7
Constructieve wijzigingen aan het toestel
•Zonder toestemming van de leverancier geen ver-
anderingen, aan- of ombouw aan het toestel uitvoeren.
Voor alle ombouw-activiteiten is een schriftelijke toe-
stemming van de firma Max Weishaupt GmbH nodig.
•Toesteldelen in niet onberispelijke staat onmiddellijk
vervangen.
•Er mogen geen aanvullende componenten ingebouwd
worden, die niet tezamen met het toestel gekeurd zijn.
•Alleen originele -weishaupt- onderdelen als vervanging
gebruiken.
Bij onderdelen, door derden geleverd, is niet gewaar-
borgd dat het geheel volgens de eisen en keuringen
geconstrueerd en gemaakt is.
Verandering van de verbrandingsruimte
•Er mogen geen hulpstukken in de verbrandingsruimten
gebruikt worden, welke de constructief vastgelegde
vlamvorming hinderen.
Reiniging van het apparaat en het verwijderen van vuil
•Gebruikte stoffen en materialen doelmatig en milieu-
vriendelijk gebruiken en afvoeren.
Lawaai van het toestel
•Afhankelijk van de plaatselijke situatie kan een geluids-
drukniveau ontstaan, welke lawaaidoofheid kan veroor-
zaken. In dat geval moet het bedieningspersoneel voor-
zien worden van overeenkomstige gehoorbescherming.
Algemene informaties bij werking op gas
•Bij de plaatsing van een gasstookinstallatie moeten alle
betreffende installatie- en veiligheidsvoorschriften in
acht genomen worden, daarbij o.m. de installatienor-
men NBN D 30-001, D 30-002 en D 30-003; de norm
voor gasvoorziening NBN D 51-001, D 51-003 (4de
editie 2004), D 51-004 en D 51-005; de norm voor
stookplaatsen NBN B 61-001 (> 70 kW), normproject
NBN B 61-002 (< 70 kW) en het Algemeen Regle-
ment voor Elektrische Installaties, afgekort A.R.E.I.
•De voor het aanleggen en wijzigen van gasinstallaties
verantwoordelijke installateur dient bij het gasbedrijf te
informeren naar de aan te leveren gasdruk en er zich
van vergewissen of er voldoende gastoevoer is voor het
te leveren vermogen.
•Installatie-, wijzigings- en onderhoudswerkzaamheden
aan gasinstallaties in gebouwen en terreinen mogen
behalve door het gasbedrijf alleen door installateurs
worden doorgevoerd welke een overeenkomstige toe-
lating hebben.
•Voor het aanbrengen van eventuele dekmiddelen wordt
de binneninstallatie (inbegrepen de tussengasmeters)
tot aan de gesloten branderstopkraan, door de installa-
teur aan een beproeving en nazicht onderworpen vol-
gens de procedure beschreven in paragraaf 3.6 van de
norm NBN D 51-003.
•De voor de controle gebruikte lucht of inerte gas moet
uit de leidingen verdrongen zijn.
Gaseigenschappen
Laat u zich door de gasleverancier informeren over:
•Gassoort
•Stookwaarde in normtoestand in MJ/m3resp. kWh/m3
•Max. CO2-gehalte van de rookgassen
•Gasaansluitdruk
Schroefdraadverbindingen
•Er mogen alleen goedgekeurde dichtingsmaterialen
worden gebruikt. Altijd de gebruiksaanwijzingen in acht
nemen!
Dichtheidscontrole
•Verbindingen, lassen, kranen… van de binneninstallatie
tijdens de beproeving onder een druk van 100 mbar
afzepen met schuimvormende middelen die geen cor-
rosie veroorzaken (zie NBN D 51-003, par. 3.6).
Verandering van gassoort
•Bij omschakelen naar een andere gassoort is een om-
bouwset en opnieuw inregelen noodzakelijk.
2