V50 book w546.book Page 2 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
3
Volvo Car Corporation en het milieu
Milieubeleid van Volvo Car
Corporation
Zorg voor het milieu, veiligheid en kwaliteit
zijn de drie kernwaarden van Volvo Car
Corporation die van invloed zijn op alle activi-
teiten. We zijn ervan overtuigd dat onze
klanten onze zorg voor het milieu delen.
Uw Volvo voldoet aan strenge internationale
milieueisen en is bovendien geproduceerd in
een fabriek die zeer schoon is en efficiënt met
hulpbronnen omgaat. De meeste eenheden
binnen de Volvo Car Corporation zijn gecerti-
ficeerd voor de milieunorm ISO 14001,
hetgeen tot voortdurende verbeteringen op
milieugebied leidt.
Alle Volvo-modellen hebben een milieu
verklaring (EPI of Environmental Product
Information), waarin u zelf de invloed van de
verschillende modellen en motoren op het
milieu kunt vergelijken.
Lees meer op: www.volvocars.com/EPI.
Brandstofverbruik
De auto’s van Volvo zijn concurrerend in hun
klasse wat het brandstofverbruik betreft. Een
lager brandstofverbruik levert over het
algemeen een geringere uitstoot van het
broeikasgas kooldioxide op.
U als bestuurder kunt uw steentje bijdragen
aan een verlaging van het brandstofverbruik
(zie pagina 4).
Efficiënte uitlaatgasreiniging
Uw Volvo is gebouwd volgens het concept
Schoon aan binnen- en buitenkant
– een
concept dat een schone passagiersruimte
combineert met een uitermate efficiënt
uitlaatgasreinigingssysteem. In veel gevallen
liggen uitlaatgasemissies ver onder de
geldende normen.
Op de radiateur zit bovendien PremAir®
1
,
een speciale laag die schadelijk laaghangend
ozon kan omzetten in zuivere zuurstof.
1.PremAir® is een gedeponeerd
handelsmerk van de Engelhard
Corporation.
V50 book w546.book Page 3 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
4
Volvo Car Corporation en het milieu
Schone lucht in
passagiersruimte
Een geavanceerd luchtreinigingssysteem,
IAQS
1
(Interior Air Quality System), zorgt
ervoor dat de lucht in de passagiersruimte
schoner is dan de lucht buiten in het verkeer.
Het systeem bestaat uit een elektronische
sensor en een koolstoffilter. De luchtinlaat
wordt afgesloten als het gehalte aan geredu-
ceerde en geoxideerde gassen zoals koolmo-
noxide in het interieur te hoog wordt zoals in
druk verkeer, files en tunnels. Het koolstof-
filter zorgt ervoor dat stikstofoxiden,
laaghangend ozon en koolwaterstoffen niet
binnendringen.
Textielnorm
Het interieur van een Volvo is ontwikkeld om
gezond en veilig te zijn – ook voor mensen
met contactallergieën of astma. Er is extra
veel aandacht besteed aan de selectie van
milieuvriendelijke materialen. Ze voldoen dan
ook aan de eisen van de ecologische norm
Öko-Tex 100 – een enorme stap op weg naar
een gezonder binnenmilieu.
Het Öko-Tex-label stelt regels aan bijvoor-
beeld de veiligheidsgordels, de vloerbe-
kleding en de gebruikte garens en stoffen.
Ook de lederen bekledingsvarianten zijn
chroomvrij gelooid met plantaardige stoffen
en voldoen aan de gestelde eisen.
Erkende Volvo-werkplaatsen en
het milieu
Met regelmatig onderhoud kunt u de
voorwaarden scheppen voor een laag brand-
stofverbruik en op die manier bijdragen aan
een schoner milieu. Wanneer u de reparaties
en het onderhoud aan de auto toevertrouwd
aan de werkplaatsen van Volvo, wordt de
auto een onderdeel van ons systeem. We
stellen duidelijke milieu-eisen aan de outillage
van onze werkplaatsen om te voorkomen dat
er schadelijke stoffen vrijkomen in het milieu.
Een onderdeel daarvan is een zorgvuldige
inzameling en scheiding van de gasvormige,
vloeibare en afvalstoffen in onze
werkplaatsen. Het personeel in de
werkplaatsen van Volvo beschikt over de
kennis en het gereedschap om optimale zorg
voor het milieu te kunnen garanderen.
Spaar het milieu
U kunt eenvoudig meehelpen het milieu te
beschermen door milieuvriendelijke autover-
zorgingsproducten te kopen en de auto te
onderhouden of te laten onderhouden aan de
hand van de aanwijzingen in het instructie-
boekje.
Hieronder volgen een paar tips voor hoe u het
milieu kunt ontzien:
•Zorg ervoor dat de banden de juiste
spanning hebben. Een te lage banden-
spanning leidt tot een verhoogd brand-
stofverbruik. Bij gebruik van de hogere
bandenspanningswaarden die Volvo
adviseert neemt het brandstofverbruik af.
•Een imperiaal en skibox
resulteren in een grotere
luchtweerstand
waardoor het brandstof-
verbruik aanzienlijk
toeneemt. Verwijder ze
daarom meteen na gebruik.
•Laat spullen niet onnodig in de auto
liggen. Hoe groter de belasting van de
auto, des te hoger het brandstofverbruik.
•Gebruik altijd de motorverwarming voor
een koudestart, als de auto hiermee is
uitgerust. Hierdoor nemen het brandstof-
verbruik en de uitstoot af.
1.Optie
V50 book w546.book Page 4 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
5
Volvo Car Corporation en het milieu
•Rijd rustig. Vermijd onnodig snel
optrekken en krachtig remmen.
•Rijd in de hoogst
mogelijke versnelling.
Een lager toerental zorgt
voor een lager verbruik.
•Laat het gaspedaal los
wanneer u van een
helling afrijdt.
•Rem op de motor. Laat het gaspedaal los
en schakel terug.
•Voorkom stationair draaien. Zet de motor
af wanneer u lang stilstaat in een file.
•Hanteer afvalstoffen die
schadelijk voor het
milieu zijn, zoals accu’s
en olie, op een milieu-
vriendelijke manier.
Neem contact op met
een erkende Volvo-werkplaats als u niet
zeker weet hoe u dergelijk afval moet
verwerken.
•Onderhoud uw auto regelmatig.
Door deze tips op te volgen kan het brand-
stofverbruik worden verlaagd zonder dat dit
van invloed is op de reistijd of het plezier in
het autorijden. U spaart uw auto, bespaart
geld en gebruikt minder van de hulpbronnen
op aarde.
V50 book w546.book Page 5 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
6
V50 book w546.book Page 6 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
7
Inhoud
Veiligheid9
Instrumenten, schakelaars en bediening33
Klimaatregeling65
Interieur77
Sloten en alarm91
Starten en rijden105
Wielen en banden137
Verzorging153
Onderhoud en service159
Infotainment183
Technische gegevens205
V50 book w546.book Page 7 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
8
V50 book w546.book Page 8 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
9
Veiligheid
Veiligheidsgordels 10
AIRBAG-systeem 13
Airbags (SRS) 14
Airbag (SRS) activeren/deactiveren 17
SIPS-airbags (zij-airbags) 19
Opblaasgordijn (IC-systeem) 21
WHIPS-systeem 22
Activering van de veiligheidssystemen 24
Crash mode 25
Inspectie van airbags en opblaasgordijnen 26
Kinderen en veiligheid 27
V50 book w546.book Page 9 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
10
Veiligheid
Veiligheidsgordels
Heupgordel uittrekken. De gordel moet laag
gedragen worden.
Draag altijd een
veiligheidsgordel
Remmen kan ernstige gevolgen hebben als
de veiligheidsgordel niet wordt gedragen. Let
er daarom op dat alle passagiers hun veilig-
heidsgordel omhebben. Zo wordt voorkomen
dat bij een aanrijding de passagiers op de
achterbank tegen de rugleuning van de
voorstoelen worden geslingerd.
De veiligheidsgordel omdoen:
–Trek de gordel langzaam uit en maak deze
vast door de borglip in de sluiting te
steken. Een duidelijke “klik” geeft aan dat
de gordel vastzit.
De gordel losmaken:
–Druk op de rode knop van de vergren-
deling. Laat het oprolmechanisme de
gordel naar binnen trekken. Als de gordel
niet volledig wordt opgerold, moet u de
gordel handmatig zo ver terugrollen dat
deze niet langer slap hangt.
De gordel is geblokkeerd en kan niet
verder worden uitgetrokken:
•wanneer u de gordel te snel uittrekt
•wanneer u remt of optrekt
•als de auto sterk overhelt.
Voor optimale bescherming van de veilig-
heidsgordel is het van belang dat de gordel
goed tegen het lichaam ligt. Laat de
rugleuning niet te ver achteroverhellen. De
veiligheidsgordel biedt de beste
bescherming bij een normale rijhouding.
Let erop dat:
•u geen klemmen of andere accessoires
gebruikt waardoor u de gordel niet strak
langs uw lichaam kunt trekken
•er geen slagen in de gordel zitten en dat
hij nergens achter blijft steken
•de heupgordel laag moet zitten (niet over
de buik)
•u de heupgordel over de heupen spant
door aan de diagonale schoudergordel te
trekken zoals afgebeeld.
WAARSCHUWING!
De veiligheidsgordel en de airbag werken
samen. Als de veiligheidsgordel niet of
onjuist wordt gebruikt, kan de
bescherming die de airbag bij een
aanrijding biedt afnemen waardoor u als
klant ernstig letsel kunt oplopen.
WAARSCHUWING!
Elke gordel is bestemd ter bescherming
van slechts één persoon.
V50 book w546.book Page 10 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
11
Veiligheid
Veiligheidsgordels
Gordelwaarschuwing
Er gaan waarschuwingslampjes branden en
er worden geluidssignalen afgegeven
wanneer iemand de gordel niet draagt. Of er
geluidssignalen klinken hangt af van de
snelheid. De waarschuwingslampjes zitten in
de plafondconsole en op het instrumenten-
paneel. Bij lage snelheid vallen de geluidssig-
nalen na zes seconden stil.
De gordelwaarschuwing geldt niet voor
kinderzitjes die met de veiligheidsgordel op
de passagiersstoel zijn vastgezet.
Achterbank
De functie van de gordelwaarschuwing voor
de achterbank is tweeledig:
•Aangeven met een melding op het infor-
matiedisplay welke veiligheidsgordels van
de achterbank er worden gebruikt. De
melding wordt na ca. 30 seconden
automatisch gewist, maar kan ook
handmatig worden bevestigd door op de
knop READ te drukken.
•Waarschuwen dat iemand op de
achterbank de veiligheidsgordel heeft
losgenomen. Er wordt gewaarschuwd
met een melding op het informatiedisplay
in combinatie met een geluidssignaal en
een waarschuwingslampje. De
waarschuwing stopt wanneer de gordel
weer is omgedaan, maar kan ook
handmatig worden bevestigd door op de
knop READ te drukken.
De melding op het informatiedisplay, die
aangeeft welke gordels er gebruikt worden, is
altijd beschikbaar. Druk op de knop READ
om de opgeslagen meldingen te zien.
Bepaalde markten
Er gaan waarschuwingslampjes branden en
er worden geluidssignalen afgegeven
wanneer iemand de gordel niet draagt. Bij
lage snelheid vallen de geluidssignalen na
zes seconden stil.
WAARSCHUWING!
Breng nooit zelf wijzigingen aan de veilig-
heidsgordels aan en probeer ze nooit zelf
te repareren. Neem contact op met een
erkende Volvo-werkplaats. Als de gordel
zwaar belast werd, bijvoorbeeld tijdens
een aanrijding, moet de complete gordel
worden vervangen. Dit houdt in dat ook
het oprolmechanisme, de bevestigingen,
de bouten en de sluitingen vervangen
moeten worden. De gordel kan een deel
van zijn beschermende eigenschappen
hebben verloren, zelfs als de gordel
ogenschijnlijk niet beschadigd is. Vervang
de gordel ook als deze versleten of
beschadigd is. De nieuwe veiligheids-
gordel moet zijn goedgekeurd en bedoeld
voor montage op dezelfde positie als de
vervangen gordel.
V50 book w546.book Page 11 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
12
Veiligheid
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordel en
zwangerschap
Wanneer u zwanger bent, is het belangrijk
dat u de gordel altijd op de juiste manier
draagt. De gordel moet strak langs de
schouder lopen, waarbij het diagonale deel
van de veiligheidsgordel tussen de borsten
en tegen de zijkant van de buik ligt. Het
heupgedeelte van de gordel moet vlak tegen
de buitenkant van de bovenbenen liggen en
zo ver mogelijk onder de buik liggen. Het mag
nooit over de buik omhoog kunnen glijden.
De gordel moet zo strak mogelijk over het
lichaam lopen zonder onnodige speling.
Controleer ook of de gordel nergens
gedraaid zit.
Naarmate de zwangerschap vordert moeten
zwangere bestuurders de stoel en het stuur
dusdanig verstellen dat ze de auto volledig
onder controle hebben (wat inhoudt dat ze
met gemak bij het stuur en de peda len
moeten kunnen komen). Streef ernaar de
afstand tussen de buik en het stuur zo groot
mogelijk te maken.
Keurmerk op veiligheidsgordels met gordel-
spanner.
Gordelspanners
Alle veiligheidsgordels (met uitzondering van
de gordel midden achter) hebben gordel-
spanners. Dit is een mechanisme dat bij een
aanrijding de veiligheidsgordel rond het
lichaam spant. De gordel kan de passagier
daarmee beter in de stoel gedrukt houden.
V50 book w546.book Page 12 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
13
Veiligheid
AIRBAG-systeem
Waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel
Het airbagsysteem
1
wordt continu gecontro-
leerd door de regeleenheid. Het waarschu-
wingslampje op het instrumentenpaneel gaat
branden, wanneer u de contactsleutel naar
stand I, II of III draait. Het lampje dooft na ca.
zeven seconden, wanneer de regeleenheid
heeft vastgesteld dat het airbagsysteem
1
geen storingen vertoont.
Behalve het waarschuwings-
lampje verschijnt er, in die
gevallen waarin dat nodig is,
een melding op het informatie-
display. Als het waarschu-
wingslampje niet werkt, gaat
het waarschuwingsdrie-
hoekje branden en verschijnt
er SRS-AIRBAG/SERVICE
SPOED op het display. Neem onmiddellijk
contact op met een erkende Volvo-
werkplaats.
