Dobbelen
Daarna mag de speler drie keer dobbelen om een zo hoog
mogelijke Pasch (combinatie) te maken. Na iedere worp mogen
er één of meer dobbelstenen aan de kant worden gelegd.
Dobbelstenen die na een eerdere worp aan de kant zijn gelegd,
mogen bij een latere worp weer worden meegenomen.
Schijfje plaatsen
Na zijn derde worp markeert de speler het resultaat van zijn beurt
op het spelbord met een schijfje in zijn kleur. Plaats het schijfje
op het kruispunt van de rij die de geworpen Pasch (bijv. “tripel”)
en de kolom die de waarde van de dobbelstenen waarmee deze
combinatie is gemaakt (bijv. 6-6-6) toont. In het geval van twee
keer “dubbel”, mag de speler een van beide waarden van de
dobbelstenen waarmee deze combinatie is gemaakt kiezen. In het
geval van een dubbel + tripel moet het schijfje worden geplaatst
in de kolom van de dobbelstenen die deel uitmaken van de tripel.
Als het veld bezet is, komt het nieuwe schijfje bovenop het
reeds aanwezige schijfje te liggen. Als een speler na het
dobbelen geen geldige Pasch heeft, dan leg hij zijn schijfje
naast het spelbord. Mocht een andere speler in dezelfde
ronde ook geen geldige Pasch hebben, dan legt die speler zijn
schijfje bovenop het schijfje dat al naast het bord ligt.
Voorbeeld van het dobbelen: Anne gooit 2-3-4-4-5. Ze
besluit beide vieren aan de kant te leggen en gooit de
overige drie dobbelstenen opnieuw. Nu gooit ze 2-6-6. De
twee zessen worden aan de kant gelegd en Anne neemt
de eerder aan de kant gelegde dobbelstenen weer terug en
gooit wederom met drie dobbelstenen. Deze keer gooit ze
4-5-6. Het resultaat na drie keer gooien is 4-5-6-6-6. Ze
heeft een tripel 6 en plaatst haar schijfje op het kruispunt
van de tripel en de dobbelsteen met de waarde 6.
Voorbeelden van het plaatsen van schijfjes:
2-2-2-5-5 5-5-1-6-4 6-6-2-2-3
of
Actieblokjes: Spelers mogen actieblokjes inzetten
om het resultaat van hun worp te manipuleren. Dit
kan op 2 manieren:
a. Overgooien: Leg een actieblokje af en gooi
1 dobbelsteen opnieuw.
b. Veranderen van de waarde: Leg een actieblokje
af om de waarde van een dobbelsteen met één te
verhogen of te verlagen.
Voorbeeld: Het resultaat na Tim’s derde worp is 3-5-5-6-
2. Tim legt 3 actieblokjes af en verandert daarmee de 3 in
een 5 en de 6 in een 5. Daarmee wordt zijn resultaat een
set van vier vijven.
Let op: Een speler kan een 6 niet in een 1 veranderen
met één actieblokje (en omgekeerd).
Indien een speler vergeet om een kaart uit te spelen voor het
dobbelen, wordt de hele worp als ongeldig beschouwd. De
speler moet dan eerst alsnog een kaart uitspelen en opnieuw
drie keer dobbelen.
C
Punten verdelen
Nadat alle spelers hun schijfje op het spelbord
hebben geplaatst, worden de kaarten verdeeld die
zijn gespeeld door de spelers in deze ronde. De speler met
de laagste Pasch krijgt alle kaarten met waarde -1, als deze
er zijn. De speler met de beste Pasch krijgt de kaart met de
meeste punten. De speler met de op een na beste Pasch krijgt
de kaart met de op een na meeste punten. Dit gaat zo door tot
alle kaarten verdeeld zijn. Spelers leggen deze kaarten in een
puntenstapel voor zich neer.
Tip: Leg het tweede schijfje bovenop je puntenstapel, om te
voorkomen dat je per ongeluk deze kaarten op hand neemt.
De waarde van een Pasch wordt door de positie op het
spelbord bepaald. Een schijfje in een hogere rij geeft een
3