733718
6
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/882
Next page
08-2020
PZ49X-60S56-NL
Land Cruiser Handleiding
Land Cruiser
Handleiding
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Overzicht
Zoeken op afbeelding
1
Veiligheid
en beveiliging
Zorg ervoor dat u dit leest
2
Instrumenten-
paneel
Het aflezen van de meters en tellers, het interpreteren van de
verschillende waarschuwingslampjes en controlelampjes, enz.
3
Bediening van
elk onderdeel
Openen en sluiten van de portieren en ruiten, afstellen vóór het
rijden, enz.
4
Rijden
Handelingen en adviezen die voor het rijden moeten worden
opgevolgd
5
Audiosysteem
Bedienen van het audiosysteem
6
Voorzieningen in
het interieur
Gebruik van de voorzieningen in het interieur, enz.
7
Onderhoud en
verzorging
De zorg voor uw auto en onderhoudsprocedures
8
Bij problemen
Informatie over wat u moet doen bij een storing of noodgeval
9
Voertuig-
specificaties
Voertuigspecificaties, systemen met mogelijkheden voor per-
soonlijke voorkeursinstellingen, enz.
Index
Zoeken op symptoom
Alfabetisch zoeken
PZ49X-60S56-NL
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 1 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
INHOUDSOPGAVE
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Ter informatie ....................................... 8
Over deze handleiding........................ 12
Zoekmethoden.................................... 13
Overzicht ............................................ 14
1-1. Voor een veilig gebruik
Voordat u gaat rijden................. 34
Veilig rijden ............................... 36
Veiligheidsgordels..................... 38
Airbags...................................... 43
Belangrijke voorzorgsmaatre-
gelen in verband met uit-
laatgassen .............................. 57
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor
kinderen
Aan/uit-schakelaar airbag ........ 58
Rijden met kinderen
in de auto................................ 60
Baby- en kinderzitjes................. 61
1-3. Noodoproep
ERA-GLONASS/EVAK ........... 107
1-4. Antidiefstalsysteem
Startblokkering ........................ 114
Supervergrendeling................. 127
Alarm....................................... 128
2. Instrumentenpaneel
Waarschuwingslampjes en
controlelampjes .................... 136
Meters en tellers ..................... 145
Multi-informatiedisplay
(type A) ................................. 149
Multi-informatiedisplay
(type B) ................................. 153
Informatie over
brandstofverbruik.................. 165
3-1. Informatie over sleutels
Sleutels....................................170
3-2. Openen, sluiten en
vergrendelen van
de portieren
Portieren ..................................178
Achterdeur ...............................189
Achterruit .................................195
Smart entry-systeem met
startknop ...............................201
3-3. Verstellen van de stoelen
Voorstoelen .............................244
Achterstoelen...........................247
Ergonomisch geheugen...........261
Hoofdsteunen ..........................265
3-4. Verstellen van het stuurwiel
en de spiegels
Stuurwiel..................................268
Binnenspiegel..........................271
Buitenspiegels .........................273
3-5. Openen en sluiten van de
ruiten en het schuifdak
Elektrisch bedienbare ruiten ....278
Schuifdak.................................282
1
Veiligheid en beveiliging
2
Instrumentenpaneel
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 2 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
3
1
8
6
5
4
3
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
7
4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden met de auto.................. 288
Lading en bagage ................... 301
Rijden met een
aanhangwagen
(met trekhaak) ...................... 304
4-2. Rijprocedures
Contactslot
(auto's zonder Smart
entry-systeem en
startknop).............................. 316
Startknop
(auto's met Smart
entry-systeem en
startknop).............................. 320
Automatische transmissie ....... 330
Handgeschakelde
transmissie ........................... 337
Richtingaanwijzerschakelaar .. 341
Parkeerrem ............................. 342
Roetfiltersysteem
(alleen 1GD-FTV motor) ....... 343
4-3. Bedienen van verlichting
en ruitenwissers
Lichtschakelaar ....................... 349
AHB (Automatic High
Beam) ................................... 364
Schakelaar mistlampen........... 369
Ruitenwissers en -sproeiers.... 371
Achterruitenwisser en
-sproeier ............................... 377
Koplampsproeierschakelaar ... 379
4-4. Tanken
Openen van de tankdop ..........381
4-5. Gebruik van de
ondersteunende systemen
Toyota Safety Sense ...............385
PCS (Pre-Crash Safety-
systeem)................................399
LDA (Lane Departure
Alert met Yaw Assist-
functie) ..................................410
RSA (Road Sign Assist) ..........421
Dynamic Radar Cruise
Control...................................427
Cruise control ..........................444
Stop & Start-systeem...............448
Rijmodusselectie-
schakelaars ...........................458
Toyota Parking
Assist-sensor.........................461
Ondersteunende systemen .....471
BSM (Blind Spot Monitor) ........477
BSM-functie ........................491
RCTA ..................................494
4-6. Rijtips
Rijden in de winter ...................500
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 3 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
INHOUDSOPGAVE
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
5-1. Basishandelingen
Soorten audiosystemen .......... 506
Stuurwieltoetsen
audiosysteem ....................... 507
AUX-aansluiting/
USB-aansluiting.................... 508
5-2. Gebruik van het audiosysteem
Optimaal gebruikmaken van
het audiosysteem ................. 509
5-3. Gebruik van de radio
Bediening radio ....................... 511
5-4. Afspelen van een audio-CD
en discs met MP3-/
WMA-bestanden
Bediening CD-speler............... 515
5-5. Gebruik van een extern
apparaat
Afspelen van bestanden
op een iPod .......................... 523
Afspelen van bestanden
op een USB-geheugen......... 530
Gebruik van de
AUX-aansluiting.................... 537
5-6. Gebruik van Bluetooth
®
-
apparaten
Bluetooth
®
-audio/telefoon .......538
Gebruik van de toetsen op
het stuurwiel ..........................543
Registreren van een
Bluetooth
®
-apparaat .............544
5-7. Menu SETUP (instellingen)
Gebruik van het menu
SETUP (instellingen)
(Menu “Bluetooth
*”) ..............545
Gebruik van het menu
SETUP (instellingen)
(menu TEL) ...........................549
5-8. Bluetooth
®
-audio
Bedienen van een Bluetooth
®
compatibele draagbare
speler ....................................553
5-9. Bluetooth
®
-telefoon
Bellen.......................................555
Ontvangen van een
telefoongesprek.....................557
Voeren van een
telefoongesprek.....................558
5-10. Bluetooth
®
Bluetooth
®
...............................560
5
Audiosysteem
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 4 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
5
1
8
6
5
4
3
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
7
6-1. Gebruik van de
airconditioning en de
achterruitverwarming
Handmatig bediende
airconditioning voor .............. 572
Automatische
airconditioning voor .............. 579
Handmatig bediende
airconditioning achter ........... 588
Automatische airconditioning
achter.................................... 590
Extra verwarming .................... 593
Stuurwielverwarming/
stoelverwarming/
stoelventilatoren ................... 595
6-2. Gebruik van de
interieurverlichting
Overzicht interieurverlichting... 600
Hoofdschakelaar
leeslampjes/
interieurverlichting .............. 601
Leeslampjes/
interieurverlichting .............. 601
Bedieningsschakelaars
loungeverlichting ................ 602
6-3. Gebruik van de
opbergmogelijkheden
Overzicht van
opbergmogelijkheden............604
Dashboardkastje.................605
Pasjeshouder......................606
Consolevak .........................606
Bekerhouders/fleshouders/
portiervakken ......................608
Extra opbergvakken............612
Voorzieningen in de
bagageruimte ........................614
6-4. Gebruik van de overige
voorzieningen in
het interieur
Overige voorzieningen in
het interieur ..........................620
Koelbox...............................620
Zonnekleppen.....................622
Make-upspiegel ..................622
Conversatiespiegel .............623
Klok.....................................624
Accessoireaansluiting.........625
Armsteun ............................628
Kledinghaakjes ...................628
Handgrepen ........................629
Asbak..................................630
6
Voorzieningen in het
interieur
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 5 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
INHOUDSOPGAVE
6
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7-1. Onderhoud en verzorging
Reinigen en beschermen
van het exterieur van
uw auto ................................. 632
Reinigen en beschermen
van het interieur van
uw auto ................................. 637
7-2. Onderhoud
Onderhoud en reparatie.......... 640
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Voorzorgsmaatregelen bij
zelf uit te voeren
onderhoud ............................ 643
Motorkap ................................. 646
Motorruimte............................. 647
Banden.................................... 672
Bandenspanning..................... 693
Velgen..................................... 695
Interieurfilter ............................ 698
Batterij afstandsbediening/
elektronische sleutel ............. 700
Controleren en vervangen
van zekeringen ..................... 705
Lampen ................................... 709
8-1. Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten ................ 724
Als uw auto in geval
van nood tot stilstand moet
worden gebracht................... 725
Als de auto vastzit in
stijgend water ....................... 727
8-2. Stappen die genomen moeten
worden in noodgevallen
Als uw auto moet worden
gesleept.................................728
Als u denkt dat er iets
mis is .....................................734
Uitschakelsysteem
brandstofpomp
(alleen benzinemotor) ...........735
Als een waarschuwingslampje
gaat branden of een
waarschuwingszoemer
klinkt ......................................736
Als er een waarschuwings-
melding wordt
weergegeven.........................749
Als uw auto een lekke band
heeft (auto's zonder een
reservewiel)...........................755
Als uw auto een lekke band
heeft (auto's met een
reservewiel)\..........................772
Als de motor niet wil
aanslaan................................793
Als de elektronische
sleutel niet goed werkt
(auto's met Smart entry-
systeem en startknop)...........795
Als de accu ontladen is............799
Als de motor oververhit
raakt ......................................806
Als u zonder brandstof
komt te staan en de motor
afslaat (alleen
dieselmotoren) ......................810
Als de auto vast komt
te zitten..................................811
7
Onderhoud en verzorging
8
Bij problemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 6 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
7
1
8
6
5
4
3
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
7
9-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil, enz.) ...... 814
Informatie over brandstof........ 841
9-2. Persoonlijke voorkeurs-
instellingen
Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke
voorkeursinstellingen............ 844
9-3. Te initialiseren onderdelen
Te initialiseren onderdelen...... 858
Wat moet u doen als...
(Problemen oplossen) .................... 860
Alfabetische index ............................ 864
9
Voertuigspecificaties
Index
Raadpleeg bij auto's met een navigatiesysteem of een multimediasysteem
de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem voor meer infor-
matie over de onderstaande uitrusting.
Navigatiesysteem
Handsfree-systeem
(voor mobiele telefoon)
Entertainmentsysteem
achterpassagiers
Audio-/videosysteem
Toyota Motor Europe NV/SA, Avenue du Bourget 60 - 1140
Brussel, België www.toyota-europe.com
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 7 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
8
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Ter infor matie
Deze handleiding is bestemd voor alle uitvoeringen van dit type auto; alle mogelijke
opties zijn in deze handleiding opgenomen. Er zullen dan ook ongetwijfeld onderwer-
pen worden beschreven die niet op uw auto van toepassing zijn.
Alle specificaties in deze handleiding waren actueel ten tijde van de druk. Toyota
streeft er doorlopend naar haar producten te perfectioneren en wij behouden ons dan
ook het recht voor tussentijdse wijzigingen in specificatie en uitvoering door te voeren
zonder voorafgaande kennisgeving.
Afhankelijk van de specificaties kan de in de afbeeldingen getoonde auto afwijken van
uw auto voor wat betreft de uitrusting.
Euraziatische Economische Unie: de informatie in het Engels over de procedure voor
het veilige gebruik van de auto en zijn systemen, zoals deze voorkomt op de labels
van de fabrikant op de carrosserie, is uitsluitend bedoeld voor onderhoudsmonteurs.
Er is een grote hoeveelheid originele en niet-originele onderdelen en accessoires voor
uw Toyota te verkrijgen. Als een origineel onderdeel of accessoire uit uw Toyota moet
worden vervangen, raadt Toyota u aan om originele Toyota-onderdelen en -accessoi-
res te gebruiken. U kunt ook andere onderdelen of accessoires van gelijkwaardige
kwaliteit gebruiken. Toyota kan geen garantie geven of betrouwbaarheid garanderen
voor onderdelen en accessoires die geen origineel Toyota-product zijn en ook niet
voor het vervangen door of monteren van dergelijke onderdelen. Bovendien is het
mogelijk dat schade aan of slechte prestaties van niet-originele Toyota-onderdelen of -
accessoires niet onder de garantie vallen.
Handleiding
Accessoires, onderdelen en veranderingen aan uw Toyota
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 8 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
9
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De inbouw van een zend-/ontvanginstallatie in uw auto kan elektronische systemen
beïnvloeden, zoals:
(Sequentieel) multipoint brandstofinspuitsysteem
Toyota Safety Sense
Cruise control-systeem
Antiblokkeersysteem
SRS-airbagsysteem
Gordelspanner
Neem voor voorzorgsmaatregelen of speciale voorschriften met betrekking tot de
inbouw van een zend-/ontvanginstallatie contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Nadere informatie met betrekking tot frequenties, vermogens, antenneposities en
montagevoorwaarden voor zend-/ontvanginstallaties is op verzoek beschikbaar bij een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Inbouw van een zend-/ontvanginstallatie
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 9 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
10
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De auto is uitgerust met geavanceerde computers die bepaalde informatie opslaan,
zoals:
Motortoerental/toerental elektromotor (toerental tractiemotor)
Status gaspedaal
Status rempedaal
•Rijsnelheid
Bedrijfsstatus van de ondersteunende systemen
Beelden van de camera's
Uw auto is uitgerust met camera's. Neem voor de locatie van registrerende
camera's contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De opgeslagen informatie is afhankelijk van de uitvoering en de aanwezige opties van
de auto, en van de bestemming.
Deze computers slaan geen gesprekken of geluiden op en ze slaan alleen in bepaalde
situaties beelden van buiten de auto op.
Gebruik van gegevens
Toyota kan de gegevens die door deze computer worden opgeslagen, gebruiken om
storingen vast te stellen, onderzoek te doen en de kwaliteit van haar producten te
verbeteren.
Toyota stelt de gegevens die zijn opgeslagen niet beschikbaar aan derden, behalve:
Met toestemming van de eigenaar van de auto of, wanneer het een leaseauto
betreft, van de leaserijder van de auto
Op officieel verzoek van de politie, de rechtbank of een ander overheidsorgaan
Voor gebruik door Toyota in een rechtszaak
Voor onderzoek waarbij de gegevens niet worden gekoppeld aan een bepaalde
auto of eigenaar
Vastgelegde beeldinformatie kan door een Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige worden gewist
De beeldopnamefunctie kan worden uitgeschakeld. Maar als de functie wordt uitge-
schakeld, zijn er geen gegevens over de werking van het systeem beschikbaar.
Opslaan voertuiginformatie
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 10 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
11
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De airbags en de gordelspanners in uw Toyota bevatten explosieve chemicaliën. Wan-
neer uw auto wordt vernietigd terwijl de airbags en/of de gordelspanners nog intact
zijn, kan tijdens de vernietiging een ontploffing plaatsvinden en brand ontstaan. Laat
daarom het airbagsysteem en de gordelspanners eerst verwijderen en afvoeren door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Vernietigen van uw Toyota
WAARSCHUWING
Algemene voorzorgsmaatregelen tijdens het rijden
Rijden onder invloed: Ga niet rijden met uw auto als u alcohol of drugs gebruikt hebt,
omdat deze middelen invloed kunnen hebben op de rijvaardigheid. Alcohol en
bepaalde drugs vergroten de reactietijd, beïnvloeden het beoordelingsvermogen en
hebben een negatieve invloed op de coördinatie, waardoor aanrijdingen kunnen ont-
staan met ernstig letsel als gevolg.
Defensief rijden: Rijd altijd defensief. Anticipeer op fouten die andere bestuurders of
voetgangers zouden kunnen maken omdat u hierdoor wellicht een ongeluk kunt
voorkomen.
Afleiding van de bestuurder: Houd altijd uw volledige aandacht bij het verkeer. Alles
wat de aandacht van de bestuurder kan afleiden, zoals het veranderen van instellin-
gen, telefoneren of lezen, kan leiden tot een aanrijding waarbij u, de andere inzitten-
den van de auto of anderen ernstig letsel kunnen oplopen.
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot veiligheid van kinderen
Laat kinderen nooit alleen in de auto achter en laat ze nooit met de sleutel spelen.
Kinderen zullen wellicht proberen de auto te starten of de neutraalstand in te schake-
len. Er bestaat ook het risico dat kinderen letsel oplopen wanneer ze met de ruiten,
het schuifdak of andere voorzieningen in de auto spelen. Verder kan de temperatuur
in de auto zo hoog oplopen of zo ver dalen dat dat kinderen fataal kan worden.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 11 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
12
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Over deze handleiding
WAARSCHUWING:
Geeft uitleg over iets dat kan resulteren in ernstig letsel wanneer de
voorzorgsmaatregelen niet in acht worden genomen.
OPMERKING:
Geeft uitleg over iets dat kan resulteren in schade of storingen aan de
auto of de uitrusting wanneer de voorzorgsmaatregelen niet in acht
worden genomen.
Geeft bedienings- of werkingsprocedures aan. Volg de stappen in
de aangegeven volgorde.
Geeft de handeling aan voor
het bedienen van schakelaars
en dergelijke (drukken, draaien,
enz.).
Geeft het resultaat van een
handeling aan (er wordt bijvoor-
beeld een klep geopend).
Geeft het onderdeel of de posi-
tie aan waarover uitleg wordt
gegeven.
Dit betekent dat er iets niet mag
worden gedaan of niet mag
gebeuren.
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 12 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
13
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Zoekmethoden
Zoeken op naam
Alfabetische index ........ Blz. 864
Zoeken op montagepositie
Overzicht ........................ Blz. 14
Zoeken op symptoom of geluid
Wat moet u doen als...
(Problemen oplossen) .. Blz. 860
Zoeken op titel
Inhoudsopgave ................. Blz. 2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 13 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
14
Overzicht
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Overzicht
Exterieur
Portieren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 178
Vergrendelen/ontgrendelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 178
Openen/sluiten van de portierruiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 278
Vergrendelen/ontgrendelen met de mechanische sleutel
*
1
. . . . . . . .Blz. 795
Waarschuwingslampjes/waarschuwingsmeldingen
*
1
. . . . . . . .Blz. 739, 749
Achterdeur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 189
Openen van buitenaf . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 190
Openen/sluiten van de achterruit
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 195
Waarschuwingslampjes/waarschuwingsmeldingen
*
1
. . . . . . . .Blz. 739, 749
Buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 273
Verstellen van de spiegelhoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 273
Inklappen van de buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 273
Ontwasemen van de buitenspiegels
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 573, 582
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 14 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
15
Overzicht
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Ruitenwissers voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 371
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de winter . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 500
Voorkomen van bevriezing (voorruitverwarming)
*
1
. . . . . . . . . . Blz. 574, 583
Voorzorgsmaatregelen voor de wasstraat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 634
Tankdopklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 381
Tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 381
Brandstofsoort/inhoud brandstoftank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 819
Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 672
Bandenmaat/bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 838
Winterbanden/sneeuwketting. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 500
Controleren/wisselen/bandenspanningswaarschuwings-
systeem
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 672
In geval van een lekke band. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 772
Motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 646
Openen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 646
Motorolie. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 821
In geval van oververhitting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 806
Camera
*
1, 2, 3
Koplampen/parkeerlichten voor/
dagrijverlichting
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 349
Mistlampen voor
*
1
/mistachterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 369
Richtingaanwijzers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 341
Rem-/achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 349
Hill Start Assist Control
*
3
Downhill Assist Control*
1, 3
Kentekenplaatverlichting*
4
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 349
Achteruitrijlichten
De selectiehendel in stand R zetten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 330, 337
4
5
6
7
8
Lampen voor verlichting buitenzijde tijdens rijden
(Vervangingsmethode: Blz. 709, wattage: Blz. 840)
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: De plaats van de camera verschilt en is afhankelijk van de plaats van het reservewiel.
*
3
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
*
4
: De plaats van de kentekenplaatverlichting verschilt en is afhankelijk van de plaats van
het reservewiel. (Blz. 711)
9
10
11
12
13
14
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 15 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
16
Overzicht
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Dashboard (auto's met linkse besturing)
Contactslot . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 316, 320
Starten van de motor/wijzigen van de stand van het contact. . .Blz. 316, 320
Noodstop van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 725
Wanneer de motor niet wil aanslaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 793
Waarschuwingsmeldingen
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 749
Selectiehendel (automatische transmissie). . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 330
Wijzigen van de schakelstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 330
Voorzorgsmaatregelen bij slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 728
Als de selectiehendel niet in een andere stand kan worden gezet . .Blz. 335
Selectiehendel (handgeschakelde transmissie) . . . . . . . . . . . . . Blz. 337
Wijzigen van de schakelstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 337
Voorzorgsmaatregelen bij slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 728
Tellers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 145
Tellers aflezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 145
Instellen van de helderheid van de dashboardverlichting . . . . . . . . .Blz. 148
Waarschuwingslampjes/controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 136
Als de waarschuwingslampjes gaan branden . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 736
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 16 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
17
Overzicht
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Multi-informatiedisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 149, 153
Display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 149, 153
Als de waarschuwingsmeldingen worden weergegeven
*
1
. . . . . . . .Blz. 749
Parkeerremhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 342
Activeren/deactiveren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 342
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de winter . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 501
Waarschuwingszoemer/-melding
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 743, 749
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 341
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 349
Koplampen/parkeerlichten voor/achterlichten/
dagrijverlichting
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 349
Mistlampen voor
*
1
/mistachterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 369
Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 371
Gebruik. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 371
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 661
Schakelaar alarmknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 724
Tankdopklepontgrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 384
Ontgrendelingshendel motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 646
Schakelaar stuurverstelling
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 268
Instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 268
Ergonomisch geheugen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 261
Ontgrendelingshendel stuurverstelling
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 268
Handmatig bediende airconditioning voor
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . Blz. 572
Gebruik. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 572
Achterruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 573
Automatische airconditioning voor
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 579
Gebruik. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 579
Achterruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 582
Audiosysteem
*
1, 2
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 506
Navigatiesysteem/multimediasysteem
*
1, 2
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem voor
meer informatie
als uw auto is uitgerust met een navigatiesysteem of multimediasysteem.
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 17 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
18
Overzicht
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Schakelaars (auto's met linkse besturing)
Schakelaars ruitbediening. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 278
Schakelaar centrale vergrendeling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 182
Blokkeerschakelaar ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 278
Schakelaars ergonomisch geheugen
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 261
Toets ODO/TRIP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 147, 150
Regelknop verlichting instrumentenpaneel. . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 148
Koplampsproeierschakelaar
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 379
Automatic High Beam-schakelaar
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 364
Schakelaars buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 273
Uitschakeltoets Stop & Start-systeem
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 449
Schakelaar roetfiltersysteem
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 343
Bedieningsschakelaars loungeverlichting
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 602
Draaiknop koplampverstelling
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 351
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 18 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
19
Overzicht
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Resetknop bandenspanningswaarschuwingssysteem
*
1
. . . . . Blz. 675
VIEW-schakelaar
*
1, 2
Schakelaar extra verwarming*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 593
Schakelaar voorruitverwarming
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 574, 583
Schakelaar stuurwielverwarming
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 596
Schakelaar Toyota Parking Assist-sensor
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 461
Schakelaar toerentalverhoging verwarming
*
1
. . . . . . . . . . Blz. 574, 583
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
1
2
3
4
5
6
7
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 19 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
20
Overzicht
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Afstandsbediening audiosysteem
*
1, 2
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 507
Paddle shift-schakelaars
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 332, 333
Spraaktoets
*
1, 2
Bedieningstoetsen instrumentenpaneel*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 154
Afstandsschakelaar
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 427
Cruise control-schakelaar
*
1
Cruise control*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 444
Dynamic Radar Cruise Control
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 427
Toets LDA (Lane Departure Alert met Yaw Assist-
functie)
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 410
Telefoontoetsen
*
1, 2
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 543
1
2
3
4
5
6
7
8
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 20 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
21
Overzicht
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Rijmodusselectieschakelaar Multi-terrain Select
*
1, 3
Snelheidsselectieschakelaar Crawl Control-systeem*
1, 3
AAN/UIT-schakelaar Multi-terrain Select*
1, 3
AAN-/UIT-schakelaar Crawl Control-systeem*
1, 3
Schakelaar middendifferentieelsper inschakelen/uitschakelen*
1, 3
Schakelaar achterdifferentieelsper inschakelen/uitschakelen*
1, 3
4WD-schakelaar*
3
Toets hoogteregeling*
1, 3
Toets hoogteregeling OFF*
1, 3
Toets 2nd START*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 331
Schakelaar VSC OFF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 473
Schakelaar DAC
*
1, 3
Schakelaars stoelverwarming voor*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 597
schakelaars stoelverwarming en stoelventilator
*
1
. . . . . . . . . . . Blz. 598
Rijmodusselectieschakelaar
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 458
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem voor
meer informatie
als uw auto is uitgerust met een navigatiesysteem of multimediasysteem.
*
3
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 21 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
22
Overzicht
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Interieur (auto's met linkse besturing)
Airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 43
Vloermatten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 34
Voorstoelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 244
Achterstoelen
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 247
Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 265
Veiligheidsgordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 38
Consolevak
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 606
Koelbox
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 620
Vergrendelknoppen binnenzijde portier. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 182
Bekerhouders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 608
Fleshouders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 609
Airconditioningsysteem achter
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 588, 590
Entertainmentsysteem achterpassagiers
*
1, 2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 22 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
23
Overzicht
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Binnenspiegel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 271
Zonnekleppen
*
3
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 622
Make-upspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 622
Leeslampjes/interieurverlichting
*
4
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 601
Schuifdakschakelaars
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 282
Uitschakeltoets inbraaksensor en hellingsensor
*
1
. . . . . . . . . . Blz. 131
Conversatiespiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 623
Extra opbergvakken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 612
Toets SOS
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 107
*
4
: De afbeelding toont de voorzijde, maar ze zijn ook aan de achterzijde geplaatst.
1
2
3
4
5
6
7
8
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem” voor
meer informatie als uw auto is uitgerust met een navigatiesysteem of multimedi-
asysteem.
*
3
: Gebruik NOOIT een tegen de rijrichting
in geplaatst baby- of kinderzitje op een
stoel met een INGESCHAKELDE AIR-
BAG, omdat het KIND anders ERNSTIG
LETSEL kan oplopen als de airbag
wordt geactiveerd. (Blz. 64)
*
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 23 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
24
Overzicht
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Dashboard (auto's met rechtse besturing)
Contact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 320
Starten van de motor/wijzigen van de stand van het contact. . . . . . .Blz. 320
Noodstop van de motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 725
Wanneer de motor niet wil aanslaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 793
Waarschuwingsmeldingen
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 749
Selectiehendel (automatische transmissie). . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 330
Wijzigen van de schakelstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 330
Voorzorgsmaatregelen bij slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 728
Als de selectiehendel niet in een andere stand kan worden
gezet. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 335
Selectiehendel (handgeschakelde transmissie) . . . . . . . . . . . . . Blz. 337
Wijzigen van de schakelstand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 337
Voorzorgsmaatregelen bij slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 728
Tellers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 145
Tellers aflezen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 145
Instellen van de helderheid van de dashboardverlichting . . . . . . . . .Blz. 148
Waarschuwingslampjes/controlelampjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 136
Als de waarschuwingslampjes gaan branden . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 736
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 24 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
25
Overzicht
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Multi-informatiedisplay . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 149, 153
Display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 149, 153
Als de waarschuwingsmeldingen worden weergegeven
*
1
. . . . . . . .Blz. 749
Parkeerremhendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 342
Activeren/deactiveren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 342
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de winter . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 501
Waarschuwingszoemer/-melding
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 743, 749
Richtingaanwijzerschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 341
Lichtschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 349
Koplampen/parkeerlichten voor/achterlichten/
dagrijverlichting
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 349
Mistlampen voor
*
1
/mistachterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 369
Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 371
Gebruik. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 371
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 661
Schakelaar alarmknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 724
Tankdopklepontgrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 384
Ontgrendelingshendel motorkap . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 646
Schakelaar stuurverstelling
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 268
Instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 268
Ergonomisch geheugen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 261
Ontgrendelingshendel stuurverstelling
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 268
Handmatig bediende airconditioning voor
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . Blz. 572
Gebruik. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 572
Achterruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 573
Automatische airconditioning voor
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 579
Gebruik. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 579
Achterruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 582
Audiosysteem
*
1, 2
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 506
Navigatiesysteem/multimediasysteem
*
1, 2
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem voor
meer informatie
als uw auto is uitgerust met een navigatiesysteem of multimediasysteem.
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 25 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
26
Overzicht
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Schakelaars (auto's met rechtse besturing)
Schakelaars buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 273
Automatic High Beam-schakelaar
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 364
Koplampsproeierschakelaar
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 379
Draaiknop koplampverstelling
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 351
Bedieningsschakelaars loungeverlichting
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 602
Schakelaar roetfiltersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 343
Uitschakeltoets Stop & Start-systeem
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 449
Regelknop verlichting instrumentenpaneel. . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 148
Toets ODO/TRIP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 147, 150
Schakelaars ergonomisch geheugen
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 261
Blokkeerschakelaar ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 278
Schakelaar centrale vergrendeling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 182
Schakelaars ruitbediening. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 278
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 26 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
27
Overzicht
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Schakelaar toerentalverhoging verwarming
*
1
. . . . . . . . . . Blz. 574, 583
Schakelaar Toyota Parking Assist-sensor
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 461
Schakelaar stuurwielverwarming
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 596
Schakelaar voorruitverwarming
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 574, 583
VIEW-schakelaar
*
1, 2
Resetknop bandenspanningswaarschuwingssysteem*
1
. . . . . Blz. 675
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
1
2
3
4
5
6
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 27 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
28
Overzicht
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Afstandsbediening audiosysteem
*
1, 2
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 507
Paddle shift-schakelaars
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 332, 333
Spraaktoets
*
1, 2
Bedieningstoetsen instrumentenpaneel*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 154
Afstandsschakelaar
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 427
Cruise control-schakelaar
*
1
Cruise control*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 444
Dynamic Radar Cruise Control
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .Blz. 427
Toets LDA (Lane Departure Alert met Yaw Assist-
functie)
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 410
Telefoontoetsen
*
1, 2
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 543
1
2
3
4
5
6
7
8
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 28 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
29
Overzicht
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Rijmodusselectieschakelaar Multi-terrain Select
*
1, 3
Snelheidsselectieschakelaar Crawl Control-systeem*
1, 3
AAN/UIT-schakelaar Multi-terrain Select*
1, 3
AAN-/UIT-schakelaar Crawl Control-systeem*
1, 3
Schakelaar middendifferentieelsper inschakelen/uitschakelen*
1, 3
Schakelaar achterdifferentieelsper inschakelen/uitschakelen*
1, 3
4WD-schakelaar*
3
Toets hoogteregeling*
1, 3
Toets hoogteregeling OFF*
1, 3
Toets 2nd START*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 331
Schakelaar VSC OFF . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 473
Schakelaar DAC
*
1, 3
Schakelaars stoelverwarming voor*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 597
schakelaars stoelverwarming en stoelventilator
*
1
. . . . . . . . . . . Blz. 598
Rijmodusselectieschakelaar
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 458
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem voor
meer informatie
als uw auto is uitgerust met een navigatiesysteem of multimediasysteem.
*
3
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 29 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
30
Overzicht
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Interieur (auto's met rechtse besturing)
Airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 43
Vloermatten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 34
Voorstoelen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 244
Achterstoelen
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 247
Hoofdsteunen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 265
Veiligheidsgordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 38
Consolevak
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 606
Koelbox
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 620
Vergrendelknoppen binnenzijde portier. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 182
Bekerhouders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 608
Fleshouders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 609
Airconditioningsysteem achter
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 588, 590
Entertainmentsysteem achterpassagiers
*
1, 2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 30 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
31
Overzicht
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Binnenspiegel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 271
Zonnekleppen
*
3
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 622
Make-upspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 622
Leeslampjes/interieurverlichting
*
4
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 601
Schuifdakschakelaars
*
1
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 282
Uitschakeltoets inbraaksensor en hellingsensor
*
1
. . . . . . . . . . Blz. 131
Conversatiespiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 623
Extra opbergvakken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Blz. 612
*
4
: De afbeelding toont de voorzijde, maar ze zijn ook aan de achterzijde geplaatst.
1
2
3
4
5
6
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem” voor
meer informatie als uw auto is uitgerust met een navigatiesysteem of multimedi-
asysteem.
