03 Instrumenten, schakelaars en bediening
03
* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
75
inschakeling plaats. Activeer/deactiveer de
functie in het menusysteem MY CAR (p.
100).
Bedieningspaneel verlichting
Met het bedieningspaneel voor de verlichting
kunt u de buitenverlichting inschakelen en
aanpassen. U kunt het ook gebruiken om de
display-, instrumenten- en interieurverlichting
aan te passen.
Overzicht bedieningspaneel verlichting
Overzicht bedieningspaneel verlichting.
Duimwiel voor het afstellen van de dis-
play- en instrumentenpaneelverlichting
alsook de sfeerverlichting*
Knop voor mistachterlicht
Draaiknop voor koplampen en stadslich-
ten vóór/achterlichten
Duimwiel
20
voor koplamphoogteregeling
Standen draaiknop
N.B.
Dezelfde lampen worden gebruikt voor de
dagrijlichten en stadslichten/parkeerlichten
vóór. De lichtsterkte is groter, wanneer de
lampen worden gebruikt voor de dagrijlich-
ten.
Stand Betekenis
Dagrijlicht
A
wanneer het elektri-
sche systeem van de auto in
sleutelstand II staat of als de
motor warm is.
Grootlichtsignalering mogelijk.
Dagrijlicht, sidemarkers voor en
achterlichten/parkeerlichten/
sidemarkers achter, wanneer het
elektrische systeem van de auto
in sleutelstand II staat of als de
motor warm is.
Automatisch overschakelen naar
stadslichten/parkeerlichten/side-
markers bij het parkeren van de
auto.
Grootlichtsignalering mogelijk.
20
Niet aanwezig bij auto’s met actieve xenonkoplampen*.