748486
121
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/132
Next page
Installatiehandleiding
Voor de erkende installateur
BE
NL , NL
Installatiehandleiding
geoTHERM
VWS/VWW
Inhoudsopgave
2 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
Inhoudsopgave
1 Aanwijzingen bij de documentatie ...........................4
1.1 Aanvullend geldende documenten in acht
nemen .................................................................................4
1.2 Documenten bewaren .....................................................4
1.3 Gebruikte symbolen ........................................................4
1.4 Geldigheid van de gebruiksaanwijzing ........................4
1.5 CE-markering ....................................................................4
2 Veiligheidsinstructies en -voorschriften ................6
2.1 Veiligheidsinstructies en waarschuwingen ................6
2.1.1 Classificatie van de waarschuwingen .........................6
2.1.2 Opbouw van waarschuwingen ......................................6
2.2 Reglementair gebruik .....................................................6
2.3 Algemene veiligheidsinstructies ..................................6
2.4 Veiligheidsinstructies bij het koelmiddel ....................7
2.5 Voorschriften, regels, richtlijnen ..................................8
2.5.1 België ..................................................................................8
2.5.2 Nederland ..........................................................................8
3 Functie- en toestelbeschrijving .................................9
3.1 Typeplaatje ........................................................................9
3.2 Werkingsprincipe............................................................ 10
3.3 Opbouw van de warmtepomp ..................................... 10
3.4 Optionele accessoires ....................................................13
4 Montage ............................................................................14
4.1 Eisen aan de opstellingsplaats ....................................14
4.2 Vereisten aan de bronwaterkwaliteit
(alleen VWW) ....................................................................14
4.3 Afstanden en afmetingen .............................................16
4.4 Vereisten aan het CV-circuit ........................................17
4.5 Leveringsomvang controleren .................................... 18
4.6 Transportbeveiligingen verwijderen ...........................19
4.7 Warmtepomp transporteren.........................................19
4.8 Warmtepomp opstellen................................................ 20
4.9 Manteldelen van de warmtepomp demonteren ..... 20
5 Hydraulische installatie .............................................22
5.1 Direct CV-bedrijf installeren ........................................22
5.1.1 Functiebeschrijving bij direct CV-bedrijf ..................22
5.1.2 Installatievoorschriften.................................................22
5.2 Mengcircuit met buffervat installeren ......................24
5.2.1 Functiebeschrijving bij CV-bedrijf met
mengcircuit en buffervat .............................................24
5.2.2 Installatievoorschriften.................................................24
5.3 Direct CV-bedrijf en boiler installeren ......................26
5.3.1 Functiebeschrijving bij direct CV-bedrijf
en boiler ...........................................................................26
5.3.2 Installatievoorschriften.................................................26
5.4 Mengcircuit met buffervat en boiler installeren ....28
5.4.1 Functiebeschrijving bij CV-bedrijf met buffervat
en boiler ...........................................................................28
5.4.2 Installatievoorschriften.................................................28
5.5 Aansluitbocht monteren ............................................. 30
5.6 Warmtepomp aan CV-circuit aansluiten ....................31
5.7 Warmtepomp aan brijncircuit aansluiten
(alleen VWS) .....................................................................31
5.8 Brijnexpansievat in het brijncircuit monteren
(alleen VWS) ....................................................................32
5.9 Warmtepomp aan brijnwatercircuit aansluiten
(alleen VWW) ...................................................................33
5.10 Evt. boiler aansluiten ....................................................33
6 Vullen van het CV- en warmtebroncircuit .......... 34
6.1 Vulvoorschriften ............................................................ 34
6.2 CV-circuit vullen en ontluchten ..................................35
6.3 Brijncircuit vullen en ontluchten
(alleen VWS) ....................................................................36
6.3.1 Vulprocedure voorbereiden .........................................36
6.3.2 Buitenste deel van het brijncircuit vullen en
ontluchten ....................................................................... 38
6.3.3 Binnenste deel van het brijncircuit vullen en
ontluchten ........................................................................39
6.3.4 Volledig brijncircuit in één bewerking vullen en
onluchten ........................................................................40
6.3.5 Druk in het brijncircuit opbouwen ..............................41
6.4 Boiler vullen .....................................................................41
7 Elektrische installatie ............................................... 42
7.1 Installatievoorschriften in acht nemen .................... 43
7.2 Elektrische schakelkast ............................................... 44
7.3 Stroomvoorziening aansluiten ................................... 45
7.3.1 Ongeblokkeerde netvoeding
(elektrisch schema 1) .................................................... 46
7.3.2 Gescheiden voeding warmtepompentarief
(elektrisch schema 2) ....................................................47
7.3.3 Gescheiden voeding speciaal tarief (elektrisch
schema 3) ....................................................................... 48
7.3.4 Externe bronpomp aansluiten (alleen VWW) ......... 49
7.3.5 Externe brijndrukschakelaar (alleen VWS) en
maximumthermostaat aansluiten ............................. 50
7.3.6 Extern 3-wegventiel voor buffervat aansluiten .......51
7.3.7 Aanloopstroombegrenzer (toebehoren)
aansluiten ........................................................................52
7.4 Thermostaatprintplaat (overzicht) ............................53
7.5 Bijgeleverd toebehoren installeren........................... 54
7.5.1 VR 10 installeren ........................................................... 54
7.5.2 VRC DCF installeren ..................................................... 54
7.6 Absoluut noodzakelijk toebehoren installeren ...... 55
7.7 Optioneel toebehoren installeren ............................. 55
7.7.1 VR 90 installeren .......................................................... 55
7.7.2 VR 60 installeren .......................................................... 56
7.8 Externe CV-ketel aansluiten ....................................... 56
7.8.1 Externe CV-ketel met eBUS-interface
aansluit
en .......................................................................57
7.8.2 Externe CV-ketel zonder eBUS-interface
aansluiten .......................................................................57
7.9 Mantel en bedieningsconsole monteren ................. 58
7.10 vrnetDIALOG 840/2 en 860/2 installeren .............. 60
Inhoudsopgave
3Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
8 Ingebruikstelling ...........................................................62
8.1 Eerste ingebruikneming uitvoeren ............................62
8.1.1 Hydraulisch schema selecteren ..................................62
8.1.2 Elektrisch schema kiezen .............................................63
8.1.3 Instellingen overnemen ................................................63
8.1.4 Brijncircuit vullen en ontluchten
(alleen VWS) ....................................................................63
8.1.5 CV-circuit controleren en ontluchten ....................... 64
8.1.6 Evt. boiler ontluchten ................................................... 64
8.2 CV-installatie aan de gebruiker doorgeven ............ 64
9 Aanpassing aan de CV-installatie ......................... 65
9.1 Modi en functies ............................................................ 65
9.2 Automatische functies ................................................. 65
9.3 Instelbare functies .........................................................67
9.3.1 Instelbare functies op het gebruikersniveau ..........67
9.3.2 Instelbare functies op het codeniveau .....................67
9.3.3 Extra functies via vrDIALOG ...................................... 68
9.4 Regelingsprincipe .........................................................68
9.4.1 Mogelijke CV-installatiecircuits ..................................68
9.4.2 Energiebalansregeling
(hydraulisch schema1 of 3) ......................................... 68
9.4.3 Regeling gewenste aanvoertemperatuur
(hydraulisch schema 2 of 4) ....................................... 69
9.5 Thermostaatstructuur ................................................. 69
9.6 Naar fabrieksinstellingen resetten.............................70
9.7 Menu's van het code niveau oproepen ......................71
9.7.1 Menu C: Parameters van de CV-installatie
instellen ............................................................................ 72
9.7.2 Menu D: Diagnoses uitvoeren .................................... 83
9.7.3 Menu I: Algemene informatie weergeven ............... 86
9.7.4 Menu A: Installatieassistent oproepen .................... 88
9.8 Alleen met vrDIALOG instelbare parameters ..........93
10 Inspectie en onderhoud ............................................. 95
10.1 Aanwijzingen voor inspectie en onderhoud ........... 95
10.2 Inspectie uitvoeren ....................................................... 95
10.3 Onderhoudswerkzaamheden uitvoeren .................. 95
10.4 Heringebruikneming en proefbedrijf uitvoeren .... 95
11 Storingsdiagnose en verhelpen van storingen .. 96
11.1 Storingstypes ................................................................. 96
11.2 Storingen aan eBUS-componenten ...........................97
11.3 Fouten met tijdelijke waarschuwingsmelding ........97
11.4 Storingen met tijdelijke uitschakeling ..................... 98
11.5 Fouten met permanente uitschakeling ...................100
11.6 Andere fouten/storingen ............................................104
12 Recycling en afvoer ...................................................106
12.1 Warmtepomp afvoeren ...............................................106
12.2 Verpakking afvoeren ...................................................106
12.3 Brijnvloeistof afvoeren (alleen VWS) ......................106
12.4 Koelmiddel laten afvoeren .........................................106
13 Garantie en serviceteam .........................................107
13.1 Fabrieksgarantie (België) ........................................... 107
13.2 Fabrieksgarantie (Nederland) ................................... 107
13.3 Klantendienst (België) ................................................ 107
13.4 Serviceteam (Nederland) ........................................... 107
14 Technische gegevens ................................................108
14.1 Technische gegevens ..................................................108
14.2 Technische gegevens VWW ..........................................111
15 Ingebruiknemingsprotocol ........................................ 114
16 Referentie ...................................................................... 117
17 Bijlage ............................................................................120
Trefwoordenregister ...................................................................127
Aanwijzingen bij de documentatie
4 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
1
1 Aanwijzingen bij de documentatie
De volgende aanwijzingen zijn een wegwijzer door de volle-
dige documentatie. In combinatie met deze gebruiksaanwij-
zing zijn nog andere documenten van toepassing.
Voor schade die door het niet naleven van deze handleidin-
gen ontstaat, kan Vaillant niet aansprakelijk gesteld worden.
1.1 Aanvullend geldende documenten in acht
nemen
> Neem bij de installatie van de warmtepomp absoluut alle
installatiehandleidingen van bouwdelen en componenten
van de CV-installatie in acht. Deze installatiehandleidin-
gen zijn bij de betreffende bouwdelen van de CV-installa-
tie en aanvullende componenten gevoegd.
Neem verder alle gebruiksaanwijzingen in acht die bij de
componenten van de CV-installatie gevoegd zijn.
1.2 Documenten bewaren
> Geeft deze installatiehandleiding en alle geldende docu-
menten en evt. benodigde hulpmiddelen aan de gebrui-
ker van de installatie door. Hij zorgt voor de bewaring,
opdat de handleidingen en hulpmiddelen indien nodig ter
beschikking staan.
1.3 Gebruikte symbolen
Hieronder worden de in de tekst gebruikte symbolen ver-
klaard. In deze handleiding worden bovendien gevarente-
kens voor de aanduiding van gevaren gebruikt
(¬hfdst.2.1.1).
i
Symbool voor een nuttige, aanvullende aan-
wijzing en informatie
> Symbool voor een vereiste activiteit
1.4 Geldigheid van de gebruiksaanwijzing
De installatiehandleiding geldt uitsluitend voor warmtepom-
pen met de volgende artikelnummers:
Typeaanduiding Artikelnummer
Brijn-waterwarmtepompen (VWS)
VWS 61/3 0010009068
VWS 81/3 0010009069
VWS 101/3
0010009070
VWS 141/3 0010009071
VWS 171/3 0010009072
Water-waterwarmtepompen (VWW)
VWW 61/3 0010009082
VWW 81/3 0010009083
VWW 101/3 0010009084
VWW 141/3 0010009085
VWW 171/3 0010009086
1.1 Typeaanduidingen en artikelnummers
Het 10-cijferige artikelnummer van de warmtepomp (vanaf
het 7e cijfer van het serienummer lezen) vindt u op de stic-
ker op de warmtepomp of op het typeplaatje (¬hfdst.3.1).
1.5 CE-markering
Met de CE-markering wordt aangegeven dat de toestellen
conform het typeoverzicht aan de fundamentele vereisten
van de volgende richtlijnen van de Raad voldoen:
Richtlijn 2004/108/EG van de Raad "Richtlijn over de
elektromagnetische compatibiliteit" met de grenswaar-
deklasse B
Richtlijn 2006/95/EG van de Raad "Richtlijn over elek-
trische bedrijfsmiddelen voor het gebruik binnen
bepaalde spanningsgrenzen" (laagspanningsrichtlijn)
De warmtepompen zijn conform het in de EG-modelvergun-
ning beschreven model.
De warmtepompen zijn conform de volgende normen:
DIN EN 55014-1:2007 - 06, -2:2002 - 08
DIN EN 61000-3-2:2007-05, -3-3:2009-06,
-3-12:2005 - 09
DIN EN 60335-1:2007, -2-40:2006 - 11,
-2-34:2003 - 09, Corrigenda 1:2004:10,
-2-34/ A1:2006 - 03, -2-51:2005 - 05, -3-11:2001 - 04,
-4-2:2009-12, -4-3:2008-06, -4-4:2005-07,
-4-5:2007-06, -4-11:2005-02
Aanwijzingen bij de documentatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 5
1
DIN EN 60529:2000 - 09,
DIN EN 50366:2006 - 11
EN 50106:1997
EN 378:2000
EN 12735-1:2001
EN 14276-1:2006,
EN 12263:1998, -2:2007
EN 12102:2008
EN 14511:2007
EN ISO 9614-1:1995, -2:1996, -3:2002
–ISO 5149
De CE-conformiteitsverklaring kan bij de fabrikant ingeke-
ken worden en kan indien nodig ter beschikking gesteld
worden.
6 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
a
Veiligheidsinstructies en -voorschriften
a
2
2 Veiligheidsinstructies en
-voorschriften
2.1 Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
De warmtepomp moet door een erkende vakman geïnstal-
leerd worden die voor de naleving van de bestaande nor-
men en voorschriften verantwoordelijk is. Voor schade die
ontstaat door het niet naleven van deze handleiding, kan
Vaillant niet aansprakelijk gesteld worden.
> Neem bij de installatie van het geoTHERM warmtepomp
de algemene veiligheidsvoorschriften en de waarschu-
wingen in acht die eventueel bij een handeling aangege-
ven zijn.
2.1.1 Classificatie van de waarschuwingen
De waarschuwingen zijn als volgt met gevarentekens en sig-
naalwoorden m.b.t tot ernst van het mogelijke gevaar inge-
deeld:
Gevarenteken Signaal-
woord
Toelichting
a
Gevaarlijk!
Onmiddellijk levensgevaar
of gevaar voor ernstig
lichamelijk letsel
e
Gevaarlijk!
Levensgevaar door elektri-
sche schok
a
Waarschu-
wing!
Gevaar voor lichte lichame-
lijke letsels
b
Wees voor-
zichtig!
Risico op materiële schade
of schade voor het milieu
2.1 Betekenis van gevarentekens en signaalwoorden
2.1.2 Opbouw van waarschuwingen
Waarschuwingsaanwijzingen herkent u aan de bovenste en
onderste scheidingslijn. Ze zijn volgens het volgende basis-
principe opgebouwd:
a
Signaalwoord!
Gevarensoort en -bron!
Toelichting van de gevarensoort en -bron.
> Maatregelen voor het afwenden van het
gevaar.
2.2 Reglementair gebruik
De Vaillant warmtepompen van het type geoTHERM zijn vol-
gens de huidige stand van de techniek en de erkende veilig-
heidstechnische regels geconstrueerd. Toch kan er bij
ondeskundig of niet reglementair gebruik levensgevaar
voor de gebruiker of derden of schade aan het toestel en
andere voorwerpen ontstaan.
Dit toestel is er niet voor bestemd te worden gebruikt door
personen (waaronder kinderen) met beperkte fysieke, sen-
sorische of geestelijke vermogens of zonder ervaring en/of
zonder kennis, tenzij deze onder toezicht staan van een
voor hun veiligheid verantwoordelijke persoon of van deze
instructies kregen hoe het toestel moet worden gebruikt.
Kinderen moeten onder toezicht staan, om ervoor te zorgen
dat zij niet met het toestel spelen.
De Vaillant geoTHERM warmtepompsystemen zijn uitslui-
tend voor het gebruik in huis bestemd. Andere toepassin-
gen, vooral commerciële of industriële toepassingen, gelden
als niet-reglementair.
De toestellen zijn als warmteopwekker voor gesloten muur-
en vloerverwarmingen en de warmwaterbereiding bestemd.
Een ander of daarvan afwijkend gebruik is niet volgens de
voorschriften. Voor de hierdoor ontstane schade kan de
fabrikant/leverancier niet aansprakelijk gesteld worden. De
gebruiker draagt hiervoor zelf het risico.
De toestellen zijn voor het gebruik op een stroomnet met
een netimpedantie van Z
max
aan het overdrachtpunt (huis-
aansluiting) van max. 0,16 ohm bestemd. Bij grotere netim-
pedanties moet de aanloopstroombegrenzer VWZ 30/2 SV
in de warmtepomp ingebouwd worden.
Tot het gebruik volgens de voorschriften hoort ook het in
acht nemen:
van de gebruiksaanwijzing en de installatiehandleiding
alle andere documenten die van toepassing zijn
De toestellen moeten door een gekwalificeerde vakman
geïnstalleerd worden die voor de naleving van de bestaande
voorschriften, regels en richtlijnen verantwoordelijk is.
Ieder misbruik is verboden!
2.3 Algemene veiligheidsinstructies
Neem bij de installatie van de geoTHERM warmtepomp de
volgende veiligheidsinstructies en voorschriften in acht:
> Neem deze installatiehandleiding volledig door.
> Voer de werkzaamheden uit die in deze installatiehand-
leiding beschreven zijn.
Explosies en verbrandingen vermijden
De brijnvloeistof ethanol is als vloeistof en damp licht ont-
vlambaar. De vorming van explosieve damp-/luchtmengsels
is mogelijk.
> Houd hitte, vonken, open vuur en hete oppervlakken uit
de buurt.
> Zorg bij het per ongeluk vrijkomen voor voldoende venti-
latie.
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 7
a
Veiligheidsinstructies en -voorschriften
a
2
> Vermijd de vorming van damp-/luchtmengsels. Houd
vaten met brijnvloeistof gesloten.
> Neem het bij de brijnvloeistof gevoegde veiligheidsgege-
vensblad in acht.
Aan componenten van de warmtepomp kunnen hoge tem-
peraturen ontstaan.
> Neem geen ongeïsoleerde buisleidingen van de volledige
CV-installatie vast.
> Verwijder geen manteldelen.
Elektrische schokken vermijden
> Schakel voor elektrische installatie- en onderhoudswerk-
zaamheden altijd alle stroomtoevoer alpolig uit.
> Controleer de spanningvrijheid.
> Zorg ervoor dat deze zijn beveiligd tegen abusievelijk
opnieuw inschakelen.
Brandwonden vermijden
De brijnvloeistoffen zijn gevaarlijk voor de gezondheid.
> Vermijd huid- en oogcontact.
> Vermijd inademen en inslikken.
> Draag handschoen en veiligheidsbril.
> Neem het bij de brijnvloeistof gevoegde veiligheidsgege-
vensblad in acht.
Beschadigingen vermijden
Ongeschikte antivries- en anticorrosiemiddelen kunnen
afdichtingen en andere componenten van het CV-circuit
beschadigen en daardoor waterlekken veroorzaken.
> Verrijk het verwarmingswater alleen met de toegestane
antivries- en anticorrosiemiddelen.
Alleen VWW:
Bij onvoldoende waterkwaliteit kan het tot schade aan de
zuigbron, de buisleidingen en de verdamper in de warmte-
pomp komen.
> Controleer het aangezogen grondwater op voldoende
kwaliteit.
Gevaar voor het milieu vermijden (alleen VWS)
De in de warmtepomp voorhanden brijnvloeistof mag niet in
de riolering, het oppervlaktewater en het grondwater
terechtkomen.
> Voer de in de warmtepomp voorhanden brijnvloeistof
volgens de plaatselijke voorschriften af.
2.4 Veiligheidsinstructies bij het koelmiddel
Bevriezingen vermijden
De warmtepomp wordt met een bedrijfsvulling van het koel-
middel R 407 C geleverd. Dit is een chloorvrij koelmiddel
dat de ozonlaag van de aarde niet beïnvloedt. R407C is
niet brandgevaarlijk en er bestaat geen explosiegevaar.
Bij normaal gebruik en onder normale omstandigheden
gaan er geen gevaren van het koelmiddel R407C uit. Bij
ondeskundig gebruik kan het echter tot schade komen.
Lekkend koelmiddel kan bij het aanraken van het lek tot
bevriezingen leiden.
> Als koelmiddel lekt, geen componenten van de warmte-
pomp aanraken.
> Adem dampen of gassen die bij lekken uit het koelmid-
delcircuit lekken, niet in.
> Vermijd huid- of oogcontact met het koelmiddel.
> Roep bij huid- of oogcontact met het koelmiddel een
arts.
Gevaar voor het milieu vermijden
De warmtepomp bevat het koelmiddel R407C. Het koelmid-
del mag niet in de atmosfeer komen. R407 C is een door
het Kyotoprotocol beschreven gefluoreerd broeikasgas met
GWP 1653 (GWP = Global Warming Potential). Komt het in
de atmosfeer terecht, werkt het 1653 keer zo sterk als het
natuurlijke broeikasgas CO
2
.
Het in de warmtepomp voorhanden koelmiddel moet voor
het afvoeren van de warmtepomp uitsluitend via onder-
houdsventielen in een recyclingfles afgelaten worden. Bij
onderhoud mag nieuw koelmiddel (hoeveelheid zie type-
plaatje ¬ hfdst. 3.1) alleen via onderhoudsventielen gevuld
worden. Als een ander toegestaan vervangingskoelmiddel
dan het door Vaillant aanbevolen koelmiddel R 407 C
gevuld wordt, verliezen niet alleen alle garanties hun geldig-
heid, maar ook de bedrijfsveiligheid is niet meer gegaran-
deerd.
> Zorg ervoor dat alleen officieel gecertificeerd vakperso-
neel met de nodige veiligheidsuitrusting onderhouds-
werkzaamheden en ingrepen aan het koelmiddelcircuit
uitvoert.
> Laat het in de warmtepomp voorhanden koelmiddel door
gecertificeerd vakpersoneel conform de voorschriften
recycleren of afvoeren.
8 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
a
Veiligheidsinstructies en -voorschriften
a
2
2.5 Voorschriften, regels, richtlijnen
2.5.1 België
Bij de opstelling, installatie en het gebruik van de warmte-
pomp en de warmwaterboiler dienen in het bijzonder de
volgende plaatselijke voorschriften, bepalingen, regels en
richtlijnen
voor de elektrische aansluiting
van de exploitant van het elektrische net
van het waterleveringsbedrijf
voor het gebruik van aardwarmte
voor het aansluiten van warmtebron- en verwarmingsin-
stallaties
voor energiebesparing
voor de hygiëne
in acht te worden genomen.
2.5.2 Nederland
Bij de opstelling, installatie en het gebruik van de warmte-
pomp en de warmwaterboiler dienen in het bijzonder de
volgende plaatselijke voorschriften, bepalingen, regels en
richtlijnen
voor de elektrische aansluiting
van de exploitanten van het elektriciteitsnet
van de watervoorzieningsmaatschappijen
voor het gebruik van aardwarmte
voor het integreren van warmtebron- en cv-installaties
voor de energiebesparing
voor de hygiëne
in acht te worden genomen.
Functie- en toestelbeschrijving
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 9
3
3 Functie- en toestelbeschrijving
3.1 Typeplaatje
Bij de warmtepomp geoTHERM is binnen op de bodemplaat
een typeplaatje aangebracht. De typebenaming van de
warmtepomp kunt u aan de sticker (¬afb.3.3, pos.1) op de
frontmantel onderaan rechts en op het typeplaatje aflezen.
R407 C
COP B0/W35
4,70
COP B5/W55
3,30
B0/W35
B5/W55
3/N/PE 400V 50Hz
IP 20
Vaillant GmbH Remscheid / Germany
1/N/PE 230V 50Hz
3/N/PE 400V 50Hz
9,1 kW
3,1 kW
6 kW
26 A
< 16 A
1,9 kg
2,9 (29) MPa (bar)
6,10 kW
6,50 kW
VWS 61/3
DE AT CH
Serial-No. 21054500100028300006000001N1
21054500100028300006000001N4
16 A
-- I
-- MPa (bar)
3.1 Voorbeeld van een typeplaatje (VWS)
Verklaring van de symbolen op het typeplaatje
Ontwerpspanning compressor
Ontwerpspanning pompen + ther-
mostaat
3.1 Symboolverklaringen
Dimensioneringsspanning bijstook-
verwarming
Ontwerpvermogen max.
Ontwerpvermogen compressor,
pompen en thermostaat
Ontwerpvermogen hulpverwar-
ming
Aanloopstroom zonder aanloop-
stroombegrenzer
16 A
Aanloopstroom incl. aanloop-
stroombegrenzer
Inhoud boiler
Toegelaten ontwerpoverdruk
Koelmiddeltype
Inhoud
Toegelaten ontwerpoverdruk
COP B0/W35
Rendement (Coefficient of Perfor-
mance) bij brijntemperatuur 0 °C
en verwarmingsaanvoertempera-
tuur 35 °C
COP B5/W55
Rendement (Coefficient of Perfor-
mance) bij brijntemperatuur 5 °C
en verwarmingsaanvoertempera-
tuur 55 °C
B0/W35
Verwarmingsvermogen thermisch
bij brijntemperatuur 0 °C en ver-
warmingsaanvoertemperatuur
35 °C
B5/W55
Verwarmingsvermogen thermisch
bij brijntemperatuur 5 °C en verwar-
mingsaanvoertemperatuur 55 °C
CE-symbool
VDE-/GS-keurmerk
Gebruiksaanwijzing en installatie-
handleiding lezen!
VDE-teken voor elektromagneti-
sche compatibiliteit
IP 20
Beschermklasse voor contactbe-
scherming en vochtigheid (IP 20)
Na het verstrijken van de gebruiks-
duur op een reglementaire manier
afvoeren (niet met het huishoude-
lijke afval meegeven)
Serienummer (Serial Number)
3.1 Symboolverklaringen (vervolg)
Functie- en toestelbeschrijving
10 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
3
3.2 Werkingsprincipe
De Vaillant warmtepomp geoTHERM VWS gebruikt aard-
warmte als warmtebron, de warmtepomp geoTHERM VWW
bron-/grondwater.
Elektrische
Bijstook-
verwarming
Boiler
Boilers
CV-circuit
Brijncircuit/
broncircuit
Koelmiddel-
circuit
Warm water
Koud water
Omschakelklep
Verwarming/
boilerlading
Condensor
Warmtebron
Brijnpomp/
bronpomp
Verdamper
Compressor
Expansie-
ventiel
2
1
3
4
CV-
installatie
3.2 Werkwijze van de warmtepomp
De warmtepomp bestaat uit gescheiden circuits die met
warmtewisselaars met elkaar gekoppeld zijn. Deze circuits
zijn:
Het brijncircuit waarmee de warmte-energie van de
warmtebron naar het koelmiddelcircuit getransporteerd
wordt.
Het koelmiddelcircuit waarmee door het verdampen,
condenseren, fluïdiseren en expanderen warmte-energie
aan het CV-circuit afgegeven wordt.
Het CV-circuit waarmee de verwarming en de warmwa-
terbereiding van de boiler gevoed worden.
Via de verdamper (1) is het koelmiddelcircuit aan de aard-
warmtebron gekoppeld en neemt de warmte-energie ervan
op. Daarbij verandert de aggregaattoestand van het koel-
middel, het verdampt. Via de condensor (3) is het koelmid-
delcircuit met de CV-installatie verbonden, waaraan het de
warmte-energie opnieuw afgeeft. Daarbij wordt het koel-
middel weer vloeibaar, het condenseert.
Omdat warmte-energie slechts door een lichaam met
hogere temperatuur op een lichaam met lagere tempera-
tuur kan overgaan, moet het koelmiddel in de verdamper
een lagere temperatuur dan de aardwarmtebron hebben.
Daarentegen moet de temperatuur van het koelmiddel in de
condensor hoger zijn dat deze van het verwarmingswater
om de warmte-energie daar te kunnen afgeven.
