484428
56
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/234
Next page
2006
WEB EDITION
VOLVO
V50
Instructieboekje
1
Beste Volvo-bezitter
Wij hopen dat u jarenlang rijplezier van uw Volvo zult hebben. Bij het ontwerp hebben veiligheid en comfort van u en uw medepassagiers voorop
gestaan. Een Volvo is een van de veiligste auto’s ter wereld. Uw Volvo is ook ontworpen om aan alle geldende veiligheidsvoorschriften en milieu-
eisen te voldoen.
Om nog meer plezier van uw auto te hebben, raden wij u aan om vertrouwd te raken met de uitrusting, de instructies en de onderhoudsinformatie
in dit instructieboekje.
Dank u dat u gekozen hebt voor Volvo!
V50 book w546.book Page 1 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
2
Inleiding
Instructieboekje
Een goede manier om vertrouwd te raken met
uw nieuwe auto is om het instructieboekje te
lezen, idealiter voordat u uw eerste rit maakt.
Zo maakt u kennis met nieuwe functies, krijgt
u tips hoe u het beste in verschillende
situaties met de auto kunt omgaan en leert u
hoe u optimaal gebruik kunt maken van alle
mogelijkheden die uw auto biedt. Besteed
ook aandacht aan de veiligheidsinstructies in
het boekje:
De in het instructieboekje beschreven
uitrusting is niet op alle modellen aanwezig.
Als aanvulling op de standaarduitrusting
worden in dit instructieboekje ook de opties
(af-fabriek gemonteerde uitrusting) en
bepaalde accessoires (optie) beschreven.
N.B. De uitrusting van de auto’s van Volvo
hangt af van de verschillende behoeften op
de diverse markten en de landelijke en/of
regionale wet- en regelgeving.
De specificaties, constructiegegevens en
afbeeldingen in dit instructieboekje zijn niet
bindend. We behouden ons het recht voor
om zonder voorafgaande mededeling wijzi-
gingen aan te brengen.
© Volvo Car Corporation
WAARSCHUWING!
Waarschuwingsteksten geven aan dat er
gevaar voor persoonlijk letsel bestaat, als
u de instructies niet opvolgt.
BELANGRIJK!
“Belangrijk”-teksten geven aan dat het
gevaar bestaat dat de auto beschadigd
raakt als u de instructies niet opvolgt.
V50 book w546.book Page 2 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
3
Volvo Car Corporation en het milieu
Milieubeleid van Volvo Car
Corporation
Zorg voor het milieu, veiligheid en kwaliteit
zijn de drie kernwaarden van Volvo Car
Corporation die van invloed zijn op alle activi-
teiten. We zijn ervan overtuigd dat onze
klanten onze zorg voor het milieu delen.
Uw Volvo voldoet aan strenge internationale
milieueisen en is bovendien geproduceerd in
een fabriek die zeer schoon is en efficiënt met
hulpbronnen omgaat. De meeste eenheden
binnen de Volvo Car Corporation zijn gecerti-
ficeerd voor de milieunorm ISO 14001,
hetgeen tot voortdurende verbeteringen op
milieugebied leidt.
Alle Volvo-modellen hebben een milieu
verklaring (EPI of Environmental Product
Information), waarin u zelf de invloed van de
verschillende modellen en motoren op het
milieu kunt vergelijken.
Lees meer op: www.volvocars.com/EPI.
Brandstofverbruik
De auto’s van Volvo zijn concurrerend in hun
klasse wat het brandstofverbruik betreft. Een
lager brandstofverbruik levert over het
algemeen een geringere uitstoot van het
broeikasgas kooldioxide op.
U als bestuurder kunt uw steentje bijdragen
aan een verlaging van het brandstofverbruik
(zie pagina 4).
Efficiënte uitlaatgasreiniging
Uw Volvo is gebouwd volgens het concept
Schoon aan binnen- en buitenkant
– een
concept dat een schone passagiersruimte
combineert met een uitermate efficiënt
uitlaatgasreinigingssysteem. In veel gevallen
liggen uitlaatgasemissies ver onder de
geldende normen.
Op de radiateur zit bovendien PremAir®
1
,
een speciale laag die schadelijk laaghangend
ozon kan omzetten in zuivere zuurstof.
1. PremAir® is een gedeponeerd
handelsmerk van de Engelhard
Corporation.
V50 book w546.book Page 3 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
4
Volvo Car Corporation en het milieu
Schone lucht in
passagiersruimte
Een geavanceerd luchtreinigingssysteem,
IAQS
1
(Interior Air Quality System), zorgt
ervoor dat de lucht in de passagiersruimte
schoner is dan de lucht buiten in het verkeer.
Het systeem bestaat uit een elektronische
sensor en een koolstoffilter. De luchtinlaat
wordt afgesloten als het gehalte aan geredu-
ceerde en geoxideerde gassen zoals koolmo-
noxide in het interieur te hoog wordt zoals in
druk verkeer, files en tunnels. Het koolstof-
filter zorgt ervoor dat stikstofoxiden,
laaghangend ozon en koolwaterstoffen niet
binnendringen.
Textielnorm
Het interieur van een Volvo is ontwikkeld om
gezond en veilig te zijn – ook voor mensen
met contactallergieën of astma. Er is extra
veel aandacht besteed aan de selectie van
milieuvriendelijke materialen. Ze voldoen dan
ook aan de eisen van de ecologische norm
Öko-Tex 100 – een enorme stap op weg naar
een gezonder binnenmilieu.
Het Öko-Tex-label stelt regels aan bijvoor-
beeld de veiligheidsgordels, de vloerbe-
kleding en de gebruikte garens en stoffen.
Ook de lederen bekledingsvarianten zijn
chroomvrij gelooid met plantaardige stoffen
en voldoen aan de gestelde eisen.
Erkende Volvo-werkplaatsen en
het milieu
Met regelmatig onderhoud kunt u de
voorwaarden scheppen voor een laag brand-
stofverbruik en op die manier bijdragen aan
een schoner milieu. Wanneer u de reparaties
en het onderhoud aan de auto toevertrouwd
aan de werkplaatsen van Volvo, wordt de
auto een onderdeel van ons systeem. We
stellen duidelijke milieu-eisen aan de outillage
van onze werkplaatsen om te voorkomen dat
er schadelijke stoffen vrijkomen in het milieu.
Een onderdeel daarvan is een zorgvuldige
inzameling en scheiding van de gasvormige,
vloeibare en afvalstoffen in onze
werkplaatsen. Het personeel in de
werkplaatsen van Volvo beschikt over de
kennis en het gereedschap om optimale zorg
voor het milieu te kunnen garanderen.
Spaar het milieu
U kunt eenvoudig meehelpen het milieu te
beschermen door milieuvriendelijke autover-
zorgingsproducten te kopen en de auto te
onderhouden of te laten onderhouden aan de
hand van de aanwijzingen in het instructie-
boekje.
Hieronder volgen een paar tips voor hoe u het
milieu kunt ontzien:
Zorg ervoor dat de banden de juiste
spanning hebben. Een te lage banden-
spanning leidt tot een verhoogd brand-
stofverbruik. Bij gebruik van de hogere
bandenspanningswaarden die Volvo
adviseert neemt het brandstofverbruik af.
Een imperiaal en skibox
resulteren in een grotere
luchtweerstand
waardoor het brandstof-
verbruik aanzienlijk
toeneemt. Verwijder ze
daarom meteen na gebruik.
Laat spullen niet onnodig in de auto
liggen. Hoe groter de belasting van de
auto, des te hoger het brandstofverbruik.
Gebruik altijd de motorverwarming voor
een koudestart, als de auto hiermee is
uitgerust. Hierdoor nemen het brandstof-
verbruik en de uitstoot af.
1. Optie
V50 book w546.book Page 4 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
5
Volvo Car Corporation en het milieu
Rijd rustig. Vermijd onnodig snel
optrekken en krachtig remmen.
Rijd in de hoogst
mogelijke versnelling.
Een lager toerental zorgt
voor een lager verbruik.
Laat het gaspedaal los
wanneer u van een
helling afrijdt.
Rem op de motor. Laat het gaspedaal los
en schakel terug.
Voorkom stationair draaien. Zet de motor
af wanneer u lang stilstaat in een file.
Hanteer afvalstoffen die
schadelijk voor het
milieu zijn, zoals accu’s
en olie, op een milieu-
vriendelijke manier.
Neem contact op met
een erkende Volvo-werkplaats als u niet
zeker weet hoe u dergelijk afval moet
verwerken.
Onderhoud uw auto regelmatig.
Door deze tips op te volgen kan het brand-
stofverbruik worden verlaagd zonder dat dit
van invloed is op de reistijd of het plezier in
het autorijden. U spaart uw auto, bespaart
geld en gebruikt minder van de hulpbronnen
op aarde.
V50 book w546.book Page 5 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
6
V50 book w546.book Page 6 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
7
Inhoud
Veiligheid 9
Instrumenten, schakelaars en bediening 33
Klimaatregeling 65
Interieur 77
Sloten en alarm 91
Starten en rijden 105
Wielen en banden 137
Verzorging 153
Onderhoud en service 159
Infotainment 183
Technische gegevens 205
V50 book w546.book Page 7 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
8
V50 book w546.book Page 8 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
9
Veiligheid
Veiligheidsgordels 10
AIRBAG-systeem 13
Airbags (SRS) 14
Airbag (SRS) activeren/deactiveren 17
SIPS-airbags (zij-airbags) 19
Opblaasgordijn (IC-systeem) 21
WHIPS-systeem 22
Activering van de veiligheidssystemen 24
Crash mode 25
Inspectie van airbags en opblaasgordijnen 26
Kinderen en veiligheid 27
V50 book w546.book Page 9 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
10
Veiligheid
Veiligheidsgordels
Heupgordel uittrekken. De gordel moet laag
gedragen worden.
Draag altijd een
veiligheidsgordel
Remmen kan ernstige gevolgen hebben als
de veiligheidsgordel niet wordt gedragen. Let
er daarom op dat alle passagiers hun veilig-
heidsgordel omhebben. Zo wordt voorkomen
dat bij een aanrijding de passagiers op de
achterbank tegen de rugleuning van de
voorstoelen worden geslingerd.
De veiligheidsgordel omdoen:
Trek de gordel langzaam uit en maak deze
vast door de borglip in de sluiting te
steken. Een duidelijke “klik” geeft aan dat
de gordel vastzit.
De gordel losmaken:
Druk op de rode knop van de vergren-
deling. Laat het oprolmechanisme de
gordel naar binnen trekken. Als de gordel
niet volledig wordt opgerold, moet u de
gordel handmatig zo ver terugrollen dat
deze niet langer slap hangt.
De gordel is geblokkeerd en kan niet
verder worden uitgetrokken:
wanneer u de gordel te snel uittrekt
wanneer u remt of optrekt
als de auto sterk overhelt.
Voor optimale bescherming van de veilig-
heidsgordel is het van belang dat de gordel
goed tegen het lichaam ligt. Laat de
rugleuning niet te ver achteroverhellen. De
veiligheidsgordel biedt de beste
bescherming bij een normale rijhouding.
Let erop dat:
u geen klemmen of andere accessoires
gebruikt waardoor u de gordel niet strak
langs uw lichaam kunt trekken
er geen slagen in de gordel zitten en dat
hij nergens achter blijft steken
de heupgordel laag moet zitten (niet over
de buik)
u de heupgordel over de heupen spant
door aan de diagonale schoudergordel te
trekken zoals afgebeeld.
WAARSCHUWING!
De veiligheidsgordel en de airbag werken
samen. Als de veiligheidsgordel niet of
onjuist wordt gebruikt, kan de
bescherming die de airbag bij een
aanrijding biedt afnemen waardoor u als
klant ernstig letsel kunt oplopen.
WAARSCHUWING!
Elke gordel is bestemd ter bescherming
van slechts één persoon.
V50 book w546.book Page 10 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
11
Veiligheid
Veiligheidsgordels
Gordelwaarschuwing
Er gaan waarschuwingslampjes branden en
er worden geluidssignalen afgegeven
wanneer iemand de gordel niet draagt. Of er
geluidssignalen klinken hangt af van de
snelheid. De waarschuwingslampjes zitten in
de plafondconsole en op het instrumenten-
paneel. Bij lage snelheid vallen de geluidssig-
nalen na zes seconden stil.
De gordelwaarschuwing geldt niet voor
kinderzitjes die met de veiligheidsgordel op
de passagiersstoel zijn vastgezet.
Achterbank
De functie van de gordelwaarschuwing voor
de achterbank is tweeledig:
Aangeven met een melding op het infor-
matiedisplay welke veiligheidsgordels van
de achterbank er worden gebruikt. De
melding wordt na ca. 30 seconden
automatisch gewist, maar kan ook
handmatig worden bevestigd door op de
knop READ te drukken.
Waarschuwen dat iemand op de
achterbank de veiligheidsgordel heeft
losgenomen. Er wordt gewaarschuwd
met een melding op het informatiedisplay
in combinatie met een geluidssignaal en
een waarschuwingslampje. De
waarschuwing stopt wanneer de gordel
weer is omgedaan, maar kan ook
handmatig worden bevestigd door op de
knop READ te drukken.
De melding op het informatiedisplay, die
aangeeft welke gordels er gebruikt worden, is
altijd beschikbaar. Druk op de knop READ
om de opgeslagen meldingen te zien.
Bepaalde markten
Er gaan waarschuwingslampjes branden en
er worden geluidssignalen afgegeven
wanneer iemand de gordel niet draagt. Bij
lage snelheid vallen de geluidssignalen na
zes seconden stil.
WAARSCHUWING!
Breng nooit zelf wijzigingen aan de veilig-
heidsgordels aan en probeer ze nooit zelf
te repareren. Neem contact op met een
erkende Volvo-werkplaats. Als de gordel
zwaar belast werd, bijvoorbeeld tijdens
een aanrijding, moet de complete gordel
worden vervangen. Dit houdt in dat ook
het oprolmechanisme, de bevestigingen,
de bouten en de sluitingen vervangen
moeten worden. De gordel kan een deel
van zijn beschermende eigenschappen
hebben verloren, zelfs als de gordel
ogenschijnlijk niet beschadigd is. Vervang
de gordel ook als deze versleten of
beschadigd is. De nieuwe veiligheids-
gordel moet zijn goedgekeurd en bedoeld
voor montage op dezelfde positie als de
vervangen gordel.
V50 book w546.book Page 11 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
12
Veiligheid
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordel en
zwangerschap
Wanneer u zwanger bent, is het belangrijk
dat u de gordel altijd op de juiste manier
draagt. De gordel moet strak langs de
schouder lopen, waarbij het diagonale deel
van de veiligheidsgordel tussen de borsten
en tegen de zijkant van de buik ligt. Het
heupgedeelte van de gordel moet vlak tegen
de buitenkant van de bovenbenen liggen en
zo ver mogelijk onder de buik liggen. Het mag
nooit over de buik omhoog kunnen glijden.
De gordel moet zo strak mogelijk over het
lichaam lopen zonder onnodige speling.
Controleer ook of de gordel nergens
gedraaid zit.
Naarmate de zwangerschap vordert moeten
zwangere bestuurders de stoel en het stuur
dusdanig verstellen dat ze de auto volledig
onder controle hebben (wat inhoudt dat ze
met gemak bij het stuur en de peda len
moeten kunnen komen). Streef ernaar de
afstand tussen de buik en het stuur zo groot
mogelijk te maken.
Keurmerk op veiligheidsgordels met gordel-
spanner.
Gordelspanners
Alle veiligheidsgordels (met uitzondering van
de gordel midden achter) hebben gordel-
spanners. Dit is een mechanisme dat bij een
aanrijding de veiligheidsgordel rond het
lichaam spant. De gordel kan de passagier
daarmee beter in de stoel gedrukt houden.
V50 book w546.book Page 12 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
13
Veiligheid
AIRBAG-systeem
Waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel
Het airbagsysteem
1
wordt continu gecontro-
leerd door de regeleenheid. Het waarschu-
wingslampje op het instrumentenpaneel gaat
branden, wanneer u de contactsleutel naar
stand I, II of III draait. Het lampje dooft na ca.
zeven seconden, wanneer de regeleenheid
heeft vastgesteld dat het airbagsysteem
1
geen storingen vertoont.
Behalve het waarschuwings-
lampje verschijnt er, in die
gevallen waarin dat nodig is,
een melding op het informatie-
display. Als het waarschu-
wingslampje niet werkt, gaat
het waarschuwingsdrie-
hoekje branden en verschijnt
er SRS-AIRBAG/SERVICE
SPOED op het display. Neem onmiddellijk
contact op met een erkende Volvo-
werkplaats.
1. Omvat SRS en gordelspanners,
SIPS en IC.
WAARSCHUWING!
Als het waarschuwingslampje voor het
airbagsysteem blijft branden of tijdens het
rijden kortstondig oplicht, betekent dit dat
het airbagsysteem niet naar behoren
werkt. Het lampje kan ook duiden op een
storing in de gordelspanners, het SIPS-,
het SRS- of het IC-systeem. Neem zo
spoedig mogelijk contact op met een
erkende Volvo-werkplaats.
V50 book w546.book Page 13 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
14
Veiligheid
Airbags (SRS)
Airbag (SRS) aan de
bestuurderszijde
Uw auto heeft behalve de veiligheidsgordels
ook een airbag (SRS, Supplementary
Restraint System) in het stuurwiel. De airbag
zit opgevouwen in het midden van het
stuurwiel. Het stuurwiel is voorzien van het
opschrift SRS AIRBAG.
Airbag (SRS) aan de
passagierszijde
De airbag aan de passagierszijde
1
zit
opgevouwen in een ruimte boven het
dashboardkastje. Het paneel is voorzien van
het opschrift SRS AIRBAG.
WAARSCHUWING!
De veiligheidsgordel en de airbag werken
samen. Als de veiligheidsgordel niet of
onjuist wordt gebruikt, kan de
bescherming die de airbag bij een
aanrijding biedt afnemen waardoor u als
klant ernstig letsel kunt oplopen.
1. Niet alle auto’s hebben een airbag
(SRS) aan de passagierszijde. Dit is
afhankelijk van de vraag of de airbag
besteld werd tijdens het verkoop-
proces.
WAARSCHUWING!
Om de kans op letsel bij activering van de
airbags te beperken, moeten de passa-
giers zo rechtop mogelijk zitten met hun
voeten op de vloer en hun rug tegen de
rugleuning. De veiligheidsgordel moet
goed vastzitten.
WAARSCHUWING!
Zet nooit een kind in een kinderzitje op de
passagiersstoel als de airbag (SRS) is
geactiveerd.
1
Laat kinderen nooit voor de passagier-
stoel zitten of staan. Personen die kleiner
zijn dan 1,40 m mogen nooit op de passa-
giersstoel plaatsnemen, als de airbag
(SRS) geactiveerd is.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke
situaties opleveren voor uw kind.
1. Zie pagina 17 voor informatie over een
geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
V50 book w546.book Page 14 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
15
Veiligheid
Airbags (SRS)
SRS-systeem, auto met het stuur links.
SRS-systeem
De airbag is voorzien van een gasgenerator.
Bij een voldoende krachtige aanrijding wordt
de ontsteking van de gasgenerator geacti-
veerd door de sensoren. De airbag wordt
opgeblazen en wordt tegelijkertijd warm. Om
de klap op te vangen loopt de airbag leeg
wanneer de inzittende de airbag raakt.
Daarbij treedt er rookvorming in de auto op.
Dit is volkomen normaal. Het totale verloop,
van het opblazen tot het leeglopen van de
airbag, neemt enkele tienden van een
seconde in beslag.
SRS-systeem, auto met het stuur rechts.
N.B. De reactie van de sensoren hangt af van
de ernst van de aanrijding en van het feit of de
veiligheidsgordel aan de bestuurderszijde of
de passagierszijde vooraan wordt gedragen
of niet. Het kan dan ook zijn dat er bij
ongelukken slechts één (of geen enkele) van
de airbags wordt opgeblazen. Het SRS-
systeem registreert de botskracht waaraan
de auto blootstaat en stemt de activering van
een of meerdere airbags daarop af.
N.B. De airbags werken dusdanig dat de
capaciteit ervan wordt afgestemd op de
botskracht waaraan de auto blootstaat.
WAARSCHUWING!
Reparaties mogen alleen door een
erkende Volvo-werkplaats worden uitge-
voerd.
Ingrepen in het SRS-systeem kunnen
storingen in de werking en ernstig letsel
veroorzaken.
V50 book w546.book Page 15 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
16
Veiligheid
Airbags (SRS)
Positie van de airbag aan de passagierszijde
in een auto met het stuur links of rechts.
WAARSCHUWING!
Verricht nooit zelf werkzaamheden aan de
onderdelen van het SRS-systeem in het
stuurwiel of op het paneel boven het
dashboardkastje.
Plaats geen voorwerpen of accessoires
op of in de buurt van het SRS AIRBAG-
paneel (boven het dashboardkastje) of
binnen de actieradius van de airbag.
V50 book w546.book Page 16 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
17
Veiligheid
Airbag (SRS) activeren/deactiveren
Hiermee wordt aangeduid dat de airbag
(SRS) aan de passagierszijde gedeactiveerd
is.
PACOS (optie)
De airbag (SRS) aan de passagierszijde
voorin kan gedeactiveerd worden met een
schakelaar. Dit is bijvoorbeeld noodzakelijk
als daar een kind in een kinderzitje moet
zitten.
Aanduiding
Een tekstmelding op het plafondpaneel geeft
aan dat de airbag (SRS) aan de passagiers-
zijde is gedeactiveerd.
Schakelaar voor PACOS (Passenger Airbag
Cut Off Switch).
Activeren/deactiveren
De schakelaar zit aan de passagierszijde aan
de zijkant van het dashboard en u kunt erbij
door het portier aan die kant te openen.
Controleer of de schakelaar in de gewenste
stand staat. Volvo adviseert aan de contact-
sleutel te gebruiken om de stand te wijzigen.
(U kunt ook andere voorwerpen gebruiken
die qua vorm op een sleutel lijken).
WAARSCHUWING!
Geactiveerde airbag (passagiersstoel):
Vervoer kinderen nooit in een kinderzitje of
op een verhogingskussen op de passa-
giersstoel, wanneer de airbag aan de
passagierszijde geactiveerd is. Laat
evenmin personen die kleiner zijn dan
1,40 m op deze stoel plaatsnemen.
Gedeactiveerde airbag (passagiers-
stoel):
Laat personen die groter zijn dan 1,40 m
nooit plaatsnemen op de passagiersstoel
wanneer de airbag aan de passagierszijde
gedeactiveerd is.
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke
situaties opleveren.
WAARSCHUWING!
Als de auto is uitgerust met een airbag
(SRS) aan de passagierszijde maar geen
PACOS heeft, is de airbag altijd geacti-
veerd.
V50 book w546.book Page 17 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
18
Veiligheid
Airbag (SRS) activeren/deactiveren
SRS-schakelaar in stand ON.
Stand van de schakelaar
ON = De airbag (SRS) is geactiveerd. Met de
schakelaar in deze stand kunnen passagiers
groter dan 140 cm aan de passagierszijde op
de voorstoel zitten, maar kinderen in een
kinderzitje of op een kussen beslist niet.
SRS-schakelaar in stand OFF.
OFF = De airbag (SRS) is gedeactiveerd.
Met de schakelaar in deze stand kunnen
kinderen in een kinderzitje of op een kussen
aan de passagierszijde op de voorstoel zitten,
maar passagiers groter dan 140 cm beslist
niet.
WAARSCHUWING!
Laat geen passagier op de passagiers-
stoel plaatsnemen, als het waarschu-
wingslampje voor het airbagsysteem op
het instrumentenpaneel oplicht terwijl de
tekst op het plafondpaneel aangeeft dat
de airbag (SRS) aan die kant gedeacti-
veerd is. Het duidt op een ernstige
storing. Bezoek onmiddellijk een erkende
Volvo-werkplaats.
V50 book w546.book Page 18 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
19
Veiligheid
SIPS-airbags (zij-airbags)
Positie van de SIPS-airbags.
SIPS-airbags (zij-airbags)
Een groot deel van de botskracht wordt door
het SIPS-systeem (Side Impact Protection
System) over balken, stijlen, vloer, dak en
andere delen van de carrosserie verspreid.
De SIPS-airbags aan de bestuurders- en de
passagierszijde beschermen de borstkas en
vormen een belangrijk onderdeel van het
SIPS-systeem. De SIPS-airbags zijn aange-
bracht in de frames van de rugleuning van de
voorstoelen.
Opgeblazen SIPS-airbag.
Kinderzitjes en SIPS-airbags
Een SIPS-airbag heeft wat kinderzitjes
betreft geen negatieve gevolgen voor de
beschermende functies van de auto.
Het is mogelijk een kinderzitje/verhogings-
kussen op de voorstoel te plaatsen, als de
auto aan de passagierszijde niet is uitgerust
met een geactiveerde
1
airbag.
WAARSCHUWING!
De SIPS-airbags vormen een aanvulling
op het SIPS-systeem. Draag altijd een
veiligheidsgordel.
WAARSCHUWING!
Reparaties mogen alleen door een
erkende Volvo-werkplaats worden uitge-
voerd.
Ingrepen in het SIPS-systeem kunnen
storingen in de werking en ernstig letsel
veroorzaken.
WAARSCHUWING!
Leg geen voorwerpen tussen de stoelen
en de portierpanelen, omdat dit gebied
binnen de actieradius van de SIPS-airbag
ligt.
WAARSCHUWING!
Gebruik alleen stoelhoezen van Volvo of
stoelhoezen die door Volvo goedgekeurd
zijn. Andere stoelhoezen kunnen de
werking van de SIPS-airbags hinderen.
1. Zie pagina 17 voor informatie over
een geactiveerde/gedeactiveerde
airbag (SRS).
V50 book w546.book Page 19 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
20
Veiligheid
SIPS-airbags (zij-airbags)
Auto met het stuur links.
SIPS-airbags
De SIPS-airbags zijn voorzien van een gasge-
nerator. Bij een voldoende krachtige
aanrijding reageren de sensoren, die op hun
beurt de gasgeneratoren activeren. De SIPS-
airbags worden vervolgens opgeblazen
tussen de inzittende en het portierpaneel.
Daarmee wordt de klap van de aanrijding
opgevangen, waarna de airbags weer
leeglopen. De SIPS-airbags worden normaal
gesproken alleen opgeblazen aan de kant
van de aanrijding.
Auto met het stuur rechts.
V50 book w546.book Page 20 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
21
Veiligheid
Opblaasgordijn (IC-systeem)
Eigenschappen
Het opblaasgordijn van het IC-systeem (Infla-
table Curtain) vormt een aanvulling op het
SIPS-systeem. Het zit verborgen achter de
plafondbekleding langs beide zijden van de
auto. Het beschermt inzittenden zowel voor-
als achterin. Het opblaasgordijn wordt
geactiveerd door de aanrijdingssensoren van
het SIPS-systeem bij een voldoende
krachtige aanrijding. Bij activering wordt het
opblaasgordijn opgeblazen. Het systeem
helpt voorkomen dat de bestuurder en
eventuele passagiers bij een botsing met hun
hoofd tegen de binnenkant van de auto slaan.
WAARSCHUWING!
Hang of bevestig nooit iets aan de
handgrepen aan het plafond. De haak is
alleen bedoeld voor niet al te zware
kledingstukken (en niet voor harde
voorwerpen zoals paraplu’s).
Schroef of bevestig geen onderdelen op
de plafondbekleding, de portierstijlen of
de zijpanelen van de auto. Ze kunnen
daarbij hun beschermende werking
verliezen. Er mogen uitsluitend originele
Volvo-onderdelen, bestemd voor montage
op deze plaatsen, worden gebruikt.
WAARSCHUWING!
Zorg dat de lading in de auto niet uitsteekt
boven de denkbeeldige, horizontale lijn op
50 mm onder de bovenkant van de
zijruiten. Anders is het mogelijk dat het
opblaasgordijn dat schuilgaat achter de
plafondbekleding geen bescherming
meer biedt.
WAARSCHUWING!
Het opblaasgordijn vormt een aanvulling
op de veiligheidsgordel.
Draag altijd de veiligheidsgordel.
V50 book w546.book Page 21 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
22
Veiligheid
WHIPS-systeem
Bescherming tegen
whiplash-letsel, WHIPS
Het WHIPS-systeem (Whiplash Protection
System) bestaat uit energieabsorberende
rugleuningen en speciaal voor het systeem
ontwikkelde hoofdsteunen voor de beide
voorstoelen. Het systeem wordt geactiveerd
bij een aanrijding van achteren, afhankelijk
van de hoek waaronder en de snelheid
waarmee het achteropkomende voertuig de
auto raakt en de materiaaleigenschappen van
dat voertuig.
Eigenschappen van de stoel
Als het WHIPS-systeem wordt geactiveerd,
klappen de rugleuningen van de voorstoelen
naar achteren zodat de zithouding van de
bestuurder en de passagier op de
voorstoelen verandert. Zo wordt de kans op
zogeheten whiplash-letsel beperkt.
WHIPS-systeem en kinderzitjes
Het WHIPS-systeem heeft geen nadelige
invloed op de beschermende werking van de
kinderzitjes.
Juiste zithouding
Voor optimale bescherming moeten de
bestuurder en de voorpassagier zoveel
mogelijk in het midden van de stoel plaats-
nemen en de afstand tussen het hoofd en de
hoofdsteun zo klein mogelijk houden.
WAARSCHUWING!
Het WHIPS-systeem vormt een aanvulling
op de veiligheidsgordel. Draag altijd een
veiligheidsgordel.
WAARSCHUWING!
Breng nooit zelf wijzigingen in de stoel of
het WHIPS-systeem aan en probeer ze
nooit zelf te repareren. Neem contact op
met een erkende Volvo-werkplaats.
V50 book w546.book Page 22 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
23
Veiligheid
WHIPS-systeem
Zorg dat u de werking van het
WHIPS-systeem niet beïnvloedt
WAARSCHUWING!
Plaats geen koffer of iets dergelijks tussen
het zitgedeelte van de achterbank en de
rugleuning van de voorstoelen. Let erop
dat u de werking van het WHIPS-systeem
niet beïnvloedt.
WAARSCHUWING!
Als u een van de ruggedeelten van de
achterbank hebt neergeklapt, moet u de
voorstoel aan dezelfde kant naar voren
schuiven zodat de rugleuning van de stoel
niet tegen het neergeklapte ruggedeelte
van de achterbank aankomt.
WAARSCHUWING!
Als de stoel heeft blootgestaan aan grote
krachten, zoals bij een aanrijding van
achteren, moet u het WHIPS-systeem
laten controleren bij een erkende Volvo-
werkplaats.
Er kunnen eigenschappen van het
WHIPS-systeem verloren zijn gegaan, ook
al ziet de stoel er onbeschadigd uit.
Neem contact op met een erkende Volvo-
werkplaats om het systeem te laten
controleren, ook na een lichte aanrijding
van achteren.
V50 book w546.book Page 23 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
24
Veiligheid
Activering van de veiligheidssystemen
Na activering van de airbags adviseren wij u
het volgende:
Sleep de auto naar een erkende Volvo-
werkplaats. Rijd nooit met geactiveerde
airbags.
Laat de onderdelen van het veiligheids-
systeem in de auto door een erkende
Volvo-werkplaats vervangen.
Neem altijd contact op met een arts.
N.B. Het SRS-systeem, de SIPS-airbags, het
IC-systeem en het gordelsysteem worden bij
een aanrijding slechts eenmaal geactiveerd.
Systeem Activering
Gordelspanners Bij een frontale botsing en/of aanrijding in de zij en/of kantelen.
Airbags SRS
Bij een frontale botsing
1
.
SIPS-airbags
Bij een aanrijding in de zij
1
.
Opblaasgordijn IC-systeem
Bij een aanrijding in de zij
1
.
WHIPS-systeem (Whiplash-bescherming) Bij aanrijdingen van achteren.
1. Het is mogelijk dat de airbags niet worden opgeblazen, ondanks dat de carrosserie van de auto danig vervormd raakt. Enkele factoren zoals de stijfheid en
het gewicht van het lichaam waarmee de auto in botsing komt, de snelheid van de auto, de hoek waaronder de botsing plaatsvindt e.d. zijn van invloed op
de wijze van activering van de verschillende veiligheidssystemen op de auto.
WAARSCHUWING!
De regeleenheid van het airbagsysteem
zit in de middenconsole. Als de midden-
console doorweekt geraakt is, moet u de
accukabels loskoppelen. Probeer de auto
niet te starten, omdat de airbags daarbij
geactiveerd kunnen worden. Sleep de
auto naar een erkende Volvo-werkplaats.
WAARSCHUWING!
Rijd nooit met geactiveerde airbags. Ze
kunnen u bij het sturen danig in de weg
zitten. Ook de andere veiligheidssystemen
kunnen beschadigd zijn. Langdurige
blootstelling aan de rook en het stof die
vrijkomen bij activering van de airbags kan
oog- en huidirritatie veroorzaken. Spoel bij
irritatie met koud water. De snelheid
waarmee de airbags/gordijnen worden
opgeblazen kan in combinatie met de
toegepaste materialen resulteren in
schaaf- en brandwonden.
V50 book w546.book Page 24 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
25
Veiligheid
Crash mode
Rijden na een aanrijding
Als de auto betrokken is geweest bij een
aanrijding, kan de tekst CRASH MODE-ZIE
HANDLEIDING op het informatiedisplay
verschijnen. Dit betekent dat de functiona-
liteit van de auto is verminderd. CRASH
MODE is een veiligheidsfunctie die in
werking treedt wanneer de aanrijding een
belangrijke functie in de auto, bijvoorbeeld
brandstofleidingen, sensoren voor één van
de veiligheidssystemen of het remsysteem,
beschadigd kan hebben.
Auto proberen te starten
Controleer eerst of er geen brandstof uit de
auto is gelopen. Er mag geen brandstofgeur
aanwezig zijn.
Als alles normaal lijkt en u hebt vastgesteld
dat er geen brandstof lekt, kunt u proberen
de motor te starten.
Haal de contactsleutel uit het contact en
steek hem er opnieuw in. De elektronica van
de auto probeert te resetten naar de normale
stand. Probeer vervolgens de auto te starten.
Als CRASH MODE nog op het display staat,
mag u niet met de auto rijden en hem niet
verslepen. Verborgen schade kan de auto
tijdens het rijden onbestuurbaar maken, zelfs
als het lijkt dat u nog met de auto kunt rijden.
Auto verzetten
Als de melding NORMAL MODE wordt
weergegeven nadat de CRASH MODE is
gereset, mag de auto voorzichtig uit de
huidige, gevaarlijke positie worden verreden.
Verrijd de auto niet verder dan nodig.
WAARSCHUWING!
Probeer nooit zelf de auto te repareren of
de elektronische onderdelen te resetten
nadat de auto in de CRASH MODE heeft
gestaan. Dit kan aanleiding geven tot
letsel of een slechte functie van de auto.
Laat de auto altijd in een erkende Volvo-
werkplaats controleren en naar de
normale status (NORMAL MODE)
resetten nadat de CRASH MODE is
verschenen.
WAARSCHUWING!
Probeer onder geen beding de auto
opnieuw te starten, als u brandstof ruikt
terwijl de melding CRASH MODE wordt
weergegeven. Verlaat de auto onmid-
dellijk.
WAARSCHUWING!
De auto mag niet worden weggesleept
zolang deze in de CRASH MODE staat.
De auto moet van zijn huidige plaats
worden vervoerd naar een erkende Volvo-
werkplaats.
V50 book w546.book Page 25 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
26
Veiligheid
Inspectie van airbags en opblaasgordijnen
Controle-intervallen
De stickers op de portierstijl(en) geven het
jaar en de maand aan waarin u contact moet
opnemen met een erkende Volvo-werkplaats
om de airbags, gordelspanners en opblaas-
gordijnen te laten controleren en eventueel te
laten vervangen. Als u vragen hebt over de
systemen, kunt ook contact opnemen met
een erkende Volvo-werkplaats.
1. Airbag aan de bestuurderszijde
2. Airbag aan de passagierszijde
3. SIPS-airbag aan de bestuurderszijde
4. SIPS-airbag aan de passagierszijde
5. Opblaasgordijn aan de bestuurderszijde
6. Opblaasgordijn aan de passagierszijde
Deze sticker vindt u in de portieropening
linksachter.
V50 book w546.book Page 26 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
27
Veiligheid
Kinderen en veiligheid
Kinderen moeten comfortabel en
veilig zitten
De plaats van het kind in de auto en de
vereiste uitrusting zijn afhankelijk van het
gewicht en de lengte van het kind (zie
pagina 29 voor meer informatie).
Kinderen die kleiner zijn dan 1,50 m dienen in
een passend kinderzitje te worden vervoerd.
N.B. De wettelijke bepalingen voor het
vervoer van kinderen in de auto verschillen
van land tot land. Ga na welke regels er in uw
land van kracht zijn.
Ongeacht leeftijd en lengte moeten kinderen
altijd met de gordel goed om in de auto zitten.
Laat kinderen nooit bij passagiers op schoot
zitten.
De veiligheidsuitrusting voor kinderen die
Volvo biedt, is afgestemd op het gebruik in
uw auto. Door het gebruik van originele
Volvo-onderdelen bent u er zeker van dat de
bevestigingspunten en bevestigingsonder-
delen op de juiste wijze zijn aangebracht en
sterk genoeg zijn.
Het volgende kan worden gebruikt:
een kinderzitje/verhogingskussen op de
passagiersstoel, mits de airbag aan de
passagierszijde is gedeactiveerd
1
.
een achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje op de achterbank dat tegen de
rugleuning van de voorstoel steunt.
Kinderzitjes en airbags gaan niet samen.
Kinderzitjes en airbags
Plaats een kind altijd op de achterbank als de
airbag aan de passagierszijde is
geactiveerd
1
. Als de airbag wordt geacti-
veerd, kan een kind in een kinderzitje aan de
passagierszijde ernstig letsel oplopen.
1. Zie pagina 17 voor informatie over
een geactiveerde/gedeactiveerde
airbag (SRS).
WAARSCHUWING!
Personen kleiner dan 1,40 m mogen
alleen op de voorstoel plaatsnemen,
wanneer de airbag aan de passagierszijde
gedeactiveerd is.
V50 book w546.book Page 27 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
28
Veiligheid
Kinderen en veiligheid
Positie van airbagsticker in voorportiero-
pening aan de passagierszijde.
Sticker op zijwand dashboard. Sticker op zijwand dashboard (alleen
Australië).
WAARSCHUWING!
Breng nooit een kind aan in een kinderzitje
op de passagiersstoel als de airbag
(SRS) is geactiveerd
1
. Het niet opvolgen
van de bovenstaande aanbeveling kan
levensgevaarlijke situaties opleveren voor
uw kind.
1. Zie pagina 17 voor informatie over
een geactiveerde/gedeactiveerde
airbag (SRS).
V50 book w546.book Page 28 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
29
Veiligheid
Kinderen en veiligheid
Plaats van kinderen in de auto
Gewicht (leeftijd)
Voorstoel
1
Buitenste zitplaats van de
achterbank
Middelste zitplaats achterbank
<10 kg
(tot 9 maanden)
Achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje, te bevestigen met veiligheids-
gordel en bevestigingsband.
Gebruik een veiligheidskussen
tussen het kinderzitje en het
dashboard.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
Achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje, te bevestigen met veiligheids-
gordel, steun en bevestigingsband.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
Achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje, te bevestigen met veiligheids-
gordel, steun en bevestigingsband.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
9–18 kg
(9–36 maanden)
Achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje, te bevestigen met veiligheids-
gordel en bevestigingsband.
Gebruik een veiligheidskussen
tussen het kinderzitje en het
dashboard.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
Achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje, te bevestigen met veiligheids-
gordel, steun en bevestigingsband.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
Achterstevoren gemonteerd kinder-
zitje, te bevestigen met veiligheids-
gordel, steun en bevestigingsband.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03135
15–36 kg
(3–12 jaar)
Geïntegreerd kinderzitje met of
zonder rugleuning.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03139
Mogelijkheden:
Geïntegreerd kinderzitje met of
zonder rugleuning.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03139
Geïntegreerd kinderzitje.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03168
Geïntegreerd kinderzitje met of
zonder rugleuning.
L
2
: Typegoedkeuringsnr. E5 03139
1. Zie pagina 17 voor informatie over een geactiveerde/gedeactiveerde airbag (SRS).
2. L: Geschikt voor speciale kinderzitjes (zie overzicht onder genoemde typegoedkeuring). Kinderzitjes kunnen bestemd zijn voor één bepaald merk auto,
voor een beperkte groep merken, semi-universeel of universeel zijn.
V50 book w546.book Page 29 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
30
Veiligheid
Kinderen en veiligheid
Geïntegreerde kinderzitjes
(optie)
De geïntegreerde kinderzitjes voor de
buitenste zitplaatsen van de achterbank van
Volvo zijn speciaal ontworpen om kinderen
optimale bescherming te bieden. In combi-
natie met de aanwezige veiligheidsgordels
zijn de kinderzitjes goedgekeurd voor
kinderen met een gewicht van 15 tot 36 kg.
WAARSCHUWING!
Zet nooit een kind in een kinderzitje op de
passagiersstoel als de airbag (SRS) is
geactiveerd.
Personen kleiner dan 1,40 m mogen nooit
op de passagiersstoel plaatsnemen als de
airbag (SRS) geactiveerd is.
1
Het niet opvolgen van de bovenstaande
aanbevelingen kan levensgevaarlijke
situaties opleveren voor uw kind.
1. Zie pagina 17 voor informatie over het
activeren/deactiveren van de airbag (SRS).
V50 book w546.book Page 30 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
31
Veiligheid
Kinderen en veiligheid
Geïntegreerd kinderzitje uitklappen
Trek aan de handgreep zodat het kinder-
zitje omhoogkomt (1).
Pak het zitje met beide handen vast en
duw het naar achteren (2).
Druk het zo ver achteruit dat het
vergrendelt (3).
Zorg dat:
het kinderzitje in de vergrendelde stand
staat
de veiligheidsgordel goed strak langs het
lichaam van het kind loopt en nergens
slap hangt of verdraaid is en dat de
gordel goed over de schouder ligt
de heupgordel laag over het bekken loopt
om maximale bescherming te bieden
de veiligheidsgordel niet tegen de nek
van het kind aankomt of onder de
schouder langs loopt
stel de stand van de hoofdsteun
zorgvuldig af op de lengte van het kind.
Kinderzitje inklappen
Trek aan de handgreep (1).
Duw het kussen zo ver omlaag dat het
vastklikt (2).
N.B. Let erop dat u het geïntegreerde kinder-
zitje eerst moet inklappen voordat u de
ruggedeelten van de achterbank voorover
kunt klappen.
WAARSCHUWING!
Het kinderzitje moet in de vergrendelde
stand staan voordat u het kind in het zitje
aanbrengt.
WAARSCHUWING!
Reparatie of vervanging dient alleen te
worden uitgevoerd door een erkende
Volvo-werkplaats. Verricht zelf geen wijzi-
gingen in of aanpassingen aan het geïnte-
greerde kinderzitje.
Als een geïntegreerd kinderzitje aan grote
krachten heeft blootgestaan zoals tijdens
een aanrijding, moet u het geïntegreerde
kinderzitje in zijn geheel vervangen. Ook al
ziet het geïntegreerde kinderzitje er intact
uit, kunnen er toch beschermende eigen-
schappen verloren zijn gegaan. Het
geïntegreerde kinderzitje moet ook
worden vervangen als het erg versleten is.
V50 book w546.book Page 31 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
32
Veiligheid
Kinderen en veiligheid
Kinderzitje monteren
Volvo heeft veiligheidsuitrusting voor
kinderen die afgestemd is op uw Volvo en
uitvoerig door Volvo getest is.
Bij het gebruik van andere op de markt
verkrijgbare producten is het belangrijk dat u
de bijgeleverde montagevoorschriften
zorgvuldig doorleest en nauwkeurig opvolgt.
Zet de bevestigingsbanden van het
kinderzitje nooit vast aan de hendel
waarmee u de voorstoel in de lengte-
richting verstelt of aan veren, rails of
balken onder de stoel. Scherpe randen
kunnen de bevestigingsbanden bescha-
digen.
Laat de rugleuning van het kinderzitje
tegen het dashboard steunen. Dit geldt
voor auto’s zonder airbag aan de passa-
gierszijde of auto’s waarvan de airbag is
gedeactiveerd.
ISOFIX-bevestigingssysteem
voor kinderzitjes (optie)
De buitenste zitplaatsen van de achterbank
zijn voorbereid voor het ISOFIX-bevestigings-
systeem voor kinderzitjes. Neem contact op
met uw erkende Volvo-dealer voor meer infor-
matie over veiligheidsuitrusting voor
kinderen.
WAARSCHUWING!
Plaats nooit een kinderzitje op de
voorstoel als de auto is uitgerust met een
geactiveerde
1
airbag aan de passagiers-
zijde. Bij problemen tijdens de montage
van kinderveiligheidsproducten kunt u
contact opnemen met de fabrikant voor
nadere inlichtingen over de montage.
1. Zie pagina 17 voor informatie over
een geactiveerde/gedeactiveerde
airbag (SRS).
V50 book w546.book Page 32 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
33
Instrumenten, schakelaars en bediening
Overzicht auto’s met het stuur links 34
Overzicht auto’s met het stuur rechts 36
Bedieningspaneel op bestuurdersportier 38
Instrumentenpaneel 39
Controle- en waarschuwingslampjes 40
Informatiedisplay 44
Elektrische aansluiting en schakelaars in middenconsole 45
Verlichtingspaneel 46
Linker stuurhendel 47
Rechter stuurhendel 49
Cruise control (optie) 51
Toetsenset op stuurwiel (optie) 52
Stuurwielafstelling, alarmlichten 53
Handrem, elektrische aansluiting 54
Elektrisch bedienbare zijruiten 55
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels 58
Elektrisch bedienbaar schuifdak (optie) 61
Persoonlijke instellingen 63
V50 book w546.book Page 33 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
34
Instrumenten, schakelaars en bediening
Overzicht auto’s met het stuur links
V50 book w546.book Page 34 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
35
Instrumenten, schakelaars en bediening
Overzicht auto’s met het stuur links
1. Stuurwielafstelling
2. Motorkapontgrendeling
3. Bedieningspaneel
4. Richtingaanwijzers, groot licht,
boordcomputer
5. Verlichting, ontgrendeling tankvulklep
6. Portierhandgreep,
centrale vergrendeling
7. Blaasmonden in het dashboard
8. Blaasmond zijruit
9. Cruise control
10. Claxon, airbag
11. Instrumentenpaneel
12. Toetsenset voor Infotainment
13. Ruitenwissers en -sproeiers,
koplampsproeiers
14. Contactslot
15. Achteruitkijkspiegel
16. Gordelwaarschuwing
17. Interieurverlichting links
18. Uitschakelen van alarmsensoren,
Safelock
19. Functieschakelaar interieurverlichting
20. Positie voor accessoireschakelaar
21. Interieurverlichting rechts
22. Bediening, schuifdak
23. Display voor klimaatregeling en
infotainment
24. Infotainment
25. Instellingen voor klimaatregeling,
infotainment en persoonlijke instellingen
26. Klimaatregeling
27. Versnellingspook
28. Alarmlichten
29. Portierhandgreep
30. Dashboardkastje
31. Handrem
32. Elektrische aansluiting/aansteker
33. Stabiliteitssysteem STC of DSTC
34. Schakelaars, extra uitrusting
V50 book w546.book Page 35 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
36
Instrumenten, schakelaars en bediening
Overzicht auto’s met het stuur rechts
V50 book w546.book Page 36 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
37
Instrumenten, schakelaars en bediening
Overzicht auto’s met het stuur rechts
1. Schakelaar, optionele uitrusting
2. Stabiliteitssysteem STC of DSTC
3. Elektrische aansluiting, aansteker
4. Handrem
5. Bedieningspaneel
6. Dashboardkastje
7. Portierhandgreep
8. Blaasmond, zijruit
9. Blaasmonden in het dashboard
10. Versnellingspook
11. Klimaatregeling
12. Instellingen voor klimaatregeling,
infotainment en persoonlijke instellingen
13. Infotainment
14. Display voor klimaatregeling en
infotainment
15. Bediening, schuifdak
16. Interieurverlichting, links
17. Uitschakelen van alarmsensoren,
Safelock
18. Interieurverlichting, schakelaar
19. Schakelaar, optionele uitrusting
20. Interieurverlichting, rechts
21. Gordelwaarschuwing
22. Achteruitkijkspiegel
23. Contactslot
24. Ruitenwissers en -sproeiers,
koplampsproeiers
25. Cruise control
26. Instrumentenpaneel
27. Claxon, airbag
28. Toetsenset voor infotainment
29. Alarmlichten
30. Portierhandgreep,
centrale vergrendeling
31. Verlichting, ontgrendeling tankvulklep
32. Richtingaanwijzers, groot licht,
boordcomputer
33. Motorkapontgrendeling
34. Stuurwielafstelling
V50 book w546.book Page 37 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
38
Instrumenten, schakelaars en bediening
Bedieningspaneel op bestuurdersportier
1. Elektrisch bedienbare zijruiten achterin
blokkeren (standaard)
Elektrisch kinderslot (optie)
2. Elektrisch bedienbare zijruiten
3. Buitenspiegel, linkerzijde
4. Buitenspiegels, instelling
5. Buitenspiegel, rechterzijde
V50 book w546.book Page 38 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
39
Instrumenten, schakelaars en bediening
Instrumentenpaneel
1. Snelheidsmeter
2. Richtingaanwijzer, links
3. Waarschuwingslampje
4. Informatiedisplay – Op het display
verschijnen informatieve teksten en
waarschuwingsmeldingen, de buiten-
temperatuur en de tijd. Wanneer de
temperatuur tussen –5 °C en +2 °C ligt,
verschijnt er een sneeuwvlokje op het
display. Het lampje wijst op het gevaar
voor gladheid. Als de auto heeft stilge-
staan, kan de buitentemperatuurmeter
een te hoge waarde aangeven.