*
3
: Gebruik NOOIT een tegen de rijrichting
in geplaatst baby- of kinderzitje op een
stoel met een INGESCHAKELDE AIR-
BAG, omdat het KIND anders ERNSTIG
LETSEL kan oplopen als de airbag
wordt geactiveerd. (Blz. 64)
*
1
7
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 31 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
32
Overzicht
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 32 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
33
1
Veiligheid en beveiliging
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
1-1. Voor een veilig gebruik
Voordat u gaat rijden................. 34
Veilig rijden................................ 36
Veiligheidsgordels ..................... 38
Airbags ...................................... 43
Belangrijke voorzorgsmaat-
regelen in verband met
uitlaatgassen........................... 57
1-2. Veiligheidsvoorzieningen
voor kinderen
Aan/uit-schakelaar airbag ......... 58
Rijden met kinderen
in de auto ................................ 60
Baby- en kinderzitjes................. 61
1-3. Noodoproep
ERA-GLONASS/EVAK............ 107
1-4. Antidiefstalsysteem
Startblokkering ........................ 114
Supervergrendeling................. 127
Alarm....................................... 128
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 33 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
34
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voordat u gaat rijden
Gebruik alleen vloermatten die speciaal zijn ontworpen voor auto's van het-
zelfde model en modeljaar als uw auto. Bevestig ze op de juiste wijze op de
vloerbedekking.
Steek de klemhaken (clips) in de
ringen in de vloermat.
Draai het bovenste hendeltje van
de klemhaken (clips) om de vloer-
matten te bevestigen.
*: Breng de merktekens altijd in lijn.
De vorm van de klemhaken (clips) wijkt mogelijk af van wat is aangegeven in de
afbeelding.
Vloermat
1
*
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 34 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
35
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kan de vloermat van de bestuurder gaan schuiven, wat de bedie-
ning van de pedalen tijdens het rijden kan hinderen. Hierdoor kan de snelheid plotse-
ling toenemen of kan mogelijk niet geremd worden. Dit kan leiden tot een ongeval
waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
Wanneer u de vloermat van de bestuurder plaatst
Gebruik geen vloermatten die zijn ontworpen voor auto's van een ander model en/
of modeljaar, zelfs niet als het gaat om originele Toyota-vloermatten.
Gebruik alleen vloermatten die zijn ontworpen voor de bestuurderszijde.
Zet de vloermat altijd vast met behulp van de meegeleverde klemhaken (clips).
Leg nooit twee of meer vloermatten boven op elkaar.
Bevestig de vloermat niet met de onderzijde naar boven of in de verkeerde richting.
Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 35 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
36
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veilig rijden
Pas de hoek van de rugleuning zo
aan dat u rechtop zit en niet voor-
over hoeft te leunen om te kunnen
sturen. (Blz. 244)
Pas de zitting zo aan dat u de
pedalen helemaal kunt intrappen
en dat uw armen licht gebogen zijn
bij de ellebogen wanneer u het
stuurwiel vasthoudt. (Blz. 244)
Vergrendel de hoofdsteun met het midden zo dicht mogelijk bij de boven-
kant van uw oren. (Blz. 265)
Draag de veiligheidsgordel op de juiste wijze. (Blz. 38)
Controleer voordat u wegrijdt eerst of alle inzittenden de veiligheidsgordel
dragen. (Blz. 38)
Gebruik een passend baby- of kinderzitje tot het kind groot genoeg is om de
veiligheidsgordel van de auto op de juiste wijze te dragen.
(Blz. 61)
Om veilig te kunnen rijden, moet u vooraf de stoel in de juiste positie
zetten en de spiegels afstellen.
De juiste houding achter het stuur
1
2
Juist gebruik van de veiligheidsgordels
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 36 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
37
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Zorg ervoor dat u goed achteruit kunt kijken door de binnenspiegel en de bui-
tenspiegels goed af te stellen. (Blz. 271, 273)
Afstellen van de spiegels
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg
hebben.
Verstel de bestuurdersstoel niet tijdens het rijden.
Als u dat wel doet, kunt u de controle over de auto verliezen.
Plaats geen kussen tussen de bestuurder of voorpassagier en de rugleuning.
Gebruik van een kussen kan ertoe leiden dat de zithouding niet correct is, waar-
door het effect van de veiligheidsgordel en de hoofdsteun in negatieve zin kan wor-
den beïnvloed.
Plaats geen voorwerpen onder de voorstoelen.
Voorwerpen onder de voorstoelen kunnen klem komen te zitten in de stoelslede,
waardoor de stoelen wellicht niet goed vergrendeld worden. Dit kan leiden tot een
ongeval en ook kan het stelmechanisme beschadigd raken.
Houd u altijd aan de wettelijke maximumsnelheid wanneer u op de openbare weg
rijdt.
Neem, wanneer u lange afstanden rijdt, geregeld een pauze voordat u zich moe
begint te voelen.
Als u zich tijdens het rijden moe of slaperig voelt, moet u zichzelf niet dwingen om
verder te rijden, maar direct een pauze nemen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 37 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
38
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheidsgordels
Trek de schoudergordel zo ver
naar buiten dat de gordel goed
tegen de schouder aan ligt en niet
van de schouder af glijdt of tegen
de nek aan ligt.
Plaats het heupgedeelte van de
gordel zo laag mogelijk over de
heupen.
Stel de rugleuning af. Ga zo
rechtop mogelijk in de stoel zitten
met uw rug stevig tegen de leu-
ning.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel niet gedraaid zit.
Maak de veiligheidsgordel vast
door de gesp in de gordelsluiting te
drukken totdat u een klik hoort.
De veiligheidsgordel kan worden
losgemaakt door de ontgrendel-
knop in te drukken.
Controleer voordat u wegrijdt eerst of alle inzittenden de
veiligheidsgordel dragen.
Juist gebruik van de veiligheidsgordels
Vast- en losmaken van de veiligheidsgordel
Ontgrendelknop
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 38 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
39
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Duw het schouderbevestigingspunt
omlaag terwijl u de ontgrendelknop
indrukt.
Duw het schouderbevestigingspunt
omhoog.
Zet het bovenste bevestigingspunt in
de gewenste positie en laat het los als
u een klik hoort.
De gordelspanners helpen bij het op
hun plaats houden van de inzittenden
doordat ze de gordels snel strak
tegen het lichaam aan trekken bij
bepaalde soorten zware frontale aan-
rijdingen en aanrijdingen van opzij.
De gordelspanners worden niet geacti-
veerd bij lichtere frontale aanrijdingen
of aanrijdingen van opzij, bij aanrijdin-
gen van achteren of wanneer de auto
over de kop slaat.
Verstellen van de hoogte van het schouderbevestigingspunt
(voorstoelen en buitenste stoelen op de tweede zitrij [5-deurs
uitvoeringen])
1
2
Gordelspanners (voorstoelen)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 39 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
40
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Blokkeerautomaat (ELR)
De blokkeerautomaat blokkeert de gordel als u zeer krachtig remt of betrokken raakt
bij een aanrijding. De blokkeerautomaat kan ook in werking treden als u te snel voor-
overbuigt. Door rustig te bewegen kan de veiligheidsgordel afrollen, zodat u vrij kunt
bewegen.
Gebruik van veiligheidsgordels door kinderen
De veiligheidsgordels van uw auto zijn in principe ontworpen voor gebruik door vol-
wassenen.
Gebruik een passend baby- of kinderzitje tot het kind groot genoeg is om de veilig-
heidsgordel van de auto op de juiste wijze te dragen. (Blz. 61)
Als het kind groot genoeg is om de veiligheidsgordel op een juiste manier te dragen,
volg dan de instructies op Blz. 38 met betrekking tot het gebruik van de veiligheids-
gordel op.
Vervangen van de veiligheidsgordel als de gordelspanner geactiveerd is geweest
Als de auto betrokken is bij meerdere aanrijdingen, wordt de gordelspanner geacti-
veerd voor de eerste aanrijding, maar niet voor de tweede of voor volgende aanrijdin-
gen.
Wetgeving met betrekking tot veiligheidsgordels
Als er in het land waarin u woont regels zijn voor veiligheidsgordels, neem dan contact
op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor het vervangen of plaatsen van veilig-
heidsgordels.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 40 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
41
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om de kans op letsel bij plotseling
remmen, plotseling uitwijken of een ongeval te beperken.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg heb-
ben.
Dragen van een veiligheidsgordel
Zorg ervoor dat alle inzittenden de veiligheidsgordel dragen.
Draag de veiligheidsgordel altijd op de juiste manier.
Elke veiligheidsgordel mag maar door één persoon worden gebruikt. Gebruik een
veiligheidsgordel niet voor twee personen tegelijk, ook niet als de tweede persoon
een kind is.
Toyota beveelt aan dat kinderen op de achterstoel plaatsnemen en altijd op de
juiste manier gebruikmaken van de veiligheidsgordels en het baby- of kinderzitje.
Laat om de juiste zitpositie in te stellen de rugleuning niet verder achterover hellen
dan nodig is. De veiligheidsgordels werken het best wanneer de inzittenden geheel
rechtop en goed tegen de rugleuning zitten.
Draag het schouderdeel van uw gordel nooit onder uw arm.
Draag de veiligheidsgordel altijd laag en goed aansluitend over uw heupen.
Zwangere vrouwen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 41 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
42
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Mensen met fysieke beperkingen
Win medisch advies in en draag de veiligheidsgordel op de juiste manier. (Blz. 38)
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Blz. 102
Gordelspanners
Het waarschuwingslampje SRS gaat branden als een gordelspanner is geactiveerd.
De veiligheidsgordel kan in dit geval niet meer worden gebruikt en moet worden ver-
vangen door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Verstelbaar schouderbevestigingspunt
Zorg ervoor dat de gordel goed over het midden van de schouder ligt. De gordel mag
niet tegen de nek aanliggen, maar ook niet van uw schouder afglijden. Als u hier niet
voor zorgt, wordt de mate van bescherming bij plotseling remmen, uitwijken of een
ongeval minder en de kans op ernstig letsel groter. (Blz. 39)
Beschadiging en slijtage van veiligheidsgordels
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels niet beschadigd raken doordat de riem, de
gesp of de gordelsluiting bekneld raakt tussen het portier en de carrosserie.
Controleer het veiligheidsgordelsysteem regelmatig. Let op beschadigingen, zoals
scheuren en rafels, en op losse onderdelen. Gebruik een beschadigde veiligheids-
gordel niet, maar laat hem zo snel mogelijk vervangen. Een beschadigde veilig-
heidsgordel biedt een inzittende onvoldoende bescherming tegen ernstig letsel.
Controleer of de gordel en de gesp vergrendeld zijn en of de gordel niet gedraaid
is.
Neem direct contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als de veilig-
heidsgordel niet goed werkt.
Laat de stoelen, inclusief de veiligheidsgordels, vervangen als de auto betrokken is
geweest bij een ernstig ongeval, ook al is er geen zichtbare schade.
Probeer de veiligheidsgordels niet zelf te plaatsen, verwijderen, wijzigen, demonte-
ren of af te voeren. Laat eventueel noodzakelijke reparaties uitvoeren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige. Als de veiligheidsgordels niet op de juiste wijze
worden gebruikt, werken ze mogelijk niet meer naar behoren.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 42 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
43
1-1. Voor een veilig gebruik
1
Veiligheid en beveiliging
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Airbags
De airbags worden geactiveerd als de auto betrokken raakt bij bepaalde
soorten zware aanrijdingen, die zouden kunnen leiden tot ernstig letsel
voor de inzittenden. Ze werken samen met de veiligheidsgordels om de
kans op ernstig letsel te beperken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 43 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
44
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Airbags voor
Bestuurdersairbag/voorpassagiersairbag
Helpen het hoofd en de borst van de bestuurder en de voorpassagier te
beschermen tegen contact met onderdelen van het interieur
SRS knie-airbag bestuurder (indien aanwezig)
Helpt de bestuurder te beschermen
Side airbags en curtain airbags
SRS-side airbags (indien aanwezig)
Helpen het bovenlichaam van de voorste inzittenden te beschermen
SRS-curtain airbags (indien aanwezig)
Helpen vooral het hoofd van de inzittenden op de buitenste zitplaatsen
te beschermen
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 44 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
45
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Onderdelen airbagsysteem
Sensoren frontale aanrijding
Sensoren aanrijding opzij
(voorportier) (indien aanwezig)
Aan/uit-schakelaar airbag
(indien aanwezig)
Curtain airbags
(indien aanwezig)
Voorpassagiersairbag
Side airbags (indien aanwezig)
Waarschuwingslampje SRS
Sensoren aanrijding opzij (achter)
(indien aanwezig)
Bestuurdersairbag
Safing-sensor (achter)
(indien aanwezig)
Schakelaar veiligheidsgordel
bestuurder
Knie-airbag
(indien aanwezig)
Controlelampje AIRBAG OFF
(indien aanwezig)
Airbag-ECU
Gordelspanners en spankracht-
begrenzers
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 45 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
46
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De belangrijkste onderdelen van het SRS-airbagsysteem zijn hierboven afge-
beeld. Het SRS-airbagsysteem wordt aangestuurd door de airbag-ECU. Bij
het activeren van de airbags zorgt een chemische reactie in de ontstekings-
mechanismen ervoor dat de airbags snel gevuld worden met niet-giftig gas
om de beweging van de inzittenden te helpen beperken.
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Neem met betrekking tot de airbags de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg
hebben.
Alle inzittenden dienen hun veiligheidsgordel op de juiste manier te dragen.
De airbags zijn aanvullende middelen die samen met de veiligheidsgordels
gebruikt moeten worden.
De bestuurdersairbag wordt met een aanzienlijke kracht geactiveerd, waardoor
ernstig letsel kan ontstaan, vooral wanneer de bestuurder zich erg dicht bij de air-
bag bevindt.
Het gevaarlijkst bij de activering van de airbag zijn de eerste 50 - 75 mm; door een
afstand van minimaal 250 mm tot het stuurwiel aan te houden, hanteert u een vei-
lige marge. Dit is de afstand gemeten vanaf het midden van het stuurwiel tot aan
uw borstbeen. Als u nu minder dan 250 mm van de airbag zit, kunt u uw zitpositie
op verschillende manieren wijzigen:
Plaats uw stoel zo ver mogelijk naar achteren terwijl de pedalen nog goed kun-
nen worden bediend.
Zet de rugleuning iets achterover. Hoewel auto's verschillen, verkrijgen veel
bestuurders, zelfs met de bestuurdersstoel helemaal naar voren, de afstand van
250 mm door simpelweg de rugleuning iets achterover te zetten. Als u door het
achterover zetten van uw stoel de weg niet goed meer kunt zien, kunt u een ste-
vig, niet-glad kussen gebruiken om hoger te zitten, of uw stoel hoger zetten
wanneer uw auto deze mogelijkheid biedt.
Als het stuurwiel verstelbaar is, kantel het dan naar beneden. Hierdoor wijst de
airbag naar uw borst in plaats van naar uw hoofd en nek.
De stoel dient te worden afgesteld zoals hierboven aanbevolen, terwijl de pedalen
en het stuurwiel nog steeds goed bediend kunnen worden en u het instrumentenpa-
neel nog goed kunt zien.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 46 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
47
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
De voorpassagiersairbag wordt ook met een aanzienlijke kracht geactiveerd waar-
door ernstig letsel kan ontstaan, vooral wanneer de voorpassagier zich erg dicht bij
de airbag bevindt. De voorpassagiersstoel dient zo ver mogelijk van de airbag af te
staan, met de rugleuning rechtop.
Kinderen die niet goed op de stoel zitten en/of niet goed vastzitten, kunnen ernstig
letsel oplopen door een geactiveerde airbag. Gebruik de veiligheidsgordels nooit
voor baby's of kleine kinderen, maar zet hen goed vast in een baby- of kinderzitje.
Toyota beveelt ten zeerste aan dat alle kinderen op de achterstoelen plaatsnemen
en op de juiste wijze vastzitten. Achterin zitten kinderen veiliger dan op de voorpas-
sagiersstoel. (Blz. 61)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 47 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
48
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 48 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
49
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Auto's met SRS-curtain airbags:
Hang geen kleerhangers of andere harde voorwerpen aan de kledinghaakjes. Der-
gelijke voorwerpen kunnen als een projectiel worden gelanceerd en ernstig letsel
veroorzaken wanneer de SRS-curtain airbags worden geactiveerd.
Auto's met SRS knie-airbag:
Verwijder een eventueel aanwezige afdekking op de plaats waar de SRS knie-air-
bag uit het dashboard komt.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 49 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
50
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen airbags
Auto's met side airbags:
Gebruik geen accessoires op de stoelen die het gedeelte van de stoel afdekken
waarin de side airbags geplaatst zijn, omdat dat een negatieve invloed kan hebben
op een juiste werking van de airbags. Dergelijke accessoires kunnen tot resultaat
hebben dat de side airbags niet op de juiste wijze geactiveerd worden, helemaal
niet geactiveerd worden of per ongeluk geactiveerd worden, waardoor ernstig let-
sel kan ontstaan.
Oefen geen overmatige kracht uit op delen waarin onderdelen van het airbagsys-
teem aanwezig zijn.
Als dat wel gebeurt, kunnen er storingen aan de airbags ontstaan.
Raak onderdelen van het airbagsysteem niet aan direct nadat de airbags geacti-
veerd zijn, omdat deze heet kunnen zijn.
Als u na het activeren van de airbags moeilijkheden met de ademhaling ondervindt,
open dan een portier of zijruit om frisse lucht binnen te laten of verlaat de auto als u
dat op een veilige manier kunt doen. Als er poederdeeltjes op uw huid zijn terecht-
gekomen, was deze er dan zo snel mogelijk af om huidirritatie te voorkomen.
Auto's zonder curtain airbags: Als de delen van de auto waarin airbags onderge-
bracht zijn, zoals het stuurwielkussen, beschadigd of gescheurd zijn, laat deze dan
vervangen door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Auto's met SRS-curtain airbags: als de delen van de auto waarin airbags onderge-
bracht zijn, zoals het stuurwielkussen en de bekleding van de voor-, midden- en
achterstijlen, beschadigd of gescheurd zijn, laat deze dan vervangen door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 50 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
51
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING
Wijzigingen aan en afvoeren van onderdelen van het airbagsysteem
Voer uw auto niet af en voer geen van onderstaande veranderingen uit zonder eerst
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige te raadplegen. De airbags kunnen defect
raken of per ongeluk worden geactiveerd (opgeblazen), waardoor ernstig letsel kan
ontstaan.
Plaatsen, verwijderen, demonteren en repareren van de airbags
Reparaties, wijzigingen, verwijderen of vervangen van het stuurwiel, het instrumen-
tenpaneel, het dashboard, de stoelen of stoelbekleding, de voor-, midden- en ach-
terstijlen en de dakzijrail.
Reparaties of wijzigingen aan het voorspatbord, de voorbumper of de zijkant van
het passagierscompartiment
Plaatsen van een bullbar, sneeuwploeg of lier
Wijzigingen aan de wielophanging van de auto
Plaatsen van elektronische apparatuur als een mobiele tweewegradio (zend-/ont-
vanginstallatie) of CD-speler
Wijzigingen aan de auto ten behoeve van mindervaliden
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 51 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
52
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als de airbags worden geactiveerd
U kunt lichte schaafplekken, brandwonden, kneuzingen, e.d. oplopen als gevolg van
de zeer hoge snelheid waarmee de airbags worden geactiveerd door hete gassen.
Er is een luide knal hoorbaar en er komt wit poeder vrij.
Auto's zonder SRS-curtain airbags:
Gedurende enkele minuten kunnen onderdelen van de airbagmodule (stuurwielnaaf,
afdekkap airbag en ontstekingsmechanisme) en de voorstoelen nog heet zijn. De air-
bag zelf kan ook heet zijn.
Auto's met curtain airbags:
Gedurende enkele minuten na het activeren van de airbags kunnen de onderdelen
van de airbagmodule (stuurwielnaaf, afdekkap airbag en ontstekingsmechanisme)
evenals de voorstoelen, delen van de voor- en achterstijlen en de dakzijrails nog
heet zijn. De airbag zelf kan ook heet zijn.
De voorruit kan barsten.
Auto's met ERA-GLONASS/EVAK: Als een van de volgende situaties zich voordoet,
verstuurt het systeem automatisch een noodoproep
* naar het controlecentrum van
ERA-GLONASS/EVAK. De locatie van de auto wordt doorgegeven (zonder dat de
toets SOS hoeft te worden ingedrukt) en een medewerker zal proberen om met de
inzittenden te praten om de ernst van de situatie vast te stellen en te bepalen of hulp
nodig is. Als de inzittenden niet in staat zijn om te communiceren, behandelt de
medewerker de oproep automatisch als een noodgeval en schakelt hij of zij de nood-
zakelijke hulpdiensten in. (Blz. 107)
Een airbag is geactiveerd.
Een gordelspanner is geactiveerd.
De auto is betrokken bij een ernstige aanrijding van achteren.
*: In sommige gevallen kan er geen oproep worden verzonden. (Blz. 112)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 52 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
53
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Voorwaarden voor activering van de airbags (airbags voor)
De airbags voor worden geactiveerd als een bepaalde drempelwaarde wordt over-
schreden (vergelijkbaar met een frontale aanrijding met een snelheid van ongeveer
20 - 30 km/h tegen een muur die niet kan bewegen of vervormen).
Deze drempelsnelheid kan in de volgende situaties echter veel hoger liggen:
Wanneer de auto iets raakt dat kan bewegen en/of vervormen, zoals een gepar-
keerde auto of lantaarnpaal
Wanneer de auto betrokken raakt bij een ongeval waarbij de neus van de auto
onder een vrachtwagen terechtkomt
Afhankelijk van het type aanrijding worden mogelijk alleen de gordelspanners geacti-
veerd.
Voorwaarden voor activering van de SRS-airbags (SRS side airbags en curtain
airbags)
De side airbags en curtain airbags worden pas geactiveerd als een bepaalde drem-
pelwaarde wordt overschreden (vergelijkbaar met ter plaatse van het passagiers-
compartiment aangereden worden met een snelheid van ongeveer 20 - 30 km/h door
een ongeveer 1.500 kg wegend voertuig, komend vanuit een richting die haaks staat
op de positie van de auto).
Alle side airbags en curtain airbags worden geactiveerd bij een ernstige frontale aan-
rijding.
Omstandigheden waarbij de airbags geactiveerd kunnen worden, anders dan bij
een aanrijding
De airbags voor, de side airbags en de curtain airbags kunnen ook geactiveerd wor-
den bij zware stoten tegen de onderkant van de auto. Zie de afbeelding voor een aan-
tal voorbeelden.
Raken van een stoeprand of een ander hard
voorwerp
In of over een diepe kuil rijden
Hard neerkomen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 53 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
54
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Soorten aanrijdingen waarbij de airbags soms niet geactiveerd worden (airbags
voor)
De airbags voor worden over het algemeen niet geactiveerd bij aanrijdingen van opzij
of van achteren, als de auto over de kop slaat of bij een frontale aanrijding op lage
snelheid. Maar wanneer een aanrijding voldoende voorwaartse deceleratie veroor-
zaakt, worden de airbags voor mogelijk geactiveerd.
Soorten aanrijdingen waarbij de side airbags en de curtain airbags mogelijk niet
worden geactiveerd
De side airbags en curtain airbags treden mogelijk niet in werking bij aanrijdingen van
opzij onder een bepaalde hoek of bij aanrijdingen van opzij waarbij het passagiers-
compartiment niet wordt geraakt.
De side airbags en curtain airbags treden over het algemeen niet in werking bij aanrij-
dingen van achteren, als de auto over de kop slaat of bij een aanrijding van opzij op
lage snelheid of bij een frontale aanrijding op lage snelheid.
Aanrijding van opzij
Aanrijding van achteren
Over de kop slaan
Aanrijding van opzij waarbij het passagiers-
compartiment niet wordt geraakt
Aanrijding van opzij onder een hoek
Aanrijding van achteren
Over de kop slaan
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 54 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
55
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Wanneer moet u contact opnemen met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
In de volgende gevallen zal controle en/of reparatie van de auto nodig zijn. Neem zo
snel mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Nadat een of meer airbags zijn geactiveerd.
De voorzijde van de auto is beschadigd of
vervormd of de auto was betrokken bij een
ongeval dat niet van zodanige aard was dat
de airbags vóór werden geactiveerd.
Auto's met SRS side airbags en curtain air-
bags:
Bij beschadiging of vervorming van een
gedeelte van een portier of de omgeving
ervan of bij een ongeval dat niet van zoda-
nige aard was dat de SRS side airbags en
curtain airbags werden geactiveerd.
Auto's zonder knie-airbag:
Bij krassen, scheuren of andere beschadigin-
gen in het middelste deel van het stuurwiel of
het dashboard bij de voorpassagiersairbag.
Auto's met knie-airbag:
Bij krassen, scheuren of andere beschadi-
gingen aan het stuurwielkussen of het dash-
board bij de voorpassagiersairbag of het
onderste gedeelte van het instrumentenpa-
neel aan bestuurderszijde.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 55 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
56
1-1. Voor een veilig gebruik
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Auto's met side airbags:
Bij krassen, scheuren of andere beschadigin-
gen aan de zijkant van de leuning van een
voorstoel met een side airbag.
Auto's met curtain airbags:
Bij krassen, scheuren of andere beschadigin-
gen in het deel van de voor-, midden- en ach-
terstijl en de daklijstbekleding met de SRS-
curtain airbags.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 56 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
57
1-1. Voor een veilig gebruik
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Belangrijke voorzorgsmaatregelen in
verband met uitlaatgassen
Uitlaatgassen bevatten stoffen die schadelijk zijn bij inademing.
WAARSCHUWING
Uitlaatgassen bevatten het schadelijke koolmonoxide (CO). Dit is een kleurloos en
reukloos gas. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u deze voorzorgsmaatregelen niet in acht neemt, kunnen er uitlaatgassen in de
auto terechtkomen waardoor de bestuurder duizelig kan worden en een ongeval kan
veroorzaken, of waardoor de gezondheid van de inzittenden ernstig kan worden
geschaad.
Belangrijke punten tijdens het rijden
Zorg ervoor dat de achterdeur gesloten is.
Als u uitlaatgassen ruikt in de auto, zelfs als de achterdeur gesloten is, moet u de
ruiten openzetten en de auto zo snel mogelijk laten nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Tijdens het parkeren
Als de auto zich in een slecht geventileerde omgeving of een afgesloten ruimte
bevindt, zoals een garage, moet u de motor uitschakelen.
Laat de motor niet langdurig stationair draaien.
Als dat niet anders kan, parkeer de auto dan op een open plek en zorg ervoor dat
er geen uitlaatgassen in het interieur terecht kunnen komen.
Laat de motor niet draaien op een plaats waar sneeuw de afvoer van de uitlaatgas-
sen zou kunnen hinderen. Als zich sneeuw rond de auto ophoopt terwijl de motor
draait, kunnen uitlaatgassen zich verzamelen en in de auto terechtkomen.
Uitlaatpijp
Het uitlaatsysteem dient regelmatig te worden gecontroleerd. Laat uw auto nakijken
en repareren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige bij gaten of scheuren als
gevolg van corrosie of beschadigingen aan verbindingsstukken, of bij een abnormaal
geluid aan het uitlaatsysteem.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 57 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
58
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Aan/uit-schakelaar airbag
Controlelampje AIRBAG OFF
Dit controlelampje gaat branden als het
contact AAN staat.
Aan/uit-schakelaar airbag
Steek de mechanische sleutel in de
slotcilinder en zet de slotcilinder in
stand OFF.
Het controlelampje OFF gaat branden
(alleen als het contact AAN staat).
: Indien aanwezig
Met dit systeem kan de voorpassagiersairbag worden uitgeschakeld.
Schakel deze airbag alleen uit als er een baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel wordt gebruikt.
1
2
Airbag voor voorpassagier uitschakelen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 58 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
59
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Controlelampje AIRBAG OFF
Als een van de onderstaande problemen optreedt, is er mogelijk een storing in het sys-
teem aanwezig. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Het controlelampje gaat niet branden als de aan/uit-schakelaar airbag in de stand
OFF wordt gezet.
Het controlelampje dooft niet wanneer de aan/uit-schakelaar van de airbag in de
stand ON wordt gezet.
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Plaats vanwege veiligheidsredenen het baby- of kinderzitje altijd achterin. Als de
achterstoel niet kan worden gebruikt, mag de voorstoel worden gebruikt zo lang de
aan/uit-schakelaar van de airbag in stand OFF wordt gezet.
Als de aan/uit-schakelaar van de airbag in stand ON blijft staan, kan de kracht die
met het activeren (opblazen) van de airbag gepaard gaat, ernstig letsel veroorzaken.
Als er geen baby- of kinderzitje op de voorpassagiersstoel is geplaatst
Controleer of de aan/uit-schakelaar van de airbag in stand ON staat.
Als de schakelaar in stand OFF staat, zal de airbag in geval van een ongeval niet
worden geactiveerd, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 59 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
60
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Rijden met kinderen in de auto
U wordt aangeraden om kinderen op de achterstoelen te vervoeren om te
voorkomen dat ze per ongeluk tegen onderdelen aankomen, zoals de
selectiehendel, de ruitenwisserschakelaar, enz.
Gebruik het kinderslot van het achterportier of de blokkeerschakelaar van
de ruitbediening om te voorkomen dat kinderen het portier openen tijdens
het rijden of per ongeluk de elektrisch bedienbare ruit bedienen.
Laat kleine kinderen geen onderdelen bedienen waarbij lichaamsdelen
vast kunnen komen te zitten of bekneld kunnen raken, zoals de elektrisch
bedienbare ruiten, de motorkap, de achterdeur en de stoelen.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht als er kinderen in de
auto aanwezig zijn.
Gebruik een passend baby- of kinderzitje tot het kind groot genoeg is
om de veiligheidsgordel van de auto op de juiste wijze te dragen.
WAARSCHUWING
Laat kinderen nooit alleen in de auto achter en laat ze nooit met de sleutel spelen.
Kinderen zullen wellicht proberen de auto te starten of de neutraalstand in te schake-
len. Er bestaat ook het risico dat kinderen letsel oplopen wanneer ze met de ruiten,
het schuifdak (indien aanwezig) of andere voorzieningen in de auto spelen. Verder
kan de temperatuur in de auto zo hoog oplopen of zo ver dalen dat dat kinderen
fataal kan worden.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 60 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
61
1
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Baby- en kinderzitjes
Punten om rekening mee te houden ............................................... Blz. 61
Bij gebruik van een baby- of kinderzitje .......................................... Blz. 63
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor elke zitpositie.................... Blz. 66
Plaatsingsmethode baby- of kinderzitje ...........................................Blz. 99
Vastgezet met een veiligheidsgordel ........................................ Blz. 100
Vastgezet met een onderste ISOfix-bevestigingspunt .............. Blz. 103
Met een bevestigingspunt voor de bovenste gordel ................. Blz. 105
Geef prioriteit aan de waarschuwingen en neem deze in acht. Houd u
daarnaast ook aan de wetgeving en voorschriften met betrekking tot baby-
en kinderzitjes.
Gebruik een baby- of kinderzitje tot het kind groot genoeg is om de stan-
daard gemonteerde veiligheidsgordel op de juiste wijze te gebruiken.
Kies een baby- of kinderzitje dat past bij de leeftijd en de lengte van het
kind.
Let erop dat niet alle baby- of kinderzitjes in alle auto's kunnen worden
gemonteerd.
Controleer, voordat u een baby- of kinderzitje koopt of gebruikt, of het zitje
geschikt is voor de stoelposities. (Blz. 66)
Voordat u een baby- of kinderzitje in de auto plaatst, zijn er voorzorgs-
maatregelen die u in acht moet nemen, verschillende soorten baby- en
kinderzitjes en verschillende plaatsingsmethoden, enz. Deze staan
beschreven in deze handleiding.
Gebruik een baby- of kinderzitje wanneer er een klein kind in de auto
meerijdt dat nog niet op de juiste wijze gebruik kan maken van een vei-
ligheidsgordel. Plaats voor de veiligheid van het kind het baby- of kinder-
zitje op een achterstoel. Zorg ervoor dat u de plaatsingsmethode opvolgt
die in de handleiding van het baby- of kinderzitje staat.
Wij raden het gebruik van een origineel baby- of kinderzitje van Toyota
aan, aangezien dit in het gebruik veiliger is in deze auto. De originele
baby- of kinderzitjes van Toyota zijn speciaal gemaakt voor auto's van
Toyota. U kunt ze kopen bij een Toyota-dealer.
Inhoudsopgave
Punten om rekening mee te houden
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 61 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
62
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Wanneer er een kind in de auto meerijdt
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg
hebben.
Voor de meest effectieve bescherming van een kind tijdens een ongeval of bij hard
remmen moet een kind goed vastzitten, met een veiligheidsgordel of een baby- of
kinderzitje dat op de juiste wijze is geplaatst. Raadpleeg voor informatie over het
plaatsen de bij het baby- of kinderzitje bijgesloten handleiding. In deze handleiding
vindt u algemene aanwijzingen met betrekking tot het plaatsen.
Toyota adviseert met klem gebruik te maken van een geschikt zitje dat past bij het
gewicht en de lengte van het kind en dat op de achterstoel is geplaatst. In ongeval-
lenstatistieken is aangetoond dat kinderen minder verwondingen oplopen als zij op
de achterstoelen op de juiste wijze vastzitten dan als zij op de voorstoel zitten.
Het vasthouden van een kind in de armen is geen vervanging voor een baby- of
kinderzitje. Bij een ongeval kan een kind dan de voorruit raken of klem komen te
zitten tussen degene die het kind vasthoudt en delen van het interieur.