Deze verschillende temperaturen worden in het koelmiddel-
circuit via een compressor (2) en een expansieventiel (4)
gecreëerd, die zich tussen de verdamper en de condensor
bevinden. Het dampvormige koelmiddel stroomt van de ver-
damper komend in de compressor en wordt door de com-
pressor verdicht. Hierbij stijgen de druk en de temperatuur
van de koelmiddeldamp sterk. Na deze procedure stroomt
het koelmiddel door de condensor, waarin het zijn warmte-
energie door condensatie aan het verwarmingswater
afgeeft. Als vloeistof stroomt het naar het expansieventiel,
daarin ontspant het zich sterk en verliest daarbij extreem
aan druk en temperatuur. Deze temperatuur is nu lager dan
deze van het brijn/het bronwater die door de verdamper
stroomt. Het koelmiddel kan daardoor in de verdamper
nieuwe warmte-energie opnemen, waarbij het opnieuw ver-
dampt en naar de compressor stroomt. Het proces begint
weer van voor af aan.
Indien nodig kan via de geïntegreerde thermostaat de elek-
trische hulpverwarming worden ingeschakeld. Het vermo-
gen van deze verwarming kan getrapt gereduceerd worden.
Om condensaat binnenin het toestel te verhinderen, zijn de
leidingen van het brijncircuit/het bronwatercircuit en van
het koelmiddelcircuit tegen koude geïsoleerd. Als zich toch
condensaat vormt, dan wordt het in een condensaatbak
(¬afb.3.5, pos.12) verzameld en onder de warmtepomp
geleid. Druppelvorming onder de warmtepomp is dus moge-
lijk.
3.3 Opbouw van de warmtepomp
De warmtepomp is in de hieronder vermelde types lever-
baar.
Typeaanduiding
Verwarmingsvermogen
(kW)
Brijn-waterwarmtepompen (VWS)
B0/W35 T 5K
VWS 61/3 6,1
VWS 81/3 7,8
VWS 101/3
10,9
VWS 141/3 14,0
VWS 171/3 17,4
3.2 Typeoverzicht VWS
Functie- en toestelbeschrijving
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 11
3
Typeaanduiding
Verwarmings-
vermogen (kW)
Water-waterwarmtepompen (VWW)
W10/W35 T 5K
VWW 61/3 8,4
VWW 81/3 10,9
VWW 101/3 14,0
VWW 141/3 19,8
VWW 171/3 24,0
3.3 Typeoverzicht VWW
De warmtepomp kan met alle gangbare elektriciteitst-
arieven gebruikt worden.
3
2
1
3.3 Vooraanzicht
Legenda
1 Sticker met typeaanduiding van de warmtepomp
2 Montageplaat vrnetDIALOG (achter de afdekzuil)
3 Bedieningsconsole
3
2
1
5
4
7
6
8
3.4 Achteraanzicht
Legenda
1 Retour boiler
2 Van warmtebron naar warmtepomp (brijn warm)
3 Van warmtepomp naar warmtebron (brijn koud)
4 Transportgrepen
5 Aansluiting membraanexpansievat CV-circuit
6 Kabeldoorvoer elektrische aansluiting
7 Verwarmingsretour
8 Verwarmingsvoorloop
Functie- en toestelbeschrijving
12 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
3
Bouwgroepen
1
2
3
4
6
5
7
12
14
13
9
11
15
16
8
10
3.5 Vooraanzicht geopend (VWS)
Legenda
1 Elektrische aansluitingen
2 Regelaarprintplaat (onder afdekplaat)
3 Relais
4 Veiligheidstemperatuurbegrenzer van de hulpverwarming
5 Elektrische hulpverwarming
6 Condensor
7 Hoogefficiënte CV-circuitpomp
8 Vul- en aftapventiel CV-circuit
9 Typeplaatje
10 Compressor
11 Expansieventiel
12 Condensbak
13 Vul- en aftapventiel brijncircuit
14 Hoogefficiënte brijnpomp
15 Verdamper
16 Omschakelventiel verwarming/boilerlading
1
2
3
4
6
5
7
12
14
13
9
11
15
16
8
10
3.6 Vooraanzicht geopend (VWW)
Legenda
1 Elektrische aansluitingen
2 Regelaarprintplaat (onder afdekplaat)
3 Relais
4 Veiligheidstemperatuurbegrenzer van de hulpverwarming
5 Elektrische hulpverwarming
6 Condensor
7 Hoogefficiënte CV-circuitpomp
8 Vul- en aftapventiel CV-circuit
9 Typeplaatje
10 Compressor
11 Expansieventiel
12 Condensbak
13 Vul- en aftapventiel bronwatercircuit
14 Stromingsschakelaar
15 Verdamper
16 Omschakelventiel verwarming/boilerlading
Functie- en toestelbeschrijving
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 13
3
3.4 Optionele accessoires
De volgende Vaillant-toestellen kunt u voor de uitbreiding
van de warmtepompinstallatie inzetten. Meer informatie
over de installatie van de Vaillant-toestellen vindt u in
¬hfdst. 7.7.
Mengmodule VR 60
Met de mengmodule kunt u de regeling van de CV-installa-
tie met twee mengcircuits uitbreiden. U kunt maximaal zes
mengmodules aansluiten.
Afstandsbediening VR 90
Voor de eerste zes CV-circuits (CV 4 - CV 15) kunt u een
individuele afstandsbediening aansluiten.
Standaardvoeler VR 10
Afhankelijk van de configuratie van de installatie kunnen
bijkomende voelers, bijv. als aanvoer-, retour-, verzamelaar-
of boilervoeler, vereist zijn.
vrDIALOG 810/2
vrDialog is een communicatie-eenheid met software en ver-
bindingskabel, die u de mogelijkheid biedt om een diagnose,
bewaking en parametrering van de warmtepomp ter plaatse
vanaf een computer uit te voeren.
vrnetDIALOG 840/2, 860/2
De communicatie-eenheid vrnetDIALOG biedt de mogelijk-
heid om via een telefoonaansluiting of via een geïnte-
greerde gsm-modem onafhankelijk van de actuele
locatie een afstandsdiagnose, bewaking en parametrering
van de warmtepomp vanaf een computer uit te voeren.
Aanloopstroombegrenzer VWZ 30/2 SV
De aanloopstroombegrenzer VWZ 30/2 SV dient ervoor de
bij aanloop van de compressor kortstondig sterk verhoogde
stroomopname te begrenzen. Dit wordt door enkele ener-
giebedrijven aanbevolen of voorgeschreven.
Buffervat voor CV-water VPS
Het buffervat VPS dient als tussenopslag voor
verwarmingswater en kan tussen warmtepomp en CV-circuit
gemonteerd worden. Het stelt de nodige energie ter beschik-
king om spertijden van de netexploitant te overbruggen.
Warmwaterboiler VIH en VDH
De Vaillant spiraalboilers VIH en de Vaillant boilers met dub-
bele mantel VDH zijn speciaal voor de combinatie met
warmtepompen ontworpen en zijn bestemd voor het ver-
warmen en opslaan van warm water.
Buffervat VPS /2
Het buffervat VPS /2 (optioneel met verswaterstation
VPM-W of zonnelaadstation VPM-S) dient als tussenopslag
voor verwarmingswater en kan tussen warmtepomp en CV-
circuit gemonteerd worden. Het stelt de nodige warmte-
energie ter beschikking om spertijden van de netexploitant
te overbruggen.
Compacte collector VWZ
Het aardcollectorsysteem VWZ dient als warmtebron met
geringe plaatsbehoefte bij eenvoudige en snelle installatie.
Het is uitsluitend combineerbaar met de warmtepomptypes
VWS 81/3 en 101/3.
Externe koeling VWZ NC 14/17
Met het toebehoren externe koeling VWZ kunt u de warmte-
pompen VWS 141/3 en VWS 171/3 ook voor de koeling
gebruiken.
Andere van Vaillant verkrijgbare accessoires
Brijnconcentraat
Vulpomp voor brijncircuit
Warmtepompbrijnvulstation
Andere toebehoren
Veiligheidsgroep en afvoertrechter voor CV-circuit
Expansievat voor CV-circuit
Expansievat voor warmwatercircuit
Expansievat voor brijncircuit
Montage
14 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
4
4 Montage
4.1 Eisen aan de opstellingsplaats
> Kies een droge ruimte die doorlopend vorstveilig is, een
omgevingstemperatuur van 7 °C niet onderschrijdt en
een maximale temperatuur van 25 °C niet overschrijdt.
> Houd er rekening mee dat de opstellingsruimte een mini-
maal volume moet hebben. Volgens DIN EN 378 T1 wordt
voor warmtepompen de grootte van de minimale opstel-
lingsruimte (V
min
) als volgt berekend:
V
min
= G/c
G = koelmiddelvulhoeveelheid in kg
c = praktische grenswaarde in kg/m
3
(voor R 407 C geldt c = 0,31 kg/m
3
)
Hieruit resulteert de volgende minimale opstellings-
ruimte:
Warmtepomptype
Koelmiddelvulhoe-
veelheid [kg]
Minimale opstel-
lingsruimte [m
3
]
VWS 61/3
VWW 61/3
1,9 6,1
VWS 81/3
VWW 81/3
2,2 7,1
VWS 104/3
VWW 104/3
2,05 6,6
VWS 141/3
VWW 141/3
2,9 9,4
VWS 171/3
VWW 171/3
3,05 9,8
4.1 Minimale grootte van de opstellingsruimte van de warmte-
pomp
> Zorg ervoor dat de vereiste minimumafstanden in acht
genomen kunnen worden.
> Houd er bij de keuze van de opstellingsplaats rekening
mee dat de warmtepomp tijdens het gebruik trillingen op
de bodem of op de in de buurt liggende muren kan over-
brengen.
> Zorg ervoor dat de bodem effen is en over voldoende
draagvermogen beschikt om het gewicht van de warmte-
pomp incl. de boiler en evt. van een gevuld bedrijfsklaar
buffervat te kunnen dragen.
> Zorg ervoor dat de leidingen (zowel brijn- resp. bronwa-
ter- alsook verwarmingsleidingen) doelmatig geplaatst
kunnen worden.
4.2 Vereisten aan de bronwaterkwaliteit
(alleen VWW)
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door onge-
schikt bronwater!
Ongeschikt bronwater kan de zuigbron, de
buisleidingen en de verdamper door vero-
kering beschadigen. Het gebruik van zout-
houdende waterlopen is niet toegestaan!
> Controleer voor de installatie het aange-
zogen bronwater absoluut op voldoende
kwaliteit.
Als de warmtepomp direct in het bronwatercircuit inge-
bouwd wordt, moet onafhankelijk van de wettelijke voor-
schriften een wateranalyse conform de volgende tabel ter
beoordeling van de bronwaterkwaliteit (¬ tab. 4.2) uitge-
voerd en beslist worden of het bronwater als warmtebron
gebruikt kan worden. De tabel dient als oriënteringshulp en
maakt geen aanspraak op volledigheid. Bij een niet bevredi-
gende bronwaterkwaliteit moet een brijnwaterwarmtepomp
(VWS) met een door de klant te plaatsen tussenwarmtewis-
selaar ingezet worden (¬ planningsinformatie geoTHERM).
Als grenswaarden zijn de waarden voor "koper" doorslagge-
vend, omdat in de warmtepomp een kopergesoldeerde edel-
stalen plaatwarmtewisselaar voorhanden is. Als in de kolom
"koper" de eigenschap "" (ongeschikt) of drie keer de
eigenschap "" optreedt, is het directe bedrijf niet toege-
staan. In dit geval moet een tussencircuit (met brijnwater-
warmtepomp en tussenwarmtewisselaar) geïnstalleerd wor-
den.
Als een vastgeschroefde edelstalen warmtewisselaar (mate-
riaal 1.4401) als tussencircuitwarmtewisselaar gebruikt
wordt, gelden de grenswaarden in de tabel voor "edelstaal".
Als in de kolom "edelstaal" de eigenschap "" (ongeschikt)
of drie keer de eigenschap "" optreedt, is het bedrijf met
tussencircuit niet toegestaan.
Bij water uit meren en vijvers moet in elk geval een tussen-
circuit geïnstalleerd worden. Het tussencircuit moet met
brijnvloeistof (30 %-mengeling) gevuld worden.
Montage
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 15
4
Waterbestanddelen Concentratie in
mg/l
Koper Edelstaal
(1.4401)
Ijzer, opgelost
Fe **
<0,2
>0,2
**
Mangaan, opgelost
Mn **
<0,1
>0,1
**
Aluminium, opgelost
Al
<0,2
>0,2
Zwavelwaterstof
H
2
S
<0,05
>0,05
Sulfide
SO
3
<1

Chloorgas, vrij
Cl
2
<0,5
0,5 - 5
>5
/
/
Ammoniak
NH
3
<2
2 - 20
>20
Koolzuur, vrij agressief
CO
2
<5
5 - 20
>20
Zuurstof
O
2
<2
>2
Sulfaat
[SO
4
]
2-
<70
70 - 300
>300
/
Waterstofcarbonaat
HCO
3
-
<70
70 - 300
>300
Verhouding
HCO
3
-
/[SO
4
]
2-
<1,0
>1,0
/
Chloride
Cl
-
<300
>300
Nitraat, opgelost
NO
3
<100
>100
Optische eigenschap-
pen ***
Grenswaarde helder,
kleur-
loos
helder,
kleurloos
Water
Totale hardheid
4,0- 8,5 °dH

pH-waarde <6,0
6,0 - 7,5
7,5 - 9,0
>9,0
/
Elektrisch geleidings-
vermogen (bij 20 °C)
<10 S/cm
10 - 500 S/cm
>500 S/cm
4.2 Grenswaarden bronwaterkwaliteit
= in het normale geval goede bestendigheid
= corrosiegevaar voorhanden; indien meerdere evaluaties met
voorhanden zijn: kritiek
= ongeschikt
**) Om een verokering, vooral van de retourbron te vermijden, moe-
ten voor ijzer (Fe) de grenswaarde <0,2 mg/liter en voor man-
gaan (Mn) de grenswaarde <0,1 mg/liter absoluut in acht geno-
men worden.
***) In het grondwater mogen onafhankelijk van wettelijke voor-
schriften geen troebelingen of afzetbare stoffen voorhanden
zijn. De fijnste vuilpartikels, die tot de vertroebeling van het
water leiden, zijn ook door filters niet elimineerbaar en kunnen
zich in de verdamper afzetten en de warmteoverdracht ver-
slechten.
Montage
16 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
4
4.3 Afstanden en afmetingen
600
140
50 100 7575
140
0-10
1)
1200
1100
1030
835
600
650
4.1 Afstanden en afmetingen
1) Stelvoeten 10 mm in de hoogte verstelbaar
Montage
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 17
4
300 mm
300 mm
300 mm
600 mm
100 mm
4.2 Minimumafstanden voor de opstelling van de warmtepomp
4.4 Vereisten aan het CV-circuit
De warmtepomp is alleen voor de aansluiting aan een
gesloten CV-installatie geschikt. Om een storingvrije wer-
king te garanderen, moet de CV-installatie door geautori-
seerd vakpersoneel in overeenstemming met de betreffende
voorschriften aangelegd zijn.
Een warmtepomp is aan te raden voor lagetemperatuursys-
temen. Daarbij moet de CV-installatie op lage aanvoertem-
peraturen (idealerwijs ca. 30 - 35 °C) ingesteld zijn. Daar-
naast moet ervoor gezorgd zijn dat met de spertijden van
de netexploitant rekening gehouden wordt.
Ter vermijding van energieverlies en ter bescherming tegen
het bevriezen moeten alle aansluitleidingen van een
warmte-isolatie voorzien zijn.
De leidingen moeten vrij zijn van verontreinigingen.
> Spoel leidingen voor het vullen evt. grondig uit.
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door onge-
schikte antivries- en anticorrosie-
middelen!
Ongeschikte antivries- en anticorrosiemid-
delen kunnen afdichtingen en andere com-
ponenten beschadigen en daardoor water-
lekken veroorzaken.
> Verrijk het verwarmingswater alleen met
de toegestane antivries- en anticorrosie-
middelen.
> Neem de vulvoorschriften (¬hfdst. 6.1)
in acht.
Bij CV-installaties, die overwegend met thermostatisch of
elektrisch geregelde ventielen uitgerust zijn, moet een per-
manente, voldoende doorstroming van de warmtepomp
gegarandeerd worden. Onafhankelijk van de keuze van de
CV-installatie moet de nominale volumestroom aan verwar-
mingswater (¬tab.14.1 resp. 14.2) gegarandeerd zijn.
Montage
18 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
4
4.5 Leveringsomvang controleren
3
2
1
6
5
4
7
8
12
9
13
14
10
11
4.3 Leveringsomvang controleren
Legende
¬tab.4.3
De warmtepomp wordt op een pallet staand in drie verpak-
kingseenheden geleverd.
> Controleer de warmtepomp en de afzonderlijk verpakte
bedieningsconsole op eventuele transportschade.
Pos. Aantal Benaming
1 1 Warmtepomp
13 4 Installatiehandleiding, gebruiksaanwijzing,
garantiekaart BE
Samen in een karton:
2 1 Bedieningsconsole, afdekzuil
4 1 6 liter brijnexpansievat max. 3bar
Daarin samen in een grote tas:
11 1 Klem voor bevestiging van het brijnexpan-
sievat
9 1 Veiligheidsventiel voor brijncircuit, 1/2",
3bar
5 1 VRC DCF radioklok-signaalontvanger met
buitentemperatuurvoeler
6 4 Sensoren VR 10
Daarin samen in een kleine tas:
7 1 Stuurleiding voor vrnetDIALOG
10 1 Zakje met kleine delen voor bevestiging
van het brijnexpansievat
2 Platkopschroeven M6 voor de montage
van de bedieningsconsole aan de montage-
plaat
3 Plaatschroeven voor montageplaat bedie-
ningsconsole
2 Plaatschroeven voor de bevestiging van
vrnetDIALOG
Samen in een karton:
8 6 Aansluitbocht 45° met wartelmoeren
12 1 Isolatiemat voor brijncircuitaansluitingen
aan de achterwand
Daarin samen in een kleine tas:
14 2 Afdichtingen met metalen steunring voor
aansluitbocht brijncircuit
3 3 Vlakke afdichtingen (geel/groen) voor aan-
sluitbocht CV-circuit
4.3 Leveringsomvang
Montage
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 19
4
4.6 Transportbeveiligingen verwijderen
4.4 Transportbeveiligingen verwijderen
> Verwijder voorzichtig verpakking en beschermmateriaal,
zonder hierbij delen van het toestel te beschadigen.
> Verwijder de transportbeveiligingen (haken) waarmee de
warmtepomp op de pallet bevestigd is.
> Voer de haken op een deskundige manier af. U hebt deze
niet meer nodig.
4.7 Warmtepomp transporteren
Als transporthulp dienen de grepen aan de achterkant van
het toestel (¬afb.3.4, pos. 4).
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door ondeskun-
dig transport!
Onafhankelijk van het transporttype mag
de warmtepomp resp. de warmtepompmo-
dule nooit meer dan 45° gekanteld worden.
Anders kan het later tot storingen in het
koelmiddelcircuit komen. In het ergste geval
kan dit tot een defect van de volledige CV-
installatie komen.
> Kantel de warmtepomp tijdens het trans-
port maximaal tot 45°.
We raden aan om de warmtepomp met behulp van een
geschikte steekwagen te transporteren.
a
Gevaar!
Verwondingsgevaar door groot gewicht bij
het optillen!
De warmtepomp weegt tot 180 kg.
> Als het optillen van de warmtepomp niet
vermeden kan worden, dan tilt u met
meerdere personen om verwondingen te
vermijden.
< 45°
4.5 Warmtepomp transporteren (steekwagen)
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door onge-
schikt transportmiddel!
Let erop dat het door u gekozen transport-
middel conform het gewicht van de warmte-
pomp gekozen is.
> Het gewicht van de warmtepomp kunt u
in de technische gegevens terugvinden.
Let bij het transport met een steekwagen op het volgende:
> Zet de steekwagen alleen tegen de achterkant van de
warmtepomp, omdat zo de gewichtsverdeling het gun-
stigst is.
> Zet de warmtepomp vast met een gordel.
Montage
20 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
4
> Gebruik een oprijhelling om met de steekwagen van de
pallet te rijden, bijv. kanthout en een stabiele plank.
4.8 Warmtepomp opstellen
> Neem bij het opstellen van de warmtepomp de minimale
afstanden tot de muur in acht (¬ afb. 4.2).
0-10 mm
4.6 Stelvoeten instellen
> Richt de warmtepomp door het instellen van de instel-
voeten horizontaal uit.
4.9 Manteldelen van de warmtepomp
demonteren
De manteldelen zijn vastgeschroefd en bijkomend van borg-
clips voorzien.
1.
2.
2.
3.
4.7 Bovenste afdekkingen afnemen
> Neem de met borgclips bevestigde achterste mantel
bovenaan de buistoevoer af door ze met lichte druk naar
boven af te trekken.
> Draai de daaronder verborgen schroeven voor de front-
mantel boven uit.
> Neem de voorste afdekking bovenaan naar boven toe af.
Montage
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 21
4
4.8 Onderste deel van de frontmantel afnemen
> Draai de beide schroeven aan de montageplaat uit en
trek de montageplaat samen met het onderste deel van
de frontmantel van de behuizing.
1.
1.
2.
3.
4.9 Bovenste deel van de frontmantel afnemen
> Draai de beide schroeven aan de montageplaat uit.
> Trek het bovenste deel van de voorste bekleding onder-
aan van de behuizing en til het naar boven toe op.
i
Monteer de manteldelen pas na het uitvoeren
van alle installatiewerkzaamheden (¬hfdst.7.9).
Hydraulische installatie
22 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
5
5 Hydraulische installatie
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door resten in
verwarmingsaanvoer en -retour!
Resten zoals lasparels, hamerslag, hennep,
stopverf, grof vuil e.d. uit buisleidingen kun-
nen zich in de warmtepomp afzetten en tot
storingen leiden.
> Spoel de CV-installatie voor het aanslui-
ten van de warmtepomp zorgvuldig uit
om mogelijke resten te verwijderen!
b
Opgelet!
Beschadigingsgevaar door ondichtheden!
Mechanische spanningen aan aansluitleidin-
gen kunnen tot ondichtheden en hierdoor
tot schade aan de warmtepomp leiden.
> Vermijd mechanische spanningen aan
aansluitleidingen!
De installatie mag alleen door een vakman uitgevoerd wor-
den!
> Neem bij de buisinstallatie de maat- en aansluittekenin-
gen in acht (¬ afb. 4.1).
> Neem bij de installatie de geldende voorschriften in acht.
> Neem de volgende aanwijzingen voor het vermijden van
geluidsoverdracht in acht:
Plaats de muurklemmen voor de bevestiging van de CV-
circuit- en brijncircuitbuizen niet te dicht bij de warmte-
pomp aan om een te starre koppeling te vermijden.
Gebruik bij bijzonder moeilijke gevallen metalen slangen
(rubberen slangen met wapening).
Het gebruik van gegolfde slangen van edelstaal wordt niet
aangeraden, omdat hierbij door de gegolfde vorm van de
slangen te hoge drukverliezen zouden ontstaan aan de
heetwaterzijde.
b
Opgelet!
Mogelijke functiebeperking door lucht in
de CV-installatie!
Lucht in de CV-installatie leidt tot een func-
tiebelemmering en vermindert het verwar-
mingsvermogen.
> Breng op geschikte plaatsen in de CV-
installatie ontluchtingskleppen aan.
5.1 Direct CV-bedrijf installeren
5.1.1 Functiebeschrijving bij direct CV-bedrijf
De vloerverwarmingscircuits worden direct aan de warmte-
pomp aangesloten. De regeling vindt standaard via een
energiebalansregeling (¬hfdst. 9.4.2) plaats.
5.1.2 Installatievoorschriften
> Installeer hydraulische componenten volgens de plaatse-
lijke vereisten volgens het volgende voorbeeld van een
hydraulisch schema.
> Als u het optionele toebehoren wamtepomp-brijnvulsta-
tion voor warmtepompen (¬afb.6.4, pos. 56) niet
gebruikt, installeert u de verschillende hydraulische com-
ponenten ¬afb.6.6.
> Sluit een maximaal maximaalthermostaat aan om de
vloerbeschermingsfunctie van de warmtepomp te garan-
deren.
> Sluit de aanvoertemperatuurvoeler VF2 aan om de ener-
gie-integraalfunctie te garanderen.
> Stel bij de ingebruikneming in de thermostaat hydrau-
lisch schema 1 in.
> Zorg ervoor dat een minimale omloopwaterhoeveelheid
(minstens 30 % van de nominale volumestroom) gega-
randeerd is.
i
Als u tussen warmtepomp en CV-installatie een
hydraulische wissel geïnstalleerd hebt, moet de
temperatuurvoeler VF2 in de voorloop van de
hydraulische wissel naar de CV-installatie aange-
bracht worden.
Let op: Principeweergave!
Deze voorbeelden van een hydraulisch schema bevatten
niet alle voor een deskundige montage vereiste afsluit- en
veiligheidselementen.
> Neem de betreffende normen en richtlijnen in acht!
Hydraulische installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 23
5
16
230 V~
3
400 V~
5
2
2
19
VF2
42a
50
42a
57
65
56
3
42b
32
58
3
13
3 Warmtepomp geoTHERM VWS ..1/3
13 Weersafhankelijke energiebalansregelaar
16 VRC DCF-ontvanger met buitentemperatuurvoeler
19 Maximaalthermostaat
32 Kapventiel
42a Veiligheidsklep
42b Membraan-expansievat CV-circuit
50
Overstroomventiel
56 Warmtepompbrijnvulstation
57 Pekelreservoir
58 Vul- en aftapkraan
65 Brijnopvangbak
HK2-P CV-pomp buffercircuit
VF2 Aanvoertemperatuurvoeler
Legenda
5.1 Voorbeeld hydraulisch schema: direct CV-bedrijf
Hydraulische installatie
24 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
5
5.2 Mengcircuit met buffervat installeren
5.2.1 Functiebeschrijving bij CV-bedrijf met
mengcircuit en buffervat
De CV-circuits worden via een buffervat als scheidingsvat
aan de warmtepomp aangesloten. De regeling vindt stan-
daard via een regeling van de gewenste aanvoertempera-
tuur(¬hfdst.9.4.3) plaats.
De aanvoertemperatuurvoeler VF2 zit achter de externe
CV-circuitpomp (vloerbeschermingsschakeling).
De warmtepomp reageert op een warmtevraag van de buf-
ferboiler.
5.2.2 Installatievoorschriften
> Installeer hydraulische componenten volgens de plaatse-
lijke vereisten volgens het volgende voorbeeld van een
hydraulisch schema.
> Als u het optionele toebehoren wamtepomp-brijnvulsta-
tion voor warmtepompen (¬afb.6.4, pos. 56) niet
gebruikt, installeert u de verschillende hydraulische com-
ponenten ¬afb.6.6.
> Sluit een maximaal maximaalthermostaat aan om de
vloerbeschermingsfunctie van de warmtepomp te garan-
deren.
> Sluit de aanvoertemperatuurvoeler VF2 aan om de ener-
gie-integraalfunctie te garanderen.
> Stel bij de ingebruikneming in de thermostaat hydrau-
lisch schema 2 in.
Let op: Principeweergave!
Deze voorbeelden van een hydraulisch schema bevatten
niet alle voor een deskundige montage vereiste afsluit- en
veiligheidselementen.
> Neem de betreffende normen en richtlijnen in acht!
Hydraulische installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 25
5
16
230 V~
3
400 V~
5
42a
42a
57
65
56
3
HK2-P
3
13
2
3
3
19
VF2
M
HK2
VF1
RF1
2
2
4
42b
32
58
3 Warmtepomp geoTHERM VWS ..1/3
4
Buffervat allSTOR VPS/2
13 Weersafhankelijke energiebalansregelaar
16 VRC DCF-ontvanger met buitentemperatuurvoeler
19 Maximaalthermostaat
32 Kapventiel
42a Veiligheidsklep
42b Membraan-expansievat CV-circuit
56 Warmtepompbrijnvulstation
57 Pekelreservoir
58 Vul- en aftapkraan
65 Brijnopvangbak
HK2-P CV-pomp buffercircuit
RF1 Retourtemperatuurvoeler
VF1 Aanvoertemperatuurvoeler
VF2 Aanvoertemperatuurvoeler
Legenda
HK2 CV-circuitmenger
5.2 Voorbeeld hydraulisch schema: mengcircuit met buffervat
Hydraulische installatie
26 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
5
5.3 Direct CV-bedrijf en boiler installeren
5.3.1 Functiebeschrijving bij direct CV-bedrijf en
boiler
De vloerverwarmingscircuits worden direct aan de warmte-
pomp aangesloten. De regeling vindt standaard via een
energiebalansregeling (¬hfdst. 9.4.2) plaats.
De warmtepomp bedient bovendien ook een boiler.
5.3.2 Installatievoorschriften
> Installeer hydraulische componenten volgens de plaatse-
lijke vereisten volgens het volgende voorbeeld van een
hydraulisch schema.
