☞
Door de gevoelige meetingang kan bij „open“ meetsnoeren een
waarde in het display worden weergegeven. Door op de REL-toets
(8) te drukken wordt het display op „0“ gezet.
- Verbind nu de beide meetpunten (rood = pluspool/zwart = minpool) met het mee-
tobject (condensator). In het display wordt na korte tijd de capaciteit weergege-
ven. Wacht tot de displaywaarde gestabiliseerd is. Bij condensatoren >40 µF
kan dit enkele seconden duren.
- Verschijnt „OL“ (voor Overload = overloop) in het display, dan heeft u het meet -
bereik overschreden.
- Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel het
meetapparaat uit. Draai de draaischakelaar in de stand „OFF“.
g) Temperatuurmeting
- Steek de meegeleverde temperatuur-meetadapter in de beide meetbussen van
het meetapparaat. Let hierbij op de juiste polariteit. Het met „+“ gemarkeerde con-
tact van de meetadapter moet in de rode V-bus (11) worden gestoken.
- Steek de meegeleverde draad-temperatuursensor in de meetadapter. Let hierbij
op de juiste polariteit. Het met „+“ gemarkeerde contact van de temperatuursen-
sor moet in de met „+“ gemarkeerde bus van de meet adapter worden gestoken.
☞
Elke gangbare K-type temperatuursensor met mini-stekker kan voor
het meten worden gebruikt.
De meegeleverde draad-temperatuursensor is voor temperatuurme-
tingen van -40 tot +250 °C geschikt.
- Schakel het meetapparaat met de draaiknop in en kies het meetbereik TEMP.
- Selecteer met de MODE-toets (7) de eenheid „°C“ (graden Celsius) of „°F“ (gra-
den Fahrenheit).
- Op het meetapparaat wordt de temperatuur weergegeven - het kan ca. 30
seconden duren, vóórdat de meetwaarde zich gestabiliseerd heeft.
- Verwijder na het meten de meetadapter van het meetapparaat en schakel het
meetapparaat uit. Draai de draaischakelaar in de stand „OFF“.
93