5. Informatielampje
6. Richtingaanwijzer, rechts
7. Toerenteller – Geeft het motortoerental
aan in duizenden toeren per minuut.
8. Controle- en informatielampjes
9. Brandstofmeter
10. Knop voor de dagteller – Wordt gebruikt
om korte afstanden te meten. Door kort
op de knop te drukken, kunt u van
dagteller T1 en T2 wisselen. Als u de
knop lang indrukt (meer dan
2 seconden), gaat de geactiveerde
dagteller op nul.
11. Display – Geeft de schakelstanden van
de automatische versnellingsbak, regen-
sensor, kilometerteller, dagteller en
Cruise control aan.
12. Grootlichtindicatie
13. Knop voor de klok – Draai aan de knop
om de tijd in te stellen.
14. Temperatuurmeter – De temperatuur-
meter van het koelsysteem van de
motor. Op het display verschijnt een
melding, als de temperatuur abnormaal
hoog is en de naald tot in het rode
gebied uitslaat. Let erop dat bijvoor-
beeld extra koplampen voor de
luchtinlaat bij een hoge buitentempe-
ratuur en een zware belasting van de
motor het koelvermogen verminderen.
15. Controle- en waarschuwingslampjes.
V50 book w546.book Page 39 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
40
Instrumenten, schakelaars en bediening
Controle- en waarschuwingslampjes
Functietest, lampjes
Alle controle- en waarschuwingslampjes
gaan branden wanneer u de contactsleutel
voor het starten naar stand II draait. De
werking van de lampjes wordt dan gecontro-
leerd. Alle lampjes moeten weer uitgaan als
de motor is aangeslagen, behalve het lampje
voor de handrem. Dit gaat pas uit, als de auto
van de handrem wordt gehaald.
Als de motor niet binnen
vijf seconden aanslaat, gaan
alle lampjes uit, behalve het
lampje voor storingen in het
uitlaatgasreinigingssysteem
van de auto en dat voor een
lage oliedruk. Afhankelijk van de uitrusting
van de auto is het mogelijk dat bepaalde
lampjes geen functie hebben.
Lampjes in het midden van het
dashboard
Het rode waarschuwingslampje
gaat branden, wanneer er een
storing is geregistreerd die van
invloed kan zijn op de veiligheid
en/of de rijeigenschappen van de auto. Er
verschijnt tegelijkertijd een verklarende tekst
op het informatiedisplay. Het waarschu-
wingslampje brandt en de tekst is zichtbaar
totdat de storing is verholpen.
Het waarschuwingslampje kan ook gaan
branden in combinatie met andere lampjes.
Stop op een veilige plek. Rijd niet verder
met de auto.
Lees de informatie op het informatie-
display.
Verhelp het probleem aan de hand van de
aanwijzingen of neem contact op met een
erkende Volvo-werkplaats.
Als er een afwijking is in één van
de systemen in de auto, gaat het
oranje informatielampje branden
en verschijnt er tekst op het
display. U verwijdert het bericht
met behulp van de knop READ (zie
pagina 44). Het bericht verdwijnt automa-
tisch na twee minuten.
Het oranje informatielampje kan ook gaan
branden in combinatie met andere lampjes.
N.B. Wanneer de tekst “TIJD VOOR REG.
SERVICE” verschijnt, kunt u het waarschu-
wingslampje uitdoen en de tekst verwijderen
met een druk op knop READ. Dit gebeurt
automatisch na twee minuten als u niets doet.
V50 book w546.book Page 40 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
41
Instrumenten, schakelaars en bediening
Controle- en waarschuwingslampjes
Controlelampjes, linkerzijde
1. Storing in
uitlaatgasreinigingssysteem
Rijd de auto naar een erkende
Volvo-werkplaats om het
systeem te laten controleren.
2. Storing in ABS
Als het lampje brandt, werkt het
systeem niet. Het normale
remsysteem van de auto werkt
dan nog wel, zij het zonder ABS-
regeling.
Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en zet de motor af.
Start de motor opnieuw.
Als het lampje echter blijft branden, moet
u de auto naar een erkende Volvo-
werkplaats rijden om het ABS-systeem te
laten controleren.
3. Mistachterlicht
Dit lampje brandt wanneer u het
mistachterlicht hebt
ingeschakeld.
4. Stabiliteitssysteem STC of DSTC
Het knipperende lampje geeft
aan dat het stabiliteitssysteem
werkt.
5. Geen functie
6. Voorgloeifunctie motor (diesel)
Het lampje brandt als de motor
wordt voorverwarmd. De voorver-
warming start als de temperatuur
lager wordt dan -2 °C. De auto
kan worden gestart als het lampje
gedoofd is.
7. Laag peil in brandstoftank
Als dit lampje gaat branden zit er
bij benzinemodellen nog
ongeveer 8 liter en bij dieselmo-
dellen nog 7 liter brandstof in de
tank.
Controlelampjes, rechterzijde
1. Controlelampje voor aanhanger
Het lampje knippert, wanneer u
de richtingaanwijzers op de auto
en de aanhanger gebruikt. Als het
lampje niet knippert, is één van de
lampen op de auto of de
aanhanger defect.
2. Handrem aangetrokken
Het lampje brandt, wanneer de
handrem is aangetrokken. Haal
de handremhendel bij het
aantrekken altijd volledig
omhoog.
V50 book w546.book Page 41 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
42
Instrumenten, schakelaars en bediening
Controle- en waarschuwingslampjes
N.B. Het controlelampje geeft alleen aan dát
u de handrem hebt aangetrokken maar niet
hoe hard!
3. Airbags – SRS
Als het lampje tijdens het rijden
oplicht of blijft branden, is er een
storing in de gordelsluiting of in
het SRS-, SIPS- of IC-systeem
geregistreerd. Rijd de auto zo snel mogelijk
naar een erkende Volvo-werkplaats om het
systeem te laten controleren.
4. Te lage oliedruk
Als het lampje tijdens het rijden
oplicht, is de druk van de
motorolie te laag. Zet de motor
onmiddellijk af en controleer het
motoroliepeil. Vul zo nodig olie bij. Als het
lampje oplicht terwijl het oliepeil in orde is,
moet u contact opnemen met een erkende
Volvo-werkplaats.
5. Gordelwaarschuwing
Het lampje brandt als de
bestuurder of de voorpassagier
geen veiligheidsgordel draagt of
als iemand op de achterbank de
gordel heeft losgenomen.
6. Dynamo laadt niet bij
Als het lampje tijdens het rijden
gaat branden, is er sprake van een
storing in het elektrische systeem.
Neem contact op met een
erkende Volvo-werkplaats.
7. Storing in remsysteem
Als het lampje oplicht, is het
remvloeistofpeil mogelijk te laag.
–Breng de auto op een veilige
plaats tot stilstand en controleer
het peil in het remvloeistofreservoir. Zie
pagina 167. Als het peil lager is dan het
MIN-streepje van het remvloeistofre-
servoir, kunt u beter niet verder rijden met
de auto. Laat de auto naar een erkende
Volvo-werkplaats slepen om het
remsysteem te laten controleren.
Als de waarschuwingslampjes
voor het REMSYSTEEM en
ABS tegelijkertijd branden, kan
er een storing in de remkracht-
verdeling zijn opgetreden.
–Breng de auto op een veilige
plaats tot stilstand en zet de motor af.
Start de motor opnieuw.
Rijd verder als beide lampjes uitgaan.
Als de lampjes echter blijven branden,
moet u het peil in het remvloeistofre-
servoir controleren (zie pagina 167).
Als de lampjes blijven branden ondanks
dat het peil van de remvloeistof in orde is,
moet u de auto uiterst voorzichtig naar
een erkende Volvo-werkplaats rijden om
het remsysteem te laten controleren.
Als het peil lager is dan het MIN-streepje
van het remvloeistofreservoir kunt u beter
niet verder rijden met de auto. Laat de
auto naar een erkende Volvo-werkplaats
slepen om het remsysteem te laten
controleren.
WAARSCHUWING!
Als de waarschuwingslampjes voor het
REMSYSTEEM en ABS tegelijkertijd
branden, bestaat het gevaar dat de
achtertrein bij krachtig remmen gaat
slippen.
V50 book w546.book Page 42 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
43
Instrumenten, schakelaars en bediening
Controle- en waarschuwingslampjes
Waarschuwing, portieren niet
gesloten
Als een van de portieren, de motorkap
1
of de
achterklep niet goed afgesloten is, wordt u
daarop attent gemaakt.
Lage snelheid
Als de auto met een snelheid van
maximaal 7 km/h rijdt, gaat het
informatielampje branden en
verschijnt een van de volgende
meldingen op het display:
BESTUURDERSPORTIER OPEN, PASSA-
GIERSPORTIER OPEN, ACHTERPORTIER
LINKS OPEN, MOTORKAP OPEN of
ACHTERPORTIER RECHTS OPEN. Breng
de auto op een veilige plaats tot stilstand en
sluit het portier of de achterklep dat/die open
is.
Hoge snelheid
Als de auto sneller rijdt dan
7 km/h, gaat het lampje branden
en wordt tegelijkertijd een van
de meldingen uit de vorige
alinea op het display weerge-
geven.
Waarschuwing achterklep
Als de achterklep open is, gaat
het informatielampje branden
en op het display verschijnt
ACHTERKLEP OPEN.
1. Alleen auto’s met alarm.
V50 book w546.book Page 43 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
44
Instrumenten, schakelaars en bediening
Informatiedisplay
Meldingen
Wanneer er een waarschuwings- of controle-
lampje oplicht, verschijnt er tevens een
aanvullende melding op het informatie-
display.
Druk op de knop READ (A).
Blader met de knop READ de meldingen
door. Meldingen blijven in het geheugen
opgeslagen totdat u de onderliggende
storing hebt laten verhelpen.
N.B. Als er een waarschuwingsmelding
verschijnt als de boordcomputer wordt
gebruikt, moet u de melding lezen (druk op de
knop READ) voordat u de eerdere activiteit
kunt hervatten.
Melding Betekenis
STOP AUTO Z.S.M. Breng de auto tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade.
ZET MOTOR UIT Breng de auto tot stilstand en zet de motor af. Grote kans op schade.
SERVICE SPOED Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Volvo-werkplaats.
ZIE HANDLEIDING Lees het instructieboekje.
SERVICE VEREIST Laat de auto zo spoedig mogelijk nakijken door een erkende Volvo-werkplaats.
TIJD VOOR REG. SERVICE Het is tijd voor een servicebeurt bij een erkende Volvo-werkplaats. Het moment hangt af van
de afgelegde afstand, het aantal maanden dat sinds de laatste servicebeurt is verstreken en
het aantal draaiuren van de motor.
CONTROLEER OLIEPEIL Controleer het oliepeil. De melding verschijnt om de 10.000 km. Zie pagina 164 voor infor-
matie over het controleren van het oliepeil.
ROETFILTER VOL - ZIE HANDLEIDING Het roetfilter van dieselmodellen is aan regeneratie toe (zie pagina 108).
V50 book w546.book Page 44 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
45
Instrumenten, schakelaars en bediening
Elektrische aansluiting en schakelaars in middenconsole
Elektrische aansluiting, DSTC-systeem, optie
12V-aansluiting
U kunt de elektrische aansluiting voor
verschillende accessoires gebruiken die op
een spanning van 12 V werken, zoals een
mobiele telefoon of koelbox. U kunt maximaal
10 A via de aansluiting afnemen. De contact-
sleutel moet ten minste in stand I staan,
anders geeft de aansluiting geen stroom.
Aansteker (optie)
U activeert de aansteker door de knop in te
drukken. Wanneer de aansteker heet genoeg
is, veert de knop automatisch uit. Haal de
aansteker uit de opening en gebruik het
roodgloeiende deel om bijvoorbeeld een
sigaret mee aan te steken.
Stabiliteitssysteem STC of
DSTC
1
Het stabiliteitssysteem wordt telkens
wanneer u de auto start automatisch geacti-
veerd.
Zo beperkt u de werking van het stabiliteits-
systeem:
Houd de knop ten minste een halve
seconde ingedrukt.
Zie pagina 119 voor meer informatie.
Optie
Ruimte voor extra schakelaars voor
ingebouwde uitrusting.
WAARSCHUWING!
Laat de plug altijd in de aansluiting zitten
als u deze niet gebruikt.
1. Optie in bepaalde landen
WAARSCHUWING!
Er kunnen wijzigingen optreden in de rijei-
genschappen van de auto, als de werking
van het stabiliteitssysteem wordt beperkt.
V50 book w546.book Page 45 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
46
Instrumenten, schakelaars en bediening
Verlichtingspaneel
Koplamphoogteverstelling
Door de belading van de auto wordt de
hoogte van de koplampen gewijzigd, zodat u
tegemoetkomend verkeer kunt verblinden. U
kunt dat voorkomen door de koplamphoogte
bij te stellen.
Draai de contactsleutel naar stand II.
Draai de verlichtingsdraaiknop (2) naar
een van de eindstanden.
Draai het duimwiel (1) omhoog of omlaag
om de koplampen hoger of lager af te
stellen.
Auto’s met Bi-Xenonkoplampen
1
zijn
uitgerust met automatische koplamphoogte-
verstelling, zodat het duimwiel (1) ontbreekt.
Stadslichten voor en verlichting
achter
U kunt de stadslichten/parkeerlichten vóór en
de achterlichten altijd inschakelen ongeacht
de stand van de contactsleutel.
Draai de verlichtingsdraaiknop (2) naar de
middelste stand.
Met de contactsleutel in stand II staan de
stadslichten/parkeerlichten vóór en de achter-
lichten altijd aan. De kentekenplaatverlichting
wordt gelijktijdig met de stadslichten/parkeer-
lichten vóór en de achterlichten ingeschakeld.
Koplampen
Automatisch dimlicht (bepaalde landen)
Het dimlicht gaat automatisch aan, wanneer u
de contactsleutel naar stand II draait, behalve
wanneer de verlichtingsdraaiknop (2) in de
middelste stand staat. U kunt het automa-
tische dimlicht zo nodig in een erkende Volvo-
werkplaats buiten werking laten stellen.
Handmatig dimlicht
Draai de contactsleutel naar stand II.
Draai de verlichtingsdraaiknop (2)
rechtsom naar de eindstand.
Groot licht
Draai de contactsleutel naar stand II.
Draai de verlichtingsdraaiknop (2)
rechtsom naar de eindstand.
Haal de linker stuurhendel tot in
eindstand naar het stuur toe en laat de
hendel vervolgens los (zie pagina 47).
Tankvulklep
Druk op de knop (5) om de tankvulklep te
openen.
Mistlichten
N.B. De regels voor het gebruik van de
mistlichten verschillen van land tot land.
Mistlampen vóór (optie)
De mistlampen vóór zijn in te schakelen in
combinatie met het groot licht/dimlicht of de
stadslichten/parkeerlichten vóór en de
achterlichten.
Druk op de knop (4).
De LED in de knop (4) brandt, wanneer u de
mistlampen vóór hebt ingeschakeld.
Mistachterlicht
Het mistachterlicht is alleen in te schakelen
wanneer de koplampen branden wel of niet
gecombineerd met de mistlampen vóór.
Druk op de knop (6).
Het controlelampje voor het mistachterlicht
op het instrumentenpaneel en de LED in de
knop (6) branden, wanneer het mistachter-
licht is ingeschakeld.
Instrumentenverlichting
De instrumentenverlichting brandt, wanneer
de contactsleutel in stand II staat en de
verlichtingsdraaiknop (2) in een van de
eindstanden. De verlichting wordt bij daglicht
automatisch gedimd en valt bij donker
handmatig te regelen.
Draai het duimwiel (3) omhoog of omlaag
voor een fellere of zwakkere verlichting.
1. Optie
V50 book w546.book Page 46 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
47
Instrumenten, schakelaars en bediening
Linker stuurhendel
Standen stuurhendel
1. Korte serie knippersignalen, richtingaan-
wijzers
2. Onafgebroken serie knippersignalen,
richtingaanwijzers
3. Grootlichtsignalen
4. Wisselen tussen groot licht en dimlicht
en Follow-Me-Home-verlichting
Richtingaanwijzers
Onafgebroken serie knippersignalen
Haal de stuurhendel omhoog of omlaag
naar de eindstand (2).
De hendel blijft in de eindstand staan en kan
handmatig in de uitgangspositie teruggezet
worden of veert automatisch terug bij het
terugdraaien van het stuurwiel.
Korte serie knippersignalen
Haal de stuurhendel omhoog of omlaag
naar stand (1) en laat de hendel
vervolgens los.
De richtingaanwijzers lichten driemaal op
waarna de stuurhendel terugveert naar de
uitgangspositie.
Wisselen tussen groot licht en
dimlicht
De contactsleutel moet in stand II staan om
het groot licht te kunnen inschakelen.
Draai de verlichtingsdraaiknop rechtsom
naar de eindstand (zie pagina 46).
Haal de stuurhendel tot in de
eindstand (4) naar het stuurwiel toe en
laat de hendel los.
Grootlichtsignalen
Haal de hendel lichtjes tot in stand (3)
naar het stuurwiel toe.
Het groot licht blijft vervolgens branden,
totdat u de hendel weer loslaat.
Follow-Me-Home-verlichting
Het is mogelijk om een deel van de buitenver-
lichting enige tijd ingeschakeld te houden en
als Follow-Me-Home-verlichting dienst te
laten doen na vergrendeling van de auto. De
inschakelduur bedraagt 30 seconden
1
, maar
is te wijzigen in 60 of 90 seconden (zie
pagina 64).
Neem de sleutel uit het contactslot.
Haal de stuurhendel tot in de
eindstand (4) naar het stuurwiel toe en
laat de hendel los.
Stap uit de auto en vergrendel het portier.
1. Fabrieksinstellingen.
V50 book w546.book Page 47 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
48
Instrumenten, schakelaars en bediening
Linker stuurhendel
Boordcomputer (optie)
Bediening
Om toegang te krijgen tot de informatie in de
boordcomputer, moet u het duimwiel (B) in
stappen omhoog of omlaag draaien.
Wanneer u na het laatste menu nogmaals
aan het wieltje draait, keert u terug naar de
uitgangspositie.
N.B. Als er een waarschuwingsmelding
verschijnt terwijl de boordcomputer in
gebruik is, moet u de melding bevestigen.
Doe dat door op de knop READ (A) te
drukken waarna u naar de boordcomputer-
functie terugkeert.
Functies
De boordcomputer toont de volgende infor-
matie:
GEMIDDELDE SNELHEID
SNELHEIDINMILESPERHOUR
1
ACTUEEL BRANDSTOFVERBRUIK
GEMIDDELD BRANDSTOFVERBRUIK
BEREIK TOT LEGE BRANDSTOFTANK
Gemiddelde snelheid
Wanneer u het contact uitschakelt, wordt de
gemiddelde snelheid opgeslagen om als
uitgangswaarde te dienen bij het vervolg van
de rit. U kunt de waarde met de knop
RESET (C) op nul stellen.
Snelheid in miles per hour
1
De huidige snelheid wordt weergegeven in
mph.
Huidig brandstofverbruik
Het huidige brandstofverbruik wordt eenmaal
per seconde berekend. De waarde op het
display wordt om de paar seconden bijge-
werkt. Wanneer de auto stilstaat, geeft het
display “ ---- ” aan.
Wanneer de regeneratie loopt kan het brand-
stofverbruik toenemen
2
(zie pagina. 108).
Gemiddeld brandstofverbruik
Het gemiddelde brandstofverbruik sinds de
laatste maal dat u de waarde op nul hebt
gezet (RESET). Als u het contact uitschakelt,
wordt het gemiddelde brandstofverbruik
opgeslagen. Het blijft bewaard, totdat u de
functie op nul stelt. Stel de waarde op nul met
de knop RESET (C).
N.B. Er kunnen onjuiste waarden verschijnen,
als u een standverwarming op brandstof hebt
gebruikt.
Bereik tot lege brandstoftank
Het bereik tot lege brandstoftank (d.w.z. de
actieradius) wordt berekend aan de hand van
het gemiddelde brandstofverbruik over de
laatste 30 km. Wanneer de actieradius
kleiner is dan 20 km, geeft het display “----”
aan.
N.B. Er kunnen onjuiste waarden verschijnen,
als u bijvoorbeeld van rijstijl bent veranderd of
een standverwarming op brandstof hebt
gebruikt.
Op nul stellen
Selecteer Gemiddelde snelheid of
Gemiddeld brandstofverbruik.
Houd de knop RESET (C) ten minste vijf
seconden lang ingedrukt om de gemid-
delde snelheid en het gemiddelde brand-
stofverbruik gelijktijdig te resetten.
1. Bepaalde landen
2. Geldt alleen voor dieselmodellen met
een roetfilter.
V50 book w546.book Page 48 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
49
Instrumenten, schakelaars en bediening
Rechter stuurhendel
Ruitenwissers
A. Ruiten- en koplampsproeiers
B. Regensensor, aan/uit
C. Duimwiel
D. Ruitenwissers en -sproeier, achterklep
Ruitenwissers uitgeschakeld
De ruitenwissers zijn uitge-
schakeld als de hendel in stand 0
staat.
Enkele slag
Beweeg de hendel omhoog om
een enkele slag te maken.
Intervalstand
U kunt het aantal slagen per
eenheid van tijd instellen. Draai
het duimwiel (C) omhoog voor
een korter interval tussen de slagen. Draai het
omlaag om het interval te verlengen.
Ononderbroken wissen
De wissers bewegen op
normale snelheid.
De wissers bewegen op hoge
snelheid.
Ruiten-/koplampsproeiers
U activeert de sproeiers van de voorruit en de
koplampen door de hendel naar het stuurwiel
toe te trekken. De wissers maken nog drie
slagen nadat u de hendel hebt losgelaten.
Hogedruksproeiers koplampen
(optie in bepaalde landen)
De hogedruksproeiers van de koplampen
verbruiken een grote hoeveelheid ruiten-
sproeiervloeistof. Om vloeistof te besparen,
worden de koplampen als volgt gesproeid:
Dimlicht ingeschakeld met de knop op het
verlichtingspaneel:
De eerste keer dat u de voorruit sproeit,
worden ook de koplampen gesproeid.
Vervolgens worden de koplampen iedere
vijfde sproeibeurt van de voorruit gesproeid,
zolang er maximaal tien minuten tussen de
eerste en vijfde sproeibeurt zit. Bij langere
intervallen worden de koplampen iedere keer
gesproeid.
Stadslichten/parkeerlichten voor en
verlichting achter ingeschakeld met de knop
op het verlichtingspaneel:
Bi-Xenonkoplampen worden slechts
iedere vijfde sproeibeurt gesproeid,
ongeacht de tijd die is verstreken.
Halogeenkoplampen worden niet
gesproeid.
De draaiknop op het verlichtingspaneel in
stand 0:
Bi-Xenonkoplampen worden slechts
iedere vijfde sproeibeurt gesproeid,
ongeacht de tijd die is verstreken.
Halogeenkoplampen worden niet
gesproeid.
BELANGRIJK!
Sproei een royale hoeveelheid ruiten-
sproeiervloeistof op de voorruit wanneer
de ruitenwissers werken. De voorruit moet
nat zijn bij gebruik van de ruitenwissers.
V50 book w546.book Page 49 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
50
Instrumenten, schakelaars en bediening
Rechter stuurhendel
Regensensor (optie)
De regensensor registreert de hoeveelheid
regen op de voorruit en activeert automatisch
de ruitenwissers op de voorruit. De gevoe-
ligheid van de regensensor is in te stellen met
het duimwiel (C).
Draai het duimwiel rechtsom voor een grotere
gevoeligheid en linksom voor een lagere
gevoeligheid (de wissers maken een extra
slag, als u het duimwiel rechtsom draait).
Aan/Uit
Als u de regensensor activeert, moet de
contactsleutel in stand I of II staan en de
hendel van de ruitenwissers in stand 0.
U activeert u de regensensor door:
op de knop (B) te drukken. De LED in de
knop gaat branden om aan te geven dat
de regensensor actief is.
U schakelt de regensensor op een van de
volgende manieren weer uit:
druk op de knop (B)
haal de hendel omlaag naar een ander
wisprogramma. Als u de hendel
omhoogduwt, blijft de regensensor actief.
De wissers maken een extra slag en keren
terug naar de regensensorstand, wanneer
u de hendel terug laat veren in stand 0.
De regensensor wordt automatisch uitge-
schakeld, wanneer u de sleutel uit het
contactslot neemt of vijf minuten nadat u de
auto van het contact hebt gezet.
Duimwiel
Met het duimwiel kunt u het aantal wisslagen
per eenheid van tijd instellen (als u de inter-
valstand hebt geselecteerd) of de gevoe-
ligheid van de regensensor (als u de
regensensor hebt geactiveerd).
Ruitenwissers en -sproeier,
achterklep
Wanneer u de hendel naar voren haalt,
activeert u de ruitenwisser/-sproeier van de
achterklep. De ruitenwisser maakt na het
sproeien een extra slag. De knop aan het
uiteinde van de hendel is een schakelaar met
drie mogelijke standen:
Intervalstand:
Druk het bovenste gedeelte van de
schakelaar in.
Normale snelheid:
Druk het onderste gedeelte van de
schakelaar in.
Neutrale stand:
Wisser/sproeier uitgeschakeld.
Achterste ruitenwisser, achteruitrijden
Als u de auto in de achteruitversnelling zet
terwijl de voorste ruitenwissers actief zijn, zal
de ruitenwisser van de achterklep de interval-
stand innemen. Als de ruitenwisser van de
achterklep echter al op normale snelheid
werkt, vindt er geen wijziging plaats.
De intervalfunctie tijdens het achteruitrijden
kunt u desgewenst uitschakelen. Neem
contact op met een erkende Volvo-
werkplaats.
BELANGRIJK!
In automatische wasstraten:
Schakel de regensensor uit door op
knop (B) te drukken, terwijl de contact-
sleutel in stand I of II staat. De ruiten-
wissers kunnen anders in beweging
komen en daarbij beschadigd raken.
V50 book w546.book Page 50 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
51
Instrumenten, schakelaars en bediening
Cruise control (optie)
Inschakelen
De bedieningsorganen voor de Cruise
control vindt u links op het stuurwiel.
Gewenste snelheid instellen:
Druk op de knop CRUISE. Op het instru-
mentenpaneel verschijnt de tekst
CRUISE.
–Druk op + of om de snelheid van de
auto vast te zetten. Op het instrumenten-
paneel verschijnt CRUISE-ON.
De Cruise control kan niet worden
ingeschakeld bij snelheden lager dan
30 km/h of hoger dan 200 km/h.
Snelheid verhogen of verlagen
U kunt de snelheid verhogen of verlagen
door de knop + of in te drukken. De
snelheid die de auto heeft op het moment
dat u de knop loslaat, zal vervolgens
worden geprogrammeerd.
Een korte druk (minder dan een halve
seconde) op + of komt overeen met een
snelheidswijziging van 1 km/h of 1,6 km/h
1
.
N.B. Een tijdelijke verhoging van de snelheid
(korter dan een minuut) met het gaspedaal,
zoals bij het inhalen, is niet van invloed op de
instelling van de Cruise control. Als u het
gaspedaal loslaat, neemt de auto automa-
tisch de ingestelde snelheid weer aan.
Tijdelijk uitschakelen
–Druk op0 om de Cruise control tijdelijk uit
te schakelen. Op het instrumentenpaneel
verschijnt CRUISE. De eerder ingestelde
snelheid blijft na een tijdelijke uitscha-
keling in het geheugen opgeslagen.
De Cruise control wordt bovendien tijdelijk
uitgeschakeld, als:
u het rempedaal of koppelingspedaal
bedient;
de snelheid heuvelop lager wordt dan
25-30 km/h
1
;
u de keuzehendel in stand N zet;
als de wielen de neiging hebben te gaan
slippen of blokkeren;
een tijdelijke snelheidsverhoging langer
dan een minuut heeft geduurd.
Snelheid hervatten
Druk op de knop om de eerder
ingestelde snelheid te
hervatten. Op het instrumenten-
paneel verschijnt CRUISE-ON.
Uitschakelen
Druk op CRUISE om de Cruise control uit te
schakelen. CRUISE-ON verdwijnt van het
instrumentenpaneel.
1. Afhankelijk van het motortype
V50 book w546.book Page 51 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
52
Instrumenten, schakelaars en bediening
Toetsenset op stuurwiel (optie)
Met de vier toetsen onder aan de toetsenset
op het stuurwiel kunt u zowel het audio-
systeem als de telefoon regelen. De functie
van de toetsen hangt af van het systeem dat
u geactiveerd hebt. Met de toetsenset op het
stuur kunt u het volume regelen, een andere
zender of een ander nummer op een cd/md
selecteren.
Houd een van de pijltoetsen ingedrukt om
versneld voor- of achteruit te spoelen of een
bepaalde zender te zoeken.
Om instellingen voor het audiosysteem te
kunnen verrichten, moet de telefoon stand-by
staan.
De telefoon moet actief zijn om de telefoon-
functies met de pijltoetsen te kunnen
bedienen.
V50 book w546.book Page 52 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
53
Instrumenten, schakelaars en bediening
Stuurwielafstelling, alarmlichten
Stuurwielafstelling
U kunt het stuurwiel zowel in de hoogte als in
de lengte verstellen.
Trek de hendel naar u toe om het stuur vrij
te maken.
Zet het stuurwiel vervolgens in de
gewenste stand.
Duw de hendel vervolgens terug om het
stuurwiel in de nieuwe stand te blokkeren.
Als dit moeite kost, kunt u lichtjes op het
stuurwiel drukken en tegelijkertijd de
hendel naar terugduwen.
Alarmlichten
Gebruik de alarmlichten (alle richtingaan-
wijzers knipperen), wanneer u de auto
noodgedwongen tot stilstand moet brengen
op een plaats waar deze gevaar of hinder
voor het verkeer kan opleveren. Druk op de
knop om de functie te activeren.
N.B. De regels voor het gebruik van de alarm-
lichten verschillen van land tot land.
WAARSCHUWING!
Stel het stuurwiel af, voordat u gaat rijden.
Doe dit nooit tijdens het rijden. Controleer
voordat u wegrijdt, of het stuurwiel in de
gekozen stand geblokkeerd staat.
V50 book w546.book Page 53 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
54
Instrumenten, schakelaars en bediening
Handrem, elektrische aansluiting
Handrem (parkeerrem)
De handremhendel zit tussen de voorstoelen.
De aangetrokken handrem werkt alleen op de
achterwielen.
N.B. Het controlelampje geeft alleen aan dát
u de handrem hebt aangetrokken maar niet
hoe hard! Haal de handremhendel daarom bij
het aantrekken altijd volledig omhoog.
Handrem aantrekken
Trap het rempedaal stevig in.
Trek de handremhendel helemaal
omhoog.
Haal uw voet van het rempedaal en
controleer of de auto blijft stilstaan.
Zet de keuzehendel in de
1e versnelling (handbak)
of schakel stand P in (automaat).
Op een helling parkeren
Draai de wielen van de trottoirband af bij
het parkeren op een oplopende helling.
Draai de wielen naar de trottoirband toe
bij het parkeren op een aflopende helling.
Parkeerrem lossen
Trap het rempedaal stevig in.
Trek de handremhendel iets omhoog,
druk de knop in, duw de handrem omlaag
en laat de knop weer los.
Elektrische aansluiting achterin
U kunt de elektrische aansluiting voor
verschillende accessoires gebruiken, zoals
een mobiele telefoon of koelbox. De
aansluiting is bedoeld om 12 V af te nemen.
De maximale stroomsterkte is 10 A. De
contactsleutel moet ten minste in stand I
staan, anders geeft de aansluiting geen
stroom.
Aansteker (optie)
Druk op de aansteker om deze te activeren.
Wanneer de aansteker heet genoeg is, veert
de knop automatisch uit. Gebruik het
roodgloeiende deel om bijvoorbeeld een
sigaret mee aan te steken.
WAARSCHUWING!
Laat de plug altijd in de aansluiting zitten
als u deze niet gebruikt.
V50 book w546.book Page 54 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
55
Instrumenten, schakelaars en bediening
Elektrisch bedienbare zijruiten
Bediening
U kunt de zijruiten elektrisch bedienen met de
schakelaars op de armleuning van de
portieren. U kunt de zijruiten alleen bedienen,
wanneer de contactsleutel in stand I of II
staat. Ook wanneer de auto stilstaat en u de
contactsleutel uit het contact hebt gehaald,
kunt u de zijruiten nog steeds openen en
sluiten zolang u geen van de voorportieren
hebt geopend.
Zijruit openen:
Druk het voorste deel van de schakelaar
omlaag.
Zijruit sluiten:
Trek het voorste deel van de schakelaar
omhoog.
Afstandsbediening en knoppen voor
centrale vergrendeling
Met de afstandsbediening of de knoppen
voor de centrale vergrendeling kunt u alle
zijruiten automatisch openen en sluiten:
Houd de vergrendelingsknop twee
seconden ingedrukt om de zijruiten te
openen of te sluiten.
Als u het openen/sluiten moet onderbreken:
Druk nogmaals op de vergrende-
lingsknop.
A. Zijruiten voorportieren
B. Zijruiten achterportieren
Bestuurdersportier
Vanaf de bestuurdersstoel kunt u alle zijruiten
elektrisch bedienen.
U kunt de zijruiten in de voorportieren op
twee manieren openen en sluiten:
Handmatige bediening
Druk een van de bedieningsknoppen (A)
of (B) voorzichtig omlaag of trek er één
voorzichtig omhoog. De elektrisch
bedienbare zijruiten komen steeds verder
omhoog of omlaag zolang u de
schakelaar bedient.
WAARSCHUWING!
Zorg er bij het sluiten van de zijruiten met
de afstandsbediening voor dat kinderen of
andere inzittenden niet met hun handen
bekneld kunnen raken.
V50 book w546.book Page 55 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
56
Instrumenten, schakelaars en bediening
Elektrisch bedienbare zijruiten
Automatische bediening
Druk een van de bedieningsknoppen (A)
of (B) omlaag of trek er een omhoog en
laat deze vervolgens los. De zijruiten gaan
dan automatisch open of dicht. Als de
zijruiten door iets worden geblokkeerd,
wordt de op- of neergaande beweging
van de zijruiten afgebroken.
Elektrisch bedienbare zijruiten blokkeren en
elektrisch bedienbaar kinderslot
1
.
Elektrisch bedienbare zijruiten in
achterportieren blokkeren
De LED in de schakelaar brandt
De zijruiten in de achterportieren zijn alleen
vanaf het bestuurdersportier te bedienen.
N.B. Als de auto over een elektrisch
bedienbaar kinderslot op de achterportieren
beschikt, geeft de LED tevens aan of dit
geactiveerd is. De portieren kunnen dan niet
van de binnenzijde worden geopend. Als het
elektrisch bedienbare kinderslot geactiveerd
is, verschijnt er een tekst op het display.
De LED in de schakelaar is uit
De zijruiten in de achterportieren zijn zowel
met de knoppen op de portieren als met de
knoppen op het bestuurdersportier te
bedienen.
WAARSCHUWING!
Als er kinderen in de auto zitten:
Let er bij het verlaten van de auto op dat u
de stroomtoevoer naar de elektrisch
bedienbare zijruiten verbreekt door auto
de contactsleutel uit te nemen.
Zorg er bij het sluiten van de zijruiten voor
dat kinderen of andere inzittenden niet
met hun handen bekneld kunnen raken.
WAARSCHUWING!
Bij het sluiten van de achterste zijruiten
vanaf het bestuurdersportier:
Zorg er bij het sluiten van de zijruiten voor
dat achterpassagiers niet met hun handen
bekneld kunnen raken.
1. Optie
V50 book w546.book Page 56 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
57
Instrumenten, schakelaars en bediening
Elektrisch bedienbare zijruiten
Passagiersstoel, voor
Passagiersstoel, voorin
Met de knop voor de elektrische bediening
van de ruit op het passagiersportier kunt u
alleen die ruit bedienen.
Elektrisch bedienbare zijruiten in
de achterportieren
De zijruiten in de achterportieren zijn zowel
met de schakelaars op de verschillende
achterportieren als met de schakelaar op het
bestuurdersportier te bedienen. Als de LED
brandt in de schakelaar voor blokkering van
de elektrische bediening van de achterste
zijruiten (op het bedieningspaneel op het
bestuurdersportier), zijn de zijruiten in de
achterportieren alleen vanaf het bestuurder-
sportier te bedienen. U kunt de zijruiten in de
achterportieren op dezelfde manier bedienen
als de zijruiten in de voorportieren.
V50 book w546.book Page 57 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
58
Instrumenten, schakelaars en bediening
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
Achteruitkijkspiegel
Antiverblindingsfunctie
1. Verblinding gaat u tegen met de hendel.
2. Normale stand.
3. Antiverblindingsstand. Te gebruiken als
u de koplampen van het achterop-
komend verkeer als hinderlijk ervaart.
Antiverblinding, autodimfunctie (optie)
Een sensor (4) aan de onderkant van de
spiegel neemt het invallend licht van achteren
waar en dimt de spiegel als de verlichting te
fel is. De gevoeligheid van deze functie kunt
u bij een erkende Volvo-werkplaats laten
afstellen.
N.B. De afbeelding is een montage. De
spiegel is voorzien van een handmatige of
automatische antiverblindingsfunctie, nooit
allebei tegelijk.
Achteruitkijkspiegel met kompas
(optie in bepaalde landen)
In de rechter bovenhoek van de achteruitkijk-
spiegel zit een display waarop wordt aange-
geven in welke richting de voorkant van de
auto wijst. Er worden acht verschillende
richtingen met Engelse afkortingen weerge-
geven: N (Noord), NE (Noordoost), E (Oost),
SE (Zuidoost), S (Zuid), SW (Zuidwest),
W (West) en NW (Noordwest).
V50 book w546.book Page 58 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
59
Instrumenten, schakelaars en bediening
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
Kompas ijken
Het kompas moet in speciale gevallen
worden geijkt (instellen van windstreken). Als
ijking nodig is, verschijnt het teken C op het
display van de spiegel.
Breng de auto op een groot en open
terrein tot stilstand.
Start de motor.
Houd knop (1) ten minste zes seconden
ingedrukt (gebruik bijvoorbeeld een pen).
Het teken C verschijnt opnieuw.
Rijd langzaam een rondje met een
snelheid van hoogstens 10 km/h totdat er
op het display een kompasrichting
verschijnt.
De ijking is daarmee afgerond.
Magnetische zones
Zone aanpassen
De aarde is in 15 magnetische zones
verdeeld. Het kompas is afgesteld op het
geografische gebied waarin de auto werd
afgeleverd.
Selecteer als volgt een ander kompasgebied:
Schakel het contact in.
Houd knop (1) ten minste drie seconden
ingedrukt (gebruik bijvoorbeeld een pen).
Het cijfer voor het huidige gebied
verschijnt.
Druk herhaaldelijk op de knop totdat het
cijfer voor het gewenste geografische
gebied (1-15) verschijnt.
Enkele seconden na het bladeren geeft
het display de kompasrichting weer aan.
Buitenspiegels
De schakelaars waarmee u de twee buiten-
spiegels bedient, vindt u voor op de
armleuning van het bestuurdersportier.
Druk op knop L voor de buitenspiegel
links of op R voor de buitenspiegel
rechts. De LED in de knop brandt.
U kunt de stand afstellen met het
hendeltje in het midden.
Druk opnieuw op knop L of R. De LED
mag niet langer branden.
V50 book w546.book Page 59 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
60
Instrumenten, schakelaars en bediening
Achteruitkijkspiegel en buitenspiegels
Elektrisch inklapbare buitenspiegels
(optie)
Kunt de buitenspiegels inklappen bij het
parkeren en als u op smalle wegen rijdt.
Druk tegelijkertijd op de knoppen L en R.
Laat ze na ongeveer een seconde los. De
spiegels stoppen automatisch, als ze
volledig zijn ingeklapt.
Spiegels uitklappen
Druk tegelijkertijd op de knoppen L en R.
De spiegels stoppen automatisch, als ze
volledig zijn uitgeklapt.
In neutrale stand terugzetten
Spiegels die uit positie zijn geraakt door
invloeden van buitenaf, moeten in de neutrale
stand worden teruggezet zodat het elektrisch
in- en uitklappen weer werkt.
Klap de spiegels in met behulp van de
knoppen L en R.
Klap de spiegels weer uit met behulp van
de knoppen L en R. De spiegels staan
vervolgens weer in de neutrale stand.
Positie buitenspiegels vastleggen
De positie van de buitenspiegels wordt
vastgelegd, wanneer u de auto met de
afstandsbediening vergrendelt. Een
volgende keer dat de auto met dezelfde
afstandsbediening wordt ontgrendeld,
nemen de buitenspiegels en de bestuurders-
stoel de vastgelegde posities in.
Approach-verlichting en Follow-Me-
Home-verlichting
De lampjes op de buitenspiegels gaan
branden, als u de Approach-verlichting of de
Follow-Me-Home-verlichting selecteert.
BELANGRIJK!
Gebruik geen ijskrabber om de spiegels
van ijs te ontdoen. Er kunnen daarbij
krassen op het glas ontstaan. Gebruik
liever de ontwaseming. Zie pagina 69/71.
WAARSCHUWING!
De spiegel aan de bestuurderszijde is
groothoekig voor optimaal zicht.
Voorwerpen kunnen verder weg lijken dan
ze in werkelijkheid zijn.
V50 book w546.book Page 60 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
61
Instrumenten, schakelaars en bediening
Elektrisch bedienbaar schuifdak (optie)
Openingsstanden
De bedieningsknoppen voor het schuifdak
zitten aan het plafond. U kunt het schuifdak
kan in twee standen openen:
A. Ventilatiestand, achterkant omhoog
B. Schuifstand, achteruit/vooruit
De contactsleutel moet daarbij in stand I of II
staan.
1. Openen, automatisch
2. Openen, handmatig
3. Sluiten, handmatig
4. Sluiten, automatisch
5. Openen, ventilatiestand
6. Sluiten, ventilatiestand
Ventilatiestand
Openen:
Duw de achterkant van de knop (5)
omhoog.
Sluiten:
Trek de achterkant van de knop (6)
omlaag.
Vanuit ventilatiestand naar volledig geopend
schuifdak:
Trek de knop achteruit naar de
eindstand (1) en laat hem los.
Schuifstand
Automatische bediening
Trek de knop voorbij het weerstandspunt (2)
in de achterste eindstand (1) of voorbij het
weerstandspunt (3) in de voorste
eindstand (4) en laat hem vervolgens los. Het
schuifdak opent of sluit volledig.
Handmatige bediening
Openen:
Trek de knop achteruit naar het
weerstandspunt (2). Het schuifdak schuift
steeds verder open zolang u de knop in
deze stand vasthoudt.
Sluiten:
Duw de knop vooruit naar het
weerstandspunt (3). Het schuifdak schuift
steeds verder dicht zolang u de knop in
deze stand vasthoudt.
WAARSCHUWING!
Als er kinderen in de auto zitten:
Verbreek bij het verlaten van de auto de
stroomtoevoer naar het schuifdak door de
contactsleutel uit te nemen.
WAARSCHUWING!
De beveiliging tegen overbelasting van
het schuifdak werkt alleen bij automatisch
sluiten, niet bij handmatig sluiten.
V50 book w546.book Page 61 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
62
Instrumenten, schakelaars en bediening
Elektrisch bedienbaar schuifdak (optie)
Met de afstandsbediening of
de knop voor de centrale
vergrendeling sluiten
Houd de vergrendelingsknop twee
seconden ingedrukt. Het schuifdak en de
zijruiten sluiten. De portieren worden
vergrendeld.
Als u het sluiten moet onderbreken:
Druk nogmaals op de vergrende-
lingsknop.
Zonnescherm
Aan de binnenkant van het schuifdak zit een
handbediend zonnescherm. Het zonne-
scherm glijdt automatisch naar achteren bij
het openen van het schuifdak. Pak de
handgreep vast en schuif het scherm naar
voren om het te sluiten.
Beveiliging tegen overbelasting
Het schuifdak is voorzien van een beveiliging
tegen overbelasting die wordt geactiveerd,
als het schuifdak door een voorwerp wordt
gehinderd. Het schuifdak komt dan tot
stilstand en keert vervolgens automatisch
terug naar de laatst gebruikte, geopende
stand.
WAARSCHUWING!
Zorg er bij het sluiten van het schuifdak
met de afstandsbediening voor dat
kinderen of andere inzittenden niet met
hun handen bekneld kunnen raken.
WAARSCHUWING!
De beveiliging tegen overbelasting van
het schuifdak werkt alleen bij automatisch
sluiten, niet bij handmatig sluiten.
Let er bij het sluiten van het schuifdak op
dat kinderen niet met hun handen bekneld
kunnen raken.
V50 book w546.book Page 62 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
63
Instrumenten, schakelaars en bediening
Persoonlijke instellingen
Bedieningspaneel.
Mogelijke instellingen
Voor sommige functies in de auto zijn
persoonlijke instellingen mogelijk. Dit geldt
voor de sloten en de klimaatregelings- en
audiofuncties. Zie pagina 187 voor audio-
functies.
Bedieningspaneel
A. Display
B. MENU
C. EXIT
D. ENTER
E. Navigatie
Toepassing
De instellingen worden weergegeven op het
display (A).
Open het menu om instellingen te verrichten:
Druk op de knop MENU (B).
Blader bijvoorbeeld naar “Car Settings”
met behulp van de navigatieknop (E).
–Druk op ENTER(D).
Selecteer een optie met behulp van de
navigatieknop (E).
Activeer uw keuze met ENTER.
Menu sluiten:
Houd de knop EXIT (C) ongeveer
één seconde ingedrukt.