> Als u het optionele toebehoren wamtepomp-brijnvulsta-
tion voor warmtepompen (¬afb.6.4, pos. 56) niet
gebruikt, installeert u de verschillende hydraulische com-
ponenten ¬afb.6.6.
> Sluit een maximaal maximaalthermostaat aan om de
vloerbeschermingsfunctie van de warmtepomp te garan-
deren.
> Sluit de aanvoertemperatuurvoeler VF2 aan om de ener-
gie-integraalfunctie te garanderen.
> Stel bij de ingebruikneming in de thermostaat hydrau-
lisch schema 3 in.
> Zorg ervoor dat een minimale omloopwaterhoeveelheid
(minstens 30 % van de nominale volumestroom) gega-
randeerd is.
i
Als u tussen warmtepomp en CV-installatie een
hydraulische wissel geïnstalleerd hebt, moet de
temperatuurvoeler VF2 in de voorloop van de
hydraulische wissel naar de CV-installatie aange-
bracht worden.
Let op: Principeweergave!
Deze voorbeelden van een hydraulisch schema bevatten
niet alle voor een deskundige montage vereiste afsluit- en
veiligheidselementen.
> Neem de betreffende normen en richtlijnen in acht!
Hydraulische installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 27
5
16
3
5
42a
3
42a
57
65
56
3
13
2
3
43
42 c
CP
42a
SP
5
19
VF2
2
2
230 V~
400 V~
42b
32
58
3 Warmtepomp geoTHERM VWS ..1/3
5 Boiler
13 Weersafhankelijke energiebalansregelaar
16 VRC DCF-ontvanger met buitentemperatuurvoeler
19 Maximaalthermostaat
32 Kapventiel
42a Veiligheidsklep
42b Membraan-expansievat CV-circuit
Membraanexpansievat warm water
43 Veiligheidsgroep wateraansluiting
56 Warmtepompbrijnvulstation
57 Pekelreservoir
58 Vul- en aftapkraan
65 Brijnopvangbak
HK2-P CV-pomp buffercircuit
SP Boilertemperatuurvoeler
VF2 Aanvoertemperatuurvoeler
CP circulatiepomp
Legenda
42 c
5.3 Voorbeeld hydraulisch schema: direct CV-bedrijf en boiler
Hydraulische installatie
28 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
5
5.4 Mengcircuit met buffervat en boiler
installeren
5.4.1 Functiebeschrijving bij CV-bedrijf met
buffervat en boiler
De CV-circuits worden via een buffervat als scheidingsvat
aan de warmtepomp aangesloten. De regeling vindt stan-
daard via een regeling van de gewenste aanvoertempera-
tuur (¬hfdst.9.4.3) plaats.
De aanvoertemperatuurvoeler VF2 zit achter de externe
CV-circuitpomp (vloerbeschermingsschakeling).
De warmtepomp reageert op een warmtevraag van de buf-
ferboiler.
De warmtepomp bedient bovendien ook een boiler.
5.4.2 Installatievoorschriften
> Installeer hydraulische componenten volgens de plaatse-
lijke vereisten volgens het volgende voorbeeld van een
hydraulisch schema.
> Als u het optionele toebehoren wamtepomp-brijnvulsta-
tion voor warmtepompen (¬afb.6.4, pos. 56) niet
gebruikt, installeert u de verschillende hydraulische com-
ponenten ¬afb.6.6.
> Sluit een maximaal maximaalthermostaat aan om de
vloerbeschermingsfunctie van de warmtepomp te garan-
deren.
> Sluit de aanvoertemperatuurvoeler VF2 aan om de ener-
gie-integraalfunctie te garanderen.
> Stel bij de ingebruikneming in de thermostaat hydrau-
lisch schema 4 in.
Let op: Principeweergave!
Deze voorbeelden van een hydraulisch schema bevatten
niet alle voor een deskundige montage vereiste afsluit- en
veiligheidselementen.
> Neem de betreffende normen en richtlijnen in acht!
Hydraulische installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 29
5
16
230 V~
3
400 V~
5
42a
42a
57
65
56
3
HK2-P
3
13
2
3
3
19
VF2
HK2
2
2
2
3
43
42 c
CP
42a
SP
5
VF1
RF1
4
42b
32
58
3 Warmtepomp geoTHERM VWS ..1/3
4
Buffervat allSTOR VPS/2
5 Bufferboiler
13 Weersafhankelijke energiebalansregelaar
16 VRC DCF-ontvanger met buitentemperatuurvoeler
19 Maximaalthermostaat
32 Kapventiel
42a Veiligheidsklep
42b Membraan-expansievat CV-circuit
Membraanexpansievat warm water
43 Veiligheidsgroep wateraansluiting
56 Warmtepompbrijnvulstation
57 Pekelreservoir
58 Vul- en aftapkraan
65 Brijnopvangbak
HK2-P CV-pomp buffercircuit
SP boilertemperatuurvoeler
VF2 Aanvoertemperatuurvoeler
CP circulatiepomp
Legenda
42 c
HK2 CV-circuitmenger
RF1 Retourtemperatuurvoeler
VF1 Aanvoertemperatuurvoeler
M
5.4 Voorbeeld hydraulisch schema: mengcircuit met buffervat
en boiler
Hydraulische installatie
30 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
5
5.5 Aansluitbocht monteren
b
Opgelet!
Beschadigingsgevaar door ondichtheden!
Als aan de aansluitingen van het brijncir-
cuit/bronwatercircuit (¬ afb.5.6, pos. 6
en7) niet de afdichtingen met metalen
steunring gebruikt worden, kan het tot
ondichtheden komen!
> Zorg ervoor dat aan de aansluitbochten
de juiste afdichtingen gebruikt worden!
De buisinstallatie en het gebruik van de afdichtingen
moet conform ¬ afb.5.6 gebeuren.
De installatie moet door een vakman uitgevoerd worden.
> Neem bij de installatie de geldende voorschriften in acht.
b
Opgelet!
Gevaar voor verminderde werking!
Lucht in de CV-installatie leidt tot een func-
tiebelemmering en vermindert het verwar-
mingsvermogen.
> Breng eventueel ontluchtingsventielen
aan.
1
1
5.5 Blinde doppen verwijderen
> Verwijder de blinde doppen (1) van de toestelaansluitin-
gen. U hebt deze niet meer nodig en ze kunnen op een
vakkundig afgevoerd worden.
8
2
5
3 4
7
6
5.6 Aansluitbocht monteren
Legenda
2 Verwarmingsvoorloop
3 Verwarmingsretour
4 Retour boiler
5 Aansluiting membraanexpansievat CV-circuit
6 Van warmtebron naar warmtepomp (A, brijn warm)
7 Van warmtepomp naar warmtebron (B, brijn koud)
8 Isolatiemat
> Monteer de drie aansluitbochten (2 tot 4) met de geel/
groene platte afdichtingen.
> Monteer de individuele, kleinere aansluitbochten met een
geel/groene platte afdichting aan de aansluiting voor het
expansievat van het CV-circuit (5).
> Monteer de twee aansluitbochten (6 en 7) met de afdich-
tingen met metalen steunring uit het toebehoren.
> Voor de warmte-isolatie van de aansluitplaat is in het bij-
gesloten pak een daarvoor bestemde isolatiemat gele-
verd. Breng deze isolatiemat (8) aan de beide rechter
schroefverbindingen aan.
Hydraulische installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 31
5
5.6 Warmtepomp aan CV-circuit aansluiten
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door condens-
water!
Condenswater kan tot corrosie leiden.
> Isoleer alle leidingen van het verwar-
mingscircuit dampdiffusiedicht.
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door overdruk
in het CV-circuit!
Tijdens het bedrijf kan het tot overdruk in
het CV-circuit komen.
> Monteer een expansievat en een veilig-
heidsventiel in het CV-circuit, zoals
onderaan vereist.
Voor de installatie van de CV-installatie vereist de norm
EN12828 het volgende:
een vulventiel om de CV-installatie met water te kunnen
vullen of om water af te kunnen laten (af fabriek in het
toestel ingebouwd).
een membraanexpansievat in de retour van het CV-cir-
cuit,
een veiligheidsoverdrukventiel (minstens DN 20, ope-
ningsdruk 3 bar) met manometer (veiligheidsgroep) in de
voorloop van het CV-circuit, onmiddellijk achter de
warmtepomp,
een lucht-/vuilafscheider in de retour van het CV-circuit.
a
Gevaar!
Verbrandingsgevaar door damp of heet
water!
Door de afblaasleiding van het veiligheids-
overdrukventiel wordt bij overdruk damp
en/of heet water afgeblazen.
> Installeer een afblaasleiding ter grootte
van de uitlaatopening van het veiligheids-
ventiel zodanig dat bij het aflaten geen
personen door damp en/of heet water
gevaar kunnen lopen.
> Installeer de afblaasleiding in een vorstvrije omgeving
zodat ze altijd open, toegankelijk en inkijkbaar blijft.
We raden de installatie van een Vaillant-veiligheidsgroep en
van een afvoertrechter aan.
> Monteer de verwarmingsvoorloop en -retour met alle
componenten.
> Sluit de aanvoerleiding aan (¬afb.5.6, pos. 2).
> Sluit de retourleiding aan (¬afb.5.6, pos.3).
> Sluit het expansievat van het CV-circuit aan (¬afb.5.6,
pos. 5).
5.7 Warmtepomp aan brijncircuit aansluiten
(alleen VWS)
64
48
56
70 72
62
57
42a
63
61
65
A
B
5.7 Armaturen in het brijncircuit
Legenda
42a Veiligheidsventiel
48 Manometer
56 Warmtepompbrijnvulstation
57 Brijnexpansievat
61 Afsluitventiel
62 Afsluitventiel
63 Afsluitventiel
64 Afsluitventiel
65 Brijnopvangreservoir
70 Afsluitventiel
72 Afsluitventiel
A Van warmtebron naar de warmtepomp (brijn warm)
B Van warmtepomp naar de warmtebron (brijn koud)
Vaillant raadt de installatie van het Vaillant-warmtepomp-
brijnvulstation aan. Daardoor is een voorbereidende
deelontluchting van het brijncircuit, bijv. van de aanvoer- en
retourleidingen van het brijncircuit tot aan het toestel
mogelijk.
> Neem voor de installatie de ¬ Montagehandleiding van
het warmtepompbrijnvulstation in acht.
b
Opgelet!
Gevaar voor slechte werking!
Vuilfilters kunnen tot doorstromingsproble-
men en tot de reductie van de resttranspor-
thoogte van de brijnpomp leiden.
> Installeer geen vuilfilters permanent in
het brijncircuit! De brijnvloeistof wordt bij
het vullen gereinigd.
Hydraulische installatie
32 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
5
b
Opgelet!
Beschadigingsgevaar door condensaat-
vorming!
Condensaatvorming aan niet geïsoleerde
brijnleidingen binnen het gebouw kan tot
bouwschade leiden.
> Isoleer absoluut alle brijnleidingen damp-
diffusiedicht.
> Monteer de brijnleidingen tussen warmtebron en warm-
tepomp met alle bijbehorende componenten conform de
geldende technische richtlijnen.
i
Gebruik koelbuisklemmen voor de aansluitingen
van de brijnleidingen aan de warmtepomp om
verijzing te vermijden.
> Sluit de brijnleidingen op de warmtepomp aan
(¬afb.5.6, pos. 6 en 7).
> Monteer de voor de warmte-isolatie van de aansluitplaat
bestemde isolatiemat (¬afb.5.6, pos. 8).
> Isoleer alle leidingen dampdiffusiedicht.
5.8 Brijnexpansievat in het brijncircuit
monteren (alleen VWS)
42a
1
2
57
3
5.8 Brijnexpansievat monteren
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door lekkend
brijn!
Als de onderste schroefverbinding aan het
brijnexpansievat (2) met teflonband of der-
gelijk afgedicht wordt, kan het tot lekken in
het brijncircuit komen.
> Dicht deze schroefverbinding met hen-
nep af.
i
Het brijnexpansievat uit het toebehoren heeft
een volume van ca. 6 liter en is hiermee voor
brijncircuits tot max. 500 liter voldoende.
> Monteer de houder (3) van het brijnexpansievat met de
plug en de schroef aan de muur.
> Draai de voorgemonteerde aansluitstukken (1 en 2) uit
het brijnexpansievat (57) uit.
> Doe hennep rond de buitenschroefdraad van het onder-
ste aansluitstuk.
> Installeer het brijnexpansievat met het onderste aansluit-
stuk in de leiding van de warmtebron naar de warmtepomp.
42a
1
5.9 Veiligheidsventiel monteren
> Dicht de buitenschroefdraad van het bovenste aansluit-
stuk (1) met een afdichtmassa af die droog afdicht, bijv.
teflonband.
> Monteer het aansluitstuk aan het 3 bar veiligheidsventiel
(42a), dat bij de warmtepomp geleverd is.
> Monteer het bovenste aansluitstuk met veiligheidsventiel
aan het brijnexpansievat.
> Bevestig het brijnexpansievat met behulp van de houder.
> Sluit een slang/een leiding op het veiligheidsventiel aan.
Laat de slang open in het brijnexpansievat eindigen.
Hydraulische installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 33
5
> Installeer de brijnopvangbak (¬afb.5.7, pos.65) druk-
loos aan het veiligheidsventiel (42a).
De brijnopvangbak mag niet compleet gesloten zijn
omdat anders de werking van het veiligheidsventiel niet
gegarandeerd is.
5.9 Warmtepomp aan brijnwatercircuit
aansluiten (alleen VWW)
Bij bronwater als warmtebron wordt in de meeste gevallen
de broninstallatie met een zuig- en retourbron uitgevoerd.
De uiteinden van de buisleidingen van de zuig- en van de
retourbron moeten voldoende diep onder het bronwaterpeil
liggen om te vermijden dat water luchtzuurstof opneemt.
Deze zuurstof leidt tot uitvlokking van het in water opgelost
ijzer en mangaan, wat tot verokering van de retourbron en
van de warmtewisselaar van de warmtepomp kan leiden.
> Installeer in de zuigbron de door de klant te leveren
bronpomp (dompelpomp). Neem hiervoor de installatie-/
montagehandleiding van de bronpomp in acht.
De elektrische aansluiting van de bronpomp is in
¬hfdst.7.3.4 beschreven.
> Monteer de bronwaterleidingen met alle bijbehorende
componenten conform de geldende technische richtlij-
nen.
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door vastestof-
partikels!
Vastestofpartikels (bijv. zand) in het bron-
water kunnen de verdamper doen dichtslib-
ben.
> Installeer in de toevoer naar de warmte-
pomp een terugspoelbare fijne filter
(maaswijdte 100 - 120 m).
> Sluit de bronwaterleidingen aan de warmtepomp aan
(¬afb.5.6, pos.6 en 7).
> Monteer de voor de warmte-isolatie van de aansluitplaat
bestemde isolatiemat (¬afb.5.6, pos. 8).
> Isoleer alle leidingen dampdiffusiedicht.
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door onder-
druk!
Door onderdruk in de bronwaterleidingen
kunnen de flexibele slangen binnen de
warmtepomp beschadigd worden.
> Zorg ervoor dat bij het gebruik en na het
uitschakelen van de bronpomp geen
onderdruk in de leidingen kan ontstaan.
5.10 Evt. boiler aansluiten
> Als een externe boiler aangesloten moet worden, sluit
dan de retour van de boiler aan (¬ afb. 5.6, pos. 4).
> Als er geen externe boiler aangesloten wordt, moet u
deze aansluiting dicht afsluiten.
Vullen van het CV- en warmtebroncircuit
34 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
6
6 Vullen van het CV- en
warmtebroncircuit
Voor de warmtepomp in gebruik genomen kan worden,
moeten het CV-circuit en het brijncircuit (alleen VWS)
gevuld worden.
Bij het gebruik van bronwater als warmtebron (alleen VWW)
valt het vullen en ontluchten van het warmtebroncircuit
weg, omdat het om een open systeem gaat.
6.1 Vulvoorschriften
Het toevoegen van additieven aan het CV-water kan materi-
ele schade veroorzaken. Bij ondeskundige gebruik van de
volgende producten werden bij Vaillant toestellen tot nu toe
geen onverdraagzaamheden vastgesteld.
> Volg de aanwijzingen van de fabrikant bij gebruik van
additieven.
Voor de compatibiliteit van alle additieven in de overige CV-
installatie en voor de werkzaamheid ervan kan Vaillant niet
aansprakelijk gesteld worden.
Additieven voor reinigingsmaatregelen (aanslui-
tend uitspoelen vereist)
Fernox F3
Jenaqua 200
Jenaqua 300
Jenaqua 400
Sentinel X 300
Sentinel X 400
Additieven die permanent in de installatie blijven
Fernox F1
Fernox F2
Jenaqua 100
Jenaqua 110
Sentinel X 100
Sentinel X 200
Fernox Antifreeze Alphi 11
Sentinel X 500
Anti-vriesmiddelen die permanent in de installatie
blijven
Fernox Antifreeze Alphi 11
Sentinel X 500
> Informeert u de gebruiker over de nodige maatregelen,
indien u deze additieven heeft toegepast.
> Informeert u deze over de noodzakelijke wijze van vorst-
beveiliging.
> Neem voor de conditionering van het vul- en suppletie-
water de geldende nationale voorschriften en technische
regels in acht.
Voor zoverre nationale voorschriften en technische regelin-
gen geen hogere eisen stellen, geldt het volgende:
> U moet het verwarmingswater conditioneren,
als de volledige vul- en bijvulwaterhoeveelheid tijdens
de gebruiksduur van de installatie het drievoudige van
het nominale volume van de CV-installatie overschrijdt
of
als de in de volgende tabellen genoemde grenswaar-
den niet in acht genomen worden.
Totaal ver-
warmings-
vermogen
Totale hardheid bij kleinste ketelverwarmings-
oppervlakte
2)
20 l/kW
> 20 l/kW
< 50 l/kW
> 50 l/kW
kW mol/m
3
mol/m
3
mol/m
3
<50
Geen vereiste
of < 3
1)
20,02
> 50 tot 200 2 1,5 0,02
1) Bij installaties met circulatiewaterverwarmers en voor syste-
men met elektrische verwarmingselementen
2) van het specifieke installatievolume (liter nominale inhoud/
verwarmingsvermogen; bij meerketelinstallaties moet het
kleinste individuele vermogen ingezet worden). Deze gege-
vens gelden alleen tot het 3-voudige installatievolume voor
vul- en bijvulwater. Als het drievoudige installatievolume over-
schreden wordt, moet het water, precies zoals bij overschrij-
ding van de in tabel 6.1 genoemde grenswaarden, volgens de
voorschriften van de VDI behandeld worden (ontharden, demi-
neraliseren, hardheidsstabilisatie of spuien).
6.1 Richtwaarden voor het verwarmingswater: Waterhardheid
Kenmerken van het
verwarmingswater
Een-
heid
zoutarm zouthoudend
Elektrisch opgenomen
vermogen 25 °C
S/cm
<100 100 - 1500
Voorkomen
vrij van gesedimenteerde
stoffen
pH-waarde bij 25 °C 8,2 - 10,0
1)
8,2 - 10,0
1)
Zuurstof mg/L <0,1 <0,02
1) Bij aluminium en aluminiumlegeringen is het pH-waardebereik
van 6,5 tot 8,5 beperkt.
6.2 Richtwaarden voor het verwarmingswater: zoutgehalte
b
Opgelet!
Gevaar voor materiële schade door verrij-
king van het verwarmingswater met
ongeschikte antivries- en corrosiewe-
rende middelen!
Antivries- en corrosiewerende middelen
kunnen veranderingen aan afdichtingen,
geluiden in de CV-functie en evt. verdere
beschadigingen veroorzaken.
> Gebruik geen ongeschikte antivries- en
corrosiewerende middelen.
Vullen van het CV- en warmtebroncircuit
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 35
6
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door afzetting
van magnetiet.
Bij verwarmingssystemen met stalen bui-
zen, statische verwarmingsoppervlakken
en/of buffervatinstallaties kan het bij grote
waterhoeveelheden tot de vorming van
magnetiet komen. Hier raden we het
gebruik van een magnetietfiler ter bescher-
ming van de toestelinterne pomp aan.
> Plaats de filter absoluut direct in de zone
van de retourleiding naar de warmte-
pomp.
6.2 CV-circuit vullen en ontluchten
b
Opgelet!
Verminderde werking door onvoldoende
ontluchting!
Luchtophopingen kunnen tot onvoldoende
doorstroming en geluiden in het CV-circuit
leiden.
> Zorg ervoor dat het boilerlaadcircuit van
de boiler eveneens ontlucht wordt.
> Draai alle thermostaatventielen van de CV-installatie en
evt. alle andere afsluitventielen open.
1
2
6.1 Omschakelventiel verwarming/boilerlading en vul- en aftap-
ventiel van het CV-circuit
> Als een boiler aangesloten is, brengt u het omschakel-
ventiel verwarming/boilerlading (1) in de middelste stand.
3
6.2 Omschakelventiel in middelste stand brengen
> Druk hiervoor de witte omschakelhendel (3) aan de
motorkop van het omschakelventiel verwarming/boilerla-
ding tot het vastklikken in zijn middelste stand.
Daardoor zijn beide wegen geopend en wordt het vullen
verbeterd omdat aanwezige lucht in het systeem kan ont-
snappen.
> Sluit een vulslang op een waterkraan aan.
> Neem hiervoor de schroefdop aan het vul- en aftapven-
tiel van het CV-circuit (¬ afb. 6.1, pos. 2) en bevestig het
vrije einde van de vulslang eraan.
> Open de het vul- en aftapventiel van het CV-circuit.
Vullen van het CV- en warmtebroncircuit
36 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
6
> Draai de waterkraan langzaam open en vul zolang water
bij tot op de manometer (van de klant) een CV-installatie-
druk van ca. 1,5 bar bereikt is.
> Draai het vul- en aftapventiel van het CV-circuit dicht.
> Ontlucht het CV-circuit op de daarvoor bestemde plaat-
sen.
> Controleer daarna nogmaals de waterdruk van het CV-
circuit (evt. vulbewerking herhalen).
> Verwijder de vulslang van het vul- en aftapventiel en zet
de schroefdop er opnieuw op.
Breng het omschakelventiel verwarming/boilerlading
opnieuw in de uitgangspositie. Ga hierbij als volgt te werk:
3.
4.
45°
1.
2.
6.3 Motorkop van het omschakelventiel afnemen
> Trek de voedingskabel aan de motorkap van het omscha-
kelventiel.
> Druk de veiligheidshendel in.
> Draai de motorkop 45°.
> Haal de motorkop eraf.
Zo wisselt de veer in het klephuis weer naar de uitgangs-
toestand.
> Draai de motorkop opnieuw op het ventiellichaam en
sluit de stroomkabel opnieuw aan.
De witte omschakelhendel aan de motorkop van het
omschakelventiel verwarming/boilerlading moet nu in uit-
gangspositie staan (¬afb. 6.2, pos. 3).
6.3 Brijncircuit vullen en ontluchten
(alleen VWS)
6.3.1 Vulprocedure voorbereiden
a
Gevaar!
Explosie- en verbrandingsgevaar!
De brijnvloeistof ethanol is als vloeistof en
damp licht ontvlambaar. De vorming van
explosieve damp-/luchtmengsels is moge-
lijk.
> Houd hitte, vonken, open vuur en hete
oppervlakken uit de buurt.
> Zorg bij het per ongeluk vrijkomen voor
voldoende ventilatie.
> Vermijd de vorming van damp-/lucht-
mengsels. Houd vaten met brijnvloeistof
gesloten.
> Neem het bij de brijnvloeistof gevoegde
veiligheidsgegevensblad in acht.
a
Gevaar!
Verwondingsgevaar door brandwonden!
De brijnvloeistoffen zijn gevaarlijk voor de
gezondheid.
> Vermijd huid- en oogcontact.
> Vermijd inademen en inslikken.
> Draag handschoen en veiligheidsbril.
> Neem het bij de brijnvloeistof gevoegde
veiligheidsgegevensblad in acht.
b
Opgelet!
Verminderde werking door onvoldoende
ontluchting!
Luchtophopingen leiden tot een aanzienlijk
verlies aan efficiëntie.
> Zorg ervoor dat het brijncircuit vol-
doende ontlucht wordt.
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging en functiesto-
ringen door ongeschikte brijnvloeistoffen!
Het gebruik van ongeschikte brijnvloeistof-
fen leidt tot blijvende schade in het brijncir-
cuit, zoals bijv. ondichtheden door bescha-
diging van afdichtingen, en is daarom niet
toegestaan.
> Gebruik alleen de aangegeven brijnvloei-
stoffen.
Vullen van het CV- en warmtebroncircuit
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 37
6
i
Om het brijncircuit te vullen, hebt u een vul-
pomp nodig die het brijncircuit bij het vullen
tegelijk ontlucht. Vaillant raadt de Vaillant vulin-
richting (verplaatsbaar met vuilfilter) of de Vail-
lant vulpomp aan.
Hierna worden de verschillende stappen van de vul- en ont-
luchtingsprocedure bij het gebruik van het Vaillant warmte-
pompbrijnvulstation beschreven. Het brijnvulstation maakt
een voorbereidende gedeeltelijke ontluchting van het brijn-
circuit en het vullen en ontluchten in één bewerking mogelijk.
De brijnvloeistof bestaat uit water gemengd met een gecon-
centreerde warmtedragende vloeistof. Als additief raden we
propyleenglycol aan (alternatief: ethyleenglycol) met corro-
siewerende additieven.
Welke brijnvloeistoffen gebruikt mogen worden, verschilt
sterk per regio. Gelieve u hierover bij de bevoegde instan-
ties te informeren.
b
Opgelet!
Beschadigingsgevaar en functiestoringen
door mengen van verschillende types
brijnvloeistof!
Het mengen van verschillende types brijn-
vloeistof en dezelfde types brijnvloeistof
van verschillende fabrikanten (door ver-
schillende anticorrosie-inhibitoren) verhin-
deren een bepaling van de vorstbescher-
ming door gebruikelijke refractometers
(antivriestester).
> Gebruik uitsluitend één type brijnvloei-
stof van één fabrikant.
b
Opgelet!
Gevaar voor vorstschade door ontoerei-
kende vorstbescherming!
Door een verkeerde mengverhouding of het
onvoldoende mengen wordt de nodige
vorstbescherming vaak niet bereikt.
> Controleer de brijnvloeistof regelmatig
met een refractometer op voldoende
vorstbescherming.
Vaillant staat het gebruik van de warmtepomp alleen met
volgende brijnvloeistoffen toe:
Waterachtige oplossing met 30 % 1 % vol. ethyleenglycol
Waterachtige oplossing met 33 % 1 % vol. propyleenglycol
Waterachtige oplossing met 30 % 1 % vol. ethanol
Hiermee vertoont de brijnvloeistof een vorstbeveiliging van
-15 °C.
> gebruik een voldoende groot mengreservoir.
> Bij het gebruik van het Vaillant warmtedragervloeistof-
concentraat:
Meng 1,2 % propyleenglycol met water met de verhou-
ding 1 deel propyleenglycol: 2 delen water.
> Bij het gebruik van andere warmtedragervloeistofconcen-
traten:
meng water en antivriesmiddel in de voorgeschreven
concentratie.
> Vermeng elke mengeling zorgvuldig.
> Controleer de mengverhouding van de brijnvloeistof.
Vaillant adviseert hiervoor het gebruik van een refracto-
meter.
> Zorg ervoor de bij het gebruikte type brijnvloeistof pas-
sende schaal van de refractometer af te lezen.
> Controleer onmiddellijk na ingebruikneming van de
warmtepomp of de gemeten vorstbescherming met de in
de thermostaat van de warmtepomp opgeslagen waarde
overeenkomt (¬tab.9.9, menu A4). Als de vorstbescher-
ming van de brijnvloeistof niet met de opgeslagen
waarde overeenkomt, dan past u de concentratie van de
brijnvloeistof aan.
Ethyleen-glycolwater: invriesbescherming (menu A4) =
gemeten koudebescherming – 3 °C (vorstbescherming =
koudebescherming).
b
Opgelet!
Verminderde werking door vervuild brijn-
buissysteem!
> Gebruik bij het vullen en spoelen van het
systeem een vuilfilter voor de vulpomp.
Zo zorgt u ervoor dat vuil uit afwrijving
volledig uit de buizen van het brijncircuit
verwijderd wordt en een permanent sto-
ringvrije werking gegarandeerd is.