1.Omvat SRS en gordelspanners,
SIPS en IC.
WAARSCHUWING!
Als het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem blijft branden of tijdens het
rijden kortstondig oplicht, betekent dit dat
het airbagsysteem niet naar behoren
werkt. Het lampje kan ook duiden op een
storing in de gordelspanners, het SIPS-,
het SRS- of het IC-systeem. Neem zo
spoedig mogelijk contact op met een
erkende Volvo-werkplaats.
V50 book w546.book Page 13 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
14
Veiligheid
Airbags (SRS)
Airbag (SRS) aan de
bestuurderszijde
Uw auto heeft behalve de veiligheidsgordels
ook een airbag (SRS, Supplementary
Restraint System) in het stuurwiel. De airbag
zit opgevouwen in het midden van het
stuurwiel. Het stuurwiel is voorzien van het
opschrift SRS AIRBAG.
Airbag (SRS) aan de
passagierszijde
De airbag aan de passagierszijde
1
zit
opgevouwen in een ruimte boven het
dashboardkastje. Het paneel is voorzien van
het opschrift SRS AIRBAG.
WAARSCHUWING!
De veiligheidsgordel en de airbag werken
samen. Als de veiligheidsgordel niet of
onjuist wordt gebruikt, kan de
bescherming die de airbag bij een
aanrijding biedt afnemen waardoor u als
klant ernstig letsel kunt oplopen.
1.Niet alle auto’s hebben een airbag
(SRS) aan de passagierszijde. Dit is
afhankelijk van de vraag of de airbag
besteld werd tijdens het verkoop-
proces.
WAARSCHUWING!
Om de kans op letsel bij activering van de
airbags te beperken, moeten de passa-
giers zo rechtop mogelijk zitten met hun
voeten op de vloer en hun rug tegen de
rugleuning. De veiligheidsgordel moet
goed vastzitten.
WAARSCHUWING!
Zet nooit een kind in een kinderzitje op de
passagiersstoel als de airbag (SRS) is
geactiveerd.
1
Laat kinderen nooit voor de passagier-
stoel zitten of staan. Personen die kleiner
zijn dan 1,40m mogen nooit op de passa-
giersstoel plaatsnemen, als de airbag
(SRS) geactiveerd is.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke
situaties opleveren voor uw kind.
1.Zie pagina 17 voor informatie over een
geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
V50 book w546.book Page 14 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
15
Veiligheid
Airbags (SRS)
SRS-systeem, auto met het stuur links.
SRS-systeem
De airbag is voorzien van een gasgenerator.
Bij een voldoende krachtige aanrijding wordt
de ontsteking van de gasgenerator geacti-
veerd door de sensoren. De airbag wordt
opgeblazen en wordt tegelijkertijd warm. Om
de klap op te vangen loopt de airbag leeg
wanneer de inzittende de airbag raakt.
Daarbij treedt er rookvorming in de auto op.
Dit is volkomen normaal. Het totale verloop,
van het opblazen tot het leeglopen van de
airbag, neemt enkele tienden van een
seconde in beslag.
SRS-systeem, auto met het stuur rechts.
N.B. De reactie van de sensoren hangt af van
de ernst van de aanrijding en van het feit of de
veiligheidsgordel aan de bestuurderszijde of
de passagierszijde vooraan wordt gedragen
of niet. Het kan dan ook zijn dat er bij
ongelukken slechts één (of geen enkele) van
de airbags wordt opgeblazen. Het SRS-
systeem registreert de botskracht waaraan
de auto blootstaat en stemt de activering van
een of meerdere airbags daarop af.
N.B. De airbags werken dusdanig dat de
capaciteit ervan wordt afgestemd op de
botskracht waaraan de auto blootstaat.
WAARSCHUWING!
Reparaties mogen alleen door een
erkende Volvo-werkplaats worden uitge-
voerd.
Ingrepen in het SRS-systeem kunnen
storingen in de werking en ernstig letsel
veroorzaken.
V50 book w546.book Page 15 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
16
Veiligheid
Airbags (SRS)
Positie van de airbag aan de passagierszijde
in een auto met het stuur links of rechts.
WAARSCHUWING!
Verricht nooit zelf werkzaamheden aan de
onderdelen van het SRS-systeem in het
stuurwiel of op het paneel boven het
dashboardkastje.
Plaats geen voorwerpen of accessoires
op of in de buurt van het SRS AIRBAG-
paneel (boven het dashboardkastje) of
binnen de actieradius van de airbag.
V50 book w546.book Page 16 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
17
Veiligheid
Airbag (SRS) activeren/deactiveren
Hiermee wordt aangeduid dat de airbag
(SRS) aan de passagierszijde gedeactiveerd
is.
PACOS (optie)
De airbag (SRS) aan de passagierszijde
voorin kan gedeactiveerd worden met een
schakelaar. Dit is bijvoorbeeld noodzakelijk
als daar een kind in een kinderzitje moet
zitten.
Aanduiding
Een tekstmelding op het plafondpaneel geeft
aan dat de airbag (SRS) aan de passagiers-
zijde is gedeactiveerd.
Schakelaar voor PACOS (Passenger Airbag
Cut Off Switch).
Activeren/deactiveren
De schakelaar zit aan de passagierszijde aan
de zijkant van het dashboard en u kunt erbij
door het portier aan die kant te openen.
Controleer of de schakelaar in de gewenste
stand staat. Volvo adviseert aan de contact-
sleutel te gebruiken om de stand te wijzigen.
(U kunt ook andere voorwerpen gebruiken
die qua vorm op een sleutel lijken).
WAARSCHUWING!
Geactiveerde airbag (passagiersstoel):
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of
op een verhogingskussen op de passa-
giersstoel, wanneer de airbag aan de
passagierszijde geactiveerd is. Laat
evenmin personen die kleiner zijn dan
1,40 m op deze stoel plaatsnemen.
Gedeactiveerde airbag (passagiers-
stoel):
Laat personen die groter zijn dan 1,40 m
nooit plaatsnemen op de passagiersstoel
wanneer de airbag aan de passagierszijde
gedeactiveerd is.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke
situaties opleveren.
WAARSCHUWING!
Als de auto is uitgerust met een airbag
(SRS) aan de passagierszijde maar geen
PACOS heeft, is de airbag altijd geacti-
veerd.
V50 book w546.book Page 17 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
18
Veiligheid
Airbag (SRS) activeren/deactiveren
SRS-schakelaar in stand ON.
Stand van de schakelaar
ON = De airbag (SRS) is geactiveerd. Met de
schakelaar in deze stand kunnen passagiers
groter dan 140cm aan de passagierszijde op
de voorstoel zitten, maar kinderen in een
kinderzitje of op een kussen beslist niet.
SRS-schakelaar in stand OFF.
OFF = De airbag (SRS) is gedeactiveerd.
Met de schakelaar in deze stand kunnen
kinderen in een kinderzitje of op een kussen
aan de passagierszijde op de voorstoel zitten,
maar passagiers groter dan 140 cm beslist
niet.
WAARSCHUWING!
Laat geen passagier op de passagiers-
stoel plaatsnemen, als het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem op
het instrumentenpaneel oplicht terwijl de
tekst op het plafondpaneel aangeeft dat
de airbag (SRS) aan die kant gedeacti-
veerd is. Het duidt op een ernstige
storing. Bezoek onmiddellijk een erkende
Volvo-werkplaats.
V50 book w546.book Page 18 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
19
Veiligheid
SIPS-airbags (zij-airbags)
Positie van de SIPS-airbags.
SIPS-airbags (zij-airbags)
Een groot deel van de botskracht wordt door
het SIPS-systeem (Side Impact Protection
System) over balken, stijlen, vloer, dak en
andere delen van de carrosserie verspreid.
De SIPS-airbags aan de bestuurders- en de
passagierszijde beschermen de borstkas en
vormen een belangrijk onderdeel van het
SIPS-systeem. De SIPS-airbags zijn aange-
bracht in de frames van de rugleuning van de
voorstoelen.
Opgeblazen SIPS-airbag.
Kinderzitjes en SIPS-airbags
Een SIPS-airbag heeft wat kinderzitjes
betreft geen negatieve gevolgen voor de
beschermende functies van de auto.
Het is mogelijk een kinderzitje/verhogings-
kussen op de voorstoel te plaatsen, als de
auto aan de passagierszijde niet is uitgerust
met een geactiveerde
1
airbag.
WAARSCHUWING!
De SIPS-airbags vormen een aanvulling
op het SIPS-systeem. Draag altijd een
veiligheidsgordel.
WAARSCHUWING!
Reparaties mogen alleen door een
erkende Volvo-werkplaats worden uitge-
voerd.
Ingrepen in het SIPS-systeem kunnen
storingen in de werking en ernstig letsel
veroorzaken.
WAARSCHUWING!
Leg geen voorwerpen tussen de stoelen
en de portierpanelen, omdat dit gebied
binnen de actieradius van de SIPS-airbag
ligt.
WAARSCHUWING!
Gebruik alleen stoelhoezen van Volvo of
stoelhoezen die door Volvo goedgekeurd
zijn. Andere stoelhoezen kunnen de
werking van de SIPS-airbags hinderen.
1.Zie pagina 17 voor informatie over
een geactiveerde/gedeactiveerde
airbag (SRS).
V50 book w546.book Page 19 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
20
Veiligheid
SIPS-airbags (zij-airbags)
Auto met het stuur links.
SIPS-airbags
De SIPS-airbags zijn voorzien van een gasge-
nerator. Bij een voldoende krachtige
aanrijding reageren de sensoren, die op hun
beurt de gasgeneratoren activeren. De SIPS-
airbags worden vervolgens opgeblazen
tussen de inzittende en het portierpaneel.
Daarmee wordt de klap van de aanrijding
opgevangen, waarna de airbags weer
leeglopen. De SIPS-airbags worden normaal
gesproken alleen opgeblazen aan de kant
van de aanrijding.
Auto met het stuur rechts.
V50 book w546.book Page 20 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
21
Veiligheid
Opblaasgordijn (IC-systeem)
Eigenschappen
Het opblaasgordijn van het IC-systeem (Infla-
table Curtain) vormt een aanvulling op het
SIPS-systeem. Het zit verborgen achter de
plafondbekleding langs beide zijden van de
auto. Het beschermt inzittenden zowel voor-
als achterin. Het opblaasgordijn wordt
geactiveerd door de aanrijdingssensoren van
het SIPS-systeem bij een voldoende
krachtige aanrijding. Bij activering wordt het
opblaasgordijn opgeblazen. Het systeem
helpt voorkomen dat de bestuurder en
eventuele passagiers bij een botsing met hun
hoofd tegen de binnenkant van de auto slaan.
WAARSCHUWING!
Hang of bevestig nooit iets aan de
handgrepen aan het plafond. De haak is
alleen bedoeld voor niet al te zware
kledingstukken (en niet voor harde
voorwerpen zoals paraplu’s).
Schroef of bevestig geen onderdelen op
de plafondbekleding, de portierstijlen of
de zijpanelen van de auto. Ze kunnen
daarbij hun beschermende werking
verliezen. Er mogen uitsluitend originele
Volvo-onderdelen, bestemd voor montage
op deze plaatsen, worden gebruikt.
WAARSCHUWING!
Zorg dat de lading in de auto niet uitsteekt
boven de denkbeeldige, horizontale lijn op
50 mm onder de bovenkant van de
zijruiten. Anders is het mogelijk dat het
opblaasgordijn dat schuilgaat achter de
plafondbekleding geen bescherming
meer biedt.
WAARSCHUWING!
Het opblaasgordijn vormt een aanvulling
op de veiligheidsgordel.
Draag altijd de veiligheidsgordel.
V50 book w546.book Page 21 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
22
Veiligheid
WHIPS-systeem
Bescherming tegen
whiplash-letsel, WHIPS
Het WHIPS-systeem (Whiplash Protection
System) bestaat uit energieabsorberende
rugleuningen en speciaal voor het systeem
ontwikkelde hoofdsteunen voor de beide
voorstoelen. Het systeem wordt geactiveerd
bij een aanrijding van achteren, afhankelijk
van de hoek waaronder en de snelheid
waarmee het achteropkomende voertuig de
auto raakt en de materiaaleigenschappen van
dat voertuig.
Eigenschappen van de stoel
Als het WHIPS-systeem wordt geactiveerd,
klappen de rugleuningen van de voorstoelen
naar achteren zodat de zithouding van de
bestuurder en de passagier op de
voorstoelen verandert. Zo wordt de kans op
zogeheten whiplash-letsel beperkt.
WHIPS-systeem en kinderzitjes
Het WHIPS-systeem heeft geen nadelige
invloed op de beschermende werking van de
kinderzitjes.
Juiste zithouding
Voor optimale bescherming moeten de
bestuurder en de voorpassagier zoveel
mogelijk in het midden van de stoel plaats-
nemen en de afstand tussen het hoofd en de
hoofdsteun zo klein mogelijk houden.
WAARSCHUWING!
Het WHIPS-systeem vormt een aanvulling
op de veiligheidsgordel. Draag altijd een
veiligheidsgordel.
WAARSCHUWING!
Breng nooit zelf wijzigingen in de stoel of
het WHIPS-systeem aan en probeer ze
nooit zelf te repareren. Neem contact op
met een erkende Volvo-werkplaats.
V50 book w546.book Page 22 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
23
Veiligheid
WHIPS-systeem
Zorg dat u de werking van het
WHIPS-systeem niet beïnvloedt
WAARSCHUWING!
Plaats geen koffer of iets dergelijks tussen
het zitgedeelte van de achterbank en de
rugleuning van de voorstoelen. Let erop
dat u de werking van het WHIPS-systeem
niet beïnvloedt.
WAARSCHUWING!
Als u een van de ruggedeelten van de
achterbank hebt neergeklapt, moet u de
voorstoel aan dezelfde kant naar voren
schuiven zodat de rugleuning van de stoel
niet tegen het neergeklapte ruggedeelte
van de achterbank aankomt.
WAARSCHUWING!
Als de stoel heeft blootgestaan aan grote
krachten, zoals bij een aanrijding van
achteren, moet u het WHIPS-systeem
laten controleren bij een erkende Volvo-
werkplaats.
