34
Montage van de aandrijfelementen
1. Afb. A: Alle onderdelen uit de verpakking nemen en op de
grond leggen.
2. Met uitzondering van de verbindingsstangen voor de enkel-
zijbediening moeten alle delen los aan elkaar geschroefd wor-
den tot een dwarsligger. De moeren niet meer dan handvast
vastdraaien.
3. Afb. B: De bevestigingsset behalve de stoppers (C) los
tegen voertuigchassis en dwarsbalk leggen (stoppers worden
pas aan het einde van de montage aangebracht).
Bij chassis met U-profielchassis de U-profiel chassisset
(art.-nr. 60010-09300) gebruiken in plaats van de in de
standaard montageset meegeleverde klemplaten. De beide
klemplaten zoals getoond in de afbeelding op het chassis mon-
teren en bevestigen met de in de montageset meegeleverde
U-beugels en moeren. (Meegeleverde stoppers vervangen de
standaard stoppers (C) en worden pas aan het einde van de
montage aangebracht.)
De aandrijfrollen zodanig plaatsen dat deze zich voor resp. ach-
ter de band ter hoogte van de wielnaaf (wielmidden) bevinden.
Bij de standaard montage (chassishoogte ca. 185 mm) is
compensatie van de hoogte niet nodig.
Bij chassishoogten van 140 mm tot 185 mm voor een correcte
hoogte-instelling van de aandrijfrollen (wielmidden) afstands-
platenset (art.-nr. 60010-65500) en schroevenset (art.-nr.
60010-70000) gebruiken.
Voor compensatie van de hoogte – zoals getoond in afb. B – tus-
sen de dwarsbalk en het voertuigchassis 1 tot 3 afstandsplaten
(d) klemmen (maximaal 3 platen). Voor de montage de verleng-
de U-beugels gebruiken.
Voor grotere hoogteverschillen biedt Truma als speciaal toebe-
horen een set voor plat chassis (art.-nr. 60010-09400) – monta-
ge zie handleiding die bij de set voor plat chassis gevoegd is.
Bij gebruik van deze set voor plat chassis moet in Duitsland
een keuring door een erkend motorvoertuigexpert plaatsvinden.
4. Afb. C: Door zijwaarts verschuiven van de aandrijfeenheden
voldoende afstand tussen kettingbeschermer en banden/
schokbrekers instellen, zodat deze niet met elkaar in aanraking
komen.
5. Afb. D: De verschuifbare middenstang in het midden plaat-
sen en de 2 schroeven aan beide kanten licht vastdraaien.
Door verschuiven van de aandrijfeenheden in lengterichting de
correcte afstand tussen banden en rol (15 mm) met meegele-
verd afstandstuk tot stand brengen.
6. Na een juiste plaatsing de schroeven en moeren licht vast-
draaien en vervolgens de afstand van 15 mm tussen rollen en
banden controleren. Hierbij moet het gewicht van de caravan
op de wielen rusten. Letten op voldoende vrije ruimte.
7. De afstand van 15 mm tot de band (met belaste wielen)
nogmaals controleren en de moeren vastdraaien (28 Nm voor
SW 17 mm) en vervolgens de 4 schroeven van de middenstang
vastdraaien (15 Nm).
8. Afb. B: Na voltooide montage de 4 aanslagen direct voor
en achter de bevestigingsplaten aanbrengen (28 Nm voor SW
17 mm). De aanslagen voorkomen tijdens gebruik verschuiven
van de Mover op het voertuigchassis.
Bij aangelegde rollen bedraagt de minimum afstand voor
de maten „a“ en „b“ 10 mm (afb. C).
9. Afb. E: Nadat de Mover correct gemonteerd en bevestigd
is, de overige verbindingsstangen voor de enkelzijbediening
conform afbeelding monteren. Door verschuiven van de mid-
denstang kan de enkelzijbediening aan de voertuigbreedte aan-
gepast worden. De buitenste verbindingsstangen bovendien
met de 4 stifttappen bevestigen.
Elektrische bedrading en relaisbesturing
Voor aanvang van de werkzaamheden accu en elke
externe stroomvoorziening afklemmen. Bij onzekerheden
m.b.t. de elektrische aansluiting geeft u een erkende auto-
elektriciën opdracht voor het aansluiten.
Op elke motor zijn vier kabels (2 x 6 mm
2
en 2 x 1 mm
2
) voor-
gemonteerd. Alle kabels over de caravanbodem naar de ge-
plande montageplaats van de relaisbesturing leggen. Een ge-
schikte plaats voor de relaisbesturing is b.v. een bedopbergkast
in directe nabijheid van het rangeerhulpmiddel met een
minimumafstand tot de accu van 40 cm.
De accu-aansluitkabels mogen niet verlengd worden.
Motor- en accu-aansluitkabels moeten apart gelegd zijn
en mogen niet boven de relaiskast gelegd worden.
1. Afb. F: De relaisbesturing (montage horizontaal en antenne
verticaal naar boven) op de bodem van de opbergkast bevesti-
gen met de meegeleverde schroeven.
2. Voor de relaisbesturing, ca. 150 mm vanaf de kant waar de
kabels aangesloten worden, een gat met Ø 25 mm boren.
Voor het boren letten op eronder liggende chassisdelen,
gas- en elektriciteitsleidingen! Motor- en accu-aansluit-
kabels mogen niet parallel aan elkaar gelegd worden.
3. De motoraansluitkabels op de caravan-ondervloer naar de
relaisbesturing leggen en met behulp van de meegeleverde
klemmen en schroeven aan het chassis resp. de ondervloer be-
vestigen. Let er a.u.b. goed op, dat de kabels zodanig gelegd
worden dat deze niet langs het chassis schuren of op de grond
hangen (meegeleverde doorvoermantels gebruiken).
De motoren bewegen tijdens werking. Ter compen-
satie de kabels in dit bereik losjes met een beetje
bewegingsruimte bevestigen, om uitrekken van de kabels te
vermijden.
4. De betreffende kabels markeren en vervolgens dienovereen-
komstig inkorten (afhankelijk van de montage, voor of achter
de as). Op de kabels met 6 mm
2
de meegeleverde platte stek-
kers krimpen (afb. H) en conform aansluitschema (afb. F)
erop klemmen (rood = plus, zwart = min).
De kabels met 1 mm
2
worden op de connector geklemd (letten
op rechts en links, er hoeft niet gelet te worden op polariteit).
Overtollige kabel moet ingekort en zonder lus in de bed-
bak gelegd worden. Letten op zorgvuldige aansluiting!
5. Afb. F en G: De accu-aansluitkabels (10 mm
2
) naar de
relaisbesturing leggen en m.b.v de meegeleverde klemmen en
schroeven veilig bevestigen.
De accu-aansluitkabels zodanig leggen dat deze (met name
bij doorvoeren bij metalen wanden) niet kunnen schuren.
Gebruik ter bescherming waterslangen of doorvoertulen, om
beschadigingen aan de kabels te vermijden. De accu-aansluit-
kabels aansluiten op de aanwezige accuklemmen
(rood = plus, zwart = min).
6. Controleer nogmaals of alle kabels correct aangesloten,
m.b.v. de meegeleverde klemmen bevestigd zijn en nergens
langs kunnen schuren.