580332
2
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/112
Next page
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 1
PowerMaster-10 / PowerMaster-30
Installatiehandleiding
INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING ............................................................ 4
1.1 Systeem Eigenschappen .............................. 6
2. INSTALLATIE ....................................................... 9
2.1 Het kiezen van de plaats voor de montage . 9
2.2 PowerMaster-10 Installatie ......................... 10
2.1 Het openen van de Powermaster-10
centrale en de montage van de beugel ........ 10
2.2.2 Sluiten van de PowerMaster-10 centrale
...................................................................... 11
2.2.3 Stroom aansluiten ................................ 11
2.2.4 De telefoonlijn aansluiten .................... 12
2.2.5 Systeem planning en programmering . 13
2.2.6 Installatie van de GSM module ........... 13
2.2.7 PGM-5 Installatie ................................. 14
2.2.8 Bekabelde zones en de PGM uitgang
aansluiten ..................................................... 15
2.2.9 Stroom op het paneel aansluiten ......... 18
2.3 PowerMaster-30 Installatie ......................... 21
2.3.1 Het openen van de PowerMaster-30 en
de montage van de achter behuizing ........... 21
2.3.2 Het sluiten van de PowerMaster-30
centrale ......................................................... 22
2.3.3 Voedingskabel aansluiten ................... 22
2.3.4 De telefoonlijn aansluiten .................... 23
2.3.5 Systeem planning en programmering . 23
2.3.6 GSM Module Installatie ....................... 24
2.3.7 PGM-5 Installatie ................................. 24
2.3.8 Optionele DUAL RS-232 Module
Montage ........................................................ 26
2.3.9 Optionele Expansie module montage . 27
2.3.10 Netvoeding aansluiten ....................... 30
2.4 Jaarlijkse systeemcontrole ......................... 31
3. PROGRAMMERING ........................................... 32
3.1 Algemeen ...................................................... 32
3.1.1 Navigeren ............................................ 32
3.1.2 Geluiden .............................................. 32
3.2 De "Installatie Mode" openen en een menu
optie selecteren.................................................. 33
3.2.1 Het openen van de "Installatie Mode" via
"Gebruikstoestemming" ............................... 33
3.3 Installatie codes instellen .......................... 34
3.3.1 Identieke Installatie en Hoofdinstallatie
codes ........................................................... 35
3.4 Apparaten .................................................... 35
3.4.1 Apparaten menu opties ...................... 35
3.4.2 Nieuwe draadloze apparaten of bedrade
sensoren toevoegen (inleren) ...................... 36
3.4.3 Een apparaat wissen .......................... 42
3.4.4 Een apparaat wijzigen of herzien ....... 43
3.4.5 Een apparaat vervangen .................... 43
3.4.6 Standaard (default) waarden voor
apparaten instellen ...................................... 44
3.4.7 Configuratie versturen naar de PowerG
apparaten ..................................................... 45
3.5 Centrale ........................................................ 46
3.5.1 Algemeen – Centrale programmeer
stroomschema en menu opties ................... 46
3.5.2 Configureren van
Inschakelen/Uitschakelen en In-/Uitloop
Procedures ................................................... 47
3.5.3 Zone functies instellen ........................ 49
3.5.4 Configureren van alarmen en storingen
..................................................................... 50
3.5.5 Sirene functies instellen ...................... 52
3.5.6 Configureren van de hoorbare & visuele
gebruikersinterface ...................................... 53
3.5.7 Configureren van Storing en Supervisie
(Ontbrekend apparaat) ................................ 54
3.5.8 Configureren van diverse functies ...... 55
3.6 Communicatie ............................................. 56
3.6.1 Algemene richtlijnen – "Communicatie"
stroomschema en menu opties ...................... 56
3.6.2 Configureren van een PSTN (Vaste Lijn
of Telefoonlijn) aansluiting ........................... 59
3.6.3 Configureren van GSM-GPRS (IP) -
SMS Verbinding ........................................... 59
3.6.4 Configureren van doormeldingen aan
meldkamers ................................................. 62
3.6.5 Doormelding naar privé nummers ...... 68
3.6.6 Configureren van bewegingsmelders
met camera’s voor alarmverificatie ............. 68
3.6.7 Upload / Download autorisatie ............ 69
2 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
3.7 PGM Uitgang ................................................ 71
3.7.1 Algemeen ............................................ 71
3.7.2 Open collector standen ....................... 71
3.7.3 PGM apparaat instellen ....................... 72
3.7.4 Overdag tijden bepalen ....................... 72
3.8 Vrij programmeerbare namen .................... 75
3.8.1 Vrij programmeerbare zone namen .... 75
3.8.2 Spraak opnemen
................................ 75
3.8.3 Voice Box Mode .................................. 76
3.9 Testen ........................................................... 77
3.9.1 Algemene richtlijnen – "Testmode"
stroomschema en menu opties .................... 77
3.9.2 Draadloze apparaten testen ................ 78
3.9.3 GSM module testen ............................. 80
3.10 Gebruikersinstellingen .............................. 80
3.11 Fabriekswaarde .......................................... 80
3.11.1 Algemeen – "Fabriekswaarde" menu 80
3.11.2 Het resetten van fabriekswaarde ...... 81
3.12 Serienummer .............................................. 81
3.12.1 Algemeen – "Serienummer" menu .... 81
3.12.2 Het serienummer uitlezen ................. 81
3.13 Up/download starten ................................. 82
3.13.1 Algemeen – "UP/DOWNLOAD starten"
menu ............................................................. 82
3.13.2 Uitvoeren van een Server
Upload/Download ......................................... 82
3.14 Partities ....................................................... 83
3.14.1 Algemeen – "Partities" menu
............ 83
3.14.2 Partitie functie aan/uitzetten .............. 83
3.15 Het installatiemode menu verlaten .......... 83
4 PERIODIEKE TEST ............................................. 83
4.1 Algemene richtlijnen ...................................... 83
4.2 Een periodieke test uitvoeren ........................ 84
5. ONDERHOUD ..................................................... 86
5.1 Behandelen van systeem problemen ............ 86
5.2 Het systeem verwijderen ............................... 87
5.3 Back-up batterijpack vervangen .................... 88
5.4 Zekering vervangen ....................................... 88
5.5 Detectors vervangen/verplaatsen .................. 88
6 LOGBOEK BEKIJKEN ........................................ 89
6.1 Lezen van het logboek .................................. 89
6.2 Het logboek wissen en afsluiten ................... 89
APPENDIX A. Specificaties .................................. 90
A1. Functioneel ................................................. 90
A2. Draadloos .................................................... 91
A3. Elektrisch .................................................... 91
A4. Communicatie ............................................. 93
A5. Fysieke eigenschappen ............................. 93
A6. Randapparatuur en Accessoires .............. 93
BIJLAGE B. Installatie Menu overzicht .............. 94
BIJLAGE C. Werken met Partities ....................... 98
C1. Gebruikersinterface en werking ............... 98
C2. Gezamenlijke secties ................................. 98
BIJLAGE D. Detector Plaatsing & Zender
toewijzing ............................................................ 100
D1. Detector Plaatsing .................................... 100
D2. Keyfob zender lijst ................................... 102
D3. Paniekdrukker lijst ................................... 102
D4. Geen-alarm zenderlijst ............................. 102
BIJLAGE E. Event Codes ................................... 103
E1. Contact ID Event Codes ........................... 103
E2. SIA Event Codes ....................................... 104
E3. Uitleg van het Scancom meldingprotocol
.......................................................................... 104
BIJLAGE F. Verklarende woordenlijst .............. 105
BIJLAGE G. Standaard en Geprogrammeerde
Zone Definities ..................................................... 108
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 3
MEDEDELING VOOR DE MONTEUR
Deze handleiding behandelt de PowerMaster-10 / PowerMaster-30 v1.3 en later. De meest recente
handleidingen kunt u downloaden vanaf de Visonic website http://www.visonic.com.
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 wordt geleverd met 2 handleidingen:
Installatiehandleiding (deze handleiding) - door de monteur te gebruiken bij installatie en configuratie.
Gebruikershandleiding -– ook door de monteur te gebruiken bij installatie en configuratie, maar ook voor de
hoofdgebruiker van het systeem na oplevering van de installatie. Geef deze handleiding door aan de
hoofdgebruiker van het systeem.
Daarbij wordt elk apparaat geleverd met de eigen installatie instructies (zowel de fysieke installatie als de
PowerMaster-10 / Powermaster-30 configuratie opties).
BIJLAGE D. Detector Plaatsing & helpen u een installatieplan voor te bereiden. Door het invullen van deze
tabellen wordt uw werk een stuk eenvoudiger en wordt verwarring voorkomen. Door het invullen van de
formulieren krijgt u ook voor deze toepassing een overzicht van de detectoren en handzenders.
Hoewel de tijd en datum eigenlijk door de gebruiker ingesteld dienen te worden, is het aan te raden om deze in
te stellen tijdens het programmeerproces. Toegang tot de “Gebruikersopties” voor de monteur is mogelijk van
het installatie menu of via het gebruikersmenu (zie Gebruikershandleiding hoofdstuk 6).
Wanneer u klaar bent met programmeren gaat u verder met de installatie instructies.
Bij PSTN systemen moet u controleren of het alarmsysteem de telefoonlijn kan gebruiken voor doormeldingen,
zelfs als zich een alarm voordoet wanneer de telefoonlijn in gebruik is. Ook andere diensten, zoals DSL, kunnen
op de telefoonlijn zijn aangesloten. Als een DSL dienst op de telefoonlijn aanwezig is, moet u een filter
installeren. Aanbevolen wordt het gebruik van de DSL alarmfilter, model Z-A431PJ31X van Excelsus
Technologies, of gelijkwaardig. Dit filter wordt aangesloten op het RJ-31X contact en maakt het melden van een
alarm mogelijk zonder het verbreken van de internet verbinding.
4 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
1. INLEIDING
De PowerMaster®-10 en PowerMaster®-30 zijn professionele, alles-in-een draadloze beveiligingssystemen
voor inbraakbeveiliging, branddetectie en veiligheidssituaties, gebaseerd op Visonic ’s revolutionaire PowerG™
twee-weg, Time Division Multiple Access (TDMA) en Frequency Hopping Spread Spectrum (FHSS) draadloze
technieken. Deze techniek biedt ongeëvenaarde zekerheid, een groot bereik en zeer lange levensduur van de
batterijen; de perfecte en gebruikersvriendelijke oplossing voor meldkamers en professionele installateurs.
Voornaamste voordelen en eigenschappen PowerG:
Twee-weg communicatie verzekert dat er geen alarmeringen kwijtraken en verlengt de levensduur van
de batterij doordat er geen onnodige her-transmissies uitgevoerd worden
Meerdere kanalen (tot maximaal 50) en frequentie hopping technologie voorkomt storing in draadloze
communicatie
Transmissie bereik (2000 m.) is veel groter dat de industriële standaard, wat zelfs in grote locaties en
installaties zonder repeaters mogelijk maakt
Botsingen van berichten worden voorkomen door het gebruik van dezelfde technologieën als in
WiMAX, GSM en Bluetooth gebruikt worden
Apparaten worden naar gelang de behoefte dynamisch gestart en gestopt door het gebruik van
beschikbare repeaters
Intelligent mechanisme maakt het mogelijk dat systemen naast of door elkaar bestaan, zonder elkaar
te storen.
Een korte keep-alive periode zorgt voor betrouwbare controle van pogingen tot vandalisme of storing
van het apparaat
Communicatie wordt beveiligd door het zich bewezen AES-128 versleuteling algoritme ter beveiliging
tegen geraffineerde indringers
5-8 jaar levensduur van de batterij voor alle randapparatuur.
Voornaamste voordelen en eigenschappen PowerMaster Systeem:
Alle voordelen van het PowerG systeem
Snelle en eenvoudige installatie en lokale diagnose mogelijkheden
Tot 3 partities*, bespaart kosten en zorgt ervoor dat ook meer ingewikkelde toepassingen beveiligd
kunnen worden.
Twee-weg spraak communicatie
Alle apparaten worden vanaf de centrale geconfigureerd – zonder hardware schakelaar en zonder het
opnieuw openen van de randapparatuur wanneer deze eenmaal gesloten zijn.
Een code van 7 cijfers op elk apparaat wordt gebruikt voor identificatie lokaal of op afstand.
Configuratie sjablonen maken het mogelijk de apparaten collectief, in plaats van individueel te
configureren.
Een speciale knop op elk apparaat voorkomt dat de RF activiteit de detectie procedures stoort.
