpmodusschakelaars
(omhoog en omlaag).
4. Druk op de functieselecterende schakelaar om terug te
gaan naar het hoofdmenudisplay.
OPMERKING
Als er geen batterij (CR2032) is geplaatst, wordt „Be-
nodigt CR2032 (knoopcelbatterij)” in het display weer-
gegeven.
Na het plaatsen van de batterij (CR2032), wordt „Beno-
digt CR2032 (knoopcelbatterij)” mogelijk nog steeds
weergegeven in het display. Schakel in dat geval de
stroom uit.
[S]
[S]
[]
[]
[]
[]
[S]
[]
[]
[]
[]
Het selecteren van
„TERUG” keert u terug
naar het rijden-
hoofddisplay.
„Uur”
aanpassing
„Minuut”
aanpassing
44
[S]
[S]
[]
[]
[]
[]
Het selecteren van
„TERUG” keert u terug
naar het rijden-
hoofddisplay.
Selectie van „km” of „mile”
7 Afstandseenh
U kunt de eenheid voor afstand en snelheid selecteren.
Wanneer „km” wordt geselecteerd, wordt de afgelegde af-
stand in kilometers en de snelheid in km/u weergegeven.
Wanneer „mile” wordt geselecteerd, wordt de afgelegde
afstand in mijl en de snelheid in mph weergegeven.
1. Selecteer „km” of „mile” met behulp van de hulpmodus-
schakelaars (omhoog en omlaag).
2. Wanneer u de functieselecterende schakelaar indrukt,
wordt de instelling behouden en zal de weergave te-
rugkeren naar het hoofdmenudisplay.
45
7 Item weergeven
U kunt kiezen om verschillende items te laten zien of te
verbergen in de functieweergave tijdens normaal rijden.
De items die u kunt selecteren om te tonen of te verber-
gen zijn: „Afstand” (Dagteller), „Gemiddelde” (Gemiddelde
snelheid fiets), „Maximum” (Maximale snelheid fiets), „Be-
reik” (bereik), „Trapsnelheid” en „Rijtijd”.
OPMERKING
U kunt de kilometerteller-indicatie niet verbergen.
1. Selecteer een item door gebruik te maken van de hulp-
modusschakelaars (omhoog en omlaag).
2. Gebruik de functieselecterende schakelaar om het ge-
selecteerde item weer te geven of te verbergen. (Wan-
neer een item wordt getoond, zal een vinkje worden
getoond in het selectievakje.)
3. Wanneer u „TERUG” selecteert en de functieselecte-
rende schakelaar indrukt, wordt de instelling behouden
en zal de weergave terugkeren naar het hoofdmenu-
display.
[S]
[S]
[]
[]
[]
[]
[S]
[]
[]
[S]
[]
[]
[S]
[]
[]
[S]
[]
[]
[S]
[]
[]
[S]
Het selecteren van
„TERUG” keert u terug
naar het rijden-
hoofddisplay.
46
7 Data resetten
U kunt de waarden van „Afstand” (Dagteller), „Gemiddel-
de” (Gemiddelde snelheid fiets), „Maximum” (Maximale
snelheid fiets) en „Rijtijd” resetten.
OPMERKING
U kunt de kilometerteller niet terugstellen.
Om de opgeslagen energie te resetten die wordt weer-
gegeven op het apparaat dat is aangesloten via de
Bluetooth lage energietechnologie, selecteert u „CPP”
of „YEP1.0” op de „Bluetooth”-weergave (Bluetooth
lage energietechnologie). „Totale calorieën” zal worden
toegevoegd in het display „Data resetten”. Selecteer
vervolgens „Totale calorieën” om de opgeslagen ener-
gie te resetten.
1. Selecteer een item door gebruik te maken van de hulp-
modusschakelaars (omhoog en omlaag) en gebruik de
functieselecterende schakelaar om een vinkje te plaat-
sen in het selectievakje van het item dat u wilt terug-
stellen.
2. Wanneer u „TERUG” selecteert en de functieselecte-
rende schakelaar indrukt, worden de items die zijn aan-
gevinkt gereset en zal het display terugkeren naar het
hoofdmenudisplay.
[S]
[S]
[]
[S]
[]
[]
[]
[S]
[]
[]
[S]
[]
[]
[S]
[]
[]
Het selecteren van
„TERUG” keert u terug
naar het rijden-
hoofddisplay.
Items met een vinkje worden teruggesteld
47
7 Bluetooth (Bluetooth lage energietechnologie)
U kunt het profiel instellen voor het gebruik van de draad-
loze functie met Bluetooth lage energietechnologie, of u
kunt selecteren de functie voor een draadloze verbinding
niet te gebruiken.
Wanneer „Uit” is geselecteerd, zal de draadloze functie
uitgeschakeld worden.
Wanneer „CSCP” is geselecteerd, zal de Fietssnelheid en
het Cadansprofiel beschikbaar zijn.
Wanneer „CPP” is geselecteerd, zal het Fietsvermogen-
profiel beschikbaar zijn.
Wanneer „YEP1.0” is geselecteerd, zal het e-Bike-profiel
vooraf ingesteld door YAMAHA MOTOR CO., LTD. be-
schikbaar zijn.
OPMERKING
Stel het profiel in op basis van de draadloze communi-
catieapparatuur die communiceert via Bluetooth lage
energietechnologie.
Voor het niveau van het uitgangsvermogen van ieder
profiel, raadpleegt u „Specificaties”.
Zelfs als de stroom uit is, blijft de instelling behouden.
Wanneer de spanning de volgende keer wordt inge-
schakeld, zal de laatst gebruikte instelling worden ge-
selecteerd.
1. Selecteer „Uit”, „CSCP”, „CPP” of „YEP1.0” met behulp
van de hulpmodusschakelaars (omhoog en omlaag).
2. Wanneer u de functieselecterende schakelaar indrukt,
wordt de instelling behouden en zal de weergave te-
rugkeren naar het hoofdmenudisplay.
[S]
[S]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
[]
Het selecteren van
„TERUG” keert u terug
naar het rijden-
hoofddisplay.
Selectie van „Uit”, „CSCP”,
„CPP” of „YEP1.0”
48
7 USB
U kunt de USB-aansluiting als een stroomaansluiting ge-
bruiken.
OPMERKING
Normaal gesproken moet u „COMMUNICATIE” niet ge-
bruiken want dit is een dienstmodus die wordt gebruikt
voor de bedrade communicatie.
Wanneer de stroom wordt uitgeschakeld, zal de modus
automatisch wijzigen naar „Stroombron”.
[]
[S]
[S]
[]
[]
[]
Het selecteren van
„TERUG” keert u terug
naar het rijden-
hoofddisplay.
49
7 Lay-out
U kunt de lay-out selecteren voor de hoofdweergave tij-
dens het rijden. Echter, alleen de opties uit de aangeslo-
ten smartphone-applicatie kunnen in het display worden
geselecteerd.
Wanneer u „Standaard” selecteert, wordt de hoofdweerga-
ve tijdens het rijden getoond.
Wanneer u „Kompas” selecteert, wordt er voornamelijk
navigatie-informatie weergegeven zodra het apparaat is
gekoppeld met de smartphone-applicatie.
Wanneer u „Fitness” selecteert, wordt er voornamelijk fit-
ness-informatie weergegeven zodra het apparaat is ge-
koppeld met de smartphone-applicatie.
OPMERKING
Om de juiste informatie weer te geven op de „Kompas”
en „Fitness” displays, dient u ervoor te zorgen dat de
communicatie van Bluetooth lage energietechnologie
en het YEP1.0-profiel worden gebruikt om te zorgen
dat de weergave-eenheid en de smartphone-applicatie
goed samenwerken.
Wanneer de weergave-eenheid en de smartphone-ap-
plicatie op de juiste manier zijn gekoppeld, starten de
Kompas-functie en de Fitness-functie aan de applica-
tiezijde en verandert het display automatisch.
Wanneer de stroom wordt uitgeschakeld, zal de modus
automatisch wijzigen naar „Standaard”.
1. Selecteer „Standaard”, „Kompas”, of „Fitness” met be-
hulp van de hulpmodusschakelaars (omhoog en om-
laag).
2. Druk op de functieselecterende schakelaar wanneer de
gewenste lay-out wordt aangegeven in het display.
Deze instelling zal behouden blijven en het display zal
terugkeren naar het rijden-hoofddisplay.
[]
[S]
[S]
[]
[]
[]
[]
[]
Naar het rij-
den-hoofddisplay.
Selectie van „Standaard”,
„Kompas” of „Fitness”
Alleen de opties uit de
aangesloten smartpho-
ne-applicatie kunnen in
het display worden
geselecteerd.
50
7 Helderheid
U kunt de achtergrondverlichting van het display instellen,
wanneer de koplamp „Aan” of „Uit” is. U kunt kiezen uit 16
helderheidsniveauʼs.
[Instellen van de helderheid van de achtergrondverlichting
van het display wanneer de koplamp „Aan” is]
1. Zet de koplamp „Aan” met behulp van de lichtschake-
laar.
2. Selecteer de helderheid van de achtergrondverlichting
van het display met behulp van de hulpmodusschake-
laars (omhoog en omlaag).
3. Wanneer u de functieselecterende schakelaar indrukt,
wordt de instelling behouden en zal de weergave te-
rugkeren naar het rijden-hoofddisplay.