Klimaatinstellingen
Automatische blower afstellen
Op auto’s met elektronische klimaatregeling
(ECC) kunt u de ventilatorsnelheid in de
stand AUTO instellen:
U kunt kiezen uit Laag, Normaal en Hoog.
Timer recirculatie
Wanneer de timer actief is, wordt de lucht in
de auto afhankelijk van de buitentemperatuur
3 tot 12 minuten lang gerecirculeerd.
Selecteer Aan/Uit als de recirculatietimer
actief moet zijn of niet.
Reset alles
De fabrieksinstellingen voor de klimaatrege-
lingsopties herstellen.
Instellingen van de auto
Verlichting auto is ontgrendeld
Als u de auto met de afstandsbediening
ontgrendelt, kunnen u de richtingaanwijzers
van de auto laten knipperen. De opties Aan/
Uit zijn mogelijk.
Verlichting auto is vergrendeld
Als u de auto met de afstandsbediening
vergrendelt, kunt u de richtingaanwijzers
laten knipperen. De opties Aan/Uit zijn
mogelijk.
Portieren automatisch op slot
Als de auto wegrijdt, worden de portieren en
de achterklep automatisch vergrendeld. De
opties Aan/Uit zijn mogelijk.
V50 book w546.book Page 63 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
64
Instrumenten, schakelaars en bediening
Persoonlijke instellingen
Portieren ontgrendelen
Er bestaan twee opties voor het ontgren-
delen:
Alle portieren – alle portieren ontgren-
delen met één druk op de afstandsbe-
diening.
Bestuurdersportier eerst, dan de overige
portieren – het bestuurdersportier
ontgrendelen met één druk op de
afstandsbediening. Als u nog een keer
drukt, worden alle portieren ontgrendeld.
Op afstand openen
Alle portieren – alle portieren tegelijkertijd
vergrendelen of ontgrendelen.
Portieren aan één kant – voor- en achter-
portier aan dezelfde kant tegelijkertijd
ontgrendelen.
Beide voorportieren – beide voorpor-
tieren worden tegelijkertijd ontgrendeld.
Eén voorportier – een van de voorpor-
tieren (naar keuze) apart ontgrendelen.
Approach-verlichting
U kunt de tijd aangegeven die de verlichting
moet branden bij een druk op de knop voor
Approach-verlichting op de afstandsbe-
diening. U kunt de volgende opties selec-
teren: 30/60/90 seconden.
Follow-Me-Home-verlichting
U kunt de tijd aangeven dat de verlichting van
de auto moet branden, als u de linker stuur-
hendel naar achteren trekt na het uitnemen
van de contactsleutel. U kunt de volgende
opties selecteren: 30/60/90 seconden.
Informatie
Het VIN-nummer (Vehicle Identification
Number) is het unieke identificatie-
nummer van de auto.
Aantal sleutels. Hier wordt het aantal
sleutels weergegeven dat voor de auto
geregistreerd is.
V50 book w546.book Page 64 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
65
Klimaatregeling
Algemene informatie over de klimaatregeling 66
Handmatige klimaatregeling met airconditioning, A/C 68
Elektronische klimaatregeling, ECC (optie) 70
Luchtverdeling 73
Standverwarming op brandstof (optie) 74
V50 book w546.book Page 65 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
66
Klimaatregeling
Algemene informatie over de klimaatregeling
Airconditioning
De klimaatregeling koelt of verwarmt de lucht
in de passagiersruimte en ontdoet deze van
vocht. De auto is voorzien van een
handmatige klimaatregeling met aircondi-
tioning (A/C) of een automatische klimaatre-
geling (ECC).
N.B. U kunt de airconditioning uitschakelen.
Voor optimale luchtkwaliteit in de passagiers-
ruimte en om te voorkomen dat de ruiten
beslaan, moet u de airconditioning echter
altijd aan laten staan.
Beslagen ruiten
Poets de binnenzijde van de ruiten schoon
om te voorkomen dat ze beslaan. Gebruik
een normaal poetsmiddel voor glaswerk.
Sneeuw en ijs
Veeg sneeuw en ijs van de luchtinlaat voor de
klimaatregeling (de opening tussen de
motorkap en de voorruit).
Storingen opsporen en
verhelpen
Laat controle- en reparatiewerkzaamheden
aan de klimaatregeling alleen uitvoeren door
een erkende Volvo-werkplaats.
Koudemiddel
De airconditioning maakt gebruik van het
koudemiddel R134a. Het bevat geen chloor,
waardoor het koudemiddel onschadelijk voor
de ozonlaag is. Gebruik bij het bijvullen/
verversen van koudemiddel alleen R134a.
Laat dergelijke werkzaamheden over aan een
erkende Volvo-werkplaats.
Interieurfilter
Alle lucht die de passagiersruimte
binnenkomt wordt gereinigd door een filter. U
moet het filter regelmatig vervangen.
Raadpleeg het Onderhoudsprogramma van
Volvo voor het aanbevolen vervangingsin-
terval. In zeer sterk verontreinigde gebieden
moet u het filter mogelijk vaker vervangen.
N.B. Er bestaan twee verschillende soorten
interieurfilters. Let erop dat u het juiste filter
aanbrengt.
Display
Er zit een display boven het klimaatregelings-
paneel. Hier worden de door u ingevoerde
klimaatinstellingen weergegeven.
Persoonlijke instellingen
U kunt twee functies van het klimaatrege-
lingssysteem naar wens instellen:
De ventilatorsnelheid in de stand AUTO
(geldt alleen voor auto’s met ECC).
De door de timer geregelde recirculatie
van de lucht in de passagiersruimte.
Zie pagina 63 voor meer informatie over het
verrichten van instellingen.
Blaasmonden in dashboard
A. Open
B. Dicht
C. Luchtstroom naar links of rechts
D. Luchtstroom omhoog of omlaag
Richt de buitenste blaasmonden op de
voorste zijruiten om ze te ontwasemen.
Bij koud weer: Sluit de middelste blaas-
monden om de temperatuur in de auto zo
comfortabel mogelijk te houden en de
zijruiten optimaal te ontwasemen.
V50 book w546.book Page 66 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
67
Klimaatregeling
Algemene informatie over de klimaatregeling
ECC (optie)
Werkelijke temperatuur
De ingestelde temperatuur komt overeen met
de gevoelstemperatuur op basis van de
heersende omstandigheden in en rond de
auto wat de luchtsnelheid, de luchtvochtig-
heidsgraad, de ingestraalde warmte enz.
betreft.
Positie van de sensoren:
De zonnesensor zit boven op het
dashboard.
De interieurtemperatuursensor zit achter
het bedieningspaneel van de klimaatre-
geling.
N.B. Dek de sensoren niet met kleding of
andere voorwerpen af.
Zijruiten en schuifdak
Voor een goede werking van de aircondi-
tioning moet u de zijruiten en een eventueel
schuifdak gesloten houden.
Optrekken
Wanneer u volgas optrekt, wordt de aircondi-
tioning tijdelijk uitgeschakeld. De tempe-
ratuur kan dan korte tijd iets oplopen.
Condensatie
In warme weersomstandigheden kan er ter
hoogte van de airconditioning een plasje
water onder de auto ontstaan. Dit is
volkomen normaal.
V50 book w546.book Page 67 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
68
Klimaatregeling
Handmatige klimaatregeling met airconditioning, A/C
Bedieningspaneel
1. Ventilator
2. Recirculatie
3. Ontwaseming
4. Luchtverdeling
5. A/C, Aan/Uit
6. Stoelverwarming linkerzijde
7. Stoelverwarming rechterzijde
8. Elektrische achterruit- en buitenspiegel-
verwarming
9. Temperatuur
Functies
1. Ventilator
Verhoog of verlaag de venti-
latorsnelheid door aan de
knop te draaien.
Als u de knop linksom hebt
gedraaid en de ventilatorin-
dicatie op het display
gedoofd is, zijn de ventilator en de aircondi-
tioning uitgeschakeld. Het display geeft het
ventilatorlampje en OFF weer.
2. Recirculatie
De recirculatie houdt vieze
lucht, uitlaatgassen en
dergelijke buiten. De lucht in
de passagiersruimte wordt
dan gerecirculeerd. Er komt
geen lucht van buiten de
auto in wanneer deze functie geactiveerd is.
Bij gebruik van de recirculatie (in combinatie
met de airconditioning) wordt de lucht in de
passagiersruimte bij warm weer sneller
afgekoeld. Als de lucht in de auto te lang
recirculeert, kan de binnenzijde van de ruiten
beslaan.
V50 book w546.book Page 68 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
69
Klimaatregeling
Handmatige klimaatregeling met airconditioning, A/C
Timer
Met de timerfunctie beperkt u (wanneer de
recirculatiefunctie geselecteerd is) de kans
op ijs, beslagen ruiten en een slechte lucht-
kwaliteit. Zie het onderdeel Persoonlijke
instellingen, pagina 63, om deze functie in- of
uit te schakelen. Wanneer u de
ontwaseming (3) selecteert, wordt de recir-
culatie altijd uitgeschakeld.
3. Ontwaseming
Met deze knop kunt u de
voorruit en de zijruiten snel
ontwasemen en ontdooien.
De ventilator draait dan op
hoge snelheid en stuurt
lucht naar de ruiten. De LED
in de ontwasemingsknop brandt, wanneer de
functie is ingeschakeld.
Bij activering van deze functie gebeurt
bovendien het volgende om de lucht in het
interieur zoveel mogelijk van vocht te
ontdoen:
de airconditioning (A/C) wordt automa-
tisch ingeschakeld
de recirculatie wordt automatisch uitge-
schakeld.
Bij het uitschakelen van de ontwaseming
hervat de klimaatregeling de voorgaande
instellingen.
4. Luchtverdeling
Door op de knoppen voor de
luchtverdeling te drukken,
kunt u de luchtstroom naar
wens verdelen over de
ruiten, de passagiersruimte
en de vloer.
Een symbool op het display boven het bedie-
ningspaneel van de klimaatregeling en een
brandende LED in de bijbehorende knop
geven aan welke functie u hebt geselecteerd.
Zie de tabel op pagina 73.
5. A/C, Aan/Uit
ON: Airconditioning aan.
OFF: Airconditioning uit. Als
de ontwaseming (3) actief
is, is de airconditioning altijd
ingeschakeld.
6 en 7. Elektrisch verwarmde
voorstoelen
(optie in bepaalde landen)
Hoog verwarmingsniveau
Eenmaal op de knop drukken, beide
LED’s branden.
Laag verwarmingsniveau
Tweemaal op de knop drukken, één LED
brandt.
Verwarming uit
Driemaal op de knop drukken, geen van
de LED’s brandt.
8. Elektrische achterruit- en
buitenspiegelverwarming
Gebruik de elektrische
verwarming om de achterruit
en de buitenspiegels snel te
ontwasemen en te
ontdooien.
Met één druk op de knop
schakelt u de gelijktijdige verwarming van de
achterruit en de buitenspiegels in. Een
brandende LED in de knop geeft aan dat de
functie actief is. De verwarming van de
buitenspiegels wordt na ca. 6 minuten
automatisch uitgeschakeld; die van de
achterruit na ca. 12 minuten.
9. Temperatuur
Met deze knop kunt u koele
of warme lucht selecteren
voor zowel de bestuurders-
als de passagierszijde.
V50 book w546.book Page 69 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
70
Klimaatregeling
Elektronische klimaatregeling, ECC (optie)
Bedieningspaneel
1. Auto
2. Ventilator
3. Recirculatie/“Interior Air Quality
System”
4. Ontwaseming
5. Luchtverdeling
6. A/C, Aan/Uit (ON/OFF)
7. Elektrische stoelverwarming, links
8. Elektrische stoelverwarming, rechts
9. Elektrische achterruit- en buitenspiegel-
verwarming
10. Temperatuurknop
Functies
1. Auto
Bij activering van de AUTO-
functie wordt de klimaatre-
geling automatisch
dusdanig ingesteld dat de
gewenste temperatuur
wordt bereikt. De automa-
tische functie regelt de verwarming, de
airconditioning, de ventilatorsnelheid, de
recirculatie en de luchtverdeling. Als u een of
meer handmatige functies selecteert, worden
de overige functies nog steeds automatisch
geregeld. Alle handmatige instellingen
worden uitgeschakeld, wanneer u de AUTO-
functie activeert. Op het display verschijnt
AUTOM. KLIMAAT.
2. Ventilator
U kunt de snelheid waarmee
de ventilator draait verhogen
of verlagen door aan de
knop te draaien. De ventila-
torsnelheid wordt automa-
tisch geregeld, als u AUTO
selecteert. De eerder ingestelde ventilator-
snelheid wordt dan genegeerd.
N.B. Als u de knop zo ver linksom draait dat
de ventilatorindicatie op het display uitgaat,
zijn de ventilator en de airconditioning uitge-
schakeld. Het display geeft het ventilator-
lampje en OFF weer.
V50 book w546.book Page 70 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
71
Klimaatregeling
Elektronische klimaatregeling, ECC (optie)
3. Recirculatie
Deze functie kan worden
ingeschakeld als u vieze
lucht, uitlaatgassen en
dergelijke buiten wilt
houden. De lucht in de
passagiersruimte wordt dan
gerecirculeerd. Er komt met andere woorden
geen lucht van buiten de auto in, wanneer
deze functie actief is. Als de lucht in de auto
te lang recirculeert, kan de binnenzijde van de
ruiten beslaan.
Timer
Met de timerfunctie beperkt u (wanneer de
recirculatiefunctie geselecteerd is), de kans
op ijs, beslagen ruiten en een slechte lucht-
kwaliteit. Zie Persoonlijke instellingen,
pagina 63 voor het in- of uitschakelen van
deze functie.
N.B. Wanneer u de ontwaseming (4) selec-
teert, wordt de recirculatie altijd uitge-
schakeld.
3. “Interior Air Quality System” (optie)
(dezelfde knop als de recir-
culatie)
Het “Interior Air Quality
System” bestaat uit een
combifilter met “Air Quality
Sensor”. Het combifilter
ontdoet de binnenkomende lucht van gassen
en stofdeeltjes en beperkt zo hinderlijke
geurtjes en verontreinigingen in de passa-
giersruimte. De “Air Quality Sensor” meet de
concentratie van verontreinigingen in de
buitenlucht. Wanneer de sensor een
verhoogde concentratie meet, wordt de
luchtinlaat afgesloten en wordt de lucht in de
passagiersruimte gerecirculeerd. Wanneer
de “Air Quality Sensor” actief is, brandt de
groene LED (A) in de knop.
“Air Quality Sensor” activeren:
Druk op de knop AUTO (1) om de “Air
Quality Sensor” te activeren (normale
instelling).
Of:
Selecteer één van de volgende drie functies
door verschillende malen op de recircula-
tieknop te drukken.
De “Air Quality Sensor” is actief
LED (A) brandt.
De recirculatie is niet actief (tenzij dit
nodig is voor koeling bij warm weer) –
geen van de LED’s brandt.
De recirculatie is actief – LED (M) brandt.
Let erop dat:
U de “Air Quality Sensor” het beste altijd
ingeschakeld moet laten staan.
Er bij koud weer beperkingen voor de
recirculatiefunctie gelden om te
voorkomen dat de ruiten beslaan.
U de “Air Quality Sensor” moet uitscha-
kelen, als de ruiten beslaan.
U beter ook de ontwaseming voor de
voorruit, achterruit en zijruiten kunt inscha-
kelen, wanneer de ruiten beslaan.
4. Ontwaseming
Met deze knop kunt u de
voorruit en de zijruiten snel
ontwasemen en ontdooien.
De ventilator draait dan op
hoge snelheid en stuurt
lucht naar de ruiten. De LED
in de ontwasemingsknop brandt, wanneer de
functie is ingeschakeld.
Bij activering van deze functie gebeurt
bovendien het volgende om de lucht in het
interieur zoveel mogelijk van vocht te
ontdoen:
de airconditioning (A/C) wordt automa-
tisch ingeschakeld
de recirculatie wordt automatisch uitge-
schakeld.
Bij het uitschakelen van de ontwaseming
hervat de klimaatregeling de voorgaande
instellingen.
V50 book w546.book Page 71 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
72
Klimaatregeling
Elektronische klimaatregeling, ECC (optie)
5. Luchtverdeling
Door op de knoppen voor de
luchtverdeling te drukken,
kunt u de luchtstroom naar
wens verdelen over de
ruiten, de passagiersruimte
en de vloer.
Een symbool op het display boven het bedie-
ningspaneel van de klimaatregeling en een
brandende LED in de bijbehorende knop
geven aan welke functie u hebt geselecteerd.
Zie de tabel op pagina 73.
6. A/C, Aan/Uit (ON/OFF)
Wanneer de LED bij ON
brandt, wordt de aircondi-
tioning automatisch
geregeld. De binnenko-
mende lucht wordt dan
automatisch afgekoeld en
van vocht ontdaan. De airconditioning is
uitgeschakeld als de LED bij OFF brandt. De
overige functies worden nog steeds automa-
tisch geregeld. Wanneer u ontwaseming (4)
geselecteerd hebt, wordt de airconditioning
ingesteld op maximale ontvochtiging.
7 en 8. Elektrisch verwarmde
voorstoelen
(optie in bepaalde landen)
Doe het volgende om de
voorstoel te verwarmen:
Hoog verwarmingsniveau:
Eenmaal op de knop drukken - beide
LED’s branden.
Laag verwarmingsniveau:
Tweemaal op de knop drukken - één LED
brandt.
Verwarming uit:
Driemaal op de knop drukken - geen van
de LED’s brandt.
9. Elektrische achterruit- en
buitenspiegelverwarming
Gebruik de elektrische
verwarming om de achterruit
en de buitenspiegels snel te
ontwasemen en te
ontdooien.
Met één druk op de knop
schakelt u gelijktijdig de verwarming van de
achterruit en van de buitenspiegels in. Een
brandende LED in de knop geeft aan dat de
functie actief is. De verwarming van de
buitenspiegels wordt na ca. 6 minuten
automatisch uitgeschakeld; die van de
achterruit na ca. 12 minuten.
10. Temperatuurknop
Met deze knop kunt u de
temperatuur aan de
bestuurders- en passagiers-
zijde onafhankelijk van elkaar
worden instellen.
Met een druk op de knop,
activeert u slechts één zijde geactiveerd.
Wanneer u de knop nogmaals indrukt,
activeert u de andere zijde. Bij een derde keer
indrukken zijn beide zijden weer geactiveerd.
De LED in de knop en het display boven het
klimaatregelingspaneel geven aan welke zijde
actief is.
Bij het starten van de motor wordt de laatst
verrichte instelling hervat.
N.B. Let erop dat de passagiersruimte niet
sneller warm of koud wordt, wanneer u een
hoger of lagere temperatuur kiest dan de
gewenste.
V50 book w546.book Page 72 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
73
Klimaatregeling
Luchtverdeling
Luchtverdeling Toepassing: Luchtverdeling Toepassing:
Lucht naar de ruiten. Er
komt een bepaalde
hoeveelheid lucht uit de
blaasmonden. De lucht
wordt niet gerecircu-
leerd. De airconditioning
is altijd ingeschakeld.
Om snel te
ontdooien en te
ontwasemen.
Lucht naar de vloer en
de ruiten. Er komt een
bepaalde hoeveelheid
lucht uit de blaas-
monden in het
dashboard.
Om een comfortabel
klimaat en een goede
ontwaseming te
verkrijgen bij koud
weer.
Lucht naar de voorruit
en de zijruiten. Er komt
een bepaalde
hoeveelheid lucht uit de
blaasmonden.
Om wasem en
ijsvorming bij koud
en vochtig weer te
voorkomen (niet
voor lage ventilator-
snelheid).
Lucht naar de vloer en
uit de blaasmonden in
het dashboard.
Bij zonnig weer en
matige buitentempe-
raturen.
Luchtstroom naar de
ruiten en uit de blaas-
monden van het
dashboard.
Om een comfortabel
klimaat te verkrijgen
bij warm en droog
weer.
Lucht naar de vloer. Er
komt een bepaalde
hoeveelheid lucht uit de
blaasmonden in het
dashboard en op de
ruiten.
Om warme lucht naar
de voeten te sturen.
Luchtstroom op hoofd-
en borsthoogte uit de
blaasmonden in het
dashboard.
Om een efficiënte
koeling te verkrijgen
bij warm weer.
Luchtstroom naar de
ruiten, uit de blaas-
monden in het
dashboard en naar de
vloer.
Om koele lucht naar
de voeten te sturen
of warme lucht naar
de rest van het
lichaam bij koud
weer of bij warm en
droog weer.
V50 book w546.book Page 73 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
74
Klimaatregeling
Standverwarming op brandstof (optie)
Algemene informatie over
verwarmingen
U kunt de standverwarming meteen inscha-
kelen of twee verschillende uitschakeltijden
instellen met TIMER 1 en TIMER 2. Onder de
uitschakeltijd wordt het tijdstip verstaan
waarop de auto op de gewenste temperatuur
is. De elektronica van de auto rekent aan de
hand van de buitentemperatuur zelf uit
wanneer de verwarming moet worden uitge-
schakeld. Bij een buitentemperatuur hoger
dan 25 °C wordt de verwarming niet geacti-
veerd. Bij temperaturen van 10 °C en lager
is de maximale bedrijfstijd van de standver-
warming 60 minuten.
Waarschuwingssticker op tankvulklep.
WAARSCHUWING!
Bij gebruik van de standverwarming op
benzine of dieselolie moet de auto in de
buitenlucht staan.
WAARSCHUWING!
Schakel voor het tanken de standver-
warming op brandstof uit. Gemorste
brandstof kan door de hete uitlaatgassen
ontvlammen.
Controleer op het informatiedisplay of de
verwarming uit is. (Als de standver-
warming werkt, verschijnt er
PARK.VERW AAN op het informatie-
display.)
V50 book w546.book Page 74 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
75
Klimaatregeling
Standverwarming op brandstof (optie)
Verwarming inschakelen
Geef het tijdstip aan waarop u de auto
wilt gebruiken. Druk op RESET (C) om de
uren en minuten in te stellen.
Houd de knop RESET ingedrukt, totdat
de timer is geactiveerd.
Op een helling parkeren
Wanneer u de auto op een steile helling
parkeert, moet u ervoor zorgen dat de
voorkant van de auto omlaagwijst. Zo krijgt de
standverwarming altijd voldoende brandstof.
Standverwarming meteen
inschakelen
Gebruik het duimwiel (B) om naar
DIRECTE START te gaan.
Druk op de knop RESET (C) om een van
de opties
AAN
of
UIT
te selecteren.
Selecteer
AAN
. De verwarming zal
60 minuten lang blijven werken. De interi-
eurverwarming gaat van start, zodra de
koelvloeistof in de motor een temperatuur
van 30 ºC heeft bereikt.
Standverwarming meteen
uitschakelen
Gebruik het duimwiel (B) om naar
DIRECTE START te gaan.
Druk op de knop RESET (C) om een van
de opties
AAN
of
UIT
te selecteren.
Selecteer
UIT
.
N.B. Het is mogelijk de motor starten en weg
te rijden, terwijl de standverwarming nog
aanstaat.
Accu en brandstof
Als de accu onvoldoende opgeladen is of als
het brandstofpeil te laag is, wordt de stand-
verwarming automatisch uitgeschakeld. Er
verschijnt dan een melding op het informatie-
display. Bevestig deze melding door op de
knop READ (A) te drukken.
TIMER 1 en 2 instellen
Om veiligheidsredenen kunt u uitsluitend
tijden voor het komende etmaal program-
meren en dus niet voor meerdere dagen
tegelijk.
Ga met het duimwiel naar TIMER.
Druk kort op de knop RESET zodat de
uuraanduiding gaat knipperen.
Gebruik het duimwiel om het gewenste
tijdstip in uren aan te geven.
Druk kort op de knop RESET, zodat de
minuutaanduiding gaat knipperen.
Gebruik het duimwiel om het gewenste
tijdstip in minuten aan te geven.
Druk kort op de knop RESET om de
instelling te bevestigen.
Druk op de knop RESET om de timer te
activeren. Wanneer u TIMER 1 hebt
ingesteld, kunt u een tweede uitscha-
keltijd programmeren onder TIMER 2
door aan het duimwiel te draaien. U stelt
de andere uitschakeltijd op dezelfde
manier in als bij TIMER 1.
BELANGRIJK!
Herhaaldelijk gebruik van de standver-
warming bij korte ritten kan ertoe leiden
dat de accu uitgeput raakt en startpro-
blemen opleveren. Bij regelmatig gebruik
van de standverwarming moet u even
lang in de auto rijden als de verwarming
aanstond. Dit om te zorgen dat de
dynamo evenveel energie kan bijladen als
de verwarming verbruikt.
V50 book w546.book Page 75 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
76
Klimaatregeling
Standverwarming op brandstof (optie)
Displaymelding
Wanneer u de instellingen voor TIMER 1,
TIMER 2 en DIRECTE START activeert, gaat
het informatielampje op het instrumenten-
paneel branden. Op het informatiedisplay
verschijnt bovendien een verklarende tekst.
Het display geeft ook aan welke timer actief
is, wanneer u bij het verlaten van de auto de
sleutel uit het contact neemt.
Klok/timer
Als u na het instellen van de timer(s) van de
verwarming de klok van de auto bijstelt,
worden alle timerinstellingen geannuleerd.
Hulpverwarming (diesel)
(bepaalde landen)
Bij koud weer kan hulpverwarming nodig zijn
om de passagiersruimte voldoende te
verwarmen.
De hulpverwarming wordt automatisch
ingeschakeld wanneer er extra warmte nodig
is als de motor loopt. Deze wordt automa-
tisch uitgeschakeld wanneer het voldoende
warm is of wanneer de motor wordt uitgezet.
V50 book w546.book Page 76 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
77
Interieur
Voorstoelen 78
Interieurverlichting 80
Opbergmogelijkheden in passagiersruimte 82
Achterbank 84
Bagageruimte 86
V50 book w546.book Page 77 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
78
Interieur
Voorstoelen
Zithouding
De bestuurders- en passagiersstoel kunnen
worden ingesteld voor een optimale zit- en
rijhouding.
1. Vooruit/achteruit, de hendel omhoog-
tillen om de juiste afstand tot het
stuurwiel en de pedalen in te stellen.
Controleer of de stoel na het afstellen in
de nieuwe stand geblokkeerd staat.
2. Voorkant zitting hoger/lager zetten,
omhoog-/omlaagpompen (optie passa-
gierszijde).
3. Stoel hoger/lager zetten, omhoog-/
omlaagpompen (optie passagierszijde).
4. Lendensteun wijzigen (optie passagiers-
zijde), aan de knop draaien.
5. Hellingshoek rugleuning wijzigen, aan
de knop draaien.
6. Bedieningspaneel voor elektrisch
bedienbare stoelen (optie).
Rugleuning voorstoel
omklappen
De rugleuning van de passagiersstoel kan
worden omgeklapt om ruimte te maken voor
lange lading.
Schuif de stoel zo ver mogelijk naar
achteren.
Zet de rugleuning rechtop (90 graden).
Trek de pallen aan de achterzijde van de
rugleuning tijdens het omklappen naar
voren.
WAARSCHUWING!
Stel de stand van de bestuurdersstoel in
voordat u gaat rijden en nooit tijdens het
rijden.
Controleer of de stoel in zijn stand
vergrendeld staat.
V50 book w546.book Page 78 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
79
Interieur
Voorstoelen
Elektrisch bedienbare voorstoel
(optie)
Stoel met geheugenfunctie (optie)
1. Stoelinstelling, programma 1
2. Stoelinstelling, programma 2
3. Stoelinstelling, programma 3
4. Stoelinstellingen vastleggen
Voorbereidingen
U kunt de stoel normaal gesproken alleen
verstellen, als de contactsleutel in stand I of
II staat. De stoel kan ook binnen 10 minuten
na ontgrendeling van het portier met de
sleutel of afstandbediening worden versteld.
Als het portier gesloten is en de contact-
sleutel nog niet in het contactslot steekt of in
stand 0 staat, hebt u na sluiting van het
portier nog 40 seconden de tijd om instel-
lingen te verrichten.
De afstandsbediening die wordt gebruikt om
de auto te ontgrendelen legt informatie vast
over de stoelinstellingen die worden
gewijzigd. Een volgende keer dat de auto
wordt ontgrendeld met dezelfde afstandsbe-
diening en het bestuurdersportier binnen
twee minuten wordt geopend, gaan de
bestuurdersstoel en de buitenspiegels in de
opgeslagen stand staan.
Er kunnen drie standen opgeslagen worden.
Houd na het instellen van de stoel de knop
M (4) ingedrukt, terwijl u op knop (1) drukt.
Andere stoelinstellingen kunnen worden
opgeslagen in het geheugen met de
geheugenknoppen (2) en (3).
Stoel in opgeslagen stand zetten
Houd geheugenknop (1), (2) of (3)
ingedrukt, totdat de stoel tot stilstand komt.
Om veiligheidsredenen zal de instelling van
de stoel onmiddellijk worden beëindigd bij
het loslaten van de knop.
Stoel afstellen
Met de schakelaars (5), (6) en (7) kunt u het
volgende instellen:
5. Hellingshoek rugleuning
6. Stoel vooruit/achteruit en omhoog/
omlaag
7. Voorkant zitting omhoog/omlaag
Er kan maar een elektrische motor tegelijk
gebruikt worden. De elektrisch bedienbare
stoelen zijn voorzien van een beveiliging
tegen overbelasting, die geactiveerd wordt
als een van de stoelen door een obstakel
wordt geblokkeerd. Als dit het geval is, moet
u het contact uitschakelen (contactsleutel in
stand 0) en 20 seconden wachten voordat u
de stoel opnieuw probeert te verstellen.
Noodstop
Als de stoel per ongeluk in beweging komt,
kunt u op een van de knoppen drukken om de
stoel tot stilstand te brengen.
WAARSCHUWING!
Zorg dat er geen voorwerpen voor, achter
of onder de stoel liggen tijdens het
instellen.
Zorg er tevens voor dat geen van de
passagiers op de achterbank bekneld kan
raken.
Laat kinderen niet met de schakelaars
spelen vanwege het gevaar voor
beknelling.
V50 book w546.book Page 79 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
80
Interieur
Interieurverlichting
Verlichting voorin
1. Verlichting links
2. Schakelaar
3. Verlichting rechts
De verlichting voor in de passagiersruimte
kan worden bediend met de knoppen 1 en 3
op de plafondconsole.
Met de knop (2) kunt u drie verlichtings-
standen selecteren voor algemene verlichting
van de passagiersruimte:
Uit – rechterkant ingedrukt, automatische
inschakelfunctie interieurverlichting uitge-
schakeld.
Neutrale stand – interieurverlichting
gaat branden bij het openen van een
portier en dooft weer bij het sluiten ervan.
De dimfunctie is actief.
Aan – linkerkant ingedrukt, interieurver-
lichting brandt.
Verlichting achterin
U schakelt de verlichting in en uit met een
druk op de bijbehorende knop. De verlichting
kan tot 30 minuten na het afzetten van de
motor of na het openen of sluiten van een
portier worden ingeschakeld.
Verlichting bagageruimte
De verlichting in het interieur en de bagage-
ruimte gaan aan bij het openen van de
achterklep en blijven 5 minuten lang branden.
De verlichting dooft:
als de achterklep wordt gesloten
als de knop (2) in stand Uit wordt gezet
V50 book w546.book Page 80 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
81
Interieur
Interieurverlichting
Automatische verlichting
De verlichting in het interieur en de bagage-
ruimte worden automatisch in- en uitge-
schakeld, wanneer knop (2) (zie afbeelding)
in de neutrale stand staat.
De verlichting wordt ingeschakeld en blijft
30 seconden lang branden, als:
u de auto van de buitenzijde met de
sleutel of afstandsbediening ontgrendelt
u de motor hebt afgezet en de contact-
sleutel naar stand 0 hebt gedraaid.
De verlichting dooft, wanneer:
u de motor start
u de auto van de buitenzijde met de
sleutel of afstandsbediening vergrendelt.
De verlichting gaat aan en blijft 5 minuten
lang branden, als een van de portieren
openstaat.
De interieurverlichting kan binnen 30 minuten
nadat u de contactsleutel naar stand 0 hebt
gedraaid in- of uitgeschakeld worden door op
de knop (2) te drukken. Als u de verlichting
niet binnen het gestelde tijdsbestek
inschakelt, gaat deze na vijf minuten automa-
tisch weer uit.
Make-upspiegel
1
Het lampje gaat automatisch aan, wanneer u
het klepje optilt.
1. Optie op bepaalde markten.
V50 book w546.book Page 81 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
82
Interieur
Opbergmogelijkheden in passagiersruimte
V50 book w546.book Page 82 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
83
Interieur
Opbergmogelijkheden in passagiersruimte
Opbergmogelijkheden
1. Opbergvak (ook aan de voorkant van de
zittingen van de voorstoelen).
2. Vak in portierpaneel.
3. Parkeerkaarthouder.
4. Dashboardkastje.
5. Afvalbak (accessoire).
6. Opbergvak (bijvoorbeeld voor cd’s) en
bekerhouders
1
.
7. Flessenhouder (optie).
8. Opbergvakken en bekerhouders.
Dashboardkastje
Hier kunt u het instructieboekje en kaarten
opbergen. Er zijn ook houders voor munten,
pennen en tankkaarten. Het dashboardkastje
kan handmatig worden vergrendeld met
behulp van het afneembare sleutelblad in de
afstandsbediening. Zie pagina 93 voor meer
informatie over de sleutel.
Vloermatten (optie)
Volvo biedt vloermatten die speciaal voor uw
auto vervaardigd zijn. Zorg dat u de vloer-
matten goed in de bevestigingsklemmen op
de vloer vastzet om te voorkomen dat ze
kunnen gaan glijden en achter of onder de
pedalen aan de bestuurderszijde blijven
haken.
1. Opbergvak op bepaalde markten
BELANGRIJK!
Het afvalbakje (5) mag niet worden
bevestigd, als er een handset aan de
rechterkant van de middenconsole
bevestigd is.
WAARSCHUWING!
Zorg dat er geen harde, scherpe of zware
voorwerpen in de weg liggen of uitsteken
om te voorkomen dat ze verwondingen
veroorzaken bij een krachtige remma-
noeuvre.
Maak grote en zware voorwerpen altijd
vast met een van de veiligheidsgordels of
een bagageband.
V50 book w546.book Page 83 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
84
Interieur
Achterbank
Middelste hoofdsteun
achterbank
Alle hoofdsteunen van de achterbank kunt u
in de hoogte afstellen op de lengte van de
passagier. Zorg dat de bovenkant van de
hoofdsteun halverwege de achterkant van
het hoofd komt te zitten. Trek de hoofdsteun
zo ver omhoog als nodig is. Als u de hoofd-
steun lager wilt zetten, moet u de pal achter
de rechter poot indrukken terwijl u de hoofd-
steun omlaag duwt. Om de hoofdsteun te
verwijderen moet u ook de pal achter de
rechter poot indrukken en de hoofdsteun
omhoog lostrekken.
Ruggedeelte achterbank
omklappen
De ruggedeelten van de achterbank kunnen,
allebei of ieder apart, worden omgeklapt om
lange voorwerpen gemakkelijker te kunnen
vervoeren. Om te voorkomen dat de veilig-
heidsgordels beschadigd raken of vastge-
klemd worden bij het omklappen of rechtop
zetten van de ruggedeelten, kunt u ze aan de
haak van de handgreep hangen.
N.B. Bij het omklappen van de achterbank
moet u het kapje op de 12V-aansluiting
verwijderen en in het dashboardkastje leggen
om te voorkomen dat het kapje een afdruk in
de bekleding achterlaat.
Hang de veiligheidsgordel op voordat u
de ruggedeelten omklapt of rechtop zet.
Trek aan de banden (1) om de zitge-
deelten om te klappen.
BELANGRIJK!
De hoofdsteunen kunnen beschadigd
raken, als u ze voor het inladen niet
verwijdert. Ook de middelste hoofdsteun
moet bij het vervoer van zware lading
verwijderd worden.
V50 book w546.book Page 84 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
85
Interieur
Achterbank
Trek de pal naar voren toe omhoog (2) om
het ruggedeelte te ontgrendelen. Een
rode markering bij de pal geeft aan dat
het ruggedeelte niet langer geblokkeerd
staat.
Klap de ruggedeelten (3) half om en
verwijder de hoofdsteunen op de beide
buitenste zitplaatsen. U verwijdert de
hoofdsteun op de middelste zitplaats
alleen om een geheel vlakke laadvloer te
krijgen.
Plaats de hoofdsteunen in de kunststof
hulzen onder aan de omgeklapte
zitgedeelten (4).
N.B. De rode markering mag niet langer
zichtbaar zijn, wanneer het ruggedeelte weer
rechtop staat. Het ruggedeelte staat niet
geblokkeerd, als de rode markering wel
zichtbaar is.
Flessenhouder (optie)
Er zit een flessenhouder achter in de midden-
console om de grotere flessen in te zetten.
WAARSCHUWING!
Vergeet niet de gordel weer te verwij-
deren nadat u de ruggedeelten rechtop
hebt gezet.
V50 book w546.book Page 85 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
86
Interieur
Bagageruimte
Veiligheidsrek (optie)
Het veiligheidsrek voorkomt dat bagage of
huisdieren bij krachtige remmanoeuvres de
passagiersruimte in worden geslingerd. U
moet het rek voor de veiligheid altijd op de
juiste manier bevestigen en verankeren.
Opklappen
Als het veiligheidsrek in de weg zit, kunt u het
tegen het plafond opklappen:
Neem het veiligheidsrek onderaan aan de
boog vast.
Trek het rek recht naar achteren toe en
omhoog. Laat het vervolgens los. De
gasveren zorgen dat het rek niet
omlaagkomt.
Om het rek uit te klappen moet u de punten
in omgekeerde volgorde uitvoeren.
Verwijderen
Verwijder het veiligheidsrek als volgt:
Klap de ruggedeelten van de achterbank
iets voorover (om de gasveren te
ontlasten).
Verwijder de beschermdoppen van de
moeren waarmee het veiligheidsrek aan
weerszijden vastzit.
Draai de moeren zo ver los dat de draad-
windingen even hoog liggen als de rand
van de moeren.
Draai het rek iets naar de achterkant van
de auto om het van de bekleding los te
maken. Houd het rek niet te schuin,
omdat het dan klem kan komen te zitten
waarna het moeilijk te verwijderen is.
Doe hetzelfde bij de andere bevestiging
en til het rek vervolgens uit de auto.
Aanbrengen
Doe het volgende om het veiligheidsrek aan
te brengen:
Volg de punten in omgekeerde volgorde
uit.
Haal de beide moeren met 24 Nm aan.
Bij twijfel over de juiste manier van verwij-
deren of aanbrengen van het veiligheidsrek
moet u contact opnemen met een erkende
Volvo-werkplaats.
Bagagerolhoes (optie)
Trek de bagagerolhoes over de bagage heen
uit en haak de hoes vast in de openingen die
in de achterste stijlen van de bagageruimte
zitten.
Bagagerolhoes aanbrengen:
Doe het volgende om de bagagerolhoes aan
te brengen:
Zorg dat de eindstukken in de binnenste
stand geblokkeerd staan.
Breng de hoes in positie op de houders
die op de zijpanelen zitten en druk op de
knoppen om de hoes te blokkeren.
Controleer of de eindstukken geblok-
keerd staan.
V50 book w546.book Page 86 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
87
Interieur
Bagageruimte
Bagagerolhoes verwijderen:
Doe het volgende om de bagagerolhoes te
verwijderen:
Duw op de knoppen van de bagage-
rolhoes en trek de eindstukken van het
paneel af. Laat de knoppen weer los,
waarna u de hoes optilt en verwijdert.
Het opbergdeksel openen
Open het deksel door op de tekst
“PUSH” op het deksel van de bagage-
rolhoes te drukken (zie afbeelding).
Til het deksel daarna op.
Het opbergdeksel sluiten
Sluit het deksel door het op een kier te
zetten.
Vergrendel door op de tekst “PUSH” op
het deksel van de bagagerolhoes te
drukken (zie afbeelding).
Bagagenet
Monteer de opbergcassette van het afrolbare
bagagenet
1
op de achterkant van het rugge-
deelte.
Gebruik van bagagenet bij
rechtopstaande ruggedeelten
Trek het bagagenet recht naar achteren
toe uit. Trek de rechter bevestigingspen
uit, houd hem in deze stand vast en steek
de pen in het grote gedeelte van de
opening in de achterste bevestiging aan
het plafondpaneel. Duw de pen
vervolgens naar het voorste gedeelte van
de opening. U moet de pen zo ver in de
opening duwen, dat de “nok” voorbij het
smalle gedeelte tussen de voorste en
achterste opening komt.
Doe hetzelfde aan de tegengestelde
overzijde. De bevestigingspennen veren
in, zodat u het net naar links moet duwen
om de rechter pen aan te kunnen
brengen.
Controleer of de bevestigingen van het
bagagenet goed vastzitten in de bevesti-
gingen aan het plafondpaneel.
Gebruik bij omgeklapte ruggedeelten
Het bagagenet is tevens te gebruiken
wanneer de ruggedeelten zijn omgeklapt.
Maak in dat geval gebruik van de voorste
bevestigingen aan het plafond.
Bagagenet verwijderen
Haal de ene bevestigingspen van het
bagagenet naar het achterste, grotere
gedeelte van de opening en trek de pen
naar buiten.
Haal de andere pen op dezelfde manier
los.
1. Optie in bepaalde landen
V50 book w546.book Page 87 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
88
Interieur
Bagageruimte
Opbergcassette van bagagenet
verwijderen
Klap de beide ruggedeelten om.
Duw de cassette zo ver naar buiten dat
deze uit de bevestigingsconsoles
loskomt.
Bagagenet gebruiken in
combinatie met bagagerolhoes
Klap de ruggedeelten iets voorover om bij
de opbergcassette van het bagagenet te
komen. Begin met het smalle ruggedeelte
(à 40 %).
Trek het bagagenet schuin naar achteren
toe uit.
Zet de ruggedeelten weer rechtop.
Haak het net aan de plafondbevesti-
gingen vast op de manier die geldt bij
rechtopstaande ruggedeelten.
N.B. De rode markering mag niet langer
zichtbaar zijn, wanneer het ruggedeelte weer
rechtop staat. Het ruggedeelte staat niet
geblokkeerd, als de rode markering wel
zichtbaar is.
Verankeringsogen
De verankeringsogen
1
in de bagageruimte
gebruikt u om bagagebanden of een
bagagenet aan vast te zetten.
WAARSCHUWING!
Ook bij correcte montage van het
bagagenet moet de bagage in de bagage-
ruimte altijd goed worden verankerd.
1. Optie in bepaalde landen.
V50 book w546.book Page 88 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
89
Interieur
Bagageruimte
Elektrische aansluiting
bagageruimte
Open het klepje bij de elektrische aansluiting
te komen. De aansluiting werkt onafhankelijk
van de stand van het contactslot. Als bij het
uitschakelen van het contact blijkt dat de
stroomsterkte die via de aansluiting wordt
afgenomen hoger is dan 0,1 A, verschijnt er
een waarschuwing op het display. Let erop
dat u de elektrische aansluiting niet mag
gebruiken wanneer het contactslot is uitge-
schakeld. De accu kan dan namelijk uitgeput
raken.
Houder voor boodschappen-
tassen (optie)
De houder voor boodschappentassen houdt
tassen op hun plek en voorkomt dat ze
omvallen en hun inhoud over de bagage-
ruimte verspreiden.
Open het luik in de bagageruimte.
Span de boodschappentassen vast met
de bagageband.
V50 book w546.book Page 89 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
90
Interieur
V50 book w546.book Page 90 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
91
Sloten en alarm
Afstandsbediening met sleutelblad 92
Keyless Drive (optie) 96
Vergrendelen en ontgrendelen 98
Kinderslot 100
Alarm (optie) 101
V50 book w546.book Page 91 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
92
Sloten en alarm
Afstandsbediening met sleutelblad
Afstandsbediening
Bij de auto worden twee afstandsbedie-
ningen geleverd. Deze doen tevens dienst als
contactsleutel. De afstandsbedieningen
bevatten afneembare metalen sleutelbladen
voor het mechanisch vergrendelen/ontgren-
delen van het bestuurdersportier en het
dashboardkastje.
De unieke code van de sleutels is bekend bij
de erkende Volvo-werkplaatsen, waar ook
nieuwe sleutels kunnen worden gemaakt.
Er kunnen maximaal zes afstandsbedie-
ningen/sleutels voor één en dezelfde auto
worden geprogrammeerd en gebruikt.
Knippersignalen bij vergrendelen/
ontgrendelen
Wanneer u de auto vergrendelt of
ontgrendelt met het “Keyless Drive”-systeem
of een afstandsbediening, lichten de richtin-
gaanwijzers van de auto tweemaal op om aan
te geven dat de auto op de juiste manier
vergrendeld/ontgrendeld is. Bij het vergren-
delen gebeurt dit alleen als alle portieren na
het sluiten correct zijn vergrendeld.
Onder de persoonlijke instellingen is het
mogelijk om de lichtsignalen via de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen. U krijgt dan niet
langer een bevestiging dat de vergrendeling
op de juiste manier heeft plaatsgevonden (zie
pagina 63).
Zoekgeraakte
afstandsbediening
Als een van de afstandsbedieningen
zoekraakt, moet u de resterende afstandsbe-
dieningen samen met de auto naar een
erkende Volvo-werkplaats brengen. Ter
voorkoming van diefstal moet de code van de
zoekgeraakte afstandsbediening uit het
systeem worden gewist.
Elektronische startblokkering
De afstandsbedieningen zijn voorzien van
gecodeerde chips. De code moet overeen-
komen met die van de lezer (ontvanger) in het
contactslot. U kunt de auto alleen starten
wanneer u een afstandsbediening met de
juiste code gebruikt.
Functies afstandsbediening
1. Vergrendelen — Alle portieren en de
achterklep vergrendelen. Wanneer u de
knop lang ingedrukt houdt, worden
tevens de zijruiten en een eventueel
schuifdak gesloten.
2. Ontgrendelen — Alle portieren en de
achterklep ontgrendelen. Wanneer u de
knop lang ingedrukt houdt, worden ook
de zijruiten geopend.
3. Approach-verlichting — Doe het
volgende, wanneer u op de auto
toeloopt:
druk op de gele knop van de afstands-
bediening om de interieurverlichting, de
stadslichten vóór en de achterlichten, de
V50 book w546.book Page 92 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
93
Sloten en alarm
Afstandsbediening met sleutelblad
kentekenplaatverlichting en de
verlichting in de buitenspiegels (optie) in
te schakelen. De verlichting schakelt na
30, 60 of 90 seconden automatisch uit.
Zie pagina 64 voor het instellen van een
passende inschakelduur.
4. Achterklep — Wanneer u de knop
eenmaal indrukt, ontgrendelt u alleen de
achterklep.
N.B. Bij gebruik van deze knop gaat de
achterklep niet open.
5. Paniekfunctie — U kunt de paniekfunctie
gebruiken om in noodgevallen de
aandacht van anderen te trekken. Als u
de rode knop ten minste drie seconden
lang indrukt of tweemaal achtereen
binnen drie seconden indrukt, worden
de richtingaanwijzers, de interieurver-
lichting en de claxon geactiveerd. U kunt
deze functie met dezelfde knop weer
uitschakelen, als de functie minimaal vijf
seconden actief geweest is. Als u niets
doet, wordt de functie na 30 seconden
automatisch uitgeschakeld.
Sleutelblad
Het afneembare sleutelblad is bedoeld voor
als u de auto afgeeft voor een onder-
houdsbeurt of als u hem laat parkeren bij een
hotel of iets dergelijks. U geeft de afstands-
bediening af zonder het afneembare
sleutelblad, dat u bij u houdt.