Indicatie (optisch) van de kwaliteit van het draadloze signaal is zichtbaar op alle apparaten - stelt u in
staat om de ideale locatie voor de componenten te kiezen, zonder gebruik te maken van het
besturingspaneel tijdens de montage van de randapparatuur.
Een krachtig diagnostisch hulpprogramma geeft de kwaliteit van en plotselinge problemen met de RF
verbinding aan en controleert de in-house installatie.
Bekijk en/of wijzig de configuratie en de status van alle randapparatuur op afstand via de PC.
Initieer op afstand en met assistentie van iemand ter plekke een looptest.
Diagnostiek van de kwaliteit van het draadloze signaal voor alle randapparatuur op afstand - meting
van alle draadloze verbindingen en terugmelding.
Automatische sirene m.b.v. rookmelders (SirenNet)
Visuele verificatie via (PIR) camera’s mogelijk
Alles-in-een alarmsysteem met ingebouwde sirene en bedieningspaneel
Tot 2 bekabelde zones en vrij-programmeerbare PGM uitgang
Doormelding naar privé nummers en meldkamer door middel van gesproken berichten, SMS, digitale
communicatie, etc., over een vaste lijn, GSM lijn en met verschillende meldkamer protocols.
Device locator – assisteert bij het vinden van open of gestoorde componenten die op het LCD display
getoond worden.
Nieuw Guardbox zone type om het systeem na een alarm met een speciaal toegewezen
gebruikerscode uit te schakelen.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 7
Testen van de
centrale en
randapparatuur
Alle draadloze apparaten in de installatie
kunnen getest worden, waarbij tevens
informatieve over de signaalsterke van ieder
component wordt getoond en verzameld.
Om de werking en signaalsterktes van
de draadloze zenders te testen: zie
sectie 3.9 Diagnose.
Looptesten
uitvoeren
Een looptest kan wekelijks of na een
alarmmelding uitgevoerd worden. De looptest
kan van afstand, met behulp van iemand in
de woning, uitgevoerd worden.
Om een looptest vanaf de centrale te
starten: zie Hoofdstuk 4 Periodieke test.
Om een looptest van afstand te
starten: zie de Remote Programmer PC
software Gebruikershandleiding,
Hoofdstuk 6 Data Details Tabellen.
Tot 3 partities
De partities functie stelt u in staat het
alarmsysteem in aparte secties te verdelen,
die ieder als een losstaand alarmsysteem kan
functioneren. Partities kunnen worden
gebruikt in installaties waar delen van het
pand gedeeld gebruikt worden, zoals een
thuiskantoor of winkel.
De partities functie is niet beschikbaar in alle
systemen en dient apart geactiveerd en
geprogrammeerd te worden.
Voor een uitleg van de partities functie:
zie bijlage C, werken met Partities en
Bijlage A in de Gebruikershandleiding.
Om de partities functie aan te zetten:
zie sectie 3.14 Partities.
Om een systeem met partities te
programmeren: zie sectie 3.4.2
draadloze of bekabelde zenders
toevoegen (inleren).
Twee-weg
spraak
communicatie

Het PowerMaster systeem biedt de
mogelijkheid voor twee-weg spraak
communicatie met meldkamers.
Om de tweeweg spraak functie in de
PowerMaster in te stellen: zie sectie
3.6.4 Meldingen naar de Meldkamer
programmeren.
Apparaten vanaf
de centrale
programmeren
Elk PowerG apparaat heeft zijn eigen
instellingen, welke vanaf de centrale in het
“APPARATEN” menu geprogrammeerd
kunnen worden.
Om de instellingen van het apparaat in
te stellen: zie de installatie instructies van
het betreffende apparaat.
Default apparaat
instellingen
De default (standaard) apparaat instellingen
kunnen naar eigen wens ingesteld worden,
zodat ieder nieuw ingeleerd draadloos
apparaat de standaard instellingen die u
wenst heeft. U kunt bepaalde standaard
instellingen voor een bepaalde groep
apparaten gebruiken en de standaard
instellingen voor een andere groep wijzigen.
Om de default instellingen van
draadloze apparaten te wijzigen: zie
sectie 3.4.6 Standaard apparaat
instellingen voor “Apparaat instellingen”.
SirenNet –
Automatische
Sirene functie
m.b.v.
rookmelders
De rookmelder is uitgerust met een sirene met
aparte geluiden voor inbraak, gas, water en
brand alarmen.
Om de SirenNet te gebruiken: zie de
SMD-426 PG2 / SMD-427 PG2 Installatie
instructies.
Alleen van toepassing op de PowerMaster-30

Alleen van toepassing op de PowerMaster-30 met spraakoptie
8 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Ingebouwde
sirene
De centrale is voorzien van een krachtige
sirene die afgaat in geval van alarm.
De bekabeling van de interne sirene
staat uitgelegd in: sectie 2.3.9 Optionele
expansie module monteren
Om de interne sirene aan of uit te
zetten: zie sectie 3.5.5 Sirene functie
instellen
Bekabelde zones
en PGM uitgang
De centrale heeft twee bekabelde ingangen:
een voor een bekabelde zone en een voor een
PGM programmeerbare schakelaar.
Om een bekabelde zone of PGM toe te
voegen: zie sectie 2.2.8 Bekabelde zone
of PGM toevoegen
Om de PGM uitgang te programmeren:
zie sectie 3.7 PGM uitgang
Doormelding
naar privé
nummers en
meldkamer
d.m.v. spraak
berichten, SMS
en protocols
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30
centrale kan worden geprogrammeerd om
diverse alarmberichten te versturen naar max.
4 privé nummers, 4 SMS telefoonnummer en
om een twee-weg spraakverbinding met de
meldkamer* op te bouwen.
Om GSM doormelding naar privé
nummers in te stellen: zie PowerMaster
Gebruikershandleiding, Hoofdstuk 6,
sectie C.11 Privé telefoonnummers en
SMS doormelding instellen
Om GSM of GPRS doormelding naar de
meldkamer in te stellen: zie sectie 3.6.4
Alarm doormelding naar meldkamers
instellen
Snelle installatie Het vinden van de meest optimale montage
locatie van een draadloze zender kan soms
een langdurig proces zijn, met veel heen en
weer geloop om de ontvangststerkte uit te
lezen. Met de PowerG apparaten hoeft u niet
meer naar de centrale te lopen omdat alle
componenten een ingebouwde
ontvangstindicator hebben. Hiermee wordt
het vinden van de optimale montage locatie
erg eenvoudig.
Om de meest ideale montage locatie van
de draadloze component, zie sectie 2.1
De montage locatie bepalen.
Component
zoeken
Zorgt ervoor dat het component wat in het
display getoond wordt, eenvoudig te vinden
is.
Voor uitleg van de Component zoeken
functie: zie PowerMaster Gebruikers-
handleiding, Hoofdstuk 2, PowerMaster
systeem bedienen.
Om de Component zoeken te
gebruiken bij het overbruggen van een
zone: zie PowerMaster Gebruikers-
handleiding, Hoofdstuk 6, sectie C.1
Overbrug schema instellen.
Om de Component zoeken te
gebruiken bij een periodieke test: zie
hoofdstuk 4 Periodieke test, of de
PowerMaster Gebruikershandleiding,
Hoofdstuk 9 Systeem testen.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 9
2. INSTALLATIE
2.1 Het kiezen van de juiste montage plek
Ter verzekering van de best mogelijke plaats voor het monteren van de PowerMaster-10 / PowerMaster-30
centrale, moeten de volgende punten in acht worden genomen:
Monteer het systeem ongeveer in het midden van de installatieplaats, tussen alle draadloze componenten.
Nabij een stopcontact en een telefoonverbinding (als PSTN gebruikt wordt).
Verwijderd bronnen van storing, zoals:
Elektrisch ruis en sterke elektromagnetische bronnen, zoals computers, televisie, licht dimmers, enz.
Grote metalen objecten (zoals metalen deuren en ijzeren kasten)
Let op: Houdt een afstand van tenminste 1 meter aan.
Contoleer dat het ontvangstniveau van het draadloos signaal van elke zender tijdens de Diagnostische test
van de PowerMaster-10/ PowerMaster-30 wordt getoond als “Sterk” of “Goed”.
Het akoestisch alarm dient in de THUIS modus overal gehoord te worden.
Draadloze magneetcontacten moeten in een verticale positie en zo hoog mogelijk op de deur of raam
bevestigd worden.
Draadloze detectors moeten op de juiste montagehoogte, zoals in de installatie instructies aangegeven,
worden geïnstalleerd.
Repeaters moeten hoog op de muur tussen de zenders en het besturingspaneel worden geplaatst.
WAARSCHUWING Om te voldoen aan de FCC en IC RF blootstelling vereisten, moet de centrale bij
normale werking op een afstand van tenminste 20 cm van alle personen worden geplaatst. De antennes die
voor dit product worden gebruikt, mogen zich niet bevinden of werken in samenhang met een andere antenne
of zender.
Apparatuur en bekabeling op de locatie van de klant
A
B
C
D
E
F
G
H
I
E
E
H
J
A. Network Service Provider voorzieningen F. Alarmering apparatuur
B. Telefoonlijn
G. Antwoordapparaat
C. Netwerk afbakeningpunt H. Niet gebruikt RJ-11 contact
D. RJ-31X contact
I. Fax apparaat
E. Telefoon
J. Computer
Let op: De REN wordt gebruikt ter bepaling van het aantal apparaten dat met een telefoonlijn verbonden kan
worden. Het resultaat van een overmatig aantal RENs op een telefoonlijn kan zijn dat de apparaten niet bellen als
er een binnenkomend gesprek is. In de meeste, maar niet in alle gebieden, mag het totaal aantal RENs niet hoger
zijn dan vijf (5.0). Om zeker te zijn van het aantal apparaten, dat met een lijn verbonden mag zijn, bepaald door het
totaal aantal RENs, raadpleeg de telefoonmaatschappij.
De monteur moet de lijnbezetting controleren. Ook andere diensten, zoals DSL, kunnen op de telefoonlijn zijn
aangesloten. Als een DSL dienst op de telefoonlijn aanwezig is, moet u een filter installeren. Aanbevolen wordt
het gebruik van DSL alarmfilter Z-A431PJ31X van Excelsus Technologies, of gelijkwaardig. Dit filter wordt
aangesloten op het RJ-31X contact en maakt het melden van een alarm mogelijk zonder het verbreken van de
internet verbinding.
10 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
2.2 PowerMaster-10 Installatie
Benodigd gereedschap: Kruiskop schroevendraaier #2.
De PowerMaster-10 montage procedure wordt in figuur 3.1 - 3.2 afgebeeld.
2.1 Het openen van de Powermaster-10 centrale en montage van de achter behuizing
4
3
5
1
A
B
A
A
Figuur 3.1 – Montage achterkant van de behuizing
Voor het monteren van de behuizing
A. Montage ondergrond
1. Draai de schroeven los
B. Achterkant behuizing
2. Verwijder de voorkant van de behuizing
3. Markeer 4 punten voor boorgaten
4. Boor 4 gaten en plaats de muurpluggen
5. Bevestig met 4 schroeven de achterkant van de
behuizing
WAARSCHUWING Wanneer de SIRENE & ZONE steekbare klemmen worden teruggeplaatst, moeten deze
zorgvuldig worden uitgelijnd met de pinnen in de PCB. Niet goed uitlijnen of de klemmen omgedraaid
terugplaatsen kan interne schade veroorzaken aan de PowerMaster-10 print !
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 11
2.2.2 Sluiten van de PowerMaster-10 centrale
Onderstaand wordt het sluiten van de centrale getoond.
1
Figuur 3.2 – Sluiten
Voor het sluiten van de
centrale
1. Sluit de voorkant van de
behuizing
2. Draai de schroeven goed vast
2.2.3 Stroom aansluiten
Sluit een tijdelijke voedingskabel aan op de PowerMaster-10 (zie figuur 3.3). U kunt ook de back-up batterij als
tijdelijke stroomvoorziening gebruiken, zoals in figuur 3.3 wordt getoond.
Negeer alle "storing" indicaties die betrekking hebben op het ontbreken van de netspanning, back-up batterij of
telefoonlijn.
Naleving Europese veiligheidsvoorschriften:
a. Het model moet in overeenstemming met de lokale elektrische eisen worden geïnstalleerd.
b. De zekeringen in de meterkast moeten gemakkelijk toegankelijk zijn.
c. De waarde van de zekering moet 16A of minder zijn.
d. De bekabeling van de AC netaansluiting heeft een diameter van minimaal 13 mm en maximaal 16 mm.
Zie figuur 4.3 “Voedingskabel aansluiting”.