> Vermeld op het reservoir van de resterende hoeveelheid
het type en de concentratie van de brijnvloeistof en geef
het reservoir na de ingebruikneming aan de gebruiker
opdat de brijnvloeistof voor het eventueel bijvullen ter
beschikking staat.
i
Het brijnreservoir moet gesloten zijn, omdat
brijnvloeistof hygroscopisch is en de vorstbe-
scherming door vochtigheidsopname kan dalen.
b
Opgelet!
Beschadigingsgevaar en functiestoring
door bijvullen van zuiver water!
Door het bijvullen van zuiver water kan het
tot ijsvorming in het brijncircuit komen
door een inhomogene vorstbescherming.
> Vul uitsluitend brijnvloeistof van het-
zelfde type en van dezelfde fabrikant en
met dezelfde concentratie bij.
Vullen van het CV- en warmtebroncircuit
38 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
6
6.3.2 Buitenste deel van het brijncircuit vullen en
ontluchten
66
64
48
56
70 72
62
57
42a
63
61
65
A
B
A
B
6733
6.4 Buitenste deel van het brijncircuit vullen en ontluchten
Legende bij afb. 6.4 - 6.6
33 Vuilfilter
42a Veiligheidsventiel
57 Afsluitventiel
56 Warmtepompbrijnvulstation
57 Brijnexpansievat
61 Afsluitventiel
62 Afsluitventiel
63 Afsluitventiel
64 Afsluitventiel
65 Brijnopvangreservoir
66 Brijnreservoir
67 Vulpomp
70 Afsluitventiel s
72 Afsluitventiel
A Van warmtebron naar warmtepomp (brijn warm),
¬afb.5.6, pos.6
B Van warmtepomp naar warmtebron (brijn koud),
¬afb.5.6, pos.7
> Sluit de afsluitventielen (63) en (64).
> Sluit de drukleiding van de vulpomp (67) aan het afsluit-
ventiel (70) aan.
> Sluit een in de brijnvloeistof mondende slang aan het
afsluitventiel (61) aan.
> Open de afsluitventielen (61) en (70).
> Start de vulpomp (67) om het brijncircuit met de brijn-
vloeistof uit het brijnreservoir (66) via de vuilfilter (33)
te vullen.
> Laat de vulpomp (67) lopen tot uit de slang aan het
afsluitventiel (61) brijnvloeistof zonder luchtbijmenging
naar buiten komt.
> Sluit het afsluitventiel (70).
> Schakel de vulpomp uit en sluit het afsluitventiel (61).
> Verwijder de slangen van de afsluitventielen (61) en (70).
De afsluitventielen (63) en (64) moeten gesloten blijven.
Vullen van het CV- en warmtebroncircuit
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 39
6
6.3.3 Binnenste deel van het brijncircuit vullen
en ontluchten
Als het buitenste deel van het brijncircuit al gevuld en ont-
lucht werd, is het voldoende om afsluitend het binnenste
deel met het toestel te vullen en te ontluchten. Eventuele
luchtkussens in de buisleidingen tussen de afsluitventielen
zijn verwaarloosbaar en worden door naontluchting bij de
ingebruikneming verwijderd.
66
64
48
56
70 72
62
57
42a
63
61
65
A
B
A
B
67
33
6.5 Binnenste deel van het brijncircuit vullen en ontluchten
> Zorg ervoor dat de afsluitventielen (63) en (64) afgeslo-
ten zijn.
> Sluit de drukleiding van de vulpomp (67) aan het afsluit-
ventiel (62) aan.
> Sluit een in de brijnvloeistof mondende slang aan het
afsluitventiel (72) aan.
> Open de afsluitventielen (62) en (72).
> Start de vulpomp (67) om het brijncircuit met de brijn-
vloeistof uit het brijnreservoir (66) via de vuilfilter (33)
te vullen.
> Laat de vulpomp (67) lopen tot uit de slang aan het
afsluitventiel (72) brijnvloeistof zonder luchtbijmenging
naar buiten komt.
> Sluit het afsluitventiel (62).
> Schakel de vulpomp uit en sluit het afsluitventiel (72).
> Verwijder de slang van het afsluitventiel (72).
Vullen van het CV- en warmtebroncircuit
40 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
6
6.3.4 Volledig brijncircuit in één bewerking vullen
en onluchten
66
64
48
56
70 72
62
57
42a
63
61
33
67
65
A
B
A
B
6.6 Volledig brijncircuit in één bewerking vullen en onluchten
> Sluit de afsluitventielen (63), (70) en (72).
> Sluit de drukleiding van de vulpomp aan het afsluitven-
tiel(62) aan.
> Sluit een in de brijnvloeistof mondende slang aan het
afsluitventiel (61) aan.
> Open het afsluitventiel (64).
> Open de afsluitventielen (61) en (62).
> Start de vulpomp (67) om het brijncircuit met de brijn-
vloeistof uit het brijnreservoir (66) via de vuilfilter (33)
te vullen.
> Laat de vulpomp (67) lopen tot uit de slang aan het
afsluitventiel (61) brijnvloeistof zonder luchtbijmenging
naar buiten komt.
> Sluit het afsluitventiel (62).
> Schakel de vulpomp uit en sluit het afsluitventiel (61).
> Verwijder de slang van het afsluitventiel (61).
Vullen van het CV- en warmtebroncircuit
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 41
6
6.3.5 Druk in het brijncircuit opbouwen
Voor een perfecte werking van het brijncircuit is een vul-
druk tussen 1,5 en 2,0 bar vereist. Het veiligheidsventiel
blaast bij 3 bar af.
> Open evt. alle andere afsluitventielen die in ¬afb. 6.6
niet getoond zijn.
> Open het afsluitventiel (¬afb.6.6, pos.63) opdat de
lucht in de buisleiding tussen de afsluitventielen
(¬afb.6.6, pos.61 en 62) kan ontsnappen.
> Open evt. het afsluitventiel (¬afb.6.6, pos.64), dat
door een eventuele gedeeltelijke ontluchting nog geslo-
ten kan zijn, opdat de lucht in de buisleiding tussen de
afsluitventielen (¬afb.6.6, pos.70 en 72) kan ontsnap-
pen.
1
6.7 Vulpeil van het brijnexpansievat controleren
> Sluit het afsluitventiel (¬afb.6.6, pos.61) en zet het
brijncircuit met de vulpomp (¬afb.6.6, pos.67) onder
druk tot het brijnexpansievat (1) hoogstens voor twee
derden gevuld is en de druk niet meer boven 3 bar stijgt.
> Sluit nu ook het afsluitventiel (¬afb.6.6, pos.62).
> Schakel de vulpomp (¬afb.6.6, pos.67) uit.
> Open het veiligheidsventiel (¬afb.6.6, pos.42a) om een
eventuele overdruk boven de gewenste vuldruk van 2,0
bar en onder de uitschakeldruk van het veiligheidsventiel
van 3 bar te laten ontsnappen. Het brijnexpansievat
moet voor tweederde met vloeistof zijn gevuld.
> Herhaal de bewerking eventueel.
> Verwijder de slang van het afsluitventiel (62).
De verdere ontluchting vindt na de ingebruikneming van de
warmtepomp plaats (¬hfdst. 8.1.4 en 8.1.5).
> Bewaar eventuele resten van de brijnvloeistof in een
geschikt, afgesloten recipiënt (bijv. plastic bus) om later
bij te vullen.
> Op het recipiënt het type brijnvloeistof en de concentra-
tie vermelden.
> Geef het recipiënt aan de gebruiker door om te bewaren.
> Wijs de gebruiker op het gevaar voor brandwonden bij de
omgang met brijnvloeistof.
6.4 Boiler vullen
> Open de koudwaterleiding naar de boiler.
> Open een warmwateraftappunt.
> Sluit het warmwateraftappunt zodra er water uitkomt.
> Open daarna ook alle andere warmwateraftappunten tot
er water naar buiten kot en sluit ze opnieuw.
Elektrische installatie
42 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
7
7 Elektrische installatie
e
Gevaar!
Gevaar voor elektrische schok!
> Schakel voor elektrische installatiewerk-
zaamheden altijd de stroomtoevoer van
alle stroomcircuits uit.
> Controleer de spanningvrijheid.
> Zorg ervoor dat de stroomtoevoer tegen
het per ongeluk herinschakelen beveiligd
is.
e
Gevaar!
Levensgevaar door elektrische schok!
> Wordt bij de aansluiting van de warmte-
pomp/buiteneenheid aan het voedings-
net het gebruik van FI-veiligheidsschake-
laars vereist, dan moeten voor het garan-
deren van een normconforme personen-
en brandbeveiliging pulsstroomgevoelige
FI-veiligheidsschakelaars van het type A
of voor AC/DC-gevoelige FI-veiligheids-
schakelaars van het type B gebruikt wor-
den. Andere FI-veiligheidsschakelaarty-
pes kunnen in bepaalde gevallen niet
functioneren.
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door ondeskun-
dige elektrische installatie!
De elektrische installatie mag alleen door
een erkende elektrotechnicus uitgevoerd
worden.
> Voer de beschreven installatiewerkzaam-
heden op een deskundige manier uit.
7.1 Verkeerde scheidingsinrichting
7.2 Correcte scheidingsinrichting
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door ontoerei-
kende scheidingsinrichting!
De elektrische aansluiting moet via een
driepolig uitschakelende scheidingsinrich-
ting van de klant met minstens 3 mm con-
tactopening (bijv. aardlekschakelaar) uit-
schakelbaar zijn. De scheidingsinrichting
moet gekoppelde zekeringen hebben, zodat
bij het uitvallen van een zekering alle
andere zekeringen eveneens uitschakelen.
> Zorg ervoor dat bij de klant een pas-
sende scheidingsinrichting voorhanden
is.
b
Opgelet!
Kortsluitgevaar!
Als kabels langer dan 30 mm afgestript
worden, kunnen kortsluitingen op de print-
plaat ontstaan als de kabels niet correct in
de stekker bevestigd worden.
> Strip de kabels met 230 V af, voor de
aansluiting op de ProE-stekker om veilig-
heidsredenen maximaal 30 mm en let op
vastheid in de stekker.
Elektrische installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 43
7
b
Opgelet!
Gevaar voor slechte werking door onge-
schikt kabeltraject!
De leidingen voor buitentemperatuurvoeler,
eBUS en kamerthermostaat brengen lage
spanningen over. Storingsinvloeden uit de
omgeving kunnen zich op de voelerkabels
uitwerken en verkeerde informatie aan de
warmtepompregelaar doorgeven.
> Plaats laagspanningskabels, zoals bijv.
voelerkabels, in het huis op voldoende
afstand van sterkstroomkabels. Als laag-
en netspanningskabels parallel geplaatst
worden, geldt bij een lengte vanaf 10 m
een minimumafstand van 25 cm.
b
Opgelet!
Gevaar voor slechte werking door te
grote netimpedantie!
De netimpedantie mag niet groter zijn dan
in de technische gegevens aangegeven
(¬ hfdst. 14, tab.14.1). Anders kan het tot
spanningsvallen komen.
> Sluit in dit geval een aanloopstroombe-
grenzer aan (¬ hfdst. 7.3.7)
7.1 Installatievoorschriften in acht nemen
> Bepaal de vereiste draaddoorsnedes aan de hand van de
in de technische gegevens opgegeven waarden voor het
maximale ontwerpvermogen.
> Houd in elk geval rekening met de installatievoorwaarden
bij de klant.
> Installeer de warmtepomp via een vaste netaansluiting.
> Installeer de scheidingsinrichting in de directe omgeving
van de warmtepomp.
> Sluit voor de stroomvoorziening de warmtepomp op een
driefasig 400 V draaistroomnet met een nulleider en
een aarddraad aan.
> Beveilig deze aansluiting met precies die waarden die in
de technische gegevens opgegeven zijn (¬ tab.14.1
resp. 14.2).
> Als de plaatselijke netexploitant voorschrijft dat de warm-
tepomp via een blokkeersignaal gestuurd moet worden,
monteert u een passende, door de netexploitant voorge-
schreven contactschakelaar (¬ hfdst. 7.3.1 - 7.3.3).
> Zorg ervoor dat de maximale kabellengte van de voeler-
kabels, bijv. van de VRC DCF-ontvanger, niet meer van
50m bedraagt.
> Plaats aansluitkabels met netspanning en voeler- resp.
buskabels vanaf een lengte van 10 m afzonderlijk. Is dit
niet mogelijk, gebruik dan een geschermde kabel. Leg
het scherm eenzijdig op de plaat van de schakelkast van
de warmtepomp.
> Gebruik vrije klemmen van de warmtepomp niet als
steunklemmen voor de verdere bedrading.
i
Een overzicht van het complete stroomschema
vindt u in de ¬ bijlage.
Elektrische installatie
44 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
7
7.2 Elektrische schakelkast
1
2
3
45
8
6
7
9
7.3 Elektrische schakelkast (VWW)
Legenda
1 Regelaarprintplaat (onder afdekplaat) met klemmenlijst voor
sensoren en externe componenten
2 Aanloopstroombegrenzerprinterplaat (toebehoren), onderste
schakelkastniveau
3 Veiligheidstemperatuurbegrenzer van de hulpverwarming
4 Schroef voor het openen van het onderste schakelkastniveau
5 Netfilterprintplaat (alleen VWS 171/3)
6 Relais voor extra verwarmingsstaaf en compressor
7 Alleen VWW: relais bronpomp met motorveiligheidsschakelaar
8 Aansluitklemmen stroomvoorziening
9 Trekontlastingen
De bezetting van de klemmen op de thermostaatprintplaat (1)
vindt u in ¬hfdst. 7.4. De bezetting van de klemmen (6), (7)
en (8) vindt u in ¬hfdst. 7.3.
Op de elektrische schakelkast zijn bovendien hangend twee
leidingrollen gemonteerd (hier niet afgebeeld):
kleine tweepolige stekker:
aansluitleiding eBUS voor bedieningsconsole
grote driepolige stekker:
230 V stroomvoorziening voor vrnetDIALOG voor de
installatie op de montageplaat onder de afdekkolom
Een stuurleiding voor vrnetDIALOG is bovendien bij de leve-
ring (bijverpakking) inbegrepen.
Elektrische installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 45
7
7.3 Stroomvoorziening aansluiten
> Leid de stroomkabel(s) door het langgat in de achter-
wand van het toestel (¬afb.3.4, pos.6).
> Leid de kabels door het toestel, door de passende trek-
ontlastingen en naar de klemmen van de klemmenlijst.
> Voer de aansluitbedrading uit zoals afgebeeld in de vol-
gende bedradingsschema's.
> Draai de trekontlastingen vast.
De netexploitanten bieden verschillende soorten voeding
voor warmtepompen aan. De warmtepomp kan met ver-
schillende soorten netvoeding worden gebruikt. Op de vol-
gende pagina's zijn drie aansluitmethoden beschreven.
Elektrische installatie
46 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
7
7.3.1 Ongeblokkeerde netvoeding (elektrisch
schema 1)
L3 L2 L1 N PE L3 L2 L1 L3 L3L3 L2 L1N N N NPE PE PES S AZN
PE L2 L1 L3 N
400 V / 50 Hz
1
++
+
7.4 Ongeblokkeerde netvoeding elektrisch schema 1 (toestand
bij levering)
Legenda
Pomp
Compressor
Thermostaat
Bijstookverwarming
Deze bedrading van de warmtepomp komt overeen met de
toestand bij levering.
De warmtepomp wordt met één enkel stroomtarief (een
verbruiksteller) op het voedingsnet aangesloten (1).
> Sluit de stroomtoevoer op de hoofdnetvoeding aan (1).
Vermogensreducctie van de elektrische hulpverwarming
Het vermogen van de elektrische hulpverwarming kan van
6kW naar 4 of 2kW verlaagd worden.
Voor de reductie naar 4kW:
> verwijder de overbruggingskabel L1-L1.
Voor de reductie naar 2kW:
> verwijder de overbruggingskabels L1-L1 en L2-L2.
Elektrische installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 47
7
7.3.2 Gescheiden voeding warmtepompentarief
(elektrisch schema 2)
PES S AZNL3NPEL3 L2 L1 N PE L3 L2 L1 L3 L3 L2 L1 N N N PE
L2 L1 L3 N PE
400 V / 50 Hz
1
2
3
400 V / 50 Hz
+
+
7.5 Gescheiden voeding warmtepomptarief
Legenda
Pomp
Compressor
Thermostaat
Bijstookverwarming
In dit geval wordt de warmtepomp met twee stroomtarieven
(twee verbruikstellers) gebruikt. Een permanente stroom-
voorziening tegen normaal tarief (2) garandeert het
gebruik van de nevenverbruikers (bijstookverwarming,
circulatiepompen, thermostaat enz.) via een eigen
stroomteller. De bijkomende stroomvoorziening met laag
tarief (1) voor de compressor gebeurt via een tweede
stroomteller en kan door de netexploitant in piektijden
onderbroken worden.
De duur en de frequentie van de uitschakelt bepaalt de net-
exploitant of moet met hem afgesproken worden.
> Verwijder de overbruggingskabels (gestippelde lijnen, 3).
> Sluit de permanente stroomtoevoer op de netvoeding
normaal tarief aan (2).
> Sluit de stroomtoevoer met laag tarief op de netvoeding
laag tarief aan (1).
> Sluit het contact van de rondstuursignaalontvanger op
klem 13 "EVU" (energiemaatschappij) aan (¬afb.7.11).
Vermogensreducctie van de elektrische hulpverwarming
Het vermogen van de elektrische hulpverwarming kan van
6kW naar 4 of 2kW verlaagd worden.
Voor de reductie naar 4kW:
> Sluit bij (2) de aansluitkabel L1 niet aan.
Voor de reductie naar 2kW
> Sluit bij (2) de aansluitkabels L1 en L2 niet aan.
Elektrische installatie
48 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
7
7.3.3 Gescheiden voeding speciaal tarief
(elektrisch schema 3)
PES S AZNL3 L2 L1 N PE L3 L2 L1 L3 L3 L3 L2 L1 N N N N PE PE
PE L2 L1 L3 N
1
2
3
400 V / 50 Hz
230 V / 50 Hz
+
+
7.6 Gescheiden voeding speciaal tarief
Legenda
Pomp
Compressor
Thermostaat
Bijstookverwarming
In dit geval wordt de warmtepomp met twee stroomtarieven
(twee verbruikstellers) gebruikt. Een permanente stroom-
voorziening tegen normaal tarief (2) garandeert het
gebruik van de nevenverbruikers (bijstookverwarming,
thermostaat enz.) via een eigen stroomteller. De bijko-
mende stroomvoorziening met laag tarief (1) voor de
compressor en de hulpverwarming gebeurt via een tweede
stroomteller en kan door de netexploitant in piektijden
onderbroken worden.
De duur en de frequentie van de uitschakelt bepaalt de net-
exploitant of moet met hem afgesproken worden.
> Verwijder de overbruggingskabels (gestippelde lijnen, 3).
> Sluit de permanente stroomtoevoer op de netvoeding
thermostaat aan (2).
> Sluit de stroomtoevoer met laag tarief op de netvoeding
laag tarief aan (1).
> Sluit het contact van de rondstuursignaalontvanger op
klem 13 "EVU" (energiemaatschappij) aan (¬afb.7.11).
Vermogensreducctie van de elektrische hulpverwarming
Het vermogen van de elektrische hulpverwarming kan van
6kW naar 4 of 2kW verlaagd worden.
Voor de reductie naar 4kW:
> verwijder de overbruggingskabel L1-L1.
Voor de reductie naar 2kW:
> verwijder de overbruggingskabels L1-L1 en L2-L2.
Elektrische installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 49
7
7.3.4 Externe bronpomp aansluiten (alleen VWW)
1
(VWW)
7.7 Externe bronpomp aansluiten (alleen VWW)
Legenda
Pomp
Warmtebroncircuit
De bronpomp wordt via het relais van de bronpomp van een
driefasige 400-V-spanning voorzien.
Een motorveiligheidsschakelaar in de warmtepomp
(¬afb.7.3, pos. 7) beveiligt de externe bronpomp tegen
overbelasting.
> Sluit de door de klant te leveren bronpomp op de klem-
men (1) aan.
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door overbelas-
ting!
De motorveiligheidsschakelaar moet op een
deskundige manier op de nominale stroom
van de bronpomp ingesteld worden om
deze tegen overbelasting te beveiligen.
> Stel aan de motorveiligheidsschakelaar
de nominale stroom van de bronpomp
(0,8 – 2,7 A) in.
Elektrische installatie
50 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
7
7.3.5 Externe brijndrukschakelaar (alleen VWS)
en maximumthermostaat aansluiten
1
7.8 Externe brijndrukschakelaar (alleen VWS) en maximum-
thermostaat aansluiten
Legenda
p
Brondrukschakelaar
T
Maximaalthermostaat
In sommige gevallen, bijv. in beschermde drinkwatergebie-
den, schrijven plaatselijke overheden de installatie van een
externe brijndrukschakelaar (alleen VWS) voor die het koel-
circuit uitschakelt als een bepaalde druk in het brijncircuit
onderschreden wordt.
Een maximaalthermostaat (van de klant) kan als bijkomende
vloerbeschermingsinrichting eveneens aangesloten worden.
De thermostaat toont bij uitschakelen door de brijndruk-
schakelaar of door de maximaalthermostaat de foutmel-
ding91 (¬hfdst. 11.5).
> Verwijder de overbruggingskabel (gestippelde lijn).
> Sluit een externe brijndrukschakelaar en een maximaal-
thermostaat aan de beide klemmen (1) aan.
> Als u beide schakelaars wilt aansluiten, sluit dan de brijn-
drukschakelaar en maximaalthermostaat in lijn aan.
Elektrische installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 51
7
7.3.6 Extern 3-wegventiel voor buffervat
aansluiten
L3 L2 L1 L3 L3 L3 NL2 ZL1 AN N N N PE PE
PE L2 L1 L3 N
PES S L3 L2 L1NPE
1
7.9 Extern 3-wegventiel voor buffervat aansluiten
Legenda
3-wegventiel buffervat
i
De goede werking van de warmtepomp is alleen
gegarandeerd als voor de aansluiting van een
buffervat VPS/2 het Vaillant-toebehoren extern
3-weg-ventiel gebruikt wordt.
Alleen bij de installatie van het buffervat VPS /2 of van een
ander buffervat:
> Sluit het externe 3-wegventiel voor het buffervat VPS /2
aan de klemmen (1) aan.
Elektrische installatie
52 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
7
7.3.7 Aanloopstroombegrenzer (toebehoren)
aansluiten
ABB A12-30-01
T1 T2 T3
A2A1
L1 L2 L3
L3 L2 L1 L3
1
L2 L1
16 A
7.10 Aanloopstroombegrenzer (toebehoren) aansluiten
Legenda
Aanloopstroombegrenzer
Sommige netexploitanten eisen de inbouw van een aanloop-
stroombegrenzer voor de warmptepomp.
Als de netimpedantie groter is dan in de technische gege-
vens aangegeven (¬hfdst. 14, tab.14.1 resp. 14.2), moet u
een aanloopstroombegrenzer aansluiten.
i
De nominale waarde van de beveiliging moet bij
het gebruik van de aanloopstroombegrenzer
precies met de opgegeven waarden overeenko-
men (¬ hfdst. 14, tab.14.1 resp. 14.2).
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door ontoerei-
kende scheidingsinrichting!
De elektrische aansluiting moet via een
driepolig uitschakelende scheidingsinrich-
ting van de klant met minstens 3 mm con-
tactopening (bijv. aardlekschakelaar) uit-
schakelbaar zijn. De scheidingsinrichting
moet gekoppelde zekeringen hebben, zodat
bij het uitvallen van een zekering alle
andere zekeringen eveneens uitschakelen.
> Zorg ervoor dat bij de klant een pas-
sende scheidingsinrichting voorhanden
is.
> Draai de schroef (¬afb.7.3, pos.4) eruit om het onder-
ste schakelkastniveau naar onderen te klappen.
> Monteer de printplaat van de aanloopstroombegrenzer,
zoals in de handleiding ervan beschreven, onder de elek-
trische schakelkast van de warmtepomp (¬ afb. 7.3,
pos.1).
> Verwijder de overbruggingskabels (gestippelde lijnen).
> Sluit de aanloopstroombegrenzer volgens de handleiding
ervan op de klemmen (1) aan.
> Klap het onderste schakelkastniveau opnieuw omhoog
en draai de schroef (¬ afb. 7.3, pos.4) opnieuw in.
Elektrische installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 53
7
7.4 Thermostaatprintplaat (overzicht)
1
N L
2
N L
3
N L
4
N L
5
N L
SCH
2 1
6
N L
7
2 1
8
N L
ASB
2 1
1 2
VF2
1 2
RF1
1 2
VF1
1 2
SP
- +
BUS
1 2
EVU
1 2
1xZP
DCF/AF
DCF OT AF
L N
SK2-P
L N
ZP
L N
ZH
L N
HK2-P
LP/UV1
ZuAufN
HK2
ZuAufN
123 5467891011121314
15
16
17
19
20
22
25
23
24
26272829303132333435
18
21
7.11 Thermostaatprintplaat
Legenda
Aansluitklemmen boven
1 ZH Bijstookverwarming
2 LP/UV 1 Omschakelventiel verwarming/boilerlading
voor warmwaterbereiding
3 ZP Circulatiepomp Warm water
4 SK2-P Alleen VWW: relais bronpomp
Alleen VWS: optioneel: afsluitventiel(en)
5 HK2-P Externe (tweede) CV-pomp
6 HK2 Extern omschakelventiel
7 VF2 Externe aanvoervoeler
8 RF1 Retourtemperatuurvoeler buffervat
9 VF1 Aanvoertemperatuurvoeler buffervat
10 SP Boilertemperatuursensor
11 BUS eBUS
12 DCF/AF DCF-signaal + buitentemperatuurvoeler
13 EVU Aansluiting voor relaiscontact van de rond-
stuursignaalontvanger van de netexploitant
open: compressorwerking toegestaan
gesloten: compressorwerking geblokkeerd
14 1xZP Contact voor eenmalige vraag van de circula-
tiepomp, bijv. via toets
Printplaatonderdelen
15 eBUS/vrDIALOG 810/2
16 Zekering F2 T 4A/250 V
17 Controle-LED spanningsvoeding (brandt groen indien ok)
18 Stuursignaal CV-pomp
19 Zekering F1 T 4A/250 V voor brijnpomp
20 Bewaking fasevolgorde compressor
21 Stuursignaal brijnpomp
22 Verzamelstekker temperatuursensoren
23 eBUS-stekker thermostaat (signaal en spanningsvoeding)
24 Verzamelstekker druksensoren
25 Aansluiting NTN laag tarief N-draad
Aansluitklemmen onder
26 ASB Aanloopstroombegrenzer
27 8 Relais compressor
28 7 Interne hoge- en lagedrukschakelaar
29 6 (niet aangesloten)
30 SCH Toebehoren brijndrukschakelaar (alleen VWS)
resp. stromingsschakelaar (alleen VWW) aan
serieklem
31 5 Brijnpomp (alleen VWS)
32 4 Spanningsvoeding thermostaatprintplaat
33 3 Interne CV-pomp
34 2 vrij
35 1 Brijnmengventiel
De thermostaatprintplaat bezit ter bescherming van de afdek-
plaat, waarin voor de aansluiting eBUS/vrDIALOG 810/2 (15)
en voor de spanningsvoedings-LED (17) uitsparingen voorhan-
den zijn.
Voor het vervangen van de zekeringen (16) resp. (19) moet
de afdekplaat verwijderd worden.
Elektrische installatie
54 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
7
7.5 Bijgeleverd toebehoren installeren
Bij het voorbeeld van een hydraulisch schema voor hydrau-
lisch schema 1 (¬ afb.5.1) moeten aangesloten worden:
VRC DCF-ontvanger met buitentemperatuurvoeler
Aanvoertemperatuurvoeler VF2
Bij het voorbeeld van een hydraulisch schema voor hydrau-
lisch schema 2 (¬ afb.5.2) moeten aangesloten worden:
VRC DCF-ontvanger met buitentemperatuurvoeler
Aanvoertemperatuurvoeler VF2
Aanvoertemperatuurvoeler VF1 buffervat
Retourtemperatuurvoeler RF1 buffervat
Bij het voorbeeld van een hydraulisch schema voor hydrau-
lisch schema 3 (¬ afb.5.3) moeten aangesloten worden:
VRC DCF-ontvanger met buitentemperatuurvoeler
Aanvoertemperatuurvoeler VF2
Buffervat SP boiler
Bij het voorbeeld van een hydraulisch schema voor hydrau-
lisch schema 4 (¬ afb.5.4) moeten aangesloten worden:
VRC DCF-ontvanger met buitentemperatuurvoeler
Aanvoertemperatuurvoeler VF2
Buffervat SP boiler
Aanvoertemperatuurvoeler VF1 buffervat
Retourtemperatuurvoeler RF1 buffervat
7.5.1 VR 10 installeren
De standaardvoeler VR 10 is zo uitgevoerd dat hij naar
keuze in verschillende posities gemonteerd kan worden:
als dompelvoeler, bijv. als boilervoeler in een boilervoe-
lerbuis.
als voorloopvoeler in een hydraulische wissel.
als aanlegvoeler aan de verwarmingsbuis in de aanvoer
of retour.