Behandelen van baby- en kinderzitjes
Als het baby- of kinderzitje niet goed wordt vastgezet, kan het kind of een andere
passagier bij plotseling remmen, een uitwijkmanoeuvre of een aanrijding ernstig let-
sel oplopen.
Als de auto een hevige impact te verduren krijgt, bijvoorbeeld als gevolg van een
ongeval, kan er schade ontstaan aan het baby- of kinderzitje die niet direct zicht-
baar is. Gebruik het baby- of kinderzitje in dergelijke gevallen niet meer.
Afhankelijk van het baby- of kinderzitje kan het zijn dat dit moeilijk of onmogelijk
kan worden geplaatst. Controleer in dergelijke gevallen of het baby- of kinderzitje
geschikt is voor plaatsing in de auto (Blz. 66). Houdt u zich bij het plaatsen en
gebruik aan de voorschriften voor het vastzetten van het zitje in deze handleiding
en de handleiding van het baby- of kinderzitje. Lees deze voorschriften zorgvuldig.
Laat het zitje goed vastzitten op de stoel, zelfs als het niet wordt gebruikt. Plaats
het baby- of kinderzitje niet los in het passagierscompartiment.
Als het zitje moet worden losgemaakt, verwijder het dan uit de auto of berg het vei-
lig op in de bagageruimte.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 62 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
63
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst op de voorpassagiers-
stoel
Plaats voor de veiligheid van het kind een baby- of kinderzitje op een ach-
terstoel. Als het plaatsen van een zitje op de voorpassagiersstoel onver-
mijdelijk is, stel dan de stoel als volgt af en plaats het baby- of kinderzitje:
Zet de rugleuning zo veel moge-
lijk rechtop.
Indien er bij het plaatsen van een in
de rijrichting geplaatst kinderzitje
een opening aanwezig is tussen het
kinderzitje en de rugleuning, stel de
rugleuning dan af totdat het zitje en
de rugleuning goed contact maken.
Zet de stoel zo ver mogelijk naar
achteren.
Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de plaatsing van
het baby- of kinderzitje hindert. Zet anders de hoofdsteun in de hoogste
stand.
Bij gebruik van een baby- of kinderzitje
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 63 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
64
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Bij gebruik van een baby- of kinderzitje
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 64 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
65
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING
Bij gebruik van een baby- of kinderzitje
Controleer als er een zitkussen geplaatst is altijd of de schoudergordel over het
midden van de schouder van het kind loopt. De gordel mag niet langs de nek van
het kind lopen, maar mag ook niet van de schouder van het kind vallen.
Gebruik een baby- of kinderzitje dat past bij de leeftijd en de grootte van het kind en
plaats dit op de achterstoel.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 65 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
66
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor elke zitpositie
De geschiktheid voor elke zitpositie bij een baby- of kinderzitje (Blz. 68)
geeft met symbolen aan welke typen baby- of kinderzitjes kunnen worden
gebruikt en de mogelijke zitposities bij het plaatsen. Ook kunt u het aanbe-
volen baby- of kinderzitje dat geschikt is voor uw kind selecteren.
Controleer anders [Tabel m.b.t. geschiktheid en aanbevolen baby- en kin-
derzitjes] voor de aanbevolen baby- of kinderzitjes. (Blz. 88)
Controleer het geselecteerde baby- of kinderzitje en het volgende [Voordat
u de geschiktheid van elke zitpositie bij een baby- of kinderzitje contro-
leert].
Voordat u de geschiktheid van elke zitpositie bij een baby- of kinder-
zitje controleert
Controleren van de normen voor baby- en kinderzitjes.
Gebruik een baby- of kinderzitje dat voldoet aan de VN ECE R44
*
1
-
norm.
Het onderstaande erkende keurmerk staat op de baby- en kinderzitjes.
Controleer of het baby- of kinderzitje is voorzien van het juiste keur-
merk.
Voorbeeld van het weergegeven
nummer van het voorschrift
Typegoedkeuringsmerk VN
ECE R44
*
2
De gewichtsklasse van kinderen
die in aanmerking komen voor
een zitje met het typegoedkeu-
ringsmerk VN ECE R44 wordt
weergegeven.
*
1
: VN ECE R44 is een voorschrift van de VN voor baby- en kinderzitjes.
*
2
: Het weergegeven keurmerk kan per product verschillend zijn.
Geschiktheid baby- en kinderzitjes voor elke zitpositie
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 66 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
67
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Controleren van de categorie van het baby- of kinderzitje.
Controleer het typegoedkeuringsmerk van het baby- of kinderzitje om te
zien voor welke van de onderstaande categorieën het zitje geschikt is.
Indien u twijfelt, controleer dan de gebruikershandleiding van het baby-
of kinderzitje of neem contact op met de verkoper van het zitje.
“universeel”
“semi-universeel”
“beperkt”
“voertuigspecifiek”
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 67 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
68
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Geschiktheid van elke zitpositie bij een baby- of kinderzitje
3-deurs uitvoering (uitvoering met 2 zitplaatsen) met 5-deurs uitvoering
(uitvoering met 2 zitplaatsen)
Auto's met linkse besturing: Auto's met rechtse besturing:
*
1, 2, 3
*
4
*
4
Geschikt voor een “universeel” baby- of kinderzitje vastgezet met een vei-
ligheidsgordel.
Geschikt voor een baby- of kinderzitje dat is vermeld in de tabel m.b.t.
geschiktheid en aanbevolen baby- en kinderzitjes (Blz. 88).
Gebruik nooit een tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje op
de voorpassagiersstoel als de aan/uit-schakelaar voor de airbag in stand
ON staat.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 68 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
69
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
*
1
: Schuif de voorstoel helemaal naar achteren. Als de hoogte van de passagiersstoel
kan worden versteld, dan moet deze in de hoogste positie staan.
*
2
: Zet de rugleuning zo veel mogelijk
rechtop.
Indien er bij het plaatsen van een in de
rijrichting geplaatst kinderzitje een ope-
ning aanwezig is tussen het kinderzitje
en de rugleuning, stel de rugleuning
dan af totdat het zitje en de rugleuning
goed contact maken.
*
3
: Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de werking van het baby- of
kinderzitje hindert.
Zet anders de hoofdsteun in de hoogste stand.
*
4
: Gebruik alleen een in de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje als de aan/uit-
schakelaar voor de airbag in stand ON staat.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 69 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
70
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
3-deurs uitvoering (uitvoering met 5 zitplaatsen)
Auto's met linkse besturing: Auto's met rechtse besturing:
*
1, 2, 3
*
2, 3
*
2, 3
*
2, 3
*
4
*
4
*
5
Geschikt voor een “universeel” baby- of kinderzitje vastgezet met een vei-
ligheidsgordel.
Geschikt voor een baby- of kinderzitje dat is vermeld in de tabel m.b.t.
geschiktheid en aanbevolen baby- en kinderzitjes (Blz. 88).
Geschikt voor ISOfix-baby- of kinderzitje.
Met een bevestigingspunt voor de bovenste gordel.
Gebruik nooit een tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje op
de voorpassagiersstoel als de aan/uit-schakelaar voor de airbag in stand
ON staat.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 70 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
71
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
*
1
: Schuif de voorstoel helemaal naar achteren. Als de hoogte van de passagiersstoel
kan worden versteld, dan moet deze in de hoogste positie staan.
*
2
: Zet de rugleuning zo veel mogelijk
rechtop.
Indien er bij het plaatsen van een in de
rijrichting geplaatst kinderzitje een ope-
ning aanwezig is tussen het kinderzitje
en de rugleuning, stel de rugleuning
dan af totdat het zitje en de rugleuning
goed contact maken.
*
3
: Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de werking van het baby- of
kinderzitje hindert.
Zet anders de hoofdsteun in de hoogste stand.
*
4
: Gebruik alleen een in de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje als de aan/uit-
schakelaar voor de airbag in stand ON staat.
*
5
: Bevestigingspunt bovenste gordel uitsluitend voor middelste zitplaats.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 71 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
72
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
5-deurs uitvoering (uitvoering met 5 zitplaatsen met tweevoudig wegklap-
bare tweede zitrij)
Auto's met linkse besturing: Auto's met rechtse besturing:
*
1, 2, 3
*
2, 3
*
2, 3
*
2, 3
*
4
*
4
*
5
Geschikt voor een “universeel” baby- of kinderzitje vastgezet met een vei-
ligheidsgordel.
Geschikt voor een baby- of kinderzitje dat is vermeld in de tabel m.b.t.
geschiktheid en aanbevolen baby- en kinderzitjes (Blz. 88).
Geschikt voor ISOfix-baby- of kinderzitje.
Met een bevestigingspunt voor de bovenste gordel.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 72 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
73
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
*
1
: Schuif de voorstoel helemaal naar achteren. Als de hoogte van de passagiersstoel
kan worden versteld, dan moet deze in de hoogste positie staan.
*
2
: Zet de rugleuning zo veel mogelijk
rechtop.
Indien er bij het plaatsen van een in de
rijrichting geplaatst kinderzitje een ope-
ning aanwezig is tussen het kinderzitje
en de rugleuning, stel de rugleuning
dan af totdat het zitje en de rugleuning
goed contact maken.
*
3
: Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de werking van het baby- of
kinderzitje hindert.
Zet anders de hoofdsteun in de hoogste stand.
*
4
: Auto's zonder aan/uit-schakelaar airbag: Gebruik alleen een in de rijrichting
geplaatst baby- of kinderzitje.
Auto's met aan/uit-schakelaar airbag: Gebruik alleen een in de rijrichting geplaatst
baby- of kinderzitje als de aan/uit-schakelaar voor de airbag in stand ON staat.
*
5
: Bevestigingspunt bovenste gordel uitsluitend voor middelste zitplaats.
Auto's zonder aan/uit-schakelaar airbag: Gebruik nooit een tegen de rij-
richting in geplaatst zitje op de voorpassagiersstoel.
Auto's met aan/uit-schakelaar airbag: Gebruik nooit een tegen de rijrich-
ting in geplaatst baby- of kinderzitje op de voorpassagiersstoel als de aan/
uit-schakelaar voor de airbag in stand ON staat.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 73 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
74
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
5-deurs uitvoering (uitvoering met 5 zitplaatsen met vrij toegankelijke
tweede zitrij)
Auto's met linkse besturing: Auto's met rechtse besturing:
*
1, 2, 3
*
2, 3
*
2, 3, 5
*
2, 3
*
4
*
4
*
6
Geschikt voor een “universeel” baby- of kinderzitje vastgezet met een vei-
ligheidsgordel.
Geschikt voor een baby- of kinderzitje dat is vermeld in de tabel m.b.t.
geschiktheid en aanbevolen baby- en kinderzitjes (Blz. 88).
Geschikt voor ISOfix-baby- of kinderzitje.
Met een bevestigingspunt voor de bovenste gordel.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 74 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
75
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
*
1
: Schuif de voorstoel helemaal naar achteren. Als de hoogte van de passagiersstoel
kan worden versteld, dan moet deze in de hoogste positie staan.
*
2
: Zet de rugleuning zo veel mogelijk
rechtop.
Indien er bij het plaatsen van een in de
rijrichting geplaatst kinderzitje een ope-
ning aanwezig is tussen het kinderzitje
en de rugleuning, stel de rugleuning
dan af totdat het zitje en de rugleuning
goed contact maken.
*
3
: Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de werking van het baby- of
kinderzitje hindert.
Zet anders de hoofdsteun in de hoogste stand.
*
4
: Auto's zonder aan/uit-schakelaar airbag: Gebruik alleen een in de rijrichting
geplaatst baby- of kinderzitje.
Auto's met aan/uit-schakelaar airbag: Gebruik alleen een in de rijrichting geplaatst
baby- of kinderzitje als de aan/uit-schakelaar voor de airbag in stand ON staat.
*
5
: Niet geschikt voor baby- of kinderzitjes met steunpoot.
*
6
: Bevestigingspunt bovenste gordel uitsluitend voor middelste zitplaats.
Auto's zonder aan/uit-schakelaar airbag: Gebruik nooit een tegen de rij-
richting in geplaatst zitje op de voorpassagiersstoel.
Auto's met aan/uit-schakelaar airbag: Gebruik nooit een tegen de rijrich-
ting in geplaatst baby- of kinderzitje op de voorpassagiersstoel als de aan/
uit-schakelaar voor de airbag in stand ON staat.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 75 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
76
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
5-deurs uitvoering (uitvoering met 7 zitplaatsen)
Auto's met linkse besturing: Auto's met rechtse besturing:
*
1, 2, 3
*
2, 3
*
2, 3, 5
*
2, 3
*
2, 3, 5
*
2, 3, 5
*
4
*
4
*
6
Geschikt voor een “universeel” baby- of kinderzitje vastgezet met een vei-
ligheidsgordel.
Geschikt voor een baby- of kinderzitje dat is vermeld in de tabel m.b.t.
geschiktheid en aanbevolen baby- en kinderzitjes (Blz. 88).
Geschikt voor ISOfix-baby- of kinderzitje.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 76 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
77
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
*
1
: Schuif de voorstoel helemaal naar achteren. Als de hoogte van de passagiersstoel
kan worden versteld, dan moet deze in de hoogste positie staan.
*
2
: Zet de rugleuning zo veel mogelijk
rechtop.
Indien er bij het plaatsen van een in de
rijrichting geplaatst kinderzitje een ope-
ning aanwezig is tussen het kinderzitje
en de rugleuning, stel de rugleuning
dan af totdat het zitje en de rugleuning
goed contact maken.
*
3
: Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de werking van het baby- of
kinderzitje hindert.
Zet anders de hoofdsteun in de hoogste stand.
*
4
: Auto's zonder aan/uit-schakelaar airbag: Gebruik alleen een in de rijrichting
geplaatst baby- of kinderzitje.
Auto's met aan/uit-schakelaar airbag: Gebruik alleen een in de rijrichting geplaatst
baby- of kinderzitje als de aan/uit-schakelaar voor de airbag in stand ON staat.
*
5
: Niet geschikt voor baby- of kinderzitjes met steunpoot.
*
6
: Bevestigingspunt bovenste gordel uitsluitend voor middelste zitplaats.
Met een bevestigingspunt voor de bovenste gordel.
Auto's zonder aan/uit-schakelaar airbag: Gebruik nooit een tegen de rij-
richting in geplaatst zitje op de voorpassagiersstoel.
Auto's met aan/uit-schakelaar airbag: Gebruik nooit een tegen de rijrich-
ting in geplaatst baby- of kinderzitje op de voorpassagiersstoel als de aan/
uit-schakelaar voor de airbag in stand ON staat.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 77 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
78
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Meer informatie over het plaatsen van baby- en kinderzitjes
3-deurs uitvoering (uitvoering met 2 zitplaatsen) met 5-deurs uitvoering
(uitvoering met 2 zitplaatsen)
Zitpositie
Stoelpositienummer
Aan/uit-schakelaar airbag
ON OFF
Zitpositie geschikt voor universeel zitje
vastgezet met gordel (Ja/Nee)
Ja
Alleen in de
rijrichting
Ja
Zitpositie i-Size (Ja/Nee) Nee Nee
Zitpositie geschikt voor zijwaarts
geplaatst zitje (L1/L2/Nee)
Nee Nee
Geschikte bevestiging voor tegen de rij-
richting in geplaatst zitje (R1/R2X/R2/
R3/Nee)
Nee Nee
Geschikte bevestiging voor in de rijrich-
ting geplaatst zitje (F2X/F2/F3/Nee)
Nee Nee
Geschikte bevestiging voor zitkussen
(B2/B3/Nee)
Nee Nee
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 78 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
79
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
ISOfix-baby- of kinderzitjes worden onderverdeeld in verschillende “beves-
tigingen”. Het baby- of kinderzitje kan worden gebruikt voor de zitposities
voor de in de bovenstaande tabel genoemde “bevestigingen”. Raadpleeg
de onderstaande tabel voor het soort “bevestiging”.
Als uw baby- of kinderzitje geen soort “bevestiging” heeft (of wanneer u de
informatie niet in de onderstaande tabel kunt vinden), raadpleeg dan de
“voertuiglijst” van het baby- of kinderzitje voor informatie over de geschikt-
heid of informeer bij de verkoper van uw kinderzitje.
Bevestiging Beschrijving
F3 In de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje, volledige hoogte
F2 In de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje, verlaagd
F2X In de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje, verlaagd
R3
Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje, volledig
formaat
R2
Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje, kleiner for-
maat
R2X
Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje, kleiner for-
maat
R1 Tegen de rijrichting in geplaatst babyzitje
L1 Naar links gericht babyzitje (reiswieg)
L2 Naar rechts gericht babyzitje (reiswieg)
B2 Zitkussen
B3 Zitkussen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 79 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
80
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
3-deurs uitvoering (uitvoering met 5 zitplaatsen)
*: Zet vóór het plaatsen van een baby- of kinderzitje op deze stoel de bestuurders-
stoel tussen de 1e vergrendelpositie en 22e vergrendelpositie (4e vergrendelpositie
van achteren).
1e vergrendelpositie
22e vergrendelpositie
Zitpositie
Stoelpositienummer
Aan/uit-schake-
laar airbag
ON OFF
Zitpositie geschikt voor universeel
zitje vastgezet met gordel (Ja/Nee)
Ja
Alleen
in de rij-
richting
Ja Ja Ja Ja
Zitpositie i-Size (Ja/Nee) Nee Nee Nee Nee Nee
Zitpositie geschikt voor zijwaarts
geplaatst zitje (L1/L2/Nee)
Nee Nee Nee Nee Nee
Geschikte bevestiging voor tegen
de rijrichting in geplaatst zitje (R1/
R2X/R2/R3/Nee)
Nee Nee Nee Nee Nee
Geschikte bevestiging voor in de rij-
richting geplaatst zitje (F2X/F2/F3/
Nee)
Nee Nee
F2X
*,
F2
*,
F3
*
Nee
F2X,
F2, F3
Geschikte bevestiging voor zitkus-
sen (B2/B3/Nee)
Nee Nee B2, B3 Nee B2, B3
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 80 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
81
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
ISOfix-baby- of kinderzitjes worden onderverdeeld in verschillende “beves-
tigingen”. Het baby- of kinderzitje kan worden gebruikt voor de zitposities
voor de in de bovenstaande tabel genoemde “bevestigingen”. Raadpleeg
de onderstaande tabel voor het soort “bevestiging”.
Als uw baby- of kinderzitje geen soort “bevestiging” heeft (of wanneer u de
informatie niet in de onderstaande tabel kunt vinden), raadpleeg dan de
“voertuiglijst” van het baby- of kinderzitje voor informatie over de geschikt-
heid of informeer bij de verkoper van uw kinderzitje.
Bevestiging Beschrijving
F3 In de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje, volledige hoogte
F2 In de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje, verlaagd
F2X In de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje, verlaagd
R3
Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje, volledig
formaat
R2
Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje, kleiner for-
maat
R2X
Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje, kleiner for-
maat
R1 Tegen de rijrichting in geplaatst babyzitje
L1 Naar links gericht babyzitje (reiswieg)
L2 Naar rechts gericht babyzitje (reiswieg)
B2 Zitkussen
B3 Zitkussen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 81 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
82
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
5-deurs uitvoering (uitvoering met 5 zitplaatsen met tweevoudig wegklap-
bare tweede zitrij)
Zitpositie
Stoelpositienummer
Zonder
aan/uit-
schake-
laar airbag
Met aan/uit-scha-
kelaar airbag
ON OFF
Zitpositie geschikt voor
universeel zitje vastge-
zet met gordel (Ja/Nee)
Ja
Alleen in
de rijrich-
ting
Ja
Alleen in
de rijrich-
ting
Ja Ja Nee Ja
Zitpositie i-Size (Ja/Nee) Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Zitpositie geschikt voor
zijwaarts geplaatst zitje
(L1/L2/Nee)
Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Geschikte bevestiging
voor tegen de rijrichting
in geplaatst zitje (R1/
R2X/R2/R3/Nee)
Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Geschikte bevestiging
voor in de rijrichting
geplaatst zitje (F2X/F2/
F3/Nee)
Nee Nee Nee
F2X,
F2, F3
Nee
F2X,
F2, F3
Geschikte bevestiging
voor zitkussen (B2/B3/
Nee)
Nee Nee Nee B2, B3 Nee B2, B3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 82 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
83
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
ISOfix-baby- of kinderzitjes worden onderverdeeld in verschillende “beves-
tigingen”. Het baby- of kinderzitje kan worden gebruikt voor de zitposities
voor de in de bovenstaande tabel genoemde “bevestigingen”. Raadpleeg
de onderstaande tabel voor het soort “bevestiging”.
Als uw baby- of kinderzitje geen soort “bevestiging” heeft (of wanneer u de
informatie niet in de onderstaande tabel kunt vinden), raadpleeg dan de
“voertuiglijst” van het baby- of kinderzitje voor informatie over de geschikt-
heid of informeer bij de verkoper van uw kinderzitje.
Bevestiging Beschrijving
F3 In de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje, volledige hoogte
F2 In de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje, verlaagd
F2X In de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje, verlaagd
R3
Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje, volledig
formaat
R2
Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje, kleiner for-
maat
R2X
Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje, kleiner for-
maat
R1 Tegen de rijrichting in geplaatst babyzitje
L1 Naar links gericht babyzitje (reiswieg)
L2 Naar rechts gericht babyzitje (reiswieg)
B2 Zitkussen
B3 Zitkussen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 83 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
84
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
5-deurs uitvoering (uitvoering met 5 zitplaatsen met vrij toegankelijke
tweede zitrij)
Zitpositie
Stoelpositienummer
Zonder
aan/uit-
schake-
laar airbag
Met aan/uit-scha-
kelaar airbag
ON OFF
Zitpositie geschikt voor
universeel zitje vastge-
zet met gordel (Ja/Nee)
Ja
Alleen in
de rijrich-
ting
Ja
Alleen in
de rijrich-
ting
Ja Nee Nee Nee
Zitpositie i-Size (Ja/Nee) Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Zitpositie geschikt voor
zijwaarts geplaatst zitje
(L1/L2/Nee)
Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Geschikte bevestiging
voor tegen de rijrichting
in geplaatst zitje (R1/
R2X/R2/R3/Nee)
Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Geschikte bevestiging
voor in de rijrichting
geplaatst zitje (F2X/F2/
F3/Nee)
Nee Nee Nee
F2X,
F2, F3
Nee
F2X,
F2, F3
Geschikte bevestiging
voor zitkussen (B2/B3/
Nee)
Nee Nee Nee B2, B3 Nee B2, B3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 84 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
85
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
ISOfix-baby- of kinderzitjes worden onderverdeeld in verschillende “beves-
tigingen”. Het baby- of kinderzitje kan worden gebruikt voor de zitposities
voor de in de bovenstaande tabel genoemde “bevestigingen”. Raadpleeg
de onderstaande tabel voor het soort “bevestiging”.
Als uw baby- of kinderzitje geen soort “bevestiging” heeft (of wanneer u de
informatie niet in de onderstaande tabel kunt vinden), raadpleeg dan de
“voertuiglijst” van het baby- of kinderzitje voor informatie over de geschikt-
heid of informeer bij de verkoper van uw kinderzitje.
Bevestiging Beschrijving
F3 In de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje, volledige hoogte
F2 In de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje, verlaagd
F2X In de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje, verlaagd
R3
Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje, volledig
formaat
R2
Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje, kleiner for-
maat
R2X
Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje, kleiner for-
maat
R1 Tegen de rijrichting in geplaatst babyzitje
L1 Naar links gericht babyzitje (reiswieg)
L2 Naar rechts gericht babyzitje (reiswieg)
B2 Zitkussen
B3 Zitkussen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 85 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
86
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
5-deurs uitvoering (uitvoering met 7 zitplaatsen)
Zitpositie
Stoelpositienummer
Zonder
aan/uit-
schake-
laar air-
bag
Met aan/uit-
schakelaar air-
bag
ON OFF
Zitpositie geschikt
voor universeel zitje
vastgezet met gor-
del (Ja/Nee)
Ja
Alleen in
de rij-
richting
Ja
Alleen in
de rij-
richting
Ja Nee Nee Nee Nee Nee
Zitpositie i-Size (Ja/
Nee)
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Zitpositie geschikt
voor zijwaarts
geplaatst zitje (L1/
L2/Nee)
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Geschikte bevesti-
ging voor tegen de
rijrichting in
geplaatst zitje (R1/
R2X/R2/R3/Nee)
Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Geschikte bevesti-
ging voor in de rij-
richting geplaatst
zitje (F2X/F2/F3/
Nee)
Nee Nee Nee
F2X,
F2,
F3
Nee
F2X,
F2,
F3
Nee Nee
Geschikte bevesti-
ging voor zitkussen
(B2/B3/Nee)
Nee Nee Nee
B2,
B3
Nee
B2,
B3
Nee Nee
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 86 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
87
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
ISOfix-baby- of kinderzitjes worden onderverdeeld in verschillende “beves-
tigingen”. Het baby- of kinderzitje kan worden gebruikt voor de zitposities
voor de in de bovenstaande tabel genoemde “bevestigingen”. Raadpleeg
de onderstaande tabel voor het soort “bevestiging”.
Als uw baby- of kinderzitje geen soort “bevestiging” heeft (of wanneer u de
informatie niet in de onderstaande tabel kunt vinden), raadpleeg dan de
“voertuiglijst” van het baby- of kinderzitje voor informatie over de geschikt-
heid of informeer bij de verkoper van uw kinderzitje.
Bevestiging Beschrijving
F3 In de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje, volledige hoogte
F2 In de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje, verlaagd
F2X In de rijrichting geplaatst baby- of kinderzitje, verlaagd
R3
Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje, volledig
formaat
R2
Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje, kleiner for-
maat
R2X
Tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje, kleiner for-
maat
R1 Tegen de rijrichting in geplaatst babyzitje
L1 Naar links gericht babyzitje (reiswieg)
L2 Naar rechts gericht babyzitje (reiswieg)
B2 Zitkussen
B3 Zitkussen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 87 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
88
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Tabel m.b.t. geschiktheid en aanbevolen baby- en kinderzitjes
3-deurs uitvoering (uitvoering met 2 zitplaatsen) met 5-deurs uitvoering
(uitvoering met 2 zitplaatsen)
Gewichtsgroe-
pen
Aanbevolen baby- of kinder-
zitje
Zitpositie
Aan/uit-schakelaar airbag
ON OFF
0, 0+
Minder dan
13 kg
G0+, BABY SAFE PLUS (Ja/
Nee)
Nee Ja
G0+ BABY SAFE PLUS met
VEILIGHEIDSGORDELBE-
VESTIGING, BASE PLAT-
FORM (Ja/Nee)
Nee Ja
I
9 - 18 kg DUO PLUS (Ja/Nee)
Ja
Uitsluitend
vastzetten met
gordel
Ja
Uitsluitend
vastzetten met
gordel
II, III
15 - 36 kg
KIDFIX XP SICT (Ja/Nee) Nee Nee
MAXI PLUS (Ja/Nee)
Ja
Uitsluitend
vastzetten met
gordel
Ja
Uitsluitend
vastzetten met
gordel
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 88 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
89
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
De in de tabel genoemde baby- en kinderzitjes zijn mogelijk niet verkrijg-
baar buiten de EU.
Indien bij het plaatsen van een kinderzitje met steunvoet de rugleuning
in de weg zit wanneer u het zitje op de steunvoet wilt bevestigen, zet
dan de rugleuning naar achteren tot er voldoende ruimte is.
Als het schouderbevestigings-
punt van de veiligheidsgordel
zich vóór de gordelgeleider van
het kinderzitje bevindt, ver-
plaatst u de zitting naar voren.
Indien bij het plaatsen van een zitkussen het kind in het baby- of kinder-
zitje erg rechtop zit, zet u de rugleuning in een comfortabelere stand. En
als het schouderbevestigingspunt van de veiligheidsgordel zich vóór de
gordelgeleider van het kinderzitje bevindt, verplaatst u de zitting naar
voren.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 89 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
90
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
3-deurs uitvoering (uitvoering met 5 zitplaatsen)
Auto's met linkse besturing:
Gewichts-
groepen
Aanbevolen baby-
of kinderzitje
Zitpositie
Aan/uit-schakelaar
airbag
ON OFF
0, 0+
Minder
dan
13 kg
G0+, BABY SAFE
PLUS (Ja/Nee)
NeeJaJaJaJa
G0+ BABY SAFE
PLUS met VEI-
LIGHEIDSGOR-
DELBEVESTIGIN
G, BASE PLAT-
FORM (Ja/Nee)
NeeJaJaJaJa
I
9 - 18 kg
DUO PLUS (Ja/
Nee)
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
II, III
15 - 36
kg
KIDFIX XP SICT
(Ja/Nee)
Nee Nee
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
MAXI PLUS (Ja/
Nee)
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 90 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
91
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Auto's met rechtse besturing:
Gewichts-
groepen
Aanbevolen baby-
of kinderzitje
Zitpositie
Aan/uit-schakelaar
airbag
ON OFF
0, 0+
Minder
dan
13 kg
G0+, BABY SAFE
PLUS (Ja/Nee)
NeeJaJaJaJa
G0+ BABY
SAFE PLUS met
VEILIGHEIDSGO
RDEL-
BEVESTIGING,
BASE
PLATFORM
(Ja/Nee)
NeeJaJaJaJa
I
9 - 18 kg
DUO PLUS (Ja/
Nee)
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend vast-
zetten met
gordel
II, III
15 - 36
kg
KIDFIX XP SICT
(Ja/Nee)
Nee Nee Ja
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
MAXI PLUS (Ja/
Nee)
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 91 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
92
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De in de tabel genoemde baby- en kinderzitjes zijn mogelijk niet verkrijg-
baar buiten de EU.
Bij het vastzetten van sommige typen baby- of kinderzitjes op de achter-
stoel kunnen de veiligheidsgordels op de plaatsen naast het zitje mogelijk
niet goed worden gebruikt en komen ze mogelijk in aanraking met het zitje.
Ook kan de werking van de veiligheidsgordel negatief worden beïnvloed.
Draag uw veiligheidsgordel goed aansluitend over uw schouder en laag
over uw heupen. Wanneer dit niet het geval is of wanneer hij in aanraking
komt met het zitje, ga dan ergens anders zitten.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Verstel bij het plaatsen van een baby- of kinderzitje op de achterstoelen
de voorstoel zodanig dat deze niet in aanraking komt met het kind of het
baby- of kinderzitje.
Indien bij het plaatsen van een kinderzitje met steunvoet de rugleuning
in de weg zit wanneer u het zitje op de steunvoet wilt bevestigen, zet
dan de rugleuning naar achteren tot er voldoende ruimte is.
Als het schouderbevestigings-
punt van de veiligheidsgordel
zich vóór de gordelgeleider van
het kinderzitje bevindt, ver-
plaatst u de zitting naar voren.
Indien bij het plaatsen van een zitkussen het kind in het baby- of kinder-
zitje erg rechtop zit, zet u de rugleuning in een comfortabelere stand. En
als het schouderbevestigingspunt van de veiligheidsgordel zich vóór de
gordelgeleider van het kinderzitje bevindt, verplaatst u de zitting naar
voren.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 92 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
93
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
5-deurs uitvoering (uitvoering met 5 zitplaatsen met tweevoudig wegklap-
bare tweede zitrij)
Gewichts-
groepen
Aanbevolen
baby- of kin-
derzitje
Zitpositie
Zonder
aan/uit-
schake-
laar air-
bag
Met aan/uit-
schakelaar air-
bag
ON OFF
0, 0+
Minder dan
13 kg
G0+, BABY
SAFE PLUS
(Ja/Nee)
Nee Nee Ja Ja Ja Ja
G0+ BABY
SAFE PLUS
met VEILIG-
HEIDS-
GORDEL-
BEVESTI-
GING, BASE
PLATFORM
(Ja/Nee)
Nee Nee Ja Ja Ja Ja
I
9 - 18 kg
DUO PLUS
(Ja/Nee)
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
II, III
15 - 36 kg
KIDFIX XP
SICT (Ja/
Nee)
Nee Nee Nee Ja
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
MAXI PLUS
(Ja/Nee)
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 93 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
94
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De in de tabel genoemde baby- en kinderzitjes zijn mogelijk niet verkrijg-
baar buiten de EU.
Bij het vastzetten van sommige typen baby- of kinderzitjes op de achter-
stoel kunnen de veiligheidsgordels op de plaatsen naast het zitje mogelijk
niet goed worden gebruikt en komen ze mogelijk in aanraking met het zitje.
Ook kan de werking van de veiligheidsgordel negatief worden beïnvloed.
Draag uw veiligheidsgordel goed aansluitend over uw schouder en laag
over uw heupen. Wanneer dit niet het geval is of wanneer hij in aanraking
komt met het zitje, ga dan ergens anders zitten.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Verstel bij het plaatsen van een baby- of kinderzitje op de achterstoelen
de voorstoel zodanig dat deze niet in aanraking komt met het kind of het
baby- of kinderzitje.
Indien bij het plaatsen van een kinderzitje met steunvoet de rugleuning
in de weg zit wanneer u het zitje op de steunvoet wilt bevestigen, zet
dan de rugleuning naar achteren tot er voldoende ruimte is.
Als het schouderbevestigings-
punt van de veiligheidsgordel
zich vóór de gordelgeleider van
het kinderzitje bevindt, ver-
plaatst u de zitting naar voren.
