Systeemoverzicht 3
0020217097_04 flexoCOMPACT exclusive Installatie- en onderhoudshandleiding 9
Omdat warmte-energie slechts door een lichaam met ho-
gere temperatuur op een lichaam met lagere temperatuur
kan overgaan, moet het koudemiddel in de verdamper een
lagere temperatuur dan de warmtebron hebben. Daarente-
gen moet de temperatuur van het koudemiddel in de con-
densor hoger zijn dat deze van het verwarmingswater om de
warmte-energie daar te kunnen afgeven.
Deze verschillende temperaturen worden in het koudemid-
delcircuit via een compressor en een expansieventiel ge-
creëerd, die zich tussen de verdamper en de condensor be-
vinden. Het dampvormige koudemiddel stroomt van de ver-
damper komend in de compressor en wordt door de com-
pressor verdicht. Hierbij stijgen de druk en de temperatuur
van de koudemiddeldamp sterk. Na deze procedure stroomt
het koudemiddel door de condensor, waarin het zijn warmte-
energie door condensatie aan het verwarmingswater afgeeft.
Als vloeistof stroomt het naar het expansieventiel, daarin
ontspant het zich sterk en verliest daarbij extreem aan druk
en temperatuur. Deze temperatuur is nu lager dan deze van
het brijn dat door de verdamper stroomt. Het koudemiddel
kan daardoor in de verdamper nieuwe warmte-energie opne-
men, waarbij het opnieuw verdampt en naar de compressor
stroomt. Het proces begint weer van voor af aan.
De verdamper en delen van het koudemiddelcircuit in het
binnenste van de warmtepomp zijn koude-geïsoleerd, zodat
er geen condens vrijkomt. Mocht er een klein beetje condens
vrijkomen, dan verdampt dit door de warmteontwikkeling in
het binnenste van de warmtepomp.
Het product is met een actieve koelfunctie uitgerust waar-
mee in de zomer bij hogere buitentemperaturen, de tem-
peratuur in de woonruimtes getemperd kan worden. Voor
dit gebruik is de lucht als warmtebron bijzonder geschikt,
daarnaast in principe ook bodem en grondwater. Hiervoor is
een vierwegomschakelklep in het koudemiddelcircuit van de
warmtepomp ingebouwd. Bij de actieve koeling wordt met
behulp van het koudemiddelcircuit warmte-energie aan de
warmtebenuttingsinstallatie (bijv. de vloerverwarming) ont-
trokken om deze aan de buitenlucht af te geven. Hiervoor
worden met behulp van de vierwegomschakelklep de warm-
tewisselprocedures in de verdamper en condensor hydrau-
lisch in het koudemiddelcircuit verwisseld.
Het verwarmingswater, dat in de aanvoer kouder is dan de
ruimtetemperatuur, neemt warmte-energie uit de ruimtes op
en wordt via de CV-circuitpomp naar de condensor (die in
het koelbedrijf als verdamper werkt) getransporteerd. Deze
warmte-energie wordt door het koudemiddel opgenomen en
via de condensor op een hoger temperatuurniveau gebracht.
Daarna wordt de warmte-energie in de verdamper (die in het
koelbedrijf als condensor werkt) aan het brijn afgegeven. Het
afgekoelde koudemiddel wordt naar het expansieventiel ge-
leid om opnieuw warmte-energie uit de condensor te kunnen
opnemen. De brijnpomp transporteert het warme brijn naar
de lucht-brijn-collector. De warmte-energie wordt aan de bui-
tenlucht afgegeven.
Bij de installatie kan het zinvol zijn om sommige ruimtes
(bijv. badkamer) van de koelfunctie uit te sluiten en hiervoor
afzonderlijk afsluitkleppen aan te sturen. De warmtepompe-
lektronica geeft een signaal dat voor zo'n aansturing gebruikt
kan worden.
Als alternatief is er ook een passief koelingsmodel verkrijg-
baar, waarmee zonder compressorbedrijf en dus zonder be-
drijf van het koudemiddelcircuit warmte-energie, bijv. via een
vloerverwarming uit de ruimtes naar de bodem wordt ge-
transporteerd.
Indien nodig, kan de geïntegreerde elektrische hulpverwar-
ming via het warmtepompdisplay in de verschillende ver-
mogensniveaus worden geactiveerd. De aansturing van de
elektrische hulpverwarming vindt vervolgens plaats door de
systeemthermostaat.
3.2.2 Weersafhankelijke systeemthermostaat
Het warmtepompsysteem is met een weersafhankelijke sys-
teemthermostaat uitgerust die afhankelijk van het regelings-
type het CV-, koel- en warmwaterbedrijf ter beschikking stelt
en dit in het automatische bedrijf regelt.
De thermostaat verandert de gewenste aanvoertemperatuur
afhankelijk van de buitentemperatuur. De buitentemperatuur
wordt door een afzonderlijke, in de open lucht gemonteerde
voeler gemeten en naar de thermostaat geleid. De kamer-
temperatuur is alleen van de voorinstellingen afhankelijk. In-
vloeden van de buitentemperatuur worden gecompenseerd.
De warmwaterbereiding wordt door de weersafhankelijke re-
geling niet beïnvloed. De installatie en bediening zijn in de
handleidingen van de systeemthermostaat beschreven.
3.2.3 Weergave energieverbruik en
energieopbrengst
De systeemthermostaat toont op het display en in de bijko-
mend bruikbare app waarden over het energieverbruik en
de energieopbrengst. De systeemthermostaat geeft een in-
schatting van de waarden van de installatie weer. De waar-
den worden o.a. beïnvloed door:
– Installatie/uitvoering van de CV-installatie
– Gebruikersgedrag
– Seizoensgebonden omgevingsomstandigheden
– Toleranties en componenten
Externe componenten, zoals bijv. externe CV-pompen of
kleppen en andere verbruikers en opwekkers in het huishou-
den blijven buiten beschouwing.
De afwijkingen tussen weergegeven en werkelijk energiever-
bruik of energie-opbrengst kunnen aanzienlijk zijn.
De gegevens over het energieverbruik of energie-opbrengst
zijn niet geschikt om energieafrekeningen te maken of te
vergelijken.
3.3 Veiligheidsinrichtingen
3.3.1 Vorstbeveiligingsfunctie
De vorstbeschermingsfunctie voor de installatie wordt via de
systeemthermostaat gestuurd. Bij uitval van de systeemther-
mostaat garandeert de warmtepomp een beperkte vorstbe-
scherming voor het CV-circuit.
3.3.2 Beveiliging CV-watergebrek
Deze functie bewaakt permanent de CV-waterdruk om een
mogelijk CV-watertekort te verhinderen. Een analoge druk-
sensor schakelt de warmtepomp uit en andere modules,
voor zover aanwezig, naar stand-by als de waterdruk on-
der de minimumdruk daalt. De druksensor schakelt de warm-
tepomp opnieuw in als de waterdruk de bedrijfsdruk bereikt.
– Minimumdruk CV-circuit: ≥ 0,05 MPa (≥ 0,50 bar)
– Min. werkdruk CV circuit: ≥ 0,07 MPa (≥ 0,70 bar)