Er kunnen eigenschappen van het
WHIPS-systeem verloren zijn gegaan, ook
al ziet de stoel er onbeschadigd uit.
Neem contact op met een erkende Volvo-
werkplaats om het systeem te laten
controleren, ook na een lichte aanrijding
van achteren.
V50 book w546.book Page 23 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
24
Veiligheid
Activering van de veiligheidssystemen
Na activering van de airbags adviseren wij u
het volgende:
•Sleep de auto naar een erkende Volvo-
werkplaats. Rijd nooit met geactiveerde
airbags.
•Laat de onderdelen van het veiligheids-
systeem in de auto door een erkende
Volvo-werkplaats vervangen.
•Neem altijd contact op met een arts.
N.B. Het SRS-systeem, de SIPS-airbags, het
IC-systeem en het gordelsysteem worden bij
een aanrijding slechts eenmaal geactiveerd.
SysteemActivering
GordelspannersBij een frontale botsing en/of aanrijding in de zij en/of kantelen.
Airbags SRS
Bij een frontale botsing
1
.
SIPS-airbags
Bij een aanrijding in de zij
1
.
Opblaasgordijn IC-systeem
Bij een aanrijding in de zij
1
.
WHIPS-systeem (Whiplash-bescherming)Bij aanrijdingen van achteren.
1.Het is mogelijk dat de airbags niet worden opgeblazen, ondanks dat de carrosserie van de auto danig vervormd raakt. Enkele factoren zoals de stijfheid en
het gewicht van het lichaam waarmee de auto in botsing komt, de snelheid van de auto, de hoek waaronder de botsing plaatsvindt e.d. zijn van invloed op
de wijze van activering van de verschillende veiligheidssystemen op de auto.
WAARSCHUWING!
De regeleenheid van het airbagsysteem
zit in de middenconsole. Als de midden-
console doorweekt geraakt is, moet u de
accukabels loskoppelen. Probeer de auto
niet te starten, omdat de airbags daarbij
geactiveerd kunnen worden. Sleep de
auto naar een erkende Volvo-werkplaats.
WAARSCHUWING!
Rijd nooit met geactiveerde airbags. Ze
kunnen u bij het sturen danig in de weg
zitten. Ook de andere veiligheidssystemen
kunnen beschadigd zijn. Langdurige
blootstelling aan de rook en het stof die
vrijkomen bij activering van de airbags kan
oog- en huidirritatie veroorzaken. Spoel bij
irritatie met koud water. De snelheid
waarmee de airbags/gordijnen worden
opgeblazen kan in combinatie met de
toegepaste materialen resulteren in
schaaf- en brandwonden.
V50 book w546.book Page 24 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
25
Veiligheid
Crash mode
Rijden na een aanrijding
Als de auto betrokken is geweest bij een
aanrijding, kan de tekst CRASH MODE-ZIE
HANDLEIDING op het informatiedisplay
verschijnen. Dit betekent dat de functiona-
liteit van de auto is verminderd. CRASH
MODE is een veiligheidsfunctie die in
werking treedt wanneer de aanrijding een
belangrijke functie in de auto, bijvoorbeeld
brandstofleidingen, sensoren voor één van
de veiligheidssystemen of het remsysteem,
beschadigd kan hebben.
Auto proberen te starten
Controleer eerst of er geen brandstof uit de
auto is gelopen. Er mag geen brandstofgeur
aanwezig zijn.
Als alles normaal lijkt en u hebt vastgesteld
dat er geen brandstof lekt, kunt u proberen
de motor te starten.
Haal de contactsleutel uit het contact en
steek hem er opnieuw in. De elektronica van
de auto probeert te resetten naar de normale
stand. Probeer vervolgens de auto te starten.
Als CRASH MODE nog op het display staat,
mag u niet met de auto rijden en hem niet
verslepen. Verborgen schade kan de auto
tijdens het rijden onbestuurbaar maken, zelfs
als het lijkt dat u nog met de auto kunt rijden.
Auto verzetten
Als de melding NORMAL MODE wordt
weergegeven nadat de CRASH MODE is
gereset, mag de auto voorzichtig uit de
huidige, gevaarlijke positie worden verreden.
Verrijd de auto niet verder dan nodig.
WAARSCHUWING!
Probeer nooit zelf de auto te repareren of
de elektronische onderdelen te resetten
nadat de auto in de CRASH MODE heeft
gestaan. Dit kan aanleiding geven tot
letsel of een slechte functie van de auto.
Laat de auto altijd in een erkende Volvo-
werkplaats controleren en naar de
normale status (NORMAL MODE)
resetten nadat de CRASH MODE is
verschenen.
WAARSCHUWING!
Probeer onder geen beding de auto
opnieuw te starten, als u brandstof ruikt
terwijl de melding CRASH MODE wordt
weergegeven. Verlaat de auto onmid-
dellijk.
WAARSCHUWING!
De auto mag niet worden weggesleept
zolang deze in de CRASH MODE staat.
De auto moet van zijn huidige plaats
worden vervoerd naar een erkende Volvo-
werkplaats.
V50 book w546.book Page 25 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
26
Veiligheid
Inspectie van airbags en opblaasgordijnen
Controle-intervallen
De stickers op de portierstijl(en) geven het
jaar en de maand aan waarin u contact moet
opnemen met een erkende Volvo-werkplaats
om de airbags, gordelspanners en opblaas-
gordijnen te laten controleren en eventueel te
laten vervangen. Als u vragen hebt over de
systemen, kunt ook contact opnemen met
een erkende Volvo-werkplaats.
1.Airbag aan de bestuurderszijde
2.Airbag aan de passagierszijde
3.SIPS-airbag aan de bestuurderszijde
4.SIPS-airbag aan de passagierszijde
5.Opblaasgordijn aan de bestuurderszijde
6.Opblaasgordijn aan de passagierszijde
Deze sticker vindt u in de portieropening
linksachter.
V50 book w546.book Page 26 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
27
Veiligheid
Kinderen en veiligheid
Kinderen moeten comfortabel en
veilig zitten
De plaats van het kind in de auto en de
vereiste uitrusting zijn afhankelijk van het
gewicht en de lengte van het kind (zie
pagina 29 voor meer informatie).
Kinderen die kleiner zijn dan 1,50m dienen in
een passend kinderzitje te worden vervoerd.
N.B. De wettelijke bepalingen voor het
vervoer van kinderen in de auto verschillen
van land tot land. Ga na welke regels er in uw
land van kracht zijn.
Ongeacht leeftijd en lengte moeten kinderen
altijd met de gordel goed om in de auto zitten.
Laat kinderen nooit bij passagiers op schoot
zitten.
De veiligheidsuitrusting voor kinderen die
Volvo biedt, is afgestemd op het gebruik in
uw auto. Door het gebruik van originele
Volvo-onderdelen bent u er zeker van dat de
bevestigingspunten en bevestigingsonder-
delen op de juiste wijze zijn aangebracht en
sterk genoeg zijn.
Het volgende kan worden gebruikt:
•een kinderzitje/verhogingskussen op de
passagiersstoel, mits de airbag aan de
passagierszijde is gedeactiveerd
1
.
•een achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje op de achterbank dat tegen de
rugleuning van de voorstoel steunt.
Kinderzitjes en airbags gaan niet samen.
Kinderzitjes en airbags
Plaats een kind altijd op de achterbank als de
airbag aan de passagierszijde is
geactiveerd
1
. Als de airbag wordt geacti-
veerd, kan een kind in een kinderzitje aan de
passagierszijde ernstig letsel oplopen.
1.Zie pagina 17 voor informatie over
een geactiveerde/gedeactiveerde
airbag (SRS).
WAARSCHUWING!
Personen kleiner dan 1,40 m mogen
alleen op de voorstoel plaatsnemen,
wanneer de airbag aan de passagierszijde
gedeactiveerd is.
V50 book w546.book Page 27 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
28
Veiligheid
Kinderen en veiligheid
Positie van airbagsticker in voorportiero-
pening aan de passagierszijde.
Sticker op zijwand dashboard.Sticker op zijwand dashboard (alleen
Australië).
WAARSCHUWING!
Breng nooit een kind aan in een kinderzitje
op de passagiersstoel als de airbag
(SRS) is geactiveerd
1
. Het niet opvolgen
van de bovenstaande aanbeveling kan
levensgevaarlijke situaties opleveren voor
uw kind.
1.Zie pagina 17 voor informatie over
een geactiveerde/gedeactiveerde
airbag (SRS).
V50 book w546.book Page 28 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
29
Veiligheid
Kinderen en veiligheid
Plaats van kinderen in de auto
Gewicht (leeftijd)
Voorstoel
1
Buitenste zitplaats van de
achterbank
Middelste zitplaats achterbank
<10 kg
(tot 9 maanden)
Achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje, te bevestigen met veiligheids-
gordel en bevestigingsband.
Gebruik een veiligheidskussen
tussen het kinderzitje en het
dashboard.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
Achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje, te bevestigen met veiligheids-
gordel, steun en bevestigingsband.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
Achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje, te bevestigen met veiligheids-
gordel, steun en bevestigingsband.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
9–18 kg
(9–36 maanden)
Achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje, te bevestigen met veiligheids-
gordel en bevestigingsband.
Gebruik een veiligheidskussen
tussen het kinderzitje en het
dashboard.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
Achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje, te bevestigen met veiligheids-
gordel, steun en bevestigingsband.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
Achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje, te bevestigen met veiligheids-
gordel, steun en bevestigingsband.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
15–36 kg
(3–12 jaar)
Geïntegreerd kinderzitje met of
zonder rugleuning.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03139
Mogelijkheden:
Geïntegreerd kinderzitje met of
zonder rugleuning.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03139
Geïntegreerd kinderzitje.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03168
Geïntegreerd kinderzitje met of
zonder rugleuning.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03139
1.Zie pagina 17 voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
2.L: Geschikt voor speciale kinderzitjes (zie overzicht onder genoemde typegoedkeuring). Kinderzitjes kunnen bestemd zijn voor één bepaald merk auto,
voor een beperkte groep merken, semi-universeel of universeel zijn.
V50 book w546.book Page 29 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
30
Veiligheid
Kinderen en veiligheid
Geïntegreerde kinderzitjes
(optie)
De geïntegreerde kinderzitjes voor de
buitenste zitplaatsen van de achterbank van
Volvo zijn speciaal ontworpen om kinderen
optimale bescherming te bieden. In combi-
natie met de aanwezige veiligheidsgordels
zijn de kinderzitjes goedgekeurd voor
kinderen met een gewicht van 15 tot 36 kg.
WAARSCHUWING!
Zet nooit een kind in een kinderzitje op de
passagiersstoel als de airbag (SRS) is
geactiveerd.
Personen kleiner dan 1,40m mogen nooit
op de passagiersstoel plaatsnemen als de
airbag (SRS) geactiveerd is.
1
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke
situaties opleveren voor uw kind.
1.Zie pagina 17 voor informatie over het
activeren/deactiveren van de airbag (SRS).
V50 book w546.book Page 30 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
31
Veiligheid
Kinderen en veiligheid
Geïntegreerd kinderzitje uitklappen
–Trek aan de handgreep zodat het kinder-
zitje omhoogkomt (1).
–Pak het zitje met beide handen vast en
duw het naar achteren (2).
–Druk het zo ver achteruit dat het
vergrendelt (3).
Zorg dat:
•het kinderzitje in de vergrendelde stand
staat
•de veiligheidsgordel goed strak langs het
lichaam van het kind loopt en nergens
slap hangt of verdraaid is en dat de
gordel goed over de schouder ligt
•de heupgordel laag over het bekken loopt
om maximale bescherming te bieden
•de veiligheidsgordel niet tegen de nek
van het kind aankomt of onder de
schouder langs loopt
•stel de stand van de hoofdsteun
zorgvuldig af op de lengte van het kind.
Kinderzitje inklappen
–Trek aan de handgreep (1).
–Duw het kussen zo ver omlaag dat het
vastklikt (2).
N.B. Let erop dat u het geïntegreerde kinder-
zitje eerst moet inklappen voordat u de
ruggedeelten van de achterbank voorover
kunt klappen.
WAARSCHUWING!
Het kinderzitje moet in de vergrendelde
stand staan voordat u het kind in het zitje
aanbrengt.
WAARSCHUWING!
Reparatie of vervanging dient alleen te
worden uitgevoerd door een erkende
Volvo-werkplaats. Verricht zelf geen wijzi-
gingen in of aanpassingen aan het geïnte-
greerde kinderzitje.
Als een geïntegreerd kinderzitje aan grote
krachten heeft blootgestaan zoals tijdens
een aanrijding, moet u het geïntegreerde
kinderzitje in zijn geheel vervangen. Ook al
ziet het geïntegreerde kinderzitje er intact
uit, kunnen er toch beschermende eigen-
schappen verloren zijn gegaan. Het
geïntegreerde kinderzitje moet ook
worden vervangen als het erg versleten is.
V50 book w546.book Page 31 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
32
Veiligheid
Kinderen en veiligheid
Kinderzitje monteren
Volvo heeft veiligheidsuitrusting voor
kinderen die afgestemd is op uw Volvo en
uitvoerig door Volvo getest is.
Bij het gebruik van andere op de markt
verkrijgbare producten is het belangrijk dat u
de bijgeleverde montagevoorschriften
zorgvuldig doorleest en nauwkeurig opvolgt.
•Zet de bevestigingsbanden van het
kinderzitje nooit vast aan de hendel
waarmee u de voorstoel in de lengte-
richting verstelt of aan veren, rails of
balken onder de stoel. Scherpe randen
kunnen de bevestigingsbanden bescha-
digen.
•Laat de rugleuning van het kinderzitje
tegen het dashboard steunen. Dit geldt
voor auto’s zonder airbag aan de passa-
gierszijde of auto’s waarvan de airbag is
gedeactiveerd.
ISOFIX-bevestigingssysteem
voor kinderzitjes (optie)
De buitenste zitplaatsen van de achterbank
zijn voorbereid voor het ISOFIX-bevestigings-
systeem voor kinderzitjes. Neem contact op
met uw erkende Volvo-dealer voor meer infor-
matie over veiligheidsuitrusting voor
kinderen.
WAARSCHUWING!