1
2
Figuur 3.3 – Stroomvoorziening voor de centrale
Back-up Batterij plaatsen:
Sluit de batterypack aan zoals
getoond in figuur 3.3.
1. Plaats de batterij
2. Sluit de batterij aan
12 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
2.2.4 De telefoonlijn aansluiten
TELEFOON BEDRADING
Sluit de binnenkomende telefoonlijn aan op LINE en de telefoontoestel op SET (via gewenste kabel invoer).
Let op: De telefoonkabel mag niet langer zijn dan 3 meter.
A
B
C
A. SET
B. LINE
C. Telefoonlijn Israpunt
TELEFOON BEDRADING VOOR NOORD AMERIKA
RJ-31X
1
23
4
5
6
7
E
F
H
F
G
G
J
E
H
K
A
B
C
D
I
A. SET
G. Groen
B. LINE
H. Bruin
C. RJ-31X kabel I. RJ-31X contact
D. 8-positie RJ-31X plug J. Binnenkomende lijn
E. Grijs
K. Huistelefoons
F. Rood
Figuur 3.4 –Telefoon bedrading
Deze apparatuur is ontworpen om met het telefoonnetwerk verbonden te worden met een RJ11 connector, die voldoet
aan de ACTA Deel 68 regels en vereisten, en met een juist geïnstalleerde RJ31X connector. Zie voor bijzonderheden
onderstaande tekeningen.
In het geval dat een RJ31X niet beschikbaar is (raadpleeg uw telefoonbedrijf of een gekwalificeerde monteur),
moet de telefoonlijn eerst met de PowerMaster-10 verbonden worden en moet daarna de andere
telefoonapparatuur in huis aangesloten worden op de PowerMaster-10 “SET” poort.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 13
2.2.5 Systeem planning en programmering
Plannen loont – gebruik de tabellen in bijlagen BIJLAGE D. Detector Plaatsing & en BIJLAGE E. Event
Codes
aan het einde van deze handleiding voor het registreren van de voorgenomen plaats van elke detector,
de houder en de taak van elke zender.
Verzamel alle zenders en detectoren die in het systeem worden gebruikt en noteer elke overeenkomstig uw
plan van installatie.
Programmeer nu, voordat het wordt gemonteerd, het systeem zoals in de programmeersectie wordt
aangegeven.
2.2.6 Installatie van de GSM module
De interne GSM 350 PG2 module maakt het PowerMaster-10 systeem mogelijk te functioneren over een
GSM/GPRS mobiel netwerk (voor bijzonderheden, zie de GSM 350 PG2 installatie instructies).
De GSM ‘auto detectie’ eigenschap maakt het automatisch inleren van het GSM modem in het geheugen van
de PowerMaster-10 mogelijk. GSM ‘auto detectie’ wordt op één van twee manieren geactiveerd: Na een
sabotageherstel en na een reset (spanningsloos maken of het verlaten van het installatiemenu). Hierdoor zal de
PowerMaster-10 automatisch gaan scannen op de aanwezigheid van een GSM module op de GSM COM
poorten.
Indien tijdens de auto detectie geen GSM module wordt gevonden en het module wel eerder in de
PowerMaster-10 is ingeleerd, wordt het bericht “GSM niet aanwezig” getoond. Deze melding zal pas verdwijnen
als de gebruiker op de
knop drukt. De module wordt nu beschouwd als niet aanwezig en er zullen geen
GSM storing meldingen meer zijn.
Let op: Een bericht wordt alleen getoond als het PowerMaster-10 alarmeringssysteem is uitgeschakeld.
Steek de GSM -350 PG2 module in en bevestig het
zoals in figuur 3.5 wordt getoond.
A. GSM-350 PG2
B. Voorkant
A
B
Figuur 3.5 –Montage optionele GSM module
14 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Het plaatsen van de SIM-kaart in de GSM
module (zie figuur 3.6).
1. Schuif de simkaarthouder open
2. Til de simkaarthouder omhoog
3. Lijn de SIM-kaart in de houder uit (let op de
oriëntatie van de houder)
4. Schuif de SIM-kaart in de houder
5. Druk de houder naar beneden
6. Sluit de houder doordeze weer te schuiven
BELANGRIJK! De SIM-kaart niet plaatsen of
verwijderen als het besturingspaneel onder
stroom staat of als de batterij aanwezig is.
2
3
6
4
5
1
Figuur 3.6 – SIM-kaart plaatsen
2.2.7 PGM-5 Installatie
PGM-5 is een uitgang interface module, welke is ontworpen om alarm, storingen en status signalen aan externe
apparaten, zoals lange afstand radiozenders, CCTV-systemen, domotica systemen en LED signalering panelen
(voor meer bijzonderheden, zie de PGM-5 Installatie instructies) aan te bieden.
De PGM-5 is voorzien van 5 solid state relais contacten en is ontworpen als een plug-in module voor in de
PowerMaster-10 paneel.
Let op: De PGM-5 is alleen actief als de PGM-5 optie in de fabrieksinstellingen van het besturingspaneel is
ingeschakeld.
Waarschuwing! Bij het monteren van de PGM-5 module wordt sterk aanbevolen de kabel te leiden, zoals in
figuur 3.7 wordt getoond, om storing te voorkomen als deze te dicht bij de antennes van het besturingspaneel
liggen.
30 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
2.3.10 Netvoeding aansluiten
WAARSCHUWING GEBRUIK GEEN LICHTNET AANSLUITING MET EEN SCHAKELAAR.
Let op: Deze apparatuur moet worden geïnstalleerd in overeenstemming met Hoofdstuk 2 van de National Fire
Alarm Code, ANSI/NFPA 72, (National Fire Protection Association).
Sluit de stroomkabel aan en sluit de centrale zoals hieronder wordt getoond in figuur 3.23. Een lichtnet
aansluiting dient in de buurt te zijn van de apparatuur en moet eenvoudig toegankelijk zijn.
STROOMKABEL KLEM LOSMAKEN
Voer stappen 1 & 2 uit op een werkbank voor montage
1
2
1. Kabelinvoer dikke kabel: Trek één van de vier
kabelinvoer kapjes los.
2. Verwijder de trekontlasting voor gebruik in de
volgende stap.
NETVOEDING AANSLUITEN VOOR ALLE LANDEN BEHALVE VS
1. Voer de stroomkabel de behuizing in door één
van de kabelinvoeren (A). Leid de kabel naar de
geschakelde voeding (E) en sluit de twee draden
aan op de voedingsklemmen (F) met een
schroevendraaier. Draai de schroeven stevig
vast en controleer dat de draden goed vast
zitten! Zeker de voedingskabel met de
trekontlasting (B of C) en sluit het afdekkapje (D).
2. Sluit de voedingskabel vanaf de geschakelde
voeding (G) aan op de connector (H) in de
voorkant van de centrale.
A
. Kabel invoe
r
gaten
B. Voor dunne kabel
C. Voor dikke kabel (klem omdraaien)
D. Afdekkapje
E. Geschakelde voeding
F. Voeding klemmenstrook
G. Voedingskabel van de geschakelde voeding kabel
H. Voedingsconnector
(*) Leid geen kabels langs dit deel, anders sluit de
behuizing niet goed.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 31
NETVOEDING AANSLUITEN VOOR VS
Sluit de connector van de netadapter aan op de voedingaansluiting in de voorkant van de centrale.
Figuur 3.23 – Voeding aansluiten (VS)
2.4 Jaarlijkse systeemcontrole
Let op: Dit systeem moet tenminste eens per drie (3) jaar door een gekwalificeerde technicus worden
gecontroleerd (bij voorkeur eens per jaar).
De jaarlijkse controle is bedoeld om een juiste werking van het alarmeringssysteem te verzekeren door het
uitvoeren van de volgende controles:
Periodieke test
Systeem Inschakelen en uitschakelen
Er zijn geen storing berichten in het display te zien
De klok toont de juiste tijd
Meldingen: Het genereren van een alarm, dat aan de Meldkamer en/of aan privé telefoonnummers wordt
doorgegeven.
32 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
3. PROGRAMMERING
3.1 Algemeen
Dit hoofdstuk legt de installatie programmering (configuratie) opties uit van uw PowerMaster-10/PowerMaster-30
systeem en hoe u de werking kan aanpassen aan uw specifieke behoeften en de vereisten van de eindgebruiker.
De PowerMaster-30 bevat een partitie* functie. De Partitie functie stelt u in staat tot drie onafhankelijk gebieden te
hebben met verschillende gebruikerscodes, ieder toegewezen aan elk deel. Een partitie kan ingeschakeld of
uitgeschakeld worden ongeacht de status van de andere partities binnen het systeem.
Tech Tip
:
Het is aan te raden de PowerMaster-10 / Powermaster-30 op een werkbank van te voren te programmeren
voordat u gaat installeren. Voeding kan worden verkregen van de back-up batterij of van het lichtnet.
3.1.1 Navigeren
De toetsen van het toetsenbord worden gebruikt om te navigeren en configureren tijdens het programmeren. De
volgende tabel voorziet een gedetailleerde beschrijving van de functie of het gebruik van elke toets.
Knop Betekenis Navigatie / Functie
VOLGENDE
om een stap verder te gaan in een menu.
TERUG
om een stap terug te gaan in een menu.
OK
om het relevante menu te openen of om gegevens of een actie te bevestigen.
THUIS (DEEL)
om een niveau terug te gaan in een menu of om naar de vorige insteloptie
terug te gaan
WEG (TOTAAL) om direct naar “OK = VERLATEN” te gaan.
UIT
om een instelling te annuleren of te verwijderen.
0 - 9
Numerieke toetsen om cijfers in te voeren waar nodig.
Om de opties binnen de menu’s van het bedieningspaneel te controleren en een optie te selecteren, drukt u
herhaaldelijk op de VOLGENDE
of TERUG toets tot de gewenste optie getoond wordt
(aangeduid als
in deze gids), druk dan op de OK toets om de gewenste optie te selecteren (ook
aangeduid als
in deze gids). Om terug te keren naar de vorige opties dient u herhaaldelijk op de THUIS
toets te drukken en, om uit het programmering menu te gaan, drukt u op de WEG toets.
Om de procedure verder te vergemakkelijken, heeft u maar twee basis toetsen nodig om het volledige
paneel te programmeren: De VOLGENDE
en de OK
toets. De toets scrolt door de
opties, en de toets selecteert de optie die u wilt. Als u dat kan onthouden, weet u hoe u het paneel
moet programmeren. Zo simpel is het.
3.1.2 Geluiden
De geluiden die u tijdens het programmeren hoort zijn:
Geluid Betekenis
Enkele pieptoon, wanneer een toets wordt ingedrukt
Dubbele pieptoon, system keert automatisch terug naar de GEREED modus (na time-out).
Driedubbele pieptoon, geeft een storing aan
Vrolijke melodie (- - - –––), geeft een succesvolle handeling aan.
Treurige melodie (–––––), geeft een mislukte handeling of afwijzing aan
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 33
U kunt het volume niveau van de klinkende pieptonen regelen door op de
toets op het toetsenbord te
drukken om het volume of de gehoorde pieptonen te verhogen, of door op de
toets te drukken om het
volume of de gehoorde pieptonen te verminderen.
3.2 De "Installatiemode" openen en een menu optie selecteren
Alle installatie menu opties zijn toegankelijk via de “Installatiemode” die normaal één van de hoofdopties op
het paneel menu is.
Om de “Installatie Mode” te openen en een Menu Optie te kiezen, gaat u verder als volgt:
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Selecteer
"INSTALLATIEMODE"
Optie
[1] Voer de installatie code
in
[2]
Selecteer "Instal. Code" Optie
[3]
Zie
deel
Zie
deel
3.3
3.4
3.5
3.6
3.7
3.8
3.9
3.10
3.11
3.12
3.13
3.14
3.15
Ga naar
het
opgegeven
onderdeel
van de
optie die u
gekozen
heeft.
Als de
"Installatiemode"
niet getoond wordt,
raadpleeg dan deel
3.2.1
- Het openen van het "Installatiemode" menu
[1]
U heeft enkel toegang tot de "Installatiemode" wanneer het systeem uitgeschakeld is. Het beschreven
proces verwijst naar het geval waar “Gebruikerstoestemming” niet vereist is. Indien er een
“Gebruikstoestemming” vereist is, ga eerst naar de “Gebruikersopties” menu en vraag de Hoofdgebruiker
zijn code in te geven en scrol en selecteer de “Installatie menu” optie (laatste optie in het menu). Ga verder
naar Stap 2.
[2]
Als u uw Installatie code nummer nog niet veranderd heeft, gebruik dan de standaardinstellingen: 8888 voor
installateur en 9999 voor hoofdinstallateur.
