26
7
7.9 Ruimtesturing
Invloed ruimtetemperatuur
Ruimtesensor “aan” alleen wanneer een referentieruimte
voorhanden is !
Gebruik :
Afwijkingen van de ruimtetemperatuur t.o.v. de ingestelde
waarde worden opgetekend en hiermee wordt rekening
gehouden bij een weersafhankelijke regeling. Zo werkt dan
ook de thermostaatfunctie, de aanpassings- en
uitschakeloptimalisatie.
Door de activering wordt de invloed van de
ruimtetemperatuur op de temperatuurregeling veranderd.
Instelbereik :
Uit Ruimtetemperatuur-invloed niet actief.
De gemeten ruimtetemperatuur heeft geen
uitwerking op de keteltemperatuurregeling.
De stookkring wordt weersafhankelijk
gestuurd.
Aan Ruimtetemperatuur-invloed actief.
De gemeten ruimtetemperatuur werkt in op de
keteltemperatuurregeling. Er ontstaat een
“Weersafhankelijke sturing met
ruimtetemperatuur-invloed”, resp. met
thermostaatfunctie.
Fabrieksinstelling : uit
Ruimtetemperatuurafhankelijke pompafschakeling
➩
Parameter alleen actief wanneer ruimtesensor “aan”
(zie parameter 130)
Gebruik :
Bij pompstookkringen kan complementair aan de glijdende
keteltemperatuurregeling de warmtetoevoer door in- en
uitschakelen van de pompen geregeld worden. Dit gebeurt
bij middel van een ruimtetemperatuur-schakeldifferentieel.
De vorstbeveiliging heeft voorrang op deze functie.
Opmerking : wordt de parameter op “——-” gezet, dan
wordt de thermostaatfunctie
(pompafschakeling) niet meer uitgevoerd.
De activering van de stookkring wordt
verminderd, de stookkringpomp wordt
niet afgeschakeld, bij de mengkraan
wordt de vertrektemperatuur verlaagd. Bij
een vloerverwarming moet deze
parameter gedeactiveerd worden.
Instelbereik :
- - - tot 4.0°C
Fabrieksinstelling : 0,5°C
Thermostaat
132 0.5°C
Ruimtesensor
130 Uit
1:Service -/+
Ruimtesturing
Optimalisatie uitschakeltijd
➩
Parameter alleen actief wanneer ruimtesensor “aan”
(zie parameter 130)
Gebruik :
De ruimtetemperatuur moet bij het einde van de cyclus
0,25K onder de ingestelde ruimtetemperatuur liggen.
Daarom wordt ook de uitschakeltijd gewijzigd. Wordt de
0,25K niet ofwel te vroeg bereikt, dan wordt de vooraf
ingestelde uitschakeltijd automatisch geoptimaliseerd. De
optimalisatie wordt steeds uitgevoerd op de
eerstvolgende dag.
Instelbereik :
0 Optimalisatie uitschakeltijd niet actief
10 min Maximale vervroeging van het
360 min uitschakeltijdstip
Fabrieksinstelling : 30 min
Uit opti
131 30 min
Opmerking : bij gebruik van een WRS-CPU-B2/E zijn
deze parameters zonder functie, daar de
steilheid EB Parameter 54 op “——”
staat.