Plaats nooit een kinderzitje op de
voorstoel als de auto is uitgerust met een
geactiveerde
1
airbag aan de passagiers-
zijde. Bij problemen tijdens de montage
van kinderveiligheidsproducten kunt u
contact opnemen met de fabrikant voor
nadere inlichtingen over de montage.
1.Zie pagina 17 voor informatie over
een geactiveerde/gedeactiveerde
airbag (SRS).
V50 book w546.book Page 32 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
33
Instrumenten, schakelaars en bediening
Overzicht auto’s met het stuur links 34
Overzicht auto’s met het stuur rechts 36
Bedieningspaneel op bestuurdersportier 38
Instrumentenpaneel 39
Controle- en waarschuwingslampjes 40
Informatiedisplay 44
Elektrische aansluiting en schakelaars in middenconsole 45
Verlichtingspaneel 46
Linker stuurhendel 47
Rechter stuurhendel 49
Cruise control (optie) 51
Toetsenset op stuurwiel (optie) 52
Stuurwielafstelling, alarmlichten 53
Handrem, elektrische aansluiting 54
Elektrisch bedienbare zijruiten 55
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels 58
Elektrisch bedienbaar schuifdak (optie) 61
Persoonlijke instellingen 63
V50 book w546.book Page 33 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
34
Instrumenten, schakelaars en bediening
Overzicht auto’s met het stuur links
V50 book w546.book Page 34 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
35
Instrumenten, schakelaars en bediening
Overzicht auto’s met het stuur links
1.Stuurwielafstelling
2.Motorkapontgrendeling
3.Bedieningspaneel
4.Richtingaanwijzers, groot licht,
boordcomputer
5.Verlichting, ontgrendeling tankvulklep
6.Portierhandgreep,
centrale vergrendeling
7.Blaasmonden in het dashboard
8.Blaasmond zijruit
9.Cruise control
10.Claxon, airbag
11.Instrumentenpaneel
12.Toetsenset voor Infotainment
13.Ruitenwissers en -sproeiers,
koplampsproeiers
14.Contactslot
15.Achteruitkijkspiegel
16.Gordelwaarschuwing
17.Interieurverlichting links
18.Uitschakelen van alarmsensoren,
Safelock
19.Functieschakelaar interieurverlichting
20.Positie voor accessoireschakelaar
21.Interieurverlichting rechts
22.Bediening, schuifdak
23.Display voor klimaatregeling en
infotainment
24.Infotainment
25.Instellingen voor klimaatregeling,
infotainment en persoonlijke instellingen
26.Klimaatregeling
27.Versnellingspook
28.Alarmlichten
29.Portierhandgreep
30.Dashboardkastje
31.Handrem
32.Elektrische aansluiting/aansteker
33.Stabiliteitssysteem STC of DSTC
34.Schakelaars, extra uitrusting
V50 book w546.book Page 35 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
36
Instrumenten, schakelaars en bediening
Overzicht auto’s met het stuur rechts
V50 book w546.book Page 36 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
37
Instrumenten, schakelaars en bediening
Overzicht auto’s met het stuur rechts
1.Schakelaar, optionele uitrusting
2.Stabiliteitssysteem STC of DSTC
3.Elektrische aansluiting, aansteker
4.Handrem
5.Bedieningspaneel
6.Dashboardkastje
7.Portierhandgreep
8.Blaasmond, zijruit
9.Blaasmonden in het dashboard
10.Versnellingspook
11.Klimaatregeling
12.Instellingen voor klimaatregeling,
infotainment en persoonlijke instellingen
13.Infotainment
14.Display voor klimaatregeling en
infotainment
15.Bediening, schuifdak
16.Interieurverlichting, links
17.Uitschakelen van alarmsensoren,
Safelock
18.Interieurverlichting, schakelaar
19.Schakelaar, optionele uitrusting
20.Interieurverlichting, rechts
21.Gordelwaarschuwing
22.Achteruitkijkspiegel
23.Contactslot
24.Ruitenwissers en -sproeiers,
koplampsproeiers
25.Cruise control
26.Instrumentenpaneel
27.Claxon, airbag
28.Toetsenset voor infotainment
29.Alarmlichten
30.Portierhandgreep,
centrale vergrendeling
31.Verlichting, ontgrendeling tankvulklep
32.Richtingaanwijzers, groot licht,
boordcomputer
33.Motorkapontgrendeling
34.Stuurwielafstelling
V50 book w546.book Page 37 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
38
Instrumenten, schakelaars en bediening
Bedieningspaneel op bestuurdersportier
1.Elektrisch bedienbare zijruiten achterin
blokkeren (standaard)
Elektrisch kinderslot (optie)
2.Elektrisch bedienbare zijruiten
3.Buitenspiegel, linkerzijde
4.Buitenspiegels, instelling
5.Buitenspiegel, rechterzijde
V50 book w546.book Page 38 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
39
Instrumenten, schakelaars en bediening
Instrumentenpaneel
1.Snelheidsmeter
2.Richtingaanwijzer, links
3.Waarschuwingslampje
4.Informatiedisplay – Op het display
verschijnen informatieve teksten en
waarschuwingsmeldingen, de buiten-
temperatuur en de tijd. Wanneer de
temperatuur tussen –5°C en +2°C ligt,
verschijnt er een sneeuwvlokje op het
display. Het lampje wijst op het gevaar
voor gladheid. Als de auto heeft stilge-
staan, kan de buitentemperatuurmeter
een te hoge waarde aangeven.
5.Informatielampje
6.Richtingaanwijzer, rechts
7.Toerenteller – Geeft het motortoerental
aan in duizenden toeren per minuut.
8.Controle- en informatielampjes
9.Brandstofmeter
10.Knop voor de dagteller – Wordt gebruikt
om korte afstanden te meten. Door kort
op de knop te drukken, kunt u van
dagteller T1 en T2 wisselen. Als u de
knop lang indrukt (meer dan
2 seconden), gaat de geactiveerde
dagteller op nul.
11.Display – Geeft de schakelstanden van
de automatische versnellingsbak, regen-
sensor, kilometerteller, dagteller en
Cruise control aan.
12.Grootlichtindicatie
13.Knop voor de klok – Draai aan de knop
om de tijd in te stellen.
14.Temperatuurmeter – De temperatuur-
meter van het koelsysteem van de
motor. Op het display verschijnt een
melding, als de temperatuur abnormaal
hoog is en de naald tot in het rode
gebied uitslaat. Let erop dat bijvoor-
beeld extra koplampen voor de
luchtinlaat bij een hoge buitentempe-
ratuur en een zware belasting van de
motor het koelvermogen verminderen.
15.Controle- en waarschuwingslampjes.
V50 book w546.book Page 39 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
40
Instrumenten, schakelaars en bediening
Controle- en waarschuwingslampjes
Functietest, lampjes
Alle controle- en waarschuwingslampjes
gaan branden wanneer u de contactsleutel
voor het starten naar stand II draait. De
werking van de lampjes wordt dan gecontro-
leerd. Alle lampjes moeten weer uitgaan als
de motor is aangeslagen, behalve het lampje
voor de handrem. Dit gaat pas uit, als de auto
van de handrem wordt gehaald.
Als de motor niet binnen
vijf seconden aanslaat, gaan
alle lampjes uit, behalve het
lampje voor storingen in het
uitlaatgasreinigingssysteem
van de auto en dat voor een
lage oliedruk. Afhankelijk van de uitrusting
van de auto is het mogelijk dat bepaalde
lampjes geen functie hebben.
Lampjes in het midden van het
dashboard
Het rode waarschuwingslampje
gaat branden, wanneer er een
storing is geregistreerd die van
invloed kan zijn op de veiligheid
en/of de rijeigenschappen van de auto. Er
verschijnt tegelijkertijd een verklarende tekst
op het informatiedisplay. Het waarschu-
wingslampje brandt en de tekst is zichtbaar
totdat de storing is verholpen.
Het waarschuwingslampje kan ook gaan
branden in combinatie met andere lampjes.
–Stop op een veilige plek. Rijd niet verder
met de auto.
–Lees de informatie op het informatie-
display.
–Verhelp het probleem aan de hand van de
aanwijzingen of neem contact op met een
erkende Volvo-werkplaats.
Als er een afwijking is in één van
de systemen in de auto, gaat het
oranje informatielampje branden
en verschijnt er tekst op het
display. U verwijdert het bericht
met behulp van de knop READ (zie
pagina 44). Het bericht verdwijnt automa-
tisch na twee minuten.
Het oranje informatielampje kan ook gaan
branden in combinatie met andere lampjes.
N.B. Wanneer de tekst “TIJD VOOR REG.
SERVICE” verschijnt, kunt u het waarschu-
wingslampje uitdoen en de tekst verwijderen
met een druk op knop READ. Dit gebeurt
automatisch na twee minuten als u niets doet.
V50 book w546.book Page 40 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
41
Instrumenten, schakelaars en bediening
Controle- en waarschuwingslampjes
Controlelampjes, linkerzijde
1. Storing in
uitlaatgasreinigingssysteem
Rijd de auto naar een erkende
Volvo-werkplaats om het
systeem te laten controleren.
2. Storing in ABS
Als het lampje brandt, werkt het
systeem niet. Het normale
remsysteem van de auto werkt
dan nog wel, zij het zonder ABS-
regeling.
–Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en zet de motor af.
–Start de motor opnieuw.
–Als het lampje echter blijft branden, moet
u de auto naar een erkende Volvo-
werkplaats rijden om het ABS-systeem te
laten controleren.
3. Mistachterlicht
Dit lampje brandt wanneer u het
mistachterlicht hebt
ingeschakeld.
4. Stabiliteitssysteem STC of DSTC
Het knipperende lampje geeft
aan dat het stabiliteitssysteem
werkt.
5. Geen functie
6. Voorgloeifunctie motor (diesel)
Het lampje brandt als de motor
wordt voorverwarmd. De voorver-
warming start als de temperatuur
lager wordt dan -2 °C. De auto
kan worden gestart als het lampje
gedoofd is.
7. Laag peil in brandstoftank
Als dit lampje gaat branden zit er
bij benzinemodellen nog
ongeveer 8 liter en bij dieselmo-
dellen nog 7 liter brandstof in de
tank.
Controlelampjes, rechterzijde
1. Controlelampje voor aanhanger
Het lampje knippert, wanneer u
de richtingaanwijzers op de auto
en de aanhanger gebruikt. Als het
lampje niet knippert, is één van de
lampen op de auto of de
aanhanger defect.
2. Handrem aangetrokken
Het lampje brandt, wanneer de
handrem is aangetrokken. Haal
de handremhendel bij het
aantrekken altijd volledig
omhoog.
V50 book w546.book Page 41 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
42
Instrumenten, schakelaars en bediening
Controle- en waarschuwingslampjes
N.B. Het controlelampje geeft alleen aan dát
u de handrem hebt aangetrokken maar niet
hoe hard!
3. Airbags – SRS
Als het lampje tijdens het rijden
oplicht of blijft branden, is er een
storing in de gordelsluiting of in
het SRS-, SIPS- of IC-systeem
geregistreerd. Rijd de auto zo snel mogelijk
naar een erkende Volvo-werkplaats om het
systeem te laten controleren.
4. Te lage oliedruk
Als het lampje tijdens het rijden
oplicht, is de druk van de
motorolie te laag. Zet de motor
onmiddellijk af en controleer het
motoroliepeil. Vul zo nodig olie bij. Als het
lampje oplicht terwijl het oliepeil in orde is,
moet u contact opnemen met een erkende
Volvo-werkplaats.
5. Gordelwaarschuwing
Het lampje brandt als de
bestuurder of de voorpassagier
geen veiligheidsgordel draagt of
als iemand op de achterbank de
gordel heeft losgenomen.
6. Dynamo laadt niet bij
Als het lampje tijdens het rijden
gaat branden, is er sprake van een
storing in het elektrische systeem.
Neem contact op met een
erkende Volvo-werkplaats.
7. Storing in remsysteem
Als het lampje oplicht, is het
remvloeistofpeil mogelijk te laag.
–Breng de auto op een veilige
plaats tot stilstand en controleer
het peil in het remvloeistofreservoir. Zie
pagina 167. Als het peil lager is dan het
MIN-streepje van het remvloeistofre-
servoir, kunt u beter niet verder rijden met
de auto. Laat de auto naar een erkende
Volvo-werkplaats slepen om het
remsysteem te laten controleren.
Als de waarschuwingslampjes
voor het REMSYSTEEM en
ABS tegelijkertijd branden, kan
er een storing in de remkracht-
verdeling zijn opgetreden.
–Breng de auto op een veilige
plaats tot stilstand en zet de motor af.
–Start de motor opnieuw.
•Rijd verder als beide lampjes uitgaan.
•Als de lampjes echter blijven branden,
moet u het peil in het remvloeistofre-
servoir controleren (zie pagina 167).
•Als de lampjes blijven branden ondanks
dat het peil van de remvloeistof in orde is,
moet u de auto uiterst voorzichtig naar
een erkende Volvo-werkplaats rijden om
het remsysteem te laten controleren.
•Als het peil lager is dan het MIN-streepje
van het remvloeistofreservoir kunt u beter
niet verder rijden met de auto. Laat de
auto naar een erkende Volvo-werkplaats
slepen om het remsysteem te laten
controleren.
WAARSCHUWING!
Als de waarschuwingslampjes voor het
REMSYSTEEM en ABS tegelijkertijd
branden, bestaat het gevaar dat de
achtertrein bij krachtig remmen gaat
slippen.
V50 book w546.book Page 42 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
43
Instrumenten, schakelaars en bediening
Controle- en waarschuwingslampjes
Waarschuwing, portieren niet
gesloten
Als een van de portieren, de motorkap
1
of de
achterklep niet goed afgesloten is, wordt u
daarop attent gemaakt.
Lage snelheid
Als de auto met een snelheid van
maximaal 7 km/h rijdt, gaat het
informatielampje branden en
verschijnt een van de volgende
meldingen op het display:
BESTUURDERSPORTIER OPEN, PASSA-
GIERSPORTIER OPEN, ACHTERPORTIER
LINKS OPEN, MOTORKAP OPEN of
ACHTERPORTIER RECHTS OPEN. Breng
de auto op een veilige plaats tot stilstand en
sluit het portier of de achterklep dat/die open
is.