[Instellen van de helderheid van de achtergrondverlichting
van het display wanneer de koplamp „Uit” is]
1. Zet de koplamp „Uit” met behulp van de lichtschake-
laar.
2. Selecteer de helderheid van de achtergrondverlichting
van het display met behulp van de hulpmodusschake-
laars (omhoog en omlaag).
3. Wanneer u de functieselecterende schakelaar indrukt,
wordt de instelling behouden en zal de weergave te-
rugkeren naar het rijden-hoofddisplay.
OPMERKING
Bij het instellen van de helderheid van de achtergrond-
verlichting van het display, wordt de helderheid van de
achtergrondverlichting het geselecteerde helder-
heidsniveau.
Zelfs als de stroom uit is, blijft de instelling behouden.
Wanneer de spanning de volgende keer wordt inge-
schakeld, zal de laatst gebruikte instelling worden ge-
selecteerd.
[]
[S]
[S]
[]
[]
[]
Naar het
rijden-
hoofddisplay.
Selectie van de displaystatus
51
2 Duwhulp
Wanneer u op de fiets zit of ernaast loopt en de fiets be-
gint te duwen, kunt u duwhulp gebruiken zonder dat u
hoeft te trappen.
Om duwhulp te gebruiken, houd de drukschakelaar duw-
hulp ingedrukt.
Duwhulp zal niet werken in de volgende situaties:
Wanneer u de drukschakelaar duwhulp loslaat.
Wanneer u op hetzelfde moment op een andere scha-
kelaar drukt.
Wanneer u begint te trappen.
Als de snelheid van uw fiets 6 km/u overschrijdt.
Als u Uitstand selecteert.
Als de wielen niet draaien (wanneer u remt of in aanra-
king komt met een obstakel, enz.).
OPMERKING
De maximale snelheid varieert afhankelijk van de geselec-
teerde versnelling. De maximale snelheid wordt lager in
een lagere versnelling.
* Geldt voor de PWseries TE, PWseries ST en PW-X2
Aandrijfunits.
2 Diagnosemodus
De e-Bike Systeem zijn uitgerust met een diagnosemo-
dus. Als een storing of defect in het e-Bike Systeem op-
treedt, wordt er een foutbericht weergegeven. Zie „Proble-
men oplossen” voor de symptomen en behandelingen.
Als het probleem niet kan worden opgelost, laat uw
fiets dan zo snel mogelijk inspecteren door een dea-
ler.
52
2 Stroomtoevoer aan externe apparaten
Stroom kan worden gevoed aan de meeste externe appa-
raten (bijv. verschillende smartphones, enz.) door het aan-
sluiten van een commerciële USB 2.0 OTG-kabel.
[Om stroom toe te voeren]
1. Open het klepje van de USB-aansluiting van het dis-
play.
2. Sluit de USB-kabel aan op het display en het externe
apparaat.
3. Schakel de stroom in.
[Om stroomtoevoer te stoppen]
1. Schakel de stroom uit.
2. Koppel de USB-kabel los en plaats het klepje van de
USB-aansluiting terug.
Oefen geen overdreven kracht uit op de USB-stek-
ker en trek niet aan de USB-kabel.
Controleer of de USB-stekker de juiste kant op is
gericht en niet volledig uit positie is met de
USB-aansluiting of schuin is, en zorg dat deze vol-
ledig ingestoken is.
Sluit de USB-aansluiting en de USB-stekker niet
aan indien deze nat zijn.
Gebruik een USB 2.0 OTG-kabel die voldoet aan de
normen.
Steek geen vreemde objecten in de USB-aanslui-
ting.
Anders kunnen de weergave-eenheid en het externe
apparaat storing ondervinden.
OPMERKING
Stroom wordt automatisch toegevoerd wanneer een
extern apparaat wordt verbonden met de USB-kabel.
Er wordt geen stroom toegevoerd als de resterende ac-
cucapaciteit laag is.
De stroomtoevoer van het voertuig schakelt uit en
stroom die wordt toegevoerd door de USB-aansluiting
zal ook uitschakelen als het voeruig gedurende 5 minu-
ten niet wordt gebruikt.
53
2 Communicatie met Bluetooth lage
energietechnologie
De draadloze apparatuur die overeenkomt met de CSCP-,
CPP- of YEP1.0-profielen kan de communicatie via Blue-
tooth lage energietechnologie bieden.
1. Stel de profielen van de weergave-eenheid in door „In-
stellingen” te raadplegen.
Controleer ook of zij in overeenstemming zijn met de
verbindingsinstellingen van uw draadloze communica-
tieapparaat.
2. Controleer of de Bluetooth-indicator wordt weergege-
ven.
3. Selecteer „Yamaha ####*” of „Yamaha #######*” in
het gebruikersmenu van uw draadloze communicatie-
apparatuur.
Voor meer informatie, raadpleegt u de handleiding van
de apparatuur voor draadloze communicatie.
* „####” of „#######” is een combinatie van onregelmatige
alfanumerieke tekens.
4. Zorg ervoor dat de Bluetooth-indicator succesvol ge-
koppeld weergeeft.
OPMERKING
Houd de afstand tussen het display en de apparatuur
voor draadloze communicatie binnen 1 m. De maxima-
le communicatieafstand van deze apparatuur is 1 m.
Als de apparatuur voor draadloze communicatie in een
zak worden bewaard, enz., is het mogelijk dat de com-
municatieafstand kleiner wordt.
Gebruik het toestel niet in een omgeving met magneti-
sche velden, statische elektriciteit of elektromagneti-
sche interferentie.
Als de apparatuur wordt gebruikt in de buurt van zen-
ders, uitzendstations of de volgende type apparatuur,
dan is draadloze communicatie misschien niet moge-
lijk.
Magnetrons
Digitale draadloze telefoons
Draadloze communicatieapparatuur
In de buurt van andere draadloze apparaten die de
2,4 GHz band gebruiken.
Bedek het display niet met voorwerpen zoals alumini-
um platen die de radiogolven blokkeren. Anders kan de
draadloze communicatie misschien niet mogelijk zijn.
Voor het niveau van het uitgangsvermogen van ieder
profiel, raadpleegt u „Specificaties”.
Bluetooth-
indicator
Klaar om te koppelen
Gekoppeld
54
2 Weergave van gekoppelde applicatie
Door de communicatie van Bluetooth lage energietechno-
logie en het YEP1.0-profiel te gebruiken en de weerga-
ve-eenheid vervolgens met de smartphone-applicatie te
koppelen, zullen navigatie-informatie (Kompas) en fit-
ness-ondersteuning (Fitness) beschikbaar zijn op het dis-
play.
Kijk niet naar het display tijdens het fietsen, omdat
een gebrek aan aandacht voor omringend verkeer een
ongeluk kan veroorzaken.
OPMERKING
In deze handleiding wordt alle informatie die kan worden
getoond op de weergave-eenheid beschreven. Maar som-
mige informatie wordt mogelijk niet correct weergegeven
vanwege de smartphone-applicatie.
7 Kompas (navigatie-informatie)
Hiermee kunt u de bestemming of navigatiepunten instel-
len met behulp van de smartphone-applicatie en toont
deze informatie op het display.
U kunt de weer te geven informatie selecteren.
Druk op de functieselecterende schakelaar om de weer-
gegeven informatie te wijzigen.
Turn-by-turn
Het bovenste gedeelte toont de afstand tot de volgen-
de afslag op de route naar de bestemming.
Het onderste deel toont de relevante informatie (zoals
een straatnaam, naam van een kruispunt of een
plaatsnaam) die door de applicatie wordt uitgezon-
den. De weergegeven informatie hangt af van de ap-
plicatie.
Geschatte tijd
De resterende afstand tot de bestemming wordt bo-
venaan getoond.
De geschatte aankomsttijd op de bestemming wordt
daaronder weergegeven.
Richting van en de afstand tot de volgende afslag
Informatie
verzonden
vanuit de
applicatie
Turn-by-turn
Geschatte tijd
55
Geschatte accu
Geeft de geschatte resterende accucapaciteit weer
wanneer je aankomt op je bestemming.
Naar het noorden
Het bovenste gedeelte geeft de koers naar de be-
stemming en de afstand van een rechte lijn weer als
de kompasrichting van de weergave-eenheid is vast-
gesteld op het noorden. Het geeft de koers naar het
volgende routepunt en de afstand van een rechte lijn
weer in het geval dat routepunten zijn ingesteld.
Op naar boven
Het bovenste deel geeft de richting en afstand tot de
bestemming in een rechte lijn weer in verhouding tot
de huidige rijrichting en kompasrichting. Het geeft de
richting en de afstand tot het volgende navigatiepunt
in een rechte lijn weer in verhouding tot de kompas-
richting indien navigatiepunten zijn ingesteld.
Reisafstand/tijd
Het bovenste gedeelte geeft de afgelegde afstand
weer sinds de smartphone-applicatie begon met de
navigatie.
Het onderste deel toont de tijd die is verstreken sinds
de start van de navigatie door de smartphone-appli-
catie.
