25
5
N.B. Indien tijdens de volgende instelwerkzaamhe-
den een regeluitschakeling van de brander
plaats vindt, dan:
1. gelijktijdig drukken.
2. Door drukken van naar het laatst inge-
regelde lastpunt gaan.
Noteer van elk instelpunt de waarde op het display en de
overeenkomstige vermogenswaarden (gashoeveelheid).
Dit helpt u bij het instellen van de kleinlast.
Ontploffingsgevaar!
CO-vorming door foutieve branderinstelling.
Bij elk bedrijfspunt CO-gehalte controleren.
Bij CO-vorming de verbrandingswaarden opti-
maliseren. Het CO-gehalte mag niet meer zijn
dan 50 ppm.
Bediening Reactie van het toestel Weergave op display
Voorinstelling op de verbrandingsmanager
1. Brugstekker 7 op de verbrandingsmanager uittrekken.
2. Voedingsspanning naar de brander inschakelen. Verbrandingsmanager loopt naar
Hoofd- en gevaarschakelaar IN ”standby”-positie.
3. gelijktijdig drukken. Verbrandingsmanager keert
in de instelmodus.
4. +drukken. Display geeft de fabrieksinstelling
bij vollast P9 aan.
5. gedrukt houden en door drukken van of
luchtkleppositie (genoteerde diagramwaarde)
instellen.
6. gedrukt houden en door drukken van of
gassmoorkleppositie op dezelfde waarde instellen.
7. drukken. Display geeft de fabrieksinstelling
bij kleinlast P1 aan.
8. drukken, om de fabrieksinstelling Display geeft de fabrieksinstelling
te bevestigen. bij startlast P0 aan.
9. drukken, om de fabrieksinstelling Brander is nu gereed voor bedrijf.
te bevestigen.
Functiecontrole met gesloten kogelkraan
❑Regelcircuit T1/T2 moet gesloten zijn.
1. Kogelkraan kort openen en weer sluiten.
2. Brugstekker 7 op de brandermanager erin steken. Brander start overeenkomstig
de werkingscyclus.
De gasdrukvoeler stelt
gasgebrek vast.
Brander probeert opnieuw te starten.
Na de 2. of 3. startpoging
moet de verbrandingsmanager
op grond van gasgebrek
in de wachtstand blijven staan
(gasgebrekprogramma).
Opgelet! Pas doorgaan, als de reactie van het toestel-
en de weergave op het display overeen-
komt met de hiernaast getoonde informatie.
3. 7-polige aansluitstekker eruit trekken en er weer inste-
ken om het gasgebrekprogramma te onderbreken.