Aanpassing aan de CV-installatie
68 Installatiehandleiding geoTHERM 0020132508_00
9
gewenste aanvoertemperaturen vastleggen. Neem hierbij
de geldige compressorhysterese in acht (via vrDIALOG
instelbaar, ¬hfdst. 9.8).
Legionellabeveiliging
De functie "Legionellabeveilig." dient om kiemen in de boi-
ler en in de buisleidingen te doden.
Eén keer per week wordt een aangesloten boiler op een
temperatuur van ca. 75 °C gebracht.
> Activeer in het codeniveau de functie "Legionellabevei-
lig." afhankelijk van de plaatselijke voorschriften en de
boilergrootte. Activeer bij boilers met een drinkwatervo-
lume van 400 l of meer deze functie. Stel daar een start-
tijd en een startdag (dag) in waarop de opwarming moet
plaatsvinden (¬tab. 9.6, menu C9).
9.3.3 Extra functies via vrDIALOG
Parametrering/alarmering/diagnose op afstand
Het is mogelijk om de warmtepomp via vrDIALOG810/2 ter
plaatse of via vrnetDIALOG 840/2 resp. 860/2 via onder-
houd op afstand te diagnosticeren en in te stellen. Meer
informatie hierover vindt u in de ¬Handleidingen van de
warmtepomp.
vrDIALOG 810/2 (eBUS) stelt u in staat via de computeron-
dersteunde grafische visualisatie en configuratie CV-toestel-
len en regelsystemen te optimaliseren en zo een mogelijke
energiebesparing te realiseren. Hierdoor kunt u op ieder
moment een optisch beeld krijgen van de processen binnen
uw regelsysteem en kunt u deze beïnvloeden. Met deze pro-
gramma's is het mogelijk verschillende systeemgegevens op
te nemen en grafisch te bewerken, toestelconfiguraties te
laden, online te wijzigen en op te slaan en informatie in rap-
portvorm op te slaan.
Via vrDIALOG 810/2 kunt u alle instellingen van de warmte-
pomp alsmede verdere instellingen voor optimalisatie uit-
voeren.
Regeling met vaste waarde
Door deze functie kunt u onafhankelijk van de weersafhanke-
lijke regeling een vaste aanvoertemperatuur via vrDIALOG
instellen.
9.4 Regelingsprincipe
9.4.1 Mogelijke CV-installatiecircuits
Aan de weersafhankelijke energiebalansregelaar van de
warmtepomp kunnen de volgende CV-installatiecircuits aan-
gesloten worden:
– een CV-circuit,
– een indirect verwarmde boiler,
– een warmwatercirculatiepomp,
– een buffercircuit.
Voor de uitbreiding van het systeem kunt u met behulp van
een buffercircuit maximaal zes extra mengercircuitmodules
VR 60 (toebehoren) met elk twee mengcircuits aansluiten.
De mengcircuits worden geprogrammeerd via de thermo-
staat aan de bedieningsconsole van de warmtepomp.
Voor een comfortabelere bediening kunt u voor de eerste
acht CV-circuits de afstandsbedieningen VR 90 aansluiten
(¬ hfdst. 7.7.1).
9.4.2 Energiebalansregeling (hydraulisch
schema1 of 3)
Als u een CV-installatie volgens de voorbeelden voor
hydraulisch schema 1 of 3 (¬ hfdst.5.1 en 5.3) geïnstalleerd
hebt, voert de thermostaat een energiebalansregeling uit.
Voor een rendabele en storingsvrije werking van een warm-
tepomp is het belangrijk de start van de compressor te
reglementeren. De aanloop van de compressor is het tijd-
stip waarop de hoogste belasting van het stroomnet
optreedt. Met behulp van de energiebalansregeling is het
mogelijk starts van de warmtepomp tot een minimum te
beperken, zonder af te zien van het comfort van een
behaaglijk klimaat.
Net als bij andere weersafhankelijke CV-thermostaten
bepaalt de thermostaat via de registratie van de buitentem-
peratuur m.b.v. een stooklijn een gewenste aanvoertempe-
ratuur. De energiebalansregeling gebeurt op grond van deze
gewenste aanvoertemperatuur en de actuele aanvoertem-
peratuur, waarvan het verschil per minuut wordt gemeten
en opgeteld:
1 graadminuut [°min] = 1 K temperatuurverschil in het ver-
loop van 1 minuut
Bij een bepaald warmtetekort (in de thermostaat vrij instel-
baar, ¬ tab.9.6, menu C2 "Compr. start bij") start de
warmtepomp en schakelt pas opnieuw uit als de toege-
voerde hoeveelheid water gelijk is aan het warmtetekort.
Hoe groter de ingestelde negatieve getallenwaarde is, des
te langer zijn de intervallen waarin de compressor loopt of
stilstaat.