103
j) Capaciteitsmeting
ƽ
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningloos en ontladen zijn.
Let bij elektrolyt-condensatoren absoluut op de polariteit.
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik
.
- Steek het rode meetsnoer in de V-meetbus (7); het zwarte meetsnoer in
de COM-meetbus (8).
- In het display verschijnt de eenheid „nF“.
☞
Door de gevoelige meetingang kan bij „open“ meetsnoeren een
waarde in het display worden weergegeven. Door indrukken
van de toets “REL” wordt het display gereset op “0”. De auto-
range-functie blijft actief.
- Verbind nu de beide meetpunten (rood = pluspool/zwart = minpool) met het meetobject (condensa-
tor). Op het display wordt na korte tijd de capaciteit weergegeven. Wacht tot de displaywaarde gesta-
biliseerd is. Bij condensatoren >40 µF kan dit enkele seconden duren.
- Zodra “OL” (voor Overload = overbelasting) op het display verschijnt, hebt u het meetbereik over-
schreden.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
REL-functie
De REL-functie maakt een referentiewaardemeting mogelijk om ev. leidingsverliezen zoals bijv. bij weer-
standsmetingen te vermijden. Hiertoe wordt de momentane displaywaarde op nul gezet. Er wordt een
nieuwe referentiewaarde ingesteld.
Door indrukken van de toets “REL” wordt deze meetfunctie ingeschakeld. Op het scherm verschijnt “ ”.
De automatische meetbereikkeuze wordt daarbij ingeschakeld (buiten capaciteitsmeetbereik).
Om deze functie uit te schakelen, wisselt u de meetfunctie.
ƽ
De REL-functie is niet actief in het frequentiemeetbereik en in het hoog-ohmige
weerstandsmeetbereik, bij de diodentest en de doorgangscontrole.