[3]
U heeft nu het "Installatiemode" geopend. Scrol en selecteer de gewenste optie en ga verder naar het
overeenkomstige onderdeel in de gids (aangegeven aan de rechterkant van elke optie).
Gedetailleerd Installatie Menu overzicht
Een gedetailleerd overzicht van het Installatie Menu is te vinden in BIJLAGE B. Gedetailleerd Installatie Menu
overzicht.
3.2.1 Het openen van de "Installatie Mode" via "Gebruikstoestemming"
In bepaalde landen kunnen de reglementen een gebruikerstoestemming vereisen om wijzigingen in de
configuratie van het paneel aan te brengen. Om te voldoen aan deze reglementen, is de “Installatie Mode” optie
enkel toegankelijk via het “Gebruikersopties menu. De Hoofdgebruiker moet eerst het “Gebruiksopties”
menu openen en dan scrollen tot de “Installatie Menu” optie getoond wordt en dan kan de installateur verder
gaan zoals getoond in de tabel (zie ook
[1] in Stap 1 hierboven). Om het paneel te laten voldoen aan de
gebruiksvergunning eis – zie optie #91 “Gebr. toestemming” in onderdeel 3.5.8.
11:UP/DOWNL
07:TESTMODE
TOETS CODE:
06:VRIJE TEKST
05:UITGANGEN
04:COMMUNICATIE
03:CENTRALE
02:APPARATEN
01:INSTAL. CODE
<OK> = VERLATEN
12:PARTITIES
10:SERIENUMMER
09:FABRIEKSW.
08:GEBRUIKEROPT.
INSTALLATIEMODE
GEREED 00:00
34 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
3.3 Installatie codes instellen
Het PowerMaster-10 / PowerMaster-30 systeem biedt twee installatie autorisatieniveau ’s met aparte installatie
codes:
Hoofdinstallateur: De "Hoofdinstallateur" is bevoegd om toegang te hebben tot alle Installatie Menu en
submenu opties. De standaard code is: 9999 (*).
Installateur: De "Installateur" is bevoegd om toegang te hebben tot de meeste, maar niet alle Installatie
Menu en submenu opties. De standaard code is: 8888 (*).
Bewaker code: Laat een geautoriseerde bewaker enkel toe het bedieningspaneel in te schakelen / uit te
schakelen. De standaard code is: 0000 (*).
Het volgende kan uitsluitend met de hoofd installatiecode gedaan worden:
Hoofdinstallatiecode wijzigen.
Het definiëren van specifieke communicatie parameters - zie in onderdelen 3.6.1 en
3.6.4.
Het resetten van PowerMaster-10 / PowerMaster-30 parameters naar de standaard parameters – zie
in onderdeel 3.11.
Opmerking: Niet elk systeem bevat een Hoofdinstallateur code functie. In zulke systemen, heeft de Installateur
toegang tot alle Installatie Menu en submenu opties, hetzelfde als een Hoofdinstallateur.
(*)Verwacht wordt, dat u deze code slechts eenmaal, bij het initiële openen gebruikt, en deze vervangt
door een geheime code die u slechts kent
.
Om uw Hoofdinstallateur of Installateur opties te veranderen, ga verder als volgt
:
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Selecteer "01:INSTAL
CODE" Optie
[1]
Selecteer
Hoofdinstallateur
of Installateur code
[2]
Geef de NIEUWE
Hoofdinstallateur of
Installateur code in
[3]
Naar Stap 2
Naar Stap 2
of
of
of
of
of
Instelling Installatie Codes
[1]
Open het Installatiemode en selecteer de "01:INSTAL. CODE" optie (zie onderdeel 3.2).
[2]
Selecteer de " NIEUWE HOOFD CODE", "NIEUWE INSTAL. CODE" of "BEWAKER CODE" optie. Het kan
zijn dat sommige panelen enkel de Installateur code en Bewaker Code optie hebben.
[3] Geef de nieuwe 4-cijferige Code in op de plaats van de knipperende cursor en druk dan op .
0
9.FABRIEKSWAARD
4
. COMMUNICATIE
H
OOFD. CODE:
9
99
INSTALLATIEMODE
N
IEUWE HOOFD. CODE
B
EWAKER
C
ODE:
0
00
0
1:INSTAL. CODE
B
EWAKER
C
ODE
INST. CODE:
8
88
N
IEUWE INSTAL.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 35
Opmerkingen:
1. Code "0000" is niet geldig voor Hoofd Installateur. Het wordt aangeraden deze ook NIET voor de
Installateur te gebruiken.
2. Waarschuwing! Gebruik altijd verschillende codes voor de Hoofdinstallateur, voor de
Installateur en voor de Gebruikers.
A. Indien de Hoofdinstallateur Code identiek is aan de installateur Code, zal het voor het paneel niet
mogelijk zijn de Hoofdinstallateur te herkennen. In dit geval moet u de Installateur code in een andere
code veranderen. Dit zal de Hoofdinstallateur code herbevestigen.
B. Indien een Gebruikerscode identiek is aan de Hoofdinstallateur of installateur codes, zal het voor
het systeem niet langer mogelijk zijn de Installateur code te herkennen. In dit geval moet u het
“Gebruikersinstellingen” menu openen en de Gebruikerscode in een andere code veranderen. Dit zal
de Installateur code weer actief maken.
3.3.1 Identieke Installatie en Hoofdinstallatie codes
Bij een 2 installatiecode systeem, kan de monteur zijn installatiecode per ongeluk veranderen in die van de
Hoofdinstallateur. In dat geval zal het systeem de wijziging accepteren om te voorkomen dat de monteur zich
realiseert wat de Hoofdinstallatie code is. De volgende keer dat de Hoofd Installateur zijn code gebruikt, zal hij
beschouwd worden als een installateur en niet als een hoofdinstallateur. In dat geval moet de Hoofdinstallateur
dit oplossen op een van de volgende manieren:
(a) Open het paneel met de Remote Programmer software toepassing en wijzig de Hoofdinstallatie code in een
die verschilt van de code van de gewone installateur.
(b) i) Wijzig de Installatiecode in een tijdelijke code, ii) verlaat de Installatie modus, iii) open opnieuw de
installatie mode met de Hoofdinstallatie code (de Hoofdinstallatie code zal nu geaccepteerd worden), iv)
wijzig de Hoofdinstallatie code in een andere code, v) en stel de installatie code weer terug (met andere
woorden: herstel de wijziging van de tijdelijke code), zodat de installateur het systeem kan blijven openen.
Het is ook mogelijk dat een gebruiker per ongeluk zijn gebruikerscode wijzigt in dezelfde code die al als
installatiecode of hoofdinstallatie code wordt gebruikt. In dat geval zal de installatiecode niet meer geldig zijn.
De installateur moet dan dezelfde procedure volgen als hierboven beschreven om deze storing op te lossen.
3.4 Apparaten
3.4.1 Apparaten menu opties
Het APPARATEN menu maakt het mogelijk nieuwe sensoren aan het systeem toe te voegen, hen te
configureren en te wissen indien nodig.
Volg de onderstaande instructies om een optie te kiezen. Bijkomende details en richtlijnen zijn voorzien in
onderdeel 3.2.
Scrol
en
selecteer
Optie
Gebruik Onderdeel
Gebruik om het apparaat toe te voegen en de werking te configureren
volgens uw voorkeur. In het geval van sensoren ook om zone naam
(locatie), zone type en bel werking te definiëren.
3.4.2
Gebruik om apparaten te wissen en hun configuratie te resetten. 3.4.3
Gebruik om de configuratie van het apparaat te herzien en/of te
veranderen.
3.4.4
Gebruik om slechte werkende apparaten te vervangen door nieuwe, en
daarbij automatisch de juiste instellingen over te nemen.
3.4.5
Gebruik om de standaard instellingen van de parameters van het
apparaat aan te passen aan uw persoonlijke voorkeur. Dit wordt
toegepast bij elke nieuw apparaat dat in het systeem geregistreerd wordt.
3.4.6
D
EF
A
ULT
S
V
ERVANG APPARAAT
W
IJZIG APPARATEN
A
PP. INLEREN
W
IS APPARATEN
02:APPARATEN
G
EWENSTE
O
PTI
E
INSTALLATIEMODE
36 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
3.4.2 Nieuwe draadloze apparaten of bedrade sensoren toevoegen (inleren)
Eén van de unieke functies van het PowerG netwerk is dat alle toestellen vanaf het PowerMaster-10 / PowerMaster-
30 paneel (en zelfs van afstand) geconfigureerd kunnen worden. Het is niet langer nodig om elke keer terug te lopen
naar de centrale, of op ladders te klimmen of toestellen te openen, alleen voor het veranderen van de PIR
gevoeligheid of andere instellingen. De PowerG apparaat kunnen ook van afstand ingeleerd worden met gebruik van
het apparaat ID code dat op elk apparaat wordt geleverd.
Zoals met Wi-Fi technologie, bestaat PowerG in verschillende protocol varianten (bijvoorbeeld: verschillende
kanalen). De gebruikte variant van het PowerG protocol, staat op de achterkant van elk PowerG apparaat.
De naam van de PowerG variant verschijnt in het formaat: FFF-M:DDD, waar FFF de frequentie band is en
M:DDD de “kanaal” binnen die frequentie band. PowerG toestellen zullen niet werken met panelen van een
andere variant (andere frequentie band of andere variant), en het scherm van het paneel zal een niet-
bruikbaar apparaat aantonen (zie de Nieuwe apparaten inleren tabel hieronder voor de mogelijke
storingsindicaties) indien u een apparaat probeert te registreren terwijl de PowerG variant van het toestel
verschilt van wat het paneel begrijpt. PowerG panelen kunnen echter meerdere smaken van PowerG protocol
tegelijkertijd begrijpen en ermee werken, zolang deze smaken binnen dezelfde frequentie band zitten.
Bijvoorbeeld, Panelen met smaak FFF-M: ANY kunnen werken met toestellen van elke DDD waarde, op
voorwaarde dat de FFF en M waarden van het toestel overstemmen met die van het paneel.
A. Het apparaat ID code en Registratie Procedures
Apparaat ID Code
Elk toestel in het PowerMaster systeem heeft een 7-cijferig ID code geprint op de sticker bij het toestel,
bijvoorbeeld 300-2963. De eerste 3 cijfers van dit ID code (d.w.z. “300”), zijn het Type nummer die het exacte
type of model van het apparaat aantonen (in dit geval een handzender model KF-234 PG2) terwijl de andere 4
cijfers een kort gecodeerd ID code zijn, gebruikt door het systeem om de specifieke handzender in het systeem
te herkennen. De volgende lijst geeft de Type nummers van verschillende toestellen die met het PowerMaster
systeem gebruikt worden.
Toestel Toestel Model Type Nummer
Deur/Raam Contact MC 302 PG2 100
PIR Bewegingssensor NEXT PG2 120
PIR Camera Next-CAM PG2 140
Rookdetector SMD-426 PG2 200
Handzender KF-234 PG2 300
Sensoren verbonden met bedrade ingangen van het
paneel
050
Gebruik van apparaat ID Registratie voor inleren op afstand
Het ID code is enkel een kort identificatie ID en omvat niet de volle identificatie informatie van het toestel. Het wordt
gebruikt om de apparaat te registreren in het paneel met gebruik van het toetsenbord of van afstand met gebruik van
een PC en de Remote Programming PC software. Na de registratie, wacht het PowerMaster paneel tot de
geregistreerde apparaten in het netwerk verschijnen om de registratie af te ronden. Wanneer er later een
geregistreerd apparaat aan het systeem toegevoegd wordt, activeert de gebruiker of installateur het apparaat in de
zoek Mode (zie “Pre-Registratie” procedure hieronder) waardoor het apparaat naar het paneel zoekt. Wanneer het
paneel een zoekend apparaat identificeert dat in het paneel geregistreerd staat, rond het paneel de registratie sessie
af door hun volledige identificatie informatie, de gecodeerde encryptie codes en netwerk parameters met het toestel uit
te wisselen.
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 geeft u twee verschillende methodes om een nieuw apparaat in te leren:
Volledig Inleren
Volledig inleren is een simpele procedure die ofwel op de plaats zelf of van afstand uitgevoerd kan worden. Met
gebruik van een Installatie Code, wordt het paneel in de Registratie Mode gezet (d.w.z. “Voeg een Nieuw Apparaat
toe” optie) en wanneer het paneel klaar is, moet u enkel het apparaat inleren met gebruik van de Registratie Toets op
het apparaat en de “Inleer Procedure” zoals in detail beschreven wordt in de instructies hieronder. Tijdens de
registratie wisselen het paneel en het apparaat hun volledige identificatie informatie, de gecodeerde encryptie codes
en netwerk parameters uit.