Indien bij het plaatsen van een zitkussen het kind in het baby- of kinder-
zitje erg rechtop zit, zet u de rugleuning in een comfortabelere stand. En
als het schouderbevestigingspunt van de veiligheidsgordel zich vóór de
gordelgeleider van het kinderzitje bevindt, verplaatst u de zitting naar
voren.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 94 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
95
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
5-deurs uitvoering (uitvoering met 5 zitplaatsen met vrij toegankelijke
tweede zitrij)
Gewichts-
groepen
Aanbevolen
baby- of kin-
derzitje
Zitpositie
Zonder
aan/uit-
schake-
laar air-
bag
Met aan/uit-
schakelaar air-
bag
ON OFF
0, 0+
Minder dan
13 kg
G0+, BABY
SAFE PLUS
(Ja/Nee)
Nee Nee Ja Ja Ja Ja
G0+ BABY
SAFE PLUS
met
VEILIG-
HEIDS-
GORDEL-
BEVESTI-
GING, BASE
PLATFORM
(Ja/Nee)
Nee Nee Ja Ja Nee Ja
I
9 - 18 kg
DUO PLUS
(Ja/Nee)
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
II, III
15 - 36 kg
KIDFIX XP
SICT (Ja/
Nee)
Nee Nee Nee Ja
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
MAXI PLUS
(Ja/Nee)
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja Nee Ja
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 95 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
96
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De in de tabel genoemde baby- en kinderzitjes zijn mogelijk niet verkrijg-
baar buiten de EU.
Bij het vastzetten van sommige typen baby- of kinderzitjes op de achter-
stoel kunnen de veiligheidsgordels op de plaatsen naast het zitje mogelijk
niet goed worden gebruikt en komen ze mogelijk in aanraking met het zitje.
Ook kan de werking van de veiligheidsgordel negatief worden beïnvloed.
Draag uw veiligheidsgordel goed aansluitend over uw schouder en laag
over uw heupen. Wanneer dit niet het geval is of wanneer hij in aanraking
komt met het zitje, ga dan ergens anders zitten.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Verstel bij het plaatsen van een baby- of kinderzitje op de achterstoelen
de voorstoel zodanig dat deze niet in aanraking komt met het kind of het
baby- of kinderzitje.
Indien bij het plaatsen van een kinderzitje met steunvoet de rugleuning
in de weg zit wanneer u het zitje op de steunvoet wilt bevestigen, zet
dan de rugleuning naar achteren tot er voldoende ruimte is.
Als het schouderbevestigings-
punt van de veiligheidsgordel
zich vóór de gordelgeleider van
het kinderzitje bevindt, ver-
plaatst u de zitting naar voren.
Indien bij het plaatsen van een zitkussen het kind in het baby- of kinder-
zitje erg rechtop zit, zet u de rugleuning in een comfortabelere stand. En
als het schouderbevestigingspunt van de veiligheidsgordel zich vóór de
gordelgeleider van het kinderzitje bevindt, verplaatst u de zitting naar
voren.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 96 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
97
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
5-deurs uitvoering (uitvoering met 7 zitplaatsen)
Gewichts-
groepen
Aanbevolen
baby- of kinder-
zitje
Zitpositie
Zon-
der
aan/
uit-
scha-
kelaar
airbag
Met aan/uit-
schakelaar air-
bag
ON OFF
0, 0+
Minder dan
13 kg
G0+, BABY
SAFE PLUS
(Ja/Nee)
Nee Nee Ja Ja Ja Ja Ja Ja
G0+ BABY
SAFE PLUS
met
VEILIGHEIDS
GORDEL-
BEVESTI-
GING, BASE
PLATFORM
(Ja/Nee)
Nee Nee Ja Ja Nee Ja Nee Nee
I
9 - 18 kg
DUO PLUS
(Ja/Nee)
Ja
Uitslui-
tend
vast-
zetten
met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vast-
zetten
met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vast-
zetten
met
gordel
Ja
Ja
Uitslui-
tend
vast-
zetten
met
gordel
Ja
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vastzet-
ten met
gordel
II, III
15 - 36 kg
KIDFIX XP
SICT (Ja/Nee)
Nee Nee Nee Ja
Ja
Uitslui-
tend
vast-
zetten
met
gordel
Ja
Ja
Uitslui-
tend
vast-
zetten
met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vast-
zetten
met
gordel
MAXI PLUS
(Ja/Nee)
Ja
Uitslui-
tend
vast-
zetten
met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vast-
zetten
met
gordel
Ja
Uitslui-
tend
vast-
zetten
met
gordel
JaNeeJaNeeNee
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 97 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
98
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De in de tabel genoemde baby- en kinderzitjes zijn mogelijk niet verkrijg-
baar buiten de EU.
Bij het vastzetten van sommige typen baby- of kinderzitjes op de achter-
stoel kunnen de veiligheidsgordels op de plaatsen naast het zitje mogelijk
niet goed worden gebruikt en komen ze mogelijk in aanraking met het zitje.
Ook kan de werking van de veiligheidsgordel negatief worden beïnvloed.
Draag uw veiligheidsgordel goed aansluitend over uw schouder en laag
over uw heupen. Wanneer dit niet het geval is of wanneer hij in aanraking
komt met het zitje, ga dan ergens anders zitten.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Verstel bij het plaatsen van een baby- of kinderzitje op de tweede of
derde zitrij de stoel ervoor zodanig dat deze niet in aanraking komt met
het kind of het baby- of kinderzitje.
Indien bij het plaatsen van een kinderzitje met steunvoet de rugleuning
in de weg zit wanneer u het zitje op de steunvoet wilt bevestigen, zet
dan de rugleuning naar achteren tot er voldoende ruimte is.
Als het schouderbevestigings-
punt van de veiligheidsgordel
zich vóór de gordelgeleider van
het kinderzitje bevindt, ver-
plaatst u de zitting naar voren.
Indien bij het plaatsen van een zitkussen het kind in het baby- of kinder-
zitje erg rechtop zit, zet u de rugleuning in een comfortabelere stand. En
als het schouderbevestigingspunt van de veiligheidsgordel zich vóór de
gordelgeleider van het kinderzitje bevindt, verplaatst u de zitting naar
voren.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 98 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
99
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Controleer aan de hand van de bij het baby- of kinderzitje bijgesloten handlei-
ding de plaatsing van het zitje.
Plaatsingsmethode baby- of kinderzitje
Plaatsingsmethode Bladzijde
Bevestiging met veilig-
heidsgordel
Blz. 100
Bevestiging onderste
ISOfix-bevestigings-
punt
Blz. 103
Bevestiging bevesti-
gingspunt bovenste
gordel
Blz. 105
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 99 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
100
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Een baby- of kinderzitje plaatsen met behulp van een veiligheidsgor-
del
Plaats het baby- of kinderzitje aan de hand van de bijgesloten handleiding.
Als het desbetreffende baby- of kinderzitje niet binnen de “universele”
categorie valt (of de benodigde informatie staat niet in de tabel), raadpleeg
dan de “voertuiglijst” van de fabrikant van het baby- of kinderzitje voor de
diverse mogelijke montageposities of doe navraag naar de compatibiliteit
bij de verkoper van het baby- of kinderzitje. (Blz. 67, 68)
Als het plaatsen van een baby- of kinderzitje op de voorpassagiersstoel
onvermijdelijk is, raadpleeg dan Blz. 63 voor het afstellen van de voor-
passagiersstoel.
Klap de rugleuning naar voren. Zet vervolgens de rugleuning zo ver
mogelijk rechtop. (Blz. 247)
Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de plaatsing van
het baby- of kinderzitje hindert. Zet anders de hoofdsteun in de hoogste
stand. (Blz. 265)
Voer de veiligheidsgordel door
het baby- of kinderzitje en steek
de gesp in de gordelsluiting.
Controleer of de gordel niet
gedraaid is. Maak de veilig-
heidsgordel goed vast aan het
baby- of kinderzitje aan de hand
van de bijgesloten handleiding.
Baby- of kinderzitje vastgezet met een veiligheidsgordel
1
2
3-deurs uitvoeringen 5-deurs uitvoeringen
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 100 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
101
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Als uw baby- of kinderzitje niet
is voorzien van een vergrendel-
systeem voor de veiligheidsgor-
del, zet het zitje dan vast met
een blokkeerclip.
Beweeg het baby- of kinderzitje na het plaatsen naar achteren en naar
voren om te controleren of het goed vastzit. (Blz. 102)
Verwijderen van een baby- of kinderzitje dat is vastgezet met een vei-
ligheidsgordel
Druk de ontgrendelknop op de gordelsluiting in en laat de gordel helemaal
oprollen.
Bij het losmaken van de gordelsluiting komt het baby- of kinderzitje mogelijk een
stukje omhoog als gevolg van de terugwerking van de zitting. Maak de gordel-
sluiting los terwijl u het baby- en kinderzitje tegenhoudt.
De veiligheidsgordel rolt automatisch op. Houd de gordel vast, zodat het oprol-
len rustig gebeurt.
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
U moet bij het plaatsen van het zitje mogelijk gebruikmaken van een blokkeerclip. Volg
de aanwijzingen van de fabrikant van het baby- of kinderzitje. Als uw zitje niet over een
blokkeerclip beschikt, kunt u deze kopen bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige:
blokkeerclip voor baby- of kinderzitje
(onderdeelnr. 73119-22010)
5
6
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 101 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
102
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg
hebben.
Laat kinderen niet met de veiligheidsgordel spelen. Als de veiligheidsgordel om de
nek van het kind draait, kan het kind stikken of ernstig letsel oplopen. Als dit
gebeurt en de gordelsluiting niet kan worden losgemaakt, knip de gordel dan door
met een schaar.
Controleer of de gesp goed in de gordelsluiting is vergrendeld en of de veiligheids-
gordel niet gedraaid is.
Beweeg het baby- of kinderzitje naar links en naar rechts en naar voren en naar
achteren om te controleren of het goed is geplaatst.
Verstel de rugleuning niet meer nadat het baby- of kinderzitje is geplaatst.
Controleer als er een zitkussen geplaatst is altijd of de schoudergordel over het
midden van de schouder van het kind loopt. De gordel mag niet langs de nek van
het kind lopen, maar mag ook niet van de schouder van het kind vallen.
Volg bij het plaatsen van een baby- of kinderzitje altijd de gebruiksaanwijzing van
de fabrikant.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 102 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
103
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Onderste ISOfix-bevestigingspunten (ISOfix-baby- of kinderzitje)
De buitenste zitplaatsen op de
tweede zitrij zijn voorzien van
onderste bevestigingspunten.
(Labels geven aan waar de beves-
tigingspunten zich in de stoelen
bevinden.)
Plaatsing met onderste ISOfix-bevestigingspunt (ISOfix-baby- of kin-
derzitje)
Plaats het baby- of kinderzitje aan de hand van de bijgesloten handleiding.
Als het desbetreffende baby- of kinderzitje niet binnen de “universele”
categorie valt (of de benodigde informatie staat niet in de tabel), raadpleeg
dan de “voertuiglijst” van de fabrikant van het baby- of kinderzitje voor de
diverse mogelijke montageposities of doe navraag naar de compatibiliteit
bij de verkoper van het baby- of kinderzitje. (Blz. 67, 68)
Klap de rugleuning naar voren. Zet vervolgens de rugleuning zo ver
mogelijk rechtop. (Blz. 247)
Verwijder indien mogelijk de hoofdsteun indien deze de plaatsing van
het baby- of kinderzitje hindert. Zet anders de hoofdsteun in de hoogste
stand. (Blz. 265)
Baby- of kinderzitje vastgezet met een onderste ISOfix-
bevestigingspunt
1
3-deurs uitvoeringen 5-deurs uitvoeringen
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 103 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
104
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Klap het afdekkapje weg (3-
deurs uitvoeringen en 5-deurs
uitvoeringen met derde elek-
trisch/handmatig verstelbare zit-
rij) en plaats het baby- of
kinderzitje op de stoel.
De stangen bevinden zich in de
opening tussen de zitting en de rug-
leuning.
Beweeg het baby- of kinderzitje na het plaatsen naar achteren en naar
voren om te controleren of het goed vastzit. (Blz. 102)
3
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg
hebben.
Verstel de rugleuning niet meer nadat het baby- of kinderzitje is geplaatst.
Controleer bij het gebruik van de onderste bevestigingspunten of er geen vreemde
voorwerpen rond de bevestigingspunten aanwezig zijn en of de gordel niet klem zit
achter het zitje.
Volg bij het plaatsen van een baby- of kinderzitje altijd de gebruiksaanwijzing van
de fabrikant.
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 104 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
105
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Bevestigingspunten bovenste gordel
Voor de zitplaatsen op de tweede
zitrij zijn bevestigingspunten voor
de bovenste gordel aanwezig.
Gebruik de bevestigingspunten
voor de bovenste gordel bij het
vastmaken van de bovenste gor-
del.
Bovenste gordel vastmaken aan het bevestigingspunt voor de boven-
ste gordel
Plaats het baby- of kinderzitje aan de hand van de bijgesloten handleiding.
Zet de hoofdsteun in de hoogste
stand.
Verwijder indien mogelijk de hoofd-
steun indien deze de plaatsing van
het baby- of kinderzitje of de boven-
ste gordel hindert.
(Blz. 265)
Open het klepje van de bevesti-
gingssteun, zet de haak vast
aan de bevestigingssteun en
trek de bovenste gordel aan.
Controleer of de bovenste gordel
goed vastzit. (Blz. 102)
Wanneer u het baby- of kinderzitje
plaatst terwijl de hoofdsteun
omhoog staat, zorg er dan voor dat
de bovenste gordel onder de hoofd-
steun door loopt.
Met een bevestigingspunt voor de bovenste gordel
Bevestigingspunten
bovenste gordel
Bovenste gordel
1
Haak
Bovenste gordel
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 105 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
106
1-2. Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Als er een baby- of kinderzitje wordt geplaatst
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg
hebben.
Bevestig de bovenste gordel stevig en controleer of de gordel niet gedraaid is.
Bevestig de bovenste gordel uitsluitend aan het bevestigingspunt voor de bovenste
gordel.
Verstel de rugleuning niet meer nadat het baby- of kinderzitje is geplaatst.
Volg bij het plaatsen van een baby- of kinderzitje altijd de gebruiksaanwijzing van
de fabrikant.
Wanneer u het baby- of kinderzitje plaatst terwijl de hoofdsteun omhoog staat, zet
dan, nadat de hoofdsteun omhoog is gezet en het bevestigingspunt voor de boven-
ste gordel vervolgens is vastgemaakt, de hoofdsteun niet in een lagere stand.
OPMERKING
Bevestigingspunten bovenste gordel
Sluit het klepje wanneer het bevestigingspunt niet wordt gebruikt. Wanneer het
klepje open blijft, kan het beschadigd raken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 106 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
107
1
1-3. Noodoproep
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
ERA-GLONASS/EVAK
1, 2, 3
Microfoon
Toets SOS
*
Controlelampjes
*: Deze toets is bestemd voor communi-
catie met de ERA-GLONASS/EVAK-
systeembeheerder.
Andere SOS-toetsen van overige sys-
temen van een auto hebben geen
betrekking op het apparaat en zijn niet
bestemd voor communicatie met de
ERA-GLONASS/EVAK-systeembe-
heerder.
1
: Indien aanwezig
2
: Werkt in regio's waar noodoproepdiensten worden aangeboden. Neem voor meer
informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
3
: De systeemnaam kan per land verschillend zijn.
Het noodoproepapparaat is een apparaat dat in een auto is geplaatst
om (met behulp van GLONASS-signalen [Global Navigation Satellite
System] en GPS-signalen [Global Positioning System]) de locatie en rij-
richting van de auto te bepalen en om ervoor te zorgen dat er bij ver-
keersongevallen en andere incidenten op autowegen in de landen waar
noodoproepdiensten worden aangeboden (niet-aanpasbare) informatie
over de auto wordt verzameld en verzonden. Daarnaast zorgt het appa-
raat via mobiele netwerken (GSM) voor het verzenden en ontvangen
van gesproken communicatie tussen de auto en de ERA-GLONASS/
EVAK-systeembeheerder.
Er zijn automatische noodoproepen (automatische melding van een
aanrijding) en handmatige noodoproepen (door het indrukken van de
toets SOS) mogelijk naar het ERA-GLONASS/EVAK-controlecentrum.
Deze service is verplicht krachtens de technische voorschriften van de
douane-unie.
Systeemonderdelen
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 107 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
108
1-3. Noodoproep
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Automatische noodoproepen
Als een airbag wordt geactiveerd, belt het systeem automatisch het ERA-
GLONASS/EVAK-controlecentrum.
* De medewerker van het controlecen-
trum ontvangt de locatie van de auto, het tijdstip waarop het ongeval
plaatsvond en het VIN van de auto, en probeert de inzittenden van de auto
te spreken om de ernst van de situatie te beoordelen. Als de inzittenden
niet in staat zijn om te communiceren, behandelt de medewerker de
oproep als een noodgeval, neemt hij of zij contact op met de dichtstbij-
zijnde hulpdiensten (112, enz.) en verzoekt hij of zij om assistentie ter
plaatse.
*: In sommige gevallen kan er geen oproep worden verzonden. (Blz. 112)
Handmatige noodoproepen
Druk in een noodsituatie op de toets SOS om het ERA-GLONASS/EVAK-
controlecentrum te bellen.* De medewerker van het controlecentrum zal
de locatie van uw auto bepalen, de situatie beoordelen en de benodigde
hulpdiensten sturen.
Als u per ongeluk op de toets SOS hebt gedrukt, zeg dan tegen de medewerker
dat er geen sprake is van een noodgeval.
*: In sommige gevallen kan er geen oproep worden verzonden. (Blz. 112)
Noodoproepdiensten
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 108 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
109
1-3. Noodoproep
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Wanneer het contact AAN wordt gezet, gaat het rode controlelampje gedu-
rende 10 seconden branden en gaat vervolgens het groene controlelampje
branden om aan te geven dat het systeem is ingeschakeld. De controlelamp-
jes geven het volgende aan:
Als het groene controlelampje gaat branden en blijft branden, is het sys-
teem ingeschakeld.
Als het groene controlelampje tweemaal per seconde knippert, wordt er
een automatische of handmatige noodoproep gedaan.
Als er geen controlelampjes branden, is het systeem niet ingeschakeld.
Als het rode controlelampje brandt op een ander moment dan direct na het
AAN zetten van het contact, is er mogelijk een storing in het systeem aan-
wezig of is de back-upbatterij mogelijk leeg.
Als het rode controlelampje gedurende ongeveer 30 seconden knippert tij-
dens een noodoproep, is de verbinding verbroken of is het signaal van het
mobiele netwerk te zwak.
De levensduur van de back-upbatterij is hooguit 3 jaar.
Het apparaat is voorzien van een testmodus om de werking van het noodop-
roepsysteem te testen. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige om het apparaat te testen.
Controlelampjes
Testmodus apparaat
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 109 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
110
1-3. Noodoproep
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Verklaring voor ERA-GLONASS/EVAK
Voor auto's die in Wit-Rusland zijn verkocht
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 110 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
111
1-3. Noodoproep
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 111 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
112
1-3. Noodoproep
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Wanneer er mogelijk geen noodoproep wordt verstuurd
In de volgende situaties kunnen mogelijk geen noodoproepen worden gedaan.
Neem in dergelijke gevallen op een andere wijze contact op met hulpdiensten (112,
enz.).
Zelfs als de auto zich in het ontvangstgebied van de mobiele telefoon bevindt,
kan het moeilijk zijn om contact te leggen met het ERA-GLONASS/EVAK-con-
trolecentrum als de ontvangst slecht is of de lijn bezet is. In dergelijke gevallen
krijgt u mogelijk geen contact met het ERA-GLONASS/EVAK-controlecentrum
en kunt u dus geen noodoproepen doen en kunnen hulpdiensten niet worden
ingeschakeld, ook al probeert het systeem verbinding te maken met het ERA-
GLONASS/EVAK-controlecentrum.
Wanneer de auto zich buiten het dekkingsgebied van het mobiele-telefoonnet-
werk bevindt, kunnen er geen noodoproepen worden verzonden.
Wanneer er een storing aanwezig is in de bijbehorende apparatuur (zoals het
paneel van de toets SOS, de controlelampjes, microfoon, luidspreker, DCM,
antenne of op de apparatuur aangesloten bedrading) of deze beschadigd of
kapot is, kan er geen noodoproep worden geplaatst.
Tijdens een noodoproep doet het systeem herhaaldelijk een poging om contact
op te nemen met het ERA-GLONASS/EVAK-controlecentrum. Als er echter als
gevolg van een slechte ontvangst geen contact kan worden gelegd met het
ERA-GLONASS/EVAK-controlecentrum, kan het systeem mogelijk geen contact
maken met het mobiele netwerk en wordt de noodoproep beëindigd zonder dat
er verbinding is gemaakt. Het rode controlelampje knippert gedurende ongeveer
30 seconden om aan te geven dat de verbinding is verbroken.
Het apparaat werkt mogelijk niet wanneer er een kracht op wordt uitgeoefend.
Als de spanning van de accu afneemt of als de accu is losgenomen, kan het sys-
teem mogelijk geen verbinding maken met het ERA-GLONASS/EVAK-controlecen-
trum.
Als het noodoproepsysteem wordt vervangen door een nieuw exemplaar
Het noodoproepsysteem moet worden geregistreerd. Neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 112 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
113
1-3. Noodoproep
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
WAARSCHUWING
Voor uw veiligheid
Rijd voorzichtig.
De functie van dit systeem is om u te helpen bij het plaatsen van een noodoproep
bij ongevallen, zoals een verkeersongeval of een plotseling medisch noodgeval.
Het systeem biedt de bestuurder en de passagiers op geen enkele wijze bescher-
ming. Rijd voorzichtig en doe voor uw veiligheid altijd uw veiligheidsgordel om.
Geef bij noodgevallen uw leven en de levens van anderen topprioriteit.
Wanneer u een branderige lucht of anderszins een vreemde lucht ruikt, verlaat dan
de auto en zoek onmiddellijk een veilige plek op.
Het systeem signaleert schokken, waardoor de automatische meldingen mogelijk
niet altijd overeenkomen met de werking van het airbagsysteem. (Als de auto van
achteren wordt aangereden, enz.)
Plaats om veiligheidsredenen geen noodoproep tijdens het rijden.
Wanneer u tijdens het rijden belt, kan het zijn dat u het stuurwiel niet goed kunt
bedienen, waardoor er een ongeval kan ontstaan.
Breng de auto tot stilstand en controleer of de omgeving veilig is alvorens een
noodoproep te plaatsen.
Vervang zekeringen altijd door de voorgeschreven zekeringen. Als u andere zeke-
ringen gebruikt, kan er kortsluiting in het circuit optreden en kan er brand ontstaan.
Wanneer u het systeem gebruikt terwijl er rook is of sprake is van een ongewone
geur, kan er brand ontstaan. Stop onmiddellijk met het gebruik van het systeem en
neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
OPMERKING
Voorkomen van schade
Voorkom dat er vloeistof op het paneel van de toets SOS, enz. komt en sla er niet
tegenaan.
In geval van een storing in het paneel van de toets SOS, de luidspreker of de
microfoon tijdens een noodoproep of een handmatige onderhoudscontrole
Het is wellicht niet mogelijk om noodoproepen te doen, de systeemstatus te bevesti-
gen of te communiceren met de medewerker van het ERA-GLONASS/EVAK-contro-
lecentrum. Als de apparatuur beschadigd is, neem dan contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 113 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
114
1-4. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Startblokkering
Auto's zonder Smart entry-systeem
en startknop
Het controlelampje gaat knipperen als
de sleutel uit het contactslot is verwij-
derd, om aan te geven dat het sys-
teem is ingeschakeld.
Het controlelampje stopt met knippe-
ren als de geregistreerde sleutel in
het contactslot is gestoken om aan te
geven dat het systeem is uitgescha-
keld.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het controlelampje knippert nadat het contact UIT is gezet om aan te geven
dat het systeem in werking is.
Het controlelampje houdt op met knipperen als het contact in stand ACC of
AAN is gezet om aan te geven dat het systeem is uitgeschakeld.
Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een onderhoudsvrije startblokkering.
Omstandigheden waardoor het systeem mogelijk niet goed werkt
Als de greep van de sleutel tegen een metalen voorwerp wordt gehouden
Als de sleutel dicht bij of tegen een sleutel met ingebouwde transponderchip van een
andere auto wordt gehouden
De sleutels van de auto zijn uitgerust met ingebouwde transponder-
chips die voorkomen dat de motor gestart kan worden met een sleutel
die niet in een eerder stadium geregistreerd is in de boordcomputer
van de auto.
Laat de sleutels nooit in de auto achter als u de auto verlaat.
Dit systeem is ontworpen om autodiefstal te voorkomen, maar absolute
beveiliging tegen elke vorm van diefstal kan niet worden gegarandeerd.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 114 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
115
1-4. Antidiefstalsysteem
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Verklaring voor de startblokkering (auto's zonder Smart entry-systeem en start-
knop)
Voor auto's die in Oekraïne zijn verkocht
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 115 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
116
1-4. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Verklaring voor de startblokkering (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 116 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
117
1-4. Antidiefstalsysteem
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 117 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
118
1-4. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 118 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
119
1-4. Antidiefstalsysteem
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 119 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
120
1-4. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 120 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
121
1-4. Antidiefstalsysteem
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 121 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
122
1-4. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 122 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
123
1-4. Antidiefstalsysteem
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 123 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
124
1-4. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 124 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
125
1-4. Antidiefstalsysteem
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 125 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
126
1-4. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voor auto's die in Oekraïne zijn verkocht
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed werkt
Verander of verwijder het systeem niet. Na veranderen of verwijderen kan de juiste
werking van het systeem niet worden gegarandeerd.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 126 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
127
1
1-4. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Supervergrendeling
Auto's die met dit systeem zijn uitge-
rust, zijn voorzien van labels op de
ruiten van de beide voorportieren.
Zet het contact UIT, laat alle inzittenden de auto verlaten en controleer of alle
portieren gesloten zijn.
Bij gebruik van de instapfunctie (auto's met Smart entry-systeem en start-
knop):
Raak binnen 5 seconden tweemaal het sensorgebied van de buitenportier-
greep van het voorportier aan.
Met de afstandsbediening:
Druk tweemaal binnen 5 seconden op .
Gebruik van de instapfunctie (auto's met Smart entry-systeem en startknop):
Houd de buitenportiergreep aan de bestuurderszijde vast.
Bij gebruik van de afstandsbediening: Druk op .
: Indien aanwezig
Toegang door onbevoegden wordt voorkomen door het ontgrendelen
van de portieren zowel van buitenaf als van binnenuit onmogelijk te
maken.
Inschakelen van de supervergrendeling
Uitschakelen van de supervergrendeling
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen voor de supervergrendeling
Schakel de supervergrendeling nooit in als er zich nog personen in de auto bevin-
den, omdat de portieren dan niet van binnenuit kunnen worden geopend.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 127 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
128
1-4. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Alarm
Met licht en geluid worden alarmsignalen gegeven wanneer er een inbraak-
poging wordt gedetecteerd.
Wanneer het alarmsysteem is ingeschakeld, wordt het alarm onder de vol-
gende omstandigheden geactiveerd:
Een vergrendeld portier of een vergrendelde achterruit (indien aanwezig)
wordt op een andere manier ontgrendeld of geopend dan met de instap-
functie of de afstandsbediening. (De portieren zullen automatisch opnieuw
worden vergrendeld.)
Als de motorkap wordt geopend.
De inbraaksensor signaleert een beweging in de auto. (Iemand dringt de
auto binnen.) (indien aanwezig)
De hellingsensor signaleert een verandering in de hoek van de auto ten
opzichte van het wegdek. (indien aanwezig)
De achterzijruiten (5-deurs uitvoeringen) of de achterruit wordt ingeslagen.
(indien aanwezig)
Sluit de portieren, de achterruit
(indien aanwezig) en de motorkap en
vergrendel alle portieren met de
instapfunctie of de afstandsbediening.
Na 30 seconden wordt het systeem
automatisch ingeschakeld.
Het systeem is ingeschakeld zodra het
controlelampje niet meer constant
brandt maar knippert.
: Indien aanwezig
Het alarm
Inschakelen van het alarmsysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 128 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
129
1-4. Antidiefstalsysteem
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
Het alarm kan op een van de volgende manieren worden gedeactiveerd.
Ontgrendel de portieren met de instapfunctie of de afstandsbediening.
Start de motor. (Het alarm wordt na enkele seconden gedeactiveerd of uit-
geschakeld.)
Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een onderhoudsvrij alarmsysteem.
Zaken die gecontroleerd moeten worden alvorens de auto te vergrendelen
Controleer onderstaande zaken om ongewild activeren van het alarm en diefstal te
voorkomen.
Er is niemand in de auto.
De ruiten en het schuifdak (indien aanwezig) zijn gesloten voordat het alarm wordt
ingeschakeld.
Er zijn geen waardevolle spullen of persoonlijke zaken in de auto achtergebleven.
Activeren van het alarm
Het alarm kan in de volgende situaties geactiveerd worden:
(Door het stopzetten van het alarm wordt het systeem gedeactiveerd.)
Deactiveren of uitschakelen van het alarm
De portieren worden ontgrendeld met de
mechanische sleutel.
Iemand in de auto opent een portier of de
motorkap.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 129 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
130
1-4. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Door alarmsysteem bediende portiervergrendeling
In de volgende gevallen worden, afhankelijk van de situatie, de portieren automatisch
vergrendeld om potentiële indringers buiten de auto te houden:
Wanneer een in de auto achtergebleven persoon het portier ontgrendelt en het alarm
wordt geactiveerd.
Terwijl het alarm is geactiveerd, ontgrendelt een in de auto achtergebleven persoon
het portier.
Bij het bijladen of vervangen van de accu.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Het alarm kan zo worden ingesteld, dat het wordt uitgeschakeld wanneer de mechani-
sche sleutel wordt gebruikt om de auto te ontgrendelen.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 844)
De accu wordt opgeladen of vervangen ter-
wijl de auto is vergrendeld. (Blz. 803)
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed werkt
Verander of verwijder het systeem niet. Na veranderen of verwijderen kan de juiste
werking van het systeem niet worden gegarandeerd.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 130 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
131
1-4. Antidiefstalsysteem
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
De inbraaksensor signaleert indringers of een beweging in de auto.
De hellingsensor signaleert een verandering van de hoek van de auto ten
opzichte van het wegdek, die bijvoorbeeld ontstaat als de auto wegge-
sleept wordt.
Dit systeem is ontworpen om diefstal te voorkomen, maar een optimale
beveiliging tegen elke vorm van inbraak kan niet worden gegarandeerd.
De inbraaksensor en hellingsensor instellen
Als het alarm wordt ingeschakeld, worden de inbraaksensor en de helling-
sensor automatisch ingesteld. (Blz. 128)
De inbraaksensor en de hellingsensor uitschakelen
Als u huisdieren of bewegende voorwerpen in de auto achterlaat, moet u
ervoor zorgen dat u de inbraaksensor en de hellingsensor uitschakelt voor-
dat u het alarm instelt, omdat deze sensoren reageren op bewegingen bin-
nen in de auto.
Zet het contact UIT.
Druk op de uitschakeltoets van
de inbraaksensor en hellingsen-
sor.
Als het systeem is uitgeschakeld,
knippert het controlelampje snel.
Inbraaksensor en hellingsensor (indien aanwezig)
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 131 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
132
1-4. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Uitschakelen en automatisch weer inschakelen van de inbraaksensor en helling-
sensor (indien aanwezig)
Het alarm wordt ingeschakeld zelfs wanneer de inbraaksensor en de hellingsensor
zijn uitgeschakeld.
Druk op de startknop of ontgrendel de portieren met de instapfunctie of de afstands-
bediening om de inbraak- en hellingsensor opnieuw in te schakelen.
De inbraaksensor en de hellingsensor zullen automatisch weer worden ingeschakeld
wanneer het alarmsysteem gedeactiveerd wordt.
Informatie over de hellingsensor (indien aanwezig)
De sensor activeert in de volgende gevallen mogelijk het alarm:
Het bewegen van mensen buiten de auto
Er bevinden zich nog personen of huisdieren
in de auto.
Een ruit of het schuifdak (indien aanwezig) is
open.
In dit geval registreert de sensor mogelijk het
volgende:
Wind of beweging van voorwerpen, zoals
bladeren en insecten, in de auto
Ultrasoongolven van apparaten, zoals de
inbraaksensoren van andere auto's
Er bevinden zich onstabiele voorwerpen,
zoals loshangende accessoires of kleding
aan kledinghaakjes, in de auto.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 132 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
133
1-4. Antidiefstalsysteem
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheid en beveiliging
De auto staat in een wasstraat of een hogedruk-wasinstallatie.
De auto is blootgesteld aan schokken die het gevolg zijn van hagel, onweer of
andere van buitenaf komende herhaalde schokken of trillingen.
Informatie over de hellingsensor (indien aanwezig)
De sensor activeert in de volgende gevallen mogelijk het alarm:
De auto wordt vervoerd per boot, aanhangwagen, trein, enz.
