68
f) Diodetest
ƽ
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
Bij de diodetest wordt de doorlaatspanning en de bedrijfsstroom (stroom in sperrichting IR, stroom in
doorlaatrichting IF) van een diode gemeten.
Voor het meten daarvan gaat u als volgt te werk:
-
Selecteer op de draaischakelaar de meetfunctie „Ω“ en het
meetbereik dat bij uw diode past. Begin bij het kleinste bereik.
„x100k/1,5 µA“. en schakel dan steeds hoger (tot max. x1/150
mA).
- Sluit de zwarte meetdraad aan op de COM-bus (6) en de rode
meetdraad op de VΩ-bus (7).
- Voer een nulinstelling uit.
- Zorg dat beide meetpennen verbinding maken met elkaar en
wacht tot de wijzer stil staat. Er moet een waarde van ong. 0 ohm
worden aangegeven. Zet bij een afwijking de aanwijzer met
behulp van de 0 ohm-instelknop (9) op 0 ohm.
- Sluit nu de beide meetstiften aan op het meetobject (diode). Voer
ter controle een meting door met omgekeerde polariteit.
- Lees de meetwaarde voor de spanning (UF/UR) af op de schaal
„LV“ in de eenheid Volt (V).
- De bedrijfsstroom (IF/IR) wordt op de schaal „LI“ weergegeven.
De eenheid komt overeen met het geselecteerde meetbereik (µA/mA).
☞
De bedrijfsstroom kan van 1,5 µA tot 150 mA worden geselecteerd. Let op! Bij een te hoge
stroom kan het onderdeel beschadigd raken.
- Indien geen waarde wordt weergegeven, wordt de diode in sperrichting gemeten of is de diode
defect (onderbreking).
-
Zet na afloop van de meting de draaischakelaar op de stand „OFF“ om de multimeter „uit te scha-
kelen“.