Geschatte accu
Richting en afstand van rechte lijn tot
navigatiepunt of bestemming
Naar het noorden
Richting en afstand van rechte lijn tot
navigatiepunt of bestemming
Op naar boven
Noorden
Reisafstand/tijd
56
Zorg ervoor dat u zich tijdens het rijden aan de plaat-
selijke regelgeving houdt en rij volgens de wegom-
standigheden. Anders kan u een ongeval veroorzaken.
OPMERKING
Wanneer de functie Turn-by-turn van de smartpho-
ne-applicatie wordt gestart, wordt alleen het Turn-by-
turn-display weergegeven. Zelfs wanneer de functiese-
lecterende schakelaar wordt ingedrukt, verandert het
display niet.
Wanneer de Kompas-functie van de smartphone-appli-
catie opstart, kunt u de weergavemodus schakelen van
Naar het noorden, Op naar boven en Reisafstand/tijd
door op de functieselecterende schakelaar te drukken.
Het is echter niet mogelijk om over te schakelen naar
een andere weergavemodus.
De weergegeven inhoud van de navigatie-informatie is
afhankelijk van de smartphone-applicatie.
De geschatte resterende accucapaciteit varieert afhan-
kelijk van de rijmodus.
7 Fitness(informatieovertnessondersteuning)
Stel de gewenste rijafstand, doelrijtijd, streefwaarde voor
calorieverbruik,enz in met behulp van de smartphone-ap-
plicatie en toon deze informatie op het display.
U kunt de weer te geven informatie selecteren.
Door te drukken op de functieselecterende schakelaar wij-
zigt het display.
Calorie/vermogen
Het bovenste gedeelte geeft de streefwaarde voor de
verbranding van calorieën weer samen met de totale
verbrande calorieën na verloop van tijd sinds de ap-
plicatie de Fitness-functie heeft gestart. Bovendien
wordt het aantal verbrande calorieën voor de huidige
rit weergegeven door een staafdiagram.
Het onderste gedeelte geeft de kracht van het doel-
pedaal en de huidige pedaalkracht weer. De huidige
pedaalkracht wordt weergegeven in een staafdi-
agram.
Hartslag/cadans
Het bovenste gedeelte geeft de doelhartslag weer sa-
men met de huidige hartslag in hartslagen per minuut.
Bovendien wordt de huidige hartslag weergegeven in
een staafdiagram.
Het onderste gedeelte geeft de doelhartslag weer sa-
men met de huidige cadanswaarde als omwentelin-
gen per minuut. Bovendien wordt de huidige cadans-
waarde weergegeven in een staafdiagram.
Calorie/vermogen
Hartslag/cadans
57
Oefeningafstand/tijd
Het bovenste gedeelte geeft de afgelegde streefaf-
stand weer, samen met de geaccumuleerde afgeleg-
de afstand in de loop van de tijd sinds de toepassing
de Fitness-functie startte. Bovendien wordt de huidige
afgelegde afstand weergegeven in een staafdiagram.
Het onderste gedeelte geeft de waarde van de doelrij-
tijd en de totale rijtijd weer sinds de toepassing de Fit-
ness-functie heeft gestart. Bovendien wordt de huidi-
ge rijtijd weergegeven in een staafdiagram.
OPMERKING
Het aantal verbrande calorieën en de pedaalkracht
worden gemeten door een originele methode die is ont-
wikkeld door YAMAHA MOTOR CO., LTD. De afbeel-
dingen dienen ter referentie en kunnen verschillen van
de afbeeldingen die vergelijkbaar zijn met die van an-
dere producten.
Om het hartritme weer te geven, moet deze informatie
worden ontvangen uit een commercieel verkrijgbare
hartslagsensor die de smartphone-applicatie en Blue-
tooth lage energietechnologie communicatiespecifica-
ties ondersteunt.
De nauwkeurigheid van de weergegeven hartslag is af-
hankelijk van de meetnauwkeurigheid van de hartslag-
sensor.
Oefeningafstand/tijd
58
De meegeleverde accu voor het Yamaha e-Bike Systeem
is een lithium-ion accu. De lithium-ion accu is licht en biedt
een superieure capaciteit. Het heeft echter wel de volgen-
de kenmerken.
De prestaties nemen af bij extreem warme of koude
omstandigheden.
Het verliest van nature zijn lading.
De accu voor het Yamaha e-Bike Systeem heeft ook een
ingebouwde computer die u een schatting geeft van het
resterende accuvermogen en verwachtte fouten via het
indicatorlampje accuvermogen.
Door het indrukken van de indicatorknop accuvermogen
kunt u de resterende accuvermogen ongeveer 5 secon-
den weergeven.
Raadpleeg „Weergave van de resterende accuvermogen”
voor de schatting van de resterende accuvermogen.
Raadpleeg „Problemen oplossen” voor informatie over
knipperende fouten.
Gebruik geen andere oplader of oplaadmethode om
de speciale accu’s op te laden. Gebruik van een ande-
re oplader kan brand, explosie of schade aan de ac-
cu’s veroorzaken.
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES — BE-
WAAR DEZE INSTRUCTIES
OM HET RISICO OP BRAND OF ELECTRISCHE
SCHOKKEN TE VERKLEINEN, VOLGT U DEZE IN-
STRUCTIES AANDACHTIG
Deze handleiding bevat belangrijke veiligheids- en be-
dieningsinstructies voor de accu-oplader type PASC5
en type PASC6. De typen zijn te vinden op de labels
op de producten.
Voordat u de accu-oplader gebruikt, moet u alle in-
structies en waarschuwingsopschriften lezen op de
accu-oplader, de accu, en het product dat de accu ge-
bruikt.
Gebruik alleen de accu-oplader type PASC5 om
PASB2-,PASB4-enPASB5-typeaccuʼsvoorYamaha
e-Bike Systeem op te laden, terwijl u alleen de ac-
cu-oplader type PASC6 gebruikt om de PASB6-type
accu voor Yamaha e-Bike Systeem op te laden. Ande-
re typen batterijen kunnen barsten, wat kan leiden tot
letsel aan personen en beschadiging.
Breng geen vet aan op de pool van de accu.
G. Accu en laadprocedure
Indicator
accuver-
mogen
Indicatorlampje
accuvermogen
Indicatorknop
accuvermogen
Laadconnector
Indicator
accuver-
mogen
Indicatorlampje
accuvermogen
Indicatorknop
accuvermogen
Laadconnector
Indicator
accuver-
mogen
Indicatorlampje
accuvermogen
Indicatorknop
accuvermogen
Laadconnector
Laadcon-
nector
Op-
laadstekker
Lamp accu-oplader
Oplaad-
weergave
Stekker
Indicatorknop
accuvermogen
Indicator
accuver-
mogen
Indicator-
lampje
accuvermo-
gen
Lamp accu-oplader
Oplaad-
weergave
Indicator
accuver-
mogen Indicatorknop
accuvermogen
Laadconnector
Oplaadstekker
Stekker
Indicatorlampje
accuvermogen
59
Geschikte oplaadomgevingen
Voor veilig en efficiënt opladen, gebruikt u de accu op een locatie die:
Vlak en stabiel is
Vrij is van regen of vocht
Buiten direct zonlicht is
Goed geventileerd en droog is
Niet toegangkelijk is voor kinderen en huisdieren
Temperatuur tussen 15–25 °C
Ongeschikte oplaadomgevingen en oplossingen
De hieronder beschreven warme en koude omgevingen kunnen er toe leiden dat het opladen op
stand-by overgaat of wordt opgeheven zonder dat de accu volledig is opgeladen.
Stand-by opladen/opheffen tijdens de zomer
Bij opladen op een locatie in direct zonlicht tijdens de zomer of onmiddellijk na het fietsen, gaat
de accu misschien over in stand-by opladen (alle vier de indicatorlampjes accuvermogen knip-
peren langzaam). Raadpleeg „Aflezen van de oplaadstatus van de accu”. Dit is om het opladen
automatisch te stoppen om te voorkomen dat de accu de gespecificeerde temperatuur over-
schrijdt tijdens het opladen. U kunt het opheffen van het opladen voorkomen door het opladen
te beginnen wanneer de accu koud is of bij een kamertemperatuur van 15–25 °C. Als opheffen
van het opladen optreedt, verplaats de accu dan naar een koele locatie om de tijd voor stand-by
opladen te verminderen.
Stand-by opladen/opheffen tijdens de winter
Stand-by opladen vindt plaats wanneer de temperatuur minder is dan 0 °C. Als het opladen is
gestart en de temperatuur daalt tot onder dit niveau doordat het ‘s avonds afkoelt of door andere
factoren, wordt het opladen opgeheven en wordt overgegaan naar de stand-bymodus om de
accu te beschermen. Herstart het opladen in dergelijke gevallen op een binnenlocatie met een
temperatuur van 15–25 °C.
Storing op televisies/radio’s/computers
Opladen naast televisies, radio’s of vergelijkbare apparaten kan storing, flikkerende beelden en
andere interferentie veroorzaken. Als dit zich voordoet, laad dan opnieuw op een locatie verder-
weg van de televisie of radio (bijvoorbeeld in een andere ruimte).
Als er een fout optreedt tijdens het opladen, trek de stekker van de accu-oplader dan uit het
stopcontact en wacht tot de accu/accu-oplader is afgekoeld.
60
Het opladen van de accu bevestigd op de
fiets (bagagedrageraccu)
1. Sluit de stekker van de accu-oplader aan op een stop-
contact.