De auto staat geparkeerd in een parkeergarage.
De auto bevindt zich in een wasstraat waarin de auto verplaatst wordt.
Een van de banden verliest zijn spanning.
De auto wordt opgekrikt.
Er doet zich een aardbeving of wegverzakking voor.
Er wordt bagage op het imperiaal geladen of er vanaf gehaald.
De auto is geparkeerd op een plek waar
extreme trillingen of geluiden optreden, zoals
in een parkeergarage.
Er wordt ijs of sneeuw van de auto verwij-
derd, waardoor de auto herhaaldelijk wordt
blootgesteld aan schokken of trillingen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 133 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
134
1-4. Antidiefstalsysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
OPMERKING
Om de inbraaksensor goed te laten functioneren (indien aanwezig)
Als u andere accessoires installeert dan originele Toyota-onderdelen of wanneer u
voorwerpen achterlaat tussen de bestuurdersstoel en de stoel van de voorpassa-
gier, werkt de inbraaksensor mogelijk minder goed.
Het systeem reageert op beweging binnenin de auto, dus mogelijk reageert het ook
op kleine insecten, zoals motvlinders of vliegen.
Wanneer de elektronische sleutel zich in de buurt van de auto bevindt, stopt moge-
lijk de werking van de inbraaksensor.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 134 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
135
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
2. Instrumentenpaneel
Waarschuwingslampjes en
controlelampjes..................... 136
Meters en tellers...................... 145
Multi-informatiedisplay
(type A) ................................. 149
Multi-informatiedisplay
(type B) ................................. 153
Informatie over
brandstofverbruik.................. 165
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 135 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
136
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Waarschuwingslampjes en controlelampjes
Auto's met multi-informatiedisplay type A
De waarschuwingslampjes en controlelampjes op het instrumentenpa-
neel en centrale paneel informeren de bestuurder over de status van de
diverse systemen in de auto.
Om de functie van alle lampjes uit te leggen, zijn in de volgende afbeel-
ding alle waarschuwingslampjes en controlelampjes brandend afge-
beeld.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 136 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
137
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Auto's met multi-informatiedisplay type B
De eenheden op de snelheidsmeter en enkele controlelampjes kunnen,
afhankelijk van het beoogde land van aflevering, afwijken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 137 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
138
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Waarschuwingslampjes informeren de bestuurder over storingen in de aan-
gegeven systemen van de auto.
Waarschuwingslampjes
*
1
(indien
aanwezig)
Centraal waarschuwings-
lampje (Blz. 740)
*
1
Controlelampje Traction
Control (Blz. 738)
*
1
Waarschuwingslampje
remsysteem (Blz. 736)
Waarschuwingslampje
open portier/achterdeur
(Blz. 739)
*
1
Laadstroomcontrolelampje
(Blz. 736)
Controlelampje
bestuurders- en
voorpassagiersgordel
(Blz. 740)
*
1
Motorcontrolelampje
(Blz. 737)
Waarschuwingslampje laag
brandstofniveau
(Blz. 740)
*
1, 2
Waarschuwingslampje
lage oliedruk (Blz. 736)
*
1
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
laag motoroliepeil
(Blz. 740)
*
2
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
hoge
koelvloeistoftemperatuur
(Blz. 736)
*
1, 3
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
temperatuur
automatische-transmissie-
vloeistof (Blz. 739)
*
1
Waarschuwingslampje
SRS
(Blz. 737)
*
1
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
KDSS (Blz. 739)
*
1
Waarschuwingslampje
ABS
(Blz. 737)
*
1
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
brandstofsysteem
(Blz. 739)
*
1
Waarschuwingslampje
stuurbekrachtiging
(Blz. 737)
*
1
(Knippert
of brandt)
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
PCS
(Blz. 738)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 138 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
139
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
*
1, 4
(indien
aanwezig)
Controlelampje Toyota
Parking Assist-sensor
(Blz. 741)
(groen)
(indien
aanwezig)
Controlelampje Smart
entry-systeem
met startknop
(Blz. 744)
*
1
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
led-koplamp (Blz. 741)
(geel)
(indien
aanwezig)
Controlelampje Smart
entry-systeem met start-
knop
(Blz. 744)
*
1
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
lage bandenspanning
(Blz. 741)
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje laag
AdBlue™-niveau
(Blz. 739)
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
laag ruitensproeierniveau
(Blz. 741)
*
1
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
roetfiltersysteem
(Blz. 742)
*
1
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
automatische verticale
koplampverstelling
(Blz. 741)
Waarschuwingslampje par-
keerrem (Blz. 742)
*
1, 3
(indien
aanwezig)
Controlelampje uitgescha-
keld Stop & Start-systeem
(Blz. 740)
*
1, 2
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje
Brake Override-systeem/
wegrijregeling (Blz. 742)
*
2
(oranje)
(indien
aanwezig)
Controlelampje LDA
(Blz. 742)
(indien
aanwezig)
Servicewaarschuwings-
lampje
(Blz. 746)
(geel)
(indien
aanwezig)
Controlelampje cruise con-
trol
(Blz. 738)
(indien
aanwezig)
Controlelampje motorolie
verversen (Blz. 746)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 139 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
140
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
*
1
: Deze lampjes gaan branden als het contact AAN wordt gezet om aan te geven dat
er een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze doven nadat de motor is aangeslagen
of nadat er enkele seconden verstreken zijn. Er kan een storing in een systeem
aanwezig zijn als een lampje niet gaat branden of niet uitgaat. Laat de auto nakij-
ken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
*
2
: Auto's met multi-informatiedisplay type B: dit lampje brandt op het multi-informatie-
display.
*
3
: Het lampje knippert om een storing aan te geven.
*
4
: Dit lampje brandt in het centrale paneel.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 140 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
141
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De controlelampjes informeren de bestuurder over de bedrijfsstatus van de
verschillende systemen van de auto.
Controlelampjes
Controlelampje richtingaan-
wijzers
(Blz. 341)
*
2
(indien
aanwezig)
Controlelampje Dynamic
Radar Cruise
Control
(Blz. 427)
Controlelampje
grootlicht (Blz. 351)
*
2
(indien
aanwezig)
Controlelampje cruise
control SET (Blz. 427,
444)
(indien
aanwezig)
Controlelampje Automatic
High Beam-systeem
(Blz. 364)
*
1
Controlelampje Traction
Control (Blz. 472)
Controlelampje achterlicht
(Blz. 349)
*
1, 3
Controlelampje VSC OFF
(Blz. 473)
(indien
aanwezig)
Controlelampje mistlampen
voor
(Blz. 369)
*
1, 3
Controlelampje TRC OFF
(Blz. 473)
Controlelampje mistachter-
licht
(Blz. 369)
(dieselmo-
tor)
Controlelampje
voorgloeien (Blz. 320)
*
1
(indien
aanwezig)
ECO-controlelampje
(Blz. 152, 162)
*
1, 4
(indien
aanwezig)
Controlelampjes
AIRBAG OFF (Blz. 58)
*
1
(indien
aanwezig)
Schakeladviesindicator
(Blz. 338)
(automati-
sche trans-
missie)
Controlelampje 2nd start
automatische transmissie
(Blz. 331)
*
2
(groen)
(indien
aanwezig)
Controlelampje cruise con-
trol
(Blz. 427, 444)
*
5
Controlelampje lage gea-
ring
bij vierwielaandrijving
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 141 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
142
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
*
5
Controlelampje
middendifferentieelsper
*
1, 5
(indien
aanwezig)
Controlelampje Downhill
Assist
Control
*
5
(indien
aanwezig)
Controlelampje
achterdifferentieelsper
*
2, 5
(indien
aanwezig)
Crawl Control-controle-
lampje
*
1, 4
(indien
aanwezig)
Controlelampje Toyota
Parking Assist-sensor
(Blz. 462)
*
2, 5
(indien
aanwezig)
Multi-terrain Select-indicator
*
1, 3
(indien
aanwezig)
Waarschuwingslampje PCS
(Blz. 399)
*
2, 5
(indien
aanwezig)
Controlelampje MTS AUTO
*
6, 7
(indien
aanwezig)
BSM-indicatoren
(Blind Spot
Monitor) in de buitenspie-
gels (Blz. 477)
*
2
(indien
aanwezig)
Controlelampje ECO-
modus (Blz. 458)
(indien
aanwezig)
BSM-indicator
(Blind Spot Monitor)
(Blz. 477)
*
2
(indien
aanwezig)
Controlelampje modus
SPORT (Blz. 458)
*
1
(indien
aanwezig)
Controlelampje Stop &
Start-systeem (Blz. 448)
*
2
(indien
aanwezig)
Controlelampje modus
SPORT S (Blz. 458)
*
1
(indien
aanwezig)
Controlelampje uitgescha-
keld Stop & Start-systeem
(Blz. 449)
*
2
(indien
aanwezig)
Controlelampje modus
SPORT S+ (Blz. 458)
*
2, 8
(indien
aanwezig)
Controlelampje LDA
(Blz. 410)
*
2
(indien
aanwezig)
Controlelampje modus
COMFORT (Blz. 458)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 142 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
143
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
*
1
: Deze lampjes gaan branden wanneer het contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt uitgevoerd. Ze doven nadat de motor is
aangeslagen of nadat er enkele seconden verstreken zijn. Er kan een storing in een
systeem aanwezig zijn als een lampje niet gaat branden of niet dooft. Laat de auto
nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
*
2
: Auto's met multi-informatiedisplay type B: dit lampje brandt op het multi-informatie-
display.
*
3
: Het lampje gaat branden wanneer het systeem wordt uitgeschakeld.
*
4
: Dit lampje brandt in het centrale paneel.
*
5
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
*
6
: Om aan te geven dat het systeem werkt, gaan de BSM-indicatoren in de buiten-
spiegels in de volgende situaties branden:
Wanneer het contact AAN wordt gezet terwijl het systeem is ingeschakeld.
Wanneer het systeem is ingeschakeld terwijl het contact AAN staat.
Wanneer het systeem correct werkt, gaan de BSM-indicatoren in de buitenspiegels
na enkele seconden uit.
Wanneer de BSM-indicatoren in de buitenspiegels niet gaan branden of niet uit-
gaan, kan er een storing in het systeem aanwezig zijn. Laat, als dit gebeurt, de auto
nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
*
7
: Dit lampje gaat branden in de buitenspiegels.
*
8
: Afhankelijk van de bedrijfsconditie wijzigen de kleur en de manier waarop het con-
trolelampje brandt/knippert.
*
2
(indien
aanwezig)
Controlelampje Smart
entry-systeem met start-
knop (Blz. 320)
*
2
(indien
aanwezig)
Controlelampje waarschu-
wing voor gladheid
(Blz. 151)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 143 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
144
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
ECO-controlelampje (auto's met automatische transmissie)
De selectiehendel staat in een andere stand dan D.
De paddle shift-schakelaar (indien aanwezig) wordt bediend.
De stand voor wegrijden in de tweede versnelling is ingeschakeld. (Blz. 331)
Auto's met rijmodusselectieschakelaar: de sportmodus is ingeschakeld. (Blz. 458)
De rijsnelheid is 130 km/h of hoger.
Auto's met Crawl Control-systeem: het Crawl Control-systeem is in werking.
*
*
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
Tijdens milieuvriendelijk accelereren (ECO-rij-
den) gaat het ECO-controlelampje branden.
Wanneer de acceleratie de bovengrens van de
ECO-zone overschrijdt (Blz. 152, 162) of
wanneer de auto tot stilstand komt, gaat het
lampje uit.
In de volgende gevallen werkt het ECO-contro-
lelampje niet:
WAARSCHUWING
Als een waarschuwingslampje van een veiligheidssysteem niet gaat branden
Als een lampje van een veiligheidssysteem zoals de waarschuwingslampjes ABS/
Multi-terrain ABS en SRS niet gaan branden als u de motor start, kan dat betekenen
dat deze systemen niet beschikbaar zijn om u te beschermen in geval van een onge-
val, waardoor ernstig letsel zou kunnen ontstaan. Laat, als dit gebeurt, de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 144 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
145
2
2. Instrumentenpaneel
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Meters en tellers
Auto's met multi-informatiedisplay type A
Auto's met multi-informatiedisplay type B
De eenheden die op de snelheidsmeter zijn aangegeven, kunnen per regio
verschillen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 145 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
146
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur weer
Multi-informatiedisplay
Geeft de bestuurder allerlei gegevens met betrekking tot het rijden
(Blz. 149, 153)
Brandstofmeter
Geeft aan hoeveel brandstof er nog in de tank aanwezig is
Snelheidsmeter
Geeft de rijsnelheid weer
Weergave kilometerteller en dagteller
Blz. 147
Schakelstand en schakelbereik
*
Geeft de geselecteerde schakelstand of het geselecteerde schakelbereik
weer
(Blz. 330)
Toerenteller
Geeft het motortoerental aan in omwentelingen per minuut
Toets ODO/TRIP
Blz. 147, 150
*: Alleen auto's met automatische transmissie
1
2
3
4
5
6
7
8
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 146 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
147
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Auto's met multi-informatiedisplay type A
Blz. 149
Auto's met multi-informatiedisplay type B
Onderwerpen die worden weergegeven
Kilometerteller
Geeft de totale afstand weer die met de auto gereden is.
Dagteller A/dagteller B
Geeft de afstand weer die met de auto gereden is sinds de teller de laat-
ste keer op nul is gezet. Dagteller A en B kunnen onafhankelijk van
elkaar worden gebruikt en verschillende afstanden weergeven.
Afstand tot de motorolie moet worden ververst (indien aanwezig)
Geeft de afstand weer die nog met de auto kan worden gereden tot de
motorolie moet worden ververst.
Wijzigen van de weergave
Het onderwerp verandert iedere
keer dat op de toets ODO/TRIP
wordt gedrukt. Als de dagteller
wordt weergegeven, wordt deze
gereset als de knop ingedrukt
wordt gehouden.
Pop-updisplay (indien aanwezig)
De afstand tot de motorolie moet worden ververst wordt weergegeven
wanneer er een waarschuwingsmelding wordt weergegeven dat de olie
binnenkort moet worden ververst.
Weergave kilometerteller en dagteller
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 147 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
148
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De helderheid van de verlichting van het instrumentenpaneel kan worden
aangepast door aan de knop te draaien.
Donkerder
Helderder
Tellers en display worden verlicht als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
De intensiteit van de verlichting van het instrumentenpaneel
Auto's met multi-informatiedisplay type A
Als de lichtschakelaar AAN wordt gezet, wordt de helderheid iets minder.
Auto's met multi-informatiedisplay type B
Als de lichtschakelaar AAN wordt gezet, wordt de helderheid iets minder, tenzij de stel-
knop helemaal naar rechts is gedraaid.
Regeling verlichting instrumentenpaneel
1
2
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de motor en onderdelen ervan
Laat de naald van de toerenteller niet in het rode gebied komen dat het maximum-
toerental aangeeft.
Als de naald van de koelvloeistoftemperatuurmeter in het rode gebied (H) staat,
kan de motor oververhit zijn. Breng in dat geval de auto zo snel mogelijk op een
veilige plaats tot stilstand en controleer de motor nadat deze volledig is afgekoeld.
(Blz. 806)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 148 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
149
2
2. Instrumentenpaneel
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Multi-informatiedisplay (type A)
Het multi-informatiedisplay verschaft de bestuurder uiteenlopende rijgerela-
teerde informatie, inclusief de actuele buitentemperatuur.
Weergave buitentemperatuur (Blz. 151)
Ritinformatie (Blz. 150)
Weergave schakelstand en schakelbereik (indien aanwezig) (Blz. 330)
ECO-indicator (indien aanwezig) (Blz. 152)
: Indien aanwezig
Informatie op display
Automatische
transmissie
Handgeschakelde
transmissie
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 149 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
150
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Druk op de toets ODO/TRIP om de
gewenste weergave te kiezen.
Kilometerteller
Geeft de totale afstand weer die met de auto gereden is.
Dagteller A en B
Geven de afstand weer die met de auto gereden is sinds de tellers de laat-
ste keer op nul zijn gezet. Dagteller A en B kunnen onafhankelijk van
elkaar worden gebruikt en verschillende afstanden weergeven.
Houd de knop ingedrukt om te resetten.
Status roetdeeltjes roetfilter (indien aanwezig)
Geeft de hoeveelheid opgehoopte roetdeeltjes in het roetfiltersysteem
weer.
(Blz. 343)
Afstand tot de motorolie moet worden ververst (indien aanwezig)
Geeft de afstand weer die nog met de auto kan worden gereden tot de
motorolie moet worden ververst.
Actieradius
Geeft de geschatte maximale afstand aan die nog met de in de tank aan-
wezige brandstof kan worden gereden.
Wanneer er nog maar weinig brandstof in de tank aanwezig is, wordt “----” weer-
gegeven. Vul de brandstoftank.
Deze afstand wordt berekend op basis van het gemiddelde brandstofverbruik.
Hierdoor kan de werkelijke afstand die nog kan worden gereden, afwijken van
de weergegeven afstand.
Als er een kleine hoeveelheid brandstof wordt getankt, wordt de weergave
mogelijk niet bijgewerkt.
Zet bij het tanken het contact UIT. Als brandstof wordt getankt terwijl het contact
niet UIT staat, wordt het display mogelijk niet bijgewerkt.
Wijzigen van de weergave op het display
Ritinformatie
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 150 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
151
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Actueel brandstofverbruik
Geeft het actuele brandstofverbruik aan
ECO-indicator*
Blz. 152
Gemiddeld brandstofverbruik
Geeft het gemiddelde brandstofverbruik weer sinds de functie is gereset.
De functie kan worden gereset door de knop ODO/TRIP langer dan een
seconde in te drukken als het gemiddelde brandstofverbruik wordt weergege-
ven.
Het weergegeven gemiddelde brandstofverbruik is een globale waarde.
Gemiddelde rijsnelheid
Weergave van de gemiddelde rijsnelheid sinds het starten van de motor of
het resetten van de functie
De functie kan worden gereset door de knop ODO/TRIP langer dan een
seconde in te drukken als de gemiddelde rijsnelheid wordt weergegeven.
Weergave buitentemperatuur
Geeft de buitentemperatuur weer
Het temperatuurbereik dat kan worden weergegeven, loopt van -40C tot
50C.
Wanneer de buitentemperatuur tot onder 3C daalt, knippert het getal 10
keer.
Instellingsscherm ECO-controlelampje*
Het ECO-controlelampje kan worden in- en uitgeschakeld.
Door de toets ODO/TRIP gedu-
rende ten minste 5 seconden
ingedrukt te houden terwijl de
kilometerteller wordt weergege-
ven, kunt u naar het display voor
de persoonlijke voorkeursinstel-
lingen van het ECO-controle-
lampje gaan.
Druk op de toets ODO/TRIP om
het ECO-controlelampje in of uit
te schakelen.
Houd de toets ODO/TRIP ten minste 2 seconden ingedrukt om de
instelling te voltooien.
*: Alleen weergegeven bij auto's met automatische transmissie
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 151 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
152
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De afstand tot de motorolie moet worden ververst wordt weergegeven wan-
neer het controlelampje motorolie verversen knippert of brandt. (Blz. 746)
ECO-indicator (auto's met automatische transmissie)
Weergave buitentemperatuur
Onder de volgende omstandigheden wordt mogelijk niet de juiste buitentemperatuur
weergegeven of duurt het langer voordat de weergave wordt gewijzigd:
Wanneer de auto stilstaat of met lage snelheid rijdt (lager dan 20 km/h)
Wanneer de buitentemperatuur plotseling verandert (bijvoorbeeld bij het in- of uitrij-
den van een garage of tunnel)
Wanneer -- of E wordt weergegeven, zit er mogelijk een storing in het systeem. Laat
de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Pop-updisplay (indien aanwezig)
ECO-controlelampje
Tijdens milieuvriendelijk accelereren (ECO-
rijden) gaat het ECO-controlelampje bran-
den.
ECO-indicator
Toont ECO-zone bij milieubewust rijden op
basis van de acceleratie.
ECO-zone
De mate van milieuvriendelijk rijden op basis
van acceleratie
Als de auto buiten de ECO-zone terecht
komt, gaat de rechterzijde van de ECO-indi-
cator knipperen en gaat het ECO-controle-
lampje uit.
WAARSCHUWING
Het multi-informatiedisplay bij lage temperaturen (auto's met automatische
transmissie)
Laat het interieur van de auto op temperatuur komen alvorens het multi-informatie-
display te gebruiken. Bij extreem lage temperaturen kan het multi-informatiedisplay
trager reageren en worden wijzigingen mogelijk met enige vertraging weergegeven.
Zo kan er bijvoorbeeld een vertraging ontstaan tussen het schakelen door de
bestuurder en de weergave van de ingeschakelde versnelling op het display. Deze
vertraging kan de bestuurder doen besluiten nogmaals terug te schakelen, waardoor
er te sterk op de motor wordt afgeremd en er een ongeval kan ontstaan, met ernstig
letsel tot gevolg.
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 152 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
153
2
2. Instrumentenpaneel
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Multi-informatiedisplay (type B)
Het multi-informatiedisplay verschaft de bestuurder uiteenlopende rijgerela-
teerde informatie, inclusief de actuele buitentemperatuur. Het multi-informa-
tiedisplay kan ook worden gebruikt voor het wijzigen van de display-
instellingen en andere instellingen.
Schakelstand en schakelbereik (alleen auto's met automatische
transmissie:Blz. 330)
Displayzone menu-iconen
Geeft de volgende zaken weer.
Wanneer er geen menu-icoon is geselecteerd, wordt de buitentemperatuur weerge-
geven.
Menu-iconen (Blz. 155)
Buitentemperatuur (Blz. 151)
Displayzone inhoud
Er kunnen verschillende soorten informatie worden weergegeven door een menu-
icoon te selecteren. Daarnaast kunnen in bepaalde situaties pop-updisplays met
waarschuwingen worden weergegeven.
Inhoud menu-icoon (Blz. 155)
Waarschuwingsmelding (Blz. 749)
Kilometerteller en dagteller (Blz. 146)
Controlelampjes (Blz. 136)
: Indien aanwezig
Overzicht van functies
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 153 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
154
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
RSA (Road Sign Assist) (indien aanwezig)
Geeft herkende verkeersborden weer terwijl de RSA (Road Sign Assist) (indien
aanwezig) in werking is. (Blz. 421)
Bedieningstoetsen instrumentenpaneel (Blz. 154)
Het multi-informatiedisplay wordt bediend met de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel.
Wijzigen weergegeven onderwer-
pen
Bediening omhoog en omlaag:
Schakelen tussen schermen en
bewegen van de cursor
Indrukken:
Invoeren, naar het volgende
scherm gaan
* en in-/uitschakelen
van functies
*
*
: Voor bepaalde functies
Indrukken: Geeft het scherm weer dat is vastgelegd als hoofdscherm
Wanneer geen scherm is vastgelegd, wordt het rij-informatiescherm weergegeven.
Ingedrukt houden: Legt het scherm dat op dat moment wordt weergegeven
vast als hoofdscherm
Wanneer het bevestigingsscherm wordt weergegeven, selecteert u “Yes” (ja) om
het scherm vast te leggen. Als het geselecteerde scherm niet kan worden vastge-
legd, wordt een foutmelding weergegeven.
Terugkeren naar het vorige scherm
Bedienen van de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel
6
7
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 154 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
155
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Rij-informatie
Hiermee kunnen allerlei gegevens met betrekking tot het rijden worden weer-
gegeven. (Blz. 156)
Weergave voertuiginformatie
Hiermee kunt u de voertuiginformatie weergeven. (Blz. 159)
Aan navigatiesysteem gekoppelde weergave (indien aanwezig)
Hiermee kan de volgende aan het navigatiesysteem gekoppelde informatie
worden weergegeven.
Routebegeleiding
Kompasdisplay (weergave noorden boven/weergave rijrichting boven)
Aan audiosysteem gekoppelde weergave (indien aanwezig)
Hiermee kunt u een audiobron of nummer selecteren op het display met
behulp van de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel.
Informatie Stop & Start-systeem (indien aanwezig)
Hiermee kan de bedrijfsstatus van het Stop & Start-systeem worden
weergegeven.(Blz. 448)
Informatie over ondersteunend systeem (indien aanwezig)
Hiermee kan de werkingsstatus van de volgende systemen worden weerge-
geven:
LDA (Lane Departure Alert met Yaw Assist-functie) (Blz. 410)
RSA (Road Sign Assist) (Blz. 421)
Dynamic Radar Cruise Control (Blz. 427)
Weergave waarschuwingsmelding
Hiermee kunnen waarschuwingsmeldingen en te nemen maatregelen wor-
den weergegeven als een storing wordt gesignaleerd. (Blz. 736)
Wanneer er geen actuele waarschuwingsmeldingen zijn, wordt “No Mes-
sages” (geen meldingen) weergegeven.
Wanneer er meerdere waarschuwingsmeldingen zijn, kan worden
gebruikt om te schakelen tussen de waarschuwingsmeldingen.
Weergave instellingen
Hiermee kunnen de instellingen van de weergave van het instrumentenpa-
neel en de bedieningsinstelling van bepaalde voertuigfuncties worden gewij-
zigd. (Blz. 159)
Menu-iconen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 155 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
156
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
U kunt tussen de weergegeven onderwerpen schakelen door op het boven-
ste of onderste gedeelte van te drukken.
After Start (sinds starten)
Gemiddeld brandstofverbruik
*
Geeft het gemiddelde brandstofver-
bruik weer sinds het starten van de
motor.
Gemiddelde rijsnelheid
Geeft de gemiddelde rijsnelheid
weer sinds het starten van de motor.
Verstreken tijd
Geeft de verstreken tijd weer sinds het starten van de motor.
*: Het weergegeven gemiddelde brandstofverbruik is een globale waarde.
After Reset (sinds resetten)
Actueel brandstofverbruik
Geeft het actuele brandstofverbruik
weer.
Gemiddeld brandstofverbruik*
1,
2
Geeft het gemiddelde brandstofver-
bruik weer sinds de functie is gere-
set.
Gemiddelde rijsnelheid*
2
Geeft de gemiddelde rijsnelheid
sinds de functie is gereset weer.
Verstreken tijd*
2
Geeft de verstreken tijd aan sinds het resetten van de functie.
*
1
: Het weergegeven gemiddelde brandstofverbruik is een globale waarde.
*
2
: Door ingedrukt te houden wordt er gereset.
Rij-informatie
1
2
3
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 156 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
157
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Sinds tanken
Actieradius
*
1, 2
Geeft de actieradius weer met de
resterende hoeveelheid brandstof.
Gemiddeld brandstofverbruik
*
2, 3
Geeft het gemiddelde brandstofver-
bruik weer sinds het tanken.
*
1
: Deze afstand wordt berekend op basis van het gemiddelde brandstofverbruik.
Hierdoor kan de werkelijke afstand die nog kan worden gereden, afwijken van
de weergegeven afstand.
*
2
: Als er een kleine hoeveelheid brandstof wordt getankt, wordt de weergave
mogelijk niet bijgewerkt. Zet bij het tanken het contact UIT. Als brandstof wordt
getankt terwijl het contact niet UIT staat, wordt het display mogelijk niet bijge-
werkt.
*
3
: Het weergegeven gemiddelde brandstofverbruik is een globale waarde.
ECO-indicator
Blz. 162
Snelheid
Geeft de rijsnelheid aan.
Monitor roetdeeltjes roetfilter (indien aanwezig)
De hoeveelheid opgehoopte roetdeeltjes in het roetfiltersysteem kan wor-
den gecontroleerd. (Blz. 345)
Leeg scherm (display uit)
De rij-informatie wordt niet weergegeven.
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 157 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
158
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Werkingsduur (actueel)/melding status Stop & Start-systeem
Geeft de actuele totale tijd aan dat de motor is gestopt door de werking
van het Stop & Start-systeem. Toont tevens de status van het Stop & Start-
systeem met een pop-updisplay. (Blz. 454)
Werkingsduur Stop & Start-systeem/brandstofbesparing
Bedien omhoog en omlaag om de volgende onderwerpen te selec-
teren:
Werkingsduur Stop & Start-systeem (sinds starten/sinds resetten)
Geeft het totaal weer van het volgende:
Werkingsduur Stop & Start-systeem sinds het starten van de motor
Werkingsduur Stop & Start-systeem sinds het display was gereset
Brandstofbesparing (sinds starten/sinds resetten)*
Geeft het totaal weer van het volgende:
Brandstofbesparing sinds het starten van de motor
Brandstofbesparing sinds het resetten van de weergave
*: Gebruik de weergegeven brandstofbesparing ter referentie.
Instellingen Stop & Start-systeem
Druk op om het instellingsscherm voor het Stop & Start-systeem
weer te geven.
Op dit scherm kunt u de volgende handelingen uitvoeren:
Stop & Start
De werkingsduur van het Stop & Start-systeem als de airconditioning is
ingeschakeld met de aircoschakelaar, kan op 2 verschillende niveaus
worden ingesteld. Deze instelling kan ook worden gewijzigd via .
Resetten
Hiermee kunt u de weergave van de totale werkingsduur van het Stop &
Start-systeem resetten.
Beweeg de cursor naar “Reset” en houd ingedrukt om de weer-
gave te resetten.
Informatie Stop & Start-systeem (indien aanwezig)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 158 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
159
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
U kunt tussen de weergegeven onderwerpen schakelen door op het boven-
ste of onderste gedeelte van te drukken.
Stuurhoek
Geeft de stand van de voorwielen weer.
De stand van de wielen wordt in 3 stappen weergegeven voor zowel links als
rechts, afhankelijk van de hoek waarover de wielen worden gedraaid.
Als een accupool is losgenomen en weer aangesloten, wordt de weergave
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld. Nadat u een tijdje met de auto hebt gereden,
wordt de weergave weer ingeschakeld.
Bandenspanning (auto's met bandenspanningswaarschuwingssys-
teem)
Geeft de spanning van iedere band weer.
De bandenspanning van het reservewiel wordt weergegeven.
Hellingmeter
Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
Tractiemonitor
Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
U kunt de instellingen van bepaalde functies wijzigen m.b.v. de bedie-
ningstoetsen van het instrumentenpaneel.
Instellen
Kies op het instelscherm het gewenste item m.b.v. en druk ver-
volgens op .
Bij functies die in- of uitgeschakeld kunnen worden, wordt iedere keer als op
wordt gedrukt, geschakeld tussen aan en uit.
Het instelscherm wordt weergegeven voor functies waarvoor informatie over
de werking, de informatie op het display, enz. kan worden geselecteerd.
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. en druk vervolgens op
.
Druk op om te stoppen met selecteren en terug te keren naar het vorige
scherm.
Voertuiginformatie
Weergave instellingen
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 159 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
160
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
In te stellen onderwerpen
LDA (Lane Departure Alert met Yaw Assist-functie) (indien aanwe-
zig)
Hiermee kunt u de LDA instellen. (Blz. 410)
Yaw Assist aan/uit
Soorten waarschuwingen
Gevoeligheid waarschuwing
Waarschuwing voor slingeren
Gevoeligheid waarschuwing voor slingeren
Toyota Parking Assist-sensor (indien aanwezig)
Hiermee kan het volgende worden ingesteld. (Blz. 461)
Zoemervolume
BSM (Blind Spot Monitor) (indien aanwezig)
Hiermee kan de BSM worden ingeschakeld/uitgeschakeld. (Blz. 477)
BSM aan/uit
PCS (Pre-Crash Safety-systeem) (indien aanwezig)
Hiermee kan het volgende worden ingesteld. (Blz. 399)
PCS aan/uit
Gevoeligheid PCS
RSA (Road Sign Assist) (indien aanwezig)
Hiermee kunt u de RSA instellen. (Blz. 421)
RSA aan/uit
Meldingsniveau snelheidsoverschrijding
Methode te hoge snelheid
Meldingswijze inhaalverbod
Andere meldingsmethode
DRCC (RSA) (indien aanwezig)
Hiermee kunt u de Dynamic Radar Cruise Control met Road Sign Assist
in- of uitschakelen. (Blz. 439)
Stop & Start-systeem (indien aanwezig)
De werkingsduur van het Stop & Start-systeem als de airconditioning is
ingeschakeld met de aircoschakelaar, kan op 2 verschillende niveaus
worden ingesteld. (Blz. 844)
“Oil maintenance” (Motorolie verversen) (indien aanwezig)
Hiermee kunt u het indicatiesysteem motorolie verversen resetten.
(Blz. 654)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 160 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
161
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Instellingen instrumentenpaneel
Hiermee kan het volgende worden ingesteld. (Blz. 854)
Taal
Hiermee kunt u de taal op het display wijzigen.
Eenheden
Hiermee kan de meeteenheid worden gewijzigd.
ECO-controlelampje (indien aanwezig)
Hiermee kunt u het ECO-controlelampje in- en uitschakelen.
(
Blz. 144)
Instellingen toets
U kunt 1 scherm als hoofdscherm vastleggen. Houd ingedrukt
terwijl het gewenste scherm wordt weergegeven om het vast te leg-
gen.
Pop-updisplay (indien aanwezig)
Hiermee kunnen de pop-updisplays worden in-/uitgeschakeld.
(Blz. 163) Deze displays kunnen in bepaalde situaties verschijnen.