7.12 Standaardvoeler VR 10 als aanlegvoeler installeren
Met de bijgeleverde spanband kunt u de voeler ook als aan-
legvoeler aan de verwarmingsbuis in de aanvoer of retour
bevestigen. Wij adviseren de buis met voeler te isoleren, om
de best mogelijke temperatuurregistratie te waarborgen.
> Installeer de standaardvoelers VR 10 conform de eisen
van het hydraulische schema en sluit ze aan de klemmen
van de thermostaatprintplaat aan (¬ afb. 7.11).
De thermostaat herkent de bijgeleverde voelers automa-
tisch. VR 10 voelers moeten niet aangemeld en geconfigu-
reerd worden.
7.5.2 VRC DCF installeren
De bijgeleverde VRC DCF ontvanger moet altijd geïnstal-
leerd worden, ook als al een andere DCF-ontvanger voor-
handen is. Deze kan niet voor de warmtepomp gebruikt
worden. Dit geldt ook voor installaties met vaste waarde-
configuratie en systemen met busmodulair regelsysteem
VRC 620/630.
b
Opgelet!
Gevaar voor slechte werking!
Wordt de bijgeleverde VRC DCF-ontvanger
met buitentemperatuursensor niet geïnstal-
leerd, wordt op het display van de bedie-
ningsconsole een temperatuur van -60 °C
weergegeven. Een correcte regeling van de
aanvoertemperatuur en de elektrische hulp-
verwarming is niet mogelijk. Er wordt geen
waarschuwingsmelding in het foutgeheugen
bewaard.
> Installeer voor een perfecte werking van
de warmtepomp absoluut de bijgeleverde
VRC DCF-ontvanger met buitentempera-
tuurvoeler.
7.13 VRC DCF-ontvanger aansluiten
> Monteer de VRC DCF-ontvanger volgens de bijgeleverde
montagehandleiding.
> Bedraad de VRC DCF-ontvanger conform ¬afb.7.13:
links: bijgeleverde VRC DCF-ontvanger met geïnte-
greerde buitentemperatuurvoeler
rechts: speciale oplossing met externe buitenvoeler
(optioneel toebehoren)
Een speciale oplossing met externe buitenvoeler VRC 693 is
vereist als bijv. alleen radio-ontvangst op een zonnige
installatieplaats voorhanden is (¬ Gebruiksaanwijzing en
installatiehandleiding VRC 693).
Elektrische installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 55
7
7.6 Absoluut noodzakelijk toebehoren
installeren
Hydraulisch schema 1 en 3
Voor hydraulisch schema 1 en 3 moet als dwingend noodza-
kelijk, niet bijgeleverd toebehoren bijkomend aangesloten
worden:
Een maximaalthermostaat
Een externe (tweede) CV-pomp
Alleen VWW:een bronpomp
> Monteer een maximaalthermostaat (¬afb.5.1 en 5.3,
pos.19).
> Sluit de maximaalthermostaat op de klemmen S-S aan
(¬afb.7.8, pos.1).
> Monteer een externe CV-pomp in de aanvoer achter de
open verdeler aan.
> Sluit de externe CV-pomp aan klem HK2-P aan
(¬afb.7.11, pos.5).
Alleen VWW:
> Monteer een externe bronpomp.
> Sluit de bronpomp aan, zoals in ¬hfdst. 7.3.4 beschre-
ven.
Hydraulisch schema 2 en 4
Voor hydraulisch schema 2 en 4 moet als dwingend noodza-
kelijk, niet bijgeleverd toebehoren bijkomend aangesloten
worden:
Een maximaalthermostaat
Een externe (tweede) CV-pomp
Een extern, motorgestuurd mengventiel
> Monteer een maximaalthermostaat (¬afb.5.2 en 5.4,
pos.19).
> Sluit de maximaalthermostaat op de klemmen S-S aan
(¬afb.7.8, pos.1).
> Monteer een externe cv-pomp in het buffercircuit.
> Sluit de externe CV-pomp aan klem HK2-P aan
(¬afb.7.11, pos.5).
> Monteer een extern, motorgestuurd mengventiel.
> Sluit het externe, motorgestuurde mengventiel aan, zoals
in ¬hfdst. 7.3.6 beschreven.
Alleen VWW:
> Monteer een externe bronpomp.
> Sluit de bronpomp aan, zoals in ¬hfdst. 7.3.4 beschre-
ven.
Zie ook voorbeelden hydraulisch schema ¬afb.5.1 tot 5.4.
7.7 Optioneel toebehoren installeren
e
Gevaar!
Gevaar voor elektrische schok!
> Schakel de stroomvoorziening uit voor u
bijkomende toestellen via de eBUS aan
een thermostaatprintplaat aansluit.
> Controleer de spanningvrijheid.
Het volgende optionele toebehoren kunt u aansluiten:
Tot zes mengermodules VR 60 voor de uitbreiding van
de CV-installatie om twaalf CV-circuits (af fabriek als
mengercircuits vooringesteld).
Tot zes afstandsbedieningstoestellen VR 90 voor de
regeling van de eerste zes CV-circuits.
vrnetDIALOG 840/2 resp. 860/2
Aansluiting telkens aan eBUS-klem (¬afb.7.11, pos.11),
parallel geschakeld.
7.7.1 VR 90 installeren
Als u meerdere CV-circuits installeert, kunt u voor de eerste
zes telkens een eigen afstandsbedieningstoestel VR 90 aan-
sluiten. Het maakt de instelling van de modus en de
gewenste kamertemperatuur mogelijk en houdt eventueel
rekening met de kamertemperatuur met behulp van de
ingebouwde kamertemperatuurvoeler. Hiervoor moet in de
thermostaat van de warmtepomp (¬ tab. 9.6, menu C5) of
in de VR 90 "Binnencompensatie" ingesteld worden".
U kunt telkens de parameters voor het bijbehorende CV-cir-
cuit (tijdprogramma, stooklijn etc.) instellen en bijzondere
functies (party etc.) selecteren.
Daarnaast kunnen gegevens over het CV-circuit worden
opgevraagd en kunnen onderhouds- of storingsmeldingen
worden weergegeven.
Voor de montage van het afstandsbedieningstoestel VR 90
zie de bijgeleverde ¬ Montagehandleiding.
De afstandsbedieningen VR 90 communiceren via de eBus
met de CV-thermostaat. U kunt deze op een willekeurige
interface in het systeem aansluiten. U moet er alleen voor
zorgen dat de businterfaces verbonden zijn met de thermo-
staat van de warmtepomp.
Elektrische installatie
56 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
7
eBUS
7.14 Afstandsbedieningen installeren
Het Vaillant-systeem is zo opgebouwd, dat u de eBUS van
component naar component kunt leiden. Het verwisselen
van de kabels leidt hierbij niet tot hinder in de communica-
tie.
Alle aansluitstekkers zijn zo ontworpen dat ze minstens 2 x
0,75 mm
2
per aansluitklem kunt bedraden.
Als eBUS-kabel wordt daarom het gebruik van kabels met
een doorsnede van 2 x 0,75mm
2
aanbevolen.
Busadres instellen
Om te zorgen voor een correcte communicatie tussen alle
componenten, is het noodzakelijk dat elke afstandsbedie-
ning een adressering krijgt die bij het te regelen CV-circuit
past.
> Stel aan het eerste afstandsbedieningstoestel VR90
voor het CV-circuit 2 (in de warmtepomp geoTHERM
geïntegreerd) het busadres op "2" in.
> Stel voor bijkomende afstandsbedieningstoestellen daar-
van afwijkende, verschillende busadressen in, die met het
nummer van het CV-circuit overeenkomen, bijv. bus-
adres5 voor CV-circuit 5 (de adressen 0, 1 en 3 zijn
intern toegekend en staan niet ter beschikking). Neem
goed nota van de montagehandleiding van de VR 90.
7.7.2 VR 60 installeren
Met de mengmodule VR 60 kunt u de regeling van de CV-
installatie met twee mengcircuits uitbreiden. U kunt maxi-
maal zes mengmodules aansluiten.
Op de mengmodule stelt u m.b.v. draaischakelaars een uniek
busadres in. De instelling van de CV-programma's en van
alle vereiste parameters voert u via de bedieningsconsole
uit. Alle voor het CV-circuit specifieke aansluitingen (voe-
lers, pompen) geschieden direct op de mengmodule via
ProE-stekkers.
Voor de montage van de mengermodule VR 60 zie de bijge-
leverde montagehandleiding.
Net als de afstandsbedieningen VR 90 communiceren ook
de mengmodules VR 60 via de eBus met de CV-thermo-
staat.
> Neem bij de installatie de werkwijze zoals bij de aanslui-
ting van afstandsbedieningstoestellen (¬ hfdst. 7.7.1 ) in
acht.
eBUS
7.15 Bijkomende mengcircuits met VR 60 installeren
> De systeemopbouw vindt u op de afbeelding boven
terug. Neem de ¬Montagehandleiding van de menger-
module in acht.
7.8 Externe CV-ketel aansluiten
U kunt een voorhanden, externe CV-ketel als hulpverwar-
ming inzetten.
Cv-ketels met Vaillant eBUS-interface kunt u via het toebe-
horen VR 32 met de eBUS van de warmtepomp verbinden
(¬ Installatiehandleiding VR 32).
CV-ketels zonder eBUS-interface worden via het contact
van de interne elektrische hulpverwarming (¬ afb. 7.11,
pos.1) via een scheidingsrelais (toebehoren) aangesloten.
De elektrische hulpverwarming moet voor de aansluiting
van deze CV-ketels buiten bedrijf gesteld worden.
i
Bij aansluiting van een externe cv-ketel is geen
legionellabeveiliging van de boiler mogelijk.
Elektrische installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 57
7
7.8.1 Externe CV-ketel met eBUS-interface
aansluiten
ABB A12-30-01
L1L2L3NPE
L1 L2 L3L1 L2 L3 N
L1 L2 L3'L3 N N PE
L3 N PE
L1 L2 L3 PE
PE L2 L3L1N
ABB A12-30-01ABB A12-30-01
1
LLLL L1 LNNNNN2 N21 21LN
2345SCH 678ASB
NNAufZuL N 1212 1212 1212
DCFOT AF
- +
AufZu
ZH
NL
ZP
NL
SK2-P
NL
HK2-P HK2-M VF2 RF1 VF1 SP BUS DCF/AF EVU 1xZPLP/UV 1
VR 32
- +
DCF 0 AF
1x 2P
1 2
1 2
Tel
BUS
FAFDC /
7.16 CV-ketel met eBUS-interface aansluiten
> Verwijder de aansluitkabel van de interne elektrische
hulpverwarming van de klem ZH aan de thermostaat-
printplaat (¬ afb. 7.11, pos. 1).
> Installeer in de externe CV-ketel de buskoppelaar VR 32
(¬ Installatiehandleiding VR 32).
> Zet de eBUS-adresschakelaar van de VR32 bijv. op 12.
> Sluit de eBUS-kabel van de buskoppelaar VR 32 op de
eBUS-interface op de thermostaatprintplaat van de
warmtepomp aan (¬ afb. 7.11, pos. 11).
> Stel na de ingebruikneming de hydraulische verbinding
van de externe CV-ketel als bijstookverwarming in
(¬ afb. 9.9, menu A3).
In beide gevallen schakelt de warmtepomp afhankelijk van
de warmtevraag en thermostaatinstelling het externe CV-
toestel in.
i
De noodvorstbeveiligingsfunctie voor de warm-
tepomp en een boiler blijft behouden.
7.8.2 Externe CV-ketel zonder eBUS-interface
aansluiten
De elektrische hulpverwarming moet voor de aansluiting
van deze CV-ketels buiten bedrijf gesteld worden.
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door bevrie-
zing!
Wordt in het menu A3 (¬ tab.9.9) "Hydrau-
lische verbinding van de bijstookverwar-
ming" voor de bijstookverwarming de
waarde "WW + CV", "WW" of "CV" ingesteld
is, bestaat conform het ingestelde hydrauli-
sche schema alleen noodvorstbeveiliging
voor het (de) ingestelde component(en),
niet voor de warmtepomp en een boiler!
> Stel bij vorstgevaar voor de opstellings-
ruimte van de warmtepomp bij perma-
nente uitschakeling als gevolg van een
fout de vorstbeveiliging van de warmte-
pomp veilig.
1
ABB A12-30-01
L1L2L3NPE
L1 L2 L3L1 L2 L3 N
L1 L2 L3'L3 N N PE
L3 N PE
L1 L2 L3 PE
PE L2 L3L1N
ABB A12-30-01ABB A12-30-01
1
LLLL L1 LNNNNN2 N21 21LN
2345SCH 678ASB
NNAufZuL N 1212 1212 1212
DCFOT AF
- +
AufZu
ZH
NL
ZP
NL
SK2-P
NL
HK2-P HK2-M VF2 RF1 VF1 SP BUS DCF/AF EVU 1xZPLP/UV 1
NNAufZuL
ZH LP/UV 1
7.17 CV-ketel zonder eBUS-interface aansluiten
> Installeer een scheidingsrelais (1) (toebehoren) voor de
CV-ketel.
> Verwijder de aansluitkabel van de interne elektrische
hulpverwarming van de klem ZH van de thermostaat-
printplaat (¬ afb. 7.11, pos. 1).
> Sluit aan deze klem de van het scheidingsrelais komende
aan.
> Stel na de ingebruikneming de hydraulische verbinding
van de externe CV-ketel als bijstookverwarming in
(¬afb.9.9, menu A3).
In beide gevallen schakelt de warmtepomp afhankelijk van
de warmtevraag en thermostaatinstelling het externe CV-
toestel in.
Elektrische installatie
58 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
7
7.9 Mantel en bedieningsconsole monteren
3.
3.
2.
1.
1
7.18 Bovenste deel van de frontmantel monteren
> Leid de eBUS-kabel voor de bedieningsconsole en bij het
gebruik van het toebehoren vrnetDIALOG de 230V span-
ningsvoedingskabel door de opening in het bovenste deel
van de frontmantel (1).
b
Opgelet!
Kortsluitgevaar door vrije voedingskabel!
Als het toebehoren vrnetDIALOG niet
gebruikt of niet via de warmtepomp van
spanning voorzien wordt, kan de vrije aan-
sluitstekker -vrnetDIALOG (230 V span-
ningsvoeding) eventueel kortsluitingen bin-
nen de warmtepomp veroorzaken.
> Laat de aansluitkabel vrnetDIALOG
(230V spanningsvoeding) in de bevesti-
ging binnen de warmtepomp.
> Hang het bovenste deel van de frontmantel in het frame
en druk het in de cliphouder.
> Bevestig het bovenste deel van de frontmantel met twee
schroeven.
7.19 Bedieningsconsole monteren
> Druk de bedieningsconsole in de cliphouder van de mon-
tageplaat, schroef dan de bedieningsconsole van achte-
ren vast.
7.20 Onderste deel van de frontmantel monteren
> Plaats het onderste deel van de frontmantel op het
frame van de warmtepomp.
> Leid de eBUS-kabel voor de bedieningsconsole en bij het
gebruik van het toebehoren vrnetDIALOG de 230V span-
ningsvoedingskabel door de opening in de montageplaat
van de bedieningsconsole.
> Druk dan de mantel in de cliphouder van de zijdelingse
mantels.
> Schroef de montageplaat van de bedieningsconsole,
zoals met de beide schroeven aan het bovendeel van de
frontmantel vast.
Elektrische installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 59
7
> Als u het toebehoren vrnetDIALOG wilt monteren, voer
dan eerst de montagestappen in ¬ hfdst. 7.10 uit voor u
de montage van de mantel voortzet.
7.21 eBUS-leiding van de bedieningsconsole aansluiten
> Sluit de aansluitkabel aan de bedieningsconsole aan als u
het toebehoren vrnetDIALOG niet gebruikt.
7.22 Afdekzuil van de bedieningsconsole monteren
> Druk de afdekzuil van de bedieningsconsole in de clip-
houder van de montageplaat van de bedieningsconsole.
Elektrische installatie
60 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
7
3.
2.
2.
1.
7.23 Bovenste manteldelen monteren
> Plaats de bovenste voorste mantel op de warmtepomp
en bevestig deze met twee schroeven.
> Druk de bovenste achterste mantel in de buistoevoer in
de cliphouder.
7.10 vrnetDIALOG 840/2 en 860/2 installeren
De communicatie-eenheid vrnetDIALOG 840/2 en 860/2
(toebehoren) wordt aan de montageplaat onder de bedie-
ningsconsole bevestigd en aan de thermostaatprintplaat
aangesloten.
2
6
5
1
3
4
7.24 vrnetDIALOG installeren
> Verwijder de afdekking van de behuizing van de
vrnetDIALOG door de scharnierelementen uit de klem-
men aan de behuizing te trekken.
> Bevestig de behuizing van de vrnetDIALOG aan de monta-
geplaat van de bedieningsconsole, gebruik hiervoor de
plaatschroeven (5) en (6) uit het bijgesloten pak. Voor de
bevestiging zie ook de montagehandleiding vrnetDIALOG.
> Sluit de 230V voedingskabel (2) aan vrnetDIALOG aan
(driepolige ProE-stekker).
> Sluit de eBUS-kabel (1) van de bedieningsconsole aan de
adapterkabel voor vrnetDIALOG (3) uit het bijgesloten
pak aan.
> Steek de stekker van de ene kabel van de Y-kabel in de
eBUS-bus van de bedieningsconsole en de stekker van de
andere kabel in de eBUS-bus van de vrnetDIALOG.
i
Andere eventueel aan de vrnetDIALOG reeds
voorhanden eBUS-kabels zijn niet vereist en kun-
nen verwijderd worden.
> Sluit de antenne- resp. telefoonkabel (4) aan de vrnet-
DIALOG aan (¬ Montagehandleiding vrnetDIALOG).
Deze leidingen mogen niet door de warmtepomp worden
geleid.
Elektrische installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 61
7
> Leid alle kabels door daarvoor bestemde uitbraken aan
de behuizing, die u daarvoor maakt.
> Breng de afdekking van de vrnetDIALOG opnieuw aan de
behuizing aan door de scharnierelementen van de afdek-
king in de klemmen aan de behuizing te schuiven en de
afdekking te sluiten.
Ingebruikstelling
62 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
8
8 Ingebruikstelling
a
Gevaar!
Verwondingsgevaar door hete en koude
componenten!
De warmtepomp mag pas na montage van
alle manteldelen in gebruik worden geno-
men.
> Monteer voor de ingebruikneming alle
manteldelen.
> Vul voor de ingebruikneming het ingebruiknemingsproto-
col in (¬hfdst. 15).
De warmtepomp mag alleen in gebruik genomen worden als
aan alle daar genoemde punten voldaan werd.
Voor de volgende ingebruikneming wordt de in de gebruiks-
aanwijzing beschreven bediening van de thermostaat als
bekend verondersteld.
e
Gevaar!
Gevaar voor elektrische schok!
> Monteer eerst alle manteldelen van de
warmtepomp voor u de spanningsvoe-
ding inschakelt.
8.1 Eerste ingebruikneming uitvoeren
> Schakel de zekering in zodat de warmtepomp van stroom
voorzien wordt.
Zodra de warmtepomp bij de eerste ingebruikneming van
stroom voorzien wordt, start de initialisatie van de software
in de thermostaat.
Vaillant
Loading...
8.1 Thermostaat wordt geïnitialiseerd
Na korte tijd is de thermostaat gereed voor gebruik en her-
kent, dat het om de eerste inbedrijfstelling gaat. Bij de eer-
ste ingebruikneming start de thermostaat altijd met de
Installatieassistent - menu A1.
Alle invoer kan later in de thermostaatinstellingen nog
gewijzigd worden.
Installationsassistent
A1
Sprache >DE deutsch
Standort DE
>Sprache wählen
8.2 Menu A1: Taalkeuze
De afbeelding toont een Duitse interface.
> Verander eventueel de taalinstelling.
> Draai de instelknop
tot aan het volgende menu.
Installatieassistent
A2
Hydraulisch schema 0
Elektrisch schema 0
Accepteren NEE
>kiezen
8.3 Menu A2: hydraulisch schema en elektrisch schema selec-
teren
8.1.1 Hydraulisch schema selecteren
b
Opgelet!
Mogelijke functiestoringen door verkeerd
hydraulisch schema!
Een niet bij de CV-installatie passend
hydraulisch schema veroorzaakt functiesto-
ringen.
> Kies het juiste hydraulische schema.
> Draai aan de instelknop tot de cursor > op het hydrau-
lische schema-nr. wijst.
> Druk op de instelknop
. De parameter krijgt een don-
kere achtergrond en wordt geactiveerd.
> Draai aan de instelknop
tot u het bij uw CV-installatie
passende hydraulische schema geselecteerd hebt
(¬ tab. 8.1).
De voorbeelden van het hydraulische schema bij uw CV-
installatie vindt u in ¬hfdst.5.1 tot 5.4.
> Druk op de instelknop
om de selectie te bevestigen.
Ingebruikstelling
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 63
8
Voorbeeld
hydraulisch
schema
afb.-nr.
Nr. hydraulisch
schema
Buffervat
CV-circuit
Warmwater-
boiler
Voeler
5.1 1 X AF, VF2
5.2 2 X X AF, VF1, VF2, RF1
5.3 3 X X AF, SP, VF2
5.4 4 X X X AF, SP, VF1, VF2, RF1
8.1 Hydraulisch schema-nr. kiezen
8.1.2 Elektrisch schema kiezen
> Draai aan de instelknop tot de cursor > op het nummer
van het elektrische schema wijst.
> Druk op de instelknop
. De parameter krijgt een don-
kere achtergrond en wordt geactiveerd.
> Draai aan de instelknop
tot u het bij uw stroomvoorzie-
ning passende elektrische schema "1", "2" of "3" geselec-
teerd hebt (¬ hfdst. 7.3):
1 = Ongeblokkeerde netvoeding
2 = Gescheiden voeding warmtepomptarief
3 = Gescheiden voeding speciaal tarief
> Druk op de instelknop
om de selectie te bevestigen.
8.1.3 Instellingen overnemen
> Draai aan de instelknop tot de cursor > rechts van de
menu-optie "Accepteren" op NEE staat.
> Druk op de instelknop
. De parameter krijgt een don-
kere achtergrond en wordt geactiveerd.
> Draai aan de instelknop
tot Ja verschijnt.
> Druk op de instelknop
om de selectie te bevestigen.
> Doorloop alle andere menu's van de installatieassistent
tot op het einde en voer alle nodige instellingen uit.
Installatieassistent Einde
Installatie gereed? >NEE
>Waarden instelbaar
8.4 Menu: Installatie beëindigen
> Zet "Installatie gereed?" pas op "JA" als u zeker bent
dat alles juist ingesteld is.
Als u met "JA" bevestigd hebt, start automatisch een
interne testroutine, waarbij de warmtepomp zichzelf en
aangesloten componenten op goede werking controleert.
Hierbij wordt de sensorbezetting gecontroleerd, de fase-
volgorde van de 400 V voedingsspanning (draaiveld) gecon-
troleerd en de werking van de gebruikte sensoren gecontro-
leerd.
Als de interne testroutine niet succesvol was, verschijnt op
het display van de thermostaat een foutmelding
(¬hfdst.11).
De thermostaat controleert automatisch de juiste fasevolg-
orde.
> Verwissel bij een foutmelding twee fasen.
Was de interne testroutine succesvol, dan wisselt de ther-
mostaat naar de basisweergave. De warmtepomp begint
met zelfstandige regeling.
8.1.4 Brijncircuit vullen en ontluchten
(alleen VWS)
De ontluchting van het brijncircuit moet over de vastge-
legde periode van 24 uur lopen.
> Verkort deze periode niet door de procedure af te bre-
ken, omdat hierdoor lucht in het brijncircuit blijft en u de
handeling moet herhalen.
Gereedschap
A7
Ontluchting Bron UIT
8.5 Menu A7: Ontluchting Bron starten
> Kies in het menu A7 (¬hfdst. 9.7.4) de optie "Ontluch-
ting Bron" en kiest "AAN".
Terwijl de ontluchtingsfunctie actief is, wisselt de brijnpomp
tijdens het eerste uur tussen 5 min. werking (vermogen 100 %)
en 5 min. stilstand. Daarna wisselt de brijnpomp voor de reste-
rende duur tussen 50 min. werking en 10 min. stilstand.
> Controleer of het vloeistofpeil in het brijnexpansievat
gestabiliseerd is, d.w.z. niet meer aan grote schommelin-
gen onderhevig is.
> Laat de brijnpomp verder lopen opdat de in het brijncir-
cuit voorhanden lucht in het brijnexpansievat opgevan-
gen kan worden. Door het ontsnappen van de lucht daalt
het vloeistofpeil in het brijnexpansievat en moet het
opnieuw bijgevuld worden (¬hfdst.6.3).
Ingebruikstelling
64 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
8
> Open het veiligheidsventiel aan het brijnexpansievat
(¬afb. 5.8, pos. 42a) om een eventuele overdruk boven
de gewenste vuldruk van 2,0 bar en onder de uitschakel-
druk van het veiligheidsventiel van 3 bar te laten ont-
snappen. Het brijnexpansievat moet voor 2/3 met vloei-
stof zijn gevuld.
Peil van de brijnvloeistof controleren
In de eerste maand na de ingebruikneming van de CV-
installatie kan het niveau van de brijnvloeistof een beetje
dalen, wat heel normaal is. Het niveau kan ook naargelang
temperatuur van de warmtebron variëren. Het niveau mag
echter in geen geval zo ver dalen dat het in het brijnexpan-
sievat niet meer zichtbaar is.
Het vulpeil is correct als het brijnexpansievat voor 2/3 is
gevuld.
> Vul brijnvloeistof bij als het niveau zover daalt dat het in
het brijnexpansievat nauwelijks nog zichtbaar is.
8.1.5 CV-circuit controleren en ontluchten
> Als voor het ontluchten van het verwarmingscircuit het
handmatig schakelen van de cv-pomp en alle omschakel-
ventielen nodig is, voert u dit via het menu A5/A6
(¬hfdst. 9.7.4) uit.
8.1.6 Evt. boiler ontluchten
Als een externe boiler aangesloten is:
> open alle warmwateraftappunten in het huis.
> Sluit alle aftappunten zodra er warm water uit komt.
8.2 CV-installatie aan de gebruiker doorgeven
> Instrueer de gebruiker van de CV-installatie over het
gebruik en de functie van alle toestellen.
> Overhandig de gebruiker alle handleidingen en toestelpa-
pieren, zodat hij/zij deze kan bewaren.
> Maak de gebruiker erop attent dat de handleidingen in
de buurt van de warmtepomp bewaard moeten worden.
Wijs de gebruiker op de noodzaak van een regelmatige
inspectie van de CV-installatie.
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door deactive-
ring van componenten voor de vorstbe-
veiliging
> Informeer de gebruiker over de voor-
waarden voor het noodbedrijf en de
automatische vorstbeveiligingsfunctie.
Sommige gebruikers wensen de totale uitschakeling van de
elektrische bijstookverwarming.
Wordt in het menu C7 (¬tab. 9.6) "Bijstook verwarming"
voor "CV bedrijf" en "Bedrijf Warm water" "geen BE" inge-
steld, wordt het noodbedrijf niet ondersteund. De functie
vorstbeveiliging is echter tot mogelijk (wordt automatisch
geactiveerd).
Wordt in het menu A3 (¬tab. 9.9) "Hydraulische verbinding
van de bijstookverwarming" "geen" ingesteld, is noch het
noodbedrijf nog de vorstbeveiligingsfunctie mogelijk.
Af fabriek is de interne elektrische bijstookverwarming ver-
bonden door de instelling "intern" in het menu A3.
Aanpassing aan de CV-installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 65
9
9 Aanpassing aan de CV-installatie
Om de warmtepomp rendabel te gebruiken, is het belangrijk
om de regeling aan te passen aan het CV-systeem bij de
klant en aan het gedrag van de gebruiker.
In dit hoofdstuk worden alle functies van de weersafhanke-
lijke energiebalansregeling toegelicht.
9.1 Modi en functies
Voor elk CV-circuit staan vijf modi ter beschikking:
Auto: De werking van het CV-circuit wisselt na een
instelbaar tijdsprogramma tussen de modi "Verwarmen"
en "Verlagen".