2. Verwijder het deksel van de houder van het deksel van
de accu en het klepje van de laadconnector op de
accu, en sluit aan op de oplaadstekker op de accu-op-
lader.
Het opladen van de accu bevestigd op de
fiets (onderbuisaccu)
1. Sluit de stekker van de accu-oplader aan op een stop-
contact.
2. Verwijder het klepje van de oplaadingang van de laad-
connector op de accu en sluit aan op de oplaadstekker
op de accu-oplader.
Het opladen van de accu bevestigd op de
fiets (multi-locatie accu, externe cross-
over accu)
1. Sluit de stekker van de accu-oplader aan op een stop-
contact.
2. Verwijder het klepje van de oplaadingang van de laad-
connector op de fiets en verbind het met de op-
laadstekker op de accu-oplader. Hoe het klepje te ope-
nen, verschilt tussen fietsen.
Deksel
Klepje
Laadconnector
Klepje
Laadconnector
61
Verbind de oplaadstekker van de accu-oplader niet
met de laadconnector van de accu indien deze nat
is.
Anders kunnen de accu-oplader en de accu niet
goed functioneren.
Zorg dat u de oplaadstekker alleen aansluit wan-
neer de laadconnector op de accu volledig droog
is.
Anders kunnen de accu-oplader en de accu niet
goed functioneren.
Oefen geen excessieve druk uit op de oplaadstek-
ker en trek niet aan de kabel terwijl de oplaadstek-
ker is verbonden met de accu.
Anders kunnen de stekker of connector bescha-
digd raken.
Gebruik de pedalen niet wanneer de oplaadstekker
is aangesloten.
3. Raadpleeg „Aflezen van de oplaadstatus van de accu”
en controleer of de accu-oplader de accu oplaadt.
4. De indicatorlampjes accuvermogen zullen één voor
één gaan branden totdat ze alle vier aan zijn. Vervol-
gens zullen, wanneer het opladen is voltooid, alle lamp-
jes uit gaan.
5. Controleer of het opladen is voltooid en koppel vervol-
gens de oplaadstekker los van de accu.
De stekker van accu-oplader type PASC5 loskoppelen
(zie de linker afbeelding)
Pak de ring vrijgave vergrendeling vast.
Trek het recht naar buiten.
6. Plaats het klepje van de oplaadingang op de laadcon-
nector van de accu.
Pak de stekker, oplaadstekker of de polen van de op-
lader nooit met natte handen vast. Dit kan leiden tot
een elektrische schok.
OPMERKING
Het opladen start automatisch.
Als de weergave-eenheid wordt ingeschakeld terwijl de
accu aan het opladen is, worden alle normale weerga-
ven getoond, inclusief de indicator accuvermogen,
maar het hulpsysteem zal niet functioneren.
Wanneer de accu op de accu-oplader is aangesloten,
zal het indicatorlampje accuvermogen knipperen met
tussenpozen van ongeveer 0,2 seconden om aan te
geven dat de accu wordt voorbereid om op te laden.
Laat het met rust en het opladen zal normaal starten.
Lock-release ring
Ring vrijgave
vergrendeling
PASC5
62
Opladen van de accu verwijderd van de
fiets
1. Schakel de weergave-eenheid uit.
2. Plaats de sleutel in het accuslot en draai deze om het
accuslot te ontgrendelen.
3. Verwijder de accu.
Gebruik beide handen bij het verwijderen van de
accu. Zorg dat de accu niet valt of wordt aangestoten.
Hierdoor kan de accu heet worden of in brand vlie-
gen, wat kan leiden tot ernstig letsel of schade aan ei-
gendommen.
OPMERKING
Hoe multi-locatie accuʼs moeten worden verwijderd ver-
schilt per fiets. Voor meer informatie, zie de handleiding
die is meegeleverd met de fiets.
4. Sluit de stekker van de accu-oplader aan op een stop-
contact.
5. Verwijder het klepje van de laadconnector op de accu
en sluit aan op de oplaadstekker op de accu-oplader.
De multi-locatie accu 400/500 en de externe crossover
accu 500 zijn niet voorzien van een klepje.
Verbind de oplaadstekker van de accu-oplader niet
met de laadconnector van de accu indien deze nat
is.
Anders kunnen de accu-oplader en de accu niet
goed functioneren.
Zorg dat u de oplaadstekker alleen aansluit wan-
neer de laadconnector op de accu volledig droog
is.
Anders kunnen de accu-oplader en de accu niet
goed functioneren.
Oefen geen excessieve druk uit op de oplaadstek-
ker en trek niet aan de kabel terwijl de oplaadstek-
ker is verbonden met de accu.
Anders kunnen de stekker of connector bescha-
digd raken.
Laadconnector
Klepje
Klepje
Laadconnector
63
Klepje
Laadconnector
64
6. Raadpleeg „Aflezen van de oplaadstatus van de accu”
en controleer of de accu-oplader de accu oplaadt.
7. De indicatorlampjes accuvermogen zullen één voor
één gaan branden totdat ze alle vier aan zijn. Vervol-
gens zullen, wanneer het opladen is voltooid, alle lamp-
jes uit gaan.
8. Controleer of het opladen is voltooid en koppel vervol-
gens de oplaadstekker los van de accu.
De stekker van accu-oplader type PASC5 loskoppelen
(zie de linker afbeelding)
Pak de ring vrijgave vergrendeling vast.
Trek het recht naar buiten.
9. Plaats het klepje op de laadconnector van de accu.
De multi-locatie accu 400/500 en de externe crossover
accu 500 zijn niet voorzien van een klepje.
10. Bevestig de accu weer op de fiets.
Raak de polen van de oplader nooit aan met meta-
len objecten. Zorg dat vreemde materialen geen
kortsluiting van de polen veroorzaken. Dit kan lei-
den tot een elektrische schok, brand of kan de ac-
cu-oplader beschadigen.
Verwijder regelmatig stof van de stekker. Anders
kunnen vochtigheid of andere problemen de effec-
tiviteit van de isolatie verminderen, wat kan leiden
tot brand.
Demonteer of modificeer de accu-oplader nooit. Dit
kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Gebruik de lader niet met een stekkerdoos of ver-
lengsnoer. Gebruik van een stekkerdoor of verge-
lijkbare methoden kan de nominale stroom over-
schrijden en brand veroorzaken.
Gebruik de oplader niet met de kabel samengebon-
den of opgerold, en sla niet op of met de kabel om
de oplader heen gewikkeld. Schade aan de kabel
kan leiden tot brand of een elektrische schok.
Steek de stekker en de oplaadstekker stevig in het
stopcontact. Als de stekker en de oplaadstekker
niet volledig worden ingestoken, kan dit resulteren
in brand door een elektrische schock of oververhit-
ting.
Gebruik de accu-oplader nooit in de buurt van
brandbaar materiaal of gas. Dit kan leiden tot brand
of een explosie.
Bedek de accu-oplader nooit en plaats nooit ande-
re objecten op de accu-oplader tijdens het opladen.
Dit kan leiden tot interne oververhitting wat brand
kan veroorzaken.
Voordat u de fiets voorziet van een multi-locatie
accu 400/500, moet u ervoor zorgen dat er geen vuil
of water zit in de aansluiting op de fiets. Doet u dit
niet, dan kan dit leiden tot warmteontwikkeling,
rook en/of brand als gevolg van kortsluiting tussen
de accupolen.
Lock-release ring
Ring vrijgave
vergrendeling
PASC5
65
OPMERKING
Plaatsingsmethode van de accu (bagagedrageraccu)
De accu wordt geplaatst van achter de bagagedrager.
Plaats het uiteinde van de accu bovenop de geleider.
Schuif de accu in de richting van de pijl totdat u een
klik hoort.
OPMERKING
Plaatsingsmethode van de accu (onderbuisaccu)
Plaats de accu in de richting van de pijl zodat de on-
derkant van de accu is uitgelijnd met de bovenkant van
de behuizing.
Plaats het bovenste gedeelte van de accu in de richting
van de pijl zodat de hendel van de accu is uitgelijnd
met de bovenkant van het accuslot.
Druk het bovenste gedeelte van de accu richting het
frame totdat deze op zijn plaats klikt om vast te zetten.
OPMERKING
Plaatsingsmethode van de accu (multi-locatie accu)
Hoe multi-locatie accuʼs moeten worden geplaatst ver-
schilt per fiets. Voor meer informatie, zie de handleiding
die is meegeleverd met de fiets.
Uiteinde van de accu
Geleider
Bovenkant van
de behuizing
Onderkant van
de accu
Accuslot
Hendel van de
accu
66
OPMERKING
Plaatsingsmethode van de accu (externe crossover accu)
Plaats de accu in de richting van de pijl zodat de on-
derkant van de accu is uitgelijnd met de bovenkant van
de behuizing.
Druk het bovenste gedeelte van de accu richting het
frame totdat deze op zijn plaats klikt om vast te zetten.
Onderkant van
de accu
Bovenkant van
de behuizing
Accuslot
Bovenkant
van de
behuizing
Onder-
kant van
de accu
Accuslot
67
11.
Zorg dat het stevig is bevestigd door na plaatsing aan
de accu te trekken.
Veroorzaak geen kortsluiting tussen de polen van
de accu. Hierdoor kan de accu heet worden of in
brand vliegen, wat kan leiden tot ernstig letsel of
schade aan eigendommen.