Sleutelblad verwijderen
Haal het sleutelblad als volgt uit de afstands-
bediening:
Duw de veerbelaste pal (1) opzij, terwijl u
het sleutelblad (2) recht naar achteren
trekt.
Sleutelblad aanbrengen
Wees voorzichtig wanneer u het sleutelblad
in de afstandsbediening terugplaatst.
Houd de afstandsbediening met de
puntige kant omlaag en laat het
sleutelblad in de groef vallen.
Druk lichtjes op het sleutelblad om het in
positie te blokkeren. U hoort daarbij een
klik.
BELANGRIJK!
Het smalle gedeelte van de afstandsbe-
diening is extra gevoelig omdat zich daar
de chip bevindt. U kunt de auto niet
starten, als de chip beschadigd is.
V50 book w546.book Page 93 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
94
Sloten en alarm
Afstandsbediening met sleutelblad
Vergrendelingspunten
1. Vergrendelingspunten, afstandsbe-
diening
2. Vergrendelingspunten, sleutelblad
Sleutelblad
Het afneembare sleutelblad van de afstands-
bediening dient ter vergrendeling of ontgren-
deling van het dashboardkastje en het
bestuurdersportier (zonder de centrale
vergrendeling te activeren).
N.B. Als u het afneembare sleutelblad van de
afstandsbediening gebruikt om het bestuur-
dersportier te ontgrendelen, gaat het alarm af
waarna u het met de afstandsbediening moet
uitschakelen (zie pagina 102).
Batterij in afstandsbediening
bijna leeg
Wanneer de batterij bijna leeg is zodat de
afstandsbediening niet langer optimaal
functioneert, begint het informatiesymbool te
branden en verschijnt de melding EXTERNE
ACCU LAGE SPANNING op het display.
V50 book w546.book Page 94 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
95
Sloten en alarm
Afstandsbediening met sleutelblad
Batterij in afstandsbediening
vervangen
Als de sloten niet meer op de gebruikelijke
afstand reageren op signalen van de
afstandsbediening, moet u de batterij
vervangen (type CR 2032, 3 V).
Trek het sleutelblad naar buiten.
Leg de afstandsbediening met de
knoppen omlaag neer en draai het
boutje (1) met een kleine schroeven-
draaier los.
Verwijder de afdekking.
Let erop hoe de plus- en minpolen aan de
binnenkant van de afdekking zitten.
Werk de batterij los (2) en vervang deze.
Kom niet met uw vingers aan de polen
van de batterij of de contactvlakken.
Plaats de afdekking terug en schroef deze
vast.
Duw het sleutelblad weer op zijn plaats.
Zorg dat de oude batterij op milieuvriende-
lijke wijze wordt afgevoerd.
V50 book w546.book Page 95 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
96
Sloten en alarm
Keyless Drive (optie)
Vergrendelings- en startsysteem
zonder sleutel
Met het “Keyless Drive”-systeem kunt u
zonder een sleutel te gebruiken de auto
ontgrendelen, starten en vergrendelen. U
hoeft de afstandsbediening alleen in een
binnenzak of tas bij u te dragen.
Het systeem maakt het eenvoudiger om de
auto te openen wanneer u bijvoorbeeld met
boodschappentassen in de ene hand en uw
kind aan de andere hand staat. U hoeft dan
niet langer de afstandsbediening erbij te
nemen of op te zoeken.
De twee afstandsbedieningen van de auto
ondersteunen de “Keyless”-functie. U kunt er
meer bijbestellen. Het systeem kan tot zes
afstandsbedieningen met “Keyless”-functie
hanteren.
Afstandsbediening binnen een straal
van 1,5 m rond de auto
Om een portier of de achterklep te kunnen
openen moet de afstandsbediening zich
binnen een straal van maximaal 1,5 m rond de
portierhandgrepen of de achterklep bevinden.
Dit betekent dat u de afstandsbediening bij u
moet dragen om een portier te openen.
Wanneer u aan de ene kant van de auto staat,
is het niet mogelijk om met de afstandsbe-
diening een portier aan de andere kant te
openen.
De grijs gearceerde gebieden op de
afbeelding geven het dekkingsgebied van de
systeemantennes aan.
Als iemand bij het verlaten van de auto een
afstandsbediening met “Keyless”-functie
meeneemt, verschijnt er een waarschuwings-
melding op het informatiedisplay en klinkt er
een geluidssignaal. De waarschuwings-
melding verdwijnt, wanneer de afstandsbe-
diening weer in de auto wordt gelegd of
wanneer u de startknop naar stand 0 hebt
gedraaid. De waarschuwing wordt alleen
gegeven, als de startknop in stand I of II
staat nadat er een portier geopend of
gesloten werd.
Wanneer de afstandsbediening weer in de
auto is gelegd, verdwijnen de waarschu-
wingsmelding en het geluidssignaal nadat
een van de volgende handelingen is uitge-
voerd:
V50 book w546.book Page 96 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
97
Sloten en alarm
Keyless Drive (optie)
een deur is geopend of gesloten
de startknop is naar stand 0 gedraaid;
de knop READ is ingedrukt.
Nooit een afstandsbediening in de auto
achterlaten
Als u een afstandsbediening met “Keyless”-
functie in de auto laat liggen, wordt de
afstandsbediening bij het vergrendelen van
de auto gepassiveerd. Onbevoegden kunnen
het portier er dan niet meer mee openen.
Als er echter ingebroken wordt en iemand de
afstandsbediening in de auto vindt, kan deze
worden geactiveerd waarna deze opnieuw te
gebruiken is. Pas daarom goed op al uw
afstandsbedieningen.
Storingen in de functie van de
afstandsbediening
De “Keyless”-functie kan verstoord worden
door elektromagnetische afschermingen en
magnetische velden. Doe het volgende om
dit te voorkomen:
Leg de afstandsbediening bijvoorbeeld niet
dicht bij een mobiele telefoon, metalen
voorwerpen of in een metalen attachékoffer.
Als er desondanks toch storingen optreden,
moet u de afstandsbediening en het
sleutelblad op de gebruikelijke manier
gebruiken (zie pagina 92).
Ontgrendelen
Ontgrendel de auto als volgt:
open een van de portieren met de
handgreep of de achterklep met een druk
op de knop.
Ontgrendelen met sleutelblad
Als de “Keyless”-functie van de afstandsbe-
diening om wat voor reden dan ook niet
werkt, kunt u het bestuurdersportier als volgt
openen (zonder de centrale vergrendeling te
activeren):
werk de kunststof afdekking rechts op de
handgreep voorzichtig los door het
sleutelblad in de opening aan de
onderkant van de afdekking te steken.
ontgrendel het portier met het sleutelblad.
Elektrisch bedienbare stoel (optie)
geheugenfunctie van
afstandsbediening
Als meerdere personen met elk hun eigen
afstandsbediening met “Keyless”-functie in
de auto stappen, nemen de bestuurdersstoel
en de buiten spiegels de stand in die de
persoon die als eerste een portier opende
heeft gekozen.
Vergrendelen
Vergrendel de portieren en de achterklep als
volgt:
druk op de vergrendelingsknop op een
van de portierhandgrepen.
Alle portieren en de achterklep moeten zijn
gesloten, voordat u op de vergrende-
lingsknop drukt. Anders vindt er geen
vergrendeling plaats.
Bij het vergrendelen van de auto komen de
vergrendelingsknoppen aan de binnenkant
van de portieren op de gebruikelijke manier
omlaag.
Persoonlijke instellingen voor
“Keyless Drive”
U kunt de “Keyless”-functies naar wens
afstellen. Zie pagina 64 voor meer informatie
over de persoonlijke instellingen.
V50 book w546.book Page 97 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
98
Sloten en alarm
Vergrendelen en ontgrendelen
Auto van de buitenzijde
vergrendelen/ontgrendelen
Met de afstandsbediening kunt u alle
portieren van de auto en de achterklep
tegelijkertijd vergrendelen of ontgrendelen.
Het bestuurdersportier kan worden
ontgrendeld met het afneembare sleutelblad.
Automatische hervergrendeling
Als u geen van de portieren noch de
achterklep binnen twee minuten na ontgren-
deling van de buitenzijde met de afstandsbe-
diening opent, worden alle sloten
automatisch opnieuw vergrendeld. Deze
functie voorkomt dat u de auto per ongeluk
onvergrendeld kunt laten staan. Zie
pagina 101 voor auto’s met alarm.
Achterklep ontgrendelen
Ga als volgt te werk om alleen de achterklep
te ontgrendelen:
Druk op de knop voor de achterklep op
de afstandsbediening.
Als alle portieren vergrendeld zijn bij het
sluiten van de achterklep, blijft de achterklep
onvergrendeld staan totdat u de auto met de
afstandsbediening of handmatig van de
binnenzijde vergrendelt.
Auto van de binnenzijde
vergrendelen/ontgrendelen
Met de knoppen bij de portierhandgreep kunt
u alle portieren en de achterklep tegelijkertijd
vergrendelen of ontgrendelen.
Ontgrendelen
Druk op het bovenste gedeelte van de
vergrendelingsknop. Als u de knop lang
indrukt, worden ook alle zijruiten
geopend.
Vergrendelen
Druk op het onderste gedeelte van de
vergrendelingsknop. Als u de knop lang
indrukt, sluiten ook alle zijruiten en een
eventueel schuifdak.
U kunt de portieren niet openen door de
vergrendelingsknop omhoog te trekken. Alle
portieren zijn echter handmatig te vergren-
delen met de vergrendelingsknoppen. Door
tweemaal aan de handgreep te trekken kunt
u de portieren van de binnenzijde ontgren-
delen en openen.
WAARSCHUWING!
Let erop dat inzittenden in de auto kunnen
worden opgesloten, als u de auto van de
buitenzijde vergrendelt.
V50 book w546.book Page 98 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
99
Sloten en alarm
Vergrendelen en ontgrendelen
Dashboardkastje vergrendelen
U kunt het dashboardkastje alleen vergren-
delen/ontgrendelen met het afneembare
sleutelblad van de afstandsbediening.
Ontgrendel het dashboardkastje (1) door
de sleutel een kwartslag (90 graden)
linksom te draaien. Het sleutelgat staat
verticaal wanneer het kastje ontgrendeld
is.
Vergrendel (2) het dashboardkastje door
de sleutel een kwartslag (90 graden)
rechtsom te draaien. Het sleutelgat staat
horizontaal wanneer het kastje
vergrendeld is.
1. Sensoren deactiveren
2. Geen functie
Safelock-functie
Bij activering van de zogeheten Safelock-
functie zijn de portieren niet meer van de
binnenzijde te openen, als ze eenmaal
vergrendeld zijn. U activeert de functie met
de afstandsbediening. De Safelock-functie
treedt 25 seconden na vergrendeling van de
portieren in werking.
Bij Safelock is de auto alleen met de
afstandsbediening te ontgrendelen. De
portieren zijn tevens van de buitenzijde te
openen met behulp van het sleutelblad.
Safelock-functie en
eventuele alarmsensoren
tijdelijk deactiveren
Als u de portieren van de buitenzijde wilt
vergrendelen terwijl er iemand in de auto
achterblijft, kunt u de Safelock-functie deacti-
veren.
Steek de sleutel in het contactslot, draai
deze naar stand II en vervolgens terug
naar stand I of 0.
Druk op de knop 1.
Als de auto is uitgerust met alarm stelt u ook
de bewegings- en niveausensoren buiten
werking (zie pagina 102).
De LED in de knop licht op en blijft branden,
totdat u de auto met de sleutel of de
afstandsbediening vergrendelt. Er verschijnt
een bericht op het display zolang de sleutel in
het contactslot steekt. De volgende keer dat
u het contact van de auto inschakelt, worden
de sensoren weer geactiveerd.
WAARSCHUWING!
Laat niemand in de auto zitten zonder
eerst de Safelock-functie te deactiveren.
V50 book w546.book Page 99 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
100
Sloten en alarm
Kinderslot
Handbediend kinderslot op linker achter-
portier.
Handbediend kinderslot op
achterportieren
Handmatig vergrendelen: De bedieningsci-
linders van het kinderslot zitten achter op de
korte kant van de achterportieren, zodat ze
alleen bereikbaar zijn wanneer de portieren
openstaan. Gebruik het sleutelblad om de
bedieningscilinder te verdraaien en zo het
kinderslot in of uit te schakelen.
A. De portieren kunnen niet van de binnen-
zijde worden geopend.
B. De portieren kunnen van de binnenzijde
worden geopend.
Elektrisch vergrendelen: Druk op de knop op
het bestuurdersportier. Er verschijnt een
bericht op het informatiedisplay.
Elektrisch kinderslot op achterportieren en
achterste zijruiten.
Elektrisch kinderslot op
portieren en achterste zijruiten
(optie)
Zolang het elektrische kinderslot is
ingeschakeld, kunnen de achterste zijruiten
niet met de knoppen achterin worden
bediend.
Kinderslot activeren:
Draai de contactsleutel naar stand I of II.
Druk op de knop. De LED in de knop licht
op om aan te geven dat de bedienings-
knoppen voor de achterste zijruiten
geblokkeerd zijn.
Er verschijnt een melding op het informatie-
display, wanneer het kinderslot geactiveerd
is.
N.B. Op auto’s met het elektrische kinderslot
zit geen handmatig kinderslot.
Geactiveerd kinderslot
Een brandende LED en een melding op het
display geven aan dat het kinderslot geacti-
veerd is. De portieren zijn vervolgens niet van
de binnenzijde te openen. De zijruiten zijn
alleen nog te bedienen met de knoppen op
het bestuurdersportier.
WAARSCHUWING!
Houd de vergrendelingsknoppen altijd
omhoog tijdens het rijden. Bij ongelukken
kunnen hulpverleners dan snel in de auto
komen. Zolang het kinderslot
ingeschakeld is, kunnen de achterpor-
tieren niet van de binnenzijde worden
geopend.
V50 book w546.book Page 100 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
101
Sloten en alarm
Alarm (optie)
Alarmsysteem
Wanneer het alarm is ingeschakeld, worden
alle beveiligde onderdelen continu gecontro-
leerd.
Het alarm gaat af, als:
een portier, de motorkap of de achterklep
wordt geopend
de achterklep wordt geopend
het contactslot wordt omgedraaid met
een verkeerde sleutel of wordt gemanipu-
leerd
er beweging in de passagiersruimte
wordt waargenomen (als er een
bewegingsmelder aanwezig is)
de auto wordt opgetakeld of weggesleept
(op auto’s met een niveausensor)
de accukabel wordt ontkoppeld
iemand de sirene probeert los te
koppelen.
Alarmdiode op dashboard
Een LED op het dashboard geeft de status
van het alarmsysteem aan:
De LED is uit – het alarm is uitge-
schakeld.
De LED knippert eenmaal per seconde –
het alarm is ingeschakeld.
LED knippert snel vanaf het moment van
uitschakelen van het alarm tot aan het
moment van aanzetten van het contact –
het alarm is afgegaan.
Als er een storing in het alarmsysteem is
opgetreden, verschijnt er een melding op het
informatiedisplay. Neem in dat geval contact
op met een erkende Volvo-werkplaats.
N.B. Voer nooit zelf reparaties aan of wijzi-
gingen in het alarmsysteem uit. Dergelijke
ingrepen kunnen van invloed zijn op de verze-
keringsvoorwaarden.
Alarmfunctie inschakelen
Druk op de toets LOCK van de afstands-
bediening. De richtingaanwijzers van de
auto geven een lang lichtsignaal af ter
bevestiging dat het alarm is ingeschakeld
en dat alle portieren zijn vergrendeld.
Alarmfunctie uitschakelen
Druk op de toets UNLOCK van de
afstandsbediening. De richtingaanwijzers
van de auto geven twee korte lichtsig-
nalen af ter bevestiging dat het alarm is
uitgeschakeld en dat alle portieren zijn
ontgrendeld.
Automatische inschakeling van
het alarm
De functie voorkomt dat u de auto per
ongeluk verlaat zonder het alarm in te
schakelen.
Als u geen van de portieren noch de
achterklep binnen twee minuten na uitscha-
keling van het alarm opent (en de auto werd
met de afstandsbediening ontgrendeld),
wordt het alarm automatisch weer
ingeschakeld. Tegelijkertijd wordt de auto
vergrendeld.
V50 book w546.book Page 101 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
102
Sloten en alarm
Alarm (optie)
Geactiveerd alarm uitschakelen
Druk op de ontgrendelingstoets van de
afstandsbediening of steek de sleutel in
het contactslot.
De richtingaanwijzers van de auto geven ter
bevestiging twee korte lichtsignalen af.
Alarmsignalen
Bij alarm gebeurt het volgende:
Er klinkt 25 seconden lang een sirene.
Deze beschikt over een eigen accu die
wordt ingeschakeld, als de accu van de
auto te weinig vermogen heeft of
ontkoppeld is.
Alle richtingaanwijzers knipperen vijf
minuten lang of korter wanneer u het
alarm volgens de bovenstaande aanwij-
zingen eerder uitschakelt.
Afstandsbediening werkt niet
Ook als de afstandsbediening om wat voor
reden dan ook niet werkt, kunt u het alarm
nog steeds uitschakelen en de motor als
volgt starten:
Open het bestuurdersportier met het
sleutelblad. Het alarm gaat af en de
sirene klinkt.
Steek de afstandsbediening in het
contactslot. Het alarm wordt uitge-
schakeld. De alarmdiode knippert snel
totdat u de contactsleutel in stand II
draait.
1. Sensoren uitschakelen
2. Geen functie
Alarmsensoren en Safelock-
functie tijdelijk deactiveren
Om te voorkomen dat het alarm per ongeluk
afgaat, bijvoorbeeld op een veerboot, kunt u
de bewegingsmelder en de niveausensoren
tijdelijk uitschakelen.
Draai de contactsleutel naar stand II en
vervolgens terug naar stand 0. Neem de
sleutel uit.
Druk op de knop (1). De LED in de knop
blijft branden, totdat u de auto
vergrendelt.
V50 book w546.book Page 102 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
103
Sloten en alarm
Alarm (optie)
Zolang de sleutel in het contact steekt (of tot
één minuut na het uitnemen van de sleutel),
blijft er een melding op het display staan.
De volgende keer dat u het contact
inschakelt, worden de sensoren weer geacti-
veerd.
Als de auto met Safelock-functie is uitgerust,
wordt deze functie tegelijkertijd geactiveerd.
Alarmsysteem testen
Bewegingsmelder in passagiersruimte
testen
Open alle zijruiten.
Activeer het alarm. De LED knippert
langzaam om aan te geven dat het alarm
is ingeschakeld.
Wacht 30 seconden.
Test de bewegingsmelder in de passa-
giersruimte door een tas of iets dergelijks
van de stoel te pakken. Er moet nu een
sirene afgaan en tegelijkertijd moeten alle
richtingaanwijzers knipperen.
Deactiveer het alarm door de auto via de
afstandsbediening te ontgrendelen.
Portieren testen
Activeer het alarm.
Wacht 30 seconden.
Ontgrendel de auto met de sleutel aan de
bestuurderszijde.
Open een van de portieren. Er moet nu
een sirene afgaan en tegelijkertijd moeten
alle richtingaanwijzers knipperen.
Deactiveer het alarm door de auto via de
afstandsbediening te ontgrendelen.
Motorkap testen
Ga in de auto zitten en deactiveer de
bewegingsmelder.
Activeer het alarm. Blijf in de auto zitten
en vergrendel de portieren met de knop
op de afstandsbediening.
Wacht 30 seconden.
Ontgrendel de motorkap met de hendel
onder het dashboard. Er moet nu een
sirene afgaan en tegelijkertijd moeten alle
richtingaanwijzers knipperen.
Deactiveer het alarm door de auto via de
afstandsbediening te ontgrendelen.
V50 book w546.book Page 103 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
104
Sloten en alarm
V50 06 Locks and alarm w546.fm Page 104 Thursday, November 24, 2005 9:53 AM
105
Starten en rijden
Algemene informatie 106
Tanken 107
Motor starten 108
“Keyless Drive” 110
Handgeschakelde versnellingsbak 111
Automatische versnellingsbak 113
Vierwielaandrijving 116
Remsysteem 117
Stabiliteitssysteem 119
Parkeerhulp (optie) 121
Slepen en bergen 123
Starten met hulpaccu 125
Rijden met een aanhanger 126
Trekhaak 128
Afneembare trekhaak 130
Lading vervoeren 135
Lichtbundel aanpassen 136
V50 book w546.book Page 105 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
106
Starten en rijden
Algemene informatie
Zuinig rijden
Zuinig rijden houdt in dat u anticiperend en
rustig rijdt, en uw rijstijl en snelheid afstemt
op de verkeerssituatie.
Laat de motor zo spoedig mogelijk op
bedrijfstemperatuur komen.
Laat de motor niet stationair lopen, maar
rijd zo snel mogelijk met lichte belasting.
Een koude motor verbruikt meer
brandstof dan een warme.
Vermijd onnodig snel optrekken en
krachtig remmen.
Laat zware lading niet onnodig lang in de
auto liggen.
Gebruik geen winterbanden op sneeuw-
vrije wegen.
Verwijder de lastdrager wanneer u deze
niet nodig hebt.
Rijd niet met open zijruiten.
Nieuwe auto’s en gladde wegen
Oefen onder gecontroleerde omstandig-
heden om te testen hoe de nieuwe auto bij
gladheid reageert.
Motor en koelsysteem
In bepaalde omstandigheden, bijv. tijdens het
rijden op steile hellingen en bij het vervoer
van een zware lading, bestaat het gevaar dat
de motor en het koelsysteem oververhit
raken.
Vermijd oververhitting van het
koelsysteem
Houd een lage snelheid aan, wanneer u
met een aanhanger achter de auto een
lange en steile helling oprijdt.
Na een zware rit moet u de motor niet
meteen afzetten, maar nog enige tijd
stationair laten lopen.
Verwijder verstralers die voor de grille
zitten, als u bij extreem warm weer rijdt.
Vermijd oververhitting van de motor
Laat de motor geen hogere toeren maken
dan 4500 omw/min (dieselmotor:
3500 omw/min), wanneer u met een
aanhanger of caravan achter de auto in
heuvelachtig gebied rijdt. Anders kan de
olietemperatuur te hoog oplopen.
Open achterklep
Rijd niet met een geopende achterklep. Als u
toch en stukje met een geopende achterklep
moet rijden, kunt u het volgende doen:
Doe alle ruiten dicht.
Stuur de lucht naar de voorruit en de vloer
en laat de ventilator op de hoogste
snelheid draaien.
Accu niet overmatig belasten
De elektrische functies van de auto belasten
de accu in verschillende mate. Laat de
contactsleutel niet te lang achtereen in
stand II staan, als u de motor hebt afgezet.
Gebruik liever stand I. Op die manier wordt
er minder stroom afgenomen. De 12V-
aansluiting in de bagageruimte levert ook
spanning als u de contactsleutel hebt uitge-
nomen.
Voorbeelden van onderdelen/systemen die
veel stroom afnemen zijn:
interieurventilator
ruitenwissers
audiosysteem (hoog volume)
stadslichten.
Let er tevens op dat de verschillende acces-
soires het elektrische systeem belasten.
Maak daarom geen gebruik van functies die
veel stroom afnemen, wanneer u de motor
hebt afgezet.
Als de accuspanning laag is, verschijnt er een
melding op het display. De energiesparings-
functie schakelt bepaalde onderdelen/
systemen uit of verlaagt de belasting van de
accu door bijvoorbeeld de interieurventilator
lager te zetten en de geluidsinstallatie uit te
schakelen. U laadt de accu op door de motor
te starten.
WAARSCHUWING!
Rijd niet met een geopende achterklep. Er
kunnen giftige gassen via de bagage-
ruimte de passagiersruimte in worden
gezogen.
V50 book w546.book Page 106 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
107
Starten en rijden
Tanken
Schakel voordat u gaat tanken de standver-
warming op brandstof uit.
Tankvulklep openen
Open de tankvulklep met de knop op het
verlichtingspaneel (zie pagina 46). De klep
kan niet worden geopend wanneer de motor
loopt. De tankvulklep zit op het rechter
achterspatbord.
Sluiten
Duw de klep dusdanig in dat u die hoort
klikken.
Tankdop
Draai de tankdop zo ver los dat u een
merkbare weerstand voelt. Draai de dop tot
aan de aanslag voorbij de weerstand. Trek de
dop uit de vulopening en hang hem aan de
binnenkant van de tankvulklep op.
Plaats de tankdop na het tanken terug. Draai
de dop zo ver dicht dat u een of meer duide-
lijke klikken hoort.
Brandstof tanken
Haal het vulpistool na de eerste afslag uit de
vulopening. Bij warm weer kan de tank bij een
grote hoeveelheid brandstof overlopen.
Gebruik geen brandstof met een slechtere
kwaliteit dan aangegeven op pagina 217,
omdat dit een nadelige invloed kan hebben
op het motorvermogen en het brandstofver-
bruik.
Benzine
Dieselolie
Bij lage temperaturen (–5 °C tot –40 °C) kan
de paraffine in de dieselolie uitvlokken. Dit
kan tot startproblemen leiden.
WAARSCHUWING!
Gemorste brandstof kan door de hete
uitlaatgassen ontvlammen.
Schakel voordat u gaat tanken de stand-
verwarming op brandstof uit.
Schakel voordat u gaat tanken uw mobiele
telefoon uit. Het belsignaal kan aanleiding
geven tot vonkvorming en daarbij de
brandstofdampen ontsteken met gevaar
voor brand en verwondingen.
BELANGRIJK!
Voeg nooit reinigende additieven (dopes)
aan de benzine toe zonder het uitdrukke-
lijke advies van Volvo.
BELANGRIJK!
Gebruik speciale winterbrandstof tijdens
de wintermaanden.
V50 book w546.book Page 107 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
108
Starten en rijden
Motor starten
Afhankelijk van de motortemperatuur tijdens
de start kan het gebeuren dat het motortoe-
rental van bepaalde motortypen na een
koude start iets hoger is dan normaal. Volvo
streeft ernaar de uitstoot van uitlaatgassen te
beperken door het uitlaatgasreinigings-
systeem van de motor zo spoedig mogelijk op
bedrijfstemperatuur te brengen.
N.B. Tijdens de koude start is het mogelijk
dat het motortoerental merkbaar hoger is dan
normaal is voor bepaalde motortypes. Dit
omdat ernaar wordt gestreefd het uitlaatgas-
reinigingssysteem zo snel mogelijk op bedrijf-
stemperatuur te brengen en tegelijkertijd de
uitstoot te beperken van stoffen die
schadelijk zijn voor het milieu.
Voordat de motor wordt gestart
Trek de handrem (parkeerrem) aan.
Automatische versnellingsbak:
De contactsleutel moet in stand II staan,
trap op het rempedaal en zet de keuze-
hendel in stand P of N.
Handgeschakelde versnellingsbak:
Zet de versnellingspook in de neutrale
stand en houd het koppelingspedaal
volledig ingedrukt. Dit is met name van
belang bij strenge vorst.
Motor starten
Benzinemotor:
Draai de contactsleutel naar stand III. Als
de motor niet binnen 5–10 seconden
aanslaat, moet u de sleutel loslaten en
een nieuwe startpoging doen.
Automatisch starten (T5 automaat)
Met de functie automatisch starten hoeft u de
contactsleutel (of de startknop op modellen
met “Keyless Drive”, zie pagina 110) niet
langer in de startstand (stand III) vast te
houden totdat de motor is aangeslagen.
Draai de contactsleutel naar de startstand en
laat de sleutel weer los. De startmotor blijft
vervolgens automatisch (tot tien seconden
lang) draaien totdat de motor is aangeslagen.
Dieselmotor:
Draai de contactsleutel naar stand II. Een
controlelampje
1
op het instrumenten-
paneel gaat branden om aan te geven dat
de motor wordt voorverwarmd. Draai de
sleutel naar stand III, wanneer het contro-
lelampje uitgaat.
Roetfilter dieselmotor (DPF)
Dieselmodellen zijn uitgerust met een
roetfilter, waardoor een nog efficiëntere
uitlaatgasreiniging mogelijk is. Onder
normale rijomstandigheden blijven de
roetdeeltjes uit de uitlaatgassen in het filter
achter. Om de roetdeeltjes te verbranden en
het filter te legen wordt een zogeheten
regeneratie gestart. Daarvoor moet de motor
de normale bedrijfstemperatuur hebben.
Afhankelijk van de rijomstandigheden wordt
het filter om de 300-900 kilometer geregene-
reerd. De regeneratie duurt normaal 10 tot
20 minuten. Gedurende deze tijd kan het
brandstofverbruik ietwat stijgen.
Om de motor tijdens de regeneratie zwaarder
te belasten is het mogelijk dat de achterruitver-
warming zonder verdere indicatie spontaan
aanslaat.
Regeneratie bij koud weer
Als u bij koud weer vaak korte afstanden rijdt,
komt de motor niet voldoende op tempe-
ratuur. Dit betekent dat het roetfilter niet
geregenereerd en niet geleegd wordt.
WAARSCHUWING!
Neem de contactsleutel nooit tijdens het
rijden uit het contactslot, ook niet als de
auto gesleept wordt. Bij het slepen moet
de contactsleutel in stand II staan. U loopt
anders het gevaar dat het stuurslot wordt
geactiveerd, waardoor de auto
onbestuurbaar wordt.
1. Zie pagina 41 voor meer informatie.
V50 book w546.book Page 108 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
109
Starten en rijden
Motor starten
Wanneer het filter voor ca. 80 % met
roetdeeltjes gevuld is, verschijnt de
waarschuwingsmelding ROETFILTER VOL -
ZIE HANDLEIDING op het display van het
instrumentenpaneel.
U start de regeneratie van het filter door met
de auto op een secundaire weg of op een
snelweg te rijden tot de motor voldoende op
temperatuur is gekomen. Rijd vervolgens nog
ca. 20 minuten door.
Wanneer het filter geregenereerd is, wordt de
waarschuwingsmelding automatisch gewist.
Gebruik bij koud weer de standverwarming
(optie), zodat de motor sneller op tempe-
ratuur komt.
Contactsleutels en elektronische
startblokkering
Laat de contactsleutel nooit samen met
andere sleutels of metalen voorwerpen aan
dezelfde sleutelbos hangen. Als u dat wel
doet, kan de elektronische startblokkering
per ongeluk worden geactiveerd.
Contact- en stuurslot
0 – Blokkeerstand
Het stuurslot blokkeert het
stuurwiel, wanneer u de
sleutel uit het contactslot
neemt.
I – Radiostand
Sommige onderdelen van
het elektrische systeem
kunnen worden
ingeschakeld. Het
elektrische systeem van de
motor is echter uitgeschakeld.
II – Rijstand
De stand waarin de contact-
sleutel tijdens het rijden
staat. Het elektrische
systeem van de auto is
ingeschakeld.
III – Startstand
De startmotor wordt
ingeschakeld. Wanneer u
nadat de motor is aange-
slagen de sleutel loslaat,
veert deze automatisch
terug in de rijstand.
Als de sleutel tussen twee standen in staat
kan er een tikkend geluid te horen zijn. Draai
de sleutel in dat geval eerst naar stand II en
daarna terug om het geluid te laten
verdwijnen.
Bij een geactiveerd stuurslot
Als de voorwielen dusdanig staan dat het
stuurslot belast wordt, kan er een
waarschuwing op het informatiedisplay
verschijnen met de melding dat de motor niet
kan worden gestart.
Neem in dat geval de sleutel uit en draai
aan het stuurwiel, zodat het stuurslot
ontlast wordt.
Houd het stuurwiel in dezelfde stand vast
terwijl u de sleutel weer in het contactslot
steekt en een nieuwe startpoging doet.
Zorg dat het stuurslot actief is, wanneer u de
auto verlaat. Zo beperkt u de kans op diefstal.
BELANGRIJK!
Als het filter helemaal met roetdeeltjes
gevuld is, vertoont de motor soms start-
problemen. Het filter is dan onbruikbaar
geworden. Het is in dat geval mogelijk dat
u het filter moet vervangen.
WAARSCHUWING!
Neem de contactsleutel nooit tijdens het
rijden of het slepen uit het contactslot. U
loopt anders het gevaar dat het stuurslot
wordt geactiveerd, waardoor de auto
onbestuurbaar wordt.
WAARSCHUWING!
Neem bij het verlaten van de auto altijd de
contactsleutel uit het contactslot. Dit geldt
in het bijzonder wanneer er kinderen in de
auto achterblijven.
V50 book w546.book Page 109 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
110
Starten en rijden
“Keyless Drive”
Auto starten
In plaats van een contactsleutel zit er een
startknop op het contactslot. U gebruikt de
startknop op dezelfde manier als de contact-
sleutel. Het enige verschil is dat u om veilig-
heidsredenen bij het starten op het
koppelingspedaal (auto met handgescha-
kelde versnellingsbak) of op het rempedaal
(auto met automatische versnellingsbak)
moet trappen.
U kunt de motor alleen starten, wanneer de
afstandsbediening/sleutel in de passagiers-
of bagageruimte ligt.
Start de motor als volgt:
Trap op het koppelings- of rempedaal.
Benzinemotor:
Druk op de startknop en draai deze naar
stand III.
Dieselmotor:
Draai eerst de startknop naar stand II en
wacht totdat het dieselcontrolelampje op
het instrumentenpaneel (zie pagina 41) is
gedoofd. Draai de startknop vervolgens
naar stand III.
Startknop of contactsleutel
U kunt de motor vervolgens met de startknop
of de contactsleutel starten.
Verwijder de startknop als volgt:
Duw de pal in en trek de knop naar
buiten.
V50 book w546.book Page 110 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
111
Starten en rijden
Handgeschakelde versnellingsbak
Schakelstanden,
vijfversnellingsbak
Trap het koppelingspedaal tijdens het
schakelen altijd zo ver mogelijk in. Haal uw
voet na het schakelen weer van het koppe-
lingspedaal af! Houd u aan het aangegeven
schakelpatroon.
Om het brandstofverbruik zo laag mogelijk te
houden, moet u zoveel mogelijk gebruik
maken van hoge versnellingen.
Blokkering achteruitversnelling,
vijfversnellingsbak
Schakel de achteruitversnelling alleen in als
de auto stilstaat. Om de achteruitversnelling
in te schakelen moet u de versnellingspook
eerst in de neutrale stand N zetten. Door de
blokkering van de achteruitversnelling kunt u
de versnellingspook niet rechtstreeks vanuit
de vijfde versnelling in de achteruitversnelling
zetten.
Schakelstanden,
zesversnellingsbak (benzine)
Trap het koppelingspedaal tijdens het
schakelen altijd zo ver mogelijk in. Haal uw
voet na het schakelen weer van het koppe-
lingspedaal af! Houd u aan het aangegeven
schakelpatroon.
Om het brandstofverbruik zo laag mogelijk te
houden, moet u zoveel mogelijk gebruik
maken van hoge versnellingen.
Het kan problemen geven de schakelstanden
voor de vijfde en zesde versnelling te vinden,
wanneer de auto stilstaat. Dit omdat de
blokkering van de achteruitversnelling (die
dwarsslagen blokkeert) dan niet geactiveerd
is.
V50 book w546.book Page 111 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
112
Starten en rijden
Handgeschakelde versnellingsbak
Blokkering achteruitversnelling,
zesversnellingsbak (benzine)
Schakel de achteruitversnelling alleen in,
wanneer de auto stilstaat.
N.B. De achteruitversnelling wordt elektro-
nisch geblokkeerd, als de auto sneller rijdt
dan 20 km/h.
Schakelstanden,
zesversnellingsbak (diesel)
1
Trap het koppelingspedaal tijdens het
schakelen altijd zo ver mogelijk in. Haal uw
voet na het schakelen weer van het koppe-
lingspedaal af. Houd u aan het aangegeven
schakelpatroon. Om het brandstofverbruik zo
laag mogelijk te houden moet u zoveel
mogelijk gebruik maken van de hoogste
versnellingen.
Blokkering achteruitversnelling
zesversnellingsbak (diesel)
Schakel de achteruitversnelling alleen in,
wanneer de auto stilstaat. Duw de versnel-
lingspook omlaag en haal deze naar links om
de achteruitversnelling in te schakelen.
1. Bepaalde markten.
V50 book w546.book Page 112 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
113
Starten en rijden
Automatische versnellingsbak
Koude start
Als u bij koud weer wegrijdt, is het mogelijk
dat het schakelen ietwat stug gaat. Dit komt
omdat de versnellingsbakolie bij lagere
temperaturen stroperiger wordt. Om de
uitstoot van uitlaatgassen te beperken
schakelt de versnellingsbak later op dan
normaal, wanneer u bij lage temperaturen
wegrijdt.
N.B. Afhankelijk van de motortemperatuur
tijdens de start kan het gebeuren dat het
motortoerental van bepaalde motortypen na
een koude start iets hoger is dan normaal.
Kickdown
Als u het gaspedaal volledig intrapt (tot
voorbij de normale volgasstand), schakelt de
versnellingsbak automatisch terug naar een
lagere versnelling. Dit is de zogeheten
kickdown.
Wanneer u het gaspedaal uit de kickdown-
stand loslaat, schakelt de versnellingsbak
automatisch op.
Gebruik de kickdown om zo snel mogelijk te
accelereren zoals bij het inhalen.
Om overtoeren te voorkomen, is het stuurpro-
gramma van de versnellingsbak voorzien van
een terugschakelblokkering waardoor de
zogeheten kickdown niet mogelijk is.
Kickdown is niet mogelijk in een handmatige
schakelstand (Geartronic).
Beveiligingssystemen
Auto’s met een automatische versnellingsbak
zijn uitgerust met een aantal speciale beveili-
gingssystemen:
Sleutelblokkering, “Keylock”
De keuzehendel moet in stand P staan om de
contactsleutel te kunnen uitnemen. In alle
andere standen is de sleutel geblokkeerd.
Parkeerstand (stand P)
Stilstaande auto met draaiende motor:
Houd uw voet op het rempedaal terwijl u
de keuzehendel verzet.
Elektrische schakelblokkering, Shiftlock
Parkeerstand (stand P)
Om de keuzehendel uit stand P te kunnen
halen, moet de contactsleutel in stand II
staan en moet het rempedaal worden
bediend.
Schakelblokkering, vrijstand (stand N)
Als de keuzehendel in stand N staat en de
auto heeft minstens drie seconden stilge-
staan (of de motor nu loopt of niet), is de
keuzehendel geblokkeerd in stand N.
Om de keuzehendel uit stand N te halen,
moet het rempedaal worden bediend en
moet de contactsleutel in stand II staan.
Schakelblokkering uitschakelen
In bepaalde gevallen moet u de auto kunnen
verzetten, wanneer er niet in gereden kan
worden zoals bij een lege accu. Doe het
volgende om de auto in dat geval te
verzetten:
Er zit een dekplaatje onder het paneel met
P-R-N-D op de keuzehendel. Open het
aan de achterzijde.
Steek het sleutelblad van de afstandsbe-
diening zover mogelijk in de opening
omlaag en houd het ingedrukt. Vervolgens
kunt u de hendel uit stand P halen.
V50 book w546.book Page 113 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
114
Starten en rijden
Automatische versnellingsbak
Mechanische
keuzehendelblokkering
U kunt de hendel altijd ongehinderd heen en
weer halen tussen de stand N en D. Om de
hendel in één van de overige standen te
zetten, moet u een blokkering opheffen door
op de blokkeerknop op de keuzehendel te
drukken.
Wanneer u de blokkeerknop indrukt, kunt u
de hendel vooruit of achteruit bewegen
tussen de verschillende schakelstanden.
Automatische schakelstanden
P – Parkeerstand
Selecteer stand P, wanneer u de motor start
of de auto parkeert.
N.B. U moet het rempedaal bedienen om de
keuzehendel uit stand P te kunnen halen.
In stand P is de versnellingsbak mechanisch
geblokkeerd. Trek bij het parkeren altijd de
handrem aan.
R – Achteruitrijstand
De auto moet stilstaan wanneer u de hendel
in stand R zet.
N – Vrijstand
Stand N is de vrijstand. In deze stand kunt u
de motor starten en er is geen versnelling
ingeschakeld. Trek de handrem aan, wanneer
de auto stilstaat en de keuzehendel in
stand N staat.
D – Rijstand
Stand D is de normale rijstand. De versnel-
lingsbak schakelt automatisch op en terug
tussen de versnellingen afhankelijk van de
stand van het gaspedaal en de snelheid. Zorg
ervoor dat de auto stilstaat, voordat u de
keuzehendel vanuit stand R in stand D zet.
Handmatige schakelstanden
Om van de automatische rijstand D naar een
handmatige stand over te schakelen, moet u
de keuzehendel in stand M zetten. Om van
stand M naar de automatische rijstand D
over te schakelen, moet u de keuzehendel in
stand D zetten.
Tijdens het rijden
De handmatige schakelstanden kunnen op
elk moment tijdens het rijden ingeschakeld
worden. De ingeschakelde versnelling is
geblokkeerd totdat u een andere versnelling
kiest.
BELANGRIJK!
De auto moet stilstaan wanneer u de
hendel in stand P zet.
V50 book w546.book Page 114 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
115
Starten en rijden
Automatische versnellingsbak
Als u de keuzehendel naar de – (min)
beweegt, schakelt de versnellingsbak
automatisch een versnelling terug en wordt
er tegelijkertijd op de motor afgeremd als u
het gaspedaal loslaat. Als u de keuzehendel
naar de + (plus) beweegt, schakelt de
versnellingsbak een versnelling op.
De geselecteerde versnelling wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven (zie
pagina 39).
N.B. Geartronic heeft twee veiligheids-
functies:
Geartronic staat geen terugschakeling/
kickdown toe die tot een dusdanig hoog
toerental leidt dat de motor wordt
beschadigd. Wanneer de bestuurder toch
probeert een dergelijke kickdown uit te
voeren, gebeurt er niets. De auto blijft in
de oorspronkelijke versnelling rijden.
Om schokken en afslaan van de motor te
voorkomen, schakelt Geartronic automa-
tisch terug als de bestuurder langzamer
gaat rijden dan wat voor de gekozen
versnelling gepast is.
W – Winter
Druk op de knop W om het
winter W in- en uitschakelen.
Wanneer het winterpro-
gramma ingeschakeld is,
brandt het symbool W op
het instrumentenpaneel.
Wanneer het winterprogramma ingeschakeld
is, start de versnellingsbak in een hogere
versnelling om op gladde wegen gemakke-
lijker te kunnen wegrijden en worden de
lagere versnellingen alleen geactiveerd bij
kickdown.
U kunt het programma W altijd inschakelen
ongeacht de stand van de keuzehendel. Het
programma werkt echter alleen, wanneer de
keuzehendel in stand D staat.
Om overtoeren te voorkomen is het stuurpro-
gramma van de versnellingsbak voorzien van
een terugschakelblokkering.
V50 book w546.book Page 115 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
116
Starten en rijden
Vierwielaandrijving
Vierwielaandrijving, AWD (All
Wheel Drive)
De vierwielaandrijving is permanent
ingeschakeld.
Bij vierwielaandrijving worden alle vier de
wielen van de auto tegelijk aangedreven. Het
motorkoppel wordt automatisch over de
voor- en achterwielen verdeeld. Een elektro-
nisch gestuurd koppelingssysteem verdeelt
het vermogen over het wielpaar dat op dat
moment de beste grip op het wegdek heeft.
Dit om optimale wegligging te verkrijgen en te
voorkomen dat de wielen doorslippen.
Bij normaal rijden worden de voorwielen naar
verhouding iets sterker aangedreven dan de
achterwielen.
Vierwielaandrijving verhoogt de rijveiligheid
tijdens regen- en sneeuwval en bij ijzel.
V50 book w546.book Page 116 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
117
Starten en rijden
Remsysteem
Rembekrachtiging
Als de auto rolt of wordt gesleept met een
uitgeschakelde motor, moet u
ongeveer vijfmaal zoveel druk uitoefenen op
het rempedaal als wanneer de motor loopt.
Als u bij het starten van de motor op het
rempedaal trapt, kan het rempedaal iets
omlaagkomen. Dit is volkomen normaal
omdat de rembekrachtiging geactiveerd
wordt. Bij een auto met EBA (Emergency
Brake Assistance) kan dit nog duidelijker te
merken zijn.
N.B. Als geremd moet worden met een uitge-
schakelde motor, trap dan eenmaal hard en
resoluut op het rempedaal – dus niet
pompen.
Remkringen
Het nevenstaande symbool licht op,
wanneer er een remkring defect is.
Als er een storing in een van de
remkringen optreedt, is remmen nog steeds
mogelijk. U moet het rempedaal echter verder
intrappen en het pedaal kan minder stug
aanvoelen. U moet harder op het pedaal
trappen om de normale remkracht te
verkrijgen.
Vocht kan de remeigenschappen
beïnvloeden
Door opspattend water (bij hevige regenval,
in waterplassen of tijdens een wasbeurt)
worden de onderdelen van het remsysteem
nat. Daardoor kunnen de wrijvingseigen-
schappen van de remblokken gewijzigd
worden, zodat u een bepaalde verlenging van
de aanspreekduur van de remmen kunt
merken.
Trap zo nu en dan lichtjes op het rempedaal,
als u lange afstanden in de regen of sneeuw-
modder aflegt. Doe dit ook bij zeer vochtig of
koud weer. Op die manier verwarmt u de
remblokken waardoor het vocht verdampt.
Deze procedure is ook aan te raden voordat
u de auto voor langere tijd in dergelijke
weersomstandigheden parkeert.
Als de remmen zwaar belast
worden
De remmen van de auto worden zwaar belast,
wanneer u in de bergen of op wegen met
vergelijkbare niveauverschillen rijdt; zelfs als
u niet bijzonder hard op het rempedaal trapt.
Omdat de snelheid in dergelijke omstandig-
heden vaak laag is, worden de remmen niet
even goed gekoeld als bij snelle ritten op
vlakke wegen.
Om de remmen niet overmatig te belasten,
kunt u tijdens het afdalen beter terugscha-
kelen dan het rempedaal gebruiken. Gebruik
dezelfde versnelling die u zou gebruiken
wanneer u een helling oprijdt. Op die manier
kunt u beter op de motor afremmen en hoeft
u de rem slechts korte tijd te gebruiken.
Let erop dat u de remmen nog meer belast,
wanneer u met een aanhanger rijdt.
Antiblokkeerremsysteem (ABS)
Het ABS (Anti-lock Braking System)
voorkomt dat de wielen tijdens het
remmen geblokkeerd raken.
Zo blijft de auto bestuurbaar,
waardoor het bijv. makkelijker is om obstakels
te ontwijken.
Wanneer u na het starten van de motor
wegrijdt en een snelheid van ca. 20 km/h
hebt bereikt, gaat er een korte zelftest van het
ABS van start. Dit kunt u zowel horen als
voelen aan de pulsaties in het rempedaal.
Om het ABS maximaal te benutten:
Trap zo hard mogelijk op het rempedaal
(er zijn pulsaties voelbaar).
Stuur de auto in de rijrichting en blijf druk
op het rempedaal uitoefenen.
WAARSCHUWING!
De rembekrachtiging werkt alleen, als de
motor loopt.
V50 book w546.book Page 117 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
118
Starten en rijden
Remsysteem
Aarzel niet om op een terrein zonder verkeer
te testen hoe het ABS in verschillende weers-
omstandigheden reageert.
Het ABS-symbool licht op en blijft continu
branden:
gedurende twee seconden tijdens de
start als het ABS door een storing werd
uitgeschakeld.
Remkrachtverhoging – EBA
(Emergency Brake Assistance) Het EBA is
dusdanig geconstrueerd dat u, wanneer u
krachtig moet remmen, altijd meteen het
maximale remvermogen kunt afnemen. Het
systeem registreert het moment waarop u
krachtig wilt afremmen door de snelheid te
meten waarmee u op het rempedaal trapt.