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 41
[5]
Na het afronden van de configuratie van het apparaat brengt de wizard u naar het "Volgende Stap" menu
met de volgende 3 opties:
Brengt u terug naar Stap 2 om het volgende apparaat in te leren.
Brengt u terug naar het begin van Stap 4 ("Locatie") om verdere veranderingen aan
het apparaat aan te brengen, indien nodig.
Sluit de inleer procedure en gaat terug naar Stap 1, "Apparaten" menu.
Locatie (zonenaam) instellen:
[6]
Indien u de Zone (naam) instelling wenst te herzien of veranderen, drukt op de toets, of scrol naar
de volgende optie.
[7]
Wanneer u het Locatie menu opent, toont het scherm de standaard Locatie (Zonenaam) of indien
veranderd, de huidig geselecteerde Locatie (gemarkeerd met ). Indien u de Locatie wenst te veranderen,
scrol dan door de verschillende zonenamen heen en selecteer de naam die u wenst (bijvoorbeeld,
Woonkamer, Keuken enz.). – zie "Locatie Lijst" hierboven. De lijst bevat 26 vaste locatie namen plus 5
vrije tekst namen die kunnen gedefinieerd worden met gebruik van de optie in het
Installatie menu. Zie onderdeel 3.8.
Opmerking: Er kan een snellere procedure gebruikt worden; door het intoetsen van het 2-cijferige
nummer van de Locatie naam getoond in de Locatielijst hierboven, die u dadelijk naar de
overeenkomstige locatie naam brengt.
(
) Een lijst van fabriek standaard locaties per zone wordt gegeven in BIJLAGE E. Gebeurtenis Codes.
Zone Type instelling:
[8]
Indien u de Zone Type wil herzien of veranderen, druk dan op de toets, scrol anders naar de
volgende optie.
[9]
Het zone type bepaalt hoe het systeem alarmen en andere signalen die uit het apparaat gezonden worden,
hanteert. Bij het registreren van een nieuwe sensor moet u direct de juiste zone type kiezen. De lijst van
beschikbare Zone Types en de uitleg voor elk zone type wordt hierboven gegeven.
Bij het openen van het menu, toont het scherm de standaard () of het voorheen gekozen Zone Type
(gemarkeerd met ). Indien u het Zone Type wil veranderen, scrol dan door het Zone Type menu en kies
het gewenste Zone Type (bijvoorbeeld, Vertraagd 1, Interieur enz.). –zie bovenstaande tabel.
Opmerking: Er kan een snellere procedure gebruikt worden; door het intoetsen van het 2-cijferige
serienummer of het Zone Type getoond in de Zone Type Lijst hierboven, die u dadelijk naar het
overeenkomstige zone type brengt.
(
) Een lijst van fabriek standaard Zone Types per zone wordt gegeven in BIJLAGE E. Event Codes.
Deurbel instelling:
[11]
Alle zones zijn standaard ingesteld op Deurbel UIT. Als u het apparaat wenst te configureren om het paneel
een deurbel melodie te laten klinken (wanneer het alarmsysteem uitgeschakeld is) in, druk dan op de
toets, scrol anders naar de volgende optie.
[12]
Kies tussen “Deurbel UIT”, “Deurbel melodie” en “Deurbel Z-naam”*. Bij “Deurbel melodie” laat het
bedieningspaneel een deurbel melodie horen, wanneer de sensor geactiveerd wordt. Bij “Deurbel Z-
naam” laat het bedieningspaneel de zone naam horen, wanneer de sensor geactiveerd wordt. De deurbel
werkt enkel wanneer het systeem is uitgeschakeld.
Partitie instelling
:
Opmerking: Het "PARTITIES" menu verschijnt enkel indien de Partitie functie ingeschakeld is op het
controle paneel (zie onderdeel 3.14).
0
6. VRIJ
E
TEKST
V
ERLAAT INLEREN
W
IJZIG APPARAAT
V
OLGENDE APP.
42 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
[13]
Bij het openen van het menu, toont het scherm de standaard Partitie selectie (gemarkeerd met ).
[14]
Gebruik de toetsen , , op het toetsenbord om de status van de Partities P1, P2 en P3
te veranderen.
Apparaat Defaults:
[16]
Indien u de Defaults (instellingen) van apparaten wenst te herzien of veranderen, druk dan op de
toets, of scrol anders naar de volgende optie – zie [5].
[17]
Elk apparaat heeft zijn eigen specifieke set van parameters die geconfigureerd kunnen worden volgens
uw voorkeur. De details van alle apparaat parameters worden op hun gegevensblad gegeven. De
standaard van de apparaat parameters kan ook geconfigureerd worden zoals uitgelegd in onderdeel
3.4.6. Om het apparaat te configureren, raadpleeg de installatie instructies van het apparaat.
3.4.3 Een apparaat wissen
Doe het volgende om een apparaat te wissen:
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap
5
Selecteer "WIS
APPARATEN" Optie
[1] Selecteer het apparaat
soort
[2]
Selecteer het juiste
apparaat dat u wenst
te wissen
[3] Om een apparaat te
wissen: druk op de
toets
[4]
Naar
Stap
2
Een apparaat wissen
[1]
Open het Installatiemode, selecteer de "02. APPARATEN" optie (zie onderdeel 3.2) en selecteer dan de
"WIS APPARATEN" optie.
[2] Selecteer de soort apparaat dat u wenst te wissen: "MAGNEETCONTACT", "BEWEGINGSMELDER",
"GLASBREUKMELDER.", "ROOKMELDER", "CO DETECTOR", "GAS DETECTOR", “WATERMELDER",
"TEMPERATUUR SENSOR", “SCHOK SENSOR”, "BEKABELDE DET.", "PROX-TAG", "KEYFOBS",
"KEYPADS", "SIRENES" en "REPEATERS". Bijvoorbeeld, "BEWEGINGSMELDER".
[3] Scrol door de Apparaat soorten, herken (door zone en/of ID code) het juiste apparaat dat u wenst te
vervangen, bijvoorbeeld: "Z01: Bewegingsmelder > ID Nr. 120-1254" en druk op de toets.
[4]
Op het scherm verschijnt . Om het apparaat te wissen, druk op de (UIT) toets.
<
OFF> = WISSEN
<OFF> = WISSEN
ID No. 120
-
1254
Z01:BEWEGINGSM. BEWEGINGSMELD.
MAGNEETCONT.
WIS APPARATEN
02.APPARATEN
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 43
3.4.4 Een apparaat wijzigen of herzien
Om de parameters van het apparaat te wijzigen of te herzien, ga als volgt verder:
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Selecteer "WIJZIG
APPARATEN" Optie
[1]
Selecteer het apparaat
soort
[2]
Selecteer het juiste
apparaat dat u wenst
te wijzigen
[3]
Selecteer de
Parameter die u wenst
te wijzigen
[4]
Wijzig de
Parameter
Zie [4]
Wanneer
klaar
naar
Stap 3
Een apparaat wijzigen of herzien
[1]
Open het Installatiemode, selecteer de "02. APPARATEN" optie (zie onderdeel 3.2) en selecteer dan de
"WIJZIG APPARATEN" optie.
[2] Selecteer de soort apparaat dat u wenst te wijzigen of herzien d.w.z. "MAGNEETCONTACT ",
"BEWEGINGSMELDER", "GLASBREUKMELDER.", “SCHOK SENSOR”, "ROOKMELDER", "CO
DETECTOR", "GAS DETECTOR", "WATERMELDER", "TEMPERATUUR SENSOR", "BEKABELDE
DETECTOR", "KEYFOBS", “KEYPADS” en "SIRENES". Bijvoorbeeld, "BEWEGINGSMELDER".
[3] Scrol door de Apparaat soort, selecteer (door zone en/of ID nummer) het juiste apparaat dat u wenst te
wijzigen of herzien, bijvoorbeeld:
"Z10: Bewegingsmelder > ID Nr. 140-1737".
[4] Vanaf hier is het proces hetzelfde als het configuratie proces dat volgt op de registratie van dat apparaat. Om
verder te gaan, raadpleeg Onderdeel 3.4.2 “Een Nieuw Draadloos Apparaat Toevoegen” Deel B Stap 6.
Wanneer gedaan, zal het scherm het volgende apparaat van datzelfde type (d.w.z. “Bewegingsmelder”)
tonen.
3.4.5 Een apparaat vervangen
Gebruik deze optie om een defect apparaat dat in het systeem geregistreerd staat, te vervangen door een ander
apparaat van hetzelfde Type nummer (d.w.z. dezelfde eerste 3 cijfers van het ID nummer – zie onderdeel
3.4.2.A) terwijl dezelfde configuratie van het originele apparaat behouden wordt. Het is niet nodig het defecte
apparaat te wissen of het nieuwe apparaat te herconfigureren. Eenmaal geregistreerd, zal het nieuwe apparaat
automatisch geconfigureerd worden met dezelfde configuratie als het defecte (vervangen) apparaat.
Ga als volgt te werk om een apparaat te vervangen:
Z10:DEFAULTS
Z10:DEURBEL
Z10:ZONE TYPE
Z10:LOCATIE
ID No. 140-1737
Z10:BEWEGINGSM. BEWEGINGSMELD. WIJZIG APPARATEN
MAGNEETCONT. 02.APPARATEN
44 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Selecteer "VERVANG
APPARAAT" Optie
[1]
Selecteer de
respectievelijke
apparaat soort
[2]
Selecteer het juiste
apparaat dat u wenst
te vervangen
[3]
Registreer het nieuwe
apparaat
[4]
Zie
[4].
Wanneer
gedaan
naar
Stap 2
Een apparaat vervangen
[1]
Open het Installatiemode, selecteer de "02.APPARATEN" optie (zie onderdeel 3.2) en selecteer dan de
"VERVANG APPARAAT" optie.
[2] Selecteer de respectievelijke soort apparaat dat u wenst te vervangen "MAGNEETCONTACT ",
"BEWEGINGSMELDER", "GLASBREUKMELDER.", “SCHOK SENSOR”, "ROOKMELDER", "CO
DETECTOR", "GAS DETECTOR", "WATERMELDER", "TEMPERATUUR SENSOR", "BEKABELDE
DETECTOR", "KEYFOBS", “KEYPADSen "SIRENES". Bijvoorbeeld, "KEYFOBS".
[3] Scrol door de Apparaat soort, herken (door zone en/of ID nummer) het juiste apparaat dat u wenst te
vervangen, bijvoorbeeld: "K03: Keyfob > ID Nr. 300-0307".
[4] Vanaf hier is het proces hetzelfde als het registratieproces van een nieuw apparaat. Om verder te gaan,
raadpleeg Onderdeel 3.4.2. “Een Draadloos Apparaat Toevoegen” Deel A Stap 2.
Als u probeert een nieuw apparaat van een ander type dan het vervangen apparaat te registreren, zal de
PowerMaster-10 / PowerMaster-30 het nieuwe apparaat afkeuren en op het scherm zal
komen te staan. Wanneer gedaan, zal het scherm het volgende apparaat van
hetzelfde type tonen (d.w.z. "Keyfob").
3.4.6 Standaard (defaults) instellingen voor apparaten instellen
Tijdens de inleer procedure wordt elk nieuw apparaat geconfigureerd met Standaard Parameters die het
functioneren bepalen, zoals “alarm LED” (aan of uit), “gevoeligheid” (Hoog of Laag) enz. Zoals afgebeeld in
onderdeel 3.4.2, kunnen deze parameters gewijzigd worden tijdens het inleren, of later zoals uitgelegd in
onderdeel 3.4.4.
Voor maximaal gemak en tijdsbesparing biedt de PowerMaster-10 / PowerMaster-30 u de optie om de gebruikte
Defaults (standaardwaarden) in te stellen die tijdens registratie worden gebruikt. Nieuwe apparaten die
ingeleerd worden zullen automatisch geconfigureerd worden met de standaardwaarden die u wilt, zonder dat
het nodig is de configuratie van elk nieuw geregistreerd apparaat te wijzigen. U kunt een bepaalde set van
standaardwaarden gebruiken per soort apparaat en dan andere standaardwaarden voor een andere soort
apparaat veranderen.
BELANGRIJK! Apparaten die al in het PowerMaster-10 / PowerMaster-30 systeem geregistreerd waren
volgens de standaardwaarden die destijds golden zullen niet beïnvloed worden door de nieuwe standaard
instellingen.