Hoge snelheid
Als de auto sneller rijdt dan
7km/h, gaat het lampje branden
en wordt tegelijkertijd een van
de meldingen uit de vorige
alinea op het display weerge-
geven.
Waarschuwing achterklep
Als de achterklep open is, gaat
het informatielampje branden
en op het display verschijnt
ACHTERKLEP OPEN.
1.Alleen auto’s met alarm.
V50 book w546.book Page 43 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
44
Instrumenten, schakelaars en bediening
Informatiedisplay
Meldingen
Wanneer er een waarschuwings- of controle-
lampje oplicht, verschijnt er tevens een
aanvullende melding op het informatie-
display.
–Druk op de knop READ (A).
Blader met de knop READ de meldingen
door. Meldingen blijven in het geheugen
opgeslagen totdat u de onderliggende
storing hebt laten verhelpen.
N.B. Als er een waarschuwingsmelding
verschijnt als de boordcomputer wordt
gebruikt, moet u de melding lezen (druk op de
knop READ) voordat u de eerdere activiteit
kunt hervatten.
MeldingBetekenis
STOP AUTO Z.S.M.Breng de auto tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade.
ZET MOTOR UITBreng de auto tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade.
SERVICE SPOEDLaat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Volvo-werkplaats.
ZIE HANDLEIDINGLees het instructieboekje.
SERVICE VEREISTLaat de auto zo spoedig mogelijk nakijken door een erkende Volvo-werkplaats.
TIJD VOOR REG. SERVICEHet is tijd voor een servicebeurt bij een erkende Volvo-werkplaats. Het moment hangt af van
de afgelegde afstand, het aantal maanden dat sinds de laatste servicebeurt is verstreken en
het aantal draaiuren van de motor.
CONTROLEER OLIEPEILControleer het oliepeil. De melding verschijnt om de 10.000 km. Zie pagina 164 voor infor-
matie over het controleren van het oliepeil.
ROETFILTER VOL - ZIE HANDLEIDINGHet roetfilter van dieselmodellen is aan regeneratie toe (zie pagina 108).
V50 book w546.book Page 44 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
45
Instrumenten, schakelaars en bediening
Elektrische aansluiting en schakelaars in middenconsole
Elektrische aansluiting, DSTC-systeem, optie
12V-aansluiting
U kunt de elektrische aansluiting voor
verschillende accessoires gebruiken die op
een spanning van 12 V werken, zoals een
mobiele telefoon of koelbox. U kunt maximaal
10 A via de aansluiting afnemen. De contact-
sleutel moet ten minste in stand I staan,
anders geeft de aansluiting geen stroom.
Aansteker (optie)
U activeert de aansteker door de knop in te
drukken. Wanneer de aansteker heet genoeg
is, veert de knop automatisch uit. Haal de
aansteker uit de opening en gebruik het
roodgloeiende deel om bijvoorbeeld een
sigaret mee aan te steken.
Stabiliteitssysteem STC of
DSTC
1
Het stabiliteitssysteem wordt telkens
wanneer u de auto start automatisch geacti-
veerd.
Zo beperkt u de werking van het stabiliteits-
systeem:
–Houd de knop ten minste een halve
seconde ingedrukt.
Zie pagina 119 voor meer informatie.
Optie
Ruimte voor extra schakelaars voor
ingebouwde uitrusting.
WAARSCHUWING!
Laat de plug altijd in de aansluiting zitten
als u deze niet gebruikt.
1.Optie in bepaalde landen
WAARSCHUWING!
Er kunnen wijzigingen optreden in de rijei-
genschappen van de auto, als de werking
van het stabiliteitssysteem wordt beperkt.
V50 book w546.book Page 45 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
46
Instrumenten, schakelaars en bediening
Verlichtingspaneel
Koplamphoogteverstelling
Door de belading van de auto wordt de
hoogte van de koplampen gewijzigd, zodat u
tegemoetkomend verkeer kunt verblinden. U
kunt dat voorkomen door de koplamphoogte
bij te stellen.
–Draai de contactsleutel naar stand II.
–Draai de verlichtingsdraaiknop (2) naar
een van de eindstanden.
–Draai het duimwiel (1) omhoog of omlaag
om de koplampen hoger of lager af te
stellen.
Auto’s met Bi-Xenonkoplampen
1
zijn
uitgerust met automatische koplamphoogte-
verstelling, zodat het duimwiel (1) ontbreekt.
Stadslichten voor en verlichting
achter
U kunt de stadslichten/parkeerlichten vóór en
de achterlichten altijd inschakelen ongeacht
de stand van de contactsleutel.
–Draai de verlichtingsdraaiknop(2) naar de
middelste stand.
Met de contactsleutel in stand II staan de
stadslichten/parkeerlichten vóór en de achter-
lichten altijd aan. De kentekenplaatverlichting
wordt gelijktijdig met de stadslichten/parkeer-
lichten vóór en de achterlichten ingeschakeld.
Koplampen
Automatisch dimlicht (bepaalde landen)
Het dimlicht gaat automatisch aan, wanneer u
de contactsleutel naar standII draait, behalve
wanneer de verlichtingsdraaiknop (2) in de
middelste stand staat. U kunt het automa-
tische dimlicht zo nodig in een erkende Volvo-
werkplaats buiten werking laten stellen.
Handmatig dimlicht
–Draai de contactsleutel naar stand II.
–Draai de verlichtingsdraaiknop (2)
rechtsom naar de eindstand.
Groot licht
–Draai de contactsleutel naar stand II.
–Draai de verlichtingsdraaiknop (2)
rechtsom naar de eindstand.
–Haal de linker stuurhendel tot in
eindstand naar het stuur toe en laat de
hendel vervolgens los (zie pagina47).
Tankvulklep
Druk op de knop (5) om de tankvulklep te
openen.
Mistlichten
N.B. De regels voor het gebruik van de
mistlichten verschillen van land tot land.
Mistlampen vóór (optie)
De mistlampen vóór zijn in te schakelen in
combinatie met het groot licht/dimlicht of de
stadslichten/parkeerlichten vóór en de
achterlichten.
–Druk op de knop (4).
De LED in de knop (4) brandt, wanneer u de
mistlampen vóór hebt ingeschakeld.
Mistachterlicht
Het mistachterlicht is alleen in te schakelen
wanneer de koplampen branden wel of niet
gecombineerd met de mistlampen vóór.
–Druk op de knop (6).
Het controlelampje voor het mistachterlicht
op het instrumentenpaneel en de LED in de
knop (6) branden, wanneer het mistachter-
licht is ingeschakeld.
Instrumentenverlichting
De instrumentenverlichting brandt, wanneer
de contactsleutel in stand II staat en de
verlichtingsdraaiknop (2) in een van de
eindstanden. De verlichting wordt bij daglicht
automatisch gedimd en valt bij donker
handmatig te regelen.
–Draai het duimwiel (3) omhoog of omlaag
voor een fellere of zwakkere verlichting.
1.Optie
V50 book w546.book Page 46 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
47
Instrumenten, schakelaars en bediening
Linker stuurhendel
Standen stuurhendel
1.Korte serie knippersignalen, richtingaan-
wijzers
2.Onafgebroken serie knippersignalen,
richtingaanwijzers
3.Grootlichtsignalen
4.Wisselen tussen groot licht en dimlicht
en Follow-Me-Home-verlichting
Richtingaanwijzers
Onafgebroken serie knippersignalen
–Haal de stuurhendel omhoog of omlaag
naar de eindstand (2).
De hendel blijft in de eindstand staan en kan
handmatig in de uitgangspositie teruggezet
worden of veert automatisch terug bij het
terugdraaien van het stuurwiel.
Korte serie knippersignalen
–Haal de stuurhendel omhoog of omlaag
naar stand (1) en laat de hendel
vervolgens los.
De richtingaanwijzers lichten driemaal op
waarna de stuurhendel terugveert naar de
uitgangspositie.
Wisselen tussen groot licht en
dimlicht
De contactsleutel moet in stand II staan om
het groot licht te kunnen inschakelen.
–Draai de verlichtingsdraaiknop rechtsom
naar de eindstand (zie pagina 46).
–Haal de stuurhendel tot in de
eindstand (4) naar het stuurwiel toe en
laat de hendel los.
Grootlichtsignalen
–Haal de hendel lichtjes tot in stand (3)
naar het stuurwiel toe.
Het groot licht blijft vervolgens branden,
totdat u de hendel weer loslaat.
Follow-Me-Home-verlichting
Het is mogelijk om een deel van de buitenver-
lichting enige tijd ingeschakeld te houden en
als Follow-Me-Home-verlichting dienst te
laten doen na vergrendeling van de auto. De
inschakelduur bedraagt 30seconden
1
, maar
is te wijzigen in 60 of 90 seconden (zie
pagina 64).
–Neem de sleutel uit het contactslot.
–Haal de stuurhendel tot in de
eindstand (4) naar het stuurwiel toe en
laat de hendel los.
–Stap uit de auto en vergrendel het portier.
1.Fabrieksinstellingen.
V50 book w546.book Page 47 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
48
Instrumenten, schakelaars en bediening
Linker stuurhendel
Boordcomputer (optie)
Bediening
Om toegang te krijgen tot de informatie in de
boordcomputer, moet u het duimwiel (B) in
stappen omhoog of omlaag draaien.
Wanneer u na het laatste menu nogmaals
aan het wieltje draait, keert u terug naar de
uitgangspositie.
N.B. Als er een waarschuwingsmelding
verschijnt terwijl de boordcomputer in
gebruik is, moet u de melding bevestigen.
Doe dat door op de knop READ (A) te
drukken waarna u naar de boordcomputer-
functie terugkeert.
Functies
De boordcomputer toont de volgende infor-
matie:
•GEMIDDELDE SNELHEID
•SNELHEIDINMILESPERHOUR
1
•ACTUEEL BRANDSTOFVERBRUIK
•GEMIDDELD BRANDSTOFVERBRUIK
•BEREIK TOT LEGE BRANDSTOFTANK
Gemiddelde snelheid
Wanneer u het contact uitschakelt, wordt de
gemiddelde snelheid opgeslagen om als
uitgangswaarde te dienen bij het vervolg van
de rit. U kunt de waarde met de knop
RESET (C) op nul stellen.
Snelheid in miles per hour
1
De huidige snelheid wordt weergegeven in
mph.
Huidig brandstofverbruik
Het huidige brandstofverbruik wordt eenmaal
per seconde berekend. De waarde op het
display wordt om de paar seconden bijge-
werkt. Wanneer de auto stilstaat, geeft het
display “ ---- ” aan.
Wanneer de regeneratie loopt kan het brand-
stofverbruik toenemen
2
(zie pagina. 108).
Gemiddeld brandstofverbruik
Het gemiddelde brandstofverbruik sinds de
laatste maal dat u de waarde op nul hebt
gezet (RESET). Als u het contact uitschakelt,
wordt het gemiddelde brandstofverbruik
opgeslagen. Het blijft bewaard, totdat u de
functie op nul stelt. Stel de waarde op nul met
de knop RESET (C).
N.B. Er kunnen onjuiste waarden verschijnen,
als u een standverwarming op brandstof hebt
gebruikt.
Bereik tot lege brandstoftank
Het bereik tot lege brandstoftank (d.w.z. de
actieradius) wordt berekend aan de hand van
het gemiddelde brandstofverbruik over de
laatste 30 km. Wanneer de actieradius
kleiner is dan 20 km, geeft het display “----”
aan.
N.B. Er kunnen onjuiste waarden verschijnen,
als u bijvoorbeeld van rijstijl bent veranderd of
een standverwarming op brandstof hebt
gebruikt.
Op nul stellen
–Selecteer Gemiddelde snelheid of
Gemiddeld brandstofverbruik.
–Houd de knop RESET (C) ten minste vijf
seconden lang ingedrukt om de gemid-
delde snelheid en het gemiddelde brand-
stofverbruik gelijktijdig te resetten.
1.Bepaalde landen
2.Geldt alleen voor dieselmodellen met
een roetfilter.
V50 book w546.book Page 48 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
49
Instrumenten, schakelaars en bediening
Rechter stuurhendel
Ruitenwissers
A.Ruiten- en koplampsproeiers
B.Regensensor, aan/uit
C.Duimwiel
D.Ruitenwissers en -sproeier, achterklep
Ruitenwissers uitgeschakeld
De ruitenwissers zijn uitge-
schakeld als de hendel in stand0
staat.
Enkele slag
Beweeg de hendel omhoog om
een enkele slag te maken.
Intervalstand
U kunt het aantal slagen per
eenheid van tijd instellen. Draai
het duimwiel (C) omhoog voor
een korter interval tussen de slagen. Draai het
omlaag om het interval te verlengen.
Ononderbroken wissen
De wissers bewegen op
normale snelheid.
De wissers bewegen op hoge
snelheid.
Ruiten-/koplampsproeiers
U activeert de sproeiers van de voorruit en de
koplampen door de hendel naar het stuurwiel
toe te trekken. De wissers maken nog drie
slagen nadat u de hendel hebt losgelaten.
Hogedruksproeiers koplampen
(optie in bepaalde landen)
De hogedruksproeiers van de koplampen
verbruiken een grote hoeveelheid ruiten-
sproeiervloeistof. Om vloeistof te besparen,
worden de koplampen als volgt gesproeid:
Dimlicht ingeschakeld met de knop op het
verlichtingspaneel:
De eerste keer dat u de voorruit sproeit,
worden ook de koplampen gesproeid.
Vervolgens worden de koplampen iedere
vijfde sproeibeurt van de voorruit gesproeid,
zolang er maximaal tien minuten tussen de
eerste en vijfde sproeibeurt zit. Bij langere
intervallen worden de koplampen iedere keer
gesproeid.
Stadslichten/parkeerlichten voor en
verlichting achter ingeschakeld met de knop
op het verlichtingspaneel:
•Bi-Xenonkoplampen worden slechts
iedere vijfde sproeibeurt gesproeid,
ongeacht de tijd die is verstreken.
•Halogeenkoplampen worden niet
gesproeid.
De draaiknop op het verlichtingspaneel in
stand 0:
•Bi-Xenonkoplampen worden slechts
iedere vijfde sproeibeurt gesproeid,
ongeacht de tijd die is verstreken.
•Halogeenkoplampen worden niet
gesproeid.
BELANGRIJK!