Blijf remmen zonder het rem pedaal los te
laten. Het systeem wordt uitgeschakeld,
wanneer u het rempedaal loslaat. Het
systeem is altijd actief. U kunt het dan ook
niet uitschakelen.
WAARSCHUWING!
Als de waarschuwingslampjes voor het
remsysteem en het ABS tegelijkertijd
oplichten, kan er een storing zijn
opgetreden in het remsysteem. Als het
remvloeistofpeil in dat geval in orde is,
moet u de auto voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde erkende Volvo-werkplaats
rijden om het remsysteem te laten contro-
leren.
Als de remvloeistof onder het MIN-
streepje van het reservoir staat, mag u niet
verder rijden voordat u remvloeistof hebt
bijgevuld.
Controleer tevens de oorzaak van het
remvloeistofverlies.
V50 book w546.book Page 118 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
119
Starten en rijden
Stabiliteitssysteem
Wanneer het systeem actief is, kan het lijken
alsof de auto niet normaal reageert op de
stand van het gaspedaal. Dit komt doordat
het systeem de grip op het wegdek regis-
treert en de verschillende deelsystemen van
het stabiliteitssysteem inschakelt.
De auto is uitgerust met een Stabiliteits- en
tractieregelsysteem (STC) – of met een
Dynamisch stabiliteits- en tractieregel-
systeem (DSTC).
Tractieregeling, Traction Control (TC)
De tractieregeling brengt de aandrijfkracht
van een slippend aandrijfwiel over op een
aandrijfwiel dat niet slipt. Om de aandrijf-
kracht in een dergelijke situatie te verhogen,
is het mogelijk dat u het gaspedaal verder
dan normaal moet intrappen. Wanneer de
tractieregeling actief is, kunt u een pulserend
geluid horen. Dit is volkomen normaal. De
tractieregeling is voornamelijk actief op lage
snelheden. U kunt de functie niet uitscha-
kelen.
Antispinregeling, Spin Control (SC)
De antispinregeling voorkomt dat de aange-
dreven wielen tijdens het optrekken
doorslippen. De regeling verhoogt de
veiligheid op gladde wegen. Bij het rijden met
sneeuwkettingen of bij het rijden in een diepe
laag sneeuw of zand, kan het handig zijn om
de antispinregeling uit te schakelen om zo de
tractie te verhogen. U kunt de regeling
uitschakelen met de knop voor STC/DSTC.
Antislipregeling, Active Yaw Control
(AYC)
De antislipregeling zorgt ervoor dat een of
meer wielen van de auto automatisch worden
geremd om de auto te stabiliseren als deze in
de slip dreigt te raken. Het rempedaal doet
stugger aan dan normaal en u hoort een
pulserend geluid.
De antislipregeling is altijd actief. U kunt de
regeling dan ook niet uitschakelen.
Knop STC of DSTC
Met de knop STC of DSTC op de midden-
console kunt u de functionaliteit van het
systeem beperken of een geldende
beperking opheffen. Wanneer de LED in de
knop brandt, is het systeem actief. De LED in
de knop gaat uit, wanneer de werking van het
stabiliteitsysteem beperkt is. De overige
systemen werken onverminderd voort.
N.B. Om de werking van het STC- of DSTC-
systeem te beperken moet u de knop ten
minste een halve seconde ingedrukt houden.
De LED in de knop dooft dan en de melding
STC/DSTC SPIN CONTROL UIT verschijnt
op het informatiedisplay. Het systeem wordt
iedere keer dat u de motor start automatisch
geactiveerd.
Functie/
systeem
STC
DSTC
1
1. Optie op bepaalde markten.
TC X X
SC X X
AYC X
V50 book w546.book Page 119 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
120
Starten en rijden
Stabiliteitssysteem
Symbolen op
instrumentenpaneel
Symbool licht op en dooft
ca. 2 seconden later
Het symbool licht tijdens het
starten van de motor op om aan te
geven dat er een systeemtest
plaatsvindt.
Symbool knippert
De SC-regeling voorkomt dat de
aangedreven wielen van de auto
doorslippen. De TC-regeling
verbetert de grip van de auto op de
weg. De AYC-regeling voorkomt dat de auto
in de slip raakt.
Informatiesymbool brandt
continu
Het symbool brandt en de melding
TRACTIECONTROLE TIJDELIJK
UIT verschijnt op het informatie-
display. Wegens een te hoge remtempe-
ratuur gelden er tijdelijk beperkingen voor de
TC-regeling.
De regeling wordt automatisch opnieuw
ingeschakeld, wanneer de remtemperatuur
weer normaal is.
Informatiesymbool brandt
continu
Het symbool licht op en de
melding ANTI-SKID SERVICE
VEREIST verschijnt op het infor-
matiedisplay. Het STC- of DSTC-systeem
werd door een storing uitgeschakeld.
Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en zet de motor af.
Start de motor opnieuw.
Als het waarschuwingssymbool blijft
branden, moet u de auto naar een
werkplaats rijden om het systeem te laten
controleren.
WAARSCHUWING!
Bij een beperking van de functionaliteit
van het STC- of DSTC-systeem kunnen
de rijeigenschappen van de auto zich
wijzigen. Wees altijd voorzichtig in
bochten en op gladde wegen.
V50 book w546.book Page 120 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
121
Starten en rijden
Parkeerhulp (optie)
“Parking Support” voor- en achterzijde.
Algemene informatie
De “Parking Support” is bedoeld als
hulpmiddel tijdens het parkeren. Geluidssig-
nalen geven de afstand tot een waarge-
nomen obstakel aan.
Hoe dichter u het obstakel achter of voor
1
de
auto nadert, des te sneller volgen de geluids-
signalen elkaar op.
Bij een afstand van ca. 30 cm bestaat het
geluidssignaal uit een ononderbroken toon.
Als er zowel voor als achter de auto obstakels
binnen deze afstand liggen, komen de
geluidssignalen beurtelings uit de
luidsprekers voor- en achterin.
Wanneer u ondertussen naar een andere
geluidsbron van het audiosysteem luistert,
wordt het volume daarvan tijdelijk verlaagd.
Het systeem is altijd actief bij het starten van
de motor, waarbij de melding “Parkeerhulp
actief Exit = deactiveren” op het audiodisplay
verschijnt.
Parkeerhulp voorzijde
Het meetbereik strekt tot ca. 0,8 m recht voor
de auto.
Het is niet mogelijk de parkeerhulp te combi-
neren met verstralers, omdat de sensoren op
de verstralers reageren.
Parkeerhulp achterzijde
Het meetbereik strekt tot ca. 1,5 m recht
achter de auto.
N.B. Bij gebruik van een aanhanger of een
fietsdrager op de trekhaak moet u het
systeem uitschakelen. Als u dat niet doet,
reageren de sensoren op de aanhanger/fiets-
drager.
De parkeerhulp wordt automatisch uitge-
schakeld, wanneer u een aanhanger achter
de auto hebt hangen die met een originele
aanhangerkabel van Volvo aangesloten is.
Parkeerhulp uitschakelen/
opnieuw inschakelen
U kunt de parkeerhulp uitschakelen met een
druk op EXIT op het bedieningspaneel (zie
pagina 63). De melding “Parkeerhulp inactief
Enter = activeren” verschijnt dat op het
audiodisplay. De parkeerhulp is vervolgens
opnieuw te activeren met een druk op de
knop ENTER op het bedieningspaneel. De
melding “Parkeerhulp actief Exit = deacti-
veren” verschijnt dan op het audiodisplay.
Parkeerhulp voorzijde
De parkeerhulp aan de voorzijde is actief bij
snelheden tot 15 km/h, zelfs tijdens het
achteruitrijden.
De geluidssignalen komen uit de luidspreker
voorin.
Parkeerhulp achterzijde
De parkeerhulp aan de achterzijde wordt
geactiveerd bij het inschakelen van de
1. Op voorwaarde dat er aan voor- en
achterzijde sensoren voor “Parking
Support” zijn aangebracht.
WAARSCHUWING!
Hoewel de “Parking Support” handig is bij
het parkeren, bent u nog altijd schade-
plichtig bij eventuele fouten.
Wanneer er obstakels in de dode hoeken
van de sensoren zitten, zal het systeem ze
niet kunnen ontdekken. Houd kinderen en
dieren in de buurt van de auto in de gaten.
V50 book w546.book Page 121 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
122
Starten en rijden
Parkeerhulp (optie)
achteruitversnelling. Als het systeem uitge-
schakeld is, zal de melding “Parkeerhulp
inactief Enter = activeren” op het display
verschijnen zodra u de achteruitversnelling
inschakelt.
De geluidssignalen komen uit de luidspreker
achterin.
Aanduiding voor
systeemstoringen
Informatiesymbool brandt
continu
Het symbool licht op terwijl de
melding PARKEERHULP SERVICE
VEREIST op het informatiedisplay in het
midden van het instrumentenpaneel
verschijnt.
Sensoren voor parkeerhulp.
Sensoren schoonmaken
De sensoren werken alleen naar behoren,
wanneer u ze regelmatig schoonmaakt.
Reinig ze met water en autoshampoo.
De sensoren kunnen ten onrechte reageren
op een laag sneeuw en ijs.
BELANGRIJK!
In bepaalde omstandigheden kan het
parkeerhulpsysteem ten onrechte
waarschuwingssignalen afgeven. Dit
komt door externe geluidsbronnen met
ultrasone geluidssignalen van dezelfde
frequentie als de sensoren van het
systeem. Voorbeelden van dergelijke
geluidsbronnen zijn onder meer claxons,
natte banden op asfaltwegen, luchtdruk-
remmen en uitlaten van motorfietsen. Dit
is volkomen normaal en duidt dan ook
niet op een storing in het systeem.
V50 book w546.book Page 122 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
123
Starten en rijden
Slepen en bergen
Probeer de motor nooit aan te
slepen
Gebruik een hulpaccu als de accu leeg is en
de motor niet wil starten. Probeer de auto niet
te starten door hem te slepen.
Slepen
Controleer voordat u de auto gaat slepen wat
de toegestane maximumsnelheid is voor
slepen.
Draai de sleutel in het contactslot naar
stand II en hef het stuurslot op, zodat de
auto bestuurbaar is (zie pagina 108).
Laat de sleutel tijdens het slepen in
stand II staan.
Automatische versnellingsbak:
Zet de keuzehendel in stand N.
Handgeschakelde versnellingsbak:
Zet de versnellingspook in de neutrale
stand.
Zorg dat de sleepkabel altijd strak staat
om schokken te voorkomen. Houd uw
voet op het rempedaal.
De snelheidslimiet voor het wegslepen van
een auto met automatische versnellingsbak is
80 km/h. U mag de auto over een afstand van
maximaal 80 km verslepen. Sleep de auto
altijd met de voorkant van de auto in de
rijrichting.
Bergen
De toelaatbare maximumsnelheid voor het
bergen van modellen met een automatische
versnellingsbak is 80 km/h (met geheven
vooras). De maximaal toelaatbare afstand
bedraagt 80 km. Berg de auto altijd zo dat de
wielen in de rijrichting draaien.
BELANGRIJK!
De katalysator kan beschadigd raken als
u de auto probeert aan te slepen.
WAARSCHUWING!
Het stuurslot blijft in de stand staan die
het had toen de spanning werd verbroken.
Het stuurslot moet worden opgeheven,
voordat u de auto sleept.
De contactsleutel moet in stand II staan.
Neem de contactsleutel nooit tijdens het
rijden of slepen uit het contactslot.
WAARSCHUWING!
De rembekrachtiging en de stuurbekrach-
tiging werken niet wanneer de motor
uitgeschakeld is. U moet
ongeveer vijfmaal zo hard op het
rempedaal trappen en de auto stuurt
aanzienlijk zwaarder dan normaal.
V50 book w546.book Page 123 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
124
Starten en rijden
Slepen en bergen
Sleepoog
Gebruik het sleepoog als de auto over de
weg moet worden versleept. U bevestigt het
sleepoog in opening aan de rechterzijde van
de voor- of achterbumper. Monteer het
sleepoog als volgt:
Neem het sleepoog erbij dat onder het
vloerluik in de bagageruimte ligt.
Maak de onderkant van de afdekking in
de bumper los met een schroevendraaier
of een muntstuk.
Schroef het sleepoog stevig tot aan de
flens vast. Gebruik de wielsleutel om het
sleepoog vast te draaien.
Draai het sleepoog na gebruik los en
plaats het terug in de bagageruimte.
Plaats de afdekking weer terug op de
bumper.
BELANGRIJK!
Het sleepoog is alleen bedoeld voor het
slepen over de weg en niet geschikt voor
berging wanneer de auto bijvoorbeeld in
een sloot is gereden. Roep professionele
hulp in voor berging.
V50 book w546.book Page 124 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
125
Starten en rijden
Starten met hulpaccu
Starten met een hulpaccu
Als de accu leeg is, kunt de stroom van een
losse accu of van de accu in een andere auto
gebruiken. Controleer altijd of de klemmen
van de startkabels goed vastzitten en of er
geen vonken kunnen ontstaan tijdens de
startpoging.
Als u een hulpaccu gebruikt bij het starten
adviseren wij u de volgende stappen aan te
houden om explosiegevaar te voorkomen:
Draai de contactsleutel naar stand 0.
Zorg dat de hulpaccu een spanning van
12V levert.
Als de hulpaccu zich in een andere auto
bevindt, moet u de motor van die auto
afzetten. Zorg ervoor dat de auto’s elkaar
niet raken.
Sluit de rode startkabel aan tussen de
pluspool (1+) van de hulpaccu en de
pluspool (2+) van de lege accu.
Sluit de ene klem van de zwarte kabel aan
op de minpool (3–) van de hulpaccu.
Sluit de andere klem van de zwarte kabel
aan op het massapunt (4–) dat op bij de
linker veerpoot zit.
Start de motor van de “hulpauto”. Laat de
motor enkele minuten draaien op een
toerental dat iets hoger ligt dan normaal,
1500 omw/min.
Start de motor van de auto met de lege
accu.
Verwijder de startkabels. Verwijder eerst
de zwarte kabel en daarna de rode. Zorg
dat geen van de klemmen aan de zwarte
startkabel contact kan maken met de
pluspool van de accu of met de klem die
op de rode startkabel is aangesloten.
Raak de aansluitingen niet aan tijdens de
startpoging. Er bestaat namelijk gevaar voor
vonkvorming.
WAARSCHUWING!
Accu’s kunnen een zeer explosief knalgas
produceren. Een enkele vonk, veroorzaakt
door een onjuiste aansluiting van de start-
kabels, is voldoende om de accu tot
ontploffing te brengen.
Accu’s bevatten tevens zwavelzuur, wat
ernstige verwondingen door etsing kan
veroorzaken. Als u accuzuur in uw ogen
krijgt of op uw huid of kleren morst, moet
u onmiddellijk met grote hoeveelheden
water spoelen. Neem onmiddellijk contact
op met een arts, als u accuzuur in uw ogen
krijgt.
V50 book w546.book Page 125 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
126
Starten en rijden
Rijden met een aanhanger
Algemene informatie
Het laadvermogen is afhankelijk van de extra
accessoires die op de auto gemonteerd zijn,
zoals een trekhaak (een kogeldruk van 75 kg
bij een aangekoppelde aanhanger),
lastdragers, skibox e.d. plus het totaalge-
wicht van de inzittenden. Het laadvermogen
van de auto moet worden verminderd met het
gewicht van het aantal inzittenden.
Als de trekhaak door Volvo in de fabriek is
gemonteerd, wordt de auto compleet aange-
leverd met de benodigde randuitrusting voor
het gebruik van een aanhanger.
De trekhaak van de auto moet van een
goedgekeurd type zijn.
Bij montage achteraf moet u contact
opnemen met uw Volvo-dealer om te
controleren of uw auto van de nodige
uitrusting is voorzien om met een
aanhanger te kunnen rijden.
Verdeel de lading in de aanhanger
dusdanig dat de druk op de trekhaak de
maximale kogeldruk niet overschrijdt.
Verhoog de bandenspanning tot de
aanbevolen druk voor maximale belading.
Raadpleeg de bandenspanningstabel (zie
pagina 142).
Maak de trekhaak regelmatig schoon en
vet de
1
kogel regelmatig in.
Rijd niet met een zware aanhanger,
wanneer de auto nog helemaal nieuw is.
Wacht hiermee totdat de auto ten minste
1000 kilometer heeft gereden.
Bij het afdalen op lange en steile
hellingen worden de remmen veel
zwaarder belast dan normaal. Schakel
dan terug naar een lagere versnelling en
pas uw snelheid aan.
Bij het gebruik van een aanhanger wordt
de motor zwaarder belast dan normaal.
Wanneer de auto bij warm weer zwaar
belast wordt, kunnen de motor en de
versnellingsbak oververhit raken. Als de
temperatuurmeter voor de koelvloeistof
op het instrumentenpaneel tot in het rode
gebied uitslaat, moet u de auto stoppen
en de motor enkele minuten stationair
laten draaien. De automatische versnel-
lingsbak reageert met een ingebouwde
beveiligingsfunctie. Zie de melding op het
informatiedisplay. Bij oververhitting kan de
airconditioning zichzelf tijdelijk uitscha-
kelen.
Rijd om veiligheidsredenen niet sneller
dan 80 km/h, ook al staat de wetgeving in
bepaalde landen een hogere snelheid toe.
Zet de keuzehendel in de parkeerstand P,
wanneer u een automaat met aanhanger
parkeert. Gebruik altijd de handrem.
Gebruik wielblokken, als u een auto met
aanhanger op een steile helling parkeert.
Aanhangergewichten
Zie pagina 207 voor de toelaatbare aanhan-
gergewichten.
N.B. De aangegeven maximaal toelaatbare
aanhangergewichten zijn door Volvo
bepaald. Let erop dat er op grond van de
wetgeving voor motorvoertuigen in uw land
verdere beperkingen van het aanhangerge-
wicht en de snelheid kunnen gelden. Het is
bovendien mogelijk dat de trekhaak gespeci-
ficeerd is voor hogere gewichten dan het
maximaal toelaatbare aanhangergewicht van
de auto.
1. Geldt niet voor de trekhaak bij
gebruik van een kogelsegment met
trillingsdemper.
WAARSCHUWING!
Houd u aan de opgegeven aanbevelingen
voor het aanhangergewicht. De
aanhanger en de auto kunnen anders
moeilijk bestuurbaar worden tijdens
uitwijk- en remmanoeuvres.
V50 book w546.book Page 126 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
127
Starten en rijden
Rijden met een aanhanger
Automatische versnellingsbak,
rijden met een aanhanger
Op een helling parkeren:
Trek de handrem (parkeerrem) aan.
Zet de keuzehendel in de parkeerstand P.
Op een helling wegrijden:
Zet de keuzehendel in de rijstand D.
Haal de auto van de handrem
(parkeerrem).
Steile hellingen
Kies bij het omhoog rijden op steile
hellingen of in langzaam rijdend verkeer
de juiste handmatige lage versnellings-
stand. Zo voorkomt u dat de versnel-
lingsbak opschakelt en houdt u de
versnellingsbakolie koel.
Schakel geen hogere, handmatige
versnelling in dan de motor “aankan”.
Rijden in hoge versnellingen is niet altijd
zuinig.
Vermijd hellingen met een percentage van
meer dan 15 % bij het gebruik van een
aanhanger.
Dieselmotor met handgescha-
kelde versnellingsbak, rijden met
een aanhanger
Wanneer de auto bij warm weer zwaar belast
wordt, kunt u de koelventilator van de motor
laten vervangen door een exemplaar met een
grotere capaciteit. Dit om tijdelijke uitscha-
keling van de airconditioning of vermogens-
verlaging van de motor te voorkomen.
Informeer bij de dichtstbijzijnde Volvo-dealer
naar de mogelijkheden voor uw auto.
V50 book w546.book Page 127 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
128
Starten en rijden
Trekhaak
Trekhaken
U moet de kogel regelmatig schoonmaken en
met vet insmeren. Wanneer u een trekhaak
met trillingsdemper gebruikt, hoeft de kogel
niet te worden ingevet.
Als de auto is uitgerust met een afneembare
trekhaak, moeten de montagevoorschriften
voor het monteren van het kogelsegment
zorgvuldig worden opgevolgd (zie
pagina 130).
N.B. Neem na gebruik altijd het kogel-
segment los. Bewaar het in de bagageruimte.
Aanhangerkabel
Als de trekhaak van de auto een 13-polig
elektrisch contact heeft en de aanhanger een
7-polig contact, hebt u een adapter nodig.
Gebruik een door Volvo goedgekeurde
adapterkabel. Zorg dat de kabel niet over de
grond sleept.
WAARSCHUWING!
Let erop dat u de veiligheidskabel van de
aanhanger aan de daarvoor bestemde
bevestiging vastmaakt.
WAARSCHUWING!
Let op het volgende als uw auto is
uitgerust met de afneembare trekhaak van
Volvo:
Volg de montagevoorschriften voor het
kogelsegment nauwkeurig op.
Zorg dat het kogelsegment met de sleutel
vergrendeld is voordat u begint te rijden.
Controleer of het controlevenster groen
van kleur is.
V50 book w546.book Page 128 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
129
Starten en rijden
Trekhaak
Specificaties
Afstand A Afstand B
Vaste trekhaak: 1100 mm
Afneembare trekhaak: 1100 mm
Maximale kogeldruk: 75 kg
Vaste trekhaak: 72 mm
Afneembare trekhaak: 72 mm
V50 book w546.book Page 129 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
130
Starten en rijden
Afneembare trekhaak
Kogelsegment monteren
Verwijder de beschermkap.
Controleer of het mechanisme in de
ontgrendelde stand staat door de sleutel
rechtsom te draaien.
Controleer of het controlevenster (3) rood
van kleur is.
Als het venster niet rood van kleur is,
moet u (1) indrukken en de borgknop
linksom (2) draaien totdat u een klik hoort.
V50 book w546.book Page 130 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
131
Starten en rijden
Afneembare trekhaak
Breng het kogelsegment aan en duw het
naar binnen totdat u een klik hoort.
Controleer of het controlevenster groen
van kleur is.
Draai de sleutel linksom in de vergren-
delde stand. Neem de sleutel uit het slot.
V50 book w546.book Page 131 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
132
Starten en rijden
Afneembare trekhaak
N.B. Controleer of het kogelsegment vastzit
door het omhoog, omlaag en naar achteren te
trekken. Als het kogelsegment niet goed zit,
moet u het verwijderen en het opnieuw
monteren zoals eerder werd beschreven.
N.B. De veiligheidskabel van de aanhanger
moet aan de bevestiging van de trekhaak
worden vastgemaakt.
V50 book w546.book Page 132 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
133
Starten en rijden
Afneembare trekhaak
Kogelsegment verwijderen
Steek de sleutel in het slot en draai deze
rechtsom in de ontgrendelde stand.
Druk de vergrendelingsknop in en draai
deze linksom totdat u een klik hoort.
Draai de vergrendelingsknop volledig
omlaag totdat deze niet verder kan. Houd
de knop in deze stand vast terwijl u het
kogelsegment schuin naar achteren toe
omhoogtrekt.
V50 book w546.book Page 133 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
134
Starten en rijden
Afneembare trekhaak
Duw de beschermkap erop.
V50 book w546.book Page 134 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
135
Starten en rijden
Lading vervoeren
Algemene informatie
Het laadvermogen is afhankelijk van de extra
accessoires die op de auto gemonteerd zijn,
zoals een trekhaak (een kogeldruk van 75 kg
bij een aangekoppelde aanhanger),
lastdragers, skibox e.d. en het totaalgewicht
van de inzittenden. Het laadvermogen van de
auto moet worden verminderd met het
gewicht van het aantal inzittenden.
Lading vervoeren in
bagageruimte
Zet de motor af en trek de handrem aan bij
het in- en uitladen van lange voorwerpen.
Wanneer u met de lange bagage tegen de
versnellingspook/keuzehendel aankomt, kan
de auto in beweging komen. U kunt de passa-
giersstoel/achterbank neerklappen en de
hoofdsteunen verwijderen om de bagage-
ruimte te verlengen (zie pagina 84).
Plaats de bagage stevig tegen de rugleuning
van de stoel ervoor.
U kunt de hoofdsteunen verwijderen om
beschadiging te voorkomen.
Breng brede voorwerpen in het midden
aan.
Zware voorwerpen moet u zo laag
mogelijk aanbrengen. Plaats geen zware
voorwerpen op het neergeklapte rugge-
deelte.
Dek scherpe randen met iets zachts af om
de bekleding te beschermen.
Zet alle bagage met riemen of bevesti-
gingsbanden aan de verankeringsogen
vast.
Lastdragers gebruiken
Om schade aan de auto te voorkomen en
voor maximale veiligheid tijdens het rijden
wordt u geadviseerd de lastdragers te
gebruiken die door Volvo voor uw auto
ontwikkeld zijn.
Volg de montagevoorschriften die bij de
lastdragers worden geleverd nauwkeurig op.
Controleer regelmatig of de lastdragers
en de lading goed vastzitten. Zet de
lading stevig vast met sjorbanden.
Verdeel het gewicht van de lading gelijk-
matig over de lastdragers. Leg de
zwaarste voorwerpen onderop.
Naarmate u meer lading op het dak
vervoert, vangt de auto meer wind en
neemt het brandstofverbruik toe.
Rijd rustig. Trek bij voorkeur niet te snel
op, rem niet te hard en maak niet te
scherpe bochten.
WAARSCHUWING!
Afhankelijk van de belading van de auto en
het zwaartepunt van de lading treden er
wijzigingen in de rijeigenschappen op.
WAARSCHUWING!
Vergeet niet dat een voorwerp met een
gewicht van 20 kg tijdens een frontale
botsing bij een snelheid van 50 km/h zich
kan gedragen als een voorwerp met een
gewicht van 1000 kg.
WAARSCHUWING!
Zorg dat de lading nooit boven de rugge-
deelten uitsteekt.
Anders biedt het opblaasgordijn dat
schuilgaat achter de plafondbekleding
mogelijk geen bescherming meer.
Zorg dat u de bagage altijd goed
verankert. Bij krachtig remmen kan de
bagage namelijk gaan schuiven en inzit-
tenden verwonden.
WAARSCHUWING!
De maximale dakbelasting is 75 kg
inclusief de lastdragers en een eventuele
skibox.
Bij het vervoer van lading op het dak
verschuift het zwaartepunt en treden er
wijzigingen op in de rijeigenschappen van
de auto.
V50 book w546.book Page 135 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
136
Starten en rijden
Lichtbundel aanpassen
A. Lichtbundel voor linksrijdend verkeer.
B. Lichtbundel voor rechtsrijdend verkeer.
Juiste lichtbundel voor rechts- of
linksrijdend verkeer
U kunt de lichtbundel van de koplampen
aanpassen om te voorkomen dat u tegen-
liggers verblindt. Bij de juiste lichtbundel
wordt ook de berm beter verlicht.
Halogeenlampen.
Koplampen met halogeenlampen
De hendel van de koplamp moet in stand (A)
staan bij linksrijdend verkeer en in stand (B)
bij rechtsrijdend verkeer.
Bi-Xenonlampen.
Koplampen met Bi-Xenonlampen
De hendel van de koplamp moet in stand (A)
staan bij linksrijdend verkeer en in stand (B)
bij rechtsrijdend verkeer.
WAARSCHUWING!
Als een auto is voorzien van Bi-Xenonkop-
lampen, moet u alle werkzaamheden aan
de lamp door een erkende Volvo-
werkplaats laten uitvoeren.
Omdat Bi-Xenonkoplampen voorzien zijn
van een ontstekingsgedeelte dat een
hoge spanning opwekt, moet u er
voorzichtig mee omgaan.
V50 book w546.book Page 136 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
137
Wielen en banden
Algemene informatie 138
Bandenspanning 142
Gevarendriehoek en reservewiel 143
Wielen verwisselen 144
Provisorische bandenreparatie 146
V50 book w546.book Page 137 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
138
Wielen en banden
Algemene informatie
Rijeigenschappen en banden
De banden zijn van grote invloed op de rijei-
genschappen van de auto. Zowel het type, de
maat, de bandenspanning als de
snelheidsaanduiding zijn belangrijk voor het
rijgedrag van de auto.
Let er bij het verwisselen van banden op dat
de nieuwe banden op alle vier de wielen van
hetzelfde type zijn, dezelfde afmeting hebben
en van hetzelfde merk zijn. Houd de aanbe-
volen bandenspanning aan die op de
bandenspanningsticker staat (zie pagina 142
voor de plaatsing).
Maataanduiding
Op alle autobanden staat een bepaalde
maataanduiding. Een voorbeeld van een
dergelijke aanduiding is
205/55R16 91 W.
Snelheidsaanduidingen
Uw auto is voorzien van een typegoedkeuring
voor de uitvoering waarin deze werd aange-
leverd. Dat betekent dat u niet mag afwijken
van de afmetingen en snelheidsaanduidingen
die staan aangegeven op de typegoed-
keuring van de auto. De enige uitzondering
daarop vormt het gebruik van winterbanden
(zowel spijkerbanden als banden zonder
spijkers). Bij gebruik van dergelijke banden
mag u niet sneller rijden dan de maximum-
snelheid die voor het gebruikte bandentype
geldt (voor aanduiding Q geldt bijvoorbeeld
een maximumsnelheid van 160 km/h).
Let erop dat de gesteldheid van het wegdek
bepalend is voor uw maximumsnelheid en
niet de snelheidsaanduiding van de banden.
Let erop dat de aangegeven snelheid de
maximumsnelheid is.
Nieuwe banden
Banden hebben een
beperkte houdbaarheids-
datum. Na enkele jaren
worden de banden hard en
neemt de grip op het
wegdek stukje bij beetje af.
Gebruik bij het verwisselen van banden altijd
zo nieuw mogelijke banden. Dit geldt in het
bijzonder voor winterbanden. De week en het
jaar van productie worden aangeduid met de
DOT-code (Department of Transportation)
bestaande uit vier cijfers, bijvoorbeeld 1502.
De band op de afbeelding is in de 15e week
van het jaar 2002 geproduceerd.
Leeftijd van de banden
Alle banden die ouder zijn dan zes jaar moet
u door een vakman laten controleren, ook al
zien ze er intact uit. Dit omdat het materiaal
waarvan banden gemaakt zijn ook veroudert
en afgebroken wordt, als banden zelden of
nooit worden gebruikt. Daarbij kan de
werking van de band worden aangetast, in
welk geval u de band niet meer dient te
gebruiken.
Dit geldt ook voor reservebanden, winter-
banden en banden die u voor toekomstig
gebruik hebt opgeslagen.
205 breedte van de band (mm)
55 verhouding tussen de hoogte en
breedte van de band (%)
R aanduiding voor radiaalbanden
16 velgdiameter van de band (")
91 aanduiding van het draagvermogen
van de band (in dit geval 615 kg)
W aanduiding van de snelheidslimiet
van de band (in dit geval 270 km/h)
Q 160 km/h (enkel voor
winterbanden)
T 190 km/h
H 210 km/h
V 240 km/h
W 270 km/h
Y 300 km/h
V50 book w546.book Page 138 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
139
Wielen en banden
Algemene informatie
Scheurvorming of verkleuring zijn de
zichtbare kenmerken van een band die
ongeschikt is voor gebruik.
De leeftijd van een band valt af te lezen uit de
DOT-code (zie bovenstaande afbeelding).
Banden met slijtage-indicatoren
Slijtage-indicatoren zijn smalle ophogingen
die dwars op het profiel van de band staan
(de letters TWI (Tread Wear Indicator) op de
zijkant van de band geven aan dat een band
is uitgerust met slijtage-indicatoren). De
indicatoren zijn duidelijk zichtbaar wanneer
een band dusdanig versleten is dat slechts
1,6 mm van het profiel over is. Vervang de
banden dan onmiddellijk. Let erop dat een
band met een gering profiel zeer weinig grip
op het wegdek heeft bij regen of sneeuw.
Winterbanden
Volvo raadt winterbanden met bepaalde
afmetingen aan. Deze staan in een banden-
spanningstabel (zie pagina 142 voor de
positie). De bandenmaat is afhankelijk van de
motorvariant. Gebruik altijd winterbanden op
alle vier de wielen.
N.B. Neem contact op met een Volvo-dealer
voor advies over de beste soort velgen en
banden.
Banden met “spikes”
Winterbanden met “spikes” moeten de
eerste 500-1000 km rustig worden
ingereden, zodat de “spikes” hun positie in
kunnen nemen. Zo gaan de banden en vooral
de “spikes” langer mee.
N.B. De wettelijke bepalingen voor het
gebruik van banden met “spikes” verschillen
van land tot land.
Profieldiepte
Ritten bij ijs, sneeuw(modder) en lage tempe-
raturen vergen meer van de banden dan
zomerse ritten. Daarom wordt er een
minimale profieldiepte van vier mm voor
winterbanden geadviseerd.
Sneeuwkettingen
Het gebruik van sneeuwkettingen is alleen
toegestaan op de voorwielen. Dit geldt ook
voor modellen met voorwielaandrijving.
Rijd nooit sneller dan 50 km/h met sneeuw-
kettingen. Rijd evenmin op sneeuwvrije
wegen, omdat zowel de sneeuwkettingen als
V50 book w546.book Page 139 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
140
Wielen en banden
Algemene informatie
de banden daardoor overmatig slijten. Maak
nooit gebruik van sneeuwkettingen met
zogeheten snelsluitingen, omdat de ruimte
tussen de schijfremmen en de wielen te
gering is.
Korte (1) en lange (2) wielmoer.
Velgen en wielmoeren
Gebruik alleen velgen die getest en goedge-
keurd zijn door Volvo en deel uitmaken van de
originele accessoires van Volvo. Er bestaan
verschillende soorten wielmoeren voor stalen
en aluminium velgen. Haal de wielmoeren aan
met 90 Nm. Controleer het aanhaalmoment
met een momentsleutel.
Stalen velgen, lage wielmoer (1)
Stalen velgen worden normaal gesproken
vastgezet met het korte type wielmoer,
hoewel voor stalen velgen ook het lange type
gebruikt mag worden.
Aluminium velgen, lange wielmoer (2)
Gebruik alleen het lange type wielmoer voor
aluminium velgen. Het lange type is duidelijk
te herkennen aan de draaiende, conische
drukring.
N.B. Dit type mag ook voor stalen velgen
worden gebruikt.
Afsluitbare wielmoeren
Afsluitbare wielmoeren zijn te gebruiken op
zowel aluminium als stalen velgen. Als u
stalen velgen met afsluitbare wielmoeren
combineert met wieldoppen, moet u de
afsluitbare wielmoeren op het tapeind beves-
tigen dat het dichtst bij het ventiel zit. U kunt
de wieldop anders niet op het wiel
aanbrengen.
BELANGRIJK!
Gebruik originele sneeuwkettingen van
Volvo of vergelijkbare sneeuwkettingen
die zijn afgestemd op het model en de
band- en velgafmetingen. Vraag een
erkende Volvo-werkplaats om advies.
BELANGRIJK!
U moet de wielmoeren aanhalen met
90 Nm. Als u ze te strak aanhaalt, kan de
boutverbinding beschadigd raken.
WAARSCHUWING!
Gebruik nooit het korte type moer voor
aluminium velgen. Het wiel kan losraken.
V50 book w546.book Page 140 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
141
Wielen en banden
Algemene informatie
Reservewiel “Temporary Spare”
U mag het compacte reservewiel
1
alleen
gebruiken gedurende de korte tijd die nodig
is om het normale wiel te repareren of te
vervangen. Gebruik zo spoedig mogelijk
weer een normaal wiel. Het rijgedrag van de
auto kan zich wijzigen bij het gebruik van een
compact reservewiel.
Rijd nooit sneller dan 80 km/h bij gebruik van
een compact reservewiel.
De pijl geeft de draairichting van de band
aan.
Zomer- en winterbanden
Wanneer u de zomerbanden vervangt door
winterbanden of andersom, moet u op de
band noteren waar de band zat: bijvoorbeeld
L voor links, R voor rechts enzovoort Bij
banden met een speciaal profiel dat alleen
goed werkt wanneer de banden in een
bepaalde richting draaien, staat deze richting
aangegeven met een pijl op de zijkant van de
band. Zorg dat de banden altijd dezelfde
draairichting hebben. Banden mogen alleen
van voor naar achter verwisseld worden,
nooit van links naar rechts of omgekeerd. Als
u de banden verkeerd aanbrengt, nemen de
remeigenschappen van de auto af en kunnen
de banden regen, sneeuw en drab minder
goed afvoeren. Monteer de banden met het
diepste profiel altijd op de achteras (om het
gevaar voor slippen te verminderen).
Bewaar de wielen hangend of liggend. Laat
ze nooit rechtop staan.
Neem contact op met een erkende Volvo-
werkplaats als u niet zeker bent van de
profieldiepte.
1. Bepaalde varianten en markten.
BELANGRIJK!
Rijd nooit met meer dan één compact
reservewiel (Temporary Spare) tegelijk.
V50 book w546.book Page 141 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
142
Wielen en banden
Bandenspanning
Aanbevolen bandenspanning
Op de sticker aan de binnenzijde van de
tankvulklep staat de juiste bandenspanning
voor uw auto aangegeven bij verschillende
belading en snelheid.
1. Alle landen behalve de VS, Canada en
Australië.
1:1 Originele Volvo-banden
1:2 Reservebanden
2. Australië
Bandenspanning controleren
Controleer de bandenspanning regelmatig.
De juiste bandenspanning staat in de
bandenspanningstabel aangegeven. De
aangegeven bandenspanning geldt bij koude
banden (kan verschillen naargelang de
buitentemperatuur).
Als u met de verkeerde bandenspanning rijdt,
is het rijgedrag van de auto slechter en is het
mogelijk dat de banden veel sneller slijten. Al
na enkele kilometers rijden worden de
banden warm en loopt de spanning op. Laat
daarom geen lucht uit de banden ontsnappen
als u de spanning controleert terwijl de
banden warm zijn.
V50 book w546.book Page 142 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
143
Wielen en banden
Gevarendriehoek en reservewiel
Gevarendriehoek
Volg de geldende bepalingen voor het
gebruik van een gevarendriehoek
1
. Zet de
gevarendriehoek op een passend punt achter
de auto op om achteropkomend verkeer tijdig
te waarschuwen.
Haal de houder met de gevarendriehoek
los die met klittenband vastzit. Neem de
gevarendriehoek uit de houder.
Klap de steunpoten van de gevaren-
driehoek uit.
Zorg dat de houder met de gevarendriehoek
na gebruik stevig in de bagageruimte vastzit.
Reservewiel en krik
Originele krik
Gebruik de originele
2
krik alleen voor het
verwisselen van banden. Houd de schroef
van de krik altijd goed ingevet.
U vindt het reservewiel met krik en wielmoer-
sleutel onder de vloer in de bagageruimte.
Reservewiel erbij nemen:
Pak de vloermat aan de achterzijde beet
en klap deze naar voren toe op.
Haal het reservewiel los en til het naar
buiten.
Verwijder de krik met de slinger en de
wielmoersleutel.
Reservewiel en krik in bagageruimte
aanbrengen:
Draai de krik (1) voor de helft omlaag. De
aanduiding op de ring (2) moet in het
verlengde van de aanduiding op de
arm (3) liggen om de krik liggend in de
bevestiging te kunnen aanbrengen.
Klap de slinger (4) in en leg de
wielmoersleutel (5) boven op de krik.
Plaats de krik (1) in de rechter
opening (6). Bevestig het reservewiel (7)
in de linker opening (8).
1. Bepaalde markten. 2. Bepaalde varianten en markten.
V50 book w546.book Page 143 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
144
Wielen en banden
Wielen verwisselen
Wielen demonteren
Zet een gevarendriehoek op, als u langs een
drukke weg een wiel moet vervangen. Zorg
ervoor dat de auto en de krik op een stevige
en horizontale ondergrond staan.
Neem het reservewiel, de krik en de
wielmoersleutel erbij die onder de mat in
de bagageruimte liggen.
Haal de handrem aan en schakel de
eerste versnelling in of zet de keuze-
hendel in stand P, als de auto een
automatische versnellingsbak heeft.
Plaats wielblokken voor en achter de
wielen die op de grond blijven staan.
Gebruik grote houten blokken of grote
stenen.
Auto’s met stalen velgen hebben
afneembare wieldoppen. Wrik de wieldop
los met het uiteinde van een wielmoer-
sleutel of trek hem met de hand los.
Draai de wielmoeren ½–1 slag linksom
los met de wielmoersleutel.
Er zitten twee kriksteunpunten aan weers-
zijden van de auto. Draai de voet van de
krik met de slinger zo ver omlaag dat de
voet plat tegen de grond aankomt.
Controleer of de krik goed aan het
kriksteunpunt bevestigd is (zie
afbeelding) en zorg dat de voet recht
onder het krikpunt zit.
Breng de auto zo ver omhoog dat het wiel
van de grond komt. Verwijder de
wielmoeren en til het wiel eraf.
V50 book w546.book Page 144 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
145
Wielen en banden
Wielen verwisselen
Wielen monteren
Reinig de contactvlakken op het wiel en
de naaf.
Breng het wiel aan. Draai de wielmoeren
vast.
Breng de auto zo ver omlaag dat de
wielen niet meer ongehinderd kunnen
draaien.
Draai de wielmoeren kruiselings vast. Het
is belangrijk dat u de wielmoeren stevig
aanhaalt. Haal ze aan met 90 Nm.
Controleer het aanhaalmoment met een
momentsleutel.
Breng de wieldop (stalen velgen) aan.
WAARSCHUWING!
Kruip nooit onder de auto als deze op de
krik staat.
Laat eventuele passagiers uit de auto
stappen, voordat u de auto opkrikt.
Geef eventuele passagiers te kennen dat
ze dusdanig moeten gaan staan dat de
auto en liever nog een vangrail tussen hen
en het verkeer op de weg zit.
V50 book w546.book Page 145 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
146
Wielen en banden
Provisorische bandenreparatie
Algemene informatie
Auto’s die niet zijn uitgerust met een reser-
vewiel, zijn in plaats daarvan voorzien van een
bandenreparatieset. De reparatieset is zowel
te gebruiken om een lek te dichten als de
bandenspanning tijdelijk te corrigeren. De
bandenreparatieset bestaat uit een
elektrische luchtcompressor en een geïnte-
greerde spuitbus met afdichtmiddel.
N.B. De krik is optioneel op auto’s uitgerust
met de bandenreparatieset.
Provisorische
bandenreparatieset
De bandenreparatieset
1
is alleen bedoeld
voor tijdelijke noodreparaties, waarmee de
auto nog 200 km of naar de dichtstbijzijnde
Volvo-werkplaats gereden kan worden. Het
afdichtmiddel dicht banden met een lek in het
loopvlak effectief af.
De spuitbus met het afdichtmiddel mag niet
meer worden gebruikt na het verstrijken van
de houdbaarheidsdatum of het gebruik van
de bandenreparatieset.
De houdbaarheidsdatum staat aan de
voorkant van de compressor (zie afbeelding
op pagina 151).
Zie pagina 151 voor informatie over het
vervangen van de spuitbus.
N.B. De bandenreparatieset is uitsluitend
bedoeld voor het afdichten van banden met
een lek in het loopvlak.
1. Bepaalde varianten en markten.
V50 book w546.book Page 146 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
147
Wielen en banden
Provisorische bandenreparatie
De bandenreparatieset leent zich minder
goed voor banden met een gat in het zijvlak.
Probeer geen banden met de set te
repareren die grote groeven, scheuren,
oneffenheden en dergelijke vertonen.
De bandenreparatieset met compressor en
gereedschap zit onder de vloer in de bagage-
ruimte.
Een 12V-aansluiting voor de compressor zit
voorin bij de middenconsole, achterin bij de
achterbank en in de bagageruimte. Gebruik
de elektrische aansluiting die het dichtst bij
de lekke band zit.
Bandenreparatieset erbij nemen
Pak de vloermat aan de achterzijde beet
en klap deze naar voren toe op.
Til de bandenreparatieset op.
WAARSCHUWING!
Het afdichtmiddel kan bij direct
huidcontact irritatie veroorzaken. Was bij
huidcontact het getroffen gebied onmid-
dellijk schoon met water en zeep.
V50 book w546.book Page 147 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
148
Wielen en banden
Provisorische bandenreparatie
Oppompen
Zet een gevarendriehoek op, als u een wiel
langs een drukke weg moet oppompen.
Zorg dat de oranje knop (2) in stand 0
staat en haal de kabel (5) en de
luchtslang (4) uit het zijvak (3) erbij.
Draai de ventielaansluiting van de
luchtslang zo ver mogelijk op het ventiel
van de band.
Sluit de kabel (5) op een van de 12V-
aansluitingen in de auto aan.
Start de motor. De auto moet in een goed
geventileerde ruimte staan.
Start de compressor door de knop (2) in
stand I te zetten.
Pomp de band op tot de druk die op de
bandenspanningstabel staat aangegeven.
Schakel de compressor uit door de
knop (2) in stand 0 te zetten. Koppel de
luchtslang en de kabel los. Plaats het
ventieldopje terug.
Leg de kabel (5) en de luchtslang (4) in
het zijvak (3) terug.
Leg de bandenreparatieset onder de
vloer in de bagageruimte.
De compressor mag niet langer dan tien
minuten achtereen werken. Laat de
compressor daarna afkoelen, omdat de
kans op oververhitting aanwezig is.
Met de compressor kunt u voorwerpen
oppompen met een inhoud tot 50 liter.
WAARSCHUWING!
Het inademen van uitlaatgassen kan
levensgevaarlijk zijn. Laat de motor nooit
draaien in ruimten die zijn afgesloten of
onvoldoende geventileerd zijn.
V50 book w546.book Page 148 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
149
Wielen en banden
Provisorische bandenreparatie
Lekke band repareren
Zet een gevarendriehoek op, als u een wiel
langs een drukke weg moet repareren.
Haal de sticker (1) met de toelaatbare
maximumsnelheid uit de bandenrepara-
tieset en bevestig deze op het stuurwiel
waar de bestuurder hem duidelijk kan
zien.
Zorg dat de oranje knop (2) in stand 0
staat en haal de kabel (5) en de
luchtslang (4) uit het zijvak (3) erbij.
Draai de ventielaansluiting van de
luchtslang zo ver mogelijk op het ventiel
van de band.
Sluit de kabel (5) op een 12V-aansluiting
in de auto aan.
Maak de veiligheidspal (6) los en draai
het oranje gedeelte (7) 90 graden tot in
de verticale stand, totdat u een klik hoort.
Start de motor. De auto moet in een goed
geventileerde ruimte staan.
Start de compressor door de knop (2) in
stand I te zetten. Een tijdelijke spannings-
verhoging van maximaal 4 bar zal zich
voordoen terwijl het afdichtmiddel naar
binnen wordt gepompt. Na ca. een
minuut daalt de spanning en geeft de
manometer een nauwkeuriger banden-
spanning aan.
Pomp de band op tot een spanning van
1,8 tot 3,5 bar. Als de spanning na tien
minuten pompen nog geen 1,8 bar heeft
bereikt, moet u de compressor uitscha-
kelen om oververhitting te voorkomen.
Koppel de luchtslang (4) van het ventiel
los en breng het ventieldopje weer aan.
Haal de kabel (5) uit de elektrische
aansluiting. Klap het oranje gedeelte (7)
in de oorspronkelijke stand terug en zet
de pal (6) vast. Berg de bandenrepara-
tieset op een veilige plaats in de auto op.
WAARSCHUWING!
Het inademen van uitlaatgassen kan
levensgevaarlijk zijn. Laat de motor nooit
draaien in ruimten die zijn afgesloten of
onvoldoende geventileerd zijn.
V50 book w546.book Page 149 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
150
Wielen en banden
Provisorische bandenreparatie
Leg zo spoedig mogelijk na de reparatie
ca. 3 kilometer af bij een snelheid van
80 km/h om ervoor te zorgen dat het
afdichtmiddel de band goed afdicht.