Demonteer of modificeer de accu nooit. Hierdoor
kan de accu heet worden of in brand vliegen, wat
kan leiden tot ernstig letsel of schade aan eigen-
dommen.
Werp de accu niet in een vuur en stel hem niet
bloot aan een warmtebron. Hierdoor kan een ex-
plosie ontstaan, wat kan leiden tot ernstig letsel of
schade aan eigendommen.
Zorg dat de accu niet valt of wordt aangestoten.
Hierdoor kan de accu heet worden of in brand vlie-
gen, wat kan leiden tot ernstig letsel of schade aan
eigendommen.
Zorg dat er zich geen vreemd materiaal op de polen
van de accu bevindt voordat u de accu plaatst.
68
Aflezen van de oplaadstatus van de accu
Lamp
accu-
oplader
Indicatorlampjes accuvermogen Huidige
status Details
Aan
Brandende lampjes duiden op de voltooide
hoeveelheid opladen. Een knipperend lampje
duidt de huidige voortgang aan.
Opladen
Tijdens het opladen
gaan de
indicatorlampjes
accuvermogen één
voor één branden.
(Bagagedrageraccu) (Onderbuisaccu)
(Multi-locatie accu)
(Externe crossover accu)
(Voorbeeld: Accu is ongeveer 50–75 %
opgeladen.)
69
Lamp
accu-
oplader
Indicatorlampjes accuvermogen Huidige
status Details
Uit
(Bagagedrageraccu) (Onderbuisaccu)
Opladen
voltooid
Wanneer het
opladen is voltooid,
gaan het lampje voor
opladen op de accu-
oplader en het
indicatorlampje
accuvermogen op de
accu uit.
(Multi-locatie accu)
(Externe crossover accu)
Uit
Vier lampjes knipperen gelijktijdig.
Accu is in
stand-
bymodus.
* De interne
temperatuur
van de accu
is te hoog of
te laag.
Het opladen zal
automatisch
herstarten wanneer
een temperatuur
wordt bereikt waarbij
opladen mogelijk is.
(Raadpleeg
„Geschikte
oplaadomgevingen”.)
Laad indien mogelijk
altijd op bij een
optimale temperatuur
van 15–25 °C.
(Bagagedrageraccu) (Onderbuisaccu)
(Multi-locatie accu)
(Externe crossover accu)
70
Het aflezen van de oplaadstatus van de weergave-eenheid (Alleen van
toepassing op modellen met de multi-locatie accu.)
Om de laadstatus te controleren, schakelt u de stroom van de weergave-eenheid in.
Lamp
accu-
oplader
Weergave-eenheid Huidige
status Details
Aan
(Weergave A)
0% 1–10% 11–99%
<0,2 seconden
interval>
<0,5 seconden
interval>
Opladen
De indicator
accuvermogen
neemt langzaam toe.
(Weergave X)
11–99%
1–10%
0%
<0,5 seconden
interval>
<0,2 seconden
interval>
(Weergave C)
0% 1–10% 11–99%
<0,2 seconden
interval>
<0,5 seconden
interval>
71
Lamp
accu-
oplader
Weergave-eenheid Huidige
status Details
Uit
(Weergave A)
Alle segmenten van de indicator
accuvermogen branden.
Opladen
voltooid
Wanneer het
opladen is voltooid,
zullen alle
segmenten van de
indicator
accuvermogen van
de aandrijfunit uit
gaan en de lamp
accu-oplader van de
accu-oplader zal uit
gaan.
(Weergave X)
Alle segmenten van de indicator
accuvermogen branden.
(Weergave C)
Alle segmenten van de indicator
accuvermogen branden.
(Weergave A)
Alle functieweergave-items knipperen.
Accu is in
stand-
bymodus.
* De interne
temperatuur
van de accu
is te hoog of
te laag.
Het opladen zal
automatisch
herstarten wanneer
een temperatuur
wordt bereikt waarbij
opladen mogelijk is.
(Raadpleeg
„Geschikte
oplaadomgevingen”.)
Laad indien mogelijk
altijd op bij een
optimale temperatuur
van 15–25 °C.
(Weergave X)
Alle functieweergave-items knipperen.
(Weergave C)
Alle functieweergave-items knipperen.
72
Richtlijnen oplaadtijd
Hoewel de oplaadtijd varieert, afhankelijk van het reste-
rende accuvermogen en de externe temperatuur als de
accu is uitgeput, is deze tijd doorgaans zoals aangegeven
in onderstaande tabel.
Accu Oplaadtijd
Bagagedrageraccu 400
3,5 uurOnderbuisaccu 400
Multi-locatie accu 400
Bagagedrageraccu 500
4 uur
Onderbuisaccu 500
Multi-locatie accu 500
Externe crossover accu 500
Multi-locatie accu 600 5 uur
Als de accu overgaat naar de stand-bymodus tijdens het
opladen, neemt de oplaadtijd met een gelijke hoeveelheid
toe.
* Bij opladen nadat de accu een lange tijd niet is gebruikt,
wordt de oplaadtijd verlengd afhankelijk van de accusta-
tus. Houd er echter rekening mee dat als de indicator-
lampjes accuvermogen niet knipperen in foutpatroon
(Raadpleeg „Aflezen van de oplaadstatus van de accu”),
er geen storing is.
Opladen
starten
Opladen
voltooid
Stand-by
opladen
Oplaadtijd*
(Uitgezonderd stand-by-tijd)
OPMERKING
Bijvoorbeeld, zelfs wanneer normaal opladen wordt gestart, als de accutemperatuur of de omge-
vingstemperatuur te hoog of te laag is, wordt het opladen mogelijk verlengd of wordt het opladen
gestopt zonder dat de accu voldoende is opgeladen, om de accu te beschermen.
73
H. Weergave van de resterende accuvermogen
U kunt controleren hoeveel capaciteit de accu nog ongeveer heeft en in hoeverre de accu is opge-
laden. De controle kan worden uitgevoerd met gebruik van de indicator resterende accuvermogen
van de weergave-eenheid of de indicatorlampjes resterende accuvermogen van de accu.
OPMERKING
Zelfs wanneer de accucapaciteit 0 (nul) bereikt, kunt u de fiets nog steeds op normale manier
gebruiken.
Als u een oude accu gebruikt, kan de indicator resterende accuvermogen plotseling zeer weinig
vermogen weergeven wanneer u begint te bewegen. Dit is geen storing. Zodra het rijden stabiel
is en de lading is verminderd, wordt de juiste waarde weergegeven.
Weergave indicator resterende accuvermogen en schatting van reste-
rende accuvermogen voor weergave-eenheid
Het resterende accuvermogen kan worden weergegeven als een numerieke waarde op de weer-
gave-eenheid.
Weergave van het resterende
accuvermogen voor de weergave-
eenheid
Weergave van de
resterende
accuvermogen
Toepasbare situatie
(Weergave A)
100–11 %
Wanneer u de stroom van de
weergave-eenheid inschakelt en
continu rijdt nadat de accu
volledig is opgeladen, gaan de
segmenten voor de indicator
resterende accuvermogen één
voor één uit iedere keer dat het
resterende accuvermogen met 10
% wordt verminderd.
(Weergave X)
(Weergave C)
74
Weergave van het resterende
accuvermogen voor de weergave-
eenheid
Weergave van de
resterende
accuvermogen
Toepasbare situatie
(Weergave A)
<0,5 seconden interval>
10–1 %
Er is zeer weinig resterend
accuvermogen over. Laad de
accu zo snel mogelijk op.
(Weergave X)
<0,5 seconden interval>
(Weergave C)
<0,5 seconden interval>
(Weergave A)
<0,2 seconden interval>
0 %
Er is geen resterend
accuvermogen meer over.
Schakel de stroom uit voor de
weergave-eenheid en laad de
accu zo snel mogelijk op.
* Hulp wordt gestopt, maar u kunt
de fiets nog steeds als een
normale fiets gebruiken.
(Weergave X)
<0,2 seconden interval>
(Weergave C)
<0,2 seconden interval>
75
Weergave van de indicatorlampjes accuvermogen en de schatting van
het resterende accuvermogen
Bij het controleren van het resterende accuvermogen, drukt u op de indicatorknop accuvermogen
”.
Weergave van de indicatorlampjes
accuvermogen
Schatting van
het resterende
accuvermogen
Toepasbare situatie
(Bagagedrageraccu) (Onderbuisaccu)
100–76 %
Wanneer volledig opgeladen
(100 %), schakelen de
indicatorlampjes
accuvermogen één voor één
uit.
(Multi-locatie accu)
(Externe crossover accu)
(Bagagedrageraccu) (Onderbuisaccu)
75–51 %
(Multi-locatie accu)
(Externe crossover accu)
76
Weergave van de indicatorlampjes
accuvermogen
Schatting van
het resterende
accuvermogen
Toepasbare situatie
(Bagagedrageraccu) (Onderbuisaccu)
50–26 %
Wanneer volledig opgeladen
(100 %), schakelen de
indicatorlampjes
accuvermogen één voor één
uit.
(Multi-locatie accu)
(Externe crossover accu)
(Bagagedrageraccu) (Onderbuisaccu)
25–11 %
Wanneer volledig opgeladen
(100 %), schakelen de
indicatorlampjes
accuvermogen één voor één
uit.