Sproei een royale hoeveelheid ruiten-
sproeiervloeistof op de voorruit wanneer
de ruitenwissers werken. De voorruit moet
nat zijn bij gebruik van de ruitenwissers.
V50 book w546.book Page 49 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
50
Instrumenten, schakelaars en bediening
Rechter stuurhendel
Regensensor (optie)
De regensensor registreert de hoeveelheid
regen op de voorruit en activeert automatisch
de ruitenwissers op de voorruit. De gevoe-
ligheid van de regensensor is in te stellen met
het duimwiel (C).
Draai het duimwiel rechtsom voor een grotere
gevoeligheid en linksom voor een lagere
gevoeligheid (de wissers maken een extra
slag, als u het duimwiel rechtsom draait).
Aan/Uit
Als u de regensensor activeert, moet de
contactsleutel in stand I of II staan en de
hendel van de ruitenwissers in stand0.
U activeert u de regensensor door:
–op de knop (B) te drukken. De LED in de
knop gaat branden om aan te geven dat
de regensensor actief is.
U schakelt de regensensor op een van de
volgende manieren weer uit:
–druk op de knop (B)
–haal de hendel omlaag naar een ander
wisprogramma. Als u de hendel
omhoogduwt, blijft de regensensor actief.
De wissers maken een extra slag en keren
terug naar de regensensorstand, wanneer
u de hendel terug laat veren in stand 0.
De regensensor wordt automatisch uitge-
schakeld, wanneer u de sleutel uit het
contactslot neemt of vijf minuten nadat u de
auto van het contact hebt gezet.
Duimwiel
Met het duimwiel kunt u het aantal wisslagen
per eenheid van tijd instellen (als u de inter-
valstand hebt geselecteerd) of de gevoe-
ligheid van de regensensor (als u de
regensensor hebt geactiveerd).
Ruitenwissers en -sproeier,
achterklep
Wanneer u de hendel naar voren haalt,
activeert u de ruitenwisser/-sproeier van de
achterklep. De ruitenwisser maakt na het
sproeien een extra slag. De knop aan het
uiteinde van de hendel is een schakelaar met
drie mogelijke standen:
Intervalstand:
•Druk het bovenste gedeelte van de
schakelaar in.
Normale snelheid:
•Druk het onderste gedeelte van de
schakelaar in.
Neutrale stand:
•Wisser/sproeier uitgeschakeld.
Achterste ruitenwisser, achteruitrijden
Als u de auto in de achteruitversnelling zet
terwijl de voorste ruitenwissers actief zijn, zal
de ruitenwisser van de achterklep de interval-
stand innemen. Als de ruitenwisser van de
achterklep echter al op normale snelheid
werkt, vindt er geen wijziging plaats.
De intervalfunctie tijdens het achteruitrijden
kunt u desgewenst uitschakelen. Neem
contact op met een erkende Volvo-
werkplaats.
BELANGRIJK!
In automatische wasstraten:
Schakel de regensensor uit door op
knop (B) te drukken, terwijl de contact-
sleutel in stand I of II staat. De ruiten-
wissers kunnen anders in beweging
komen en daarbij beschadigd raken.
V50 book w546.book Page 50 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
51
Instrumenten, schakelaars en bediening
Cruise control (optie)
Inschakelen
De bedieningsorganen voor de Cruise
control vindt u links op het stuurwiel.
Gewenste snelheid instellen:
–Druk op de knop CRUISE. Op het instru-
mentenpaneel verschijnt de tekst
CRUISE.
–Druk op +of – om de snelheid van de
auto vast te zetten. Op het instrumenten-
paneel verschijnt CRUISE-ON.
De Cruise control kan niet worden
ingeschakeld bij snelheden lager dan
30 km/h of hoger dan 200 km/h.
Snelheid verhogen of verlagen
–U kunt de snelheid verhogen of verlagen
door de knop + of — in te drukken. De
snelheid die de auto heeft op het moment
dat u de knop loslaat, zal vervolgens
worden geprogrammeerd.
Een korte druk (minder dan een halve
seconde) op + of – komt overeen met een
snelheidswijziging van 1 km/h of 1,6 km/h
1
.
N.B. Een tijdelijke verhoging van de snelheid
(korter dan een minuut) met het gaspedaal,
zoals bij het inhalen, is niet van invloed op de
instelling van de Cruise control. Als u het
gaspedaal loslaat, neemt de auto automa-
tisch de ingestelde snelheid weer aan.
Tijdelijk uitschakelen
–Druk op0 om de Cruise control tijdelijk uit
te schakelen. Op het instrumentenpaneel
verschijnt CRUISE. De eerder ingestelde
snelheid blijft na een tijdelijke uitscha-
keling in het geheugen opgeslagen.
De Cruise control wordt bovendien tijdelijk
uitgeschakeld, als:
•u het rempedaal of koppelingspedaal
bedient;
•de snelheid heuvelop lager wordt dan
25-30 km/h
1
;
•u de keuzehendel in stand N zet;
•als de wielen de neiging hebben te gaan
slippen of blokkeren;
•een tijdelijke snelheidsverhoging langer
dan een minuut heeft geduurd.
Snelheid hervatten
Druk op de knop om de eerder
ingestelde snelheid te
hervatten. Op het instrumenten-
paneel verschijnt CRUISE-ON.
Uitschakelen
Druk op CRUISE om de Cruise control uit te
schakelen. CRUISE-ON verdwijnt van het
instrumentenpaneel.
1.Afhankelijk van het motortype
V50 book w546.book Page 51 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
52
Instrumenten, schakelaars en bediening
Toetsenset op stuurwiel (optie)
Met de vier toetsen onder aan de toetsenset
op het stuurwiel kunt u zowel het audio-
systeem als de telefoon regelen. De functie
van de toetsen hangt af van het systeem dat
u geactiveerd hebt. Met de toetsenset op het
stuur kunt u het volume regelen, een andere
zender of een ander nummer op een cd/md
selecteren.
Houd een van de pijltoetsen ingedrukt om
versneld voor- of achteruit te spoelen of een
bepaalde zender te zoeken.
Om instellingen voor het audiosysteem te
kunnen verrichten, moet de telefoon stand-by
staan.
De telefoon moet actief zijn om de telefoon-
functies met de pijltoetsen te kunnen
bedienen.
V50 book w546.book Page 52 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
53
Instrumenten, schakelaars en bediening
Stuurwielafstelling, alarmlichten
Stuurwielafstelling
U kunt het stuurwiel zowel in de hoogte als in
de lengte verstellen.
–Trek de hendel naar u toe om het stuur vrij
te maken.
–Zet het stuurwiel vervolgens in de
gewenste stand.
–Duw de hendel vervolgens terug om het
stuurwiel in de nieuwe stand te blokkeren.
Als dit moeite kost, kunt u lichtjes op het
stuurwiel drukken en tegelijkertijd de
hendel naar terugduwen.
Alarmlichten
Gebruik de alarmlichten (alle richtingaan-
wijzers knipperen), wanneer u de auto
noodgedwongen tot stilstand moet brengen
op een plaats waar deze gevaar of hinder
voor het verkeer kan opleveren. Druk op de
knop om de functie te activeren.
N.B. De regels voor het gebruik van de alarm-
lichten verschillen van land tot land.
WAARSCHUWING!
Stel het stuurwiel af, voordat u gaat rijden.
Doe dit nooit tijdens het rijden. Controleer
voordat u wegrijdt, of het stuurwiel in de
gekozen stand geblokkeerd staat.
V50 book w546.book Page 53 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
54
Instrumenten, schakelaars en bediening
Handrem, elektrische aansluiting
Handrem (parkeerrem)
De handremhendel zit tussen de voorstoelen.
De aangetrokken handrem werkt alleen op de
achterwielen.
N.B. Het controlelampje geeft alleen aan dát
u de handrem hebt aangetrokken maar niet
hoe hard! Haal de handremhendel daarom bij
het aantrekken altijd volledig omhoog.
Handrem aantrekken
–Trap het rempedaal stevig in.
–Trek de handremhendel helemaal
omhoog.
–Haal uw voet van het rempedaal en
controleer of de auto blijft stilstaan.
–Zet de keuzehendel in de
1e versnelling (handbak)
of schakel stand P in (automaat).
Op een helling parkeren
•Draai de wielen van de trottoirband af bij
het parkeren op een oplopende helling.
•Draai de wielen naar de trottoirband toe
bij het parkeren op een aflopende helling.
Parkeerrem lossen
–Trap het rempedaal stevig in.
–Trek de handremhendel iets omhoog,
druk de knop in, duw de handrem omlaag
en laat de knop weer los.
Elektrische aansluiting achterin
U kunt de elektrische aansluiting voor
verschillende accessoires gebruiken, zoals
een mobiele telefoon of koelbox. De
aansluiting is bedoeld om 12 V af te nemen.
De maximale stroomsterkte is 10 A. De
contactsleutel moet ten minste in stand I
staan, anders geeft de aansluiting geen
stroom.
Aansteker (optie)
Druk op de aansteker om deze te activeren.
Wanneer de aansteker heet genoeg is, veert
de knop automatisch uit. Gebruik het
roodgloeiende deel om bijvoorbeeld een
sigaret mee aan te steken.
WAARSCHUWING!
Laat de plug altijd in de aansluiting zitten
als u deze niet gebruikt.
V50 book w546.book Page 54 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
55
Instrumenten, schakelaars en bediening
Elektrisch bedienbare zijruiten
Bediening
U kunt de zijruiten elektrisch bedienen met de
schakelaars op de armleuning van de
portieren. U kunt de zijruiten alleen bedienen,
wanneer de contactsleutel in stand I of II
staat. Ook wanneer de auto stilstaat en u de
contactsleutel uit het contact hebt gehaald,
kunt u de zijruiten nog steeds openen en
sluiten zolang u geen van de voorportieren
hebt geopend.
Zijruit openen:
–Druk het voorste deel van de schakelaar
omlaag.
Zijruit sluiten:
–Trek het voorste deel van de schakelaar
omhoog.
Afstandsbediening en knoppen voor
centrale vergrendeling
Met de afstandsbediening of de knoppen
voor de centrale vergrendeling kunt u alle
zijruiten automatisch openen en sluiten:
–Houd de vergrendelingsknop twee
seconden ingedrukt om de zijruiten te
openen of te sluiten.
Als u het openen/sluiten moet onderbreken:
–Druk nogmaals op de vergrende-
lingsknop.
A. Zijruiten voorportieren
B. Zijruiten achterportieren
Bestuurdersportier
Vanaf de bestuurdersstoel kunt u alle zijruiten
elektrisch bedienen.
U kunt de zijruiten in de voorportieren op
twee manieren openen en sluiten:
Handmatige bediening
–Druk een van de bedieningsknoppen (A)
of (B) voorzichtig omlaag of trek er één
voorzichtig omhoog. De elektrisch
bedienbare zijruiten komen steeds verder
omhoog of omlaag zolang u de
schakelaar bedient.
WAARSCHUWING!
Zorg er bij het sluiten van de zijruiten met
de afstandsbediening voor dat kinderen of
andere inzittenden niet met hun handen
bekneld kunnen raken.
V50 book w546.book Page 55 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
56
Instrumenten, schakelaars en bediening
Elektrisch bedienbare zijruiten
Automatische bediening
–Druk een van de bedieningsknoppen(A)
of (B) omlaag of trek er een omhoog en
laat deze vervolgens los. De zijruiten gaan
dan automatisch open of dicht. Als de
zijruiten door iets worden geblokkeerd,
wordt de op- of neergaande beweging
van de zijruiten afgebroken.
Elektrisch bedienbare zijruiten blokkeren en
elektrisch bedienbaar kinderslot
1
.
Elektrisch bedienbare zijruiten in
achterportieren blokkeren
De LED in de schakelaar brandt
De zijruiten in de achterportieren zijn alleen
vanaf het bestuurdersportier te bedienen.
N.B. Als de auto over een elektrisch
bedienbaar kinderslot op de achterportieren
beschikt, geeft de LED tevens aan of dit
geactiveerd is. De portieren kunnen dan niet
van de binnenzijde worden geopend. Als het
elektrisch bedienbare kinderslot geactiveerd
is, verschijnt er een tekst op het display.
De LED in de schakelaar is uit
De zijruiten in de achterportieren zijn zowel
met de knoppen op de portieren als met de
knoppen op het bestuurdersportier te
bedienen.
WAARSCHUWING!
Als er kinderen in de auto zitten:
Let er bij het verlaten van de auto op dat u
de stroomtoevoer naar de elektrisch
bedienbare zijruiten verbreekt door auto
de contactsleutel uit te nemen.
Zorg er bij het sluiten van de zijruiten voor
dat kinderen of andere inzittenden niet
met hun handen bekneld kunnen raken.
WAARSCHUWING!
Bij het sluiten van de achterste zijruiten
vanaf het bestuurdersportier:
Zorg er bij het sluiten van de zijruiten voor
dat achterpassagiers niet met hun handen
bekneld kunnen raken.
1.Optie
V50 book w546.book Page 56 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
57
Instrumenten, schakelaars en bediening
Elektrisch bedienbare zijruiten
Passagiersstoel, voor
Passagiersstoel, voorin
Met de knop voor de elektrische bediening
van de ruit op het passagiersportier kunt u
alleen die ruit bedienen.
Elektrisch bedienbare zijruiten in
de achterportieren
De zijruiten in de achterportieren zijn zowel
met de schakelaars op de verschillende
achterportieren als met de schakelaar op het
bestuurdersportier te bedienen. Als de LED
brandt in de schakelaar voor blokkering van
de elektrische bediening van de achterste
zijruiten (op het bedieningspaneel op het
bestuurdersportier), zijn de zijruiten in de
achterportieren alleen vanaf het bestuurder-
sportier te bedienen. U kunt de zijruiten in de
achterportieren op dezelfde manier bedienen
als de zijruiten in de voorportieren.
V50 book w546.book Page 57 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
58
Instrumenten, schakelaars en bediening
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
Achteruitkijkspiegel
Antiverblindingsfunctie
1.Verblinding gaat u tegen met de hendel.
2.Normale stand.
3.Antiverblindingsstand. Te gebruiken als
u de koplampen van het achterop-
komend verkeer als hinderlijk ervaart.
Antiverblinding, autodimfunctie (optie)
Een sensor (4) aan de onderkant van de
spiegel neemt het invallend licht van achteren
waar en dimt de spiegel als de verlichting te
fel is. De gevoeligheid van deze functie kunt
u bij een erkende Volvo-werkplaats laten
afstellen.