Bandenspanning opnieuw controleren:
N.B. Het oranje gedeelte (7) niet opklappen
wanneer u alleen de compressor gebruikt
voor het bijvullen van lucht.
Sluit de luchtslang (4) aan op het ventiel
van de band. Sluit de kabel (5) aan op
de 12V-aansluiting. Lees de spanning van
de compressor af. Als de banden-
spanning lager is dan 1,3 bar, is de band
onvoldoende afgedicht. Onder zulke
omstandigheden moet u uw rit beëin-
digen. Neem contact op met een banden-
reparateur.
Als de bandenspanning hoger is dan
1,3 bar, moet u de band oppompen tot de
spanning die staat aangegeven op de
bandenspanningsticker (zie pagina 142
voor de positie). Als de bandenspanning
te hoog is, moet u lucht uit de band laten
ontsnappen met behulp van de
reduceerklep (8).
Schakel de compressor uit door de
knop (2) in stand 0 te zetten. Koppel de
luchtslang en de kabel los. Plaats het
ventieldopje terug.
Leg de kabel (5) en de luchtslang (4) in
het zijvak (3) terug.
Leg de bandenreparatieset onder de
vloer in de bagageruimte.
De compressor mag niet langer dan tien
minuten achtereen werken. Laat de
compressor daarna afkoelen, omdat de kans
op oververhitting aanwezig is.
N.B. Vervang de spuitbus met afdichtmiddel
en de slang na gebruik.
WAARSCHUWING!
Ga nooit naast de band staan terwijl de
compressor aan het pompen is. Let vooral
op de zijkanten van de banden. Bij
barsten, oneffenheden en dergelijke moet
u de compressor onmiddellijk uitscha-
kelen. Onder zulke omstandigheden moet
u uw reis beëindigen. Neem contact op
met een erkende bandenreparateur.
WAARSCHUWING!
Rijd nooit sneller dan 80 km/h wanneer u
de bandenreparatieset voor een noodre-
paratie hebt gebruikt. Vervang de tijdelijk
afgedichte band zo spoedig mogelijk
(maximale rijafstand 200 km).
V50 book w546.book Page 150 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
151
Wielen en banden
Provisorische bandenreparatie
Spuitbus met afdichtmiddel
vervangen
De spuitbus met het afdichtmiddel mag niet
meer worden gebruikt na het verstrijken van
de houdbaarheidsdatum (zie
datumsticker (1)) of het gebruik van de
bandenreparatieset. Na gebruik moet u de
spuitbus (6) met houder (8) en
luchtslang (10) vervangen.
U kunt de vervanging in een erkende Volvo-
werkplaats laten uitvoeren of dit zelf doen
volgens de aanwijzingen.
Spuitbus vervangen voordat de
houdbaarheidsdatum verstreken is
Draai de twee boutjes (2) op de oranje
behuizing (3) los.
Verwijder de snelheidssticker (4) en de
datumsticker (1) en ontgrendel de
veiligheidspal (5). Haal de behuizing (3)
los en verwijder deze.
Draai de spuitbus (6) los en verwijder
deze.
Controleer of de verzegeling (7) van de
nieuwe spuitbus intact is. Draai de
spuitbus vast.
Plaats de behuizing (3) terug. Controleer
of u de behuizing op de juiste manier
vastzit en draai deze met de boutjes (2)
aan.
Breng de snelheidssticker (4) en een
nieuwe datumsticker (1) op de bandenre-
paratieset aan.
Behandel de vervangen spuitbus als klein
chemisch afval (KCA).
BELANGRIJK!
Lees de veiligheidsvoorschriften aan de
onderkant van de spuitbus.
WAARSCHUWING!
Zorg dat de compressor niet aangesloten
is op de 12V-aansluiting bij het vervangen
van de spuitbus.
V50 book w546.book Page 151 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
152
Wielen en banden
Provisorische bandenreparatie
Spuitbus en slang na gebruik vervangen
Draai de twee boutjes (2) op de oranje
behuizing (3) los.
Verwijder de snelheidssticker (4) en de
datumsticker (1) en ontgrendel de
veiligheidspal (5). Haal de behuizing (3)
los en verwijder deze.
Duw de knop (8) omlaag terwijl u de
spuitbus (6) met houder (9) rechtsom
draait en ze verwijdert.
Trek de luchtslang (10) los.
Veeg het resterende afdichtmiddel met
een doek af of gebruik een krabber als
het middel al enigszins ingedroogd is.
Breng een nieuwe luchtslang (10) aan en
controleer of die correct zit.
Controleer of de verzegeling (7) van de
nieuwe spuitbus intact is. Draai de houder (9)
op de spuitbus (6) vast en draai deze linksom
vast totdat u een klik hoort.
Plaats de behuizing (3) terug. Controleer
of u de behuizing op de juiste manier
vastzit en draai deze met de boutjes (2)
aan.
Breng de snelheidssticker (4) en een
nieuwe datumsticker (1) op de bandenre-
paratieset aan.
De lege spuitbus en luchtslang zijn te behan-
delen als normaal afval.
V50 book w546.book Page 152 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
153
Verzorging
Schoonmaken 154
Lakschade herstellen 156
Roestwering 158
V50 book w546.book Page 153 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
154
Verzorging
Schoonmaken
Auto wassen
Was de auto zodra deze vuil geworden is.
Gebruik hiervoor autoshampoo. Vuil en
strooizout kunnen aanleiding geven tot
corrosie.
Was de auto niet in direct zonlicht, omdat
de lak daarbij blijvende schade kan
oplopen. Zorg dat de auto op een spoel-
vloer met afvoerscheiding staat.
Spoel zorgvuldig het vuil van het
onderstel van de auto.
Spoel de auto in zijn geheel af om het vuil
los te weken. Let op het volgende bij
gebruik van een hogedrukreiniger: Houd
bij het wassen de spuitkop van de
hogedrukreiniger ten minste 30 cm van
de carrosserie af. Spuit niet direct in de
richting van de sloten.
Was de auto met een spons, autos-
hampoo en een ruime hoeveelheid lauw
water.
Als het vuil hardnekkig is, kunt u de auto
met een koud ontvettingsmiddel wassen.
Droog de auto af met een schoon en
zacht stuk zeemleer of een trekker.
Reinig de wisserbladen met een lauwe
zeepoplossing of autoshampoo.
Vogelpoep verwijderen
Verwijder vogelpoep zo spoedig mogelijk van
de lak. Vogelpoep bevat namelijk stoffen die
de lak aantasten en deze zeer snel doen
verkleuren. Een dergelijke verkleuring is
alleen te herstellen door de vakman.
Automatische wasstraten
In een automatische wasstraat kunt u de auto
snel en eenvoudig schoonmaken. Let er
echter op dat een wasbeurt in een automa-
tische wasstraat nooit een alternatief vormt
voor een goede wasbeurt met de hand,
omdat de borstels van de wasstraat niet
overal even goed bij kunnen.
Bedien zo nu en dan voorzichtig het
rempedaal, wanneer u lange periodes door
regen of sneeuwmodder rijdt. Zo verwarmt en
droogt u de remblokken. Doe dit ook bij het
wegrijden onder zeer vochtige of koude
weersomstandigheden.
Kunststof exterieuronderdelen
Voor het reinigen van kunststof exterieuron-
derdelen wordt een speciaal reinigings-
middel geadviseerd dat verkrijgbaar is bij de
Volvo-dealer. Gebruik nooit sterke vlekken-
middelen.
Poetsen en in de was zetten
Poets de auto en zet deze in de was, wanneer
de lak er dof uitziet of u deze extra
bescherming wilt bieden.
U hoeft een nieuwe auto pas na een jaar te
poetsen. In de was zetten kunt u eerder doen.
WAARSCHUWING!
Laat het schoonmaken van de motor altijd
over aan een werkplaats. Als de motor
heet is, bestaat er gevaar voor brand.
WAARSCHUWING!
Test na het wassen van de auto altijd de
remmen om te voorkomen dat vocht en
corrosie de remblokken aantasten
waardoor de remwerking afneemt.
BELANGRIJK!
Voor de lak is het beter om de auto met
de hand te wassen dan in een automa-
tische wasstraat. Een nieuwe laklaag is
bovendien kwetsbaarder dan een oude
laag. U wordt daarom geadviseerd de
eerste maanden na aankoop van een
nieuwe auto deze alleen met de hand te
wassen.
V50 book w546.book Page 154 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
155
Verzorging
Schoonmaken
Zorg dat de auto bij het poetsen of in de was
zetten niet in direct zonlicht staat.
Was de auto en droog deze zorgvuldig af,
voordat u begint te poetsen of de was
aanbrengt. Verwijder asfalt- en teervlekken
met terpentine. U kunt hardnekkige vlekken
met een speciaal voor autolak bestemde, fijne
schuurpasta (“rubbing compound”) verwij-
deren.
Poets de lak eerst op en behandel deze
daarna met was in vloeibare of vaste vorm.
Volg de aanwijzingen op de verpakking
nauwkeurig op. Veel preparaten bevatten
zowel poetsmiddel als was.
Interieur reinigen
Behandeling van vlekken op stoffen
bekleding
De Volvo-dealer heeft een speciaal reini-
gingsmiddel voor stoffen bekleding. Andere
reinigingsmiddelen kunnen de brandvertra-
gende eigenschappen van de bekleding
aantasten.
Behandeling van vlekken op leren
bekleding
Voor vuile leren bekleding wordt u geadvi-
seerd gebruik te maken van de speciale reini-
gingsmiddelen die bij de Volvo-dealer
verkrijgbaar zijn. Behandel leren bekleding
een- tot tweemaal per jaar met de leerverzor-
gingsset van Volvo. Gebruik nooit sterke
oplosmiddelen. Dergelijke middelen kunnen
bekleding van textiel, vinyl en leer bescha-
digen.
Behandeling van vlekken op kunststof
interieuronderdelen en -panelen
Voor het reinigen van interieuronderdelen en
-panelen van kunststof wordt een speciaal
reinigingsmiddel geadviseerd, dat
verkrijgbaar is bij de Volvo-dealer. Krab of
wrijf nooit over een vlek. Gebruik nooit sterke
vlekkenmiddelen.
Veiligheidsgordel schoonmaken
Gebruik water en een synthetisch wasmiddel
en dan met name het textielreinigingsmiddel
dat bij de Volvo-dealer verkrijgbaar is. Zorg
dat de gordel droog is, voordat deze weer
wordt opgerold.
BELANGRIJK!
Scherpe voorwerpen en klittenband
kunnen de stoffen bekleding bescha-
digen.
V50 book w546.book Page 155 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
156
Verzorging
Lakschade herstellen
Lak
De lak vormt een belangrijk onderdeel van de
roestwering van de auto en moet daarom
regelmatig worden gecontroleerd. Om roest-
vorming te voorkomen moet u lakschade
meteen herstellen. De meest voorkomende
soorten lakschade zijn bijvoorbeeld
steenslagplekken, krassen en plekjes op de
spatbordranden en portieren.
Kleurcode
Het is belangrijk dat u de juiste lakkleur
gebruikt. De code voor de autolak staat op
het typeplaatje (zie pagina 206).
Type 1
Type 2
Alleen China
Steenslagplekken en krassen
Vóór het herstel van lakschade moet u de
auto schoonmaken en goed laten drogen.
Zorg er bovendien voor dat de auto warmer is
dan 15 °C.
Benodigdheden
Grondlak (primer) in een bus
Lak in een bus of een lakstift
•Kwastje
Afplaktape
Steenslagplekken en krassen
Als de steenslagplek niet tot op het blanke
plaatwerk is doorgedrongen en er nog een
intacte laklaag over is, volstaat het om na
verwijdering van het vuil de ontbrekende lak
aan te brengen.
V50 book w546.book Page 156 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
157
Verzorging
Lakschade herstellen
Als de steenslagplek wel tot op het
blanke plaatwerk is doorgedrongen
Plak een stuk afplaktape over het bescha-
digde gebied heen. Trek de tape weer van
de lak af om zoveel mogelijk lakresten te
verwijderen.
Roer de grondlak (primer) zorgvuldig om
en breng deze met een fijn kwastje of een
lucifer aan. Breng de lak met een kwastje
aan, wanneer de primer droog is.
Krassen kunt u op dezelfde manier
herstellen, maar dek ter bescherming de
onbeschadigde lak rond de kras af.
Pets na enkele dagen de herstelde lak op.
Gebruik daarvoor een zachte doek met
een geringe hoeveelheid schuurpasta.
V50 book w546.book Page 157 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
158
Verzorging
Roestwering
Controleren en onderhouden
Uw auto heeft in de fabriek een uiterst
grondige en complete roestwerende behan-
deling ondergaan. De carrosserie bestaat ten
dele uit gegalvaniseerd plaatwerk. Het
onderstel is voorzien van een slijtvaste
bodembescherming. In de balken, holten en
gesloten profielen werd een dunne, doordrin-
gende roestwerende vloeistof gespoten.
U kunt de roestwering van de auto als volgt
onderhouden:
Houd de auto schoon. Spoel het
onderstel af. Houd bij gebruik van een
hogedrukreiniger de spuitkop ten minste
30 cm van gelakte onderdelen af.
Controleer de roestwering regelmatig en
werk deze zo nodig bij.
De roestwering van de auto hoeft normaal
gesproken pas na ca. 12 jaar te worden
nabehandeld. Laat de auto daarna om de drie
jaar een nabehandeling ondergaan. Neem
contact op met een erkende Volvo-
werkplaats, als de auto een nabehandeling
nodig heeft.
V50 book w546.book Page 158 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
159
Onderhoud en service
Volvo Service 160
Onderhoud 161
Motorkap en motorruimte 162
Dieselolie 163
Oliën en vloeistoffen 164
Wisserbladen 168
Accu 169
Gloeilampen vervangen 171
Zekeringen 177
V50 book w546.book Page 159 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
160
Onderhoud en service
Volvo Service
Serviceprogramma van Volvo
Voordat de auto de fabriek verliet, werd deze
uitvoerig getest. De auto werd nogmaals
gecontroleerd naar de normen van Volvo Car
Corporation, net voordat de auto aan u werd
geleverd.
Om de verkeersveiligheid, bedrijfszekerheid
en betrouwbaarheid van uw Volvo op een
hoog peil te houden, moet u de voorschriften
van het Serviceprogramma van Volvo
opvolgen zoals die omschreven staan in het
Service- en garantieboekje van Volvo. Laat
service- en reparatiewerkzaamheden door
een erkende Volvo-werkplaats uitvoeren.
Volvo-werkplaatsen beschikken over het
personeel, het speciale gereedschap en de
servicehandboeken waardoor zij u een zo
hoog mogelijke servicekwaliteit kunnen
garanderen.
Speciale servicewerkzaamheden
Bepaalde servicewerkzaamheden aan het
elektrisch systeem van de auto kunnen alleen
worden uitgevoerd met speciaal ontwikkelde
elektronische apparatuur. Neem daarom
altijd contact op met een erkende Volvo-
werkplaats, voordat u servicewerkzaam-
heden aan het elektrische systeem laat
uitvoeren.
Installatie van accessoires
Een verkeerde aansluiting en montage van
accessoires kan een nadelige invloed
hebben op de werking van de elektronische
systemen van de auto. Bepaalde accessoires
werken alleen, wanneer de bijbehorende
software in de elektronische systemen van de
auto wordt geladen. Neem daarom altijd
contact op met een erkende Volvo-
werkplaats, voordat u accessoires monteert
die in verbinding staan met of van invloed zijn
op het elektrische systeem.
Vastlegging van
voertuiggegevens
Er kunnen één of meer computers op uw
Volvo zitten die gedetailleerde informatie
kunnen vastleggen. Deze informatie is
bestemd voor onderzoek ter verbetering van
de veiligheid en voor het opsporen van
storingen in de autosystemen. De informatie
kan gegevens bevatten over zaken als het
gebruik van de veiligheidsgordel door de
bestuurder en de passagier(s), gegevens
over de werking van verschillende autosys-
temen en -modules en informatie over de
status van de motor, gasklep, besturing,
remmen en andere systemen. De informatie
kan tevens gegevens bevatten over de rijstijl
van de bestuurder. Dergelijke informatie kan
gegevens bevatten (maar niet uitsluitend) als
de rijsnelheid, het gebruik van het rem- of
gaspedaal en de stuuruitslag. De laatstge-
noemde informatie kan voor een begrensde
tijd tijdens het rijden, tijdens een aanrijding of
bij een bijna-ongeluk worden vastgelegd.
Volvo Car Corporation zal de opgeslagen
informatie niet zonder uw toestemming
vrijgeven. Volvo Car Corporation kan echter
op last van de nationale wetgeving
gedwongen worden om bepaalde informatie
te verstrekken. Voor de rest geldt dat alleen
Volvo Car Corporation en de erkende Volvo-
werkplaatsen de informatie kunnen uitlezen
en gebruiken.
Ongunstige rijomstandigheden
Controleer het oliepeil vaker bij lange ritten:
met een caravan of aanhanger achter de
auto
in bergachtig gebied
op hoge snelheden
in temperaturen lager dan –30 °C of
hoger dan +40 °C.
Controleer het oliepeil eveneens vaker bij
korte ritten (over afstanden kleiner dan
10 km) bij lage temperaturen (onder +5 °C).
In dergelijke omstandigheden kunnen de
olietemperatuur en het olieverbruik
abnormaal toenemen.
BELANGRIJK!
Voor de geldigheid van de garantie is het
van belang dat u het Service- en garantie-
boekje van Volvo controleert en de
aanwijzingen opvolgt.
V50 book w546.book Page 160 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
161
Onderhoud en service
Onderhoud
Voordat u met werkzaamheden
begint
Accu
Controleer of de accukabels op de juiste
manier zijn aangesloten en stevig vastzitten.
Ontkoppel de accu nooit terwijl de motor
loopt (bij het vervangen van de accu bijvoor-
beeld).
Gebruik nooit een snellader voor het opladen
van de accu. Zorg dat de accukabels zijn
ontkoppeld tijdens het opladen.
De accu bevat een zuur dat zowel giftig als
corrosief is. Het is daarom van belang dat u
de accu op een milieuvriendelijke manier
verwerkt. Neem hiervoor contact op met uw
Volvo-dealer.
Regelmatig controleren
Controleer regelmatig het volgende, bijvoor-
beeld bij het tanken:
Koelvloeistof – Het peil moet tussen het
MIN- en MAX-streepje op het expansiere-
servoir staan.
Motorolie – Het peil moet tussen het
MIN- en MAX-streepje staan.
Stuurbekrachtigingsvloeistof – Het peil
moet tussen het MIN- en MAX-streepje
staan.
Ruitensproeiervloeistof – Het reservoir
moet goed gevuld zijn. Vul bij met
antivries bij temperaturen rond het
vriespunt.
Rem- en koppelingsvloeistof – Het peil
moet tussen het MIN- en MAX-streepje
staan.
WAARSCHUWING!
Het ontstekingssysteem wekt zeer hoge
spanningen op. De spanning van het
ontstekingssysteem is levensgevaarlijk.
Zet daarom altijd de auto van het contact
bij werkzaamheden in de motorruimte.
Raak bougies of bobine niet aan, wanneer
het contact aanstaat of als de motor warm
is.
WAARSCHUWING!
Let erop dat de koelventilator tot enige tijd
na het afzetten van de motor nog automa-
tisch kan aanslaan.
Laat het schoonmaken van de motor altijd
over aan een werkplaats. Als de motor
heet is, bestaat er gevaar voor brand.
V50 book w546.book Page 161 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
162
Onderhoud en service
Motorkap en motorruimte
Motorkap openen
Motorkap openen:
Trek aan de ontgrendelingshandgreep
helemaal links onder het dashboard (of
helemaal rechts afhankelijk bij een auto
met het stuur rechts). U hoort dat de
slotpal losschiet.
Steek uw hand in het midden onder de
voorkant van de motorkap en duw de
slotpal naar rechts.
Open de motorkap.
Motorruimte
1. Reservoir voor ruitensproeiervloeistof
(4-cil.)
2. Expansiereservoir voor koelsysteem
3. Reservoir voor stuurbekrachtigings-
vloeistof
4. Peilstok voor motorolie
1
5. Radiateur
6. Koelventilator
7. Reservoir voor ruitensproeiervloeistof
(5-cil.)
8. Reservoir voor rem- en koppelings-
vloeistof (auto met stuur rechts)
9. Vulopening voor motorolie
1
10. Reservoir voor rem- en koppelings-
vloeistof (auto met stuur links)
11. Accu
12. Relais- en zekeringenkastje, motorruimte
13. Luchtfilter
1
WAARSCHUWING!
Controleer bij het sluiten of de motorkap
goed in het slot valt.
1. Afhankelijk van het motortype.
V50 book w546.book Page 162 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
163
Onderhoud en service
Dieselolie
Brandstofsysteem
Dieselmotoren zijn gevoelig voor verontreini-
gingen. Maak daarom alleen gebruik van
dieselolie van gerenommeerde oliemaat-
schappijen. Giet nooit dieselolie van twijfel-
achtige kwaliteit in de tank. De grote
oliemaatschappijen produceren ook speciale
dieselolie bestemd voor gebruik wanneer de
buitentemperatuur rond het vriespunt ligt.
Deze dieselolie is dunner bij lage tempera-
turen en beperkt de kans op vlokvorming in
het brandstofsysteem.
Het risico van condens in de brandstoftank
neemt af, als u de tank altijd goed gevuld
houdt. Houd tijdens het tanken het gebied
rond de vulpijp goed schoon. Voorkom
morsen op gelakte oppervlakken. Maak als u
gemorst hebt het gebied met water en zeep
schoon.
Wanneer u de tank leegrijdt
U hoeft geen speciale maatregelen te nemen,
wanneer u de brandstoftank hebt leegge-
reden.
REM (“Rape Methyl Ester”)
U mag maximaal 5 % RME met de dieselolie
vermengen.
Condenswater uit brandstoffilter
aftappen
Om motorstoringen tegen te gaan, ontdoet
het brandstoffilter de brandstof van condens-
water.
Houd u voor het aftappen van het condens-
water aan de specificaties die in uw Service-
en garantieboekje staan aangegeven. Ook
wanneer u vermoedt dat er vervuilde
brandstof is gebruikt, moet u het brandstof-
filter aftappen.
BELANGRIJK!
Er bestaat gevaar voor schade aan de
motor, als de concentratie RME hoger is
dan 5 %.
V50 book w546.book Page 163 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
164
Onderhoud en service
Oliën en vloeistoffen
Sticker voor oliekwaliteit in motorruimte.
Het is toegestaan een oliesoort te gebruiken
met een hogere kwaliteit dan aangegeven.
Voor ritten onder ongunstige omstandig-
heden adviseert Volvo u een oliesoort te
gebruiken met een hogere kwaliteit dan de
sticker in de motorruimte vermeldt (zie
pagina 210).
Peilstok, benzinemotoren.
Volvo adviseert olieproducten van
.
Olie verversen en oliefilter
vervangen
Houd voor het verversen van de olie en het
vervangen van het oliefilter de intervallen aan
die staan aangegeven in het Service- en
garantie boekje.
Peilstok, dieselmotoren.
Bij een nieuwe auto is het belangrijk om het
oliepeil te controleren, voordat de olie voor de
eerste keer volgens schema moet worden
ververst. Het Service- en garantieboekje
geeft aan bij welke kilometerstand u de olie
moet verversen.
Volvo adviseert u het oliepeil om de
2500 km te controleren. De beste meting
wordt verkregen bij een koude motor vóór de
start. Meteen na het afzetten van de motor
krijgt u een verkeerd resultaat. De peilstok
geeft dan een te laag peil aan, omdat de olie
geen tijd heeft gehad om terug te lopen naar
het oliecarter.
BELANGRIJK!
Gebruik altijd olie van de aanbevolen
kwaliteit (zie sticker in motorruime).
Controleer het oliepeil vaak en ververs de
olie regelmatig. De motor raakt
beschadigd, wanneer u olie gebruikt van
minder goede kwaliteit dan wordt voorge-
schreven of wanneer u met een te laag
oliepeil rondrijdt.
BELANGRIJK!
Als blijkt dat het oliepeil te laag is, moet u
verse olie bijvullen met dezelfde kwaliteit
en viscositeit als de olie in de motor.
V50 book w546.book Page 164 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
165
Onderhoud en service
Oliën en vloeistoffen
De olie moet binnen het gemarkeerde
gebied op de peilstok staan.
Oliepeil controleren bij een koude
motor:
Veeg de peilstok schoon, voordat u gaat
meten.
Controleer het oliepeil met de peilstok.
De olie moet tussen het MIN- en MAX-
streepje staan.
Als de olie dichter bij het MIN-streepje
ligt, kunt u eerst 0,5 liter olie bijvullen. Vul
bij totdat de olie dichter bij het MAX-
streepje dan bij het MIN-streepje op de
peilstok ligt. Zie pagina 211–212 voor de
aan te houden hoeveelheid.
Oliepeil controleren bij een warme
motor:
Parkeer de auto op een vlakke onder-
grond, zet de motor af en wacht ten
minste 10–15 minuten zodat de olie naar
het carter terug kan lopen.
Veeg de peilstok schoon, voordat u gaat
meten.
Controleer het oliepeil met de peilstok.
De olie moet tussen het MIN- en MAX-
streepje staan.
Als de olie dichter bij het MIN-streepje ligt,
kunt u eerst 0,5 liter olie bijvullen. Vul bij
totdat de olie dichter bij het MAX-streepje
dan bij het MIN-streepje op de peilstok ligt.
Zie pagina 211–212 voor de aan te houden
hoeveelheid.
BELANGRIJK!
Vul niet meer olie bij dan tot aan het MAX-
streepje. Het olieverbruik kan toenemen,
als u teveel olie in de motor giet.
WAARSCHUWING!
Mors geen olie op het hete uitlaats-
pruitstuk, omdat er gevaar voor brand
bestaat.
V50 book w546.book Page 165 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
166
Onderhoud en service
Oliën en vloeistoffen
Positie van reservoir voor ruitensproeier-
vloeistof
1
.
Ruitensproeiervloeistof
bijvullen
De sproeiers van de voorruit en de
koplampen staan in verbinding met hetzelfde
vloeistofreservoir.
1. Bijvulopening op viercilinder- en diesel-
modellen.
2. Bijvulopening op vijfcilindermodellen.
Gebruik tijdens de wintermaanden antivries
in het reservoir om te voorkomen dat de
vloeistof in de pomp, het reservoir en de
slangen bevriest. Zie pagina 215 voor de
hoeveelheden.
N.B. Meng het antivries met water, voordat u
koelvloeistof bijvult.
Koelvloeistof controleren en
bijvullen
Volg de aanwijzingen op de verpakking op.
Het is belangrijk dat u verhouding tussen
koelvloeistof en water afstemt op de
heersende weersomstandigheden. Vul het
reservoir nooit alleen met schoon water. Het
gevaar voor bevriezing neemt toe, zowel
wanneer het percentage koelvloeistof te laag
is als wanneer het te hoog is.
Zie pagina 214 voor de hoeveelheden.
Controleer de koelvloeistof regelmatig!
De koelvloeistof moet tussen het MIN- en
MAX-streepje op het expansiereservoir staan.
Als u het reservoir niet goed gevuld houdt,
kan de temperatuur in het systeem plaatselijk
dusdanig hoog oplopen dat er gevaar voor
schade (scheurvorming) in de cilinderkop
ontstaat. Vul koelvloeistof bij, wanneer het
peil tot onder het MIN-streepje is gezakt.
N.B. De motor mag alleen draaien met een
goed gevuld koelsysteem. De temperaturen
kunnen plaatselijk hoog oplopen, wat schade
(scheurvorming) aan de cilinderkop kan
veroorzaken.
1. Afhankelijk van het motortype.
BELANGRIJK!
Het is uitermate belangrijk dat u een
koelvloeistof met roestwerende eigen-
schappen gebruikt volgens de aanbeve-
lingen van Volvo. Een nieuwe auto is
voorzien van koelvloeistof die bestand is
tegen temperaturen tot ca. –35 °C.
WAARSCHUWING!
De koelvloeistof kan bijzonder heet zijn.
Als u moet bijvullen terwijl de motor op
bedrijfstemperatuur is, moet u langzaam
de dop van het expansiereservoir
losdraaien om de overdruk te laten
ontsnappen.
V50 book w546.book Page 166 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
167
Onderhoud en service
Oliën en vloeistoffen
Rem- en koppelingsvloeistof
controleren en bijvullen
De rem- en koppelingsvloeistof zitten in
hetzelfde reservoir
1
. De vloeistof moet tussen
het MIN- en MAX-streepje staan. Controleer
het peil regelmatig. Ververs de remvloeistof
om de twee jaar of iedere tweede geplande
servicebeurt.
Zie pagina 214 voor de aan te houden
hoeveelheden en de aanbevolen kwaliteit van
de remvloeistof.
Wanneer u vaak met uw auto in de bergen of
in landen met een tropisch klimaat en een
hoge relatieve luchtvochtigheidsgraad rijdt,
moet u de remvloeistof ieder jaar verversen.
Stuurbekrachtigingsvloeistof
controleren en bijvullen
Controleer het peil bij iedere servicebeurt. U
hoeft de vloeistof niet te verversen. De
vloeistof moet tussen het MIN- en MAX-
streepje staan.
Zie pagina 215 voor de aanbevolen oliekwa-
liteit en aan te houden hoeveelheden.
Ook als er een storing optreedt in de stuurbe-
krachtiging of als de stroom wegvalt en u de
auto moet laten wegslepen, blijft de auto
bestuurbaar. De auto zal echter veel
zwaarder dan normaal sturen en er is meer
kracht nodig om het stuurwiel te verdraaien.
1. Positie verschilt op auto’s met het
stuur links en rechts
WAARSCHUWING!
Als de remvloeistof onder het MIN-
streepje van het reservoir staat, mag u niet
verder rijden voordat u remvloeistof hebt
bijgevuld.
Controleer tevens de oorzaak van het
remvloeistofverlies.
V50 book w546.book Page 167 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
168
Onderhoud en service
Wisserbladen
Wisserbladen voorruit
vervangen
Klap de wisserarm uit en houd het
wisserblad onder een hoek van
90 graden ten opzichte van de wisserarm.
Trek het wisserblad recht opzij van de spil
af.
Duw het nieuwe wisserblad (1) naar
binnen, onder een hoek van 90 graden
ten opzichte van de wisserarm.
Haal het wisserblad (2) onder de
gebogen metalen plaat (3) naar binnen
toe en klap de wisserarm omlaag.
N.B. De wisserbladen zijn niet allebei even
lang. Het blad aan de bestuurderszijde is
langer dan dat aan de passagierszijde.
Wisserblad achterruit vervangen
Klap de wisserarm uit.
Trek het wisserblad naar de achterklep
toe los.
Druk het nieuwe wisserblad vast.
Controleer of het goed vastzit.
Klap de wisserarm in positie terug.
V50 book w546.book Page 168 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
169
Onderhoud en service
Accu
Onderhoud van de accu
De rijomstandigheden, de rijstijl, het aantal
startpogingen, de weersomstandigheden
e.d. zijn van invloed op de levensduur en de
werking van de accu.
Let op het volgende om de accu in optimale
staat te houden:
Controleer regelmatig of het peil van de
accuvloeistof in orde is (A).
Controleer alle cellen. Verwijder de
celdoppen met een schroevendraaier.
Elke cel heeft zijn eigen MAX-streepje.
Vul zo nodig bij met gedestilleerd water
tot aan het MAX-streepje.
N.B. Vul nooit meer vloeistof bij dan tot aan
het MAX-streepje (A).
Draai de celdoppen stevig vast.
N.B. Hoe vaker de accu ontladen raakt, des
te minder lang gaat de accu mee.
Symbolen op de accu
De onderstaande symbolen zitten op de
accu.
Draag een veiligheidsbril.
Zie voor meer informatie het
instructieboekje dat bij de
auto hoort.
Bewaar accu’s buiten het
bereik van kinderen.
De accu bevat een bijtend
zuur.
Vermijd vonken en open
vuur.
Explosiegevaar.
BELANGRIJK!
Gebruik altijd gedestilleerd of gedeïoni-
seerd water (accuwater).
V50 book w546.book Page 169 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
170
Onderhoud en service
Accu
Accu vervangen
Accu verwijderen:
Zet het contact uit en neem de sleutel uit.
Schroef de afdekking van de accu los.
Wacht ten minste 5 minuten, voordat u
een van de elektrische aansluitingen
aanraakt (zo kan de informatie in het
elektrisch systeem van de auto worden
opgeslagen in de verschillende regeleen-
heden).
Verwijder het deksel en schroef het
voorpaneel van de accubak los met een
schroevendraaier.
Koppel de minkabel los.
Haal de klem los waarmee de accu
vastzit.
Koppel de pluskabel los.
Til de accu uit de auto.
Accu aanbrengen:
Til de accu op zijn plaats.
Sluit de pluskabel aan.
Breng de klem aan waarmee de accu
vastzit.
Sluit de minkabel aan.
Plaats het voorpaneel van de accubak en
het deksel terug.
Breng de afdekking op de accu aan.
WAARSCHUWING!
Accu’s kunnen het zeer explosieve
knalgas produceren. Een enkele vonk,
veroorzaakt door een onjuiste aansluiting
van de startkabels, is voldoende om de
accu tot ontploffing te brengen, en zo
schade aan de auto en letsel te veroor-
zaken. De accu bevat ook zwavelzuur, wat
ernstige corrosieve verwondingen door
etsing kan veroorzaken. Als u accuzuur in
de ogen krijgt, of op uw huid of uw kleren
morst, moet u meteen met grote hoeveel-
heden water spoelen. Neem onmiddellijk
contact op met een arts, als u accuzuur in
de ogen krijgt.
V50 book w546.book Page 170 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
171
Onderhoud en service
Gloeilampen vervangen
Algemene informatie
Op pagina 220 staan alle gloeilampen van de
auto vermeld.
Gloeilampen en puntverlichting van een
bijzonder type of lampen die alleen in een
werkplaats te vervangen zijn:
Interieurverlichting aan het plafond
Leeslampjes
Verlichting dashboardkastje
Richtingaanwijzer, buitenspiegels
Approach-verlichting, buitenspiegels
Derde remlicht
Gloeilampen in koplamphuis
vervangen
Alle gloeilampen in de koplamphuizen
(behalve die voor het dimlicht) zijn te
vervangen door het lamphuis via de motor-
ruimte los te maken en het in zijn geheel te
verwijderen.
Lamphuis losmaken:
Neem de contactsleutel uit en draai de
verlichtingsdraaiknop naar stand 0.
Trek de borgpen (1) van het lamphuis
omhoog.
Trek het lamphuis opzij en vervolgens
naar voren (2).
Ontkoppel de connector.
Til het lamphuis naar buiten en leg het op
een zachte ondergrond neer om krassen
op de lens te voorkomen.
Lamphuis aanbrengen:
Sluit de connector aan.
Plaats het lamphuis terug en breng de
borgpen aan. Controleer of u de borgpen
goed hebt aangebracht.
Controleer de verlichting.
Het lamphuis moet zijn aangesloten en in
positie vastzitten, voordat u de verlichting
inschakelt of de contactsleutel in het
contactslot steekt.
BELANGRIJK!
Raak het glas van gloeilampen nooit met
blote vingers aan. De vetten en oliën op
uw vingers kunnen door de hitte
verdampen. Dit zorgt voor aanslag op de
reflector, waardoor deze al snel
kapotgaan.
WAARSCHUWING!
Als een auto is voorzien van Bi-Xenonkop-
lampen, moet u alle werkzaamheden aan
de lamp door een erkende Volvo-
werkplaats laten uitvoeren.
Omdat Bi-Xenonkoplampen voorzien zijn
van een ontstekingsgedeelte dat een
hoge spanning opwekt, moet u er
voorzichtig mee omgaan.
V50 book w546.book Page 171 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
172
Onderhoud en service
Gloeilampen vervangen
Dimlicht
Afdekking en gloeilamp vervangen:
Haal het lamphuis in zijn geheel los.
Haal de borgklemmen opzij en verwijder
afdekking.
Koppel de connector van de lamp los.
Maak de veerklem los waarmee de
gloeilamp vastzit. Duw de klem eerst naar
links zodat hij loskomt en haal de klem
vervolgens schuin naar buiten toe omlaag.
Trek de gloeilamp eruit.
Plaats het lamphuis terug.
Nieuwe gloeilamp aanbrengen:
Breng de nieuwe gloeilamp aan. De lamp
kan slechts op één manier worden aange-
bracht.
Duw de veerklem omhoog en iets naar
rechts, zodat deze in positie vastklikt.
Duw de connector in positie terug.
Plaats de kunststof afdekking terug.
Plaats het lamphuis terug.
Groot licht
Haal het lamphuis in zijn geheel los.
–Linker koplamp:
Draai de lamphouder linksom.
Rechter koplamp:
Draai de lamphouder rechtsom.
Trek de lamphouder naar buiten toe en
vervang de gloeilamp.
Plaats de lamphouder terug. De
lamphouder kan slechts op één manier
worden teruggeplaatst.
Plaats het lamphuis terug.
V50 book w546.book Page 172 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
173
Onderhoud en service
Gloeilampen vervangen
Stadslichten voor en verlichting
achter
Trek de lamphouder met een tang naar
buiten. Trek de lamphouder niet aan de
kabel naar buiten.
Vervang de gloeilamp.
Duw de lamphouder terug. De
lamphouder kan slechts op één manier
worden teruggeplaatst.
Richtingaanwijzers
Draai de lamphouder linksom en verwijder
deze.
Verwijder de gloeilamp uit de lamphouder
door de lamp in te drukken en tegelij-
kertijd linksom te draaien.
Breng een nieuwe gloeilamp in de
lamphouder aan en plaats de lamphouder
in het lamphuis terug.
Zijmarkeringslicht
Draai de gloeilamp linksom, trek hem naar
buiten en vervang de gloeilamp.
Plaats de lamphouder terug. De
lamphouder kan slechts op één manier
worden aangebracht.
V50 book w546.book Page 173 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
174
Onderhoud en service
Gloeilampen vervangen
Mistlampen
Schakel alle lichten uit en draai de
contactsleutel naar stand 0.
Verwijder het paneel dat om het lamphuis
zit.
Draai beide torx-boutjes uit het lamphuis
los en neem het lamphuis eruit.
Koppel de connector van de gloeilamp
los.
Trek de gloeilamp linksom naar buiten.
Breng de nieuwe gloeilamp aan en draai
deze rechtsom vast.
Sluit de connector op de gloeilamp aan.
Zet het lamphuis met de boutjes vast en
duw het paneel terug.
Lamphouder achterlamphuis
verwijderen
Alle gloeilampen in het achterlamphuis zijn via
de bagageruimte te vervangen.
Schakel alle lichten uit en draai de
contactsleutel naar stand 0.
Open het luikje (A of B) rechts en links in
de bekleding om toegang tot de lampen
te krijgen.
De gloeilampen zitten in afzonderlijke
lamphouders.
Koppel de connector van de lamphouder
los.
Duw de borghaken bijeen en trek de
lamphouder naar buiten.
Vervang de gloeilamp.
Sluit de connector aan.
Duw de lamphouder in positie en plaats
het luikje (A of B) terug.
V50 book w546.book Page 174 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
175
Onderhoud en service
Gloeilampen vervangen
Lamphouder
Positie van gloeilampen in
achterlamphuis
1. Remlicht
2. Achterlicht/parkeerlicht
3. Richtingaanwijzer
4. Mistachterlicht (één zijde)
5. Achteruitrijlicht
N.B. Als de foutmelding “Storing lampje”/
“Controleer remlicht” niet verdwijnt nadat de
kapotte lamp is vervangen, moet u bij een
erkende Volvo-werkplaats langsgaan om de
storing te verhelpen.
Kentekenplaatverlichting
Schakel alle lichten uit en draai de
contactsleutel naar stand 0.
Draai het boutje los met een schroeven-
draaier.
Haal voorzichtig het complete lamphuis
los en trek het naar buiten. Draai de
connector linksom en trek de gloeilamp
naar buiten.
Vervang de gloeilamp.
Sluit de connector aan en draai deze
rechtsom.
Plaats het complete lamphuis terug en
draai het boutje vast.
Instapverlichting
De instapverlichting vindt u onder het
dashboard aan de bestuurders- en passa-
gierszijde.
Steek een schroevendraaier achter het
lamphuis en verdraai deze iets, zodat de
lens loskomt.
Verwijder de kapotte gloeilamp.
Breng een nieuwe gloeilamp aan.
Plaats de lens terug.
V50 book w546.book Page 175 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
176
Onderhoud en service
Gloeilampen vervangen
Bagageruimte
Steek een schroevendraaier achter het
lamphuis en verdraai deze iets, zodat het
lamphuis loskomt.
Verwijder de kapotte gloeilamp.
Breng een nieuwe gloeilamp aan.
Verlichting make-upspiegel
Spiegelglas verwijderen:
Steek in het midden aan de onderkant
een schroevendraaier achter het glas.
Wrik het borgnokje op de rand voorzichtig
los.
Steek de schroevendraaier aan zowel de
linker- als rechterzijde achter het glas (bij
de zwarte rubberdelen). Wrik voorzichtig,
zodat de onderkant van het glas loskomt.
Maak het spiegelglas voorzichtig los en
verwijder het compleet met afdekklep.
Verwijder de kapotte gloeilamp en
vervang deze.
Spiegelglas aanbrengen:
Duw eerst de drie borgnokjes aan de
bovenkant van het spiegelglas weer
terug.
Duw vervolgens de onderste drie vast.
V50 book w546.book Page 176 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
177
Onderhoud en service
Zekeringen
Algemene informatie
Om te voorkomen dat het elektrisch systeem
van de auto beschadigd raken door
kortsluiting of overbelasting, zijn alle verschil-
lende elektrische functies en onderdelen
door een aantal zekeringen beschermd.
De zekeringen zitten op twee verschillende
plaatsen in de auto:
Relais- en zekeringenkastje in de motor-
ruimte
Relais- en zekeringenkastje in de passa-
giersruimte
Vervangen
Als een van de elektrische onderdelen of
functies niet werkt, is het mogelijk dat de
bijbehorende zekering overbelast werd en
daardoor gesmolten is.
Zoek in de zekeringentabel op waar de
zekering zit.
Trek de zekering naar buiten en bekijk
deze van opzij om te kijken of het
gebogen draadje soms doorgebrand is.
Breng in dat geval een nieuwe zekering
aan met dezelfde kleur en hetzelfde
amperage.
In de zekeringenkastjes is plaats voor een
aantal reservezekeringen. Als dezelfde
zekering herhaaldelijk doorbrandt, betekent
dit dat het bijbehorende onderdeel een
storing vertoont. Neem contact op met een
erkende Volvo-werkplaats voor het uitvoeren
van een controle.
Relais- en zekeringenkastje in
motorruimte
Het zekeringenkastje biedt plaats aan
36 zekeringen. Let erop dat u een doorge-
brande zekering altijd vervangt door een
nieuwe zekering met dezelfde kleur en
hetzelfde amperage.
19—36 zijn van type “MiniFuse”.
7—18 zijn van het type “JCASE” en
moeten door een erkende Volvo-
werkplaats worden vervangen.
1—6 zijn van het type “MidiFuse” en
moeten door een erkende Volvo-
werkplaats worden vervangen.
Aan de binnenkant van het deksel zit een
speciale trekker waarmee u de zekeringen
gemakkelijker kunt verwijderen en
aanbrengen.
V50 book w546.book Page 177 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
178
Onderhoud en service
Zekeringen
1. Koelventilator.................................................................................50 A
2. Stuurbekrachtiging (niet 1,6-litermotor).................................. 80 A
3. Voeding voor relais- en zekeringenkastje
in passagiersruimte .....................................................................60 A
4. Voeding voor relais- en zekeringenkastje
in passagiersruimte .....................................................................60 A
5. Element klimaatregeling, hulpverwarming (PTC) (extra) ....... 80 A
6. Gloeibougies (diesel).................................................................. 60 A
7. ABS-pomp..................................................................................... 30 A
8. ABS-ventielen............................................................................... 20 A
9. Motorfuncties................................................................................ 30 A
10. Ventilator klimaatregeling ........................................................... 40 A
11. Koplampsproeiers........................................................................ 20 A
12. Voeding voor elektrische achterruitverwarming .................... 30 A
13. Relais startmotor..........................................................................30 A
14. Bedrading aanhanger ................................................................. 40 A
15. Reservepositie...................................................................................... -
16. Voeding voor infotainment......................................................... 30 A
17. Ruitenwissers ............................................................................... 30 A
18. Voeding voor relais- en zekeringenkastje
in passagiersruimte ..................................................................... 40 A
19. Reservepositie...................................................................................... -
20. Claxon ............................................................................................ 15 A
21. Standverwarming op brandstof, interieurverwarming ......... 20 A
22. Reservepositie...................................................................................... -
23. Regeleenheid motor (ECM, 5-cil.)/
regeleenheid voor transmissie (TCM)..................................... 10 A
24. Elektrisch verwarmd brandstoffilter,
PTC-element olievanger (5-cil. diesel).................................... 20 A
25. Reservepositie...................................................................................... -
26. Contactslot.................................................................................... 15 A
27. Compressor voor airconditioning............................................. 10 A
V50 book w546.book Page 178 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
179
Onderhoud en service
Zekeringen
28. Reservepositie ......................................................................................-
29. Mistlampen vóór........................................................................... 15 A
30. Regeleenheid motor (ECM, 4-cil.) ..............................................3 A
31. Spanningsregelaar dynamo 4-cil.............................................. 10 A
32. Injectoren (5-cil. benzine), lambdasonde (4-cil. benzine),
intercooler (4-cil. diesel), luchtmassameter en
turboregeling (5-cil. diesel)........................................................ 10 A
33. Lambdasonde en vacuümpomp (5-cil. benzine),
motorregeleenheid (5-cil. diesel).............................................. 20 A
34. Bobines (benzine), injectoren (1,6 l benzine),
brandstofpomp (4-cil. diesel),
drukverklikker klimaatregeling (5-cil.),
bougies en uitlaatgasreiniging EGR (5-cil. diesel)............... 10 A
35. Motorsensor voor kleppen, relaisspoel airconditioning,
PTC-element olievanger (5-cil. benzine),
motorregeleenheid ECM (5-cil. diesel),
koolstoffilterhouder (benzine), injectoren (1,8/2,0 l benzine,
luchtmassameter MAF (5-cil. benzine, 4-cil. diesel),
turboregeling (4-cil. diesel),
drukverklikker stuurbekrachtiging (1,6 l benzine),
uitlaatgasreiniging EGR (4-cil. diesel) ....................................15 A
36. Motorregeleenheid ECM (niet 5-cil. diesel),
gaspedaalsensor, lambdasonde (5-cil. diesel)...................... 10 A
V50 book w546.book Page 179 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
180
Onderhoud en service
Zekeringen
Relais- en zekeringenkastje in
passagiersruimte
Er is plaats voor 50 zekeringen. De
zekeringen zitten onder het dashboardkastje.
Er is tevens plaats voor een aantal reserveze-
keringen. In het relais- en zekeringenkastje in
de motorruimte vindt u een speciale trekker
waarmee u de zekeringen kunt vervangen (zie
pagina 177).
Zekering vervangen:
Verwijder de interieurbekleding die het
zekeringenkastje afdekt door eerst de
middelste pen in de bevestigingsclips (1)
ca. één cm in te duwen en deze
vervolgens naar buiten te trekken.
Draai beide vleugelbouten (terwijl u het
zekeringenkastje vasthoudt) (2) linksom
totdat ze los zijn.
Klap het zekeringenkastje (3) tot
halverwege omlaag. Trek het zo ver in de
richting van de stoel dat het niet verder
kan. Klap het vervolgens volledig omlaag.
Het zekeringenkastje kan in zijn geheel
losgehaakt worden.