Ga als volgt verder om de standaard waarden van een apparaat soort te definiëren:
V
ERKEERDE APP.
GEEF ID:300-XXXX
NU INLEREN of
ID No. 300-0307
H03:Keyfob KEYFOBS VERVANG APPARAAT
MAGNEETCONT. 02.APPARATEN
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 45
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Selecteer
"DEFAULTS" Optie
[1] Selecteer de
respectievelijke
apparaat soort
[2]
Selecteer de Defaults
(standaardwaarden)
[3] Selecteer de nieuwe
Default Instelling
[4]
[5]
Zie [5]
Wanneer
gedaan
naar
Stap 3
Standaardwaarden veranderen
[1]
Open het Installatie Menu, selecteer de "02.APPARATEN” optie (zie onderdeel 3.2) en selecteer dan de
"DEFAULT" optie.
[2] Selecteer de respectievelijke Groep van het apparaat waarvan u de standaardwaarden wenst te definiëren
d.w.z. "MAGNEETCONTACT", "BEWEGINGSMELDER", "ROOKMELDER", "TEMPERATUUR SENSOR", "KEYFOBS",
"KEYPADS" en "SIRENES". Bijvoorbeeld, "BEWEGINGSMELDER".
[3] Scrol door de parameter lijst van de Apparaat soorten en selecteer de Default die u wenst te veranderen,
bijvoorbeeld: “Gevoeligheid”.
De lijst combineert de parameters van alle apparaten in de groep, bijv. de parameters van alle type
Bewegingsmelders.
[4] In het voorbeeld, was de bestaande standaard instelling van de “Gevoeligheid” voor ingeleerde
bewegingsmelders “Lage Gevoeligheid” (gemarkeerd met ). Om te veranderen naar “Hoge Gevoeligheid”,
scrol in het menu door tot er op het scherm “Hoge Gevoeligheid” verschijnt en drukt dan op de toets.
De nieuwe standaardwaarde voor de gevoeligheid van nieuw ingeleerde Bewegingsmelders zal vanaf nu
“Hoge Gevoeligheid” zijn.
[5] De nieuwe standaard heeft geen invloed op bewegingsmelders die al ingeleerd waren voor de verandering
gemaakt werd maar enkel op nieuwe bewegingsmelders die in de PowerMaster-10 / PowerMaster-30
ingeleerd worden nadat de verandering uitgevoerd werd.
3.4.7 Configuratie versturen naar de PowerG apparaten
Bij het sluiten van de “Installatiemode” communiceert het PowerMaster-10 / PowerMaster-30 paneel met alle
apparaten in het systeem en update de apparaten met de veranderingen die in hun “Apparaat Instellingen”
configuratie uitgevoerd werden. Tijdens de update periode toont het scherm waarbij het
nummer (bijvoorbeeld, 018) het aftellen van de resterende apparaten die nog geüpdate moeten worden
(bijvoorbeeld, 18 apparaten op het scherm).
A
PP.
U
PDATE
N
0
18
HOGE Gevoeligh.
LAGE Gevoeligh.
BAT SPAAR BIJ UIT
GEVOELIGHEID
ALARM LED BEWEGINGSMELD. DEFAULTS
MAGNEETCONT. 02.APPARATEN
46 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
3.5 Centrale
3.5.1 Algemeen – Centrale programmeer stroomschema en menu opties
Het CENTRALE menu geeft toegang tot instellingen die de werking van de centrale configureren naar eigen
inzicht. Het CENTRALE menu voorziet u van diverse configureerbare functies en parameters verdeeld in
verschillende groepen, die elk bepaalde aspecten van de systeem acties behandelen (zie gedetailleerde lijst in
Stap-2 van onderstaand schema):
Groep Beschrijving van Groep Functies en Parameters Onderdeel
Inschakelen &
Uitschakelen
Bevat functies en parameters verwant aan Inschakelen en Uitschakelen
van het systeem en de Uitloop en Inloop vertragingen.
3.5.2
Zone Gedrag
Bevat functies en parameters verwant aan de werking van de zones. 3.5.3
Alarmen &
Storingen
Bevat functies en parameters verwant aan het initiëren, annuleren en
rapporteren van Alarmen en Probleem gebeurtenissen.
3.5.4
Sirenes
Bevat functies en parameters van alle sirenes in het systeem.
3.5.5
Gebruikersinterface
Bevat functies en parameters verwant aan de functionaliteit van de
hoorbare en visuele indicaties van het paneel.
3.5.6
Jamming &
Supervisie
Bevat functies en parameters verwant aan het opsporen en rapporteren
van RF Storingen en apparaat Toezicht (missend apparaat)
gebeurtenissen.
3.5.7
Diverse
Bevat een variëteit van andere configureerbare functies en parameters
verwant aan het systeem.
3.5.8
Om het menu te openen en een optie te selecteren en configureren, ga als volgt verder:
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Selecteer
"CENTRALE" optie
[1]
Selecteer de "Centrale" Parameter die u wenst te configureren [2] Configureer
de optie
[3]
Zie
par.
Zie
par.
Zie
par.
3.5.2
3.5.4
3.5.6
3.5.3
3.5.7
Ga naar het
aangewezen
Groep
Onderdeel
van de optie
die u
gekozen
heeft.
3.5.5
Wanneer
gedaan
naar Stap
0
3.CENTRALE
61:JAM DETECTIE
62:SUPERVISIE
63:NIET GEREED
64:SUPERV. ALARM
55:VERLICHTING
56:SCREENSAVER
51:IN/UIT TOON
52:STOR. BUZZER
53:GEHEUGEN
54:KEYFOB L-BAT.
43:INT. SIRENE
33:INACTIVITEIT
34:SAB. OPTIES
35:230V UITVAL
36:ALARM BEVEST.
37:ALARM VERTR.
38:ALARM HERST.
39:ALARM RESET
32:DWANG
31:PANIEK ALARM
22:DUO ZONE
21:AUTORESET
08:UITSCH. OPTIE
07:KINDZENDER
06:OVERBRUGGEN
05:DIRECT INSCH.
04:UITLOOPMODE
03:UITLOOPTIJD
02:VERTRAAGD 2
01:VERTRAAGD 1
03.CENTRALE
INSTALLATIEMODE
Zone
Gedrag
Sirenes en
flitser
Jamming &
Supervisie
Gebruikers
Interface
Alarmen &
Storingen
In- en
Uitschakelen
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 47
2
3.5.8
Openen van het "Centrale" Menu
Om een optie te kiezen:
[1]
Open het "Installatiemode" menu en selecteer de "03.CENTRALE" optie (zie onderdeel 3.2).
[2]
Selecteer de optie die u wenst te configureren of scrol en selecteer de optie, bijvoorbeeld: "45: FLITSTIJD" in de
"Sirenes" groep.
Opmerking: Een snellere procedure kan gebruikt worden door het 2-cijferige serie Nr. van de Optie
aangeduid in het optiescherm zoals getoond op het schema, in te toetsen, bijvoorbeeld "46" voor "46:SIR
BY LYNFT", wat u onmiddellijk naar die optie brengt.
[3] Raadpleeg, om verder te gaan, het onderdeel aangegeven in Stap 2 voor het Groep Onderdeel van de
geselecteerde optie, bijvoorbeeld onderdeel 3.5.5. voor de “Sirenes” groep, en zoek de optie die u wenste
te configureren (bijvoorbeeld "46:SIR BY LYNFT"). Na het configureren van de geselecteerde parameter
gaat het scherm terug naar stap 2.
Om de instelling te veranderen:
Bij het openen van de geselecteerde optie, toont het scherm de huidige (of voorheen geselecteerde) instelling
gemarkeerd met ().
Indien u deze configuratie wenst te veranderen, scrol in het "Optie instellingen" menu en selecteer de
instelling die u wenst en druk op om te bevestigen. Wanneer gedaan brengt het scherm u terug naar
Stap 2.
3.5.2 Configureren van Inschakelen/Uitschakelen en In-/Uitloop Procedures
De volgende tabel geeft u een gedetailleerde beschrijving van elke optie en zijn configuratie instellingen. Om
een optie te selecteren en zijn configuratie te veranderen – zie onderdeel 3.5.1.
Optie Configuratie instructies
Twee verschillende inloopvertragingen laten de gebruiker toe een beschermde plaats
binnen te lopen (terwijl het systeem aan staat) via specifieke toegangsdeuren en routes
zonder een alarm te veroorzaken.
Na het binnenkomen, moet de gebruiker de centrale uitschakelen voordat de
inloopvertraging verloopt. Trage waarschuwingspiepjes beginnen te klinken zodra de
deur geopend wordt, tot de laatste 10 seconden van de vertraging, waarbij het tempo
van de piepjes toeneemt. De “Vertraagd 1” en “Vertraagd 2” opties laten u toe de tijd
lengte van deze vertragingen te programmeren.
Optie instellingen: 00 seconden; 15 seconden (standaard voor inloop vertraging 2); 30
seconden (standaard voor inloop vertraging 1); 45 seconden; 60 seconden; 3 minuten
en 4 minuten.
Opmerkingen:
Om te voldoen aan de UL vereisten, mag de inloopvertraging niet langer
zijn dan 15 sec.
Om te voldoen aan de CP-01 vereisten, mogen er geen "00s" en "15s"
vertragingen gebruikt worden.
Om te voldoen aan de EN vereisten, mag de inloopvertraging niet langer
zijn dan 45 sec.
0
2:
V
ERTRAAGD 2
0
1: VERTRAAGD 1
92:BATTERIJ TYPE
91:GEBR.TOESTEM
44:SIRENETIJD
45:FLITSTIJD
46:SIR. BY LYNFT
Diverse
48 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Een Uitloopvertraging laat de gebruiker toe het systeem in te schakelen en de
beschermde plaats te verlaten via specifieke routes en toegangsdeuren zonder een
alarm te veroorzaken. Trage waarschuwingspiepjes beginnen te klinken zodra er
ingeschakeld is, tot de laatste 10 seconden van de vertraging, waarin het tempo van het
piepen toeneemt. De “Uitlooptijd” optie laat het programmeren van de tijd lengte van
de uitloopvertraging toe.
Optie instellingen: 30 seconden; 60 seconden (standaard); 90 seconden; 2 minuten,
3 minuten en 4 minuten.
Opmerkingen:
Om te voldoen aan de UL vereisten, mag de uitloopvertraging niet langer
zijn dan 2 minuten.
Om te voldoen aan de CP-01 vereisten, mag de "30s" vertraging niet
gebruikt worden.
De "Uitlooptijd" kan verder aangepast worden volgens uw verkozen uitlooproute. De
PowerMaster-10/ Powermaster-30 geeft u de volgende “Uitloopmode” opties:
A: "normaal" - De uitloopvertraging is precies zoals gedefinieerd.
B: "opnieuw" - De uitloopvertraging herstart wanneer de deur opnieuw geopend wordt
tijdens de uitloopvertraging. Het herstarten van de uitloopvertraging is handig
wanneer de gebruiker onmiddellijk na het buitengaan terug binnenkomt om iets te
halen wat hij achtergelaten heeft.
C: "laatste deur" - De uitloopvertraging verloopt (eindigt) automatisch wanneer de exit
deur gesloten is zelfs als de gedefinieerde uitloopvertraging tijd niet volledig was.
Optie instellingen: normaal (standaard); opnieuw en laatste deur.
Definieer of de gebruiker wel of niet toegelaten wordt om DIRECT inschakelen te
gebruiken of niet. Als direct inschakeling is ingeschakeld, vraagt de centrale geen
gebruikerscode voordat het systeem ingeschakeld wordt.
Optie instellingen: Dir. Insch. UIT (standaard) en Dir. Insch. AAN (standaard in VS).
Definieer of de gebruiker wel of niet toegestaan is individuele zones handmatig te
overbruggen, of dat het systeem automatisch open zones overbrugt (d.w.z. “geforceerd
aan”). Indien een zone open is en "geforceerd aan" niet toegestaan is, mag het
systeem niet ingeschakeld worden en zal er “NIET GEREED” worden getoond. Indien
"geen overbruggen" geselecteerd wordt, is noch handmatig omzeilen noch geforceerd
inschakelen toegestaan, wat betekent dat alle zones gesloten moeten zijn voor dat er
ingeschakeld kan worden.
Optie instellingen: geen overbruggen (standaard); geforceerd AAN en handmatig
overbruggen (standaard in USA).
Opmerkingen:
Om overeen te stemmen met de EN vereisten, moet er " handmatig
overbruggen " of " geforceerd inschakelen " geselecteerd worden.
De optie " geforceerd inschakelen " is niet toepasbaar in de UK.