N.B. De afbeelding is een montage. De
spiegel is voorzien van een handmatige of
automatische antiverblindingsfunctie, nooit
allebei tegelijk.
Achteruitkijkspiegel met kompas
(optie in bepaalde landen)
In de rechter bovenhoek van de achteruitkijk-
spiegel zit een display waarop wordt aange-
geven in welke richting de voorkant van de
auto wijst. Er worden acht verschillende
richtingen met Engelse afkortingen weerge-
geven: N (Noord), NE (Noordoost), E (Oost),
SE (Zuidoost), S (Zuid), SW (Zuidwest),
W (West) en NW (Noordwest).
V50 book w546.book Page 58 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
59
Instrumenten, schakelaars en bediening
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
Kompas ijken
Het kompas moet in speciale gevallen
worden geijkt (instellen van windstreken). Als
ijking nodig is, verschijnt het teken C op het
display van de spiegel.
–Breng de auto op een groot en open
terrein tot stilstand.
–Start de motor.
–Houd knop (1) ten minste zes seconden
ingedrukt (gebruik bijvoorbeeld een pen).
Het teken C verschijnt opnieuw.
–Rijd langzaam een rondje met een
snelheid van hoogstens 10km/h totdat er
op het display een kompasrichting
verschijnt.
–De ijking is daarmee afgerond.
Magnetische zones
Zone aanpassen
De aarde is in 15 magnetische zones
verdeeld. Het kompas is afgesteld op het
geografische gebied waarin de auto werd
afgeleverd.
Selecteer als volgt een ander kompasgebied:
–Schakel het contact in.
–Houd knop (1) ten minste drie seconden
ingedrukt (gebruik bijvoorbeeld een pen).
Het cijfer voor het huidige gebied
verschijnt.
–Druk herhaaldelijk op de knop totdat het
cijfer voor het gewenste geografische
gebied (1-15) verschijnt.
–Enkele seconden na het bladeren geeft
het display de kompasrichting weer aan.
Buitenspiegels
De schakelaars waarmee u de twee buiten-
spiegels bedient, vindt u voor op de
armleuning van het bestuurdersportier.
–Druk op knop L voor de buitenspiegel
links of op R voor de buitenspiegel
rechts. De LED in de knop brandt.
–U kunt de stand afstellen met het
hendeltje in het midden.
–Druk opnieuw op knop L of R. De LED
mag niet langer branden.
V50 book w546.book Page 59 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
60
Instrumenten, schakelaars en bediening
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
Elektrisch inklapbare buitenspiegels
(optie)
Kunt de buitenspiegels inklappen bij het
parkeren en als u op smalle wegen rijdt.
–Druk tegelijkertijd op de knoppenL en R.
–Laat ze na ongeveereenseconde los. De
spiegels stoppen automatisch, als ze
volledig zijn ingeklapt.
Spiegels uitklappen
–Druk tegelijkertijd op de knoppenL en R.
De spiegels stoppen automatisch, als ze
volledig zijn uitgeklapt.
In neutrale stand terugzetten
Spiegels die uit positie zijn geraakt door
invloeden van buitenaf, moeten in de neutrale
stand worden teruggezet zodat het elektrisch
in- en uitklappen weer werkt.
–Klap de spiegels in met behulp van de
knoppen L en R.
–Klap de spiegels weer uit met behulp van
de knoppen L en R. De spiegels staan
vervolgens weer in de neutrale stand.
Positie buitenspiegels vastleggen
De positie van de buitenspiegels wordt
vastgelegd, wanneer u de auto met de
afstandsbediening vergrendelt. Een
volgende keer dat de auto met dezelfde
afstandsbediening wordt ontgrendeld,
nemen de buitenspiegels en de bestuurders-
stoel de vastgelegde posities in.
Approach-verlichting en Follow-Me-
Home-verlichting
De lampjes op de buitenspiegels gaan
branden, als u de Approach-verlichting of de
Follow-Me-Home-verlichting selecteert.
BELANGRIJK!
Gebruik geen ijskrabber om de spiegels
van ijs te ontdoen. Er kunnen daarbij
krassen op het glas ontstaan. Gebruik
liever de ontwaseming. Zie pagina 69/71.
WAARSCHUWING!
De spiegel aan de bestuurderszijde is
groothoekig voor optimaal zicht.
Voorwerpen kunnen verder weg lijken dan
ze in werkelijkheid zijn.
V50 book w546.book Page 60 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
61
Instrumenten, schakelaars en bediening
Elektrisch bedienbaar schuifdak (optie)
Openingsstanden
De bedieningsknoppen voor het schuifdak
zitten aan het plafond. U kunt het schuifdak
kan in twee standen openen:
A.Ventilatiestand, achterkant omhoog
B.Schuifstand, achteruit/vooruit
De contactsleutel moet daarbij in standI of II
staan.
1. Openen, automatisch
2. Openen, handmatig
3. Sluiten, handmatig
4. Sluiten, automatisch
5. Openen, ventilatiestand
6. Sluiten, ventilatiestand
Ventilatiestand
Openen:
–Duw de achterkant van de knop (5)
omhoog.
Sluiten:
–Trek de achterkant van de knop (6)
omlaag.
Vanuit ventilatiestand naar volledig geopend
schuifdak:
–Trek de knop achteruit naar de
eindstand (1) en laat hem los.
Schuifstand
Automatische bediening
Trek de knop voorbij het weerstandspunt(2)
in de achterste eindstand (1) of voorbij het
weerstandspunt (3) in de voorste
eindstand(4) en laat hem vervolgens los. Het
schuifdak opent of sluit volledig.
Handmatige bediening
Openen:
–Trek de knop achteruit naar het
weerstandspunt(2). Het schuifdak schuift
steeds verder open zolang u de knop in
deze stand vasthoudt.
Sluiten:
–Duw de knop vooruit naar het
weerstandspunt(3). Het schuifdak schuift
steeds verder dicht zolang u de knop in
deze stand vasthoudt.
WAARSCHUWING!
Als er kinderen in de auto zitten:
Verbreek bij het verlaten van de auto de
stroomtoevoer naar het schuifdak door de
contactsleutel uit te nemen.
WAARSCHUWING!
De beveiliging tegen overbelasting van
het schuifdak werkt alleen bij automatisch
sluiten, niet bij handmatig sluiten.
V50 book w546.book Page 61 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
62
Instrumenten, schakelaars en bediening
Elektrisch bedienbaar schuifdak (optie)
Met de afstandsbediening of
de knop voor de centrale
vergrendeling sluiten
–Houd de vergrendelingsknop twee
seconden ingedrukt. Het schuifdak en de
zijruiten sluiten. De portieren worden
vergrendeld.
Als u het sluiten moet onderbreken:
–Druk nogmaals op de vergrende-
lingsknop.
Zonnescherm
Aan de binnenkant van het schuifdak zit een
handbediend zonnescherm. Het zonne-
scherm glijdt automatisch naar achteren bij
het openen van het schuifdak. Pak de
handgreep vast en schuif het scherm naar
voren om het te sluiten.
Beveiliging tegen overbelasting
Het schuifdak is voorzien van een beveiliging
tegen overbelasting die wordt geactiveerd,
als het schuifdak door een voorwerp wordt
gehinderd. Het schuifdak komt dan tot
stilstand en keert vervolgens automatisch
terug naar de laatst gebruikte, geopende
stand.
WAARSCHUWING!
Zorg er bij het sluiten van het schuifdak
met de afstandsbediening voor dat
kinderen of andere inzittenden niet met
hun handen bekneld kunnen raken.
WAARSCHUWING!
De beveiliging tegen overbelasting van
het schuifdak werkt alleen bij automatisch
sluiten, niet bij handmatig sluiten.
Let er bij het sluiten van het schuifdak op
dat kinderen niet met hun handen bekneld
kunnen raken.
V50 book w546.book Page 62 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
63
Instrumenten, schakelaars en bediening
Persoonlijke instellingen
Bedieningspaneel.
Mogelijke instellingen
Voor sommige functies in de auto zijn
persoonlijke instellingen mogelijk. Dit geldt
voor de sloten en de klimaatregelings- en
audiofuncties. Zie pagina 187 voor audio-
functies.
Bedieningspaneel
A.Display
B.MENU
C.EXIT
D.ENTER
E.Navigatie
Toepassing
De instellingen worden weergegeven op het
display (A).
Open het menu om instellingen te verrichten:
–Druk op de knop MENU (B).
–Blader bijvoorbeeld naar “Car Settings”
met behulp van de navigatieknop (E).
–Druk op ENTER(D).
–Selecteer een optie met behulp van de
navigatieknop (E).
–Activeer uw keuze met ENTER.
Menu sluiten:
–Houd de knop EXIT (C) ongeveer
één seconde ingedrukt.
Klimaatinstellingen
Automatische blower afstellen
Op auto’s met elektronische klimaatregeling
(ECC) kunt u de ventilatorsnelheid in de
stand AUTO instellen:
–U kunt kiezen uit Laag, Normaal en Hoog.
Timer recirculatie
Wanneer de timer actief is, wordt de lucht in
de auto afhankelijk van de buitentemperatuur
3 tot 12 minuten lang gerecirculeerd.
–Selecteer Aan/Uit als de recirculatietimer
actief moet zijn of niet.
Reset alles
De fabrieksinstellingen voor de klimaatrege-
lingsopties herstellen.
Instellingen van de auto
Verlichting auto is ontgrendeld
Als u de auto met de afstandsbediening
ontgrendelt, kunnen u de richtingaanwijzers
van de auto laten knipperen. De opties Aan/
Uit zijn mogelijk.
Verlichting auto is vergrendeld
Als u de auto met de afstandsbediening
vergrendelt, kunt u de richtingaanwijzers
laten knipperen. De opties Aan/Uit zijn
mogelijk.
Portieren automatisch op slot
Als de auto wegrijdt, worden de portieren en
de achterklep automatisch vergrendeld. De
opties Aan/Uit zijn mogelijk.
V50 book w546.book Page 63 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
64
Instrumenten, schakelaars en bediening
Persoonlijke instellingen
Portieren ontgrendelen
Er bestaan twee opties voor het ontgren-
delen:
•Alle portieren – alle portieren ontgren-
delen met één druk op de afstandsbe-
diening.
•Bestuurdersportier eerst, dan de overige
portieren – het bestuurdersportier
ontgrendelen met één druk op de
afstandsbediening. Als u nog een keer
drukt, worden alle portieren ontgrendeld.
Op afstand openen
•Alle portieren – alle portieren tegelijkertijd
vergrendelen of ontgrendelen.
•Portieren aan één kant – voor- en achter-
portier aan dezelfde kant tegelijkertijd
ontgrendelen.
•Beide voorportieren – beide voorpor-
tieren worden tegelijkertijd ontgrendeld.
•Eén voorportier – een van de voorpor-
tieren (naar keuze) apart ontgrendelen.
Approach-verlichting
U kunt de tijd aangegeven die de verlichting
moet branden bij een druk op de knop voor
Approach-verlichting op de afstandsbe-
diening. U kunt de volgende opties selec-
teren: 30/60/90 seconden.
Follow-Me-Home-verlichting
U kunt de tijd aangeven dat de verlichting van
de auto moet branden, als u de linker stuur-
hendel naar achteren trekt na het uitnemen
van de contactsleutel. U kunt de volgende
opties selecteren: 30/60/90 seconden.
Informatie
•Het VIN-nummer (Vehicle Identification
Number) is het unieke identificatie-
nummer van de auto.
•Aantal sleutels. Hier wordt het aantal
sleutels weergegeven dat voor de auto
geregistreerd is.
V50 book w546.book Page 64 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
65
Klimaatregeling
Algemene informatie over de klimaatregeling 66
Handmatige klimaatregeling met airconditioning, A/C 68
Elektronische klimaatregeling, ECC (optie)70
Luchtverdeling 73
Standverwarming op brandstof (optie)74
V50 book w546.book Page 65 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
66
Klimaatregeling
Algemene informatie over de klimaatregeling
Airconditioning
De klimaatregeling koelt of verwarmt de lucht
in de passagiersruimte en ontdoet deze van
vocht. De auto is voorzien van een
handmatige klimaatregeling met aircondi-
tioning (A/C) of een automatische klimaatre-
geling (ECC).
N.B. U kunt de airconditioning uitschakelen.
Voor optimale luchtkwaliteit in de passagiers-
ruimte en om te voorkomen dat de ruiten
beslaan, moet u de airconditioning echter
altijd aan laten staan.
Beslagen ruiten
Poets de binnenzijde van de ruiten schoon
om te voorkomen dat ze beslaan. Gebruik
een normaal poetsmiddel voor glaswerk.
Sneeuw en ijs
Veeg sneeuw en ijs van de luchtinlaat voor de
klimaatregeling (de opening tussen de
motorkap en de voorruit).
Storingen opsporen en
verhelpen
Laat controle- en reparatiewerkzaamheden
aan de klimaatregeling alleen uitvoeren door
een erkende Volvo-werkplaats.
Koudemiddel
De airconditioning maakt gebruik van het
koudemiddel R134a. Het bevat geen chloor,
waardoor het koudemiddel onschadelijk voor
de ozonlaag is. Gebruik bij het bijvullen/
verversen van koudemiddel alleen R134a.
Laat dergelijke werkzaamheden over aan een
erkende Volvo-werkplaats.
Interieurfilter
Alle lucht die de passagiersruimte
binnenkomt wordt gereinigd door een filter. U
moet het filter regelmatig vervangen.
Raadpleeg het Onderhoudsprogramma van
Volvo voor het aanbevolen vervangingsin-
terval. In zeer sterk verontreinigde gebieden
moet u het filter mogelijk vaker vervangen.
N.B. Er bestaan twee verschillende soorten
interieurfilters. Let erop dat u het juiste filter
aanbrengt.
Display
Er zit een display boven het klimaatregelings-
paneel. Hier worden de door u ingevoerde
klimaatinstellingen weergegeven.
Persoonlijke instellingen
U kunt twee functies van het klimaatrege-
lingssysteem naar wens instellen:
•De ventilatorsnelheid in de stand AUTO
(geldt alleen voor auto’s met ECC).
•De door de timer geregelde recirculatie
van de lucht in de passagiersruimte.
