Brandervermogen
Richtwaarden voor de ventilatordruk vóór de
menginrichting
Werd de brander voor de eerste inbedrijfname ingesteld
overeenkomstig de parameters in de diagrammen, dan
bekomt men, afhankelijk van de vuurhaardweerstand van
de warmtegenerator, de in het diagram aangegeven
richtwaarden voor de druk voor de menginrichting.
Richtwaarden druk vóór de menginrichting
Druk [mbar]
Optimalisatie van de verbranding
• Druk en mengsnelheid verhogen :
☞ Instelschroef van de stuwschijf naar links (-) draaien.
De afstand van de stuwschijf wordt verkleind.
☞ Om de daardoor verminderde luchtovermaat te cor-
rigeren, de openingshoek van de luchtklep vergro-
ten.
Mogelijkheden voor verbetering van de stabiliteit
• Mengsnelheid aan de stuwschijf verlagen :
☞ Instelschroef van de stuwschijf naar rechts (+)
draaien.
Afstand van de stuwschijf wordt vergroot.
☞ Om de daardoor verhoogde luchtovermaat te corri-
geren, de openingshoek van de luchtklep verklei-
nen.
• Kleinere verstuiver inzetten en de pompdruk verhogen.
• Verstuiverfabrikaat wisselen.
OpmerkingNa iedere ingreep de verbrandingswaarden
controleren en desgevallend de instelling
corrigeren (zie bijvoegsel).
Afsluitende werkzaamheden
Drukmeettoestellen zoals manometer en va-
cuümmeter kunnen bij continue belasting be-
schadigd worden. Daardoor kan olie ongecon-
troleerd uitlekken.
Na de afregeling de drukmeettoestellen verwij-
deren. De aansluitingsplaatsen afdichten.
☞ De meetresultaten van de rookgasmeting op de
inspectiekaart noteren.
☞ Dichtheidscontrole van de installatie en de olieleidin-
gen.
☞ De elektro-aansluiting in de branderafdekkap met de
bijgevoegde afdekking afsluiten en de kap op de bran-
der monteren.
☞ De gebruiker over de bediening van de installatie
informeren.
5.4 Uitbedrijfname
Bij korte bedrijfsonderbrekingen
(b.v. schoorsteenreiniging e.d.):
☞ Hoofd- en gevaarschakelaar voor de brander
uitschakelen.
Bij langere bedrijfsonderbrekingen :
☞ Hoofd- en gevaarschakelaar voor de brander
uitschakelen.
☞ Brandstofafsperorganen sluiten.
Ontploffingsgevaar !
CO-vorming door verkeerde branderinstelling.
CO-emissie controleren en een roetmeting
doorvoeren. Bij CO- resp. roetvorming de
verbrandingswaarden optimaliseren. Het CO-
gehalte mag niet meer bedragen dan 50 ppm.
Roetgetal < 1.
Verbrandingsgevaar !
Bepaalde bouwdelen van de brander (b.v.
vlamkop, branderflens, enz.) warmen op
tijdens de werking.
Laten afkoelen vooraleer servicewerken uit te
voeren.
Inbedrijfname
❏ Luchtklep en stuwschijf moeten overeenkomstig het
gewenste warmtevermogen vooringesteld worden.
❏ Door de ketelregelaar moet warmte gevraagd worden.
☞ Spanningstoevoer naar de brander inschakelen.
Hoofd- en gevaarschakelaar AAN.
De brander start overeenkomstig de werkingscyclus
(zie hfst. 5.5).
☞ Pompdruk instellen.
☞ Luchtvoorinstelling optimaliseren aan de hand van de
verbrandingswaarden.
☞ Luchtovermaat instellen in functie van de druk vóór de
menginrichting (zie diagram) :
• drukzijdig via de stand van de stuwschijf
• zuigzijdig via de openingshoek van de luchtklep
☞ Verbrandingscontrole doorvoeren (zie bijvoegsel).