Sluit het zekeringenkastje in omgekeerde
volgorde.
Trek de middelste pen volledig uit de
bevestigingsclips, zet de bekleding met
de bevestigingsclips vast en duw de
losse pen weer in de bevestigingsclips.
De bevestigingsclips zetten dan uit,
waardoor de bekleding vast komt te
zitten.
V50 book w546.book Page 180 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
181
Onderhoud en service
Zekeringen
37. Reservepositie ......................................................................................-
38. Reservepositie ......................................................................................-
39. Reservepositie ......................................................................................-
40. Reservepositie ......................................................................................-
41. Reservepositie ......................................................................................-
42. Reservepositie ......................................................................................-
43. Telefoon, audio, RTI (optie)........................................................ 15 A
44. SRS-systeem................................................................................10 A
45. Elektrische aansluiting ................................................................15 A
46. Verlichting passagiersruimte,
verlichting dashboardkastje en instapverlichting.....................5 A
47. Interieurverlichting ..........................................................................5 A
48. Sproeiers ....................................................................................... 15 A
49. SRS-systeem................................................................................10 A
50. Reservepositie ......................................................................................-
51. Parkeerhulp, AWD, hulpverwarming interieur,
Bi-Xenon (extra)............................................................................ 10 A
52. Regeleenheid transmissie (TCM), ABS ...................................5 A
53. Stuurbekrachtiging...................................................................... 10 A
54. Motorregeleenheid ECM (5-cil. turbo, 5-cil. diesel) ........... 10 A
55. Afstandsbediening regeleenheid,
regeleenheid “Keyless Drive”.................................................... 20 A
56. Regeleenheid sirene .................................................................. 10 A
57. Diagnose-aansluiting ................................................................. 15 A
58. Groot licht rechts, relaisspoel verstralers.............................. 7,5 A
59. Groot licht, links .......................................................................... 7,5 A
60. Stoelverwarming bestuurderszijde .......................................... 15 A
61. Stoelverwarming passagierszijde ............................................ 15 A
62. Schuifdak....................................................................................... 20 A
63. Voeding achterportier, rechterzijde.......................................... 20 A
64. Audiosysteem, RTI (optie) ...........................................................5 A
V50 book w546.book Page 181 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
182
Onderhoud en service
Zekeringen
65. Infotainment......................................................................................5 A
66. Regeleenheid voor Infotainment (ICM), klimaatregeling..... 10 A
67. Reservepositie ......................................................................................-
68. Cruise control ..................................................................................5 A
69. Klimaatregeling, regensensor.......................................................5 A
70. Reservepositie ......................................................................................-
71. Reservepositie ......................................................................................-
72. Reservepositie ......................................................................................-
73. Schuifdak, console voor interieurverlichting (OHC),
gordelwaarschuwing achterin, autodimfunctie spiegel ..........5 A
74. Relais brandstofpomp................................................................. 15 A
75. Reservepositie ......................................................................................-
76. Reservepositie ......................................................................................-
77. Elektrische aansluiting bagageruimte,
regeleenheid accessoires (AEM)............................................. 15 A
78. Reservepositie ......................................................................................-
79. Achteruitrijlicht .................................................................................5 A
80. Reservepositie ......................................................................................-
81. Voeding achterportier, linkerzijde.............................................. 20 A
82. Voeding voorportier, rechterzijde..............................................25 A
83. Voeding voorportier, linkerzijde................................................. 25 A
84. Elektrisch bedienbare passagiersstoel ................................... 25 A
85. Elektrisch bedienbare bestuurdersstoel................................. 25 A
86. Interieurverlichting, bagageruimteverlichting,
elektrisch bedienbare stoelen ......................................................5 A
V50 book w546.book Page 182 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
183
Infotainment
Algemene informatie 184
Audiofuncties 185
Radiofuncties 187
Cd- en md-functies 191
Menusysteem – audiosysteem 193
Telefoonfuncties (optie) 194
Menusysteem – telefoon 201
V50 book w546.book Page 183 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
184
Infotainment
Algemene informatie
Infotainment
Het Infotainmentsysteem heeft geïntegreerde
audio-
1
en telefoonfuncties. Het Infotain-
mentsysteem is eenvoudig te bedienen vanaf
het bedieningspaneel en de toetsenset
1
op
het stuurwiel (zie pagina 52). Op het
display (2) verschijnen meldingen en infor-
matie over de actieve functie.
Audiosysteem
Aan/uit
Met POWER (1) schakelt u het audio-
systeem in of uit. Als het audiosysteem actief
is terwijl u de contactsleutel naar stand 0
draait, blijft het audiosysteem ingeschakeld
totdat u de sleutel uit het contactslot neemt.
Als u een startknop
2
gebruikt in de plaats van
een sleutel, wordt het audiosysteem uitge-
schakeld. De volgende keer dat u de sleutel
naar stand I draait, zal het audiosysteem
automatisch worden ingeschakeld.
Menufuncties
Sommige Infotainmentfuncties zijn toegan-
kelijk via een menusysteem. Het actuele
menuniveau staat rechts bovenaan op het
display. De menu-opties staan in het midden
van het display.
Met MENU (4) gaat u naar het
menusysteem.
Met de pijl omhoog/omlaag van de
navigatieknop (5) loopt u de menu-opties
door.
Met ENTER (7) kiest u of activeert/deacti-
veert u een menu-optie.
Met EXIT (6) gaat u een stap terug
binnen het menusysteem. Bij lang
indrukken van EXIT verlaat u het
menusysteem.
Sneltoetsen
De menu-opties zijn genummerd en kunnen
rechtstreeks worden gekozen via de
toetsenset (3).
Uitrusting
Het audiosysteem is te verkrijgen met
verschillende opties en in verschillende
uitvoeringen. De verkrijgbare uitvoeringen
zijn: Performance, High Performance en
Premium Sound. Alle uitvoeringen zijn echter
uitgerust met AM/FM-radio met RDS en een
cd-speler.
Dolby Surround Pro Logic II
Dolby Surround Pro Logic II
3
verdeelt de
twee kanalen van het stereogeluid over de
luidsprekers links, midden, rechts en
achterin. Dit levert een realistischer geluids-
weergave dan bij normale tweekanaals
stereo.
Dolby Surround Pro Logic II en het
Dolby-symbool zijn handelsmerken
van Dolby Laboratories Licensing
Corporation. Dolby Surround
Pro Logic II Systeem is vervaardigd onder
licentie van Dolby Laboratories Licensing
Corporation.
1. Optie. 2. Alleen Keyless Drive. 3. Premium Sound.
V50 book w546.book Page 184 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
185
Infotainment
Audiofuncties
Bediening audiofuncties
1. VOLUME – Draaiknop
2. AM/FM – Geluidsbron kiezen
3. CD/MD – Geluidsbron kiezen
4. TUNING – Draaiknop
5. SOUND – Toets
Volume
Gebruik VOLUME (1) of de toetsenset op
het stuurwiel om het volume te regelen (zie
pagina 52). De geluidssterkte wordt automa-
tisch afgestemd op de snelheid van de auto
(zie. pagina 186).
Geluidsbron
U kiest een geluidsbron met CD/MD (3) en
AM/FM (2). Bij herhaalde malen indrukken
van AM/FM loopt u
FM1
,
FM2
en
AM
door.
De gekozen geluidsbron verschijnt op het
display.
Audio-instellingen
Audio-instellingen bijregelen
Druk op SOUND (5). Bij herhaalde malen
indrukken van SOUND bladert u de
verschillende audio-instellingen door.
Draai aan TUNING (4) om het niveau bij
te regelen.
De volgende audio-instellingen zijn
beschikbaar met een druk op SOUND:
BAS
– Niveau van de lage tonen.
TREBLE
– Niveau van de hoge tonen.
FADER
– Balans tussen de luidsprekers
voor- en achterin.
BALANS
– Balans tussen de luidsprekers
links en rechts.
SUBWOOFER
1
– Niveau voor lageto-
nenluidspreker. De subwoofer moet
ingeschakeld zijn om het niveau bij te
kunnen regelen (zie pagina 185).
MIDDEN
2
– Niveau voor de middenluid-
spreker. Driekanaals stereoweergave of
Pro Logic II moet zijn ingeschakeld om
het niveau bij te kunnen regelen (zie
pagina 185).
SURROUND
2
– Niveau voor de
zogeheten Ambient Surround Sound.
Driekanaals stereoweergave of Pro Logic
II moet zijn ingeschakeld om het niveau bij
te kunnen regelen (zie pagina 185).
Subwoofer activeren/deactiveren
Druk op MENU en daarna op ENTER.
Ga naar
Audio-instellingen
en druk op
ENTER.
Ga naar
Subwoofer
en druk op ENTER.
Surround
De Surround-instellingen
2
zijn
bepalend voor het ruimtelijke effect
van de geluidsweergave. De instel-
lingen voor de FM-radio en de cd-/md-speler
worden elk apart vastgelegd.
N.B. Als de ontvangst van de FM-radio
verslechtert, kan twee- of driekanaals stereo-
weergave een betere geluidskwaliteit
opleveren dan de Surround-functie.
Het Dolby-symbool op het display geeft aan
dat Dolby Pro Logic II actief is. De Surround-
functie kent drie verschillende standen:
Pro Logic II
3-kanaals
Uit –
2-kanaals.
1. Optie
2. Premium Sound
V50 book w546.book Page 185 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
186
Infotainment
Audiofuncties
Surround-functie activeren/deactiveren
Druk op MENU en daarna op ENTER.
Ga naar
Audio-instellingen
en druk op
ENTER.
Ga naar
Surround FM
of
Surround CD/
MD
en druk op ENTER.
Ga naar
Pro Logic II
,
3-kanaals
of
Uit
en
druk op ENTER.
Equalizer vóór/achter
Met de equalizer
1
kunt u de geluidsweergave
vóór en achter apart bijregelen.
Equalizer bijregelen
Druk op MENU en daarna op ENTER.
Ga naar
Audio-instellingen
en druk op
ENTER.
Ga naar
Equalizer voor
of
Equalizer achter
en druk op ENTER.
De balk op het display geeft het niveau van
de frequentie aan.
Stel het niveau bij met TUNING (4) of met
de pijl omhoog/omlaag van de naviga-
tieknop. Met de linker/rechter pijl van de
navigatieknop kunt u andere frequenties
kiezen.
Sla de instelling op met ENTER of
annuleer uw keuze met EXIT.
Automatische volumeregeling
Automatische volumeregeling houdt in dat
het volume van de beluisterde geluidsbron
wordt afgestemd op de snelheid van de auto.
U hebt de keuze uit drie standen:
Laag,
Medium en Hoog
.
Automatische volumeregeling bijstellen
Druk op MENU en daarna op ENTER.
Ga naar
Audio-instellingen
en druk op
ENTER.
Ga naar
Autom. volumeregeling
en druk
op ENTER.
Ga naar
Laag, Medium
of
Hoog
en druk
op ENTER.
1. Bepaalde systeemuitvoeringen.
V50 book w546.book Page 186 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
187
Infotainment
Radiofuncties
Bediening radiofuncties
1. FM/AM – Frequentieband kiezen
2. Voorkeurtoetsen
3. TUNING – Draaiknop voor het zoeken
van zenders
4. SCAN – Scannen
5. Navigatieknop – Zenders zoeken en
menusysteem gebruiken
6. EXIT – Actieve functie beëindigen
7. AUTO – Automatisch voorkeurszenders
vastleggen
Zenders zoeken
Automatisch zenders zoeken
Kies de frequentieband met AM/FM (1).
Druk kort op de linker of rechter pijl van
de navigatieknop (5).
Handmatig zenders zoeken
Kies de frequentieband met AM/FM (1).
Stel de frequentie bij door aan de knop
TUNING (3) te draaien.
Het is ook mogelijk een zender op te slaan
door lang op de linker of rechter pijl van de
navigatieknop te drukken of via de toetsenset
op het stuurwiel:
Houd de linker of rechter pijl van de
navigatieknop ingedrukt totdat de
gewenste frequentie op het display
verschijnt.
Wanneer de frequentiebalk nog op het
display staat kunt u verder zoeken door de
linker of rechter pijl van de navigatieknop (5)
kort in te drukken.
Voorkeurzenders vastleggen
U kunt per frequentieband tien voorkeur-
zenders vastleggen. De FM-band heeft twee
geheugenbanken met voorkeurzenders:
FM1
en
FM2
. U kiest een voorkeurzender met de
voorkeurtoetsen (2) of met de toetsenset op
het stuurwiel.
Handmatig voorkeurzenders vastleggen
Stem af op een zender.
Houd een van de voorkeurtoetsen
ingedrukt, totdat de melding
Zender opgeslagen
op het display
verschijnt.
Automatisch voorkeurzenders
vastleggen
Met AUTO (7) kunt u tot tien goed te
ontvangen radio zenders opzoeken en ze
automatisch vastleggen in een aparte geheu-
genbank. Deze functie is met name handig in
gebieden waar u de radiozenders en hun
frequenties niet kent.
Automatische vastlegfunctie starten
Kies de frequentieband met AM/FM (1).
Houd AUTO (7) ingedrukt, totdat
Autom.
opslaan
op het display verschijnt.
Wanneer
Autom. opslaan
van het display
verdwijnt, zijn de zenders vastgelegd. De
radio gaat over op de automatische stand en
de tekst
Auto
verschijnt op het display. De
automatisch vastgelegde voorkeurzenders
zijn vervolgens rechtstreeks te kiezen met de
voorkeurtoetsen (2).
Automatische vastlegfunctie beëindigen
Druk op EXIT (6).
Automatisch vastgelegde
voorkeurzenders kiezen
Wanneer u de radio in de stand Auto zet, kunt
u gebruik maken van de automatisch vastge-
legde voorkeurzenders.
Druk kort op AUTO (7).
De tekst
Auto
verschijnt op het display.
Druk op een voorkeurtoets (2).
De radio blijft in de automatische stand staan,
totdat u de toetsen AUTO (7), EXIT (6) of
AM/FM (1) korte tijd indrukt.
V50 book w546.book Page 187 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
188
Infotainment
Radiofuncties
Automatisch vastgelegde voorkeur-
zenders in andere geheugenbank
opslaan
Het is mogelijk een automatisch vastgelegde
voorkeurzender over te brengen naar de
geheugenbanken voor FM of AM.
Druk kort op de toets AUTO (7).
De tekst
Auto
verschijnt op het display.
Druk op een voorkeurtoets.
Druk op de voorkeurtoets waaraan u de
voorkeurzender wilt koppelen en houd de
toets ingedrukt, totdat de melding
Zender opgeslagen
op het display
verschijnt.
De radio verlaat de automatische stand
waarna u de vastgelegde voorkeurzender
kunt gebruiken.
Scannen
Met SCAN (4) wordt een frequentieband
automatisch doorzocht op goed te ontvangen
zenders. Wanneer er een zender is
gevonden, wordt deze ca. acht seconden
lang weergegeven voordat de zoekfunctie
wordt voortgezet.
Scan-functie activeren/deactiveren
Kies de frequentieband met AM/FM.
Druk op SCAN om de functie te activeren.
De tekst
SCAN
verschijnt op het display.
Beëindig de functie met een druk op SCAN
of EXIT.
Gevonden zender als voorkeurzender
vastleggen
Terwijl de functie Scan actief is, kunt u een
gevonden zender als voorkeurzender
vastleggen.
Druk op een voorkeurtoets en houd deze
ingedrukt, totdat de melding
Zender opgeslagen
op het display
verschijnt.
De Scan-functie wordt beëindigd waarna u
de vastgelegde zender als voorkeurzender
kunt gebruiken.
RDS-functies
RDS (Radio Data System) verbindt FM-
zenders in een netwerk met elkaar. Een FM-
zender in een dergelijk netwerk verstuurt
bepaalde informatie, zodat een RDS-radio
onder meer de volgende mogelijkheden biedt:
Automatisch overschakelen op een beter
doorkomende zender als de ontvangst in
een bepaald gebied slecht is.
Zoeken op programmatype zoals zenders
die verkeersinformatie of nieuws
doorgeven.
Weergeven van informatieve tekst over
het beluisterde radioprogramma.
Sommige radiozenders maken geen gebruik
van RDS of alleen in beperkte mate.
Programmafuncties
Met de radio in de FM-stand kunt u radio-
zenders met een bepaald programmatype
zoeken. Als er een zender met het gewenste
programmatype is aangetroffen, kan de radio
vervolgens op deze zender overschakelen en
de weergave van de actieve geluidsbron
onderbreken. Als de cd-speler bijvoorbeeld
actief is, wordt de weergave daarvan tijdelijk
onderbroken. De uitzending met het gekozen
programmatype wordt weergegeven op een
vooraf bepaald volume (zie pagina 190). Na
afloop van de uitzending van het gekozen
programmatype geeft de radio de
voorgaande geluidsbron opnieuw weer op
het volume dat u daarvoor had ingesteld.
De programmafuncties alarm (ALARM),
verkeersinformatie (TP), nieuws (NEWS) en
programmatypes (PTY) worden in volgorde
van belangrijkheid weergegeven, waarbij
geldt dat alarm de hoogste prioriteit geniet en
de programmatypes de laagste. Zie EON en
REG op pagina 190 voor meer informatie
over het onderbreken van uitzendingen. U
kunt van programmafunctie veranderen via
het menusysteem (zie pagina 184).
Weergave van onderbroken geluidsbron
hervatten
Druk op EXIT om de weergave van de onder-
broken geluidsbron te hervatten.
Alarm
De functie wordt gebruikt om de bevolking
attent te maken op ernstige ongelukken of
calamiteiten. U kunt de functie alarm niet
tijdelijk onderbreken of deactiveren. De
melding
ALARM!
verschijnt op het display,
wanneer er een alarmmelding wordt
verzonden.
V50 book w546.book Page 188 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
189
Infotainment
Radiofuncties
Verkeersinformatie, TP
Bij activering van deze functie wordt
de weergave van de actieve
geluidsbron onderbroken voor een
uitzending met verkeersinformatie
via het RDS-netwerk van de zender waarop is
afgestemd. De tekst
TP
geeft aan dat de
functie actief is. Als de zender waarop u hebt
afgestemd verkeersinformatie kan
doorgeven, staat er
TP
||| op het display.
TP activeren/deactiveren
Druk op MENU en daarna op ENTER.
Ga naar
TP
en druk op ENTER.
TP via beluisterde zender/alle zenders
De radio kan de weergave van de actieve
geluidsbron onderbreken voor verkeersinfor-
matie via de (actuele) zender die u beluistert
of via alle zenders.
Kies een FM-zender.
Druk op MENU en daarna op ENTER.
Ga naar
Geav. radio-instellingen
en druk
op ENTER.
Ga naar
TP
en druk op ENTER.
Ga naar
TP-zender
en druk op ENTER.
Een van de meldingen
TP van deze zender
of
TP van alle zenders
verschijnt op het display.
–Druk op ENTER.
TP zoeken activeren/deactiveren
De functie TP zoeken is handig wanneer u
tijdens lange ritten een md of cd beluistert.
De functie speurt dan automatisch verschil-
lende RDS-netwerken af op zoek naar
verkeersinformatie.
Druk op MENU en daarna op ENTER.
Ga naar
Geav. radio-instellingen
en druk
op ENTER.
Ga naar
TP
en druk op ENTER.
Ga naar
TP zoeken
en druk op ENTER.
Nieuws
Bij activering van deze functie wordt
de weergave van de actieve
geluidsbron onderbroken voor een
uitzending met nieuws via het RDS-
netwerk van de zender waarop is afgestemd.
De tekst
NEWS
geeft aan dat de functie
actief is.
Nieuws activeren/deactiveren
Druk op MENU en daarna op ENTER.
Ga naar
Nieuws
en druk op ENTER.
Nieuws via beluisterde zender/alle
zenders
De radio kan de weergave van de actieve
geluidsbron onderbreken voor een nieuwsuit-
zending via de (actuele) zender die u
beluistert of via alle zenders.
Kies een FM-zender.
Druk op MENU en daarna op ENTER.
Ga naar
Geav. radio-instellingen
en druk
op ENTER.
Ga naar
Nieuwszender
en druk op
ENTER.
Een van de meldingen
Nieuws van deze zender
of
Nieuws van
alle zenders
verschijnt op het display.
–Druk op ENTER.
Programmatype, PTY
Met de functie PTY is het mogelijk
verschillende programmatypes te
kiezen zoals
Popmuziek
en
Klassieke muziek.
Het symbool PTY
geeft aan dat de functie actief is. Bij
activering van de functie wordt de weergave
van de actieve geluidsbron onderbroken voor
een uitzending van het gekozen program-
matype via het RDS-netwerk van de zender
waarop is afgestemd.
PTY activeren/deactiveren
–Kies
FM1
of
FM2
met de toets FM/AM.
Druk op MENU en daarna op ENTER.
Ga naar
PTY
en druk op ENTER.
Ga naar
PTY selecteren
en druk op
ENTER.
Er verschijnt een lijst met programmatypes:
Actualiteiten
,
Informatie
enz. U activeert de
functie PTY door een programmatype te
kiezen en deactiveert de functie door alle
PTY’s te wissen.
U kunt de gewenste programmatypes
kiezen of
Alle PTY’s wissen.
PTY zoeken
Bij activering van deze functie wordt de
gehele frequentieband doorzocht op uitzen-
dingen van het gekozen programmatype.
Activeer de functie PTY.
Druk op MENU en daarna op ENTER.
Ga naar
PTY
en druk op ENTER.
Ga naar
PTY zoeken
en druk op ENTER.
V50 book w546.book Page 189 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
190
Infotainment
Radiofuncties
Als de radio een uitzending van een van de
gekozen programmatypes vindt, verschijnt
>| Om te zoeken
op het display. Met een druk
op de rechter pijl van de navigatieknop wordt
verder gezocht naar een andere uitzending
van een van de gekozen programmatypes.
Programmatype weergeven
Het is mogelijk het programmatype van de
zender die u op dat moment beluistert op het
display weer te geven.
N.B. Niet alle radiozenders ondersteunen
deze functie.
Weergave activeren/deactiveren
Druk op MENU en daarna op ENTER.
Ga naar
PTY
en druk op ENTER.
Ga naar
PTY weergeven
en druk op
ENTER.
Radiotekst
Sommige RDS-zenders geven informatie
door over de inhoud van de uitzendingen,
uitvoerende artiesten e.d. Deze informatie
kan op het display worden weergegeven.
Radiotekst activeren/deactiveren
Druk op MENU en daarna op ENTER.
Ga naar
Radiotekst
en druk op ENTER.
Automatische afstemfunctie, AF
Bij activering van de afstemfunctie AF wordt
er automatisch afgestemd op het sterkste
signaal voor een bepaalde radiozender.
Soms moet de radio de gehele FM-band
doorzoeken om een sterk zendersignaal te
vinden. In dat geval valt de radio stil en
verschijnt de tekst
PI zoeken Exit = annuleren
op het display.
AF activeren/deactiveren
Druk op MENU en daarna op ENTER.
Ga naar
Geav. radio-instellingen
en druk
op ENTER.
Ga naar
AF
en druk op ENTER.
Regionale radioprogramma’s,
REG
De functie REG maakt het mogelijk
om op een bepaalde zender
afgestemd te blijven ondanks dat
het signaal zwak is. De tekst
REG
op het display geeft aan dat de functie actief
is. De functie REG is normaal gesproken
uitgeschakeld.
REG activeren/deactiveren
Druk op MENU en daarna op ENTER.
Ga naar
Geav. radio-instellingen
en druk
op ENTER.
Ga naar
Regionaal
en druk op ENTER.
EON (Enhanced Other
Networks)
De functie EON is met name handig in stede-
lijke gebieden met een groot aantal regionale
radiozenders. Bij activering van de functie is
de afstand tot de zendmast van een radio-
zender bepalend voor de vraag of de
weergave van de actieve geluidsbron kan
worden onderbroken voor uitzendingen van
een bepaald programmatype.
Plaatselijk
– Alleen onderbreking wanneer
de zendmast van de radiozender dichtbij is.
Afstand
1
– Ook onderbreking als de
zendmast van de zender ver weg staat en
zijn signaal storingen vertoont.
Uit
– Geen onderbreking voor een
uitzending van een bepaald program-
matype via andere zenders.
EON activeren/deactiveren
Druk op MENU en daarna op ENTER.
Ga naar
Geav. radio-instellingen
en druk
op ENTER.
Ga naar
EON
en druk op ENTER.
Ga naar
Plaatselijk
,
Afstand
of
Uit
en druk
op ENTER.
RDS-functies resetten
Met de functie Reset alles kunt u alle fabriek-
instellingen voor RDS herstellen.
Druk op MENU en daarna op ENTER.
Ga naar
Geav. radio-instellingen
en druk
op ENTER.
Ga naar
Reset alles
en druk op ENTER.
Volumeregeling
programmatypes
De onderbrekende uitzendingen van het
gekozen programmatype worden weerge-
geven op het volume dat voor het program-
matype is gekozen. Als u het volume tijdens
de onderbreking bijregelt, wordt het nieuwe
volume opgeslagen voor de volgende onder-
breking.
1. Default/Fabrieksinstelling.
V50 book w546.book Page 190 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
191
Infotainment
Cd- en md-functies
Bediening cd- en md-functies
1. Navigatieknop – Vooruit-/achteruit-
spoelen, nummer selecteren en
navigeren in menusysteem
2. Positie in cd-wisselaar kiezen
1
3. Cd of md plaatsen of uitwerpen
4. In- en uitvoeropening voor cd of md
5. CD/MD – Cd- of md-speler
1
kiezen
6. TUNING – Draaiknop voor het kiezen
van een nummer
Cd of md afspelen
Wanneer u het volume helemaal omlaag-
draait, wordt de weergave van de cd- of md-
speler gepauzeerd. Bij het verhogen van het
volume wordt er weer verder gespeeld.
Cd- en md-speler
Druk op CD/MD (5).
Een eventuele cd of md in de speler wordt
vervolgens automatisch afgespeeld.
Steek een cd of md in de
invoeropening (4).
Cd-wisselaar
Druk op CD/MD (5).
Als er een cd-sleuf is gekozen, gaat de
weergave automatisch van start.
Kies een lege sleuf met de cijfertoetsen
1–6 of met de pijl omhoog/omlaag van de
navigatieknop.
Op het display staat aangegeven welke sleuf
leeg is. Wacht totdat de tekst
Disc plaatsen
verschijnt, voordat u een volgende cd
aanbrengt. De cd-wisselaar biedt plaats aan
zes cd’s.
Steek een cd in de invoeropening (4) van
de cd-wisselaar.
Nummer kiezen
Gebruik de linker of rechter pijl van de
navigatieknop (1) om het voorgaande of
volgende nummer te selecteren. Het gekozen
nummer staat op het display. U kunt daarvoor
ook gebruik maken van TUNING (6) (of de
toetsen set op het stuurwiel).
Cd kiezen (cd-wisselaar)
Kies een cd met de sleuftoetsen 1–6 of druk
op de pijl omhoog of omlaag van de
navigatieknop (1). De gekozen cd en het
gekozen nummer staan op het display.
Cd of md vooruit-/
achteruitspoelen
Houd de linker of rechter pijl van de naviga-
tieknop ingedrukt om versneld te spoelen. De
spoelfunctie blijft actief zolang u de gekozen
pijltoets van de navigatieknop ingedrukt
houdt.
1. Cd-wisselaar en gecombineerde cd-/
md-speler zijn optioneel.
V50 book w546.book Page 191 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
192
Infotainment
Cd- en md-functies
Willekeurige afspeelvolgorde
Wanneer de willekeurige afspeel-
volgorde actief is, kunt u de linker of
rechter pijl van de navigatieknop
gebruiken om een ander willekeurig
gekozen nummer te kiezen.
Cd- en md-speler
De speler speelt de nummers op een cd of
md in willekeurige volgorde af. Zolang de
functie actief is, staat er
RND
op het display.
Willekeurige afspeelvolgorde activeren/
deactiveren
Start de weergave van een cd of md.
Druk op MENU en daarna op ENTER.
Ga naar
Random
en druk op ENTER.
Cd-wisselaar
De cd-wisselaar speelt de nummers op één
cd of die op de alle cd’s in willekeurige
volgorde af. Zolang de functie actief is, staat
er
RND
of
RND ALL
op het display.
N.B. Bij gebruik van de linker of rechter pijl
wordt alleen een nieuw willekeurig nummer
op de afgespeelde cd geselecteerd.
Willekeurige afspeelvolgorde activeren/
deactiveren
Start de weergave van een cd.
Druk op MENU en daarna op ENTER.
Ga naar
Random
en druk op ENTER.
Ga naar
Enkele disc
of
Alle discs
en druk
op ENTER.
Scannen
Bij activering van de scanfunctie wordt van
ieder nummer op een cd of md de eerst
tien seconden weergegeven.
–Druk op SCAN.
Druk op EXIT om de weergave van het
actuele nummer voort te zetten.
Disctekst
Het is mogelijk eventuele titelgegevens op de
cd op het display weer te geven
1
.
Activeren/deactiveren
Start de weergave van een cd.
Druk op MENU en daarna op ENTER.
Ga naar
Tekst disc
en druk op ENTER.
Disc uitwerpen
Om veiligheidsredenen hebt u 12 seconden
de tijd om een uitgeworpen disc uit te nemen.
Als de disc na afloop van deze periode nog in
de cd-speler zit, wordt de disc weer
ingenomen. Druk op de toets CD/MD (5) om
de speler opnieuw te activeren.
Eén disc, cd en md
Druk op de uitwerptoets (3).
Alle discs, cd-wisselaar
Druk (langer dan 2 seconden) op de
uitwerptoets (3).
Alle discs in het magazijn worden één voor
één uitgeworpen. Op het display verschijnt
de tekst
Werp uit alles
.
Cd’s
Bij gebruik van zelfgebrande cd’s is het
mogelijk dat het geluid te wensen overlaat of
zelfs helemaal uitblijft. Muziek-cd’s die
voldoen aan de norm ISO 60908 bieden de
beste geluidskwaliteit.
1. Geldt uitsluitend voor de gecombi-
neerde cd-/md-speler en de cd-
wisselaar.
BELANGRIJK!
Speel uitsluitend standaard-cd’s met een
diameter van 12 cm af. Gebruik geen
cd’s met een opgeplakt etiket. Door
warmteontwikkeling in de cd-speler kan
het etiket losraken en schade aan de cd-
speler veroorzaken.
V50 book w546.book Page 192 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
193
Infotainment
Menusysteem – audiosysteem
Menu FM
1. Nieuws Aan
1
/Uit
2. TP Aan/Uit
1
3. PTY
1. PTY selecteren
1. Alle PTY’s wissen
2-16. Lijst met mogelijke PTY’s
2. PTY zoeken
3. PTY weergeven Aan/Uit
4. Radiotekst Aan/Uit
1
5. Geav. radio-instellingen
1. TP
1. TP-zender
2. TP zoeken Aan/Uit
1
2. Nieuwszender
3. AF Aan
1
/Uit
4. Regionaal Aan/Uit
1
5. EON
1. Uit
2. Plaatselijk
3. Afstand
1
6. Reset alles
6. Audio-instellingen
1. Surround FM
2
1. Dolby Pro Logic II
2. 3-kanaals
3. Uit
1
2. Surround cd/md
1
1. Dolby Pro Logic II
2. 3-kanaals
3. Uit
3. Subwoofer
3
Aan/Uit
1
4. Equalizer voor
2
5. Equalizer achter
2
6. Autom. volumeregeling
1. Laag
2. Medium
1
3. Hoog
7. Reset alles
Menu AM
1. Audio-instellingen
Zie
Audio-instellingen
in menu FM.
Menu cd en md
1. Random Aan
1
/Uit
2. Nieuws Aan
1
/Uit
3. TP Aan/Uit
1
4. Radiotekst Aan
1
/Uit
5. Audio-instellingen
Zie
Audio-instellingen
in menu FM.
Menu cd-wisselaar
1. Random
1. Uit
1
2. Enkele disc
3. Alle discs
2. Nieuws Aan
1
/Uit
3. TP Aan/Uit
1
4. Radiotekst Aan
1
/Uit
5. Audio-instellingen
Zie
Audio-instellingen
in menu FM.
1. Default/Fabrieksinstelling.
2. Bepaalde systeemuitvoeringen.
3. Optie.
V50 book w546.book Page 193 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
194
Infotainment
Telefoonfuncties (optie)
Onderdelen van het telefoonsysteem.
V50 book w546.book Page 194 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
195
Infotainment
Telefoonfuncties (optie)
Onderdelen van het
telefoonsysteem
1. Antenne
2. Toetsenset op stuurwiel (optie)
Met de toetsenset kunt u de meeste functies
van het telefoonsysteem regelen (zie
pagina 196).
3. Microfoon
De microfoon voor handsfree bellen is in de
plafondconsole bij de achteruitkijkspiegel
geïntegreerd.
4. Bedieningspaneel in middenconsole
Via het bedieningspaneel kunt u alle functies
van het telefoonsysteem (behalve het
gespreksvolume) regelen.
5. Handset (optie)
6. SIM-kaartlezer
Algemene informatie
De verkeersveiligheid staat altijd voorop.
Als u als bestuurder gebruik wilt maken
van de handset, moet u de auto eerst op
een veilige plaats parkeren.
Schakel het telefoonsysteem uit tijdens
het tanken.
Schakel het systeem uit in gebieden waar
met explosieven wordt gewerkt.
Laat reparatiewerkzaamheden aan het
telefoonsysteem over aan een erkende
Volvo-werkplaats.
Noodoproepen
Ook zonder een SIM-kaart is het mogelijk het
alarmnummer te bellen. Uw auto moet zich
echter wel binnen het dekkingsgebied van
een GSM-provider bevinden.
Noodoproep doen
Activeer het telefoonsysteem.
Kies het alarmnummer van het land
waarin u zich bevindt (112 binnen de EU).
–Druk op ENTER.
IDIS
(Intelligent Driver Information System) Met
het IDIS-systeem kunt u een vertraging
inbouwen voor telefoongesprekken en SMS-
berichten, zodat u zich op het rijden kunt
concentreren. Inkomende gesprekken en
SMS-berichten kunnen vijf seconden worden
vertraagd, voordat er verbinding tot stand
wordt gebracht. De gemiste gesprekken
verschijnen op het display. IDIS kan worden
uitgeschakeld met menufunctie 5.6.2 (zie
pagina 201).
SIM-kaart
Het telefoonsysteem is alleen te gebruiken in
combinatie met een geldige SIM-kaart
(Subscriber Identity Module). De kaart is
verkrijgbaar bij verschillende providers. Neem
bij problemen met de SIM-kaart contact op
met de netwerkprovider.
Twee SIM-kaarten
Veel netwerkproviders bieden een extra SIM-
kaart voor hetzelfde telefoonnummer aan. De
extra SIM-kaart kunt u in de auto gebruiken.
SIM-kaart aanbrengen
Schakel het telefoonsysteem uit en open
het dashboardkastje.
Trek de SIM-kaarthouder (1) uit de SIM-
kaartlezer.
V50 book w546.book Page 195 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
196
Infotainment
Telefoonfuncties (optie)
Plaats de SIM-kaart dusdanig in de
houder dat de kant met het metaal
zichtbaar is. Zorg dat de afgeschuinde
hoek van de SIM-kaart overeenkomt met
die van de SIM-kaarthouder.
Duw de SIM-kaarthouder voorzichtig
weer naar binnen.
Menufuncties
Op pagina 184 vindt u een beschrijving van
de wijze waarop u de telefoonfuncties via het
menusysteem kunt sturen.
Verkeersveiligheid
Om veiligheidsredenen zijn bepaalde delen
van het menusysteem voor de telefoon niet
toegankelijk bij snelheden hoger dan 8 km/h.
U kunt een begonnen activiteit in het
menusysteem echter nog wel beëindigen.
Deze snelheidsbegrenzing kan worden
opgeheven met de menufunctie
5.6.1 Menuvergrend. (zie pagina 201).
Bedieningspaneel in middenconsole.
Bediening telefoon
1. VOLUME – Het achtergrondvolume van
de radio e.d. regelen tijdens een
gesprek
2. Cijfer- en lettertoetsen
3. MENU – Hoofdmenu openen
4. EXIT – Gesprekken beëindigen/
weigeren, ingevoerde tekens wissen
5. Navigatieknop – Navigeren in menu’s en
tekenregels
6. ENTER – Gesprekken aannemen,
telefoon activeren die stand-by staat
7. PHONE – Aan/uit en stand-by
Toetsenset op stuurwiel
Wanneer de telefoon in de actieve stand
staat, kunt u met de toetsenset op het
stuurwiel alleen de telefoonfuncties regelen.
Als u de toetsen wilt gebruiken om instel-
lingen in het audiosysteem te verrichten,
moet u eerst de telefoon stand-by zetten.
1. ENTER – Dezelfde functie als de
overeenkomstige toets op het bedie-
ningspaneel
2. EXIT – Dezelfde functie als de overeen-
komstige toets op het bedieningspaneel
3. Gespreksvolume – Verhogen/verlagen
4. Navigatietoetsen – Menu’s doornemen
V50 book w546.book Page 196 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
197
Infotainment
Telefoonfuncties (optie)
Aan/uit
Wanneer het telefoonsysteem actief is of
stand-by staat, staat er een hoorn op het
display. Als u de contactsleutel naar stand 0
draait terwijl het telefoonsysteem actief is of
stand-by staat, zal het telefoonsysteem
eveneens actief zijn of stand-by staan
wanneer u de contactsleutel opnieuw naar
stand I of II draait.
Telefoonsysteem activeren
U kunt alleen gebruik maken van de functies
van het telefoonsysteem, wanneer de
telefoon in de actieve stand staat.
–Druk op PHONE.
Voer (zo nodig) de PIN-code in en druk
op ENTER.
Telefoonsysteem deactiveren
Wanneer het telefoonsysteem gedeactiveerd
is kunt u geen gesprekken beantwoorden.
Houd de toets PHONE ingedrukt totdat
de telefoon gedeactiveerd is.
Stand-by
In stand-by is het mogelijk het audiosysteem
te beluisteren in afwachting van een
inkomend gesprek. In stand-by is het echter
niet mogelijk zelf te bellen.
Telefoon stand-by zetten
U kunt de telefoon alleen vanuit de actieve
stand stand-by zetten.
Druk op PHONE of op EXIT.
Activeren vanuit stand-by
–Druk op PHONE.
Gespreksfuncties
Als de handset is opgenomen bij het begin
van een telefoongesprek, zal het geluid via de
handsfree worden weergegeven. Zie
pagina 199 voor het wisselen tussen
handset en handsfree.
Bellen
Activeer (zo nodig) het telefoonsysteem.
Voer het gewenste nummer in of gebruik
het telefoonboek (zie pagina 199).
Druk op ENTER of neem de handset op.
U moet de handset omlaagduwen om
deze te kunnen opnemen.
Gesprekken aannemen
Zie menu-optie 4.3 op pagina 201 voor het
automatisch aannemen.
Druk op ENTER of neem de handset op.
U moet de handset omlaagduwen om
deze te kunnen opnemen.
Gesprekken beëindigen
Druk op EXIT of leg de handset op.
Gesprekken weigeren
–Druk op EXIT.
Wisselgesprek
Als er tijdens een lopend telefoongesprek
een nieuwe oproep inkomt, hoort u twee
signalen. Op het display verschijnt de tekst
Antwoorden?.
U kunt het tweede gesprek
weigeren of aannemen op de gebruikelijke
manier. Als u het tweede gesprek aanneemt,
wordt het eerste gesprek in de wacht gezet.
Gesprekken in de wacht zetten/
hervatten
–Druk op MENU.
Ga naar
Wacht
of
Wacht uit
en druk op
ENTER.
Ruggespraak tijdens lopende
gesprekken
Zet het eerste gesprek in de wacht.
Voer het telefoonnummer van de derde
partij in.
Wisselen tussen gesprekspartners
–Druk op MENU.
Ga naar
Swap
en druk op ENTER.
Conferentiegesprek starten
Bij een conferentiegesprek kunnen minstens
drie gesprekspartners met elkaar praten.
Wanneer een conferentiegesprek eenmaal
gestart is, kunnen er geen nieuwe gespreks-
partners worden aangesloten. Alle lopende
gesprekken worden beëindigd bij het
afsluiten van een conferentiegesprek.
–Druk op MENU.
Ga naar
Koppelen
en druk op ENTER.
V50 book w546.book Page 197 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
198
Infotainment
Telefoonfuncties (optie)
Volume
Het telefoonsysteem maakt gebruik van de
luidspreker in het bestuurdersportier of van
de middenluidspreker
1
.
Gespreksvolume
U regelt het gespreksvolume
met de toetsenset op het
stuurwiel.
Bij gebruik van de handset
kunt u het gespreksvolume
regelen met een draaiknop
op de zijkant van de handset.
Volume audiosysteem
Tijdens een telefoongesprek wordt het
volume van het audiosysteem tijdelijk
verlaagd. Na afloop van het gesprek speelt
het audiosysteem op het oude volume verder.
Als u het volume van het audiosysteem
bijregelt tijdens het gesprek, speelt het
audiosysteem na afloop van het gesprek op
het nieuwe volume verder. Het is ook mogelijk
om het geluid van het audiosysteem bij
telefoongesprekken automatisch uit te zetten
(zie menu 5.5.3 op pagina 201). Deze
mogelijkheid geldt alleen voor het geïnte-
greerde telefoonsysteem van Volvo.
Tekst invoeren
U kunt tekst invoeren met de toetsenset op
de telefoon.
Druk op de toets met het teken van uw
keuze: druk eenmaal om het eerste teken
op de toets in te voeren, tweemaal om het
tweede teken in te voeren enz. (zie tabel).
Druk op de 1 om een spatie in te voegen.
Om tweemaal achtereen hetzelfde teken
op de toets in te voeren moet u * drukken
of enige seconden wachten.
Bij kort indrukken van EXIT wist u het laatst
ingevoerde teken. Bij lang indrukken van EXIT
wist u alle ingevoerde tekens.
Nummerfuncties
Laatst gekozen nummers
Het telefoonsysteem slaat automatisch de
laatst gekozen telefoonnummers op.
–Druk op ENTER.
Ga naar een van de opgeslagen nummers
en druk op ENTER.
Telefoonboek
Als het telefoonboek contactgegevens bevat
over het nummer waar een inkomend gesprek
vandaan komt, verschijnen gegevens deze op
het display. De contactgegevens kunnen op
de SIM-kaart en in het telefoongeheugen
worden vastgelegd.
Contactgegevens vastleggen in
telefoonboek
–Druk op MENU.
Ga naar
Telefoonboek
en druk op
ENTER.
Ga naar
Nieuwe invoer
en druk op
ENTER.
Voer een naam in en druk op ENTER.
Voer een nummer in en druk op ENTER.
Ga naar
SIM-kaart
of
Telefoon
en druk op
ENTER.
1. Premium Sound
1 Spatie 1 - ? ! , . : " ' ( )
2 a b c 2 ä å à æ ç
3 d e f 3 è é
4g h i 4 ì
5j k l 5
6 m n o 6 ñ ö ò Ø
7p q r s 7 ß
8 t u v 8 ü ù
9 w x y z 9
* om tweemaal achtereen hetzelfde
teken op de toets in te voeren
0 + 0 @ * # & $ £ / %
# wisselen tussen hoofdletters en
kleine letters
V50 book w546.book Page 198 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
199
Infotainment
Telefoonfuncties (optie)
Contactgegevens zoeken in
telefoonboek
Wanneer u op de pijl omlaag van de naviga-
tieknop drukt in plaats van op de toets
MENU, gaat u rechtstreeks naar het menu
Zoeken naar
.
–Druk op MENU.
Ga naar
Telefoonboek
en druk op
ENTER.
Ga naar
Zoeken naar
en druk op ENTER.
Voer de eerste letter in van de post die u
zoekt en druk op ENTER of druk meteen
op ENTER.
Ga naar de post die u zoekt en druk op
ENTER.
Kopiëren tussen SIM-kaart en
telefoonboek
–Druk op MENU.
Ga naar
Telefoonboek
en druk op
ENTER.
Ga naar
Alles kopie
en druk op ENTER.
Ga naar
SIM naar tel
of
Tel naar SIM
en
druk op ENTER.
Contactgegevens verwijderen uit
telefoonboek
–Druk op MENU.
Ga naar
Telefoonboek
en druk op
ENTER.
Ga naar
Zoeken naar
en druk op ENTER.
Voer de eerste letter in van de post die u
zoekt en druk op ENTER of druk meteen
op ENTER.
Ga naar de post die u wilt verwijderen en
druk op ENTER.
Ga naar
Verwijderen
en druk op ENTER.
Verkort kiezen
Aan de cijfertoetsen van de toetsenset (1-9)
kunt u een telefoonnummer koppelen van een
van de contactgegevens in het telefoonboek.
–Druk op MENU.
Ga naar
Telefoonboek
en druk op
ENTER.
Ga naar
One-key bell.
en druk op ENTER.
Ga naar
Nummer kiezen
en druk op
ENTER.
Ga naar het cijfer van de toets waaraan u
het telefoonnummer wilt koppelen en druk
op ENTER.
Voer de eerste letter in van de post die u
zoekt en druk op ENTER of druk meteen
op ENTER.
Ga naar de post die u zoekt en druk op
ENTER.
Houd EXIT ingedrukt om het
menusysteem te verlaten.
Verkort kiezen
Houd de gewenste toets van de
toetsenset ca. twee seconden lang
ingedrukt of druk kort op de toets gevolgd
door ENTER.
N.B. Na inschakeling van de telefoon moet u
enkele seconden wachten, voordat u gebruik
kunt maken van de functie verkort kiezen. Om
verkort te kunnen kiezen moet menu 3.4.1
geactiveerd zijn.
Bellen via telefoonboek
–Druk op MENU.
Ga naar
Telefoonboek
en druk op
ENTER.
Alle posten in het telefoonboek worden
weergegeven. U kunt het aantal weerge-
geven posten verkleinen door een deel van
de naam van de post in te voeren die u zoekt.
Ga naar een post en druk op ENTER.
N.B. Druk op ENTER om te bellen.
Functies tijdens lopende
gesprekken
Tijdens een lopend gesprek staan u
meerdere functies ter beschikking. Sommige
functies zijn alleen te activeren als een
gesprek in de wacht staat.
Druk op MENU om het gespreksmenu te
openen en ga naar een van de volgende
opties:
Mute/Mute uit –
Ruggespraakstand
V50 book w546.book Page 199 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
200
Infotainment
Telefoonfuncties (optie)
Wacht/Wacht uit –
Lopend gesprek in de
wacht zetten of hervatten
Handsfree/Handset –
Handsfree of
handset gebruiken
Telefoonboek –
Telefoonboek weergeven
Koppelen –
Conferentiegesprek voeren
(mogelijk bij aansluiting van minimaal drie
partijen)
Swap –
Wisselen tussen twee
gesprekken (mogelijk bij aansluiting van
maximaal drie partijen)
SMS (Short Message Service)
SMS lezen
–Druk op MENU.
Ga naar
Berichten
en druk op ENTER.
Ga naar
Lezen
en druk op ENTER.
Ga naar een bericht en druk op ENTER.
De inhoud van het bericht verschijnt op het
display. U krijgt andere opties te zien
wanneer u ENTER indrukt. Houd EXIT
ingedrukt om het menusysteem te verlaten.
Schrijven en verzenden
–Druk op MENU.
Ga naar
Berichten
en druk op ENTER.
Ga naar
Opstellen
en druk op ENTER.
Schrijf de tekst en druk op ENTER.
Ga naar
Verzenden
en druk op ENTER.
Voer een telefoonnummer in en druk op
ENTER.
IMEI-nummer
Om de telefoon te blokkeren moet u het IMEI-
nummer van de telefoon aan uw netwerkpro-
vider doorgeven. Dit nummer is een serie-
nummer bestaande uit 15 cijfers dat in de
telefoon geprogrammeerd is. Toets *#06#
op uw telefoon in om het nummer op het
display te zien. Noteer het nummer en bewaar
het op een veilige plaats.