(Multi-locatie accu)
(Externe crossover accu)
77
Weergave van de indicatorlampjes
accuvermogen
Schatting van
het resterende
accuvermogen
Toepasbare situatie
(Bagagedrageraccu) (Onderbuisaccu)
10–1 % Er is zeer weinig
accuvermogen over.
(Multi-locatie accu)
(Externe crossover accu)
Langzaam knipperen
<0,5 seconden interval>
(Bagagedrageraccu) (Onderbuisaccu)
0 %
Het accuvermogen heeft 0
bereikt (nul). Laad de accu
op.
(Multi-locatie accu)
(Externe crossover accu)
Snel knipperen
<0,2 seconden interval>
78
I. Controle vóór gebruik
Zorg dat u deze inspectie uitvoert voordat u op de fiets rijdt.
Als er iets is wat u niet begrijpt of wat u moeilijk vindt, neem dan contact op met een fiet-
shandel.
Als u een fout vaststelt, laat uw fiets dan zo snel mogelijk inspecteren door een dealer.
Het hulpmechanisme bestaat uit precisieonderdelen. Demonteer dit niet.
Naast het uitvoeren van de standaard inspectie voordat u op de fiets rijdt, voer ook de vol-
gende inspectie uit.
Nr. Inspectie-item Inspectie-inhoud
1 Resterend accuvermogen Heeft de accu voldoende vermogen?
2Installatiestatus van de accu Is deze correct geïnstalleerd?
3Gebruik van het e-Bike Systeem Werkt het e-Bike Systeem wanneer u begint te
bewegen?
J. Reiniging, onderhoud en opslag
Voor fietsen die zijn voorzien van een multi-locatie accu 400/500, verwijder de accu niet van
de fiets wanneer u de fiets schoonmaakt. Anders kan er water in de aansluiting binnendrin-
gen, wat kan leiden tot warmteontwikkeling, rook en/of brand.
Gebruik geen hogedrukreinigers of stoomstraalreinigers omdat deze het lekken van water
kunnen veroorzaken, wat kan leiden tot schade aan eigendommen of storing van de aan-
drijfunit of weergave-eenheid of accu. Mocht er toch water in een van deze units terechtko-
men, laat uw fiets dan door een fietshandel inspecteren.
Onderhoud van de accu
Gebruik een vochtige, stevig uitgewrongen handdoek om vuil van de accu te vegen. Giet geen wa-
ter direct op de accu, bijvoorbeeld met een slang.
Reinig de polen niet door deze te polijsten met een vijl of met gebruik van een draad, enz.
Hierdoor kunnen storingen ontstaan.
79
Onderhoud voor de aandrijfunit
Omdat een Aandrijfunit een precisieapparaat is, moet u het niet uit elkaar halen of er sterke
kracht op uitoefenen (sla bijvoorbeeld NIET met een hamer op dit apparaat).
Vooral omdat de trapas direct is verbonden met de binnenkant van de aandrijfunit, en grote
schade toegebracht aan de trapas kan tot storingen lijden.
Opslag
Bewaar het systeem op een plaats die:
Vlak en stabiel is
Goed geventileerd en vochtvrij is
Beschermd is tegen de elementen en tegen direct zonlicht
Lange opslagperiode (1 maand of langer) en gebruik na lange periode
van opslag
Wanneer u de fiets gedurende een lange periode opslaat (1 maand of langer), verwijder dan de
accu en sla deze op volgens de volgende procedure.
Verminder het resterende accuvermogen totdat één of twee indicatoren accuvermogen branden,
en sla binnen op een koele, 15–25 °C, droge plaats.
Controleer eenmaal per maand het resterende vermogen, en indien er maar één indicatorlampje
accuvermogen knippert, laad de accu dan ongeveer 10 minuten op. Zorg dat het resterende ac-
cuvermogen niet te laag wordt.
OPMERKING
Als u de accu „volledig opgeladen” of „leeg” laat, verzwakt deze sneller.
Door zelfontlading verliest de accu tijdens opslag langzaam zijn lading.
Het vermogen van de accu neemt na verloop van tijd af maar correcte opslag maximaliseert de
levensduur.
Wanneer u de accu na lange opslagperiode weer gebruikt, zorg dan dat u de accu voor gebruik
oplaad. En als u de accu na 6 maanden opslag of langer weer gebruikt, laat dan uw fiets inspec-
teren en onderhouden bij een dealer.
K. Transport
De accu’s zijn onderhevig aan de vereisten van de regelgeving voor gevaarlijke goederen. Wan-
neer de accu door derde partijen wordt vervoerd (bijv. via luchttransport of een transportbedrijf),
moet rekening worden gehouden met speciale vereisten voor verpakking en labels. Raadpleeg een
expert van gevaarlijke stoffen om het item voor transport voor te bereiden. De klant kan de accu’s
over de weg vervoeren zonder enige aanvullende vereisten. Vervoer geen beschadigde accu’s.
Plak open polen af en verpak de accu zodoende dat deze niet kan bewegen tijdens vervoer. Zorg
dat u alle lokale en nationale regelgeving in acht neemt. Als u vragen heeft over het vervoer van de
accuʼs, raadpleeg een fietshandel.
80
L. Consumenteninformatie
Weggooien
De aandrijfunit, accu, accu-oplader, weergave-eenheid,
snelheidssensor set, accessoires en verpakking dienen te
worden gesorteerd voor milieuvriendelijk recyclen.
Gooi de fiets of de componenten niet weg met het huis-
houdelijk afval.
Werp de accu niet in een vuur en stel hem niet bloot
aan een warmtebron. Hierdoor kan brand of een ex-
plosie ontstaan, wat kan leiden tot ernstig letsel of
schade aan eigendommen.
Voor EU-landen:
Volgens de Europese richtlijn 2012/19/EU dienen elektri-
sche apparaten/gereedschappen die niet langer te gebrui-
ken zijn, en volgens Europese richtlijn 2006/66/EC dienen
defecte of gebruikte accuʼs/batterijen afzonderlijk te wor-
den verzameld en op milieuvriendelijke wijze worden weg-
gegooid.
Breng niet langer te gebruiken accuʼs terug naar een fiet-
shandel.
M. Vereenvoudigde verklaring van overeenstemming
Hierbij verklaart YAMAHA MOTOR CO., LTD. dat de radioapparatuur type [X0P10], [X1R02] en
[X1R10] in overeenstemming is met Richtlijn 2014/53/EU.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is beschikbaar op het volgende internetadres:
https://global.yamaha-motor.com/business/e-bike-systems/document/
* Geldt voor Weergave X en Weergave C.
81
N. Problemen oplossen
E-Bike Systeem
Symptoom Controleer Actie
Trappen is moeilijk.
Is de stroom
van de
weergave-
eenheid
ingeschakeld?
Druk op de aan/uit-
schakelaar op de
weergave-eenheid om de
stroom in te schakelen.
Is de accu
geplaatst? Plaats een opgeladen accu.
Is de accu
opgeladen? Laad de accu op.
Is de fiets 5
minuten of
langer stationair
geweest?
Schakel de stroom opnieuw
in.
Fietst u op een
lang hellend
wegdek of
draagt u een
zware lading
tijdens de
zomer?
Dit is geen storing. Dit is
een beveiliging die wordt
ingeschakeld wanneer de
temperatuur van de accu of
de aandrijfunit te hoog is.
De hulpfunctie wordt weer
geactiveerd zodra de
temperatuur van de accu of
de aandrijfunit is
afgenomen. Door naar een
lagere versnelling te
schakelen die u normaal
zou gebruiken zal dit
minder snel optreden
(bijvoorbeeld, door van de
tweede naar de eerste
versnelling te schakelen).
Is de
temperatuur van
de lucht laag
(ongeveer 10
°C of lager)?
Bewaar de accu tijdens de
winter binnenshuis
alvorens te gebruiken.
Laadt u de accu
op terwijl deze
op de fiets is
gemonteerd?
Stop met het opladen van
de accu.
82
Symptoom Controleer Actie
De aandrijfunit schakelt in en uit tijdens
het fietsen.
Is de accu
correct
geplaatst?
Controleer of de accu op
zijn plaats is vergrendeld.
Als het probleem zich blijft
voordoen terwijl de accu
stevig op de plaats is
vergrendeld, is er mogelijk
een probleem met de
aansluiting van de polen of
de draden van de accu.
Laat uw fiets inspecteren
door een fietshandel.
De aandrijfunit maakt vreemde geluiden.
Er is mogelijk een probleem
binnenin de aandrijfunit.
Laat uw fiets inspecteren
door een fietshandel.
Er komt rook of een vreemde geur uit de
aandrijfunit.
Er is mogelijk een probleem
binnenin de aandrijfunit.
Laat uw fiets inspecteren
door een fietshandel.
83
Symptoom Controleer Actie
(Weergave A)
Het hoofddisplay dat wordt weergegeven
tijdens het rijden en „Er” worden
afwisselend weergegeven, en een
foutbeschrijving wordt weergegeven op de
functieweergave.
(Weergave X)
De lamp hulpmodus brandt rood, het
rijden-hoofddisplay en „ER” worden
afwisselend weergegeven en een
foutbeschrijving wordt aangegeven in de
functieweergave.