Eco: de werking van het CV-circuit wisselt na een instel-
baar tijdsprogramma tussen de modi "Verwarmen" en
"Uit". Hierbij wordt het CV-circuit in de verlaagtijd uitge-
schakeld, mits de vorstbeveiligingsfunctie (afhankelijk
van de buitentemperatuur) niet wordt geactiveerd.
Verlagen: het CV-circuit werkt onafhankelijk van een
instelbaar tijdprogramma met de verlagingstemperatuur.
Verwarmen: het CV-circuit werkt onafhankelijk van een
instelbaar tijdprogramma met de gewenste voorloop-
waarde.
Uit: het CV-circuit is buiten bedrijf voor zover de vorst-
beveiligingsfunctie (afhankelijk van de buitentempera-
tuur) niet geactiveerd is.
Voor aangesloten boilers staan drie modi ter beschikking:
Auto: de boilerlading resp. de vrijgave voor de circulatie-
pomp wordt na een instelbaar tijdsprogramma geacti-
veerd.
Aan: de boilerlading is permanent vrijgegeven, d.w.z.
indien nodig wordt de boiler onmiddellijk naverwarmd.
De circulatiepomp is permanent in werking.
Uit: de boiler wordt niet verwarmd. De circulatiepomp is
buiten bedrijf. Alleen na het onderschrijden van een boi-
lertemperatuur van 10 °C wordt de boiler om vorstbeveili-
gingsredenen tot 15 °C opgewarmd.
9.2 Automatische functies
Vorstbeveiligingsfuncties
De warmtepomp is met twee vorstbeveiligingsfuncties uit-
gerust. Een vorstbeveiligingsaanvraag wordt met de com-
pressor bediend (standaard vorstbeveiliging voor toestel,
CV-circuit en boiler), voor zover de warmtepomp niet door
een fout permanent uitgeschakeld is. Als de warmtepomp
door een fout permanent uitgeschakeld is, springt de inge-
stelde bijstookverwarming aan, zelfs als deze voor het regu-
liere CV- of warmwaterbedrijf niet vrijgegeven is (nood-
vorstbeveiliging afhankelijk van instelling voor toestel, CV-
circuit en/of boiler) (¬tab. 9.6, menu C7).
Standaard vorstbeveiliging verwarming
Deze functie waarborgt in alle bedrijfsfuncties de vorstbe-
veiliging van de CV-installatie.
Daalt de buitentemperatuur onder 3 °C en is er momenteel
geen tijdsvenster van een tijdsprogramma actief (d.w.z. bij
de modus "UIT" of bij "ECO" buiten een tijdsvenster), wordt
met standaard een uur vertraging na het optreden van de
voorwaarde een aanvoertemperatuuraanvraag met de
gewenste verlaagwaarde voor de kamertemperatuur geacti-
veerd. De vorstbeveiligingsaanvraag wordt teruggenomen
als de buitentemperatuur opnieuw boven 4 °C stijgt.
Standaard vorstbeveiliging boiler
Deze functie is ook in de modi "Uit" en "Auto" actief, onaf-
hankelijk van tijdsprogramma's.
Deze functie start automatisch als de werkelijke boilertem-
peratuur van een aangesloten boiler onder 10 °C daalt. De
boiler wordt dan naar 15 °C opgewarmd.
Noodvorstbeveiligingsfunctie
De noodvorstbeveiligingsfunctie activeert automatisch de
ingestelde bijstookverwarming afhankelijk van de instelling
voor het cv-bedrijf en/of het warmwaterbedrijf.
Is de warmptepomp door een fout permanent uitgeschakeld
en ligt de buitentemperatuur onder 3 °C, dan wordt de hulp-
verwarming zonder tijdsvertraging voor de noodvorstbevei-
ligingsfunctie vrijgegeven. De gewenste aanvoertempera-
tuur wordt tot 10 °C beperkt om bij het noodbedrijf met de
bijstookverwarming niet onnodig veel energie te verspillen.
De vrijgave wordt teruggenomen als de buitentemperatuur
boven 4 °C stijgt.
Is een buffervat aangesloten, wordt het verwarmd als de
temperatuurvoeler VF1 <10 °C meet. De boilerlading wordt
uitgeschakeld als de temperatuurvoeler RF1 >12 °C meet.
Is een boiler aangesloten, wordt hij verwarmd als de tempe-
ratuurvoeler SP <10 °C meet. De boilerlading wordt uitge-
schakeld als de temperatuurvoeler SP >15 °C meet.
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door bevrie-
zing!
Deze functie is niet actief als in het menu A3
(¬tab. 9.9) "Hydraulische verbinding van de
bijstookverwarming" voor de bijstookverwar-
ming de waarde "geen" ingesteld is! In dit
geval is noch het noodbedrijf na een fout
met permanente uitschakeling als gevolg
noch de noodvorstbeveiligingsfunctie moge-
lijk!
Bij de instelling van de waarden "WW", "CV"
of "WW+CV" (= externe bijstookverwar-
ming) worden delen van het hydraulische
systeem niet beschermd.
> Stel absoluut in het menu A3 (¬ tab.9.9)
de hydraulische verbinding van de bij-
stookverwarming in.
Aanpassing aan de CV-installatie
66 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
9
Controle van de externe sensoren
Door de door u bij de eerste inbedrijfstelling opgegeven
hydraulische grondschakeling zijn de noodzakelijke senso-
ren vastgelegd. De warmtepomp controleert voortdurend
automatisch of alle sensoren geïnstalleerd zijn en functio-
neren.
Beveiliging CV-watergebrek
Een analoge druksensor bewaakt een mogelijk watertekort
en schakelt de warmtepomp uit als de waterdruk onder
0,5bar ligt en opnieuw in als de waterdruk boven 0,7 bar
ligt.
Pompblokkeer- en ventielblokkeerbeveiliging
Om het vastzitten van een circulatiepomp of alle omscha-
kelventielen te verhinderen, worden elke dag de pomp en
de ventielen, die 24 uur lang niet in gebruik waren, na
elkaar voor de duur van ca. 30 sec. ingeschakeld.
Brijntekortbeveiliging (alleen VWS)
Een druksensor bewaakt een mogelijk brijntekort en scha-
kelt de warmtepomp uit als de brijndruk eenmalig onder
0,2 bar daalt. In het foutgeheugen wordt de fout 91 weerge-
geven.
De warmtepomp schakelt automatisch opnieuw in als de
brijndruk boven 0,4bar stijgt.
Als de brijndruk gedurende meer dan één minuut onder
0,6bar daalt, verschijnt in het menu
1 (¬ Gebruiksaanwij-
zing) een waarschuwingsmelding.
Vloerbeveiligingsschakeling bij alle hydraulische
systemen zonder buffervat (hydraulisch schema 1
en 3)
Als de in het vloer-CV-circuit met de sensorVF2 gemeten
verwarmingsaanvoertemperatuur permanent gedurende
meer dan 15 minuten een waarde (max. HK-temperatuur +
compressorhysterese + 2K, fabriekinstelling: 52 °C) over-
schrijdt, schakelt de warmtepomp met de foutmelding 72uit
(¬ hfdst. 11.5). Als de CV-aanvoertemperatuur weer bene-
den deze waarde gedaald is en de fout gereset werd, scha-
kelt de warmtepomp weer in.
De maximale verwarmingsaanvoertemperatuur verandert u
met de parameter "Maximale CV-circuittemperatuur" via
vrDIALOG.
Een aangesloten maximaalthermostaat dient als bijko-
mende beveiliging. Hij schakelt bij het bereiken van de inge-
stelde uitschakeltemperatuur de externe CV-pomp uit. Bij
direct CV-bedrijf schakelt hij de warmtepomp permanent
uit.
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door te hoge
uitschakelwaarde van de vloerbeveili-
gingsschakeling!
Vloerverwarmingen kunnen door te hoge
temperatuur door een te hoge uitschakel-
waarde van de vloerbeveiligingsschakeling
beschadigd worden.
> Stel de waarde voor de vloerbeveiligings-
schakeling slechts zo hoog in dat ver-
warmde vloeren niet door de hoge tem-
peraturen beschadigd kunnen worden.
Fasebewaking
De volgorde (rechts draaiveld) en het voorhanden zijn van
alle fasen van de 400 V spanningsvoeding worden bij de
eerste ingebruikneming en tijdens het bedrijf permanent
gecontroleerd. Als de volgorde niet correct is of als een
fase uitvalt, volgt een foutuitschakeling van de warmte-
pomp om een beschadiging van de compressor te vermij-
den.
Om deze foutmelding bij het uitschakelen door de netex-
ploitant (spertijd) te vermijden, moet het contact van de
rondstuursignaalontvanger aan klem 13 aangesloten zijn
(elektrisch schema 2 en 3).
Invriesbeiligingsfunctie voor warmtebron
De uitgangstemperatuur van de warmtebron wordt voortdu-
rend gemeten. Daalt deze onder een bepaalde waarde,
schakelt de compressor met de foutmelding 20 resp. 21 tij-
delijk uit (¬ hfdst. 11.4). Treedt deze fout drie keer na
elkaar op, volgt een uitschakeling (¬hfdst. 11.5).
De waarde (fabrieksinstelling -10 °C) voor de invriesbeveili-
ging kunt u voor de geoTHERM VWS warmtepompen in de
installatieassistent A4 instellen (¬hfdst. 9.7.4).
Voor de geoTHERM VWW warmtepompen is af fabriek een
waarde van +4 °C ingesteld. Deze waarde kan niet veran-
derd worden.
Aanpassing aan de CV-installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 67
9
9.3 Instelbare functies
U kunt aan de thermostaat de volgende functies zelf instel-
len en zo de CV-installatie aan de plaatselijke omstandighe-
den of aan de wensen van de gebruiker aanpassen.
i
De interface en de instelmogelijkheden van de
thermostaat zijn in drie niveaus onderverdeeld:
- Gebrukersniveau -> voor de gebruiker
- Code niveau -> voor de installateur
- vrDIALOG -> voor de installateur
9.3.1 Instelbare functies op het gebruikersniveau
Tijdprogramma
Vakantie programmeren
Spaarfunctie
Partyfunctie
Eenmalige boilerlading
Voor de beschrijving van de functies ¬ Gebruiksaanwijzing.
Noodbedrijf na fout met permanente uitschakeling
als gevolg (handmatig)
In het geval van permanente uitschakeling door een fout
kan handmatig een noodmodus met de bijstookverwarming
geactiveerd worden (¬hfdst. 11.5). Op het display worden
onder de foutmelding "Lagedrukuitschakeling" de volgende
parameters weergegeven:
Resetten (Ja/Nee)
Ja heft de foutmelding op en schakelt het compressorbe-
drijf vrij.
Warmwater Voorrang (Ja/Nee)
Ja geeft de bijstookverwarming voor warm water vrij.
CV Voorrang (Ja/Nee)
Ja geeft bijstookverwarming voor CV-bedrijf vrij.
9.3.2 Instelbare functies op het codeniveau
Afwerklaagdroging
Met deze functie kunt u een pas gelegde afwerklaag droog-
stoken (¬tab. 9.1). De aanvoertemperatuur komt overeen
met een in de thermostaat opgeslagen routine en is afhan-
kelijk van de buitentemperatuur. Bij geactiveerde functie
zijn alle gekozen bedrijfsfuncties onderbroken. (¬tab. 9.6,
menu C6).
Dag na start
van de functie
Gewenste aanvoertemperatuur voor deze
dag
Start-
temperatuur
1
2
3
4
5 – 12
13
14
15
16
17 – 23
24
25
26
27
28
29
25 °C
25 °C
30 °C
35 °C
40 °C
45 °C
40 °C
35 °C
30 °C
25 °C
10 °C
(vorstbeveiligingsfunctie, pomp in werking)
30 °C
35 °C
40 °C
45 °C
35 °C
25 °C
9.1 Verloop van de afwerklaagdroging
In het display wordt de bedrijfsfunctie met de huidige dag
en de gewenste aanvoertemperatuur weergegeven, de
lopende dag kan met de hand worden ingesteld.
Als het brijncircuit/warmtebroncircuit nog niet voltooid
is, kan de afwerklaagdroging via de bijstookverwarming
gebeuren.
> Kies hiervoor in het menu C7 "Bijstook verwarming"
(¬ tab. 9.6) voor de parameter "CV bedrijf" de waarde
"alleen BE".
b
Opgelet!
Mogelijke overbelasting van de warmte-
bron door te hoge energieafname!
Tijdens een afwerklaagdroging (bijv. in de
wintermaanden) kan de warmtebron over-
belast worden en kan de regeneratie daar-
voor verslechten.
> Activeer bij lage buitentemperaturen
voor een afwerklaagdroging bijkomend
de bijstookverwarming.
Bij start van de functie wordt de huidige tijd van de start opge-
slagen. De dagwissel geschiedt telkens exact op dit tijdstip.
Na net uit/aan start de afwerklaagdroging als volgt:
Laatste dag voor net uit Start na net aan
1 - 15
16
17 - 23
24 - 28
29
1
16
17
24
29
9.2 Verloop van de afwerklaagdroging na net uit/aan
Als u de afwerklaagdroging niet met de vastgelegde tempe-
raturen en/of tijden wilt realiseren, kunt u door middel van
een regeling met vaste waarde (¬hfdst. 9.3.3) variabel
Aanpassing aan de CV-installatie
68 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
9
gewenste aanvoertemperaturen vastleggen. Neem hierbij
de geldige compressorhysterese in acht (via vrDIALOG
instelbaar, ¬hfdst. 9.8).
Legionellabeveiliging
De functie "Legionellabeveilig." dient om kiemen in de boi-
ler en in de buisleidingen te doden.
Eén keer per week wordt een aangesloten boiler op een
temperatuur van ca. 75 °C gebracht.
> Activeer in het codeniveau de functie "Legionellabevei-
lig." afhankelijk van de plaatselijke voorschriften en de
boilergrootte. Activeer bij boilers met een drinkwatervo-
lume van 400 l of meer deze functie. Stel daar een start-
tijd en een startdag (dag) in waarop de opwarming moet
plaatsvinden (¬tab. 9.6, menu C9).
9.3.3 Extra functies via vrDIALOG
Parametrering/alarmering/diagnose op afstand
Het is mogelijk om de warmtepomp via vrDIALOG810/2 ter
plaatse of via vrnetDIALOG 840/2 resp. 860/2 via onder-
houd op afstand te diagnosticeren en in te stellen. Meer
informatie hierover vindt u in de ¬Handleidingen van de
warmtepomp.
vrDIALOG 810/2 (eBUS) stelt u in staat via de computeron-
dersteunde grafische visualisatie en configuratie CV-toestel-
len en regelsystemen te optimaliseren en zo een mogelijke
energiebesparing te realiseren. Hierdoor kunt u op ieder
moment een optisch beeld krijgen van de processen binnen
uw regelsysteem en kunt u deze beïnvloeden. Met deze pro-
gramma's is het mogelijk verschillende systeemgegevens op
te nemen en grafisch te bewerken, toestelconfiguraties te
laden, online te wijzigen en op te slaan en informatie in rap-
portvorm op te slaan.
Via vrDIALOG 810/2 kunt u alle instellingen van de warmte-
pomp alsmede verdere instellingen voor optimalisatie uit-
voeren.
Regeling met vaste waarde
Door deze functie kunt u onafhankelijk van de weersafhanke-
lijke regeling een vaste aanvoertemperatuur via vrDIALOG
instellen.
9.4 Regelingsprincipe
9.4.1 Mogelijke CV-installatiecircuits
Aan de weersafhankelijke energiebalansregelaar van de
warmtepomp kunnen de volgende CV-installatiecircuits aan-
gesloten worden:
een CV-circuit,
een indirect verwarmde boiler,
een warmwatercirculatiepomp,
een buffercircuit.
Voor de uitbreiding van het systeem kunt u met behulp van
een buffercircuit maximaal zes extra mengercircuitmodules
VR 60 (toebehoren) met elk twee mengcircuits aansluiten.
De mengcircuits worden geprogrammeerd via de thermo-
staat aan de bedieningsconsole van de warmtepomp.
Voor een comfortabelere bediening kunt u voor de eerste
acht CV-circuits de afstandsbedieningen VR 90 aansluiten
(¬ hfdst. 7.7.1).
9.4.2 Energiebalansregeling (hydraulisch
schema1 of 3)
Als u een CV-installatie volgens de voorbeelden voor
hydraulisch schema 1 of 3 (¬ hfdst.5.1 en 5.3) geïnstalleerd
hebt, voert de thermostaat een energiebalansregeling uit.
Voor een rendabele en storingsvrije werking van een warm-
tepomp is het belangrijk de start van de compressor te
reglementeren. De aanloop van de compressor is het tijd-
stip waarop de hoogste belasting van het stroomnet
optreedt. Met behulp van de energiebalansregeling is het
mogelijk starts van de warmtepomp tot een minimum te
beperken, zonder af te zien van het comfort van een
behaaglijk klimaat.
Net als bij andere weersafhankelijke CV-thermostaten
bepaalt de thermostaat via de registratie van de buitentem-
peratuur m.b.v. een stooklijn een gewenste aanvoertempe-
ratuur. De energiebalansregeling gebeurt op grond van deze
gewenste aanvoertemperatuur en de actuele aanvoertem-
peratuur, waarvan het verschil per minuut wordt gemeten
en opgeteld:
1 graadminuut [°min] = 1 K temperatuurverschil in het ver-
loop van 1 minuut
Bij een bepaald warmtetekort (in de thermostaat vrij instel-
baar, ¬ tab.9.6, menu C2 "Compr. start bij") start de
warmtepomp en schakelt pas opnieuw uit als de toege-
voerde hoeveelheid water gelijk is aan het warmtetekort.
Hoe groter de ingestelde negatieve getallenwaarde is, des
te langer zijn de intervallen waarin de compressor loopt of
stilstaat.
Aanpassing aan de CV-installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 69
9
i
Als u een afstandsbediening VR90 aangesloten
hebt, mag u deze niet als thermostaatregelaar
configureren, omdat anders de voordelen van de
energiebalansregeling ongedaan gemaakt wor-
den.
9.4.3 Regeling gewenste aanvoertemperatuur
(hydraulisch schema 2 of 4)
Als u een CV-installatie volgens het voorbeeld van een
hydraulisch schema voor hydraulisch schema 2 of 4
(¬ hfdst.5.2 en 5.4) geïnstalleerd hebt, voert de thermo-
staat een regeling van de gewenste aanvoertemperatuur
uit.
De bufferboiler wordt afhankelijk van de gewenste aanvoer-
temperatuur geregeld. De warmtepomp verwarmt als de
temperatuurvoeler van de aanvoertemperatuurvoeler VF1
van het buffervat kleiner is dan de gewenste temperatuur.
De pomp verwarmt tot de retourtemperatuursensor RF1 van
het buffervat de gewenste temperatuur plus 2 K bereikt
heeft.
9.5 Thermostaatstructuur
Als basisweergave is een grafisch display te zien. Dit is
het uitgangspunt voor alle voorhanden menu's.
De thermostaatbediening is uitvoering in de ¬ Gebruiks-
aanwijzing beschreven.
Als u bij het instellen van waarden gedurende 15 minuten
geen instelknop bedient, verschijnt automatisch weer de
basisweergave.
De thermostaatstructuur heeft drie niveaus:
Het gebruikersniveau is voor de gebruiker bedoeld
(¬ Gebruiksaanwijzing).
Het Code niveau (installateursniveau) is voor de installa-
teur voorbehouden en is tegen het per ongeluk verstellen
door een code-invoer beveiligd.
Wordt er geen code ingevoerd, d.w.z. vindt er geen vrijgave
van het code niveau plaats, dan kunnen de volgende para-
meters in de verschillende menu's weliswaar weergegeven
worden, maar het veranderen van de waarden is niet moge-
lijk.
De menu's zijn in vier bereiken ingedeeld:
Menubereiken Beschrijving
Beschrij-
ving in
hoofdstuk
C1 tot C11 Parameters van de warmte-
pompfuncties voor CV-circuits
instellen
9.7.1
D1 tot D5 Warmtepomp in de diagnose-
modus gebruiken en testen
9.7.2
I1 tot I5 Informatie over de instellingen
van de warmtepomp oproepen
9.7.3
A1 tot A10 Assistent voor de installatie
van de warmtepomp oproepen
9.7.4
9.3 Menubereiken
Het derde niveau bevat functies voor de optimalisatie van
de CV-installatie en kan door de installateur alleen via
vrDIALOG810/2 en vrnetDIALOG 840/2 en 860/2 inge-
steld worden.
Aanpassing aan de CV-installatie
70 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
9
9.6 Naar fabrieksinstellingen resetten
> Voor u de functie uitvoert, noteert u alle ingestelde
waarden in de thermostaat zowel in het gebruikersniveau
(¬Gebruiksaanwijzing) alsook in het code niveau
(¬hfdst. 9.7).
Weergegeven display Beschrijving
Wo 10.03.10 9:35
Fabrieksinstelling
Annuleren NEE
Tijdprogramma NEE
Alles NEE
>Waarden instelbaar
b
Opgelet!
Mogelijke slechte werking door resetten naar
fabrieksinstelling!
Resetten naar de fabrieksinstelling kan installatiespeci-
fieke instellingen wissen en tot slechte werking of uit-
schakelen van de warmtepomp leiden.
De warmtepomp kan niet beschadigd worden.
> Voor u de CV-installatie naar de fabrieksinstellingen
reset, doorbladert u aan de thermostaat alle menu's
en noteert u alle ingestelde waarden .
> Houd beide instelknoppen gedurende minstens 5 seconden ingedrukt
om het menu "Fabrieksinstelling" op te roepen.
> Kies of alleen tijdsprogramma's of alle waarden naar de fabrieksin-
stelling gereset moeten worden.
> Draai hiervoor aan de instelknop
tot de cursor voor de waarde in
de regel voor de uit te voeren functie staat:
Menupunt Invoer Resultaat
Annuleren Ja
De ingestelde parameters blijven
behouden.
Tijdpro-
gramma
Ja
Alle geprogrammeerde tijdvensters
worden gewist.
Alles Ja
Alle ingestelde parameters worden
teruggezet op de fabrieksinstelling.
> Druk op de instelknop om de waarde te markeren.
> Draai aan de instelknop
tot JA weergegeven wordt.
> Druk op de instelknop
.
De functie wordt uitgevoerd. Het display springt na een paar seconden
op de basisweergave.
> Neem na het uitvoeren van deze functie de genoteerde waarden ter
hand.
> Doorblader aan de thermostaat alle menu's.
> Controleer de waarden en stel de genoteerde waarden eventueel
opnieuw in.
9.4 Naar fabrieksinstellingen resetten
Aanpassing aan de CV-installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 71
9
9.7 Menu's van het code niveau oproepen
Het code niveau heeft diverse bereiken waarin u naargelang
context parameters kunt wijzigen of alleen bekijken. De con-
text is altijd aan de menubenaming herkenbaar.
> Kies voor het oproepen van het code niveau het menu
9
in het gebruikersniveau (¬Gebruiksaanwijzing).
Weergegeven display Beschrijving
Fabrieks-
instelling
Code niveau
9
Codenummer:
> 0 0 0 0
Standaardcode:
1 0 0 0
>Cijfer instellen
Om naar het Code niveau (installateursniveau) te
gaan, stelt u de betreffende code (standaardcode
1000) in en drukt u op de instelknop
.
Om instelwaarden zonder het invoeren van de code te
kunnen lezen, moet u de instelknop
één keer
indrukken. Daarna kunt u alle parameters van het
codeniveau door aan de instelknop te draaien
lezen, maar niet veranderen.
i
Draai niet aan de instelknop , want daar-
voor verstelt u onbedoeld de code!
Veiligheidsfunctie: 15minuten na uw laatste wijziging
in het code niveau (indrukken van een instel-
knop) wordt uw code-invoer opnieuw gereset.
Om daarna opnieuw naar het codeniveau te
gaan, moet u de code opnieuw invoeren.
b
Opgelet!
Mogelijke slechte werking door ver-
keerd ingestelde parameters!
Abusievelijke wijzigingen van de speci-
fieke parameters voor de installatie
kan storingen, resp. schade aan de
warmtepomp veroorzaken.
> Probeer nooit door het willekeurig
invoeren van gegevens naar het
code niveau te komen.
1000
9.5 Menu's van het code niveau oproepen
Aanpassing aan de CV-installatie
72 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
9
9.7.1 Menu C: Parameters van de CV-installatie
instellen
Weergegeven display Beschrijving
Fabrieks-
instelling
Menu C: Parameters van de CV-installatie
instellen
In de menu's C1 tot C11 kunt u parameters van de ver-
schillende functies van de warmtepomp instellen.
Code niveau
C1
wijzigen
Codenummer:
> 0 0 0 0
Accepteren? Nee
>Cijfer instellen
Menu voor wijziging van het codenummer.
U kunt hier de standaardcode 1000 vervangen door
een willekeurige viercijferige code.
i
Als u de code wijzigt, noteer dan de
nieuwe code, anders kunt u in het code
niveau geen wijzigingen meer uitvoeren!
1000
HK2
C2
Parameter
Soort Brandercircuit
Stooklijn 0,30
BT-uitschak.grens >20 °C
Compr.start bij -120°min
>Temperatuur kiezen
Soort: brandercircuit (bij directe hydraulische syste-
men), mengcircuit (bij gebufferde hydraulische
systemen), vaste waarde.
Stooklijn: instelbare stooklijn (niet bij vaste waarde).
BT-uitschak.grens: temperatuurgrens voor uitschake-
ling van CV-functie (zomerfunctie).
Compr.start bij: instellen van de graadminuten tot
compressorstart (alleen bij direct hydraulisch
systeem)
0,3
20 °C
9.6 Menu C: Parameters van de CV-installatie instellen
Aanpassing aan de CV-installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 73
9
Weergegeven display Beschrijving
Fabrieks-
instelling
HK2
C2
Parameter
Soort Brandercircuit
Stooklijn 0,30
BT-uitschak.grens 20 °C
Compr.start bij -120°min
>Waarden instelbaar
Stooklijn:
De stooklijn geeft de verhouding tussen buitentempe-
ratuur en gewenste aanvoertemperatuur weer. De
instelling geschiedt voor elk CV-circuit apart.
Van de keuze van de juiste stooklijn hangen in door-
slaggevende mate het rendement en het comfort van
de CV-installatie af. Een te hoog gekozen stooklijn
betekent te hoge temperaturen in de CV-installatie en
daaruit resulterend een hoger energieverbruik. Is de
stooklijn te laag gekozen, dan wordt het gewenste
temperatuurniveau soms pas na lange tijd of helemaal
niet bereikt.
15
22
20
Gewenste kamertemperatuur
Buitentemperatuur in °C
4.0 3.5
3.0
2.5
2.0 1.8
1.5
1.0
0.6
0.8
0.2
0.1
0.4
70
60
50
40
30
15 10 5 0 -5 -10 -15 -20
1.2
Aanvoertemperatuur in °C
Stooklijnen
HK2
C2
Parameter
Soort Vaste waarde
BT-uitschak.grens >20 °C
Compr.start bij -120 °C
>Temperatuur kiezen
De
ze weergave verschijnt als "Vaste waarde" inge-
steld werd.
Bij energiebalans verschijnt bijkomend "Compr.start
bij"
Als een VR 60 is aangesloten, verschijnt dit menu
meerdere keren (voor elk CV-circuit).
9.6 Menu C: Parameters van de CV-installatie instellen
(vervolg)
Aanpassing aan de CV-installatie
74 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
9
Weergegeven display Beschrijving
Fabrieks-
instelling
Buffervat
C3
Informatie
Aanvoertemp. gewenst 41 °C
Kalib.aanv.voelerVF1 29 °C
Kalib.retourvoelrRF1 25 °C
Dit menu wordt alleen bij het gebruik van een buffer-
vat (bijv. hydraulisch schema 2 of 4) weergegeven.
Aanvoertemp. gewenst: aanvoertemperatuur
gewenst
Kalib.aanv.voeler VF1: temperatuur van de buffer-
vataanvoertemperatuurvoeler VF1
Kalib.retourvoelr RF1: temperatuur van de buffer-
vatretourtemperatuurvoeler RF1
HK2
C4
Informatie
Aanvoertemp. gewenst 41 °C
Aanvoertemp. VF2 30 °C
Pompstatus UIT
Energie-integral -183°min
HK2
C4
Parameter
Aanvoertemp. gewenst 41 °C
Aanvoertemp. VF2 29 °C
Pompstatus UIT
Mengklepstatus OPEN
Bij direct CV-bedrijf (bijv. hydraulisch schema 1 of 3)
wordt het bovenste display weergegeven.