Specificaties
Vermogen 2 W
SIM-kaart Klein
Geheugenposities
255
1
1. Het aantal geheugenposities op de SIM-
kaart verschilt per abonnement.
SMS (Short Message Service) Ja
Data/Fax Nee
Dualband (900/1800 MHz) Ja
V50 book w546.book Page 200 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
201
Infotainment
Menusysteem – telefoon
Overzicht
1. Logboek
1.1. Gemist
1.2. Ontvangen gespr
1.3. Gebeld
1.4. Wis bellijst
1.4.1. Allemaal
1.4.2. Gemist
1.4.3. Ontvangen
1.4.4. Gebeld
1.5. Belduur
1.5.1. Laatste gespr.
1.5.2. Gespreksteller
1.5.3. Totale tijd
1.5.4. Reset timers
2. Meldingen
2.1. Lezen
2.2. Opstellen
2.3. Bericht inst.
2.3.1. SMSC nummer
2.3.2. Geldigh.duur
2.3.3. Soort bericht
3. Telefoonboek
3.1. Nieuwe invoer
3.2. Zoeken
3.3. Alles kopie
3.3.1. SIM naar tel
3.3.2. Tel naar SIM
3.4. One-key bell.
3.4.1. Actief
3.4.2. Nummer kiezen
3.5. SIM wissen
3.6. Wis telefoon
3.7. Geheugengebr.
4. Belopties.
4.1. Nummer verz.
4.2. Oproep wacht
4.3. Autom. antw.
4.4. Autom. herh.
4.5. Doorschakelingen
4.5.1. Allemaal
4.5.2. Indien bezet
4.5.3. Niet beantw.
4.5.4. Niet bereikb.
4.5.5. Faxoproepen
4.5.6. Data-gesprek
4.5.7. Alles annul.
5. Instellingen
5.1. Netwerk
5.1.1. Automatisch
5.1.2. Handm. kiezen
5.2. Taal
5.2.1. English UK
5.2.2. English US
5.2.3. Español
5.2.4. Français CAN
5.2.5. Français FR
5.2.6. Italiano
5.2.7. Nederlands
5.2.8. Português BR
5.2.9. Português P
5.2.10. Suomi
5.2.11. Svenska
5.2.12. Dansk
5.2.13. Deutsch
5.3. SIM beveil.
5.3.1. Aan
5.3.2. Uit
5.3.3. Automatisch
5.4. Code bewerk.
5.4.1. PIN-code
5.4.2. Telefooncode
5.5. Geluiden
5.5.1. Belvolume
5.5.2. Belsignaal
5.5.3. Radio mute
5.5.4. Berichttoon
5.6. Rij veilig
5.6.1. Menuvergrend.
5.6.2. IDIS
5.7. Fabrieksinst.
V50 book w546.book Page 201 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
202
Infotainment
Menusysteem – telefoon
Beschrijving van menu-opties
1. Logboek
1.1. Gemist
Lijst met gemiste oproepen. U kunt de bijbe-
horende nummers bellen, wissen of in het
telefoonboek opslaan.
1.2. Ontvangen gespr
Lijst met beantwoorde gesprekken. U kunt de
bijbehorende nummers bellen, wissen of in
het telefoonboek opslaan.
1.3. Gebeld
Lijst met eerder gebelde nummers. U kunt de
nummers bellen, wissen of in het
telefoonboek opslaan.
1.4. Wis bellijst
De lijsten wissen in de menu’s 1.1, 1.2 en 1.3
zoals hieronder beschreven.
1.4.1. Allemaal
1.4.2. Gemist
1.4.3. Ontvangen
1.4.4. Gebeld
1.5. Belduur
De duur van alle gesprekken of van het
laatste gesprek. Om de gespreksteller te
resetten hebt u de telefooncode nodig (zie
menu 5.4).
1.5.1. Laatste gespr.
1.5.2. Gespreksteller
1.5.3. Totale tijd
1.5.4. Reset timers
2. Meldingen
2.1. Lezen
Ontvangen SMS-berichten. U kunt de
gelezen berichten (of delen ervan) wissen,
doorsturen, wijzigen of opslaan.
2.2. Opstellen
Met de toetsenset een bericht invoeren. U
kunt het bericht vervolgens opslaan of
versturen.
2.3. Bericht inst.
Het nummer (SMSC-nummer) van de mailbox
aangeven, waarnaar u uw berichten wilt
doorschakelen. Neem contact op met uw
netwerkprovider voor informatie over de
instellingen en het SMSC-nummer. U hoeft
de instellingen normaal gesproken niet te
wijzigen.
2.3.1. SMSC nummer
2.3.2. Geldigh.duur
2.3.3. Soort bericht
3. Telefoonboek
3.1. Nieuwe invoer
Namen en telefoonnummers vastleggen in
het telefoonboek (zie pagina 198).
3.2. Zoeken
Namen in het telefoonboek zoeken.
3.3. Alles kopie
Telefoonnummers en namen op de SIM-kaart
kopiëren naar het geheugen van de telefoon.
3.3.1. Van het geheugen op de SIM-kaart
naar dat van de telefoon
3.3.2. Van het geheugen van de telefoon
naar dat op de SIM-kaart
3.4. One-key bell.
Nummers die zijn vastgelegd in het
telefoonboek koppelen aan een sneltoets
voor verkort kiezen.
3.5. SIM wissen
Het geheugen op de SIM-kaart geheel
wissen.
3.6. Wis telefoon
Het complete geheugen van de telefoon
wissen.
3.7. Geheugengebr.
Bekijken hoe veel geheugenposities er in
beslag genomen worden in het geheugen
van de SIM-kaart en in dat van de telefoon. In
de tabel staat aangegeven hoe veel van de
beschikbare positie er in gebruik zijn (bijv.
100 (250)).
4. Belopties
4.1. Nummer verz.
Aangeven of uw eigen telefoonnummer wel
of niet op het display van de gebelde persoon
moet verschijnen. Neem contact op met de
V50 book w546.book Page 202 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
203
Infotainment
Menusysteem – telefoon
netwerkprovider voor een permanent geheim
nummer.
4.2. Oproep wacht
Aangeven of u wel of geen signaal wilt
ontvangen, wanneer er tijdens een lopend
gesprek een tweede gesprek wacht.
4.3. Autom. antw.
Inkomende gesprekken automatisch beant-
woorden.
4.4. Autom. herh.
Een eerder gekozen nummer bellen.
4.5. Doorschakelingen
Aangeven welke soorten gesprekken er
moeten worden doorgeschakeld naar het
gespecificeerde telefoonnummer en
wanneer.
4.5.1. Alle gespr. (de instelling geldt
alleen tijdens het lopende gesprek)
4.5.2. Indien bezet
4.5.3. Niet beantw.
4.5.4. Niet bereikb.
4.5.5. Faxoproepen
4.5.6. Data-gesprek
4.5.7. Alles annul.
5. Instellingen
5.1. Netwerk
Aangeven of u automatisch of handmatig
netwerken wilt selecteren. De geselecteerde
provider verschijnt tijdens het inschakelen
van het telefoonsysteem op het display.
5.1.1. Auto
5.1.2. Handm. kiezen
5.2. Taal
De taal van het telefoonsysteem aangeven.
5.2.1. English UK
5.2.2. English US
5.2.3. Español
5.2.4. Français CAN
5.2.5. Français FR
5.2.6. Italiano
5.2.7. Nederlands
5.2.8. Português BR
5.2.9. Português P
5.2.10. Suomi
5.2.11. Svenska
5.2.12. Dansk
5.2.13. Deutsch
5.3. SIM beveil.
Aangeven of de invoer van de PIN-code
actief of inactief moet zijn of automatisch
moet verlopen.
5.3.1. Aan
5.3.2. Uit
5.3.3. Automatisch
5.4. Code bewerk.
De PIN-code of telefooncode wijzigen.
Noteer de codes en bewaar ze op een veilige
plek.
5.4.1. PIN-code
5.4.2. Telefooncode. De fabrieksinstelling
voor de telefooncode is 1234 geldt
zolang u de code niet hebt
gewijzigd. U hebt de telefooncode
nodig om de gespreksteller te
resetten.
5.5. Geluiden
5.5.1. Belvolume. Het volume van het
belsignaal regelen.
5.5.2. Belsignaal. Uit zeven verschillende
belsignalen kiezen.
5.5.3. Radio mute: On/off
5.5.4. Berichtsignaal
5.6. Verkeersveiligheid
5.6.1. Menuvergrend. Bij het opheffen van
de menuvergrendeling hebt u
tijdens het rijden toegang tot alle
delen van het menusysteem.
5.6.2. IDIS. Als u de functie IDIS
uitschakelt, worden inkomende
gesprekken ongeacht de rijsituatie
zonder vertraging doorgegeven.
5.7. Fabrieksinst.
De fabriekinstellingen van het systeem
herstellen.
V50 book w546.book Page 203 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
204
Infotainment
V50 book w546.book Page 204 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
205
Technische gegevens
Type-aanduiding 206
Maten en gewichten 207
Motorspecificaties 208
Motorolie 210
Vloeistoffen en smeermiddelen 214
Brandstof 216
Katalysator 218
Elektrisch systeem 219
V50 book w546.book Page 205 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
206
Technische gegevens
Type-aanduiding
Wanneer u contact opneemt met uw Volvo-
dealer of vervangende onderdelen of
accessoires wilt bestellen, kan het handig
zijn als u de typeaanduiding, het chassis-
nummer en het motornummer bij de hand
hebt.
1. Type-aanduiding, chassisnummer,
maximaal toelaatbaar gewicht, kleur-
codes voor lak en bekleding en
typegoedkeuringsnummer.
a: type 1
b: type 2
2. Sticker voor standverwarming
3. Type-aanduiding, onderdeel- en serie-
nummer van de motor
4. VIN (type- en modeljaaraanduiding
alsmede chassisnummer)
5. Sticker voor motorolie
6. Type-aanduiding en serienummer van
de versnellingsbak:
(a) handgeschakelde versnel-
lingsbak
(b), (c) automatische versnel-
lingsbak
V50 book w546.book Page 206 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
207
Technische gegevens
Maten en gewichten
Maten
Lengte: 451 cm
Breedte: 177 cm
Wielbasis: 264 cm
Spoorbreedte, vooras: 154–155 cm
Spoorbreedte, achteras: 153–154 cm
Gewichten
Bij het rijklaar gewicht is het gewicht van de
bestuurder, dat van de brandstoftank die voor
90 % gevuld is en dat van de resterende
oliën/vloeistoffen e.d. inbegrepen. Het
gewicht van de passagiers en de gemon-
teerde accessoires zoals een trekhaak (en de
kogeldruk daarvan bij gebruik van een
aanhanger (zie tabel)), lastdragers, skibox
e.d. zijn van invloed op de laadcapaciteit en
zijn niet inbegrepen bij het rijklaar gewicht.
Toelaatbare belasting (zonder bestuurder) =
totaalgewicht – rijklaar gewicht.
Type 1
Type 2
Zie pagina 206 voor de positie van de sticker.
1. Max. totaalgewicht
2. Max. treingewicht (auto + aanhanger)
3. Max. voorasdruk
4. Max. achterasdruk
Alleen China
1. Max. totaalgewicht
2. Max. aanhangergewicht
Max. belasting: zie typegoedkeuring
Max. dakbelasting: 75 kg
WAARSCHUWING!
Afhankelijk van de belading van de auto en
het zwaartepunt van de lading treden er
wijzigingen in de rijeigenschappen op.
Geremde aanhanger
Max.
aanhangergewicht
Max.
kogeldruk
1.6 1200 kg 75 kg
1.6D handgeschakeld
1300 kg
1.8 1300 kg
overige 1500 kg
Ongeremde aanhanger
Max.
aanhangergewicht
Max.
kogeldruk
700 kg 50 kg
V50 book w546.book Page 207 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
208
Technische gegevens
Motorspecificaties
Type-aanduiding, onderdeel- en serienummer
van de motor vindt u op de motor (zie
pagina 206).
1.6 1.8 2.4 2.4i T5 1.6D
Motoraanduiding B4164S3 B4184S11 B5244S5 B5244S4 B5254T3 D4164T
Vermogen (kW bij omw/s) 74/100 92/100 103/83 125/100 162/83 80/67
(pk bij omw/min) 100/6000 125/6000 140/5000 170/6000 20/5000 109/4000
Motorkoppel
(Nm bij omw/s)
150/67 165/67 220/67 230/73 320/25-80 240/
(kpm bij omw/min) 15,3/4000 16,8/4000 22,4/4000 23,4/4400 32,6/1500-4800 24,5/
Aantal cilinders 4 4 5 5 5 4
Cilinderboring (mm) 79 83 83 83 83 75
Slaglengte (mm) 81,4 83,1 90 90 93,2 88,3
Cilinderinhoud
(dm
3
of liter)
1,60 1,80 2,44 2,44 2,52 1,56
Compressieverhouding 11,0:1 10,8:1 10,3:1 10,3:1 9,0:1 18,3:1
Bougies:
Elektrodeafstand (mm) 1,2 1,3 3x0,6 +/-0,1 3x0,6 +/-0,1 0,7 +0,1 -
Aanhaalmoment (Nm) 15 ±2 12 30 30 30 -
V50 12 Specifications w546.fm Page 208 Thursday, November 24, 2005 10:41 AM
209
Technische gegevens
Motorspecificaties
Type-aanduiding, onderdeel- en serienummer
van de motor vindt u op de motor (zie
pagina 206).
2.0D 2.0D D5
Motoraanduiding D4204T
D4204T2
1
D5244T8
Vermogen (kW bij omw/s) 100/67 98/67 132/67
(pk bij omw/min) 136/4000 133/4000 180/4000
Motorkoppel (Nm bij omw/s) 320/33 320/33 400/33-46
(kpm bij omw/min) 32,6/2000 32,6/2000 40,8/2000-2750
Aantal cilinders 4 4 5
Cilinderboring (mm) 85 85 81
Slaglengte (mm) 88 88 93,2
Cilinderinhoud
(dm
3
of liter)
2,00 2,00 2,40
Compressieverhouding 18,5:1 18,5:1 17,0:1
Bougies:
Elektrodeafstand (mm) - - -
Aanhaalmoment (Nm) - - -
1. Frankrijk
V50 12 Specifications w546.fm Page 209 Thursday, November 24, 2005 10:55 AM
210
Technische gegevens
Motorolie
Ongunstige rijomstandigheden
Controleer het oliepeil vaker bij lange ritten:
met een caravan of aanhanger achter de
auto
in bergachtig gebied
op hoge snelheden
in temperaturen lager dan –30 °C of
hoger dan +40 °C.
Controleer het oliepeil eveneens vaker bij
korte ritten (over afstanden kleiner dan
10 km) bij lage temperaturen (onder +5 °C).
In dergelijke omstandigheden kunnen de
olietemperatuur en het olieverbruik
abnormaal toenemen.
Volvo adviseert olieproducten van
.
Viscositeitsdiagram.
BELANGRIJK!
Gebruik altijd een oliesoort met de
voorgeschreven kwaliteit en viscositeit.
Neem contact op met de dichtstbijzijnde
erkende Volvo-werkplaats voor service,
als er een andere olie werd gebruikt dan
voorgeschreven.
Giet geen toevoegingen (dopes) bij de
olie. Ze kunnen de motor beschadigen.
V50 book w546.book Page 210 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
211
Technische gegevens
Motorolie
Oliesticker
Wanneer de nevenstaande oliesticker in de
motorruimte zit (zie pagina 206 voor de
positie), geldt het volgende:
Oliekwaliteit: ACEA A1/B1
Viscositeit: SAE 5W–30
Bij ritten onder ongunstige omstandigheden
ACEA A5/B5 SAE 0W-30 gebruiken.
Hoeveelheden
Motortype
Bij te vullen hoeveelheid tussen
MIN–MAX (liter)
Hoeveelheid
1
(liter)
2.4 B5244S5 1,6 5,8
2.4i B5244S4
T5 B5254T3
1. Inclusief hoeveelheid in filter.
V50 book w546.book Page 211 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
212
Technische gegevens
Motorolie
Oliesticker
Wanneer de nevenstaande oliesticker in de
motorruimte zit (zie pagina 206 voor de
positie), geldt het volgende:
Oliekwaliteit: WSS-M2C913-B
Viscositeit: SAE 5W–30
Bij ritten onder ongunstige omstandigheden
ACEA A5/B5 SAE 0W-30 gebruiken.
Hoeveelheden
Motortype
Bij te vullen hoeveelheid tussen
MIN–MAX (liter)
Hoeveelheid
1
(liter)
1.6 B4164S3 0,75 4,0
1.8 B4184S11 4,3
1.6D D4164T 1,0 3,7
2.0D D4204T 2,0 5,5
2.0D D4204T2
1. Inclusief hoeveelheid in filter.
V50 book w546.book Page 212 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
213
Technische gegevens
Motorolie
Oliesticker
Wanneer de nevenstaande oliesticker in de
motorruimte zit (zie pagina 206 voor de
positie), geldt het volgende:
Oliekwaliteit: ACEA A5/B5
Viscositeit: SAE 0W–30
Hoeveelheden
Motortype
Bij te vullen hoeveelheid tussen
MIN-MAX (liter)
Hoeveelheid
1
(liter)
D5 D5244T8 1,5 6,0
1. Inclusief hoeveelheid in filter.
V50 12 Specifications w546.fm Page 213 Tuesday, November 29, 2005 11:19 AM
214
Technische gegevens
Vloeistoffen en smeermiddelen
BELANGRIJK!
Om schade aan de versnellingsbak te voorkomen moet u de aanbevolen kwaliteit versnellingsbakolie gebruiken en geen verschillende
merken met elkaar vermengen. Neem contact op met de dichtstbijzijnde erkende Volvo-werkplaats voor service, als er een andere oliesoort
werd gebruikt.
Vloeistof Systeem Hoeveelheid Aanbevolen kwaliteit
Versnellingsbakolie 1.6 Handgeschakelde vijfversnellingsbak 2,1 liter Versnellingsbakolie: WSD-M2C200-C
1.8 Handgeschakelde vijfversnellingsbak 1,9 liter
1.6D Handgeschakelde vijfversnellingsbak 1,9 liter
2.0D Handgeschakelde vijfversnellingsbak 2,2 liter Versnellingsbakolie: WSS-M2C200-C3
2.0D Handgeschakelde zesversnellingsbak 1,7 liter Versnellingsbakolie: WSD-M2C200-C
D5 Automatische versnellingsbak 7,75 liter Versnellingsbakolie: JWS 3309
2.4 Handgeschakelde vijfversnellingsbak 2,1 liter Versnellingsbakolie: MTF 97309-10
2.4 Automatische versnellingsbak 7,75 liter Versnellingsbakolie: JWS 3309
2.4i Handgeschakelde vijfversnellingsbak 2,1 liter Versnellingsbakolie: MTF 97309-10
2.4i Automatische versnellingsbak 7,75 liter Versnellingsbakolie: JWS 3309
T5 Handgeschakelde zesversnellingsbak 2,0 liter Versnellingsbakolie: MTF 97309-10
T5 Automatische versnellingsbak 7,75 liter Versnellingsbakolie: JWS 3309
Koelvloeistof 5-cil. benzine handgeschakelde
versnellingsbak
9,5 liter Koelvloeistof met corrosiewerende dope
aangelengd met water (zie verpakking).
Thermostaat opent bij:
benzinemotoren 90 ºC,
dieselmotoren 82 ºC.
benzinemotor (1.6) 82 ºC
dieselmotor (1.6D) 83 ºC
5-cil. benzine automatische versnellingsbak 10,0 liter
5-cil. Diesel (D5) 11,0 liter
4-cil. benzine (1.8) 7,5 liter
4-cil. diesel (2.0D) 9,5 liter
4-cil. benzine (1.6) 6,2 liter
4-cil. Diesel (1.6D) 7,2 liter
V50 book w546.book Page 214 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
215
Technische gegevens
Vloeistoffen en smeermiddelen
Airconditioning
1
180–200 gram Compressorolie PAG
500–600 gram Koudemiddel R134a (HFC134a)
Remvloeistof 0,6 liter DOT 4+
Stuurbekrachtiging Systeem 1,2 liter Stuurbekrachtigingsvloeistof:
WSS M2C204-A of een soortgelijk product
met dezelfde specificaties
waarvan reservoir 0,2 liter
Ruitensproeiervloeistof 4-cil. benzine/5-cil. diesel 4,0 liter Bij vorst wordt u geadviseerd een door
Volvo aanbevolen antivries aangelengd met
water te gebruiken.
5-cil. benzine 6,5 liter
Brandstoftank Zie pagina 216.
1. Het gewicht hangt af van het motortype. Neem contact op met een erkende Volvo-werkplaats voor de juiste gegevens.
Vloeistof Systeem Hoeveelheid Aanbevolen kwaliteit
V50 book w546.book Page 215 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
216
Technische gegevens
Brandstof
Verbruik, uitstoot en tankinhoud
Motor Versnellingsbak
Verbruik
liter/100 km
Uitstoot van
kooldioxide
(CO
2
) in g/km
Tankinhoud
liter
1.6 B4164S3 Handgeschakelde vijfversnellingsbak (IB5) 7,2 171 55
1.8 B4184S11 Handgeschakelde vijfversnellingsbak (MTX75) 7,3 174 55
2.4 B5244S5 Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56) 8,5 203 62
Automatische versnellingsbak (AW55-50/51) 9,2 220
2.4i B5244S4 Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56) 8,6 204 62
Automatische versnellingsbak (AW55-50/51) 9,2 220
T5 B5254T3 Handgeschakelde zesversnellingsbak (M66) 8,8 209 62
Automatische versnellingsbak (AW55-50/51) 9,6 229
AWD Handgeschakelde zesversnellingsbak (M66) 9,7 232 57
Automatische versnellingsbak (AW55-50/51) 10,2 243
1.6D D4164T (EURO3)
(EURO4)
Handgeschakelde vijfversnellingsbak (MTX75) 5,0 132 52
2.0D D4204T (EURO3) Handgeschakelde zesversnellingsbak (MMT6) 5,7 153 52
(EURO4) 5,8 154
(EURO3) Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56L2) 5,6 148
(EURO4) 5,6 148
D4204T2
1
(EURO3)
(7CV) (EURO4)
1. Frankrijk
Handgeschakelde zesversnellingsbak (MMT6) 5,6 148 52
D4204T2
1
(7CV)
nPDF (EURO4)
Handgeschakelde vijfversnellingsbak (M56L2) 5,6 148 52
D5 D5244T8 Automatische versnellingsbak (AW55-51) 7,0 184 60
1.8F B4184S8 Handgeschakelde vijfversnellingsbak (MTX75) 7,5 179 55
V50 12 Specifications w546.fm Page 216 Tuesday, November 29, 2005 11:22 AM
217
Technische gegevens
Brandstof
Brandstofverbruik en uitstoot
van kooldioxide
De officiële brandstofverbruikscijfers zijn
gebaseerd op een gestandaardiseerde
rijcyclus conform EU-richtlijn 80/1268 comb.
voor voertuigen met verbrandingsmotoren.
Het gebruik van extra accessoires kan de
verbruikscijfers beïnvloeden, omdat de
accessoires het gewicht van de auto
verhogen. Ook de rijstijl en andere niet-
technische factoren kunnen van invloed zijn
op het brandstofverbruik. Bij gebruik van
brandstof met een octaangetal van
91 (RON), neemt het brandstofverbruik toe
terwijl het motorvermogen lager wordt.
Benzine
De meeste motoren lopen op benzine met
een octaangetal van 91, 95 en 98 (RON).
•91(RON) mag u niet gebruiken in
4-cilindermotoren.
95 (RON) is te gebruiken in de normale
rijomstandigheden.
98 (RON) wordt geadviseerd voor een
maximaal rendement tegen een minimaal
brandstofverbruik.
Voor ritten bij temperaturen hoger
dan +38 ºC wordt u geadviseerd een brand-
stofsoort met een zo hoog mogelijk octaan-
getal te gebruiken. Dit om optimale prestaties
en een zo laag mogelijk brandstofverbruik te
verkrijgen.
Benzine: Norm NEN-EN 228
Diesel: Norm NEN-EN 590
V50 book w546.book Page 217 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
218
Technische gegevens
Katalysator
Algemene informatie
De katalysator heeft tot taak de uitlaatgassen
te reinigen. De katalysator is dicht bij de
motor in het uitlaatsysteem gemonteerd om
snel op temperatuur te komen. De katalysator
bestaat uit een monoliet (keramiek of metaal)
met kanalen. De wanden van de kanalen zijn
bekleed met platina/rodium/palladium. Deze
edelmetalen hebben een katalytische
werking, d.w.z. ze versnellen een chemische
reactie zonder dat ze daar zelf actief aan
deelnemen.
Lambdasonde
TM
(zuurstofsensor)
De Lambdasonde maakt deel uit van het
regelsysteem dat tot taak heeft de uitstoot te
beperken en de energie-inhoud van de
brandstof beter te benutten.
Een zuurstofsensor registreert het zuurstof-
gehalte van de uitlaatgassen die de motor
verlaten. De meetwaarde van de uitlaat-
gasanalyse wordt doorgegeven aan het
elektronische systeem dat continu de injec-
toren afregelt. Het lucht-brandstofmengsel
dat de motor krijgt, wordt continu bijgesteld.
De regeling schept de ideale omstandig-
heden voor een effectieve verbranding van de
schadelijke stoffen (koolwaterstoffen,
koolmonoxide en stikstofoxiden) in de
driewegkatalysator.
V50 book w546.book Page 218 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
219
Technische gegevens
Elektrisch systeem
Algemene informatie
12V-systeem met wisselstroomdynamo en
spanningsregelaar. Enkelpolig systeem
waarbij het chassis en het motorblok als
geleiders worden gebruikt.
Let er bij het vervangen van de accu op, dat
de nieuwe accu dezelfde koudestartcapa-
citeit en reservecapaciteit als de originele
accu heeft (zie sticker op de accu).
Dynamo
Max. stroomsterkte = 120/150 A
1
Startmotor
Vermogen = 1,4/1,9 kW
1
Certificering “Keyless Drive”
Hierbij verklaart Siemens VDO Automotive
A.G. dat de uitrusting van het type
5WK4 8952, 5WK48956, 5WK48812 in
overeenstemming is met de essentiële eigen-
schappen en overige relevantie bepalingen
zoals beschreven in de EU-richtlijn
1999/5/EG.
Accu
Spanning 12 V 12 V 12 V
Koudestartcapaciteit (SAE) 520 A
600 A
1
700 A
2
Reservecapaciteit (RC) 100
min.
120
min.
150
min.
1. Auto’s met een audiosysteem in de uitvoering High Performance
2. Auto’s met dieselmotor, audiosysteem in de uitvoering Premium Sound,
standverwarming op brandstof en RTI
1. Afhankelijk van het motortype
V50 book w546.book Page 219 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
220
Technische gegevens
Elektrisch systeem
Gloeilampen
Verlichting Vermogen W Lampvoet
1. Dimlicht 55 H7
2. Bi-Xenon 35 D2S
3. Groot licht 55 HB3
4. Remlichten, achteruitrijlichten, mistachterlicht 21 BA15s
5. Richtingaanwijzers, achter/voor (oranje) 21 BAU15s
6. Achterlichten/parkeerlichten, zijmarkeringslichten,
achter
5BAY15d
7. Instapverlichting, bagageruimteverlichting,
kentekenplaatverlichting
5SV8,5
8. Make-upspiegel 1,2 SV5,5
9. Stadslichten/parkeerlichten vóór,
zijmarkeringslichten vóór
5 W2,1X9,5d
10. Richtingaanwijzers buitenspiegels (oranje) 5 W2,1X9,5d
11. Mistlampen 55 H11
Verlichting dashboardkastje 3 BA9
V50 book w546.book Page 220 Thursday, November 10, 2005 11:41 AM
221
Alfabetisch register
A
A/C ............................................................ 68, 72
Aanhanger
aanhangergewicht
...............................207
kabel ........................................................ 128
rijden met een aanhanger .................. 126
Aanrijding
aanrijdingssensoren
...............................21
crash mode ...............................................25
inspectie van airbags
.............................26
inspectie van opblaasgordijnen ...........26
opblaasgordijn .........................................21
Aanstaande moeders
....................................12
Aansteker
achterin ......................................................54
voorin
.........................................................45
ABS ................................................................117
storing in het ABS ..................................41
Accu
onderhoud
............................................. 169
overbelasting ......................................... 106
specificaties
.......................................... 219
starten met een hulpaccu ................... 125
symbolen op de accu .......................... 169
vervangen
.............................................. 170
Achterklep
automatische vergrendeling ......... 63, 98
rijden met een geopende klep
.......... 106
vergrendelen ............................................92
Achterlamphuis, gloeilamp vervangen ... 174
Achteruitkijkspiegel
....................................... 58
kompas
..................................................... 58
Active Yaw Control .....................................119
AF – automatische afstemfunctie
............190
Afstandsbediening ........................................ 92
afneembaar sleutelblad ......................... 92
batterij vervangen
................................... 95
functies ..................................................... 92
keyless drive ............................................ 96
sleutelblad
.........................................93, 94
Afstemfunctie, automatisch .......................190
Airbag, bestuurders- en
passagierszijde
.............................................. 14
Airconditioning
A/C ............................................................ 68
algemene informatie
............................... 66
ECC ........................................................... 70
Alarm ...................................................... 91, 188
activeren/deactiveren
..........................101
alarmsignalen ........................................102
algemene informatie .............................101
systeemtest
............................................103
uitschakelen ...........................................102
Alarmlichten .................................................... 53
Approach-verlichting
actieve verlichting
................................... 60
instelling .................................................... 64
Audio, zie ook Geluidssysteem
................185
AUTO
klimaatinstelling ....................................... 70
voorkeurzenders vastleggen
..............187
Auto wassen
................................................ 154
Autobekleding
............................................. 155
Auto-instellingen ............................................63
Automatisch starten
................................... 108
Automatische versnellingsbak
aanhanger .................................... 126, 127
beveiligingssystemen
.......................... 113
motor starten ......................................... 108
slepen en bergen ................................. 123
Automatische volumeregeling
.................. 186
Automatische wasstraat ............................ 154
AYC ............................................................... 119
B
Bagagenet .......................................................87
Bagagerolhoes ...............................................86
Bagageruimte
bagagenet
.................................................87
bagagerolhoes .........................................86
elektrische aansluiting ............................89
houder voor boodschappentassen
.....89
lading vervoeren ................................... 135
veiligheidsrek ...........................................86
verankeringsogen
....................................88
verlichting ..................................................80
Bagageruimte, gloeilamp vervangen ...... 176
Banden
algemene informatie
............................ 138
bandenreparatie ................................... 146
draairichting
........................................... 141
V50 IX w546.fm Page 221 Thursday, November 24, 2005 9:11 AM
222
Alfabetisch register
maataanduiding .................................... 138
rijeigenschappen
.................................. 138
slijtage-indicatoren ............................... 139
snelheidsaanduidingen
....................... 138
spanning ................................................ 142
winterbanden ........................................139
zomer- en winterbanden
..................... 141
Bedieningspaneel
persoonlijke instellingen ........................62
Bedieningspaneel op
bestuurdersportier, overzicht
......................38
Belangrijk-kaders ............................................. 2
Bellen
............................................................. 197
Benzinekwaliteit ...........................................217
Benzinemotor, starten ................................108
Bergen
........................................................... 123
Beslagen ruiten
achterruit ........................................... 69, 72
timerfunctie, A/C
.....................................69
timerfunctie, ECC ...................................71
voorruit .......................................................71
Beveiliging tegen overbelasting,
schuifdak
..........................................................62
Beveiligingssystemen, automatische
versnellingsbak
............................................113
Blaasmonden ..................................................66
Blokkering achteruitversnelling
vijfversnellingsbak
................................ 111
zesversnellingsbak ...............................112
Boordcomputer ..............................................48
Brandstof
brandstoffilter ........................................163
brandstofsysteem .................................163
brandstofverbruik, aanduiding
............. 48
niveaulampje ............................................ 41
standverwarming .................................... 75
tanken
......................................................107
verbruik ...................................................216
Buitenspiegel, positiegeheugen ................ 60
Buitenspiegels
............................................... 59
elektrisch inklapbare .............................. 60
Buitentemperatuurmeter .............................. 39
C
Cd-functies ...................................................191
Cd-wisselaar .................................................191
willekeurige afspeelvolgorde .............192
Condenswater
..............................................163
Contactsleutel ..............................................109
Controles
vloeistoffen en oliën
...................161, 164
Cruise control ..........................................50, 51
D
Dagteller .......................................................... 39
Dashboardkastje
.....................................83, 99
Diesel .............................................................163
voorgloeifunctie ...................................... 41
Dieselfilter
.....................................................163
Dieselmotor, starten ....................................108
Dimlicht ............................................................46
Dimlicht, gloeilamp vervangen
................. 172
Disctekst ....................................................... 192
Display
meldingen
.................................................43
Display, meldingen ........................................44
Dolby Surround Pro Logic II
........... 184, 185
DSTC-systeem, zie ook
Stabiliteitssysteem ...............................45, 119
Dynamo
......................................................... 219
E
ECC ..................................................................67
Elektrisch bedienbare zijruiten
achterbank
................................................57
blokkeren ..................................................56
passagiersplaats .....................................57
Elektrische aansluiting
achterin
......................................................54
bagageruimte ...........................................89
voorin
.........................................................45
Elektrische verwarming
achterruit ........................................... 69, 72
buitenspiegels
................................. 69, 72
voorstoelen ....................................... 69, 72
Elektronische startblokkering ......................92
EON – Enhanced Other Networks
......... 190
Equalizer ....................................................... 186
V50 IX w546.fm Page 222 Thursday, November 24, 2005 9:11 AM
223
Alfabetisch register
F
Follow-Me-Home-verlichting ................ 47, 60
instellen .....................................................64
G
Geïntegreerd kinderzitje ...............................30
Geluidssterkte
audiosysteem ........................................185
automatische volumeregeling
...........186
mediaspeler ........................................... 185
programmatypes ..................................190
Geluidssysteem
audio-instellingen
................................. 185
geluidsbron ............................................ 185
Gemiddeld brandstofverbruik
.....................48
Gesprek in de wacht zetten ..................... 197
Gesprekken
functies tijdens lopende
gesprekken
............................................199
gespreksfuncties .................................. 197
volume handset
....................................198
Gesprekken weigeren ................................ 197
Gevarendriehoek .........................................143
Gloeilampen
specificaties
.......................................... 220
vervangen .............................................. 171
Gordelspanners
.............................................12
Gordelwaarschuwing ....................................11
Groot licht
aan/uit ....................................................... 46
wisselen groot licht/dimlicht en
grootlichtsignalen
................................... 47
Groot licht, gloeilamp vervangen .............172
H
Handrem ...................................................41, 54
Hoofdsteun, middelste zitplaats
achterbank
...................................................... 84
Hulpverwarming ............................................. 76
I
IC-systeem ...................................................... 21
IDIS .................................................................195
IMEI-nummer ................................................200
In de was zetten
...........................................154
Informatiedisplay ............................................ 43
Infotainment
menufuncties
.........................................184
Inkomende gesprekken ..............................197
Instapverlichting, gloeilamp vervangen ...175
Instrumentenoverzicht
auto met het stuur links
......................... 34
auto met het stuur rechts ..................... 36
Instrumentenpaneel
...................................... 39
Instrumentenverlichting ................................ 46
Interieur
verlichting
................................................. 80
Interieurfilter ....................................................66
“Interior Air Quality System”, ECC
............71
Intervalstand ....................................................49
ISOFIX
..............................................................32
K
Katalysator .................................................... 218
bergen .................................................... 123
Kentekenverlichting,
gloeilamp vervangen
.................................. 175
Keyless Drive ........................................96, 110
Kickdown
...................................................... 113
Kinderen
kinderslot ............................................... 100
kinderzitjes en airbags
...........................27
kinderzitjes en SIPS-airbags ................19
kinderzitjes, monteren ............................32
positie in de auto
....................................29
veiligheid ...................................................30
veiligheidsuitrusting ................................27
Kinderzitje, geïntegreerd
..............................30
Kleurcode, lak .............................................. 156
Klimaatregeling
algemene informatie
...............................66
persoonlijke instellingen ........................63
Klok
instrumentenpaneel
................................39
standverwarming .....................................75
Knalgas ............................................... 125, 170
Knipperlichten, gloeilamp vervangen
..... 173
V50 IX w546.fm Page 223 Thursday, November 24, 2005 9:11 AM
224
Alfabetisch register
Koelsysteem .................................................106
Koelvloeistof, controleren en bijvullen
.... 166
Kompas ............................................................58
ijken
............................................................59
Koplampen
aan/uit ........................................................46
koplampsproeiers
...................................49
Koppelingsvloeistof, controleren
en bijvullen .................................................... 167
Koude start
................................................... 113
Koudemiddel ...................................................66
Krassen ......................................................... 156
L
Lading vervoeren
algemene informatie ............................ 135
bagageruimte ...........................................88
laadvermogen
....................................... 135
Lagetonenluidspreker ................................185
Lak
kleurcode
............................................... 156
lakschade en schade herstellen .......156
Lambdasonde ..............................................218
Lamphouder
positie van gloeilampen
...................... 175
verwijderen ............................................ 174
Lichtbundel
...................................................136
Luchtverdeling ................................................73
ECC ...........................................................72
M
Maataanduiding ...........................................138
Magnetische zones ....................................... 59
Make-upspiegel, gloeilamp vervangen
...176
Md-functies ...................................................191
Meldingen op informatiedisplay ................. 43
Menufuncties
audiosysteem
........................................184
persoonlijke instellingen ......................184
Menusysteem
beschrijving van menusysteem
telefoon
...................................................202
mediaspeler
...........................................193
telefoon ...................................................201
Milieubeleid ........................................................3
Mistlamp voor, gloeilamp vervangen
.......174
Mistlichten
aan/uit ....................................................... 46
Motor
..............................................................162
Motor starten ................................................108
Motorkap .......................................................162
Motorolie
.......................................................164
Motorruimte ..................................................162
Motorspecificaties .......................................208
N
N.B.-teksten .......................................................2
NEWS ............................................................189
Nieuwe auto’s en gladde wegen .............106
Nieuws
...........................................................189
Noodoproepen
............................................ 195
O
Olie
druk, aanduiding ......................................42
filter
......................................................... 164
hoeveelheden ............................. 211, 212
oliekwaliteit ............................................ 210
ritten onder ongunstige
omstandigheden
.................................. 210
verversen ................................................ 164
Onderhoud
................................................... 159
eigen onderhoud .................................. 161
roestwering ........................................... 158
Ontgrendelen
achterklep
.................................................98
sleutelloos systeem ................................98
van de binnenzijde
..................................98
van de buitenzijde ...................................98
Ontgrendeling
instellingen
................................................63
Ontwaseming .................................................69
Opbergmogelijkheden in
passagiersruimte
............................................82
P
PACOS ............................................................17
Parkeerhulp .................................................. 121
sensor voor parkeerhulp
..................... 122
V50 IX w546.fm Page 224 Thursday, November 24, 2005 9:11 AM
225
Alfabetisch register
Parkeerlichten
aan/uit
........................................................46
Parkeerlichten, gloeilamp vervangen ......173
Parkeerrem
......................................................54
PI zoeken ......................................................190
Poetsen ......................................................... 154
Portieren op afstand openen
......................64
Portieren openen, op afstand .....................64
Programmafuncties .................................... 188
Provisorische bandenreparatie
................ 146
PTY – Programmatype ..............................189
R
Radio
radio-instellingen
..................................187
radiozenders .......................................... 187
Radiotekst ..................................................... 190
RDS-functies
................................................ 188
resetten .................................................. 190
Recirculatie
A/C
.............................................................68
ECC ...........................................................71
REG – Regionale radioprogramma’s ..... 190
Regensensor
...................................................50
Reinigen
bekleding ............................................... 155
Relais- en zekeringenkastje
in motorruimte
....................................... 177
in passagiersruimte ............................. 180
Remsysteem
...................................... 117, 167
Remvloeistof, controleren en bijvullen ...167
Reservewiel
..................................................143
“Temporary Spare”
...............................141
Richtingaanwijzers ........................................ 47
Richtingaanwijzers,
gloeilamp vervangen
...................................173
Rijden tijdens de winter .............................108
Rijklaar gewicht
............................................207
RME ................................................................163
RND, zie ook Willekeurige
afspeelvolgorde
...........................................192
Roestwering .................................................158
Roetfilter ........................................................108
Roetfilter dieselmotor
.................................108
Ruggedeelte
achterbank, omklappen ......................... 84
Rugleuning
voorstoel, omklappen
............................ 78
Ruitensproeiervloeistof bijvullen ..............166
Ruitenwissers en -sproeiers
....................... 49
S
Safelock-functie ............................................. 99
deactiveren .............................................. 99
tijdelijk deactiveren
...............................102
SC ...................................................................119
SCAN
cd en md
................................................192
radiozenders ..........................................188
Schakelaars op middenconsole ................. 45
Schoon aan binnen- en buitenkant
..............3
Schoonmaken
automatische wasstraat ...................... 154
veiligheidsgordels ................................ 155
wassen, auto
......................................... 154
Schuifdak .........................................................61
beveiliging tegen overbelasting ...........62
zonnescherm
............................................62
Service
serviceprogramma ............................... 160
SIM-kaart
...................................................... 195
SIPS-airbags ...................................................19
Slepen ........................................................... 123
Sleutel
..............................................................92
sleutelloos vergrendelings-
en startsysteem .......................................96
Sleutel, afstandsbediening
..........................92
Sleutelblad .............................................. 93, 94
Sloten ...............................................................91
ontgrendelen
............................................98
vergrendelen ............................................98
Smeermiddelen ................................. 213, 214
SMS
SMS lezen
............................................. 200
SMS schrijven ....................................... 200
Snelheidsaanduidingen, banden
............. 138
Snelheidsmeter ..............................................39
Sneltoetsen .................................................. 199
Spiegel
achteruitkijk-
.............................................58
Spiegels
buiten-
........................................................59
V50 IX w546.fm Page 225 Thursday, November 24, 2005 9:11 AM
226
Alfabetisch register
Spin Control ................................................. 119
Sproeiers
.........................................................50
voor voorruit en koplampen ..................49
SRS-systeem
algemene informatie
...............................15
schakelaar .................................................18
Stabiliteitssysteem
...................................... 119
aanduiding ................................................41
beperking ..................................................45
symbolen
................................................ 120
Stadslichten vóór en achterlichten,
zie ook Parkeerlichten ...................................46
Stadslichten voor,
gloeilamp vervangen
.................................. 173
Stand-by, telefoon ......................................197
Standverwarming
aan/uit
........................................................75
accu en brandstof ...................................75
algemeen
..................................................74
op een helling parkeren .........................75
Startblokkering .....................................92, 109
Starthulp
....................................................... 125
Startmotor ..................................................... 219
STC-systeem, zie ook
Stabiliteitssysteem
...............................45, 119
Steenslagplekken .......................................156
Stoel
elektrische bediening
.............................79
handmatig verstellen ..............................78
rugleuning voorstoel omklappen .........78
Stuurbekrachtigingsvloeistof,
controleren en bijvullen ..............................167
Stuurslot ........................................................109
Stuurwiel
toetsenset
..............................................196
Stuurwielafstelling ......................................... 53
Subwoofer
....................................................185
Surround .............................................184, 185
Symbolen op instrumentenpaneel ...........120
T
Tank
tanken ......................................................107
Tanken
tankvulklep
.............................................107
Tankinhoud ...................................................216
TC ...................................................................119
Telefoon
.........................................................196
aan/uit .....................................................197
bellen via telefoonboek .......................199
tekstinvoer
..............................................198
Telefoon, stand-by .......................................197
Telefoonboek
nummerfuncties
....................................198
Temperatuur
A/C ............................................................ 69
ECC
........................................................... 72
Timer
A/C ............................................................ 69
ECC
........................................................... 71
Toerenteller ..................................................... 39
Toetsenset op stuurwiel, links
.....................51
Totaalgewicht
.............................................. 207
TP – verkeersinformatie ............................. 189
Traction Control
.......................................... 119
Trekhaak ........................................................ 128
algemene informatie ............................ 128
demonteren
........................................... 133
monteren ................................................ 130
U
Uitlaatgasreiniging
foutmelding
....................................... 40, 41
Uitstoot van kooldioxide .................. 216, 217
V
Van nummer wisselen, cd/md .................. 191
Veiligheidsgordels
.........................................10
achterbank ................................................11
gordelspanners .......................................12
zwangerschap
..........................................12
Veiligheidsrek .................................................86
Ventilator
A/C
.............................................................68
ECC ...........................................................70
Verkeersinformatie ...................................... 189
Verlichting
achterin
......................................................80
automatische verlichting ........................81
bagageruimte
...........................................80
buiten- ........................................................45
exterieur .....................................................46
V50 IX w546.fm Page 226 Thursday, November 24, 2005 9:11 AM
227
Alfabetisch register
gloeilampen vervangen ....................... 171
grootlichtsignalen
....................................47
interieur .....................................................80
koplamphoogteverstelling
.....................46
panelen ......................................................45
Versneld kiezen ........................................... 199
Versneld spoelen
........................................ 191
Versnellingsbak
automatische ......................................... 113
handgeschakeld
................................... 111
Vervangen, wisserblad achterruit ............ 168
Vervangen, wisserbladen .......................... 168
Verzorging
....................................................153
Vierwielaandrijving ...................................... 116
Vlekken .......................................................... 155
Vloeistoffen en oliën
...................................164
controles ................................................ 161
Vloeistoffen, hoeveelheden ...................... 214
Vloermatten
.....................................................83
Voertuiggegevens ....................................... 160
Volume
telefoon/mediaspeler
.......................... 198
Volume, zie ook Geluidssterkte ............... 185
Voorkeurzenders vastleggen,
handmatig en automatisch
........................ 187
W
Waarschuwingskaders ................................... 2
Waarschuwingslampjes ...............................41
Waarschuwingslampjes,
AIRBAG-systeem
.......................................... 13
Waarschuwingsteksten ..................................2
Wassen, auto
...............................................154
Whiplash-letsel .............................................. 22
WHIPS-systeem ............................................ 22
Wielen
demonteren
............................................144
monteren ................................................145
velgen
......................................................140
Willekeurige afspeelvolgorde
cd- en md-speler ...................................192
Winterbanden
..............................................139
Wisselgesprek .............................................197
Wissers ........................................................... 50
Z
Zekeringen
algemene informatie .............................177
relais- en zekeringenkastje
in motorruimte
.......................................177
relais- en zekeringenkastje
in passagiersruimte ..............................180
vervangen
...............................................177
Zekeringentabel
zekeringen in interieur .........................181
zekeringen in motorruimte
..................178
Zenders zoeken ...........................................187
Zij-airbags ....................................................... 19
Zijmarkeringslichten,
gloeilamp vervangen
.................................. 173
Zonnescherm, schuifdak ..............................62
Zuinig rijden
................................................. 106
V50 IX w546.fm Page 227 Thursday, November 24, 2005 9:11 AM
V50 IX w546.fm Page 228 Thursday, November 24, 2005 9:11 AM
V50 IX w546.fm Page 229 Thursday, November 24, 2005 9:11 AM
V50 IX w546.fm Page 230 Thursday, November 24, 2005 9:11 AM
V50 IX w546.fm Page 231 Thursday, November 24, 2005 9:11 AM
V50 IX w546.fm Page 232 Thursday, November 24, 2005 9:11 AM
2006
WEB EDITION
TP 8315 (Dutch). AT 0605. Printed in Sweden, Elanders Infologistics Väst AB, Mölnlycke 2006
56


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Volvo V50 - 2006 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Volvo V50 - 2006 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 9,23 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info