0
6:OVERBRUGGEN
0
5:DIRECT INSCH.
0
4:UITLOOPMODE
0
3:UITLOOPTIJD
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 51
Hier bepaalt u of de sabotageschakelaar bescherming van alle sensoren of andere
randapparaten (behalve de centrale) Actief of Niet-Actief zijn.
Optie instellingen: zone sab. AAN (standaard) en zone sab. UIT.
Waarschuwing! Indien u "zone sab. UIT" selecteert, wees er dan van bewust dat er
geen alarm melding verstuurd wordt in geval van sabotage van sensoren en
randapparatuur van het systeem.
Om storende meldingen in geval van korte onderbrekingen van de netspanning te
vermijden, rapporteert het systeem de netspanning storing pas als de netspanning niet
hersteld wordt binnen een vooraf bepaalde tijdsvertraging. Hier bepaalt u de
tijdsvertraging tussen het wegvallen van de netvoeding en het rapporteren van de
storing.
Optie instellingen: na 5 minuten (standaard), na 30 minuten, na 60 minuten of na 180
minuten.
Opmerking: Om te voldoen aan de EN vereisten, mag de tijdsvertraging niet langer zijn
dan 60 min.
Indien twee opeenvolgende alarm gebeurtenissen plaats vinden binnen een specifiek
tijdsinterval, kan het systeem geconfigureerd worden zodat de tweede alarm gebeurtenis
als een “geverifiveerd alarm” gerapporteerd wordt (zie onderdeel 3.6.4. optie 61). Hier
kunt u deze functie activeren en het respectievelijke tijdsinterval instellen.
Optie instellingen: uit (standaard in USA); 30 minuten; 45 minuten; 60 minuten
(standaard); of 90 minuten
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 kan geconfigureerd worden om bij een alarm een
“Alarm vertraging” te starten. Indien de gebruiker het systeem binnen de vertraginstijd
uitschakelt, wordt het alarm afgebroken (niet van toepassing op alarmen door BRAND,
24U STIL en NOODTOESTAND zones) en wordt er niet doorgemeld. Tijdens deze
tijdsvertraging, geeft de buzzer een waarschuwingspiep maar de sirene blijft inactief en
het alarm wordt niet gerapporteerd. Hier kunt u deze functie activeren en de “alarm
vertraging” interval selecteren.
Optie instellingen: 00 seconden (standaard in USA); 15 seconden; 30 seconden
(standaard); 45 seconden; 60 seconden; 2 minuten; 3 minuten en 4 minuten.
Opmerking:
Om te voldoen aan de UL of CP-01 eisen, mag de alarmvertraging niet
langer zijn dan 45 sec.
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 kan geconfigureerd worden om een “Alarm
Herstel” tijdsinterval te bieden, dat begint zodra er een alarm aan de Meldkamer gemeld
wordt. Indien de gebruiker het systeem uitschakelt binnen deze “alarm herstel” tijd, wordt
er een “alarm herstel” bericht naar de Meldkamer gezonden die aantoont dat het alarm
door de gebruiker geannuleerd werd. Hier kunt u deze functie activeren en de “Alarm
Herstel” periode selecteren.
Optie instellingen: uit (standaard in USA); 1 minuut, 5 minuten (standaard); 15
minuten; 60 minuten en 4 uur.
Opmerking: Om te voldoen aan de CP-01 eisen, mag de "1 minuut" optie niet gebruikt
worden.
3
8:ALARM HERSTEL
3
7:ALARM VERTR.
3
6:
A
LARM BEVEST.
3
5:230V UITVAL
3
4:SAB. OPTIES
52 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Bepaalde reglementen (zoals in de UK) vereisen dat na een alarm gebeurtenis het
systeem niet opnieuw ingeschakeld kan worden alvorens het door een installateur
nagekeken en gereset wordt. Om te voldoen aan deze eis, geeft de PowerMaster-10 u
de volgende opties voor het resetten van de alarmgebeurtenis en het resetten van het
systeem:
A: Door de gebruiker zoals gewoonlijk (gebruiker reset).
B: Door de installateur, door de "Installatie Mode" te openen en te sluiten of door van
afstand in het systeem te gaan via de telefoon met gebruik van de Installateur Code
(monteur reset). Om via de telefoon in het systeem te gaan, zie de
Gebruikershandleiding, Hoofdstuk 5 – "Bediening van afstand met de telefoon" en
gebruik de installateurscode in plaats van de gebruikers code.
Optie instellingen: gebruiker reset (standaard) en monteur reset.
Opmerking: Deze functie is niet van toepassing in de USA.
3.5.5 Sirene functies instellen
De volgende tabel geeft u een gedetailleerde omschrijving van elke optie en de mogelijke opties. Om een optie
te selecteren en zijn configuratie te veranderen – raadpleeg onderdeel 3.5.1.
Optie Configuratie instructies
Bepaal of de interne sirene van de centrale bij alarm zal klinken (AAN) of stil zal blijven
(UIT).
Optie instellingen: AAN (standaard) en UIT.
Hier kunt u de tijdsduur dat de sirenes zullen klinken bij een alarm bepalen. De sirene
stopt automatisch zodra de “Sirenetijd” afloopt of wanneer het systeem uitgeschakeld
wordt.
Optie instellingen: 1 minuut; 3 minuten; 4 minuten (standaard); 8 minuten; 10
minuten; 15 minuten en 20 minuten
Opmerking: Om te voldoen aan de EN vereisten, mag de "Sirenetijd" niet langer zijn
dan 15 minuten.
Hier kunt u de tijd bepalen dat de flitser zal flitsen na een alarm.
Optie instellingen: 5 minuten; 10 minuten, 20 minuten (standaard); 40 minuten en 60
minuten
Bepaal of de sirene geactiveerd zal worden indien de analoge (PSTN) telefoonlijn
wegvalt en het systeem ingeschakeld is.
Optie instellingen: uit (standaard) of aan.
4
6:SIR. BY LYNFT
4
5:FLITSTIJD
4
4:SIRENETIJD
4
3:INT. SIREN
E
3
9:ALARM RESET
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 53
3.5.6 Configureren van de hoorbare & visuele gebruikersinterface
De volgende tabel geeft u een gedetailleerde beschrijving van elke optie en de mogelijke instellingen. Om een
optie te selecteren en zijn configuratie te veranderen – raadpleeg onderdeel 3.5.1.
Optie Configuratie instructies
Met Partities
uitgeschakeld
!!!!
Hier bepaalt u of het paneel de in-/uitloop waarschuwingstonen zal laten klinken tijdens
de in-/ en uitloop vertragingen of niet. Een bijkomende optie is de waarschuwingspiepjes
enkel uit te zetten wanneer het systeem “THUIS” ingeschakeld is.
Optie instellingen: AAN (standaard), UIT thuis (standaard in VS), UIT uitloop thuis en UIT.
Opmerking: Wanneer de uitgangspiepjes UIT staan, zal de vrolijke (succes) melodie
nog altijd klinken tegen het einde van een uitgangsvertraging.
Het volume niveau van de uitgang / ingang piepjes kunnen aangepast worden door op
de toets op het toetsenbord te drukken om het volume te doen toenemen, of door
op de toets te drukken om het volume te doen afnemen.
Met Partities
ingeschakeld
Hier bepaalt u of het paneel de in-/uitloop waarschuwingstonen zal laten klinken tijdens
de in-/ en uitloop vertragingen of niet. Een bijkomende optie is de waarschuwingspiepjes
enkel uit te zetten wanneer het systeem “THUIS” ingeschakeld is.
Het scherm toont: Def:P1
P2 P3
De druktoetsen
, , en geven een selectie van de overeenkomstige
verdelingen. Door herhaaldelijk op elke knop te drukken, zal er gewisseld worden tussen
elke optie.
Optie instellingen: (piepjes inschakelen), H (UIT wanneer thuis) en (piepjes
uitschakelen).
Opmerking: Wanneer de uitgangspiepjes UIT staan, zal de vrolijke (succes) melodie
nog altijd klinken tegen het einde van een uitgangsvertraging.
Het volume niveau van de uitgang / ingang piepjes kunnen aangepast worden door op
de toets op het toetsenbord te drukken om het volume te doen toenemen, of door
op de toets te drukken om het volume te doen afnemen.
Bij storingen laat het paneel een reeks van 3 korte herinneringspiepjes horen, eens per
minuut. Hier bepaalt u of u deze herinneringspiepjes wil inschakelen of uitschakelen of
ze enkel ’s nachts wil uitschakelen. De “nacht” uren zijn in de fabriek bepaald maar zijn
meestal van 20u tot 7u.
Optie instellingen: AAN (standaard in VS); UIT bij nacht (standaard) en UIT.
Bepaal of de gebruiker al dan niet een “Geheugen” melding krijgt na een alarm.
Optie instellingen: AAN (standaard) en UIT.
Hier kunt u de “Lage Batterij bevestigen” optie, waarbij een aparte handeling bij
inschakelen met een keyfob met een bijna lege batterij gevraagd wordt, activeren of
deactiveren. Zie de Gebruikershandleiding, Hoofdstuk 6 voor meer informatie.
Optie instellingen: UIT (standaard) – bevestiging niet nodig; AAN – bevestiging vereist.
Hier bepaalt u of de achtergrondverlichting van het paneel ten allen tijde zal aanblijven
of enkel zal aanspringen wanneer er een toets ingedrukt wordt en binnen 10 seconden
weer zal uitgaan als er geen toets wordt aangeraakt.
Optie instellingen: LCD altijd AAN en UIT na 10 sec (standaard).
Alleen van toepassing op de PowerMaster-30
5
5:VERLICHTING
5
4:KEYFOB L. BAT
5
3:
G
EHEUGEN
5
1:IN/UIT TOON
5
1:IN/UIT TOON
5
2:
S
TOR. BUZZER
54 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Met Partities
uitgeschakeld
Bepaalde reglementen vereisen dat de systeem status niet aan ongeautoriseerde
personen getoond mag worden. De screensaver optie (indien ingeschakeld) vervangt de
status op het LCD scherm met de woorden “PowerMaster-10” / “PowerMaster-30” indien
er gedurende meer dan 30 seconden geen toets ingedrukt wordt.
Hier kunt u de Screensaver optie activeren en bepalen of de status op het LCD scherm
zal hervatten na elke toetsaanslag (uit met Toets) of door het ingeven van een code
(uit met Code). Indien uit met Toets wordt gekozen, zal het eerste indrukken van een
willekeurige toets (behalve Brand en Noodtoestand) het status scherm tonen en de
tweede druk zal de toets functie uitvoeren. Met betrekking tot de Brand en Noodtoestand
toetsen, zal de eerste toets druk het status scherm voortbrengen en ook de Brand /
Noodtoestand functie uitvoeren. Zie Gebruikershandleiding Hoofdstuk 1 “Screensaver”
voor verdere informatie.
Optie instellingen: UIT (standaard); uit met code en uit met toets.
Opmerking: Om te voldoen aan de EN vereisten, moet "text met code" geselecteerd
worden.
Met Partities
ingeschakeld
Bepaalde reglementen vereisen dat het systeem status scherm niet aan
ongeautoriseerde personen getoond mag worden. De screensaver optie (indien
ingeschakeld) vervangt het status scherm bij het “PowerMaster-10” / “PowerMaster-30”
scherm indien er gedurende meer dan 30 seconden geen toets ingedrukt wordt.
Hier kunt u de Screensaver optie activeren en bepalen of het status scherm zal
hervatten na elke toetsaanslag (text met Toets) of door het ingeven van een code (text
met Code). Indien text met Toets wordt gekozen, zal het eerste indrukken van een
willekeurige toets (behalve Brand en Noodtoestand) het status scherm tonen en de
tweede druk zal de toets functie uitvoeren. Met betrekking tot de Brand en
Noodtoestand toetsen, zal de eerste toets druk het status scherm voortbrengen en ook
de Brand / Noodtoestand functie uitvoeren.
U kunt ook bepalen dat, indien er gedurende meer dan 30 seconden geen toets wordt
ingedrukt, de datum en tijd op het scherm verschijnen. U kunt bepalen dat het normale
scherm zal terugkeren na op de
toets te drukken, gevolgd door het ingeven van
de gebruikerscode (Tijd - met Code) of na het drukken op eender welke toets (Tijd -
met Toets).
Zie Gebruikershandleiding Hoofdstuk 1 “Screensaver” voor verdere informatie.
Optie instellingen: UIT (standaard); Text - met code; Text - met Toets; Tijd - met Code;
Tijd - met Toets.
Opmerking: Om te voldoen aan de EN vereisten, moet "text door code" geselecteerd
worden.