Het onderste menu wordt alleen bij gebruik van een
buffervat (bijv. hydraulisch schema 2 of 4 en bij
gebruik van VR 60 evt. meermaals) weergegeven.
Aanvoertemp. gewenst: gewenste aanvoertempera-
tuur van het CV-circuit.
Aanvoertemp. VF2: actuele aanvoertemperatuur
VF2.
Energie-Integral: het energie-integraal is het opge-
telde verschil tussen aanvoertemperatuur
ACTUEEL en aanvoertemperatuur GEWENST per
minuut. Bij een bepaald warmtetekort start de
warmtepomp (zie energiebalansregeling,
¬hfdst. 9.4.2).
Pompstatus: geeft aan of de pomp in- of uitgescha-
keld is (AAN/UIT).
Mengklepstatus: de weergave OPEN/DICHT beschrijft
de richting waarin de regeling de mengklep
plaatst. Als de mengklep niet wordt aange-
stuurd, verschijnt UIT.
Als een VR 60 is aangesloten, verschijnt het onderste
menu meerdere keren (voor elk CV-circuit).
9.6 Menu C: Parameters van de CV-installatie instellen
(vervolg)
Aanpassing aan de CV-installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 75
9
Weergegeven display Beschrijving
Fabrieks-
instelling
HK2
C5
Parameter
Binnencompensatie
>geen
Afstandbed. JA 23 °C
>Soort kiezen
Alleen bij gebruik van de afstandsbediening VR 90:
Binnencompensatie:
Geen = met kamertemperatuur uit afstandsbediening
wordt bij het CV-bedrijf geen rekening gehou-
den.
Compensatie = de CV-aanvoertemperatuur wordt
naast de ingestelde stooklijn afhankelijk van het
verschil van gewenste en actuele kamertempe-
ratuur beïnvloed.
Thermostaat = kamertemperatuur uit VR 90 wordt
direct voor de regeling gebruikt, functie van een
kamerthermostaat. De ingestelde stooklijn wordt
verschoven. Het CV-bedrijf wordt gestopt zodra
de gewenste kamertemperatuur met meer dan
1K overschreden wordt. Het CV-bedrijf wordt
opnieuw vrijgegeven als de gewenste kamertem-
peratuur onderschreden wordt.
i
Kies deze instelling niet als u de energie-
balansregeling ingesteld hebt.
Afstandsbediening: er wordt automatisch weergege-
ven of een afstandsbediening VR 90 is aange-
sloten (JA/NEE). Indien JA, wordt ook de aan de
VR 90 gemeten kamertemperatuur weergege-
ven.
Eventueel verschijnt dit menu meermaals (voor elk
CV-circuit met afstandsbediening).
geen
9.6 Menu C: Parameters van de CV-installatie instellen
(vervolg)
Aanpassing aan de CV-installatie
76 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
9
Weergegeven display Beschrijving
Fabrieks-
instelling
Bijzondere functie
C6
Afwerklaagdroging
Dag Temp.
HK2: >1 0 °C
HK3:
HK4
:
>Startdag instellen
Dag: u k
unt de begindag voor de afwerklaagdroging
kiezen.
Temp.: de temperatuur voor de gewenste aanvoer-
temperatuur wordt automatisch conform de
functie afwerklaagdroging opgeroepen (dag-
waarden 25/30/35 °C) (¬hfdst. 9.3.2).
Het duurt ca. 20 seconden tot de daadwerkelijke
waarde verschijnt!
Functie afwerklaagdroging deactiveren: bij dag "0"
instellen.
Afhankelijk van de configuratie van de CV-installatie
geeft het display eventueel andere CV-circuits aan.
0
Bijstook verwarming
C7
Spertijd elektra >NEE
CV bedrijf geen BE
W
armwater bedrijf geen BE
Start -600°min
>kiezen
CV bedrijf
geen BE: bijstookverwarming geblokkeerd.
met BE: bijstookverwarming vrijgeschakeld, afhanke-
lijk van het bivalentiepunt resp. buffervattempe-
ratuur.
alleen BE: CV-bedrijf alleen door bijstookverwarming,
bijv. bij noodmodus.
Bedrijf Warm water
geen BE: bijstookverwarming geblokkeerd.
met BE: bijstookverwarming levert het door de com-
pressor niet leverbare temperatuurniveau
(ca. > 55 °C boilertemperatuur).
alleen BE: warmwaterverwarming alleen door bij-
stookverwarming, b.v. bij noodmodus (was voor-
heen "geen ZH" geactiveerd, dan geldt max.
warm water ca. 55 °C; was "met BE" geacti-
veerd, dan geldt de ingestelde waarde max.
warm water in het menu
4.
Start: instellen van de graadminuten tot de bijstook-
verwarming start, opgeteld bij de graadminuten
voor de compressorstart.
Voorbeeld: -600°min plus -120°min
=> start bij -720°min.
Bivalent punt: Alleen onder deze buitentemperatuur
is de bijstookverwarming voor de naverwarming in het
CV-bedrijf vrijgeschakeld (instelbaar in ¬tab.9.9,
menuA3).
geen BE
geen BE
9.6 Menu C: Parameters van de CV-installatie instellen
(vervolg)
Aanpassing aan de CV-installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 77
9
Weergegeven display Beschrijving
Fabrieks-
instelling
Bijstook verwarming
C7
Spertijd elektra >NEE
CV bedrijf geen BE
W
armwater bedrijf geen BE
Start -600°min
kiezen
Bijstook verwarming
C7
Hysterese bijst.verw. 5 K
>kiezen
Spertijd elektra: als u elektrisch schema 2 instelt,
verschijnt bijkomend dit menupunt in de boven-
ste regel. Als u "JA" instelt, wordt het bedrijf
van de bijstookverwarming tijdens de spertijd
elektra vrijgegeven.
i
Deze instelling heeft voorrang op de stel-
lingen voor "CV bedrijf" en "Bedrijf Warm
water". De ingestelde bijstookverwarming
zorgt permanent voor een opwarming van
het verwarmingswater en van het warm
water tot de ingestelde gewenste waarden.
Als de interne elektrische bijstookverwar-
ming als bijstookverwarming hydraulisch
verbonden is (fabrieksinstelling), kan dit
tot hoge energiekosten leiden.
Extra verwarmingshysterese:
Gedwongen inschakelen van de bijstookverwar-
ming bij:
Aanvoertemperatuur WERKELIJK <aanvoertem-
peratuur gewenst min hysterese
Gedwongen uitschakelen van de bijstookverwar-
ming bij:
Aanvoertemperatuur WERKELIJK >aanvoertem-
peratuur plus hysterese
Geldt vanaf 15 minuten compressorwerking voor
alle hydraulische systemen van de installatie. De
periode waarin de bijstookverwarming mag star-
ten kan in het menuD3 afgelezen worden.
NEE
5 K
Legionellabeveilig.
C9
Parameter
Legionellabeveilig. UIT
Legionella start 04:00
>kiezen
Legionellabeveilig.: UIT/Ma/Di/Wo/Do/Vr/Za/Zo
Legionella start: de ingestelde tijd legt vast wanneer
de legionellabeveiligingsfunctie start.
De legionellabeveiliging wordt door de bijstookverwar-
ming op de ingestelde dag op de ingestelde tijd uitge-
voerd als een bijstookverwarming geactiveerd is.
Hiervoor stelt de thermostaat de gewenste aanvoer-
temperatuur op 76 °C/74 °C (2K hysterese) in. De legi-
onellabeveiligingsfunctie wordt beëindigd, als de actu-
ele aanvoertemperatuur bij de boiler gedurende mini-
maal 30 minuten 73 °C bereikt heeft of na 90 minu-
ten, als 73 °C niet wordt bereikt (b.v. als gedurende
deze tijd warm water wordt afgetapt).
In een aangesloten drinkwaterstation VPM W starten
de bewerkingen van de legionallebeveiligingsfunctie.
UIT
04:00
9.6 Menu C: Parameters van de CV-installatie instellen
(vervolg)
Aanpassing aan de CV-installatie
78 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
9
Weergegeven display Beschrijving
Fabrieks-
instelling
Pomp sturing
C10
Parameter
Bronpomp 100 %
Cv pomp 100 %
Circulatiepomp 100 %
>kiezen
Het pompvermogen van de hoogefficiënte pompen
kan indien nodig aan de vereisten van de CV-installa-
tie aangepast worden.
Instelbereiken van 30 % tot 100 %
i
Ondoordachte, grote veranderingen van
deze parameters kunnen tot ongewild ver-
mogens- en efficiëntieverlies leiden. Veran-
der de instellingen slechts in geringe mate
en alleen doordacht.
Gegevens over de optimale instelling van de hoogeffi-
ciënte pompen vindt u in het volgende hoofdstuk.
Brijnpomp (Bronpomp, alleen VWS): onafhankelijk
van de hier ingestelde waarde verhoogt de ther-
mostaat het pomptransportvermogen tot 100 %,
als de brijnuitlaattemperatuur de invriesbeveili-
ging + 3 K (¬tab.9.9, menuA3) onderschrijdt.
Als de brijnuitlaattemperatuur verder stijgt, stelt
de thermostaat het pomptransportvermogen
opnieuw op de ingestelde waarde in.
Overschrijdt de brijninlaattemperatuur 22 °C,
reduceert de thermostaat het pomptransport-
vermogen tot 30 %.
Cv pomp: de instelling van de cv pomp geldt alleen
voor het directe CV-bedrijf. (zonder warmwater-
buffervat of combiboiler). Is een verwarmings-
waterbuffervat aangesloten, vermindert het
pompvermogen automatisch met 50 %.
Circulatiepomp: het instelbereik
0 - 100 % is geen instelling van de pompcapaci-
teit, maar een tijdvensterindeling met een inter-
val van 10 min., bijv. 80 % = 8 min. bedrijf, 2min.
pauze.
Het tijdvenster is actief. In dit tijdvenster werkt
de circulatiepomp volgens de ingestelde pro-
centwaarde.
Bij het kiezen van 0 % schakelt de circulatie-
pomp uit.
De circulatiepomp start niet zolang de boiler
nog te koud is.
100 %
100 %
100 %
9.6 Menu C: Parameters van de CV-installatie instellen
(vervolg)
Aanpassing aan de CV-installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 79
9
Weergegeven display Beschrijving
Fabrieks-
instelling
Zonneboiler C11
Parameter
Max. cv temperatuur 95 °C
>Temperatuur kiezen
Dit menu verschijnt alleen bij een geïnstalleerde zon-
neboiler
, bijv. VPS /2
Max. cv temperatuur: als er nog voldoende zonne-
energie voorhanden is, wordt een aangesloten
buffervat VPS/2 via de gewenste temperaturen
voor verwarming en warm water tot op de hier
ingestelde maximaaltemperatuur opgewarmd.
i
De aan het buffervat aangesloten CV-cir-
cuits moeten mengcircuits zijn.
9.6 Menu C: Parameters van de CV-installatie instellen
(vervolg)
Aanpassing aan de CV-installatie
80 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
9
Instelling van de hoogefficiënte pompen
Brijnpomp (Bronpomp, alleen VWS):
Als de temperatuurspreiding aan de brijnzijde door geringe
drukverliezen (grote buisdoorsnedes, geringe boordiepte)
bij het continubedrijf onder 2 K ligt, dan kunt u het pomp-
transportvermogen aanpassen (¬ tab.9.6, menuC10).
In de volgende diagrammen is weergegeven hoe de instel-
ling van de pompsturing op de resttransporthoogtes bij
nominale volumestromen voor een spreiding over de brijn-
zijde van 3 K effect heeft.
0
100
200
300
400
500
600
700
30 40 50 60 70 80 90 100
[ % ]
[ mbar ]
3K / 1431 l/h
9.1 Diagram vermogensoptimalisatie brijnpomp VWS61/3
0
100
200
300
400
500
600
700
30 40 50 60 70 80 90 100
[ % ]
[ mbar ]
3K / 1959 l/h
9.2 Diagram vermogensoptimalisatie brijnpomp VWS81/3
0
100
200
300
400
500
600
700
30 40 50 60 70 80 90 100
[ % ]
[ mbar ]
3K / 2484 l/h
9.3 Diagram vermogensoptimalisatie brijnpomp VWS101/3
0
100
200
300
400
500
600
700
30 40 50 60 70 80 90 100
[ % ]
[ mbar ]
3K / 3539 l/h
9.4 Diagram vermogensoptimalisatie brijnpomp VWS141/3
0
200
800
400
1000
600
1200
30 40 50 60 70 80 90 100
[ % ]
[ mbar ]
3K / 3939 l/h
9.5 Diagram vermogensoptimalisatie brijnpomp VWS171/3
Aanpassing aan de CV-installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 81
9
CV-pomp
Als een hogere spreiding tussen verwarmingsaanvoer- en
retourtemperatuur dan 5 K gewenst is of als het drukverlies
van de CV-installatie ver onder de af fabriek ter beschikking
gestelde resttransporthoogte ligt, kunt u het pompvermo-
gen reduceren (¬ tab.9.6, menuC10).
In de volgende diagrammen is weergegeven hoe de instel-
ling van de pompsturing op de resttransporthoogtes bij
nominale volumestromen voor een spreiding over de ver-
warmingszijde van 5 en 10 K effect heeft.
30 40 50 60 70 80 90 100
[ % ]
0
100
200
300
400
500
600
700
[ mbar ]
5 K/1019 l/h
10 K/504 l/h
9.6 Diagram vermogensoptimalisatie CV-pomp VWS61/3
30 40 50 60 70 80 90 100
[ % ]
0
100
200
300
400
500
600
700
[ mbar ]
5 K /1370 l/h
10 K /698 l/h
9.7 Diagram vermogensoptimalisatie CV-pomp VWS81/3
30 40 50 60 70 80 90 100
[ % ]
0
100
200
300
400
500
600
700
[ mbar ]
5 K /1787 l/h
10 K /902 l/h
9.8 Diagram vermogensoptimalisatie CV-pomp VWS101/3
30 40 50 60 70 80 90 100
[ % ]
0
100
200
300
400
500
600
700
[ mbar ]
5 K /2371 l/h
10 K /1187 l/h
9.9 Diagram vermogensoptimalisatie CV-pomp VWS141/3
30 40 50 60 70 80 90 100
[ % ]
0
100
200
300
400
500
600
700
800
[ mbar ]
5 K /2973 l/h
10 K/1538 l/h
9.10 Diagram vermogensoptimalisatie CV-pomp VWS171/3
Aanpassing aan de CV-installatie
82 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
9
30 40 50 60 70 80 90 100
[ % ]
0
100
200
300
400
500
600
700
[ mbar ]
5 K/1404 l/h
10 K /728 l/h
9.11 Diagram vermogensoptimalisatie CV-pomp VWW61/3
30 40 50 60 70 80 90 100
[ % ]
0
100
200
300
400
500
600
700
[ mbar ]
5 K /1998 l/h
10 K/993 l/h
9.12 Diagram vermogensoptimalisatie CV-pomp VWW81/3
30 40 50 60 70 80 90 100
[ % ]
0
100
200
300
400
500
600
700
[ mbar ]
5 K /2371 l/h
10 K /902 l/h
9.13 Diagram vermogensoptimalisatie CV-pomp VWW101/3
30 40 50 60 70 80 90 100
[ % ]
0
100
200
300
400
500
600
700
800
[ mbar ]
5 K /3370 l/h
10 K /1724 l/h
9.14 Diagram vermogensoptimalisatie CV-pomp VWW141/3
30 40 50 60 70 80 90 100
[ % ]
0
100
200
300
400
500
600
700
800
[ mbar ]
5 K /4173 l/h
10 K /2050 l/h
9.15 Diagram vermogensoptimalisatie CV-pomp VWW171/3
Aanpassing aan de CV-installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 83
9
9.7.2 Menu D: Diagnoses uitvoeren
Weergegeven display Beschrijving
Fabrieks-
instelling
Menu D: Diagnose uitvoeren
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging van warm-
tepompcomponenten!
In de diagnosemodus worden interne
veiligheidsinrichtingen en -instellingen
buiten werking gesteld. Vaak in- en
uitschakelen kan tot schade aan com-
pressor en hoogefficiënte pompen lei-
den.
> Schakel de diagnosemodus het best
niet meerdere keren na elkaar in en
uit.
In de menu's D1 tot D5 kunt u de warmtepomp in de
diagnosemodus gebruiken en testen.
Bij elke instelling, behalve "Test" = "nee" (menu D1),
kunnen de diagnosemenu's niet verlaten worden. Een
autoreset gebeurt 15 minuten nadat de laatste toets
ingedrukt werd.
In de diagnosemodus wordt geen rekening gehou-
den met voorloop-, minimum- en nalooptijden van
compressor, pompen en andere onderdelen!
Diagnose
D1
Koelcircuit
Test >nee
Hogedruk Koudecir. 11,9 bar
Compressor uitgang 66 °C
Lagedruk Koudecir. 2,3 bar
Compressor Ingang 0 °C
Test: nee/uit/CV-bedrijf/Warm water. Instellen van de
modus voor de warmtepomp om het gedrag van
de warmtepomp te testen.
Hogedruk Koudecir.: weergave druk koudemiddel
compressoruitgang.
Compressor uitgang: (compressoruitgang, hoge
druk): weergave temperatuurvoeler T1.*
Lagedruk Koudecir.: weergave koelmiddeldruk com-
pressoringang.
Compressor Ingang: (compressoringang, zuigzijde):
weergave temperatuurvoeler T2.*
9.7 Menu D: Diagnoses uitvoeren
*
¬ afb.17.1 en 17.2
Aanpassing aan de CV-installatie
84 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
9
Weergegeven display Beschrijving
Fabrieks-
instelling
Diagnose
D2
Koelcircuit
Oververhitting 6 K
Onderkoeling 10 K
TEV Ingang 10 °C
Compressor AAN
Oververhitting: oververhitting van het koelmiddel
berekend uit T2* en lagedruksensor. Verschijnt
alleen, wanneer de compressor in werking is.
i
Verschijnt de weergave "-50 °C", dan is de
temperatuurvoeler T2 aan de compressor-
ingang defect. Er wordt geen waarschu-
wingsmelding in het foutgeheugen
bewaard.
Onderkoeling: onderkoeling van het koelmiddel bere-
kend uit T4* en hogedruksensor. Verschijnt
alleen, wanneer de compressor in werking is.
i
Verschijnt de weergave "-- °C", dan is de
temperatuurvoeler T4 aan de TIV ingang
defect. Er wordt geen waarschuwingsmel-
ding in het foutgeheugen bewaard.
TEV Ingang: temperatuur aan de ingang van het
thermische expansieventiel.*
Compressor: Status compressor:
AAN/UIT/x min. (tijd in minuten tot compres-
soraanloop bij voorhanden warmteaanvraag)
Diagnose
D3
Warmtepomp circuit
Aanvoertemp. actueel 27 °C
Retourtemp. actueel 24 °C
Cv pomp UIT
CV druk 1,2 bar
Bijstook verwarming UIT
Aanvoertemp. actueel: actuele aanvoertempera-
tuurT6.*
Retourtemp. actueel: actuele retourtemperatuur T5.*
Cv pomp: status van de CV-pomp: toerental in %/UIT.
CV druk: druk in het CV-circuit (druksensor CV-
circuit).
Bijstook verwarming: Status bijstookverwarming:
AAN/UIT.
9.7 Menu D: Diagnoses uitvoeren (vervolg)
*
¬ afb.17.1 en 17.2
Aanpassing aan de CV-installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 85
9
Weergegeven display Beschrijving
Fabrieks-
instelling
Diagnose
D4
Warmtebron
Temp bron 10 °C
Temp bronuitgang 9 °C
Bronpomp 100 %
Druk warmtebron 1,5 bar
Temp bron: brijntemperatuur/bronwatertemperatuur
aan de ingang van de warmtepomp, T3.*
Temp bronuitgang: brijntemperatuur/bronwatertem-
peratuur aan de uitgang van de warmtepomp,
T8.*
Bronpomp: alleen VWS: status brijnpomp: Toerental in
%/Uit.
Alleen VWW: Status bronpomp: Aan/Uit.
Druk warmtebron (alleen VWS): brijndruk aan de
druksensor van de warmtebron.
Diagnose
D5
Verwarmings circuit
Buffer VF1 45 °C
B
uffer RF1 36 °C
Kalib.aanv.voelerVF2 38 °C
Boilertemp. actueel: 52 °C
UV1 CV
B
uffer VF1: aanvoertemperatuurvoeler VF1 van het
buffervat.
Buffer RF1: retourtemperatuurvoeler RF1 van het buf-
fervat.
Kalib.aanv.voeler VF2: actuele verwarmingsaanvoer-
temperatuur.
Boilertemp. actueel: temperatuur in de boiler.
UV1: = status van het omschakelventiel verwarming/
boilerlading (CV = CV-circuit, WW = warm water).
9.7 Menu D: Diagnoses uitvoeren (vervolg)
*
¬ afb.17.1 en 17.2
Aanpassing aan de CV-installatie
86 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
9
9.7.3 Menu I: Algemene informatie weergeven
Weergegeven display Beschrijving
Fabrieks-
instelling
Menu I: Algemene informatie weergeven In de menu's I1 tot I4 krijgt u informatie over de instel-
lingen van de warmtepomp.
Fout geheugen
I1
Foutnummer >1
Foutcode 96
10.03.10 07:18
Fout druksensor koudemiddel
Menu van het foutgeheugen dat de laatste 20 fouten
in de volgorde van verschijnen weergeeft.
De laatst opgetreden storing heeft altijd het foutnum-
mer 1.
Weergegeven wordt het storingnummer met foutcode,
datum/tijd van het optreden en een korte storingbe-
schrijving. Het foutnummer geeft de volgorde aan
waarin de fouten zijn opgetreden. De foutcode identi-
ficeert de storing. Een lijst vindt u in ¬ hfdst. 11.
Draaien aan de instelknop
geeft de volgende fout
weer.
Bedrijf gegevens
I2
Inbedrijf compr. 7 uur
Compressor starts 33
Inbedrijf bijstook 2 uur
Bijstook starts: 21
Inbedrijf compr: tot nu toe verstreken gebruiksuren
van de compressor.
Compressor starts: aantal compressorstarts.
Bedrijr bijst.verw.: tot nu toe verstreken gebruiksu-
ren van de bijstookverwarming.
Bijstook verwarming starts: aantal starts van de bij-
stookverwarming.
Software-versie
I3
I/O-kaart 1 4.04
Gebruik.interface 1 3.04
VR 90 4 2.21
I/O-kaart: s
oftwareversie I/O-kaart (printplaat in de
warmtepomp).
Gebruik.interface: softwareversie gebruikersinterface
(display in de bedieningsconsole).
VR 90: geeft softwareversie weer als VR 90 aange-
sloten is.
9.8 Menu I: Algemene informatie weergeven
*
¬ afb.17.1 en 17.2
Aanpassing aan de CV-installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 87
9
Weergegeven display Beschrijving
Fabrieks-
instelling
I4
Resetten? NEE
Code 1: 0000 Code 2: FFFF
Code accepteren? NEE
>kiezen
Resetten: resetten van foutmeldingen met uitschake-
ling tot gevolg. Alle lopende functies worden
onmiddellijk afgebroken. De warmtepomp start
opnieuw.
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging van de
warmtepomp!
Ondeskundige instellingen beschadi-
gen de warmtepomp.
> Verander in geen geval de code-
waarden.
Code 1/Code 2: waarden mogen niet worden veran-
derd!
0000; FFFF
NEE
9.8 Menu I: Algemene informatie weergeven (vervolg)
* ¬ afb.17.1 en 17.2
Aanpassing aan de CV-installatie
88 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
9
9.7.4 Menu A: Installatieassistent oproepen
Weergegeven display Beschrijving
Fabrieks-
instelling
Menu A: Installatieassistent oproepen De installatieassistent verschijnt automatisch bij de
eerste ingebruikneming van de warmtepomp. U wordt
door de eerste beide menu's A1 en A2 geleid.
Nu hebt u de mogelijkheid om de instellingen achteraf
nog eens te wijzigen.
Installationsassistent
A1
Sprache >DE deutsch
Standort >DE
>Sprache wählen
B
ij de eerste installatie start de thermostaat altijd met
dit menu (installatieassistent).
Sprache (Taal): instellen van de taal van het betref-
fende land
Standort (Locatie): (alleen bij geïnstalleerd zonn-
elaadstation VPM S) Door het invoeren van een
locatie in de vorm van een landafkorting, bijv.
DE, en via DCF-ontvanger bepaalde tijd berekent
een interne zonnekalender in het zonnestation
zonsop- en ondergang. De controle van de col-
lectortemperatuur door het inschakelen van de
zonnepomp met een interval van 10 min. wordt
's nachts uitgezet.
Installatieassistent
A2
Warmtepomp type 4
Hydraulisch schema 6
Elek
trisch schema 1
Accepteren JA
>kiezen
Hydraulisch en elektrisch schema moeten bij de eer-
ste ingebruikneming door de installateur ingesteld
worden.
i
Het warmtepomptype is al af fabriek inge-
steld en mag niet veranderd worden!
Na het resetten naar de fabrieksinstellin-
gen of bij service (vervangen van de
hoofdprintplaat) moet u de waarde evt.
opnieuw invoeren.
Warmtepomp type:
Type Benaming
4 VWS 61/3
6 VWS 81/3
8 VWS 101/3
9 VWS 141/3
10 VWS 171/3
16 VWW 61/3
18 VWW 81/3
20 VWW 101/3
21 VWW 141/3
22 VWW 171/3
9.9 Menu A: Installatieassistent oproepen
Aanpassing aan de CV-installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 89
9
Weergegeven display Beschrijving
Fabrieks-
instelling
Hydraulisch schema:
1 = zonder buffervat, zonder boiler (¬ afb.5.1)
2 = met buffervat, zonder boiler (¬ afb.5.2)
3 = zonder buffervat, met boiler (¬ afb.5.3)
4 = met buffervat, met boiler of combinatieboi-
ler met zonne- en/of drinkwaterstation
(¬ afb.5.4)
Elektrisch schema:
1 = alles normaal tarief (¬ afb.7.4)
2 = laag tarief voor compressor (¬ afb.7.5)
3 = laag tarief voor compressor en elektrische
bijstookverwarming (¬ afb.7.6)
Accepteren: JA/NEE;
Met JA worden de ingestelde waarden opgesla-
gen.
Installatieassistent
A3
Bijstook verwarming
hydraul. verbinding van
bijstook verwarming intern
Bivalent punt 0 °C
Boiler type Leiding
>kiezen
Hydraul. verbinding van bijstook verwarming: er
wordt ingesteld of en waar een bijstookverwar-
ming hydraulisch wordt aangekoppeld:
geen: interne en externe bijstookverwarming gede-
activeerd.
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door
bevriezing!
In deze instelling bestaat bij noodmo-
dus geen noodvorstbeveiliging.
> Deactiveer de bijstookverwarming
niet bij vorstgevaar.
intern: elektrische bijstookverwarming in de warm-
tepomp.
WW + CV.: externe bijstookverwarming voor warm
water en CV-circuit voorhanden.
WW: externe bijstookverwarming alleen voor warm
water voorhanden.
CV: externe bijstookverwarming alleen voor CV-cir-
cuit voorhanden.
intern
9.9 Menu A: Installatieassistent oproepen (vervolg)
Aanpassing aan de CV-installatie
90 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
9
Weergegeven display Beschrijving
Fabrieks-
instelling
De thermostaat stuurt de bijstookverwarming alleen
aan, wanneer deze in het menu C7 "Bijstook verwar-
ming " vrijgegeven is en aan de volgende voorwaarde
is voldaan:
Bivalent punt: alleen onder deze buitentemperatuur
is de bijstookverwarming voor de naverwarming
in het parallelle bedrijf vrijgeschakeld.
Boiler type: instellen van het boilertype voor de boi-
ler.
Leiding: spiraalboiler, bijv. VIH RW 300
Gelaagde: gelaagde boiler, bijv. VPS /2
0 °C
Installatieassistent
A4
Bron Geothermie
Invries beveiliging -10 °C
>kiezen
Invries beveiliging (alleen VWS): minimaal t
oege-
stane brijnuitgangstemperatuur. Komt de tempe-
ratuur beneden deze waarde, dan verschijnt de
foutmelding 21/22 of 61/62 en de compressor
wordt uitgeschakeld.
Invries beveiliging (alleen VWW): invries beveili-
ging= 4 °C.
-10 °C
Gereedschap
A5
Componenten test 1
HK2-P AAN
CP UIT
ZH UIT
SK2-P UIT
>kiezen
Cv pomp AAN
Compressor AAN
Bronpomp AAN
Aanloopstroom begr. AAN
UV1 CV
b
Opgelet!