Wordt afwisselend weergegeven
Foutmeldingen
(Weergave C)
Foutmeldingen anders dan degene die
gerelateerd zijn aan de accu worden hier
weergegeven als „ER” samen met een
beschrijving van de fout eronder.
Het probleem doet zich
voor in het e-Bike Systeem.
Schakel de stroom uit en
daarna weer aan.
Als het probleem niet kan
worden opgelost, laat uw
fiets dan zo snel mogelijk
inspecteren door een
dealer.
84
Symptoom Controleer Actie
De rijafstand is afgenomen.
Laadt u de accu
volledig op?
Laad de accu op totdat
deze vol (F) is.
Gebruikt u het
systeem bij lage
temperaturen?
De normale reisafstand
wordt hersteld wanneer de
omgevingstemperatuur
stijgt. Bovendien, als de
accu voor gebruik
binnenshuis bewaart (op
een warme locatie) neemt
het reisbereik onder koude
omstandigheden toe.
Is de accu
versleten? Vervang de accu.
(Weergave A)
De snelheid wordt niet weergegeven, zelfs
tijdens het rijden, en de functieweergave
knippert.
(Weergave X)
Een lamp hulpmodus licht rood op en een
omschrijving van de fout wordt
aangegeven in de functieweergave.
Foutmeldingen
(Weergave C)
Een foutbeschrijving wordt aangegeven in
de functieweergave.
De snelheidssensor kan
een juist signaal niet
detecteren.
Schakel de stroom naar de
weergave-eenheid uit en
schakel deze daarna weer
in.
Selecteer de hulpmodus in
en fiets dan een klein
stukje.
Zorg ook dat de magneet
correct gemonteerd is aan
de spaken van de wielen.
85
Symptoom Controleer Actie
(Weergave A)
De snelheid wordt aangegeven, maar de
functieweergave knippert. (Hulpstroom is
gestopt.)
(Weergave X)
De indicator hulpmodus en de
functieweergave knipperen. (Hulpstroom
is gestopt.)
(Weergave C)
De functieweergaven knipperen.
(Hulpstroom is gestopt.)
Dit is geen storing. Het is in
een toestand waarin de
bediening van het
hulpstroomsysteem
normaal is. Deze staat kan
voorkomen afhankelijk van
de trapkracht en
rijsnelheid, maar het keert
terug naar de normale
toestand indien er is
bevestigd dat het systeem
normaal is.
86
Symptoom Controleer Actie
(Weergave A)
Het hoofddisplay dat wordt weergegeven
tijdens het rijden en „Er” worden
afwisselend weergegeven, en een
foutbeschrijving wordt weergegeven op de
functieweergave.
(Weergave X)
De lamp hulpmodus brandt rood, het
rijden-hoofddisplay en „ER” worden
afwisselend weergegeven en een
foutbeschrijving wordt aangegeven in de
functieweergave.
(Weergave C)
Foutmeldingen met betrekking tot
accufouten worden hier weergegeven als
„ER” samen met „BATTERY” en een
beschrijving eronder.
Het probleem doet zich
voor in de accu. Schakel de
stroom uit en daarna weer
aan. Als het probleem niet
kan worden opgelost, laat
uw accu dan zo snel
mogelijk inspecteren door
een dealer.
87
Symptoom Controleer Actie
(Weergave A)
De indicator automatische
ondersteuningsmodus knippert.
Er is mogelijk een probleem
binnenin de aandrijfunit.
Schakel de stroom naar de
weergave-eenheid uit en
schakel deze daarna weer
in.
Als het probleem niet kan
worden opgelost, laat uw
fiets dan zo snel mogelijk
inspecteren door een
dealer.
(Weergave X)
„A:####” en „####” op de indicator
hulpmodus worden afwisselend
weergegeven.
Bijvoorbeeld in het geval van
standaardmodus
(Weergave C)
De indicator automatische
ondersteuningsmodus knippert.
88
Duwhulpfunctie
Symptoom Controleer Actie
De duwhulpfunctie schakelt uit.
Werd het wiel
een aantal
seconden
geblokkeerd?
Haal uw vinger heel even
van de drukschakelaar
duwhulp af en nadat u
zeker weet dat de wielen
draaien, drukt u de
schakelaar opnieuw in.
Heeft u getrapt
terwijl de
duwhulpfunctie
ingeschakeld
was?
Haal uw voeten van de
pedalen en haal uw vinger
even van de
drukschakelaar duwhulp.
Druk vervolgens opnieuw
op de schakelaar.
Stroomtoevoer van externe apparaten via USB-aansluiting
* Geldt voor Weergave X en Weergave C.
Symptoom Controleer Actie
Stroom wordt niet toegevoerd.
Is de stroom van
de weergave-
eenheid
ingeschakeld?
Druk op de aan/uit-
schakelaar op de
weergave-eenheid om de
stroom in te schakelen.
Is de versie van
de USB
correct?
Gebruik een extern
apparaat die overeenkomt
met USB 2.0.
Is het type USB-
kabel correct?
Gebruik een OTG-kabel.
Sluit ook de uitzendende
kant aan op het display.
Is de USB-kabel
stevig
aangesloten?
Sluit de USB-kabel opnieuw
aan.
Is de USB-
aansluiting of
de USB-stekker
vuil of nat?
Koppel de USB-kabel los
van de weergave-eenheid
en het externe apparaat.
Verwijder vuil en water van
de USB-aansluiting en
USB-stekker en sluit de
kabel opnieuw aan.
Is USB ingesteld op
„COMM”
(COMMUNICATIE)?
(Weergave X)
Stel de USB-instellingen in
op „PWR SPLY” door te
verwijzen naar „Stopwatch
en instellingen” of schakel
de stroom uit en dan weer
in.
(Weergave C)
Stel de USB-instellingen in
op „Stroombron” door te
verwijzen naar
„Instellingen” of schakel de
stroom uit en dan weer in.
89
Draadloze communicatie met Bluetooth lage energietechnologie
* Geldt voor Weergave X en Weergave C.
Symptoom Controleer Actie
De draadloze communicatie kan niet
worden gebruikt.
Zijn zowel de draadloze
communicatie-
instellingen van de
weergave-eenheid en
uw draadloze
communicatieapparatuur
ingeschakeld?
(Weergave X)
Stel de
communicatieprofielen in
door te verwijzen naar
„Stopwatch en
instellingen” en stel daarna
de juiste
communicatieprofielen van
de draadloze apparatuur of
toepassingssoftware in.
(Weergave C)
Stel de
communicatieprofielen in
door te verwijzen naar
„Instellingen” en stel
daarna de juiste
communicatieprofielen van
de draadloze apparatuur of
applicatiesoftware in.
Zijn de
communicatieprofielen
van de draadloze
apparatuur of de
applicatiesoftware die
draadloos
communiceert met de
communicatieprofielen
van het display
correct?
De displaywaarden van de externe
apparatuur voor draadloze communicatie
zijn verkeerd.
Hebt u de instellingen
van de
communicatieprofielen
veranderd?
Stel voor een moment de
koppeling terug, stel de
communicatieprofielen van
het display in en stel
vervolgens de koppeling
opnieuw vast.
Voor het terugstellen van
de koppeling en de
procedure voor het tot
stand brengen van de
koppeling, raadpleegt u de
handleiding die is
meegeleverd met de
draadloze
communicatieapparatuur.
90
Accu en accu-oplader
Symptoom Controleer Actie
Kan niet opladen
Is de stekker
goed
aangesloten? Is
de
oplaadstekker
stevig in de
accu gestoken?
Sluit opnieuw aan en
probeer nogmaals op te
laden.
Als de accu nog steeds niet
oplaadt, functioneert de
accu-oplader mogelijk niet
goed.
Branden de
indicatoren
resterend
accuvermogen?
Bekijk de oplaadmethode
en probeer nogmaals op te
laden.
Als de accu nog steeds niet
oplaadt, functioneert de
accu-oplader mogelijk niet
goed.
Zijn de polen
van de accu-
oplader of accu
vuil of nat?
Verwijder de accu uit de
accu-oplader en de
oplaadstekker uit het
stopcontact. Gebruik een
droge doek of een
wattenstaafje om de
oplader en de polen van de
accu te reinigen. Sluit
vervolgens zowel de accu
als de accu-oplader
opnieuw aan.
91
Symptoom Controleer Actie
(Bagagedrageraccu) (Onderbuisaccu)
Er is een fout
met de polen
opgetreden.
Verwijder de accu van de
fiets.
Sluit vervolgens de
oplaadstekker aan op de
accu. (Als de
indicatorlampjes
accuvermogen nog steeds
afwisselend knipperen,
duidt dit mogelijk op een
storing in de accu).
Wanneer de accu opnieuw
op de fiets wordt
gemonteerd en de aan/
uit-schakelaar van de
weergave-eenheid wordt
ingedrukt, als de
indicatorlampjes
accuvermogen nog steeds
afwisselend knipperen, is
er mogelijk een storing in
de aandrijfunit.
(Multi-locatie accu)
(Externe crossover accu)
92
Symptoom Controleer Actie
(Bagagedrageraccu) (Onderbuisaccu)
Er is een fout
met de polen
opgetreden.
Verwijder de accu uit de
accu-oplader, plaats de
accu op de fiets en druk op
de aan/uit-schakelaar van
de weergave-eenheid.
