100
Enkelvoudige stroommeting: Lekstroommeting
Bij deze meting wordt de stroom gemeten die Bij de lekstroommeting worden toevoer- en
door een verbruiker vloeit. Let er daarom op terugvoerleiding omsloten. Bij correcte werking
altijd alleen een stroomgeleider te omsluiten mag er geen meetwaarde worden weergegeven.
aangezien anders de stromen van de toevoer- is er toch een weergave, dan kan dit op een
en terugvoerleiding aan beide kanten wordt stroomlek wijzen. Toevoer- en terugvoer-
opgeheven. voerende stroom zijn niet identiek.
☞
Is er bij een gelijkstroommeting voor de meetwaarde een “-”(min)-teken te zien, dan is de
gemeten stroom tegengesteld (of zijn de meetsnoeren of tangsensors verpoold).
- Verwijder na het meten de trangtransformator van het meetobject en schakel beide apparaten uit.
Voor het meten van wisselstroom tot max. 40 A gaat u te werk zoals hierboven beschreven.
- Schakel de DMM in en kies het meetbereik „ A “. Druk op de toets “SELECT” om naar het AC-
meetbereik over te schakelen. Op het display verschijnt “AC”. Door nogmaals op de knop te drukken,
wordt weer overgeschakeld enz.
-
In het AC-meetbereik gebeurt de statische afwijking automatisch. De draairegelaar (24) heeft hier geen functie.
☞
Het kan gebeuren dat door externe invloeden geen precieze nulstand wordt bereikt (vb.
0.098 A etc.). In dit geval blijft de offset-fout lineair over het hele meet bereik en kan van de
meetwaarde worden afgetrokken. Dit betekent geen fout in de meting.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
ƽ
Zorg er voor, dat tijdens de meting bij het gebruiken van de Probe-converter
(CLA40), de vinger niet buiten het gemarkeerde gebied komt, zie figuur 19.
Als de Probe-converter CLA40 in bedrijf is, brandt de rode LED-lamp. Als de batterij
bijna leeg is, ongeveer 2,1 V, zal de rode LED-lamp gaan knipperen, om de gebruiker
te waarschuwen dat de batterij vervangen moet worden. Dit om fouten tijdens de
meting te vermijden.