E Gelijkstroommeting
Bij deze meting mogen er geen meetdraden in het
meettoestel zijn !
Voor het meten van gelijkstromen handelt u als volgt:
Stel de draaischakelaar op "DC= 400A" of op "DC= 1000A"
Open de stroomtang met de tangopeningshendel. Omsluit bij de
gelijkstroommeting niet meer dan een geïsoleerde draad. Sluit de
tang om de stroomvoerende draad door de tangopeningshendel
los te laten. De contactvlaktes van de tang moeten veilig gesloten
zijn, de draad/draden moeten zich los in de tangopening laten be-
wegen. Let tijdens het aflezen erop, dat de draden zich zo goed als
mogelijk in het centrum (in het midden van de opening) bevinden.
Bij de gelijkstroommeting is de doorstroomrichting (stroomvloeiing)
belangrijk (zie hiervoor "+" markering op de rechter tangenhelft).
Let bij iedere meting beslist op de veiligheidsbepalingen !
Onder aan de "tang" bevindt zich een handbescher-
ming, een kunststofverdikking. Grijp tijdens het me-
ten / tijdens het omsluiten van draden of een
stroomrail nooit buiten de handbescherming -- LE-
VENSGEVAAR !
Meet geen stromen in stroomkringen, waarin span-
ningen > 1000 VDC resp. 750 VACrms aanwezig
kunnen zijn, hierdoor kan het meetapparaat be-
schadigd worden en voor uw zou een levensgevaar-
lijke situatie kunnen ontstaan. Meet beslist geen
stromen boven 1000 A..
F Weerstandsmeting
Overtuig u er van, dat alle te meten delen van scha-
kelingen, schakelingen en modules alsmede andere
meetobjecten spanningloos zijn.
90
betätigen Sie erneut den Taster “HOLD”. Daraufhin erscheint sofort
der augenblickliche Meßwert und das Symbol verschwindet.
A3 MAX - Funktion
Für Maximalwertmessungen (steigende Ströme etc) betätigen Sie
den Taster “M MAX”. Daraufhin werden nur noch die höchsten auf-
tretenden Meßwerte angezeigt. In der Anzeige ist außerdem das
Symbol MAX sichtbar. Um die Maximalwertfunktion zu verlassen,
betätigen Sie einmal erneut den Taster “M MAX”.
A4 ZERO
Mit dem Taster ZERO führen Sie (nur) bei der Gleichstrommessung
vor Beginn der Messung einen Nullabgleich durch. Betätigen Sie
dazu den Taster “ZERO” einmal. Die Anzeige sollte daraufhin
“00.0” anzeigen.
ACHTUNG!
Während dieses Abgleichs darf sich kein Leiter in
der Stromzange befinden. Die Zange darf sich
während des Abgleichs nicht in der Nähe eines ma-
gnetischen Störfeldes befinden (z.B. Lautsprecher,
el. Maschinen usw.). Die Kontaktflächen der Zan-
genarme müssen sauber und geschlossen sein.
Sollte sich der Nullpunktabgleich nicht einwandfrei durchführen las-
sen, so gehen Sie wie folgt vor:
Nach mehreren durchgeführten Gleichstrommessungen kann in der
Zange ein Restmagnetismus vorhanden sein. Dieser läßt sich da-
durch aufheben, indem Sie die Richtung des zu messenden Stro-
mes durch umgekehrtes Anlegen der Stromzange ändern.
Machen Sie die Zange nacheinander mehrere Male auf und zu
(klappern). Anschließend versuchen Sie den Nullpunktabgleich er-
neut.
15