Wanneer de oplaadstekker
weer in de accu wordt
geplaatst, en de
indicatorlampjes
accuvermogen nog steeds
gelijktijdig knipperen, duidt
dit mogelijk op een defect
in de accu-oplader.
(Multi-locatie accu)
Is de
laadconnector
op de accu nat?
Reinig de laadconnector en
de oplaadstekker. Wrijf ze
daarna droog. Sluit de
oplaadstekker daarna aan
op de laadconnector.
(Externe crossover accu)
93
Symptoom Controleer Actie
De indicatorlampjes accuvermogen aan
beide zijden knipperen gelijktijdig.
De
accubeschermingsfunctie
is ingeschakeld en het
systeem kan niet worden
gebruikt. Vervang de accu
zo snel mogelijk bij een
fietshandel.
(Bagagedrageraccu) (Onderbuisaccu)
(Multi-locatie accu)
(Externe crossover accu)
De accu-oplader geeft abnormale geluiden,
vieze geuren of rook af.
Trek de oplaadstekker eruit
en stop onmiddellijk het
gebruik.
Laat uw fiets inspecteren
door een fietshandel.
De accu-oplader wordt heet.
Het is normaal
dat de accu-
oplader een
beetje warm
wordt tijdens het
opladen.
Als de accu-oplader te
warm is om aan te raken,
trek de oplaadstekker er
dan uit, wacht tot deze is
afgekoeld, en neem contact
op met een fietshandel.
Na het opladen zullen alle indicatorlampjes
accuvermogen niet branden wanneer de
indicatorknop accuvermogen „ ” wordt
ingedrukt.
Is de
oplaadstekker
losgekoppeld,
of is de accu
verwijderd
tijdens het
opladen?
Laad de accu nogmaals op.
Bent u
begonnen met
opladen toen de
accu warm was,
zoals vlak na
gebruik?
Verplaats de accu naar een
locatie waar de
accutemperatuur de
temperatuur bereikt waarbij
opladen mogelijk is
(15–25 °C) en start het
opladen opnieuw.
Na het loskoppelen van de oplaadstekker
op de accu-oplader van de accu, blijven de
indicatorlampjes accuvermogen branden.
Is de
laadconnector
op de accu nat?
Reinig de laadconnector en
de oplaadstekker. Wrijf ze
daarna droog.
94
O.Specicaties
Bereik van hulpsnelheid 0 tot minder dan 25 km/u
Elektrische motor Type Borstelloze DC type
Nominaal vermogen 250 W
Hulpstroomregelingsmethode
Besturingsmethode is afhankelijk
van trapsnelheid en snelheid van de
fiets
Accu
Bagagedrageraccu
400/500
Type PASB5
(Lithium-ion accu)
Spanning 36 V
Capaciteit 11 Ah/13,6 Ah
Aantal accucellen 40
Onderbuisaccu
400/500
Type PASB5
(Lithium-ion accu)
Spanning 36 V
Capaciteit 11 Ah/13,6 Ah
Aantal accucellen 40
Multi-locatie accu
400/500
Type PASB6
(Lithium-ion accu)
Spanning 36,5 V/36 V
Capaciteit 11 Ah/13,4 Ah
Aantal accucellen 40
Multi-locatie accu
600
Type PASB4
(Lithium-ion accu)
Spanning 36 V
Capaciteit 16.5 Ah
Aantal accucellen 50
Externe crossover
accu 500
Type PASB6
(Lithium-ion accu)
Spanning 36 V
Capaciteit 13.4 Ah
Aantal accucellen 40
95
Accu-oplader
Type PASC5
Ingangsspanning AC 220–240 V/50–60 Hz
Maximale uitgangsspanning DC 42 V
Maximale uitgangsspanning DC 4,0 A
Maximaal verbruikte stroom 310 VA/180 W
(Opgeladen bij AC 240 V)
Toepasbare soort accu PASB2/PASB4/PASB5
Type PASC6
Ingangsspanning AC 220–240 V/50–60 Hz
Maximale uitgangsspanning DC 42 V
Maximale uitgangsspanning DC 4,0 A
Maximaal verbruikte stroom 310 VA/180 W
(Opgeladen bij AC 240 V)
Toepasbare soort accu PASB6
96
Weergave-
eenheid
(Weergave
X)
Stroomtoevoerportie
Type USB-aansluiting USB2.0 Micro-B
Uitgangsspanning Max. 1000 mA
Nominale spanning 5 V
Draadloos
communicatiegedeelte
Communicatiesysteem
Bluetooth versie 4.0
(Bluetooth lage energie-
technologie)
Uitgangsvermogen –9.27 dBm (e.i.r.p.)
Communicatiebereik Gezichtsveldafstand ong.
1 m (3 ft) zonder interferentie
Frequentieband 2,4 GHz-band
(2,400–2,4835 GHz)
Modulatiemethode GFSK
Ondersteunde profielen CSCP*1
CPP*2
Productinformatie
Modelnr. X0P10
Fabrikant
YAMAHA MOTOR CO., LTD.
2500 Shingai, Iwata, Shizuoka
438-8501, Japan
Handelsmerk/Handelsnaam
*1 CSCP (Fietssnelheid en Cadansprofiel)
Komt overeen met de wiel-omwentelingsgegevens en de krukas-omwentelingsgegevens.
*2 CPP (Fietsvermogenprofiel)
Komt overeen met de wiel-omwentelingsgegevens, de krukas-omwentelingsgegevens, momenteel
vermogen en de opgeslagen energie.
Communicatie is niet per se gegarandeerd met alle draadloze communicatieapparaten die ge-
bruikmaken van dezelfde profielen als dit systeem.
Zelfs wanneer een apparaat voldoet aan de specificatie voor Bluetooth lage energietechnologie,
kunnen er gevallen zijn waar de kenmerken, specificaties of communicatieve omgeving van het
toestel met deze technologie het onmogelijk maken om aan te sluiten of kunnen resulteren in
verschillende controlemethoden, weergave of bediening.
YAMAHA MOTOR CO., LTD. kan niet op enigerlei wijze aansprakelijk worden gesteld voor
schade of verlies als gevolg van het lekken van informatie gedurende de communicatie via
Bluetooth lage energietechnologie.
97
Weergave-
eenheid
(Weergave
C)
Stroomtoevoerportie
Type USB-aansluiting USB2.0 Micro-B
Uitgangsspanning Max. 1000 mA
Nominale spanning 5 V
Draadloos
communicatiegedeelte
Communicatiesysteem
Bluetooth versie 4.0
(Bluetooth lage energie-
technologie)
Uitgangsvermogen –5,39 dBm (e.i.r.p.)
Communicatiebereik Gezichtsveldafstand ong.
1 m (3 ft) zonder interferentie
Frequentieband 2,4 GHz-band
(2,400–2,4835 GHz)
Modulatiemethode GFSK
Ondersteunde profielen
CSCP*1
CPP*2
YEP1.0*3
Productinformatie
Modelnr. X1R02/X1R10
Fabrikant
YAMAHA MOTOR CO., LTD.
2500 Shingai, Iwata, Shizuoka
438-8501, Japan
Handelsmerk/Handelsnaam
*1 CSCP (Fietssnelheid en Cadansprofiel)
Komt overeen met de wiel-omwentelingsgegevens en de krukas-omwentelingsgegevens.
*2 CPP (Fietsvermogenprofiel)
Komt overeen met de wiel-omwentelingsgegevens, de krukas-omwentelingsgegevens, momenteel
vermogen en de opgeslagen energie.
*3 YEP1.0
De e-Bike-profielvoorinstelling door YAMAHA MOTOR CO., LTD.
Navigatie-informatie (Kompas) en fitness-ondersteuning (Fitness) kunnen op de weergave-eenheid
worden getoond door de smartphone-applicatie te koppelen met YEP1.0.
Communicatie is niet per se gegarandeerd met alle draadloze communicatieapparaten die ge-
bruikmaken van dezelfde profielen als dit systeem.
Zelfs wanneer een apparaat voldoet aan de specificatie voor Bluetooth lage energietechnologie,
kunnen er gevallen zijn waar de kenmerken, specificaties of communicatieve omgeving van het
toestel met deze technologie het onmogelijk maken om aan te sluiten of kunnen resulteren in
verschillende controlemethoden, weergave of bediening.
YAMAHA MOTOR CO., LTD. kan niet op enigerlei wijze aansprakelijk worden gesteld voor
schade of verlies als gevolg van het lekken van informatie gedurende de communicatie via
Bluetooth lage energietechnologie.
GEDRUKT IN JAPAN
25


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Yamaha 2021 - Drive Unit - Display Unit - Battery Pack - Battery Charger at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Yamaha 2021 - Drive Unit - Display Unit - Battery Pack - Battery Charger in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 16.41 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Yamaha 2021 - Drive Unit - Display Unit - Battery Pack - Battery Charger

Yamaha 2021 - Drive Unit - Display Unit - Battery Pack - Battery Charger User Manual - English - 102 pages

Yamaha 2021 - Drive Unit - Display Unit - Battery Pack - Battery Charger User Manual - German - 85 pages

Yamaha 2021 - Drive Unit - Display Unit - Battery Pack - Battery Charger User Manual - French - 102 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info