Zie pagina 63 voor meer informatie over het
verrichten van instellingen.
Blaasmonden in dashboard
A.Open
B.Dicht
C.Luchtstroom naar links of rechts
D.Luchtstroom omhoog of omlaag
Richt de buitenste blaasmonden op de
voorste zijruiten om ze te ontwasemen.
Bij koud weer: Sluit de middelste blaas-
monden om de temperatuur in de auto zo
comfortabel mogelijk te houden en de
zijruiten optimaal te ontwasemen.
V50 book w546.book Page 66 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
67
Klimaatregeling
Algemene informatie over de klimaatregeling
ECC (optie)
Werkelijke temperatuur
De ingestelde temperatuur komt overeen met
de gevoelstemperatuur op basis van de
heersende omstandigheden in en rond de
auto wat de luchtsnelheid, de luchtvochtig-
heidsgraad, de ingestraalde warmte enz.
betreft.
Positie van de sensoren:
•De zonnesensor zit boven op het
dashboard.
•De interieurtemperatuursensor zit achter
het bedieningspaneel van de klimaatre-
geling.
N.B. Dek de sensoren niet met kleding of
andere voorwerpen af.
Zijruiten en schuifdak
Voor een goede werking van de aircondi-
tioning moet u de zijruiten en een eventueel
schuifdak gesloten houden.
Optrekken
Wanneer u volgas optrekt, wordt de aircondi-
tioning tijdelijk uitgeschakeld. De tempe-
ratuur kan dan korte tijd iets oplopen.
Condensatie
In warme weersomstandigheden kan er ter
hoogte van de airconditioning een plasje
water onder de auto ontstaan. Dit is
volkomen normaal.
V50 book w546.book Page 67 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
68
Klimaatregeling
Handmatige klimaatregeling met airconditioning, A/C
Bedieningspaneel
1.Ventilator
2.Recirculatie
3.Ontwaseming
4.Luchtverdeling
5.A/C, Aan/Uit
6.Stoelverwarming linkerzijde
7.Stoelverwarming rechterzijde
8.Elektrische achterruit- en buitenspiegel-
verwarming
9.Temperatuur
Functies
1. Ventilator
Verhoog of verlaag de venti-
latorsnelheid door aan de
knop te draaien.
Als u de knop linksom hebt
gedraaid en de ventilatorin-
dicatie op het display
gedoofd is, zijn de ventilator en de aircondi-
tioning uitgeschakeld. Het display geeft het
ventilatorlampje en OFF weer.
2. Recirculatie
De recirculatie houdt vieze
lucht, uitlaatgassen en
dergelijke buiten. De lucht in
de passagiersruimte wordt
dan gerecirculeerd. Er komt
geen lucht van buiten de
auto in wanneer deze functie geactiveerd is.
Bij gebruik van de recirculatie (in combinatie
met de airconditioning) wordt de lucht in de
passagiersruimte bij warm weer sneller
afgekoeld. Als de lucht in de auto te lang
recirculeert, kan de binnenzijde van de ruiten
beslaan.
V50 book w546.book Page 68 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
69
Klimaatregeling
Handmatige klimaatregeling met airconditioning, A/C
Timer
Met de timerfunctie beperkt u (wanneer de
recirculatiefunctie geselecteerd is) de kans
op ijs, beslagen ruiten en een slechte lucht-
kwaliteit. Zie het onderdeel Persoonlijke
instellingen, pagina63, om deze functie in- of
uit te schakelen. Wanneer u de
ontwaseming (3) selecteert, wordt de recir-
culatie altijd uitgeschakeld.
3. Ontwaseming
Met deze knop kunt u de
voorruit en de zijruiten snel
ontwasemen en ontdooien.
De ventilator draait dan op
hoge snelheid en stuurt
lucht naar de ruiten. De LED
in de ontwasemingsknop brandt, wanneer de
functie is ingeschakeld.
Bij activering van deze functie gebeurt
bovendien het volgende om de lucht in het
interieur zoveel mogelijk van vocht te
ontdoen:
•de airconditioning (A/C) wordt automa-
tisch ingeschakeld
•de recirculatie wordt automatisch uitge-
schakeld.
Bij het uitschakelen van de ontwaseming
hervat de klimaatregeling de voorgaande
instellingen.
4. Luchtverdeling
Door op de knoppen voor de
luchtverdeling te drukken,
kunt u de luchtstroom naar
wens verdelen over de
ruiten, de passagiersruimte
en de vloer.
Een symbool op het display boven het bedie-
ningspaneel van de klimaatregeling en een
brandende LED in de bijbehorende knop
geven aan welke functie u hebt geselecteerd.
Zie de tabel op pagina 73.
5. A/C, Aan/Uit
ON: Airconditioning aan.
OFF: Airconditioning uit. Als
de ontwaseming (3) actief
is, is de airconditioning altijd
ingeschakeld.
6 en 7. Elektrisch verwarmde
voorstoelen
(optie in bepaalde landen)
–Hoog verwarmingsniveau
Eenmaal op de knop drukken, beide
LED’s branden.
–Laag verwarmingsniveau
Tweemaal op de knop drukken, één LED
brandt.
–Verwarming uit
Driemaal op de knop drukken, geen van
de LED’s brandt.
8. Elektrische achterruit- en
buitenspiegelverwarming
Gebruik de elektrische
verwarming om de achterruit
en de buitenspiegels snel te
ontwasemen en te
ontdooien.
Met één druk op de knop
schakelt u de gelijktijdige verwarming van de
achterruit en de buitenspiegels in. Een
brandende LED in de knop geeft aan dat de
functie actief is. De verwarming van de
buitenspiegels wordt na ca. 6 minuten
automatisch uitgeschakeld; die van de
achterruit na ca. 12 minuten.
9. Temperatuur
Met deze knop kunt u koele
of warme lucht selecteren
voor zowel de bestuurders-
als de passagierszijde.
V50 book w546.book Page 69 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
70
Klimaatregeling
Elektronische klimaatregeling, ECC (optie)
Bedieningspaneel
1.Auto
2.Ventilator
3.Recirculatie/“Interior Air Quality
System”
4.Ontwaseming
5.Luchtverdeling
6.A/C, Aan/Uit (ON/OFF)
7.Elektrische stoelverwarming, links
8.Elektrische stoelverwarming, rechts
9.Elektrische achterruit- en buitenspiegel-
verwarming
10.Temperatuurknop
Functies
1. Auto
Bij activering van de AUTO-
functie wordt de klimaatre-
geling automatisch
dusdanig ingesteld dat de
gewenste temperatuur
wordt bereikt. De automa-
tische functie regelt de verwarming, de
airconditioning, de ventilatorsnelheid, de
recirculatie en de luchtverdeling. Als u een of
meer handmatige functies selecteert, worden
de overige functies nog steeds automatisch
geregeld. Alle handmatige instellingen
worden uitgeschakeld, wanneer u de AUTO-
functie activeert. Op het display verschijnt
AUTOM. KLIMAAT.
2. Ventilator
U kunt de snelheid waarmee
de ventilator draait verhogen
of verlagen door aan de
knop te draaien. De ventila-
torsnelheid wordt automa-
tisch geregeld, als u AUTO
selecteert. De eerder ingestelde ventilator-
snelheid wordt dan genegeerd.
N.B. Als u de knop zo ver linksom draait dat
de ventilatorindicatie op het display uitgaat,
zijn de ventilator en de airconditioning uitge-
schakeld. Het display geeft het ventilator-
lampje en OFF weer.
V50 book w546.book Page 70 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
71
Klimaatregeling
Elektronische klimaatregeling, ECC (optie)
3. Recirculatie
Deze functie kan worden
ingeschakeld als u vieze
lucht, uitlaatgassen en
dergelijke buiten wilt
houden. De lucht in de
passagiersruimte wordt dan
gerecirculeerd. Er komt met andere woorden
geen lucht van buiten de auto in, wanneer
deze functie actief is. Als de lucht in de auto
te lang recirculeert, kan de binnenzijde van de
ruiten beslaan.
Timer
Met de timerfunctie beperkt u (wanneer de
recirculatiefunctie geselecteerd is), de kans
op ijs, beslagen ruiten en een slechte lucht-
kwaliteit. Zie Persoonlijke instellingen,
pagina 63 voor het in- of uitschakelen van
deze functie.
N.B. Wanneer u de ontwaseming (4) selec-
teert, wordt de recirculatie altijd uitge-
schakeld.
3. “Interior Air Quality System” (optie)
(dezelfde knop als de recir-
culatie)
Het “Interior Air Quality
System” bestaat uit een
combifilter met “Air Quality
Sensor”. Het combifilter
ontdoet de binnenkomende lucht van gassen
en stofdeeltjes en beperkt zo hinderlijke
geurtjes en verontreinigingen in de passa-
giersruimte. De “Air Quality Sensor” meet de
concentratie van verontreinigingen in de
buitenlucht. Wanneer de sensor een
verhoogde concentratie meet, wordt de
luchtinlaat afgesloten en wordt de lucht in de
passagiersruimte gerecirculeerd. Wanneer
de “Air Quality Sensor” actief is, brandt de
groene LED (A) in de knop.
“Air Quality Sensor” activeren:
•Druk op de knop AUTO (1) om de “Air
Quality Sensor” te activeren (normale
instelling).
Of:
Selecteer één van de volgende drie functies
door verschillende malen op de recircula-
tieknop te drukken.
•De “Air Quality Sensor” is actief –
LED (A) brandt.
•De recirculatie is niet actief (tenzij dit
nodig is voor koeling bij warm weer) –
geen van de LED’s brandt.
•De recirculatie is actief – LED (M) brandt.
Let erop dat:
•U de “Air Quality Sensor” het beste altijd
ingeschakeld moet laten staan.
•Er bij koud weer beperkingen voor de
recirculatiefunctie gelden om te
voorkomen dat de ruiten beslaan.
•U de “Air Quality Sensor” moet uitscha-
kelen, als de ruiten beslaan.
•U beter ook de ontwaseming voor de
voorruit, achterruit en zijruiten kunt inscha-
kelen, wanneer de ruiten beslaan.
4. Ontwaseming
Met deze knop kunt u de
voorruit en de zijruiten snel
ontwasemen en ontdooien.
De ventilator draait dan op
hoge snelheid en stuurt
lucht naar de ruiten. De LED
in de ontwasemingsknop brandt, wanneer de
functie is ingeschakeld.
Bij activering van deze functie gebeurt
bovendien het volgende om de lucht in het
interieur zoveel mogelijk van vocht te
ontdoen:
•de airconditioning (A/C) wordt automa-
tisch ingeschakeld
•de recirculatie wordt automatisch uitge-
schakeld.
Bij het uitschakelen van de ontwaseming
hervat de klimaatregeling de voorgaande
instellingen.
V50 book w546.book Page 71 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
72
Klimaatregeling
Elektronische klimaatregeling, ECC (optie)
5. Luchtverdeling
Door op de knoppen voor de
luchtverdeling te drukken,
kunt u de luchtstroom naar
wens verdelen over de
ruiten, de passagiersruimte
en de vloer.
Een symbool op het display boven het bedie-
ningspaneel van de klimaatregeling en een
brandende LED in de bijbehorende knop
geven aan welke functie u hebt geselecteerd.
Zie de tabel op pagina 73.
6. A/C, Aan/Uit (ON/OFF)
Wanneer de LED bij ON
brandt, wordt de aircondi-
tioning automatisch
geregeld. De binnenko-
mende lucht wordt dan
automatisch afgekoeld en
van vocht ontdaan. De airconditioning is
uitgeschakeld als de LED bij OFF brandt. De
overige functies worden nog steeds automa-
tisch geregeld. Wanneer u ontwaseming (4)
geselecteerd hebt, wordt de airconditioning
ingesteld op maximale ontvochtiging.
7 en 8. Elektrisch verwarmde
voorstoelen
(optie in bepaalde landen)
Doe het volgende om de
voorstoel te verwarmen:
–Hoog verwarmingsniveau:
Eenmaal op de knop drukken - beide
LED’s branden.
–Laag verwarmingsniveau:
Tweemaal op de knop drukken - één LED
brandt.
–Verwarming uit:
Driemaal op de knop drukken - geen van
de LED’s brandt.
9. Elektrische achterruit- en
buitenspiegelverwarming
Gebruik de elektrische
verwarming om de achterruit
en de buitenspiegels snel te
ontwasemen en te
ontdooien.
Met één druk op de knop
schakelt u gelijktijdig de verwarming van de
achterruit en van de buitenspiegels in. Een
brandende LED in de knop geeft aan dat de
functie actief is. De verwarming van de
buitenspiegels wordt na ca. 6 minuten
automatisch uitgeschakeld; die van de
achterruit na ca. 12 minuten.
10. Temperatuurknop
Met deze knop kunt u de
temperatuur aan de
bestuurders- en passagiers-
zijde onafhankelijk van elkaar
worden instellen.
Met een druk op de knop,
activeert u slechts één zijde geactiveerd.
Wanneer u de knop nogmaals indrukt,
activeert u de andere zijde. Bij een derde keer
indrukken zijn beide zijden weer geactiveerd.
De LED in de knop en het display boven het
klimaatregelingspaneel geven aan welke zijde
actief is.
Bij het starten van de motor wordt de laatst
verrichte instelling hervat.
N.B. Let erop dat de passagiersruimte niet
sneller warm of koud wordt, wanneer u een
hoger of lagere temperatuur kiest dan de
gewenste.
V50 book w546.book Page 72 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.
Product:
Forumrules
To achieve meaningful questions, we apply the following rules:
First, read the manual;
Check if your question has been asked previously;
Try to ask your question as clearly as possible;
Did you already try to solve the problem? Please mention this;
Is your problem solved by a visitor then let him/her know in this forum;
To give a response to a question or answer, do not use this form but click on the button 'reply to this question';
Your question will be posted here and emailed to our subscribers. Therefore, avoid filling in personal details.
Register
Register getting emails for Volvo V50 - 2006 at:
new questions and answers
new manuals
You will receive an email to register for one or both of the options.
Get your user manual by e-mail
Enter your email address to receive the manual of Volvo V50 - 2006 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.
The manual is 9,23 mb in size.
You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.
The manual is sent by email. Check your email
If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.
The email address you have provided is not correct.
Please check the email address and correct it.
Your question is posted on this page
Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.