3.5.7 Configureren van Storing en Supervisie (Ontbrekend apparaat)
De volgende tabel geeft u een gedetailleerde beschrijving van elke optie en de mogelijke Optie instellingen. Om
een optie te selecteren en zijn instelling (configuratie) te veranderen – raadpleeg onderdeel 3.5.1.
Optie Configuratie instructies
Hier bepaalt u of een storing (voortdurend storende transmissies op het radio netwerk)
gedetecteerd en gerapporteerd zullen worden of niet. Indien een van de storing detectie
opties geselecteerd wordt, zal het systeem inschakelen in storingstoestand, niet toelaten.
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 voorziet verschillende storing detectie en
rapportage opties om te voldoen aan de volgende normen:
Optie Standaard Detectie en Rapportage gebeuren wanneer:
UL 20/20 USA Er is voortdurend een storing van 20 seconden
Alleen van toepassing op de PowerMaster-30
5
6:SCREENSAVER
6
1:JAM DETECTIE
5
6
:SCREENSAVER
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 55
Optie Standaard Detectie en Rapportage gebeuren wanneer:
EN 30/60 Europa Er is een storing van 30 seconden cumulatief binnen
60 seconden
Klasse 6
(30/60)
Britse
Norm
Zoals EN (30/60) maar de gebeurtenis zal enkel
gerapporteerd worden als de duur van de storing
langer is dan 5 minuten.
geen (standaard) Geen storing detectie en rapportage.
Opmerkingen:
Om te voldoen aan de UL vereisten, dient "UL 20/20" geselecteerd te
worden.
Om te voldoen aan de EN vereisten, dient "EN 30/60" geselecteerd te
worden.
Om te voldoen aan de UK Klasse-6 vereisten, dient " klasse 6
(30/60)" geselecteerd te worden.
Hier bepaalt u het tijdsinterval voor ontvangst van de supervisie (keep alive) signalen
van de verschillende draadloze melders. Als er een apparaat niet tenminste eenmaal
binnen het geselecteerde tijdsinterval rapporteert, wordt er een “VERMIST”
waarschuwing doorgemeld.
Optie instellingen: 1 uur; 2 uur; 4 uur; 8 uur; 12 uur (standaard) en s.visie uit.
Opmerking: Om te voldoen aan de EN vereisten, moet er 1 uur of 2 uur geselecteerd
worden.
Hier kunt u configureren of er in het geval van een supervisie probleem (d.w.z.
apparaat is “VERMIST” – zie (62:SUPERVISIE) het systeem zal blijven werken als
normaal of de systeem status “Niet Gereed” zal zijn zolang de supervisie problemen
zich voordoen.
Optie instellingen: normaal (standaard) en bij supervisie.
"EN normen" vereisen dat indien er zich een supervisie (apparaat ontbreekt) of
storing probleem voordoet tijdens de WEG inschakeling, de sirene af zal gaan en de
gebeurtenis als een sabotage gebeurtenis zal gerapporteerd worden. Hier
configureert u of het systeem zich volgens de EN standaard of anders zal gedragen.
Optie instellingen: anders (standaard) of EN standaard.
Opmerking: Om te voldoen aan de EN vereisten moet de “EN standaard” geselecteerd
worden.
3.5.8 Configureren van diverse functies
De volgende tabel geeft u een gedetailleerde omschrijving van elke optie en de mogelijke instellingen. Om een
optie te selecteren en zijn configuratie te veranderen – raadpleeg onderdeel 3.5.1.
Optie Configuratie instructies
Gebruikerstoestemming laat u bepalen dat toegang tot het INSTALLATIE MODE
toestemming vereist is van de gebruiker. Indien u ingeschakeld selecteert, zal de
installateur enkel toegang hebben tot het systeem via het gebruikersmenu nadat de
gebruikerscode ingegeven werd (zie onderdeel 3.2).
Optie instellingen: uit (standaard) of aan (standaard in UK).
Opmerking: Om te voldoen aan de EN vereisten, moet "aan" geselecteerd worden.
9
1:GEBR.TOESTEM
6
4:SUPERV. ALARM
6
3:NIET GEREED
6
2:SUPERVISIE
56 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Hier bepaalt u welk type accu (batterypack) in het systeem wordt toegepast om de juiste
laadstroom te bepalen.
Optie instellingen: 7.2V NiMH (standaard) of 9.6V NiMH (standaard in UK).
3.6 Communicatie
3.6.1 Algemene richtlijnen – "Communicatie" stroomschema en menu opties
Het COMMUNICATIE menu laat u toe de communicatie en het rapporteren van een alarm, problemen en andere
systeem gebeurtenissen te configureren en aan te passen om toezicht te houden op bedrijven of privé gebruikers
volgens de lokale eisen en uw persoonlijke voorkeuren. De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 biedt een grote
verscheidenheid aan communicatie middelen, waaronder telefoon PSTN vaste lijn, GSM, GPRS of SMS en IP via
breedband internetverbinding.
Het menu bevat verschillende submenu die elk een groep van functies en parameters,
die verwant zijn aan de communicatie en het rapporteren als volgt, behandelen (zie gedetailleerde lijst in Stap-3
van onderstaand schema):
Optie Omschrijving van optie functies en parameters Onderdeel
Functies en parameters over de PSTN telefoon lijn van de PowerMaster-
10 / PowerMaster-30.
3.6.2
Functies en parameters over de GSM of GPRS verbinding van het
PowerMaster-10 / PowerMaster-30 systeem.
3.6.3
Functies en parameters over het doormelden van gebeurtenissen aan de
meldkamer via PSTN, GSM, GPRS of IP.
3.6.4
Functies en parameters over het doormelden van event boodschappen
aan Privé Gebruikers via PSTN of GSM (SMS).
3.6.5
Functies en parameters van de PIR-CAM Bewegingsmelders die
toegepast worden voor Video Alarm Verificatie en het doorsturen van
videobeelden aan meldkamers en andere abonnees op afstand via e-mail
en/of MMS netwerk.
3.6.6
Verbindingsinformatie, toegangsmogelijkheden en codes van de
Upload/Download procedures via PSTN of GPRS.
3.6.7
Om het menu te openen, een optie te selecteren en te configureren, doe het volgende:
0
4.COMMUNICATIE
6
:UP/DOWNL.
5
:PIR
-
C
AM
4
:PRIVE MELDING
3
:PAC MELDING
2
:GSM/GPRS/SMS
1:PSTN
0
4.COMMUNICATIE
9
2:BATTERIJ TYPE
D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding 59
3.6.2 Configureren van een PSTN (Vaste Lijn of Telefoonlijn) aansluiting
De PowerMaster-10 / PowerMaster-30 systemen bevatten een telefoonkiezer voor het doormelden aan
meldkamers met gebruik van diverse Alarm protocols (zie onderdeel 3.6.4 optie 41) en aan Privé Telefoons (zie
onderdeel 3.6.5
"Doormelding naar Privé nummers"). Hier configureert u de nodige parameters betreffende de
PSTN telefoon lijn.
Scrol
en
selecteer
Open het menu om een optie te configureren, selecteer de optie die u wenst te
configureren (zie de richtlijnen hierboven en in onderdeel 3.6.1) en raadpleeg dan de tabel hieronder die u
voorziet van gedetailleerde uitleg en configuratie instructies voor elke optie.
Optie Configuratie instructies
In sommige oudere PSTN netwerken, is het mogelijk dat er niet gekozen kan worden
van de centrale naar andere PSTN telefoonnummers (zoals meldkamers of privé
telefoons), indien het gekozen nummer een kengetal bevat dat identiek is aan het
kengetal van het paneel (d.w.z. beide het paneel en de andere nummers hebben
hetzelfde PSTN kengetal).
Als u hetzelfde probleem tegenkomt met het PSTN netwerk waar het paneel mee
verbonden is, moet u hier het kengetal van de PSTN telefoonlijn, waarmee het paneel
verbonden is, ingeven (tot 4 cijfers) zodat de PowerMaster-10 / PowerMaster-30 het
kengetal van het gekozen nummer zal overslaan, wanneer er andere PSTN
telefoonnummers die met hetzelfde kengetal geprogrammeerd, gekozen worden. N.B.
Deze optie is voor Nederland niet van toepassing.
Hier geeft u het voorvoegsel in (indien nodig) zodat het systeem toegang krijgt tot een
buitenlijn.
Hier bepaalt u de kiesmethode gebruikt door de PSTN kiezer of het PowerMaster-10 /
PowerMaster-30 bedieningspaneel.
Optie instellingen: Puls of Toon (dtmf) (standaard).
3.6.3 Configureren van GSM-GPRS (IP) - SMS Verbinding
De GSM/GPRS module is geschikt om te communiceren met de meldkamer ontvanger via GPRS, GSM spraak
(analoog) of SMS Kanalen.
Voor elke optie kan apart de doormelding worden ingeschakeld of uitgeschakeld. Als alle opties ingeschakeld zijn,
zal de GSM/GPRS module altijd eerst GPRS proberen. Indien dit mislukt, zal het de GSM spraak proberen. Indien
dit mislukt, zal het elke andere mogelijke methode proberen (PSTN Breedband) en pas dan zal het SMS proberen.
Het uitschakelen van een van de GSM kanalen zal ervoor zorgen dat de module een andere volgorde gebruikt dan
degene hierboven beschreven.
Scrol
en
selecteer
Open het menu om een optie te configureren, selecteer de optie die u wenst te
configureren (zie richtlijnen hierboven en in onderdeel 3.6.1) en raadpleeg dan de onderstaande tabel die u
voorziet van gedetailleerde uitleg en configuratie instructies voor elke optie.
2
:GSM/GPRS/SMS
2
:GSM/GPRS/SMS
G
ewenste optie
0
4.COMMUNICATIE
K
IESMETHODE
B
UITENLIJN NR
K
ENGETAL
1:PSTN
1:PSTN
G
ewenste optie
0
4.COMMUNICATIE
60 D-303745 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Installatiehandleiding
Optie Configuratie instructies
Hier bepaalt u of systeem gebeurtenissen worden doorgemeld aan de PowerManage
ontvanger van een Meldkamer via het GPRS (IP) Kanaal. Voor verdere informatie zie
onderdeel 3.6.4 opties 21 & 22.
Optie instellingen: uit (standaard); aan.
Hier bepaalt u of systeem gebeurtenissen worden doorgemeld aan een ontvanger in de
Meldkamer middels een protocol via het GSM spraak (analoog) kanaal. Voor verdere
informatie zie onderdeel 3.6.4 optie 41.
Optie instellingen: uit (standaard); aan.
Hier bepaalt u of systeem gebeurtenissen worden doorgemeld aan een SMS ontvanger
in de Meldkamers via het SMS Kanaal. Voor verdere informatie zie onderdeel 3.6.4
opties 26 & 27.
Optie instellingen: uit (standaard); aan.
Hier geeft u de naam in van het APN Toegangspunt gebruikt voor de internet
instellingen voor de GPRS (tot 40 karakters).
Opmerking: Gebruik de “String editor” op het einde van dit onderdeel, om een APN
Acces point in te geven.
Hier voert u de Gebruikersnaam van de APN voor GPRS communicatie in (tot 30
karakters).
Opmerking: Gebruik de “String editor” op het einde van dit onderdeel, om de
Gebruikersnaam in te geven.
Hier geeft u de PIN code of de SIM kaart, geïnstalleerd in de GSM, module in (tot 16
numerieke karakters)
Opmerking: Gebruik het numerieke toetsenbord, om de numerieke PIN code in te
geven.
Hier geeft u het Paswoord in van de APN gebruikt voor GPRS communicatie (tot 16
karakters).
Opmerking: Gebruik de “String editor” op het einde van dit onderdeel, om het
Paswoord in te geven.
Hier forceert u de SIM kaart om enkel zijn “eigen netwerk” te gebruiken en zorgt ervoor
dat hij niet kan roamen op andere netwerken in het geval dat het eigen netwerk niet
gevonden kan worden.
Optie instellingen: niet toegestaan (standaard); toegestaan.
N
ETWERK
R
OAMING
G
PRS PASSWORD
S
IM PINCODE
G
PRS USERNAME
G
PRS APN
S
MS MELDING
G
SM MELDING
G
PRS MELDING
2


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Visonic PowerMaster-10-30 G2 Version 18 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Visonic PowerMaster-10-30 G2 Version 18 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 5,23 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Visonic PowerMaster-10-30 G2 Version 18

Visonic PowerMaster-10-30 G2 Version 18 User Manual - English - 74 pages

Visonic PowerMaster-10-30 G2 Version 18 User Manual - Dutch - 72 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info