Afbeelding auto
Hiermee kunt u de afbeelding van de auto op het scherm voor de
bandenspanning (Blz. 674) en de hellingmeter wijzigen
*. Wanneer
dit is ingeschakeld, wordt op de afbeelding het reservewiel op de
achterdeur weergegeven.
Gebruik dit item overeenkomstig de werkelijke montagepositie van
het reservewiel.
Initialisatie
Hiermee kunnen de instellingen van de weergave van het instrumen-
tenpaneel worden gereset.
*: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 161 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
162
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Rijmodus* (indien aanwezig) (Blz. 458)
Weergave hoogteregeling luchtvering achter (indien aanwezig)
Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
Weergave Multi-terrain Select-systeem (indien aanwezig)
Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
Weergave Crawl Control-systeem* (indien aanwezig)
Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
Weergave buitentemperatuur
Geeft de buitentemperatuur weer
Het temperatuurbereik dat kan worden weergegeven, ligt tussen -40°C en 50°C.
Als de buitentemperatuur onder 3°C zakt, gaat gedurende ongeveer
10 seconden knipperen en blijft daarna branden.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. beschikbare taal) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
Blz. 854)
*: Automatisch weergegeven als dit systeem wordt gebruikt
ECO-indicator (auto's met automatische transmissie)
Overige informatie
ECO-controlelampje (Blz. 144)
ECO-indicator
Toont de ECO-zone en de mate van milieu-
vriendelijk rijden op basis van de acceleratie.
De mate van milieuvriendelijk rijden op basis
van acceleratie
Als de acceleratie de bovengrens van de
ECO-zone overschrijdt, gaat de rechterzijde
van de ECO-indicator branden.
ECO-zone
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 162 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
163
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Pop-updisplay (indien aanwezig)
Het pop-updisplay wordt op het multi-informatiedisplay weergegeven overeenkomstig
de werkingsvoorwaarden van de volgende functies:
Display van de routebegeleiding van het aan het navigatiesysteem gekoppelde sys-
teem (indien aanwezig)
Display van binnenkomende oproepen van het handsfree-systeem (indien aanwezig)
Duur Stop & Start-systeem (indien aanwezig)
Status Stop & Start-systeem (indien aanwezig)
De functie voor het pop-updisplay kan worden uitgeschakeld.
Bandenspanning (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Nadat het contact AAN is gezet, kan het enkele minuten duren voordat de banden-
spanning wordt weergegeven. Het kan ook enkele minuten duren voordat de ban-
denspanning wordt weergegeven nadat de banden op spanning zijn gebracht.
Mogelijk wordt er “---” weergegeven als de informatie van de banden niet kan worden
vastgesteld als gevolg van een slechte ontvangst van radiogolven.
De bandenspanning verandert met de temperatuur. De weergegeven waarden kun-
nen verschillen van de waarden die met andere bandenspanningmeters worden
gemeten.
Weergave buitentemperatuur
Onder de volgende omstandigheden wordt mogelijk niet de juiste buitentemperatuur
weergegeven of duurt het langer voordat de weergave wordt gewijzigd:
Wanneer de auto stilstaat of met lage snelheid rijdt (lager dan 20 km/h)
Wanneer de buitentemperatuur plotseling verandert (bijvoorbeeld bij het in- of uitrij-
den van een garage of tunnel)
Wanneer -- of E wordt weergegeven, zit er mogelijk een storing in het systeem. Laat
de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Onderbreking van de weergave van de instellingen
In de volgende situaties wordt de weergave van de instellingen met de bedieningstoet-
sen van het instrumentenpaneel onderbroken.
Wanneer er een waarschuwingsmelding op het multi-informatiedisplay verschijnt.
Wanneer de auto begint te rijden
LCD-scherm
Op het scherm kunnen kleine vlekjes of lichte puntjes verschijnen. Dit verschijnsel is
kenmerkend voor LCD-schermen en u kunt het scherm zonder problemen blijven
gebruiken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 163 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
164
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Waarschuwingen voor het gebruik tijdens het rijden
Probeer uit veiligheidsoverwegingen tijdens het rijden de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel zo min mogelijk te bedienen en blijf tijdens het rijden niet con-
tinu naar het multi-informatiedisplay kijken. Breng de auto tot stilstand en bedien de
bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel. Als u dat niet doet, kunt u een stuur-
fout maken, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Aandachtspunten tijdens het instellen van het display
Aangezien de motor tijdens het instellen van het display moet draaien, dient de auto
te worden geparkeerd op een plaats met voldoende ventilatie. In een afgesloten
ruimte, zoals een garage, kunnen uitlaatgassen die het schadelijke koolmonoxide
(CO) bevatten, zich ophopen en in de auto terechtkomen. Dit kan zeer schadelijk zijn
voor de gezondheid.
Het multi-informatiedisplay bij lage temperaturen (auto's met automatische
transmissie)
Laat het interieur van de auto op temperatuur komen alvorens het multi-informatie-
display te gebruiken. Bij extreem lage temperaturen kan het multi-informatiedisplay
trager reageren en worden wijzigingen mogelijk met enige vertraging weergegeven.
Zo kan er bijvoorbeeld een vertraging ontstaan tussen het schakelen door de
bestuurder en de weergave van de ingeschakelde versnelling op het display. Deze
vertraging kan de bestuurder doen besluiten nogmaals terug te schakelen, waardoor
er te sterk op de motor wordt afgeremd en er een ongeval kan ontstaan, met ernstig
letsel tot gevolg.
OPMERKING
Tijdens het instellen van het display
Om te voorkomen dat de accu leeg raakt, dient de motor te draaien terwijl de dis-
playinstellingen worden aangepast.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 164 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
165
2
2. Instrumentenpaneel
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Informatie over brandstofverbruik
Scherm navigatiesysteem of multi-
mediasysteem
Toets MENU
Druk op de toets MENU om het scherm “Menu” weer te geven.
Selecteer “Info” op het scherm “Menu”.
: Indien aanwezig
De informatie over het brandstofverbruik kan worden weergegeven op
het scherm van het navigatiesysteem of multimediasysteem.
Systeemonderdelen
1
2
Het scherm weergeven
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 165 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
166
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Ritinformatie
Als een ander scherm dan “Trip information” (ritinformatie) wordt weerge-
geven, selecteert u “Trip information” (ritinformatie).
Het brandstofverbruik gedu-
rende de laatste 15 minuten
Actueel brandstofverbruik
Resetten van de verbruiksgege-
vens
De gemiddelde rijsnelheid sinds
het starten van de motor
De verstreken tijd sinds het star-
ten van de motor
Actieradius
Het gemiddelde brandstofverbruik over de laatste 15 minuten wordt door
het gebruik van kleuren verdeeld in vorige gemiddelden en gemiddelden
sinds de laatste keer dat het contact AAN is gezet. Het weergegeven
gemiddelde brandstofverbruik is een globale waarde.
De volgende afbeeldingen zijn slechts voorbeelden en kunnen licht afwij-
ken van de werkelijke situaties.
Brandstofverbruik
1
2
3
4
5
6
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 166 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
167
2. Instrumentenpaneel
2
Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Geschiedenis
Als een ander scherm dan “History” (geschiedenis) wordt weergegeven,
selecteert u “History” (geschiedenis).
Het beste gemeten brandstof-
verbruik
Recent brandstofverbruik
Het vorige gemeten brandstof-
verbruik
Het recente brandstofverbruik
bijwerken
De gegevens uit de geschiede-
nis resetten
De geschiedenis van het gemiddelde brandstofverbruik is door middel van
kleuren verdeeld in vorige gemiddelden en het gemiddelde brandstofver-
bruik sinds de gegevens de laatste keer zijn bijgewerkt. Het weergegeven
gemiddelde brandstofverbruik is een globale waarde.
De afbeelding is slechts een voorbeeld en kan afwijken van de werkelijke
situatie.
De gegevens uit de geschiedenis bijwerken
Werk het recente brandstofverbruik bij door “Updaten” te selecteren om het actuele
brandstofverbruik opnieuw te meten.
De gegevens resetten
Door “Wissen” te selecteren op het scherm “Verbruik” worden alle verbruiksgegevens
gereset.
Actieradius
Geeft de geschatte maximale afstand aan die nog met de in de tank aanwezige brand-
stof kan worden gereden.
Deze afstand wordt berekend op basis van het gemiddelde brandstofverbruik. Hier-
door kan de werkelijke afstand die nog kan worden gereden, afwijken van de weerge-
geven afstand.
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 167 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
168
2. Instrumentenpaneel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 168 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
169
3
Bediening van
elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
3-1. Informatie over sleutels
Sleutels ................................... 170
3-2. Openen, sluiten en
vergrendelen van
de portieren
Portieren.................................. 178
Achterdeur............................... 189
Achterruit................................. 195
Smart entry-systeem met
startknop ............................... 201
3-3. Verstellen van de stoelen
Voorstoelen ............................. 244
Achterstoelen .......................... 247
Ergonomisch geheugen .......... 261
Hoofdsteunen.......................... 265
3-4. Verstellen van het stuurwiel
en de spiegels
Stuurwiel ................................. 268
Binnenspiegel.......................... 271
Buitenspiegels......................... 273
3-5. Openen en sluiten van
de ruiten en het schuifdak
Elektrisch bedienbare ruiten.... 278
Schuifdak ................................ 282
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 169 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
170
3-1. Informatie over sleutels
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Sleutels
Bij de auto worden de volgende sleutels geleverd.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type A)
Hoofdsleutels
Garagesleutel
Afstandsbedieningen
Gebruik van de afstandsbedieningsfunctie
Plaatje met sleutelnummer
De sleutels
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 170 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
171
3-1. Informatie over sleutels
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type B)
Hoofdsleutels
Gebruik van de afstandsbedienings-
functie
Garagesleutel
Plaatje met sleutelnummer
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Elektronische sleutels
Bedienen van het Smart entry-sys-
teem met startknop (Blz. 201)
Gebruik van de afstandsbedienings-
functie
Mechanische sleutels
Plaatje met sleutelnummer
1
2
3
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 171 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
172
3-1. Informatie over sleutels
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type A)
Vergrendelen van de portieren
(Blz. 178)
Sluiten van de ruiten en het schuif-
dak (indien aanwezig)
*
(
Blz. 178)
Ontgrendelen van de portieren
(Blz. 178)
Openen van de ruiten en het
schuifdak (indien aanwezig)
*
(Blz. 178)
Openen van de achterruit
(Blz. 195)
*: Deze instellingen moeten aan de persoonlijke voorkeur worden aangepast door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Afstandsbediening
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 172 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
173
3-1. Informatie over sleutels
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type B)
Vergrendelen van de portieren
(Blz. 178)
Sluiten van de ruiten en het schuif-
dak (indien aanwezig)
*
(Blz. 178)
Ontgrendelen van de portieren
(Blz. 178)
Openen van de ruiten en het
schuifdak (indien aanwezig)
*
(Blz. 178)
Openen van de achterruit (auto's
met achterruit) (Blz. 195)
*: Deze instellingen moeten aan de persoonlijke voorkeur worden aangepast door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Vergrendelen van de portieren (
Blz. 178)
Sluiten van de ruiten en het schuif-
dak (indien aanwezig)
*
(
Blz. 178)
Ontgrendelen van de portieren
(Blz. 178)
Openen van de ruiten en het
schuifdak (indien aanwezig)
*
(Blz. 178)
Openen van de achterruit (auto's
met achterruit) (Blz. 195)
*: Deze instellingen moeten aan de persoonlijke voorkeur worden aangepast door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 173 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
174
3-1. Informatie over sleutels
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Schuif het ontgrendelknopje opzij om
de mechanische sleutel uit de elektro-
nische sleutel te verwijderen.
De mechanische sleutel kan maar in
één richting ingestoken worden, aan-
gezien slechts één zijde van de sleutel
van een groef is voorzien. Als u de
sleutel niet in de slotcilinder kunt ste-
ken, draait u de sleutel om en probeert
u het opnieuw.
Bewaar de mechanische sleutel na gebruik in de elektronische sleutel. Zorg dat u
de mechanische sleutel en de elektronische sleutel bij u hebt. Als de batterij van de
elektronische sleutel leeg is of de instapfunctie niet goed werkt, bent u op de
mechanische sleutel aangewezen. (Blz. 795)
Wanneer u de sleutel van de auto moet achterlaten bij een parkeerwachter
Vergrendel indien nodig het dashboardkastje. (Blz. 605)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Houd de hoofdsleutel voor eigen gebruik en laat alleen de garagesleutel achter.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Verwijder de mechanische sleutel voor eigen gebruik en geef alleen de elektronische
sleutel aan de parkeerwachter.
Als u uw sleutels/afstandsbediening verliest
Sleutels
Een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige kan nieuwe sleutels maken met behulp van
een hoofdsleutel (auto's zonder Smart entry-systeem en startknop) of de andere sleu-
tel (auto's met Smart entry-systeem en startknop) en het sleutelnummer op uw plaatje
met sleutelnummer. Bewaar het plaatje met het sleutelnummer op een veilige plaats
buiten de auto, bijvoorbeeld in uw portemonnee.
Afstandsbediening (indien aanwezig)
Een nieuwe afstandsbediening kunt u aanschaffen en laten programmeren bij een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige. Als u een afstandsbediening bent verloren, neem
dan de andere afstandsbediening mee wanneer u een nieuw exemplaar ophaalt.
Aan boord van een vliegtuig
Druk aan boord van een vliegtuig nooit op de toetsen van de sleutel met afstandsbe-
diening. Zorg dat de toetsen niet per ongeluk kunnen worden ingedrukt als de sleutel
zich bijvoorbeeld in uw tas bevindt. Als op de toetsen van de sleutel wordt gedrukt,
kunnen er radiogolven worden uitgezonden die de werking van de vliegtuigsystemen
kunnen verstoren.
Gebruik van de mechanische sleutel (auto's met Smart entry-systeem
en startknop)
Ontgren-
delings-
hendel
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 174 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
175
3-1. Informatie over sleutels
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Leegraken sleutelbatterij
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Als de afstandsbediening niet werkt, is de batterij mogelijk leeg. Vervang de batterij
indien nodig. (Blz. 700)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
De standaard levensduur van de batterij is 1 - 2 jaar.
Als de batterij bijna leeg is, klinkt een waarschuwingssignaal in de auto als de motor
wordt uitgezet. (Blz. 749)
Omdat de elektronische sleutel altijd radiogolven ontvangt, raakt de batterij ook ont-
laden wanneer de elektronische sleutel niet wordt gebruikt. De volgende symptomen
geven aan dat de batterij van de elektronische sleutel mogelijk ontladen is. Vervang
de batterij indien nodig. (Blz. 700)
Het Smart entry-systeem met startknop of de afstandsbediening werkt niet.
Het detectiegebied wordt kleiner.
Het ledcontrolelampje in de sleutel gaat niet branden.
U kunt zelf de batterij vervangen (Blz. 700). Aangezien echter de elektronische sleu-
tel beschadigd zou kunnen raken, raden wij u aan om de vervanging te laten uitvoeren
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Schakel de energiebespaarmodus van de elektronische sleutel in om te voorkomen
dat de batterij van de elektronische sleutel leegraakt wanneer deze gedurende lan-
gere tijd niet wordt gebruikt. (Blz. 204)
Houd, om de levensduur van de batterij niet nodeloos te bekorten, de elektronische
sleutel op een afstand van minimaal 1 m van de volgende elektrische apparaten met
een magnetisch veld:
Televisietoestellen
•Computers
Mobiele telefoons, draadloze telefoons en batterijladers
Oplaadapparatuur voor draadloze en mobiele telefoons
Tafellampen
Inductiekookplaten
Als er een melding met betrekking tot de status van de elektronische sleutel of
de stand van het contact, enz. wordt weergegeven
Om te voorkomen dat de elektronische sleutel in de auto wordt opgesloten, de auto
wordt achtergelaten zonder het contact UIT te zetten, andere inzittenden per ongeluk
de sleutel mee naar buiten nemen, enz. wordt op het multi-informatiedisplay mogelijk
een melding weergegeven die de gebruiker vraagt de status van de elektronische
sleutel of de stand van het contact te bevestigen. Volg in zo'n geval de instructies op
het display onmiddellijk op.
Vervangen van de batterij van de elektronische sleutel
Blz. 700
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 175 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
176
3-1. Informatie over sleutels
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Bevestiging van het aantal geregistreerde sleutels
Het aantal al geregistreerde sleutels kan worden bevestigd. Neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Als een verkeerde sleutel wordt gebruikt
Sommige uitvoeringen: de slotcilinder zal vrij kunnen draaien.
Verklaring voor de afstandsbediening
Voor auto's die in Oekraïne zijn verkocht
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 176 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
177
3-1. Informatie over sleutels
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de sleutel
Laat de sleutels niet vallen, stel ze niet bloot aan sterke schokken en buig ze niet.
Stel de sleutels niet langdurig bloot aan hoge temperaturen.
Voorkom dat de sleutels nat worden en reinig ze niet in een ultrasoon reinigingsbad
of iets dergelijks.
Bevestig geen metaalhoudende of magnetische voorwerpen aan de sleutels en
houd de sleutels uit de buurt van dergelijke voorwerpen.
Haal de sleutels niet uit elkaar.
Plak geen stickers o.i.d. op het oppervlak van de elektronische sleutel.
Houd de sleutels uit de buurt van apparaten die magnetische velden opwekken, bij-
voorbeeld televisietoestellen, audiosystemen en inductiekookplaten.
Houd de sleutels uit de buurt van medische apparatuur, zoals laagfrequente thera-
peutische uitrusting en therapeutische apparaten met microgolven, en zorg ervoor
dat u de sleutels niet bij u draagt als u medische hulp ontvangt.
De elektronische sleutel bij u dragen (auto's met Smart entry-systeem en start-
knop)
Houd de elektronische sleutel altijd ten minste 10 cm uit de buurt van ingeschakelde
elektrische apparaten. Radiogolven die worden uitgezonden door elektrische appa-
raten die zich minder dan 10 cm van de elektronische sleutel vandaan bevinden,
kunnen de correcte werking van de sleutel hinderen.
Wat te doen bij een storing in het Smart entry-systeem met startknop of bij
andere problemen met betrekking tot de sleutels (auto's met Smart entry-sys-
teem en startknop)
Breng uw auto, inclusief alle elektronische sleutels die bij uw auto zijn geleverd, naar
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Bij verlies van een elektronische sleutel (auto's met Smart entry-systeem en
startknop)
Als de elektronische sleutel zoek blijft, wordt het risico aanzienlijk groter dat de auto
wordt gestolen. Ga onmiddellijk met alle overgebleven elektronische sleutels die bij
uw auto zijn geleverd naar een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 177 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
178
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Portieren
Smart entry-systeem met startknop (indien aanwezig)
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u hebt om deze functie in te kunnen
schakelen.
Pak de voorportiergreep vast
om de portieren te ontgrende-
len.
Zorg ervoor dat u de sensor aan de
achterzijde van de portiergreep aan-
raakt.
De portieren en de achterdeur kun-
nen gedurende 3 seconden na het
vergrendelen niet worden ontgren-
deld.
Raak de vergrendelsensor (de
uitholling in het bovenste of
onderste gedeelte van de voor-
portiergreep) aan om de portie-
ren te vergrendelen.
Controleer of het portier goed vergrendeld is.
De auto kan worden vergrendeld en ontgrendeld met behulp van de
instapfunctie, afstandsbediening, sleutel of schakelaar voor de centrale
vergrendeling.
Van buitenaf ontgrendelen en vergrendelen van de portieren
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 178 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
179
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Afstandsbediening
Vergrendelen van alle portieren
Ingedrukt houden om de ruiten en het schuifdak (indien aanwezig) te sluiten.*
Controleer of het portier goed vergrendeld is.
Ontgrendelen van alle portieren
Ingedrukt houden om de ruiten en het schuifdak (indien aanwezig) te openen.*
*: Deze instellingen moeten aan de persoonlijke voorkeur worden aangepast door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Auto's zonder Smart entry-systeem
en startknop (type A)
Auto's zonder Smart entry-sys-
teem en startknop (type B)
Auto's met Smart entry-systeem en
startknop
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 179 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
180
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Sleutel
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Vergrendelen van alle portieren
Draai de sleutel en houd hem in die
stand om de ruiten en het schuifdak
(indien aanwezig) te sluiten.
*
Ontgrendelen van alle portieren
Draai de sleutel en houd hem in die
stand om de ruiten en het schuifdak
(indien aanwezig) te openen.
*
*
: Deze instellingen moeten aan de per-
soonlijke voorkeur worden aange-
past door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
De portieren kunnen ook worden vergrendeld en ontgrendeld met de
mechanische sleutel. (Blz. 795)
Feedbacksignalen
Portieren: Er klinkt een zoemer (indien aanwezig) en de alarmknipperlichten knipperen
om aan te geven dat de portieren vergrendeld/ontgrendeld zijn. (Vergrendeld: een-
maal; ontgrendeld: tweemaal)
Ruiten en schuifdak (indien aanwezig): Er klinkt een zoemer om aan te geven dat de
ruiten en het schuifdak worden bediend.
Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen ongeveer 30 seconden na het ontgrendelen van de auto een portier
of de achterruit wordt geopend, zorgt de beveiligingsfunctie ervoor dat de auto weer
automatisch wordt vergrendeld.
Wanneer het portier niet kan worden vergrendeld met de vergrendelsensor aan
de bovenzijde van de portiergreep (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
1
2
Als het portier niet kan worden vergrendeld,
zelfs niet wanneer het sensorgebied bovenaan
wordt aangeraakt, kunt u proberen de sensor-
gebieden bovenaan en onderaan tegelijkertijd
aan te raken.
Wanneer u handschoenen draagt, trek deze
dan uit.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 180 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
181
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Zoemer centrale vergrendeling
Als geprobeerd wordt de portieren te vergrendelen wanneer een portier en/of de ach-
terruit niet geheel gesloten is, klinkt er gedurende 5 seconden een zoemer. Sluit het
portier en/of de achterruit volledig om de zoemer uit te schakelen en vergrendel de
portieren opnieuw.
Het alarm inschakelen (indien aanwezig)
Wanneer de portieren worden vergrendeld, wordt het alarmsysteem ingeschakeld.
(Blz. 128)
Als het Smart entry-systeem met startknop of de afstandsbediening niet goed
werkt (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Gebruik de mechanische sleutel om de portieren te vergrendelen en ontgrendelen.
(Blz. 795)
Vervang de batterij door een nieuw exemplaar als deze ontladen raakt. (Blz. 700)
WAARSCHUWING
Als u de ruiten of het schuifdak met de afstandsbediening sluit
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Anders kan er ernstig letsel ont-
staan.
Controleer of geen van de inzittenden een lichaamsdeel naar buiten steekt dat
bekneld zou kunnen raken als de ruiten of het schuifdak worden bediend.
Laat de afstandsbediening nooit door kleine kinderen bedienen om onachtzaam
openen of sluiten van ruiten of schuifdak te voorkomen.
Klembeveiliging
Steek geen lichaamsdelen in de opening om te proberen of de klembeveiliging
werkt.
Het is mogelijk dat de klembeveiliging niet werkt als de ruiten of het schuifdak bijna
zijn gesloten.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 181 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
182
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Schakelaar centrale vergrendeling
Vergrendelen van alle portieren
Ontgrendelen van alle portieren
Vergrendelknop binnenzijde portier
Vergrendelen van het portier
Ontgrendelen van het portier
Zelfs als de vergrendelknop in de
stand vergrendeld staat, kunnen het
bestuurdersportier en het passa-
giersportier (alleen sommige uitvoe-
ringen) met de binnenportiergreep
worden geopend.
Van binnenuit vergrendelen en ontgrendelen van de portieren
1
2
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 182 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
183
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Zet de vergrendelknop aan de binnenzijde in de vergrendelde stand.
Sluit het portier met de portiergreep uitgetrokken.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het portier kan niet worden vergrendeld als de sleutel zich in het contactslot
bevindt.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het portier kan niet worden vergrendeld als het contact in stand ACC of AAN
staat of als de elektronische sleutel zich nog in de auto bevindt. De sleutel
wordt echter mogelijk niet juist gesignaleerd waardoor het portier wellicht
wordt vergrendeld.
Het portier kan niet vanaf de binnen-
zijde van de auto worden geopend
wanneer het kinderslot is geactiveerd.
Ontgrendelen
Vergrendelen
Hierdoor wordt voorkomen dat kinde-
ren per ongeluk de achterportieren
openen. Druk de schakelaars op beide
achterportieren naar beneden om de
kindersloten te activeren.
Vergrendelen van de voorportieren van buitenaf zonder gebruik te
maken van een sleutel
Kindersloten achterportieren (5-deurs uitvoeringen)
1
2
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 183 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
184
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De volgende functies kunnen worden in- of uitgeschakeld:
*: Auto's met automatische transmissie
Instellen en annuleren van de functies
Volg onderstaande procedure voor omschakelen tussen in- en uitschake-
len:
Sluit alle portieren en zet het contact AAN. (Voer stap 2 binnen
20 seconden uit.)
Zet de selectiehendel in stand P
of N, houd de schakelaar van de
centrale vergrendeling in het
bestuurdersportier ( of
) gedurende ongeveer
5 seconden ingedrukt en laat
deze vervolgens los.
De standen van de selectiehendel
en de schakelaar die horen bij de in
te stellen functie staan in de onder-
staande tabel.
Voer dezelfde procedure uit om de functie uit te schakelen.
Automatische vergrendel- en ontgrendelsystemen van de portieren
(indien aanwezig)
Functie Handeling
Functie koppeling van rij-
snelheid aan portierver-
grendeling
Alle portieren worden automatisch vergrendeld wan-
neer de rijsnelheid ongeveer 20 km/h of hoger is.
Functie koppeling van
stand selectiehendel aan
portiervergrendeling
*
Het in een andere stand dan stand P zetten van de
selectiehendel vergrendelt alle portieren.
Functie koppeling van
stand selectiehendel aan
portierontgrendeling
*
Het in stand P zetten van de selectiehendel ontgren-
delt alle portieren.
Functie koppeling portier-
ontgrendeling aan bestuur-
dersportier
Alle portieren worden ontgrendeld als het bestuur-
dersportier wordt geopend binnen 45 seconden nadat
het contact UIT is gezet.
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 184 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
185
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
*: Auto's met automatische transmissie
Als de procedure voor in- of uitschakelen is uitgevoerd, worden alle portieren
vergrendeld en vervolgens ontgrendeld.
Wijzigen van de instellingen van de ontgrendelingsfunctie van de portieren
(auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Het is mogelijk om in te stellen welke portieren met de instapfunctie via de afstandsbe-
diening worden ontgrendeld.
Zet het contact UIT.
Schakel de inbraaksensor en de hellingsensor van het alarmsysteem uit om tijdens
het veranderen van de instellingen onbedoeld activeren van het alarm te voorko-
men. (Blz. 131)
Houd de toets of (indien aanwezig) gedurende 5 seconden ingedrukt en
houd tegelijkertijd de toets op de sleutel ingedrukt, als het controlelampje in
de sleutel uit is.
De instelling verandert telkens wanneer een handeling wordt uitgevoerd, zoals hieron-
der is aangegeven. (Als u de instelling opnieuw wilt wijzigen, laat u de toetsen los,
wacht u ten minste 5 seconden en herhaalt u vervolgens stap .)
Functie Stand selectiehendel
Stand schakelaar
centrale
vergrendeling
bestuurdersportier
Functie koppeling van stand selectie-
hendel aan portiervergrendeling
*
P
Functie koppeling van stand selectie-
hendel aan portierontgrendeling
*
Functie koppeling van rijsnelheid aan
portiervergrendeling
N
Functie koppeling portierontgrende-
ling aan bestuurdersportier
1
2
3
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 185 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
186
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voor auto's met een alarm: om te voorkomen dat het alarm onbedoeld wordt geacti-
veerd, moet u de portieren ontgrendelen met de afstandsbediening en een portier een-
maal openen en sluiten als de instellingen zijn gewijzigd. (Als er binnen 30 seconden
nadat op is gedrukt geen portier wordt geopend of de achterruit wordt niet
geopend, worden de portieren weer vergrendeld en wordt het alarm automatisch inge-
schakeld.)
Zet het alarm onmiddellijk uit wanneer dit wordt geactiveerd. (Blz. 128)
Systeem voor crashportierontgrendeling
Als de auto aan een sterke schok wordt blootgesteld, worden alle portieren ontgren-
deld. Of het systeem in werking treedt, is afhankelijk van de kracht van de schok of het
type ongeval.
Multi-informatiedisplay Ontgrendelfunctie Piepsignaal
(auto's met linkse
besturing)
(auto's met rechtse
besturing)
Als u de portiergreep van het
bestuurdersportier vasthoudt,
wordt alleen het bestuurders-
portier ontgrendeld.
Exterieur:
3 keer een piepsignaal
Interieur: Eén belsignaal
Als u de portiergreep van het
voorpassagiersportier vast-
houdt, worden alle portieren
ontgrendeld.
Als u een portiergreep vast-
houdt, worden alle portieren
ontgrendeld.
Exterieur:
Twee piepsignalen
Interieur: Eén belsignaal
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 186 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
187
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Omstandigheden die de werking van het Smart entry-systeem met startknop en
de afstandsbediening beïnvloeden
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
De afstandsbediening werkt in de volgende situaties mogelijk niet goed.
In de buurt van een televisiezendmast, radiozender, elektriciteitscentrale, luchthaven
of andere locatie waar sterke radiogolven aanwezig zijn
Als u een draagbare radio, mobiele telefoon of ander draadloos communicatiemiddel
bij u draagt
Als er meerdere elektronische sleutels in de buurt zijn
Wanneer de elektronische sleutel tegen een metalen voorwerp wordt gehouden of
erdoor wordt bedekt
Als er een andere sleutel met afstandsbediening (die ook radiogolven uitzendt) in de
buurt wordt gebruikt
Als de elektronische sleutel in de buurt heeft gelegen van een elektrisch apparaat,
zoals een computer
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Blz. 205
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde instellingen (bijvoorbeeld de ontgrendelfunctie met behulp van een sleutel)
kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 844)
WAARSCHUWING
Voorkomen van ongevallen
Neem bij het rijden met de auto de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat er per
ongeluk een portier wordt geopend en een inzittende uit de auto valt, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
Controleer of alle portieren volledig gesloten zijn.
Trek tijdens het rijden niet aan de binnenportiergreep.
Wees extra voorzichtig met de voorportieren; deze kunnen zelfs worden geopend
wanneer de vergrendelknop aan de binnenzijde in de stand vergrendeld staat.
Activeer de kindersloten in de achterportieren als er zich kinderen op de tweede zit-
rij bevinden.
Als een portier wordt geopend of gesloten
Controleer de omgeving van de auto; let er bijvoorbeeld op of de auto op een helling
staat, of er voldoende ruimte is om het portier te openen en of het hard waait. Houd
bij het openen of sluiten van het portier de portiergreep goed vast, zodat u bent voor-
bereid op eventuele onverwachte bewegingen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 187 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
188
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Bij het gebruik van de afstandsbediening en het bedienen van de elektrisch
bedienbare ruiten of het schuifdak (indien aanwezig)
Bedien de elektrisch bedienbare ruit of het schuifdak nadat u hebt gecontroleerd of
er geen risico is dat een passagier met een lichaamsdeel bekneld kan raken tussen
de ruit of het schuifdak. Laat tevens de afstandsbediening niet bedienen door kinde-
ren. Het kan gebeuren dat een lichaamsdeel van een kind of een andere passagier
klem komt te zitten tussen de elektrisch bedienbare ruit of het schuifdak.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 188 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
189
3
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Achterdeur
Smart entry-systeem met startknop (indien aanwezig)
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u hebt om deze functie in te kunnen
schakelen.
Auto's met reservewiel op de achterdeur
Vergrendelen van alle portieren
Controleer of het portier goed ver-
grendeld is.
Ontgrendelen van alle portieren
De portieren en de achterdeur kun-
nen gedurende 3 seconden na het
vergrendelen niet worden ontgren-
deld.
Auto's met reservewiel onder de vloer
Vergrendelen van alle portieren
Controleer of het portier goed ver-
grendeld is.
Ontgrendelen van alle portieren
De portieren en de achterdeur kun-
nen gedurende 3 seconden na het
vergrendelen niet worden ontgren-
deld.
Afstandsbediening
Blz. 179
De achterdeur kan op de volgende manieren vergrendeld/ontgrendeld
en geopend worden.
Van buitenaf vergrendelen en ontgrendelen van de achterdeur
1
2
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 189 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
190
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Schakelaar centrale vergrendeling
Vergrendelen van alle portieren
Ontgrendelen van alle portieren
Auto's met reservewiel op de achterdeur
Trek aan de handgreep
Open de achterdeur
De achterdeur kan in de gewenste
positie open worden gehouden.
Auto's met reservewiel onder de vloer
Trek aan de handgreep
Open de achterdeur
De achterdeur kan in de gewenste
positie open worden gehouden.
Van binnenuit ontgrendelen en vergrendelen van de achterdeur
1
2
Van buitenaf openen van de achterdeur
1
2
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 190 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
191
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Ontgrendelen van de achterdeur-
vanger
Vergrendelen van de achterdeur-
vanger
De achterdeurvanger kan alleen wor-
den bediend als de achterdeur volledig
geopend is.