Gevaar voor beschadiging door
ondeskundige bediening!
Door frequente starts kan de elektro-
nica van de hoogefficiënte pompen en
van de compressor beschadigd wor-
den.
> Start de pompen en de compressor
maximaal drie keer per uur.
Met de componententest kunt u de actoren van de
warmtepomp controleren. De inschakeling geldt voor
een max. tijd van 20 minuten en negeert ondertussen
actuele instellingen van de thermostaat. Daarna scha-
kelt de warmtepomp weer terug naar de vorige
bedrijfstoestand.
i
Wordt de compressor ingeschakeld, wor-
den automatisch ook de CV-circuitpomp en
de brijnpomp ingeschakeld.
UV1 = omschakelventiel verwarming/boilerlading in
stand
WW = "Warmwaterbereiding"
CV = "CV-bedrijf"
UIT
9.9 Menu A: Installatieassistent oproepen (vervolg)
Aanpassing aan de CV-installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 91
9
Weergegeven display Beschrijving
Fabrieks-
instelling
Gereedschap
A6
Componenten test 2
Componenten VR 60 Adr. 4
Actoren UIT
Sensoren VF a 29 °C
>kiezen
Dit menu v
erschijnt alleen als meerdere CV-circuits en
minstens één VR60 geïnstalleerd zijn.
Met de componententest 2 kunt u de actoren van de
aangesloten toebehoren controleren. De inschakeling
geldt voor een maximale tijd van 20 minuten en
negeert ondertussen actuele instellingen van de ther-
mostaat. Daarna schakelt de warmtepomp weer terug
naar de vorige operationele toestand.
Gereedschap
A7
Ontluchting Bron UIT
Ontluchting Bron (alleen VWS): Start van de brijn-
ontluchting met het invoeren van de waarde 30.
Tijdens het eerste uur wordt de brijnpomp inter-
mitterend 5 minuten AAN / 5 minuten UIT
gebruikt. Daarna is de brijnpomp afwisselend
50minuten AAN en 10 minuten UIT. Dit intermit-
terend bedrijf van de brijnpomp wordt na 24 uur
beëindigd.
Een aangesloten circulatiepomp alsook het omscha-
kelventiel verwarming/boilerlading worden eveneens
in werking gesteld of geschakeld.
Gereedschap
A8
Kalibrering
Buitentemperatuur 0,0K
Kalibr. WW sensor SP 0,0K
Kalib.aanv.voelerVF2 0,0K
Buffervoeler RF1 0,0K
>Correctiewaarde kiezen
Gereedschap
A8
Kalibrering
Kalib.aanv.voelerVF1 0,0K
Display-contrast 16
Handmatige aanpassing van de weergegeven tempe-
raturen.
Kalibreer-verstelbereik
Buitentemperatuur: +/- 5 K, grootte van stappen
1,0K.
WW-voeler SP: +/- 3 K, grootte van stappen 0,5 K.
Kalib.aanv.voeler VF2: de kalib.aanv.voelerVF2 wordt
altijd weergegeven. +/- 3 K, grootte van stappen
0,5 K.
Buffervoeler RF1 +/- 3 K, grootte van stappen 0,5 K.
Kalib.aanv.voeler VF1: +/- 3 K, grootte van stappen
0,5 K.
Interne voelers kunnen alleen via vrDIALOG of vrnet-
DIALOG veranderd worden, buffervoelers en boiler-
voelers alleen bij het passende hydraulische systeem.
Display-contrast: instelling van het displaycontrast
(0 – 25).
0 K
0 K
0 K
0 K
0 K
16
9.9 Menu A: Installatieassistent oproepen (vervolg)
Aanpassing aan de CV-installatie
92 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
9
Weergegeven display Beschrijving
Fabrieks-
instelling
Installatieassistent
A9
VPM W
met elektrische verwarmingsstaaf NEE
>kiezen
Het menu verschijnt alleen als een drinkwaterstation
VPM W geïns
talleerd is.
Met elektrische verwarmingsstaaf: inschakeling van
een bijkomend geïnstalleerde externe elektri-
sche bijstookverwarming voor de realisering van
de temperatuur voor de legionellabeveiligings-
schakeling in de circulatieleiding door het invoe-
ren van "JA".
Installatieassistent
A10
Compressor
Compressor Hysterese 7 K
Max retourtemperatuur CV: 46 °C
>kie
zen
Compressorhysterese:
De menu-optie verschijnt alleen bij hydraulische
schema's met direct CV-bedrijf.
Gedwongen inschakelen van de compressor bij:
Aanvoertemperatuur werkelijke <aanvoertempe-
ratuur gewenst min hysterese
gedwongen uitschakelen van de bijstookverwar-
ming bij:
aanvoertemperatuur actueel > aanvoertempera-
tuur gewenst plus hysterese
Max retourtemperatuur CV: instellen van de limiet
van de retourtemperatuur voor het compressor-
bedrijf.
Deze functie moet een onnodig kortstondig
compressorbedrijf vermijden.
7 K
46 °C
Installatieassistent Einde
Installatie gereed? >JA
kiezen
i
Eerste inbedrijfname:
Zet "Installatie gereed?" pas op "JA" als u
zeker bent dat alles juist ingesteld is.
Als u met "JA" bevestigd hebt, springt de thermo-
staat naar de basisweergave. De warmtepomp begint
met zelfstandige regeling.
Dit menu verschijnt niet meer als één keer bij de eer-
ste ingebruikneming op "JA" gezet werd.
9.9 Menu A: Installatieassistent oproepen (vervolg)
Aanpassing aan de CV-installatie
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 93
9
9.8 Alleen met vrDIALOG instelbare parameters
Instellingen via vrDIALOG mogen alleen door een erkend
installateur uitgevoerd worden.
Parameter Beschrijving
Fabrieks-
instelling
Kalibrering van temperatuurvoelers Interne voelers (T1, T3, T5, T6, en T8) kunnen alleen via
vrDIALOG 810/2 gekalibreerd worden.
Namen wijzigen: CV-circuit Namen wijzigen: u kunt elk CV-circuit in de CV-installatie
individueel benoemen. Hiervoor heeft u per CV-circuit
de beschikking over max. 10 letters. De gekozen namen
worden automatisch overgenomen en weergegeven in
de betreffende displayweergaven.
Naargelang systeemconfiguratie verschijnen de namen van
andere CV-circuits in het display.
HK2: HK2
Software Status De status geeft informatie over de bedrijfstoestand van de
warmtepompsoftware.
Stroomonderbreking Stroomonderbreking: status stroomonderbreking door aan-
sturing van het contact energiebedrijf (spertijd door
netexploitant):
"nee" = geen spertijd, "ja" = spertijd actief, aansturing
bijv. via rondstuurontvanger/rondstuursignaal.
Phase status Fasestatus: er wordt weergegeven of de 3 fasen voorhan-
den zijn (ok/fout).
Draaiveld status Draaiveld status: er wordt weergegeven of de draaiveldrich-
ting in orde is (ok/fout).
Min. cv temperatuur
Max. cv temperatuur
Min. cv temperatuur/Max. cv temperatuur:
Instelling van de grenstemperaturen (Min. en Max.) die het
CV-circuit kan vragen.
Met de max. cv temperatuur wordt ook de waarde voor
vloerbeveiligingsschakeling berekend (maximale CV-tempe-
ratuur + compressorhysterese + 2K).
15 °C
43 °C
Max.vooropwarming Max.vooropwarming:
om rekening te houden met de traagheid van de vloer-
verwarming, kunt u een vooropwarming voor aanvang
van de geprogrammeerde verwarmingstijd handmatig
instellen.
0 uur
9.10 Alleen met vrDIALOG instelbare parameters
Inspectie en onderhoud
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 95
10
10 Inspectie en onderhoud
10.1 Aanwijzingen voor inspectie en onderhoud
Voorwaarde voor permanente bedrijfszekerheid, betrouw-
baarheid en lange levensduur is een jaarlijkse inspectie/
jaarlijks onderhoud van de CV-installatie door een erkende
installateur.
Het doel van de inspectie is een vergelijking van de werke-
lijke toestand van het toestel met de gewenste toestand. Dit
gebeurt door meten, testen en observeren.
Het onderhoud is nodig om eventuele afwijkingen tussen de
werkelijke toestand en de gewenste toestand te verhelpen.
Dit gebeurt meestal door reinigen, instellen en indien nodig
vervangen van afzonderlijke aan slijtage onderhevige com-
ponenten.
a
Gevaar!
Verwondings- en beschadigingsgevaar
door het niet uitvoeren of ondeskundig
uitvoeren van inspectie en onderhoud!
Inspectie en onderhoud mogen alleen door
erkende installateurs uitgevoerd worden.
> Voer regelmatig de beschreven inspectie-
en onderhoudswerkzaamheden op een
deskundige manier uit.
e
Gevaar!
Gevaar voor elektrische schok!
> Schakel voor installatie- en onderhouds-
werkzaamheden aan de elektrische
installatie altijd alle stroomtoevoer uit.
> Controleer de spanningvrijheid.
> Zorg ervoor dat de stroomtoevoeren zijn
beveiligd tegen abusievelijk opnieuw
inschakelen.
Om alle functies van de geoTHERM warmtepomp blijvend te
garanderen en om de toegestane serietoestand niet te ver-
anderen, mogen bij onderhoudswerkzaamheden alleen ori-
ginele Vaillant-reserveonderdelen gebruikt worden!
België
Informatie over de beschikbare originele Vaillant reserveon-
derdelen krijgt u bij Vaillant A/S.
Nederland
Vervangende onderdelen
Voor Vaillant onderdelen kunt u terecht bij uw groothandel
of u kunt deze bestellen via Vaillant, telefoonnummer 020-
5659450. Informatie over onderdelen treft u op onze web-
site www.vaillant.nl.
10.2 Inspectie uitvoeren
Bij de jaarlijkse inspectie moeten de volgende werkzaamhe-
den uitgevoerd worden.
Druk in het CV-circuit controleren.
Hoeveelheid en concentratie van de brijnvloeistof en
druk in het brijncircuit controleren (alleen VWS).
10.3 Onderhoudswerkzaamheden uitvoeren
De warmtepomp is zo geconstrueerd dat slechts enkele
onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden.
Deze onderhoudswerkzaamheden moeten één keer per jaar
of als resultaat van de inspectie uitgevoerd worden.
Vuilzeven in het CV-circuit controleren en reinigen.
Vuilzeef in het bronwatercircuit controleren en reinigen
(alleen VWW).
Expansievat in het CV-circuit op werking controleren.
Bij te weinig druk in het CV-circuit verwarmingswater bij-
vullen (¬ hfdst.6.2).
10.4 Heringebruikneming en proefbedrijf
uitvoeren
a
Gevaar!
Verwondingsgevaar door hete en koude
componenten!
De warmtepomp mag pas na montage van
alle manteldelen in gebruik worden geno-
men.
> Monteer voor de ingebruikneming evt.
gedemonteerde manteldelen van de
warmtepomp, zoals in ¬ hfdst.7.9
beschreven.
> Neem de warmtepomp in gebruik.
> Controleer de warmtepomp op perfecte werking.
96 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
Storingsdiagnose en verhelpen van storingen11
11 Storingsdiagnose en verhelpen van
storingen
a
Gevaar!
Verwondings- en beschadigingsgevaar
door ondeskundige storingsdiagnose en
het op ondeskundige manier verhelpen
van storingen!
Maatregelen voor de storingsdiagnose en
voor het verhelpen van storingen mogen
alleen door een erkende installateur uitge-
voerd worden.
> Voer de beschreven maatregelen op een
deskundige manier uit.
e
Gevaar!
Gevaar voor elektrische schok!
> Schakel voor werkzaamheden aan de
warmtepomp altijd alle stroomtoevoeren
uit.
> Zorg ervoor dat deze zijn beveiligd tegen
abusievelijk opnieuw inschakelen.
11.1 Storingstypes
Voor het oproepen van het foutgeheugen zie ¬ Gebruiks-
aanwijzing.
Er kunnen vijf verschillende storingstypes optreden waar-
van de eerste vier soorten door foutcodes op het display
van de thermostaat weergegeven worden:
Storingen aan componenten die via eBUS aangesloten
zijn.
Storing met tijdelijke waarschuwingsmelding tot
gevolg
De warmtepomp blijft in werking en wordt niet uitgescha-
keld.
Storing met tijdelijke uitschakeling als gevolg
De warmtepomp wordt tijdelijk uitgeschakeld en loopt
automatisch opnieuw aan. De storing wordt weergegeven
en verdwijnt vanzelf als de oorzaak van de storing niet
meer bestaat of verholpen werd.
Storing met permanente uitschakeling tot gevolg
De warmtepomp wordt permanent uitgeschakeld. De
pomp kan na het verhelpen van de oorzaak van de sto-
ring en na het resetten van de storing in het foutgeheu-
gen opnieuw gestart worden (¬ tab.9.8, menu I 1).
Daarnaast kunnen aan de warmtepomp of aan de CV-
installatie andere fouten/storingen optreden.
Storingsdiagnose en verhelpen van storingen
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 97
11
11.2 Storingen aan eBUS-componenten
Foutcode Fouttekst/Beschrijving Mogelijke oorzaak Maatregel voor verhelpen
1 XXX adres YY niet bereikbaar Een via de eBus aangesloten compo-
nent XXX, b.v. VR 60 met het adres
YY wordt niet herkend.
> eBUS-kabel- en -stekker controleren.
> Controleren of adresschakelaar correct is
ingesteld.
4 XXX adres YY uitval sensor ZZZ Een sensor ZZZ van een via de eBus
aangesloten component XXX met
het adres YY is defect.
> ProE-stekkers op de printplaten controleren,
> Voeler op goede werking controleren
> Voeler vervangen.
5 XXXX gewenste waarde wordt
niet bereikt
XXXX gewenste waarde wordt niet
bereikt.
> Gewenste temperatuurwaarde controleren.
> Contact van de temperatuurvoeler met te
meten medium controleren en evt. tot stand
brengen.
11.1 Storingen aan eBUS-componenten
11.3 Fouten met tijdelijke waarschuwingsmelding
De volgende waarschuwingsmeldingen worden door tijde-
lijke storingen in het bedrijf van de warmtepomp veroor-
zaakt. De warmtepomp inclusief compressor blijft in wer-
king. De volgende fouten worden in het menu
1 als waar-
schuwingsmelding in het foutgeheugen weergegeven
(¬Gebruiksaanwijzing).
Foutcode Fouttekst/Beschrijving Mogelijke oorzaak Maatregel voor verhelpen
26 Drukzijde compressor overver-
hitting
Overmatig hoog vermogen bij hoge
aanvoertemperatuur.
VRC DCF-ontvanger met geïnte-
greerde buitentemperatuurvoeler niet
aangesloten (weergave "-60 °C" = te
hoge, berekende aanvoertempera-
tuur).
> Stooklijn reduceren.
> Nodig verwarmingsvermogen controleren
(afwerklaagdroging, ruwbouw) en evt. redu-
ceren.
> Bijgeleverde VRC DCF-ontvanger aansluiten.
36
(alleen
VWW)
Brijndruk laag Drukval in het brijncircuit door lek of
luchtkussen.
Druk <0,6 bar
> Brijncircuit op ondichtheden controleren.
> Brijnvloeistof bijvullen.
> Brijncircuit spoelen en ontluchten.
11.2 Fouten met tijdelijke waarschuwingsmelding
Storingsdiagnose en verhelpen van storingen
98 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
11
11.4 Storingen met tijdelijke uitschakeling
De compressor schakelt uit, de warmtepomp blijft in wer-
king. De compressor kan op z'n vroegst na 5 min weer star-
ten. (uitzonderingen zie onder).
Foutcode Fouttekst/Beschrijving Mogelijke oorzaak Maatregel voor verhelpen
20 Vorstbeveiliging warmtebron
bewaking bronuitlaat
Temperatuurspreiding van de
warmtebron (T3 - T8) > inge-
stelde waarde "Gew. Temp.sprij-
ding"
Deze foutmelding is standaard
gedeactiveerd en kan alleen via
vrDIALOG parameter "Gew.
Temp.sprijding" geactiveerd
worden (20 K spreiding bete-
kent gedeactiveerd).
Brijnpomp defect, temperatuurvoeler
T8 of T3 defect.
Te weinig volumestroom in het brijn-
circuit.
Lucht in het brijncircuit.
> Doorstroming warmtebron controleren.
> Steekcontact op de printplaat en aan de
kabelboom controleren.
> Voeler op goede werking controleren (weer-
standsmeting aan de hand van kenwaarden
VR 11, zie bijlage).
> Voeler vervangen.
> Volumestroom van de brijnpomp controleren
(optimale spreiding ca. 3-5 K).
> Brijncircuit ontluchten.
21
(alleen
VWW)
Vorstbeveiliging warmtebron
bewaking bronuitgang
Bronuitlaattemperatuur T8
te laag (<4 °C)
Temperatuurvoeler T8 defect.
Geen/volle vuilzeef in de retour van
de bron.
> Temperatuur van de warmtebron controleren.
> Steekcontact op de printplaat en aan de
kabelboom controleren.
> Voeler op correcte werking controleren
(weerstandsmeting aan de hand van ken-
waarden VR 11, ¬tab. 17.2)
> Voeler vervangen.
> Volumestroom van de bronpomp controleren
(optimale spreiding ca. 3-5 K).
> Vuilzeef plaatsen/reinigen.
22
(alleen
VWW)
Vorstbeveiliging warmtebron
bewaking bronuitgang
Bronuitgangstemperatuur T8 te
laag (<parameter bevriezingsbe-
veiliging in menu A4)
Brijnpomp defect, temperatuurvoeler
T8 defect.
Te weinig volumestroom in het brijn-
circuit.
Lucht in het brijncircuit.
> Doorstroming warmtebron controleren.
> Steekcontact op de printplaat en aan de
kabelboom controleren.
> Voeler op goede werking controleren (weer-
standsmeting aan de hand van kenwaarden
VR 11, zie bijlage).
> Voeler vervangen.
> Volumestroom van de brijnpomp controleren
(optimale spreiding ca. 3-5 K).
> Brijncircuit ontluchten.
23
(alleen
VWW)
Geen grondwaterdoorstroming
Geïntegreerde stromingsschake-
laar herkent geen volumes-
troom
Filter in het warmtebroncircuit
verstopt.
Bronpomp defect.
Motorveiligheidsschakelaar van de
bronpomp is uitgevallen.
Stromingsschakelaar defect of niet
aangesloten.
> Filter reinigen.
> W
erking van de bronpomp controleren, evt.
vervangen.
> Bronpomp op overbelasting controleren, bijv.
door blokkeren of ontbreken van een fase.
> Bronpomp, relais en motorveiligheidsschake-
laar controleren, evt. vervangen.
> Functie stromingsschakelaar controleren.
11.3 Fouten met tijdelijke uitschakeling
Technische gegevens
110 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
14
Benaming Eenheid VWS 61/3 VWS 81/3 VWS 101/3 VWS 141/3 VWS 171/3
Vermogensgegevens warmtepomp De volgende vermogensgegevens gelden voor nieuwe toestellen met schone warmtewisse-
laars.
B0/W35 T 5K
- verwarmingsvermogen
- opgenomen vermogen
- rendement/Coefficient of Performance
B0/W35 T 10K
- verwarmingsvermogen
- opgenomen vermogen
- rendement/Coefficient of Performance
B0/W55 T 5K
- verwarmingsvermogen
- opgenomen vermogen
- rendement/Coefficient of Performance
kW
kW
-
kW
kW
-
kW
kW
-
6,1
1,3
4,7
6,2
1,3
5,0
5,7
1,9
3,0
7, 8
1,7
4,7
8,0
1,6
5,0
7, 8
2,5
3,1
10,9
2,2
4,9
10,8
2,5
5,1
9,7
3,2
3,0
14,0
3,0
4,7
14,4
2,9
5,0
13,1
4,3
3,1
17,4
3,6
4,9
16,2
4,2
5,2
16,3
5,2
3,2
Geluidsvermogen db(A) 46 48 50 52 53
Opstellingsplaats
– toegestane omgevingstemperatuur
°C
7 - 25
Toepassingsgrenzen
Bij gelijke volumedoorstroming als bij
de controle van het nominale vermogen
onder genormeerde nominale voor-
waarden bij nominale volumestromen
en brijncircuit T 3K/CV-circuit T 5K
B-10/W25
B-10/W50
B-5/W62
B20/W62
B20/W25
Het gebruik van de warmtepomp buiten de toepassingsgrenzen leidt tot het uit-
schakelen van de warmtepomp door de interne regel- en veiligheidsinrichtingen.
14.1 Technische gegevens VWS (vervolg)
Technische gegevens
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 111
14
14.2 Technische gegevens VWW
Benaming Eenheid VWW 61/3 VWW 81/3 VWW 101/3 VWW 141/3 VWW 171/3
Soort
Water/waterwarmtepomp
Toepassingsgebied
De warmtepompen zijn uitsluitend voor het huishoudelijke gebruik als warmte-
bron voor gesloten warmwater-cv-installaties en voor de warmwaterbereiding
bestemd.
Afmetingen
Hoogte zonder aansluitingen
Breedte
Diepte zonder kolom
Diepte met kolom
mm
mm
mm
mm
1200
600
650
840
Gewichten
Totaalgewicht
- met verpakking
- zonder verpakking
- gereed voor gebruik
kg
kg
kg
154
139
145
161
146
153
164
149
157
182
167
177
189
174
186
Elektrische gegevens
Nominale spanning
- CV-circuit/compressor
- regelcircuit
- bijstook verwarming
Faseverschuiving
-
3/N/PE 400 V 50 Hz
1/N/PE 230 V 50 Hz
3/N/PE 400 V 50 Hz
cos = 0,8 ... 0,9
Vereiste netimpedantie
Z
max
- zonder aanloopstroombegrenzer
- met aanloopstroombegrenzer
Ohm
Ohm
< 0,16 bij grotere waarden moet de aanvoerstroombegrenzer geïnstalleerd worden.
<0,472
Zekeringtype, karakteristiek C, traag
Driepolig schakelend (onderbreken van
de drie netleidingen door één schakel-
bewerking)
A 3 x 16 3 x 16 3 x 16 3 x 25 3 x 25
Optionele voorhanden FI-veiligheids-
schakelaar
RCCB type A (pulsstroomgevoelige FI-veiligheidsschakelaar type A) of
RCCB type B (AC/DC-gevoelige FI-veiligheidsschakelaars van het type B)
Aanloopstroom
- zonder aanloopstroombegrenzer
- met aanloopstroombegrenzer
A
A
26
<16
40
<16
46
<16
64
<25
74
<25
Elektrisch opgenomen vermogen
- min. bij W10/W35
- max. bij W10/W35
- bijstook verwarming
kW
kW
kW
1,5
3,1
6
1,9
3,8
6
2,4
4,9
6
3,5
6,8
6
4,3
7,7
6
Beschermklasse EN 60529 - IP 20
Hydraulische aansluiting
- CV aanvoer en retour
– warmtebron aanvoer en retour
- aansluiting expansievat CV-circuit
Inch, mm
Inch, mm
inch
G 1 1/4", Ø 28
G 1 1/4", Ø 28
R 3/4"
14.2 Technische gegevens VWW
Technische gegevens
112 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
14
Benaming Eenheid VWW 61/3 VWW 81/3 VWW 101/3 VWW 141/3 VWW 171/3
Bronwatercircuit
- toegestane waterkwaliteit
- max. werkdruk
- min. inlaattemperatuur
- max. inlaattemperatuur
-
MPa (bar)
°C
°C
Verschil pH volgens DIN 38404-C10-R2 (<+0,5 / >-0,5)
Corrosie volgens DIN 50930 T4 (1993) (S1 <0,5)
Corrosie volgens DIN 50930 T5 (S3 <0,5 / >1,0)
0,3 (3)
4
20
Volume van het warmtebroncircuit in de
warmtepomp
l 2,5 3,1 3,6 4,5 5,3
– nominale volumestroom T 3K
- intern drukverlies bij nominale volu-
mestroom
m
3
/h
mbar
2,2
230
2,7
200
3,2
260
4,9
430
5,9
500
Materialen van het warmtebroncircuit in
de warmtepomp
Cu, CuZn-Alloy, Stainless Steel, EPDM, Brass, Fe
CV-circuit
- max. werkdruk
- min. aanvoertemperatuur
- max. aanvoertemperatuur
MPa (bar)
°C
°C
0,3 (3)
25
62
– Toegestane waterkwaliteit
Verwarmingswater niet met vorst- of anticorrosiemiddelen verrijken!
Onthard het verwarmingswater bij waterhardheden vanaf 3,0 mmol/l (16,8° dH)
volgens richtlijn VDI2035 blad 1!
volume waterinhoud van het CV-cir-
cuit in de warmtepomp
l 3,2 3,9 4,4 5,8 6,5
– nominale volumestroom T 5K
– resttransporthoogte T 5K
– nominale volumestroom T 10K
– resttransporthoogte T 10K
- elektrisch opgenomen vermogen CV-
circuitpomp
- elektrisch opgenomen vermogen CV-
circuitpomp bij W10/W35 T 5K bij
250 mbar extern drukverlies in het
CV-circuit
m
3
/h
mbar
m
3
/h
mbar
W
W
1,5
520
0,8
620
5 - 70
38
2,0
460
2,7
630
5 - 70
49
2,5
340
1,3
600
5 - 70
70
3,4
350
1,7
720
8 - 140
104
3,9
290
2,1
730
8 - 140
132
– soort pomp Hoogefficiënte pomp
energielabelpomp volgens Europump-
classificeringsschema
A
- materialen - Cu, CuZn-Alloy, Stainless Steel, EPDM, Brass, Fe
Koelmiddelcircuit
- koelmiddeltype - R 407 C
- hoeveelheid
- aantal slagen EX-klep
kg
U
1,9
8,5
2,2
7, 5
2,05
8,5
2,9
8,0
3,05
9,0
- toegestane werkoverdruk
- compressortype
- olie
MPa (bar)
-
-
2,9 (29)
Scroll
Ester (EMKARATE RL32-3MAF)
– olievulhoeveelheid l 1,3 1,45 1,45 1,89 1,89
14.2 Technische gegevens VWW (vervolg)
Technische gegevens
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 113
14
Benaming Eenheid VWW 61/3 VWW 81/3 VWW 101/3 VWW 141/3 VWW 171/3
Vermogensgegevens warmtepomp De volgende vermogensgegevens gelden voor nieuwe toestellen met schone warmtewisse-
laars.
W10/W35 T 5K
- verwarmingsvermogen
- opgenomen vermogen
- rendement/Coefficient of Performance
W10/W35 T 10K
- verwarmingsvermogen
- opgenomen vermogen
- rendement/Coefficient of Performance
W10/W55 T 5K
- verwarmingsvermogen
- opgenomen vermogen
- rendement/Coefficient of Performance
kW
kW
-
kW
kW
-
kW
kW
-
8,4
1,5
5,7
8,6
1,4
6,0
7, 6
2,3
3,4
10,9
1,9
5,7
11,2
1,9
6,0
9,8
2,8
3,5
14,0
2,4
5,8
14,0
2,3
6,0
13,3
3,5
3,8
19,8
3,5
5,7
14,0
2,4
5,8
17,8
5,0
3,6
24,0
4,3
5,6
23,9
4,0
6,0
21,4
5,9
3,7
Geluidsvermogen db(A) 46 48 50 52 53
Opstellingsplaats
– toegestane omgevingstemperatuur
°C
7 - 25
Toepassingsgrenzen
Bij gelijke volumedoorstroming als bij
de controle van het nominale vermogen
onder genormeerde nominale voor-
waarden bij nominale volumestromen
en broncircuit T 3K/cv-circuit T 5K
W7/W25
W7/W62
W20/W62
W20/W35
W10/W25
Het gebruik van de warmtepomp buiten de toepassingsgrenzen leidt tot het uit-
schakelen van de warmtepomp door de interne regel- en veiligheidsinrichtingen.
14.2 Technische gegevens VWW (vervolg)
Bijlage
Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00 121
17
Buitentemperatuurvoeler VRC-DCF
Temperatuur (°C) Weerstand (Ohm)
-25 2167
-20 2067
-15 1976
-10 1862
-5 1745
01619
51494
10 1387
15 1246
20 1128
25 1020
30 920
35 831
40 740
17.3 Voelerkenwaarden VRC DCF
121


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Vaillant geoTherm VWS 171-3 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Vaillant geoTherm VWS 171-3 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 8,83 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Vaillant geoTherm VWS 171-3

Vaillant geoTherm VWS 171-3 User Manual - German - 48 pages

Vaillant geoTherm VWS 171-3 User Manual - Dutch - 48 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info