Controleer voor het sluiten van de ach-
terdeur of de achterdeurvanger is ont-
grendeld.
Sluit de achterdeur met behulp van
de achterdeurgreep en duw hem van
buitenaf goed dicht.
De achterbumperopstap is ontworpen
ter bescherming van de achterkant
van de auto en om de auto gemakke-
lijker te kunnen beladen.
Vastzetten van de achterdeur
1
2
Sluiten van de achterdeur
Achterbumperopstap
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 191 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
192
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Zorg ervoor dat de achterdeur tijdens het rijden gesloten is.
Als de achterdeur open blijft, kan deze tijdens het rijden voorwerpen raken of kan
er bagage uit de bagageruimte vallen, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Bovendien kunnen uitlaatgassen in de auto terechtkomen, hetgeen zeer schadelijk
kan zijn voor de gezondheid. Controleer voordat u wegrijdt of de achterdeur is
gesloten.
Zorg er voordat u wegrijdt voor dat de achterdeur volledig gesloten is. Als de ach-
terdeur niet volledig gesloten is, kan deze tijdens het rijden opengaan, waardoor
een ongeval kan ontstaan.
Sta nooit toe dat er personen in de bagageruimte meerijden. Bij plotseling remmen,
een plotselinge uitwijkmanoeuvre of bij een aanrijding lopen ze eerder ernstig letsel
op.
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg
hebben.
Laat kinderen niet in de bagageruimte spelen.
Als een kind per ongeluk in de bagageruimte wordt opgesloten, kan het bevangen
worden door de hitte of verwondingen oplopen.
Laat kinderen de achterdeur niet openen of sluiten.
De achterdeur kan mogelijk onverwachts in beweging komen of er kan een
lichaamsdeel bekneld raken.
Bedienen van de achterdeur
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg
hebben.
Controleer voordat u de achterdeur opent of sluit zorgvuldig of de omgeving veilig
is.
Zorg er als er iemand dichtbij staat voor dat deze persoon veilig is en meld dat u de
achterdeur gaat openen of sluiten.
Wees voorzichtig bij het openen en sluiten van de achterdeur bij sterke wind, aan-
gezien de achterdeur als gevolg van sterke wind plotseling kan bewegen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 192 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
193
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Bedienen van de achterdeur
Zelfs als de achterdeurvanger vergrendeld is, kan de achterdeurvanger ontgren-
deld worden en kan de achterdeur dichtvallen als er kracht wordt uitgeoefend op de
achterdeur, bijvoorbeeld door harde wind. Let extra goed op dat er geen lichaams-
delen bekneld raken.
Trek nooit aan de steun van de achterdeurgasdemper om de achterdeur te sluiten
en hang niets aan de steun van de achterdeurgasdemper.
Als dat wel gebeurt, kunnen uw handen bekneld raken of kan de steun van de ach-
terdeurgasdemper afbreken, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Als er op de achterdeur een fietsendrager of een vergelijkbaar zwaar onderdeel
gemonteerd is, kan de achterdeur na het openen plotseling dichtvallen waardoor
lichaamsdelen bekneld kunnen raken en letsel kan optreden. Wij raden u aan om
originele Toyota-onderdelen te gebruiken wanneer u accessoires op de achterdeur
wilt monteren.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 193 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
194
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
OPMERKING
Achterdeurgasdemper
De achterdeur is voorzien van gasdempers die de achterdeur op zijn plaats houden.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kunnen de achterdeurgasdempers beschadigd raken, waardoor deze niet
meer werken.
Gasdemper
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 194 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
195
3
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Achterruit
Achterruitopenersysteem
Druk op de knop om de achter-
ruit te laten openspringen.
Omhoog trekken
De achterruit kan niet worden
geopend als de achterdeur is ver-
grendeld. Ontgrendel de achterdeur
om de achterruit te openen.
(Blz. 189)
Smart entry-systeem met startknop (indien aanwezig)
Druk terwijl u de elektronische
sleutel bij u hebt op de knop om
de achterruit te laten opensprin-
gen.
Omhoog
De achterruit kan zelfs worden
geopend als de achterdeur is ver-
grendeld.
: Indien aanwezig
De achterruit kan worden geopend met behulp van het achterruitope-
nersysteem of de afstandsbediening.
Openen van de achterruit
1
2
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 195 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
196
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Afstandsbediening
Houd de knop ingedrukt om de achterruit te openen. De achterruit zal iets
openspringen.
Auto's zonder Smart entry-systeem
en startknop (type A)
Auto's zonder Smart entry-sys-
teem en startknop (type B)
Auto's met Smart entry-systeem en
startknop
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 196 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
197
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Bij het openen van de achterruit
Open de achterruit langzaam en voorzichtig.
Gebruik het achterruitopenersysteem of de afstandsbediening als de achterdeur
gesloten is.
Bedieningssignalen (bij openen met de afstandsbediening)
Er klinkt eenmalig een zoemer (indien aanwezig) om aan te geven dat de achterruit
geopend is.
Openen van de achterruit terwijl de achterruitenwisser in werking is
De werking van de achterruitenwisser zal worden onderbroken. De werking zal hervat
worden als de achterruit is gesloten.
Na het sluiten van de achterruit
Controleer of de achterruit goed is gesloten. Als deze niet goed is gesloten, zullen de
achterruitenwisser en -sproeier niet goed werken.
Zoemer centrale vergrendeling
Als geprobeerd wordt de portieren en/of de achterruit te vergrendelen wanneer een
portier niet geheel gesloten is, klinkt er gedurende 5 seconden een zoemer. Sluit het
portier en/of de achterruit volledig om de zoemer uit te schakelen en vergrendel de
portieren opnieuw.
Functie om te voorkomen dat de achterruit wordt vergrendeld terwijl de elektroni-
sche sleutel zich in de auto bevindt (auto's met Smart entry-systeem en start-
knop)
Er klinkt een geluidssignaal als de achterruit wordt gesloten terwijl alle portieren zijn
vergrendeld en de elektronische sleutel zich in de bagageruimte bevindt
In dit geval kan de achterruit worden geopend met de instapfunctie.
Zelfs als de elektronische reservesleutel zich in de bagageruimte bevindt en alle por-
tieren vergrendeld zijn, kan de beveiliging sleutel insluiten worden geactiveerd, zodat
de achterruit kan worden geopend. Neem alle elektronische sleutels mee als u de
auto achterlaat om diefstal te voorkomen.
Zelfs als de elektronische sleutel zich in de bagageruimte bevindt en alle portieren
vergrendeld zijn, wordt de sleutel mogelijk niet gesignaleerd afhankelijk van de loca-
tie van de sleutel en de aanwezige radiogolven. In dit geval kan de beveiliging sleutel
insluiten niet worden geactiveerd, zodat de portieren zullen worden vergrendeld als
de achterruit wordt gesloten. Zorg ervoor dat u controleert waar de sleutel zich
bevindt als u de achterruit sluit.
Open of sluit de achterruit niet nadat alle portieren zijn vergrendeld als u de elektroni-
sche reservesleutel in de auto achter wilt laten. Anders kan de achterruit worden
geopend als gevolg van de functie beveiliging sleutel insluiten en neemt het risico dat
de auto wordt gestolen aanmerkelijk toe.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De werking van het openen van de achterruit kan worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 844)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 197 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
198
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Houd de achterruit tijdens het rijden gesloten.
Als de achterruit open blijft, kan deze tijdens het rijden voorwerpen raken of kan er
bagage uit de bagageruimte vallen, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Bovendien kunnen uitlaatgassen in de auto terechtkomen, hetgeen zeer schadelijk
kan zijn voor de gezondheid. Controleer voordat u wegrijdt of de achterruit is geslo-
ten.
Controleer voordat u wegrijdt of de achterruit goed is gesloten. Als de achterruit
niet goed is gesloten, kan deze tijdens het rijden open gaan, waardoor een ongeval
kan ontstaan.
Als er kinderen in de auto aanwezig zijn
Laat kinderen de achterruit niet openen of sluiten.
Als dat wel gebeurt, kan de achterruit onverwachts in beweging komen of kan het
kind met de handen, het hoofd of de nek bekneld raken door de sluitende achterruit.
Openen van de achterruit
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg
hebben.
Verwijder sneeuw en ijs en dergelijke van de achterruit voordat u deze opent. Als u
dat niet doet, kan de achterruit na het openen plotseling dichtvallen.
Controleer voordat u de achterruit opent of sluit goed of de omgeving veilig is.
Zorg er als er iemand dichtbij staat voor dat deze persoon veilig is en meld dat u de
achterruit gaat openen of sluiten.
Wees voorzichtig bij het openen of sluiten van de achterruit bij sterke wind, aange-
zien deze als gevolg daarvan plotseling kan bewegen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 198 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
199
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Openen van de achterruit
Trek nooit aan de achterruitgasdemper om de achterruit te sluiten en hang nooit
iets aan de gasdemper.
Als dat wel gebeurt, kunnen uw handen bekneld raken of kan de gasdemper afbre-
ken, waardoor een ongeval kan ontstaan.
Bevestig alleen originele Toyota-accessoires aan de achterruit. Door het extra
gewicht aan de achterruit kan deze na het openen plotseling weer dichtvallen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 199 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
200
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
OPMERKING
Achterruitgasdempers
De achterruit is voorzien van gasdempers, die de achterruit op zijn plaats houden.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kunnen de achterruitgasdempers beschadigd raken, waardoor deze niet
meer werken.
Plaats nooit uw handen of voeten op de gasdemper en oefen er geen zijdelingse
krachten op uit.
Gasdempers
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 200 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
201
3
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Smart entry-systeem met startknop
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren (Blz. 178)
Vergrendelen en ontgrendelen van de achterdeur (Blz. 189)
Openen van de achterruit (Blz. 195)
Starten van de motor (Blz. 320)
Plaats van antenne
: Indien aanwezig
De volgende handelingen kunnen worden uitgevoerd als u de elektroni-
sche sleutel bij u hebt, bijvoorbeeld in uw zak. De bestuurder moet de
elektronische sleutel altijd bij zich hebben.
Antennes aan de buitenzijde
Antennes in het interieur
Antenne buiten de bagageruimte
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 201 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
202
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Bereik (gebieden waarin de elektronische sleutel wordt gesignaleerd)
Het systeem werkt wanneer de elektronische sleutel zich binnen ongeveer 0,7 m
van de achterdeurgreep bevindt.
Bij het starten van de motor of het in een andere stand zetten van het contact
Het systeem werkt als de elektronische sleutel zich in de auto bevindt.
Auto's voor Verenigd Koninkrijk: Het systeem werkt mogelijk niet als de achterdeur
of de achterruit geopend is, zelfs als de elektronische sleutel zich achter in de auto
bevindt.
Alarmsignalen en waarschuwingen
Auto's met multi-informatiedisplay type A: een combinatie van in en buiten de auto
hoorbare alarmsignalen en waarschuwingslampjes zorgen ervoor dat diefstal van de
auto en ongelukken door een onjuiste bediening worden voorkomen. Neem afhankelijk
van het waarschuwingslampje dat gaat branden de juiste maatregelen. (Blz. 744)
Auto's met multi-informatiedisplay type B: Een combinatie van in en buiten de auto
hoorbare alarmsignalen en waarschuwingsmeldingen op het multi-informatiedisplay
zorgen ervoor dat diefstal van de auto en ongelukken door een onjuiste bediening wor-
den voorkomen. Neem de juiste maatregelen als reactie op de waarschuwingsmel-
dingen op het multi-informatiedisplay.
Bij het vergrendelen of ontgrendelen van de
portieren
Het systeem werkt als de elektronische sleu-
tel zich binnen 0,7 m van een van de buiten-
portiergrepen voor bevindt. (Alleen de
portieren die de sleutel signaleren, kunnen
worden geopend of gesloten.)
Bij het openen van de achterruit (indien aan-
wezig) en het vergrendelen of ontgrendelen
van de achterdeur
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 202 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
203
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
In onderstaande tabel worden de omstandigheden en de correctieprocedures
beschreven in de gevallen waarin alleen het alarm klinkt.
*
1
: Auto's met multi-informatiedisplay type A
*
2
: Auto's met automatische transmissie
Alarm Situatie Correctieprocedure
Het alarm in de auto
klinkt 1 keer en het
buiten de auto hoor-
bare alarm 1 keer
gedurende 5 secon-
den
*
1
Er is geprobeerd de portieren te
vergrendelen met het Smart
entry-systeem met startknop ter-
wijl de elektronische sleutel zich
nog in de auto bevond.
Neem de elektronische
sleutel uit de auto en ver-
grendel de portieren
opnieuw.
Het buiten de auto
hoorbare alarm
klinkt één keer
gedurende 5 secon-
den
Er is geprobeerd de auto te ver-
grendelen terwijl er nog een por-
tier en/of de achterruit geopend
was.
Sluit alle portieren en/of
de achterruit en vergren-
del de portieren opnieuw.
Er is geprobeerd de achterruit te
sluiten terwijl de elektronische
sleutel zich nog in de auto
bevond.
Open de achterruit
opnieuw en neem de elek-
tronische sleutel uit de
auto.
Het alarm in de auto
klinkt continu
Het contact werd in stand ACC
gezet terwijl het bestuurderspor-
tier geopend was (of het
bestuurdersportier werd
geopend terwijl het contact in
stand ACC stond).
Zet het contact UIT en
sluit het bestuurderspor-
tier.
Het alarm in de auto
klinkt continu
*
1, 2
Het bestuurdersportier werd
geopend terwijl de selectiehen-
del in een andere stand dan P
stond zonder dat het contact
UIT werd gezet.
Zet de selectiehendel in
stand P.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 203 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
204
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Energiebesparende functie
De energiebesparende functie wordt geactiveerd om te voorkomen dat de batterij van
de elektronische sleutel en de accu leeg raken wanneer de auto gedurende langere
tijd niet wordt gebruikt.
In de volgende situaties kan het enige tijd duren voordat de portieren met het Smart
entry-systeem met startknop ontgrendeld kunnen worden.
De elektronische sleutel bevindt zich gedurende 10 minuten of langer op een
afstand van ongeveer 2 m van de auto.
Het Smart entry-systeem met startknop is gedurende 5 dagen of langer niet
gebruikt.
Als het Smart entry-systeem met startknop gedurende 14 dagen of langer niet
gebruikt is, kunnen de portieren alleen via het bestuurdersportier worden ontgren-
deld. Pak in dat geval de greep van het bestuurdersportier vast of gebruik de
afstandsbediening of de mechanische sleutel om de portieren te ontgrendelen.
Energiebesparende functie voor de batterij van de elektronische sleutel
Wanneer de energiebespaarmodus is ingeschakeld, loopt de batterij veel minder snel
leeg omdat de ontvangst van radiogolven door de elektronische sleutel wordt gestopt.
Het verdient aanbeveling om de batterijspaarmodus van de elektronische sleutel in te
schakelen wanneer de elektronische sleutel gedurende langere tijd niet wordt gebruikt.
Druk twee keer in terwijl u inge-
drukt houdt. Ga na of het controlelampje van
de elektronische sleutel 4 keer knippert.
Het Smart entry-systeem met startknop kan
niet worden gebruikt als de energiebespaar-
modus is ingeschakeld. Druk op een van de
toetsen van de elektronische sleutel om de
functie te annuleren.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 204 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
205
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Omstandigheden die de werking kunnen beïnvloeden
Het Smart entry-systeem met startknop maakt gebruik van zwakke radiogolven. In de
volgende situaties wordt de communicatie tussen de elektronische sleutel en de auto
mogelijk beïnvloed, waardoor het Smart entry-systeem met startknop, de afstandsbe-
diening en de startblokkering niet goed werken.
(Oplossingen: Blz. 795)
Wanneer de batterij van de elektronische sleutel leeg is
In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tankstation, radiozen-
der, videowall, luchthaven of andere locatie waar sterke radiogolven of elektromag-
netische velden aanwezig zijn
Wanneer de elektronische sleutel tegen een van de volgende metalen voorwerpen
wordt gehouden of erdoor wordt bedekt
Kaarten met aluminiumfolie
Sigarettenpakjes met aluminiumfolie erin
Metalen portemonnees of tassen
•Muntgeld
Metalen handwarmers
Media zoals CD's en DVD's
Als er andere sleutels met afstandsbediening (die radiogolven uitzenden) in de buurt
gebruikt worden
Als u de elektronische sleutel bij u draagt samen met de volgende apparaten die
radiogolven uitzenden
Een draagbare radio, mobiele telefoon, draadloze telefoon of andere draadloze
communicatiemiddelen
De elektronische sleutel of een afstandsbediening van een andere auto die radio-
golven uitzendt
Computers of pda's
Digitale audioapparatuur
Draagbare spelcomputers
Als een metalen coating of metalen voorwerpen aan de achterruit zijn bevestigd
Wanneer de elektronische sleutel in de buurt van een batterijlader of elektronische
apparaten wordt gehouden
Wanneer de auto op een parkeerplaats voor betaald parkeren staat waar radiogolven
worden verzonden.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 205 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
206
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Aanwijzing voor de instapfunctie
Zelfs als de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied bevindt, werkt het
systeem in de volgende gevallen mogelijk niet juist:
De elektronische sleutel bevindt zich te dicht bij de ruit of buitenportiergreep, te
dicht bij de grond of te hoog als de portieren worden vergrendeld of ontgrendeld.
De elektronische sleutel bevindt zich op het dashboard, de bagageafdekking
(indien aanwezig) of de vloer of in de portiervakken of het dashboardkastje wan-
neer de motor wordt gestart of het contact in een andere stand wordt gezet.
Laat de elektronische sleutel niet boven op het dashboard of in de buurt van de por-
tiervakken liggen wanneer u de auto verlaat. Afhankelijk van de ontvangst van de
radiogolven wordt de sleutel mogelijk gesignaleerd door de antenne buiten het interi-
eur en kunnen de portieren worden vergrendeld vanaf de buitenzijde, waardoor de
elektronische sleutel mogelijk in de auto wordt opgesloten.
Zolang de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied bevindt, kunnen de
portieren door een willekeurige persoon worden vergrendeld en ontgrendeld. De
auto kan echter alleen worden ontgrendeld via de portieren die de elektronische
sleutel signaleren.
Zelfs als de elektronische sleutel zich buiten de auto bevindt, kan de motor mogelijk
gestart worden als de elektronische sleutel zich in de buurt van de ruit bevindt.
De portieren worden mogelijk vergrendeld of ontgrendeld als er een grote hoeveel-
heid water op de portiergreep terechtkomt, bijvoorbeeld tijdens een zware regenbui
of in een wasstraat wanneer de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied
bevindt. (Als de portieren of de achterruit niet worden geopend en gesloten, worden
de portieren na ongeveer 30 seconden automatisch weer vergrendeld.)
Als de afstandsbediening wordt gebruikt om de portieren te vergrendelen terwijl de
elektronische sleutel zich in de nabijheid van de auto bevindt, bestaat de mogelijk-
heid dat de portieren niet ontgrendeld worden door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te ontgrendelen.)
Wanneer u de vergrendelsensor aanraakt terwijl u handschoenen draagt, worden de
portieren mogelijk niet vergrendeld.
Wanneer de vergrendelactie is uitgevoerd met de vergrendelsensor, worden maxi-
maal tweemaal achter elkaar identificatiesignalen getoond. Vervolgens worden geen
identificatiesignalen gegeven.
*
*
: Deze instelling kan aan de persoonlijke voorkeur worden aangepast door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige.
Als de portiergreep nat wordt terwijl de elektronische sleutel zich binnen het werk-
zame gebied bevindt, kan het portier herhaaldelijk worden vergrendeld en ontgren-
deld. Volg in dit geval de correctieprocedure hieronder bij het wassen van de auto:
Plaats de elektronische sleutel op een afstand van ten minste 2 meter van de
auto. (Zorg ervoor dat de sleutel niet gestolen wordt.)
Schakel de energiebespaarmodus van de elektronische sleutel in om het Smart
entry-systeem met startknop uit te schakelen. (Blz. 204)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 206 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
207
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als de elektronische sleutel zich in de auto bevindt en een portiergreep wordt nat tij-
dens het wassen van de auto, wordt er mogelijk een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay en klinkt er een zoemer buiten de auto. Vergrendel alle portie-
ren om het alarm uit te schakelen.
Als de vergrendelsensor in aanraking komt met ijs, sneeuw, modder, enz., werkt
deze mogelijk niet goed. Reinig de vergrendelsensor en raak hem opnieuw aan of
gebruik de vergrendelsensor aan de onderzijde van de portiergreep.
Bij een plotselinge nadering van het detectiegebied of de portiergreep kan het voor-
komen dat de portieren niet ontgrendeld worden. Laat in dat geval de portiergreep
los en controleer of de portieren worden ontgrendeld voordat u opnieuw aan de por-
tiergreep trekt.
Het ontgrendelen van de auto duurt mogelijk langer als zich een andere elektroni-
sche sleutel in het effectieve bereik bevindt.
Als er gedurende langere tijd niet met de auto wordt gereden
Bewaar, om diefstal van de auto te voorkomen, de elektronische sleutel niet binnen
een afstand van 2 m van de auto.
Het Smart entry-systeem met startknop kan vooraf worden uitgeschakeld.
(Blz. 844)
Het inschakelen van de energiebespaarmodus van de elektronische sleutel helpt te
voorkomen dat de sleutelbatterij leegraakt. (Blz. 204)
Voor een juiste bediening van het systeem
Zorg ervoor dat u de elektronische sleutel bij u hebt als u het systeem bedient. Houd
de elektronische sleutel niet te dicht bij de auto als u het systeem van buitenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie waarin de elektronische sleutel wordt
bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet correct door het systeem gesignaleerd, waar-
door het systeem wellicht niet juist functioneert. (Het alarm kan per ongeluk afgaan of
de functie die voorkomt dat de portieren per ongeluk worden vergrendeld, werkt wel-
licht niet.)
Als het Smart entry-systeem met startknop niet goed werkt
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren: Gebruik de mechanische sleutel.
(Blz. 795)
Starten van de motor: Blz. 796
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Verschillende instellingen (bijv. van het Smart entry-systeem met startknop) kunnen
worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 844)
Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren:
Gebruik de afstandsbediening of de mechanische sleutel. (Blz. 179, 795)
Starten van de motor en wijzigen van de standen van het contact: Blz. 796
Uitzetten van de motor: Blz. 322
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 207 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
208
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Verklaring
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 208 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
209
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 209 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
210
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 210 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
211
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 211 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
212
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 212 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
213
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 213 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
214
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 214 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
215
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 215 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
216
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 216 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
217
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 217 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
218
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 218 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
219
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 219 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
220
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 220 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
221
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 221 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
222
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 222 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
223
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 223 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
224
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 224 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
225
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 225 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
226
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 226 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
227
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 227 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
228
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 228 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
229
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 229 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
230
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 230 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
231
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 231 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
232
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 232 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
233
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 233 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
234
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 234 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
235
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 235 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
236
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 236 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
237
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 237 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
238
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 238 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
239
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 239 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
240
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voor auto's die in Oekraïne zijn verkocht
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 240 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
241
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 241 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
242
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voor auto's die in Servië zijn verkocht
Voor auto's die in Israël zijn verkocht
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 242 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
243
3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Waarschuwing met betrekking tot beïnvloeding van elektronische apparatuur
Mensen met geïmplanteerde pacemakers, CRT-pacemakers of geïmplanteerde
hartdefibrillatoren moeten voldoende afstand bewaren tot de antennes van het
Smart entry-systeem met startknop. (Blz. 201)
Radiogolven kunnen de werking van dergelijke apparatuur beïnvloeden. Indien
nodig kan de instapfunctie worden uitgeschakeld. Neem voor meer informatie over
bijvoorbeeld de frequentie van de radiogolven en de momenten waarop deze wor-
den uitgezonden, contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Raadpleeg vervolgens uw arts om na te gaan of de instapfunctie moet worden uit-
geschakeld.
Gebruikers van elektrische medische apparatuur anders dan geïmplanteerde pace-
makers, CRT-pacemakers en geïmplanteerde hartdefibrillatoren moeten contact
opnemen met de fabrikant van deze producten om te informeren of radiosignalen
invloed uitoefenen op de werking van deze apparatuur.
Radiogolven kunnen onverwachte effecten hebben op de werking van dergelijke
medische apparatuur.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor meer informatie
over het uitschakelen van de instapfunctie.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 243 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
244
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voorstoelen
Handmatig verstelbare stoel
Elektrisch verstelbare stoel
Procedure voor het verstellen
Hendel stoelpositieverstelling
Hendel rugleuningverstelling
Hendel hoogteverstelling (alleen
bestuurderszijde)
Schakelaar lendensteunverstel-
ling (alleen bestuurderszijde)
1
2
3
4
Schakelaar stoelpositie
Schakelaar rugleuningverstelling
Schakelaar verstelling zitting voor
(alleen bestuurderszijde)
Schakelaar hoogteverstelling
(alleen bestuurderszijde)
Schakelaar lendensteunverstel-
ling (alleen bestuurderszijde)
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 244 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
245
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als de onderrug van de inzittende tij-
dens een aanrijding van achteren
tegen de rugleuning drukt, beweegt
de hoofdsteun iets naar voren en
omhoog om de kans op een whiplash
te verminderen.
Instappen
Trek aan de hendel voor verstelling
van de rugleuning en klap de rug-
leuning omlaag. De stoel zal naar
voren schuiven.
Schuif de stoel zo ver mogelijk
naar voren
Uitstappen
Trap het pedaal in en klap de rug-
leuning omlaag. De stoel zal naar
voren schuiven.
Schuif de stoel zo ver mogelijk
naar voren
Controleer voordat u het pedaal
intrapt of er niemand op de voorpas-
sagiersstoel zit.
Nadat passagiers zijn ingestapt/uitgestapt
Klap de rugleuning omhoog en schuif de stoel naar achteren in de vergren-
deling.
Actieve hoofdsteunen
Verplaatsen van de passagiersstoel voor toegang tot de tweede zitrij
(3-deurs uitvoeringen)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 245 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
246
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Actieve hoofdsteunen
Ook bij het uitoefenen van kleinere krachten op de rugleuning kan de hoofdsteun
bewegen. Als een vergrendelde hoofdsteun geforceerd omhoog wordt getrokken,
wordt de inwendige constructie van de hoofdsteun wellicht zichtbaar. Dit duidt niet op
een probleem.
WAARSCHUWING
Wanneer de positie van de stoel wordt versteld
Let er bij het verstellen van de positie van de stoel op dat de stoel de overige inzit-
tenden van de auto niet raakt, omdat deze hierdoor wellicht letsel zouden kunnen
oplopen.
Houd uw handen niet onder de stoel of in de buurt van bewegende onderdelen om
letsel te voorkomen.
Uw vingers of handen zouden bekneld kunnen raken in het stoelmechanisme.
Stoel afstellen
Om te voorkomen dat u bij een aanrijding onder de veiligheidsgordel doorschuift, is
het raadzaam de leuning niet verder achterover te zetten dan strikt noodzakelijk is.
Als de rugleuning te ver achterover staat, kan bij een ongeval het heupgedeelte
over uw heupen heen schuiven, waardoor er te veel kracht op uw buik wordt uitge-
oefend, of kan het schoudergedeelte van de gordel in contact komen met uw nek,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Verstel de bestuurdersstoel niet tijdens het rijden, aangezien de stoel dan onver-
wachts kan bewegen. Hierdoor kan de bestuurder de controle over de auto verlie-
zen.
Controleer na het verstellen of de stoel goed is vergrendeld. (alleen handmatig ver-
stelbare stoel)
Bij een
aanrijding
van achteren
Inwendige
constructie
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 246 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
247
3
3-3. Verstellen van de stoelen
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Achterstoelen
Tweede zitrij (indien aanwezig)
3-deurs uitvoeringen
Hendel rugleuningverstelling
5-deurs uitvoering met tweevoudig wegklapbare stoelen
Hendel rugleuningverstelling
5-deurs uitvoering met vrij toegankelijke stoelen
Hendel rugleuningverstelling
Hendel stoelpositieverstelling
: Indien aanwezig
Procedure voor het verstellen
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 247 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
248
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Derde zitrij (indien aanwezig)
Elektrisch verstelbare stoel
Schakelaar rugleuningverstelling
Instappen (alleen rechterzijde [auto's met linkse besturing] of alleen
linkerzijde [auto's met rechtse besturing])
Trek aan de hendel voor verstelling
van de rugleuning en klap de rug-
leuning omlaag. De stoel zal naar
voren schuiven.
Schuif de stoel zo ver mogelijk
naar voren
Uitstappen (alleen rechterzijde [auto's met linkse besturing] of alleen
linkerzijde [auto's met rechtse besturing])
Trek aan de ontgrendelingshendel
en klap de rugleuning omlaag. De
stoel zal naar voren schuiven.
Schuif de stoel zo ver mogelijk
naar voren
Controleer voordat u aan de ont-
grendelingshendel trekt of er nie-
mand op de tweede zitrij zit.
Nadat passagiers zijn ingestapt/uitgestapt
Klap de rugleuning omhoog en schuif de stoel naar achteren in de vergren-
deling.
Verplaatsen van een stoel op de tweede zitrij voor toegang tot de derde
zitrij of bagageruimte (5-deurs uitvoeringen met vrij toegankelijke
stoelen)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 248 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
249
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Vóór het opklappen van de tweede zitrij
Zet de hoofdsteunen in de laagste
stand.
Steek de gespen in de gesphou-
ders om te voorkomen dat de gor-
dels in de weg zitten.
Vergeet niet de veiligheidsgordels
voor gebruik uit de houders te
halen.
Opklappen stoelen tweede zitrij (3-deurs uitvoeringen)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 249 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
250
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Opklappen stoelen tweede zitrij
Trek aan de hendel van de rug-
leuningverstelling en klap de
rugleuning omlaag.
Trek aan de ontgrendelingshen-
del van de stoel aan de achter-
zijde en beweeg de volledige
stoel omhoog en naar voren.
Rechtop zetten van de tweede zitrij
Druk op de knop om de achterstoel
te ontgrendelen, beweeg de ach-
terstoel omlaag en zet de rugleu-
ning rechtop.
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 250 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
251
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voordat de rugleuningen op de tweede zitrij worden neergeklapt
Berg de middelste gordelsluiting op
met behulp van het klittenband en
zet de hoofdsteunen in de laagste
stand.
Neerklappen rugleuningen tweede zitrij
Trek de zitting met behulp van
de ontgrendellus omhoog.
Druk op de ontgrendelknop van
de rugleuningen en klap de rug-
leuningen neer.
Om de rugleuningen op de tweede
zitrij terug te zetten in de oorspron-
kelijke posities tilt u de rugleuningen
op tot deze vastklikken.
Neerklappen van de tweede zitrij (5-deurs uitvoering met tweevoudig
wegklapbare stoelen)
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 251 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
252
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voordat de rugleuningen op de tweede zitrij worden neergeklapt
Zet de hoofdsteunen in de laagste
stand.
Neerklappen rugleuningen tweede zitrij
Trek aan de ontgrendelingshendel
van de rugleuning en klap de rug-
leuning neer.
Om de rugleuningen op de tweede
zitrij terug te zetten in de oorspron-
kelijke posities tilt u de rugleuningen
op tot deze vastklikken.
Neerklappen van de tweede zitrij (5-deurs uitvoering met vrij
toegankelijke stoelen)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 252 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
253
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Afzonderlijk neerklappen middelste rugleuning op de tweede zitrij (5-deurs uit-
voeringen)
Als de rugleuning niet kan worden opgeklapt
Trek aan de ontgrendelingshendel achterop de
rugleuning en klap de rugleuning neer.
Om de rugleuning terug te zetten in de oor-
spronkelijke positie tilt u de rugleuning op tot
deze vastklikt.
Ontgrendel de vergrendeling van de veilig-
heidsgordel:
Druk de onderste rand van de rugleuning in
om de veiligheidsgordel te laten vieren.
Laat de veiligheidsgordel iets oprollen.
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 253 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
254
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voordat de stoelen op de derde zitrij worden neergeklapt
Zet de hoofdsteunen in de laagste
stand.
Plaats de veiligheidsgordels in de
houders en maak de gesp vast.
Hierdoor wordt voorkomen dat de
gordel beschadigd raakt.
Vergeet niet de veiligheidsgordels
voor gebruik uit de houders te
halen.
Neerklappen van de stoelen op de derde zitrij
Via de achterdeur
Trek aan de ontgrendelingshendel
van de zitting/rugleuning en klap
de rugleuning omlaag.
De zitting wordt automatisch opge-
borgen.
Neerklappen van de stoelen op de derde zitrij (handmatig verstelbare
stoelen)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 254 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
255
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Via de achterportieren
Trek aan de ontgrendelingshen-
del van de zitting.
De zitting wordt automatisch opge-
borgen.
Trek aan de ontgrendelingshen-
del van de rugleuning en klap de
rugleuning neer.
Terugklappen stoelen derde zitrij
Ontgrendel de rugleuningen via
de achterportieren door aan de
ontgrendelingshendel te trek-
ken en til de rugleuningen op tot
deze vastklikken.
Trek aan het handvat om de zit-
tingen naar voren te halen.
1
2
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 255 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
256
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Terugklapschakelaar rechter stoel
Neerklapschakelaar rechter stoel
Terugklapschakelaar linker stoel
Neerklapschakelaar linker stoel
De schakelaars kunnen zowel worden bediend via de achterdeur als via de achter-
portieren.
Voordat de stoelen op de derde zitrij worden neergeklapt
Plaats de veiligheidsgordels in de
houders en maak de gesp vast.
Hierdoor wordt voorkomen dat de
gordel beschadigd raakt.
Vergeet niet de veiligheidsgordels
voor gebruik uit de houders te
halen.
Neerklappen van de stoelen op de derde zitrij (elektrisch verstelbare
stoelen)
Auto's met linkse besturing Auto's met rechtse besturing
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 256 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
257
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Neerklappen van de stoelen op de derde zitrij
Houd ingedrukt. Er klin-
ken twee
piepsignalen en de
rugleuning zal omhoog komen.
Er klinken opnieuw twee piepsigna-
len als de procedure is voltooid.
Houd nogmaals inge-
drukt.
Er klinken twee piepsigna-
len, de hoofdsteun klapt
voorover en de stoel wordt
opgeborgen.
Er klinken opnieuw twee piepsigna-
len als de procedure is voltooid.
Terugklappen stoelen derde zitrij
Houd ingedrukt.
Er klinken twee piepsignalen en
de rugleuning en zitting begin-
nen te bewegen. Er klinken
opnieuw twee piepsignalen als
de procedure is voltooid.
Til de hoofdsteunen op tot deze
vastklikken.
1
2
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 257 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
258
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De elektrisch verstelbare stoelen op de derde zitrij kunnen worden bediend als
Het contact UIT staat.
De selectiehendel in stand P staat (auto's met automatische transmissie) of de par-
keerrem geactiveerd is (auto's met handgeschakelde transmissie) terwijl het contact
AAN staat.
Als de elektrisch verstelbare stoelen op de derde zitrij worden opgeborgen
Houd de schakelaar ingedrukt tot de procedure automatisch stopt. Als u de schakelaar
loslaat, zal de procedure stoppen en zal er continu een zoemer klinken. De zoemer
stopt pas als de schakelaar opnieuw ingedrukt wordt.
Vergroten van de bagageruimte (auto's met elektrisch verstelbare stoelen op de
derde zitrij)
De stoelen op de derde zitrij kunnen worden gebruikt om op te zitten wanneer ze in de
positie staan zoals in stap is getoond of kunnen worden neergeklapt. (Blz. 256)
Dit is handig als u meer bagageruimte wilt, bijvoorbeeld wanneer bagage achter tegen
de rugleuningen drukt.
Als de waarschuwingszoemer continu klinkt (auto's met elektrisch verstelbare
stoelen op de derde zitrij)
Als er een storing in het systeem aanwezig is, zal de waarschuwingszoemer continu
klinken terwijl het contact AAN staat. Voer in dit geval de volgende handelingen uit:
Houd ingedrukt om de stoel terug te klappen.
Houd ingedrukt om de stoel op te bergen.
Wacht bij elke stap tot de stoel automatisch stopt met bewegen en er twee piepsigna-
len klinken voordat u de schakelaar loslaat.
Voer de volgende handelingen uit als de waarschuwingszoemer niet stopt, ook al hebt
u bovenstaande handelingen uitgevoerd:
Houd bij het achterportier ingedrukt. (De schakelaars bij de achterdeur
mogen niet worden gebruikt.)
Duw, terwijl u ingedrukt houdt, gedurende 10 seconden 5 keer naar
voren. Nadat er 3 piepsignalen hebben geklonken, zal het piepsignaal vervolgens
weer continu klinken.
Herhaal stap en .
2
1
2
3
4
5 1 2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 258 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
259
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Als de rugleuningen worden neergeklapt
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
Klap de rugleuningen niet neer tijdens het rijden.
Breng de auto op een vlakke ondergrond tot stilstand, activeer de parkeerrem en
zet de selectiehendel in stand P (automatische transmissie) of N (handgescha-
kelde transmissie).
Laat geen personen op de neergeklapte rugleuning of in de bagageruimte zitten tij-
dens het rijden.
Laat kinderen niet in de bagageruimte komen.
Stoel afstellen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
Om te voorkomen dat u bij een aanrijding onder de veiligheidsgordel doorschuift, is
het raadzaam de leuning niet verder achterover te zetten dan strikt noodzakelijk is.
Als de rugleuning te ver achterover staat, kan bij een ongeval het heupgedeelte
over uw heupen heen schuiven, waardoor er te veel kracht op uw buik wordt uitge-
oefend, of kan het schoudergedeelte van de gordel in contact komen met uw nek,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Verstel de bestuurdersstoel niet tijdens het rijden, aangezien de stoel dan onver-
wachts kan bewegen. Hierdoor kan de bestuurder de controle over de auto verlie-
zen.
Let bij het neerklappen van de rugleuningen op dat uw handen of voeten niet
bekneld raken tussen het achterste deel van de middenconsole en de stoelen op
de tweede zitrij.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 259 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
260
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Als de stoelen op de derde zitrij worden opgeborgen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
Controleer of zich geen bagage of personen rondom de stoelen bevinden voordat u
deze gaat opbergen.
Voer de procedure langzaam en voorzichtig uit (auto's met handmatig verstelbare
stoelen op de derde zitrij).
Steek geen handen of voeten tussen de bewegende onderdelen van de stoel.
Laat de stoel niet bedienen door kinderen.
Gebruik de stoel niet als alleen de zitting is opgeborgen (auto's met handmatig ver-
stelbare stoelen).
Nadat de rugleuningen weer zijn teruggeklapt
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
Controleer of de rugleuning goed is vergrendeld door de bovenzijde van de rugleu-
ning vooruit en achteruit te duwen. (behalve elektrisch verstelbare stoelen op de
derde zitrij)
Controleer of de veiligheidsgordels niet gedraaid zijn of vastzitten in de rugleuning.
OPMERKING
Bij het terugklappen van de stoelen op de derde zitrij (auto's met een bagageaf-
dekking)
Als er een bagageafdekking in de bagageruimte is geplaatst, verwijder deze dan
voordat u de stoelen op de derde zitrij terugklapt (Blz. 618). De bagageafdekking
kan beschadigd raken door de stoelen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 260 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
261
3
3-3. Verstellen van de stoelen
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Ergonomisch geheugen
De rijpositie die uw voorkeur heeft (de positie van de bestuurdersstoel, het
stuur en de buitenspiegels) kan in het geheugen worden opgeslagen met een
druk op de knop weer worden ingesteld.
Er kunnen twee verschillende rijposities worden opgeslagen in het geheugen.
Procedure voor opslaan
Auto's met een automatische transmissie:
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Auto's met handgeschakelde transmissie:
Controleer of de parkeerrem is geactiveerd.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact AAN.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact AAN.
Zet de bestuurdersstoel, het stuurwiel en de buitenspiegels in de
gewenste positie.
Druk, terwijl u de toets SET
ingedrukt houdt of binnen
3 seconden nadat de toets SET
is ingedrukt, op toets 1 of 2 tot
de zoemer klinkt.
Als er onder de gekozen toets al
een instelling was opgeslagen, zal
deze worden overschreven.
: Indien aanwezig
Deze functie zet de bestuurdersstoel, het stuurwiel en de buitenspie-
gels automatisch in de gewenste stand.
Ergonomisch geheugen
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 261 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
262
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Procedure voor oproepen
Auto's met een automatische transmissie:
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Auto's met handgeschakelde transmissie:
Controleer of de parkeerrem is geactiveerd.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact AAN.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact AAN.
Druk op toets 1 of 2 totdat de
zoemer klinkt om de gewenste
opgeslagen rijpositie op te roe-
pen.
Het oproepen van de stoelpositie halverwege onderbreken
Voer een van de volgende handelingen uit:
Druk op de toets SET.
Druk op toets 1 of 2.
Bedien een van de schakelaars van de stoelverstelling (schakelt alleen het oproepen
van de stoelpositie uit).
Bedien de schakelaar van de stuurverstelling (schakelt alleen het oproepen van de
stuurwielpositie uit).
Stoelposities die in het geheugen kunnen worden opgeslagen (Blz. 244)
Andere ingestelde posities dan de ingestelde positie met de schakelaar van de len-
densteunverstelling kunnen in het geheugen worden opgeslagen.
Bedienen van het ergonomisch geheugen nadat het contact UIT is gezet
De opgeslagen posities kunnen gedurende 180 seconden na het openen van het
bestuurdersportier nog worden geactiveerd en nog eens 60 seconden na het sluiten
van het portier.
Het ergonomisch geheugen op de juiste wijze gebruiken
Als de stoel al in de verst mogelijke stand staat en de stoel wordt in dezelfde richting
bewogen, dan wijkt de opgeslagen positie mogelijk iets af wanneer deze wordt opge-
roepen.
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 262 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
263
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
In elke elektronische sleutel kan de door u gewenste rijpositie worden opge-
slagen, zodat die kan worden opgeroepen.
Procedure voor registreren
Sla uw zitpositie op onder knop 1 of 2 alvorens de volgende handelingen
uit te voeren:
Draag alleen de sleutel bij u die u wilt registreren en sluit het bestuurders-
portier. Als zich 2 of meer sleutels in de auto bevinden, kan de rijpositie
niet juist worden opgeslagen.
Auto's met een automatische transmissie:
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Auto's met handgeschakelde transmissie:
Controleer of de parkeerrem is geactiveerd.
Zet het contact AAN.
Roep de rijpositie op die u wilt opslaan.
Houd de toets voor het oproe-
pen van de rijpositie ingedrukt
en druk op de schakelaar voor
de centrale vergrendeling in het
bestuurdersportier (vergrende-
len of ontgrendelen) totdat het
piepsignaal klinkt.
Als de toets niet kan worden gere-
gistreerd, klinkt de zoemer continu
gedurende ongeveer 3 seconden.
Procedure voor oproepen
Controleer of de portieren zijn vergrendeld alvorens de rijpositie op te roe-
pen. Gebruik de elektronische sleutel met de opgeslagen rijpositie en ont-
grendel en open het bestuurdersportier met het Smart entry-systeem met
startknop of de afstandsbediening.
De stoel wordt in de opgeslagen rijpositie gezet.
Als de rijpositie een positie is die al is opgeslagen, zullen de stoel en de buiten-
spiegels niet bewegen.
Geheugenoproepfunctie (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 263 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
264
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Procedure voor annuleren
Draag alleen de sleutel bij u die u wilt annuleren en sluit het bestuurders-
portier.
Als zich 2 of meer sleutels in de auto bevinden, kan de koppeling aan de
rijpositie niet goed worden geannuleerd.
Zet het contact AAN.
Houd de toets SET ingedrukt en druk op de schakelaar voor de centrale
vergrendeling in het bestuurdersportier (vergrendelen of ontgrendelen)
totdat de zoemer tweemaal klinkt.
Oproepen van de rijpositie met behulp van de geheugenoproepfunctie
In elke elektronische sleutel kunnen verschillende rijposities worden opgeslagen.
Daarom kan de rijpositie die wordt opgeroepen per sleutel anders zijn.
Wanneer een ander portier dan het bestuurdersportier wordt ontgrendeld via het
Smart entry-systeem met startknop, wordt de rijpositie niet opgeroepen. Druk in dat
geval op de toets van de rijpositie die is ingesteld.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De ontgrendelingsinstellingen van de geheugenoproepfunctie kunnen aan de per-
soonlijke voorkeur worden aangepast. (Systemen met mogelijkheden voor persoon-
lijke voorkeursinstellingen: Blz. 847)
WAARSCHUWING
Waarschuwing bij het verstellen van de stoel
Let er bij het instellen van de stoelpositie op dat de stoel de passagier achterin niet
raakt en dat uw lichaam niet klem komt te zitten tussen de stoel en het stuurwiel.
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 264 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
265
3
3-3. Verstellen van de stoelen
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Hoofdsteunen
Omhoog
Trek de hoofdsteun omhoog.
Omlaag
Duw de hoofdsteun omlaag en houd
daarbij de ontgrendelknop ingedrukt.
Trek aan de ontgrendellus om de
hoofdsteun neer te klappen.
Om de hoofdsteunen weer in de uit-
gangspositie te zetten, tilt u de hoofd-
steunen op tot deze vastklikken.
Verwijderen van de hoofdsteunen
Handmatig verstelbare stoelen op de eerste, tweede en derde zitrij
Elektrisch verstelbare stoelen op de derde zitrij
De hoofdsteun kan niet worden verwijderd.
Alle zitplaatsen zijn voorzien van een hoofdsteun.
Handmatig verstelbare stoelen op de eerste, tweede en derde zitrij
(indien aanwezig)
Ontgrendelknop
1
2
Elektrisch verstelbare stoelen op de derde zitrij (indien aanwezig)
Trek de hoofdsteun omhoog en houd daarbij
de ontgrendelknop ingedrukt.
Ontgrendel-
knop
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 265 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
266
3-3. Verstellen van de stoelen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Plaatsen van de hoofdsteunen (handmatig verstelbare stoelen op de eerste,
tweede en derde zitrij)
Afstellen van de hoogte van de hoofdsteunen
Gebruik van de middelste hoofdsteun op de tweede zitrij, de buitenste hoofd-
steunen op de tweede zitrij (5-deurs uitvoeringen zonder derde zitrij) en de
hoofdsteunen op de handmatig verstelbare stoelen op de derde zitrij
Gebruik van de hoofdsteunen van de elektrisch verstelbare stoelen op de derde
zitrij (indien aanwezig)
Til de hoofdsteunen op tot deze vastklikken.
Breng de hoofdsteun in lijn met de bevesti-
gingsgaten en schuif hem omlaag tot hij in de
vergrendeling klikt.
Houd de ontgrendelknop ingedrukt wanneer u
de hoofdsteun laat zakken.
*
*
: Indien aanwezig
Stel de hoofdsteunen zo in dat het midden van
de hoofdsteun zich zo dicht mogelijk bij de
bovenzijde van uw oren bevindt.
Stel de hoofdsteunen voor gebruik altijd mini-
maal in op de op een na laagste stand.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 266 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
267
3-3. Verstellen van de stoelen
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de hoofdsteunen
Neem met betrekking tot de hoofdsteunen de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht. Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot
gevolg hebben.
Plaats de hoofdsteunen altijd op de bijbehorende stoel.
Stel de hoofdsteunen altijd goed af.
Druk de hoofdsteunen na het plaatsen naar beneden om te controleren of ze goed
vergrendeld zijn.
Rijd nooit zonder hoofdsteunen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 267 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
268
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Stuurwiel
Uitvoering met handmatige verstelling
Houd het stuurwiel vast en trek de
hendel omlaag.
Zet het stuurwiel in de ideale posi-
tie door het in horizontale en verti-
cale richting te bewegen.
Trek na de verstelling de hendel
omhoog om het stuurwiel te borgen.
Uitvoering met elektrische verstelling
Omhoog
Omlaag
Van de bestuurder af
Naar de bestuurder toe
Procedure voor het verstellen
1
2
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 268 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
269
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als het contact UIT staat, keert het
stuurwiel terug naar de ruststand door
omhoog en van de bestuurder af te
kantelen, waardoor het in- en uitstap-
pen vergemakkelijkt wordt.
Als het contact in stand ACC of AAN
wordt gezet, keert het stuurwiel terug
naar de oorspronkelijke positie.
Druk op of vlak bij het symbool
om te claxonneren.
Het elektrisch verstelbare stuurwiel kan worden versteld als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Automatisch instellen stuurpositie
Met het ergonomisch geheugen kan een gewenste stuurwielpositie in het geheugen
worden opgeslagen en automatisch worden opgeroepen. (Blz. 261)
Na het afstellen van het stuurwiel (handmatig verstelbaar stuurwiel)
Zorg ervoor dat het stuurwiel goed vergrendeld is.
De claxon klinkt mogelijk niet als het stuurwiel niet goed is vergrendeld.
Automatisch wegkantelen (elektrisch verstelbaar stuur)
Claxon
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 269 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
270
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel het stuurwiel niet tijdens het rijden.
Anders kunt u de macht over het stuur verliezen en een ongeval veroorzaken, waar-
door ernstig letsel kan ontstaan.
Na het afstellen van het stuurwiel (handmatig verstelbaar stuurwiel)
Zorg ervoor dat het stuurwiel goed vergrendeld is.
Anders kan het stuurwiel plotseling bewegen, waardoor een ongeval kan ontstaan
met ernstig letsel tot gevolg.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 270 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
271
3
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Binnenspiegel
De hoogte van de binnenspiegel kan worden afgestemd op uw houding ach-
ter het stuur.
Stel de hoogte van de binnenspiegel
af door de spiegel omhoog of omlaag
te bewegen.
Binnenspiegel met handmatig bediende antiverblindingsstand
Verblinding door de koplampen van achteropkomend verkeer kan worden
beperkt door de lip te verstellen.
Normale stand
Antiverblindingsstand
De positie van de binnenspiegel kan worden afgesteld zodat de
bestuurder voldoende zicht naar achteren heeft.
Afstellen van de hoogte van de binnenspiegel
Antiverblindingsstand
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 271 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
272
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Binnenspiegel met automatische antiverblindingsstand
De hoeveelheid gereflecteerd licht wordt automatisch gereduceerd op basis
van de helderheid van de koplampen van achteropkomend verkeer.
De modus voor de automatische anti-
verblindingsstand wijzigen
Aan/uit
Wanneer de automatische antiverblin-
dingsstand is ingeschakeld, brandt het
controlelampje.
De functie wordt ingeschakeld telkens
wanneer het contact AAN wordt gezet.
Druk op de toets om de functie uit te
schakelen. (Het controlelampje gaat
ook uit.)
Voorkomen van een onjuiste werking van de sensoren (auto's met binnenspiegel
met automatische antiverblindingsstand)
Controlelampje
Raak de sensoren niet aan en bedek ze ook
niet, omdat hierdoor de werking van de senso-
ren in negatieve zin beïnvloed kan worden.
WAARSCHUWING
Verstel de spiegel niet tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u de macht over het stuur verliezen en een ongeval veroorzaken,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 272 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
273
3
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Buitenspiegels
Auto's met linkse besturing (type A)
Druk op de schakelaar om de bui-
tenspiegel te selecteren die moet
worden versteld.
Links
Rechts
Verstel de buitenspiegel met de
schakelaar.
Omhoog
Rechts
Omlaag
Links
Procedure voor het verstellen
1
1
2
2
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 273 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
274
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Auto's met linkse besturing (type B)
Druk op de schakelaar om de bui-
tenspiegel te selecteren die moet
worden versteld.
Links
Rechts
Verstel de buitenspiegel met de
schakelaar.
Omhoog
Rechts
Omlaag
Links
Auto's met rechtse besturing
Draai de schakelaar om een bui-
tenspiegel te selecteren.
Links
Rechts
Bedien de schakelaar om de spie-
gel te verstellen.
Omhoog
Rechts
Omlaag
Links
1
1
2
2
1
2
3
4
1
1
2
2
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 274 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
275
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Auto's met linkse besturing (type A)
Druk op de schakelaar om de buiten-
spiegels in te klappen.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de buitenspiegels weer uit te klappen.
Auto's met linkse besturing (type B)
De automatische stand maakt het mogelijk om het wegklappen of terugklap-
pen van de spiegels te koppelen aan het vergrendelen/ontgrendelen van de
portieren.
Inklappen van de spiegels
Uitklappen van de spiegels
Als de schakelaar van de inklapbare
buitenspiegels in de middenstand
staat, wordt de automatische stand
ingeschakeld.
Auto's met rechtse besturing
Inklappen van de spiegels
Uitklappen van de spiegels
Auto's met automatische stand:
Als de schakelaar van de inklapbare
buitenspiegels in de middenstand
staat, wordt de automatische stand
ingeschakeld.
De automatische stand maakt het
mogelijk om het wegklappen of terug-
klappen van de spiegels te koppelen
aan het vergrendelen/ontgrendelen
van de portieren.
Inklappen en uitklappen van de spiegels
1
2
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 275 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
276
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Wanneer de spiegelselectieschakelaar in stand L of R staat, kantelen de bui-
tenspiegels tijdens het achteruitrijden automatisch naar beneden om meer
zicht op de grond te bieden.
Beweeg de selectieschakelaar voor de spiegels naar de neutraalstand (tus-
sen L en R) om deze functie uit te schakelen.
Afstellen van de spiegelhoek tijdens het achteruitrijden
Stel de spiegelhoek naar wens af terwijl de selectiehendel in stand R staat.
De ingestelde hoek wordt opgeslagen en de spiegel kantelt automatisch
naar de opgeslagen hoek wanneer de volgende keer de selectiehendel in
stand R wordt gezet.
De opgeslagen positie voor omlaag kantelen van de spiegel is gekoppeld aan de
normale stand (afgestelde hoek met de selectiehendel in een andere stand dan
R). Als daarom de normale stand wordt gewijzigd na het afstellen, wijzigt ook de
kantelstand. Wanneer de normale stand wordt gewijzigd, stel dan tijdens het
achteruitrijden de hoek opnieuw af.
De spiegelhoek kan worden versteld wanneer
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact staat in stand ACC of AAN.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Als de spiegels beslagen zijn
Schakel de buitenspiegelverwarming in om de spiegels te ontwasemen. (Blz. 573,
582)
Koppeling van spiegelstand aan achteruitrijden (indien aanwezig)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 276 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
277
3-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Automatisch afstellen van de spiegels (auto's met ergonomisch geheugen)
U kunt de gewenste stand van de spiegel in het geheugen opslaan en automatisch
vanuit het ergonomisch geheugen oproepen. (Blz. 261)
Gebruik van de automatische stand bij koud weer (indien aanwezig)
Wanneer de automatische stand wordt gebruikt bij koud weer, kan de buitenspiegel
bevriezen en wordt de spiegel mogelijk niet automatisch in- en uitgeklapt. Verwijder in
dit geval sneeuw en ijs van de spiegel en bedien de spiegel vervolgens met de hand-
matige modus of beweeg de spiegel met de hand.
Persoonlijke voorkeursinstellingen (indien aanwezig)
Het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 844)
WAARSCHUWING
Belangrijke punten tijdens het rijden
Neem tijdens het rijden de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht over het stuur verliezen en een ongeval veroor-
zaken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Verstel de spiegels niet tijdens het rijden.
Rijd niet met de auto als de spiegels zijn ingeklapt.
Beide buitenspiegels dienen in de normale stand te staan en goed te zijn ingesteld
alvorens met de auto wordt gereden.
Wanneer een spiegel wordt versteld
Zorg ervoor dat uw hand niet bekneld raakt tussen de bewegende spiegel en het
spiegelhuis om letsel en storingen te voorkomen.
Als de spiegelverwarming is ingeschakeld
Raak het oppervlak van de spiegels niet aan, omdat dit heet kan worden en brand-
wonden kan veroorzaken.
OPMERKING
Als het stelmechanisme vastzit als gevolg van bevriezing
Bedien de spiegels niet en krab het ijs niet van de spiegel. Bespuit de spiegel met
ruitontdooier om deze weer beweegbaar te maken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 277 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
278
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Elektrisch bedienbare ruiten
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen worden geopend en gesloten met
behulp van de schakelaars.
Door de schakelaar te bedienen bewegen de ruiten als volgt:
Sluiten
One-touch sluiten
*
Openen
One-touch openen
*
*
: De ruit stopt in een tussenstand door de
schakelaar in de andere richting te
bewegen.
Druk de schakelaar in om de schake-
laars voor de ruiten van de passa-
giers te blokkeren.
Gebruik deze schakelaar om te voorko-
men dat kinderen per ongeluk een pas-
sagiersruit openen of sluiten.
Openen en sluiten
1
2
3
4
Blokkeerschakelaar ruitbediening
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 278 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
279
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen bediend worden als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Bedienen van de elektrisch bedienbare ruiten nadat het contact UIT is gezet
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen, zelfs nadat het contact in stand ACC of UIT is
gezet, nog ongeveer 45 seconden worden bediend. Ze kunnen echter niet meer wor-
den bediend zodra een van de voorportieren is geopend.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen, zelfs nadat het contact in stand ACC of UIT is
gezet, nog ongeveer 45 seconden worden bediend. Ze kunnen echter niet meer wor-
den bediend zodra een van de voorportieren is geopend.
Klembeveiliging
Als tijdens het sluiten van de ruit een object bekneld raakt tussen de ruit en het ruit-
frame, stopt de beweging van de ruit en wordt de ruit weer iets geopend.
Knelbeveiliging
Als tijdens het openen van de ruit een object bekneld raakt tussen het portier en de
ruit, stopt de beweging van de ruit.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 279 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
280
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als de ruit niet kan worden geopend of gesloten
Wanneer de klembeveiliging of de knelbeveiliging niet goed werkt en de portierruit niet
kan worden geopend of gesloten, voer dan de onderstaande handelingen uit met de
schakelaar van de ruitbediening van dat portier.
Breng de auto tot stilstand. Zorg ervoor dat het contact AAN staat en bedien de scha-
kelaar van de ruitbediening continu in de one-touch sluitpositie of de one-touch open-
positie binnen 4 seconden nadat de klembeveiliging of knelbeveiliging werd
geactiveerd, zodat de portierruit kan worden geopend en gesloten.
Als de ruit ook na het uitvoeren van bovenstaande handelingen niet kan worden
geopend of gesloten, voer dan de onderstaande procedure uit voor initialisatie van
de functie.
Zet het contact AAN.
Houd de schakelaar voor de ruitbediening omhoog getrokken in de one-touch
sluitpositie en sluit de ruit volledig.
Laat de schakelaar voor de ruitbediening even los en houd vervolgens de schake-
laar gedurende ten minste ongeveer 6 seconden in de one-touch sluitpositie.
Houd de schakelaar van de ruitbediening ingedrukt in de one-touch openpositie.
Blijf de schakelaar, nadat de portierruit volledig is geopend, nog eens ten minste 1
seconde in die positie vasthouden.
Laat de schakelaar voor de ruitbediening even los en houd vervolgens de schake-
laar gedurende ten minste ongeveer 4 seconden in de one-touch openpositie.
Houd de schakelaar voor de ruitbediening nogmaals omhoog getrokken in de
one-touch sluitpositie. Blijf de schakelaar, nadat de ruit volledig is gesloten, nog
eens ten minste 1 seconde in die positie vasthouden.
Herhaal de procedure vanaf het begin als u de schakelaar hebt losgelaten terwijl de
ruit nog in beweging was.
Als de ruit in de tegengestelde richting beweegt en niet volledig kan worden geslo-
ten of geopend, laat dan de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Aan portierslot gekoppelde werking ruiten
De elektrisch bedienbare ruiten kunnen worden geopend en gesloten met behulp van
de afstandsbediening of sleutel, indien dat zo ingesteld is door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige. (Blz. 179, 180)
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde instellingen (bijvoorbeeld de koppeling aan de portiervergrendeling) kunnen
worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 844)
1
2
3
4
5
6
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 280 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
281
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kan er ernstig letsel ontstaan.
Sluiten van de ruiten
De bestuurder is verantwoordelijk voor de bediening van de elektrisch bedienbare
ruiten, ook voor die van de passagiers. Laat, om onbedoelde bediening, met name
door kinderen, te voorkomen, de elektrisch bedienbare ruiten niet door kinderen
bedienen. Het kan gebeuren dat een lichaamsdeel van een kind of een andere
passagier klem komt te zitten tussen de elektrisch bedienbare ruit. Wanneer er een
kind in de auto zit, verdient het aanbeveling om de blokkeerschakelaar voor de ruit-
bediening te gebruiken. (Blz. 278)
Controleer of geen van de inzittenden een lichaamsdeel naar buiten steekt dat
bekneld zou kunnen raken als de ruiten bediend worden.
Wanneer de elektrisch bedienbare ruiten worden bediend met de afstandsbedie-
ning of mechanische sleutel, bedien dan de elektrisch bedienbare ruit nadat u hebt
gecontroleerd of er geen risico is dat een passagier met een lichaamsdeel bekneld
kan raken tussen de ruit. Laat kinderen de ruit niet bedienen via de afstandsbedie-
ning of mechanische sleutel. Het kan gebeuren dat een lichaamsdeel van een kind
of een andere passagier klem komt te zitten door het bedienen van de elektrisch
bedienbare ruit.
Wanneer u uit de auto stapt, zet dan het contact UIT en neem de sleutel en het kind
met u mee. Anders kan het kind de auto mogelijk onbedoeld, uit kattenkwaad, enz.
bedienen, wat tot een ongeval kan leiden.
Klembeveiliging
Steek geen lichaamsdelen in de opening om te proberen of de klembeveiliging
omhoog werkt.
De klembeveiliging werkt mogelijk niet als iets klem komt te zitten als de ruit bijna
volledig gesloten is. Zorg ervoor dat er geen lichaamsdelen klem komen te zitten
tussen de ruit.
Knelbeveiliging
Steek geen lichaamsdelen of kledingstukken in de opening om te proberen of de
knelbeveiliging werkt.
De knelbeveiliging werkt mogelijk niet als iets bekneld raakt op het moment dat de
ruit bijna volledig geopend is. Zorg ervoor dat er geen lichaamsdelen of kleding-
stukken klem komen te zitten tussen de ruit.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 281 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
282
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Schuifdak
Opent het schuifdak*
Het schuifdak stopt iets voordat het vol-
ledig geopend is om windgeruis te
beperken.
Druk nogmaals op de schakelaar om
het schuifdak volledig te openen.
Sluit het schuifdak*
*
: Druk licht op één van de uiteinden van
de schuifdakschakelaar om de bewe-
ging van het schuifdak halverwege te
stoppen.
Kantelt het schuifdak omhoog*
Kantelt het schuifdak omlaag*
*
: Druk licht op één van de uiteinden van
de schuifdakschakelaar om de bewe-
ging van het schuifdak halverwege te
stoppen.
: Indien aanwezig
Het schuifdak kan met behulp van de schakelaars in de dakconsole
open en dicht worden geschoven en naar boven en beneden worden
gekanteld.
Openen en sluiten
1
2
Omhoog en omlaag kantelen
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 282 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
283
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Het schuifdak kan worden bediend als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Bedienen van het schuifdak nadat het contact UIT is gezet
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het schuifdak kan, zelfs nadat het contact in stand ACC of UIT is gezet, nog ongeveer
45 seconden worden bediend. Het kan echter niet meer worden bediend als een van
de voorportieren is geopend.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het schuifdak kan, zelfs nadat het contact in de stand ACC of UIT is gezet, nog onge-
veer 45 seconden worden bediend. Het kan echter niet meer worden bediend als een
van de voorportieren is geopend.
Klembeveiliging
Als tijdens het sluiten of naar beneden kantelen een object bekneld raakt tussen het
schuifdak en het frame, stopt de beweging van het schuifdak en wordt het weer iets
geopend.
Zonnescherm
Het zonnescherm kan met de hand worden geopend en gesloten. Bij het openen van
het schuifdak zal het zonnescherm echter automatisch ook worden geopend.
Aan portierslot gekoppelde werking schuifdak
Het schuifdak kan worden geopend en gesloten met behulp van de afstandsbediening
of sleutel, indien dat zo ingesteld is door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(Blz. 179, 180)
Waarschuwingsfunctie schuifdak open
Er klinkt een alarm wanneer het bestuurdersportier geopend wordt terwijl het schuif-
dak niet volledig gesloten is en het contact UIT staat.
Als het schuifdak niet normaal sluit
Ga als volgt te werk:
Als het schuifdak sluit, maar dan weer een stukje opengaat
Breng de auto tot stilstand.
Houd van ingedrukt.
*
1
Het schuifdak gaat dicht, gaat weer open en stopt ongeveer 10 seconden.*
2
Ver-
volgens gaat het weer dicht, kantelt het omhoog en stopt het ongeveer 1 seconde.
Ten slotte kantelt het schuifdak omlaag, waarna het opent en sluit.
Controleer of het schuifdak geheel gesloten is en laat dan de schakelaar los.
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 283 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
284
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als het schuifdak omlaag kantelt maar dan weer omhoog kantelt
Breng de auto tot stilstand.
Houd van
*
1
ingedrukt totdat het schuifdak omhoog is gekanteld en stopt.
Laat van even los en houd van dan weer ingedrukt.
*
1
Het schuifdak blijft ongeveer 10 seconden in de omhooggekantelde positie
staan.
*
2
Vervolgens wordt de stand enigszins bijgesteld en stopt het dak onge-
veer 1 seconde.
Ten slotte kantelt het schuifdak omlaag, waarna het opent en sluit.
Controleer of het schuifdak geheel gesloten is en laat dan de schakelaar los.
*
1
: Als de schakelaar niet op het juiste moment wordt losgelaten, moet de procedure
helemaal opnieuw worden uitgevoerd.
*
2
: Als de schakelaar wordt losgelaten nadat er 10 seconden is gewacht, wordt de
automatische functie uitgeschakeld. Houd in dat geval van of van
ingedrukt en het schuifdak kantelt omhoog en stopt dan ongeveer
1 seconde. Dan kantelt het omlaag, gaat open en sluit. Controleer of het schuif-
dak geheel gesloten is en laat dan de schakelaar los.
Als het schuifdak ook na het op de juiste wijze uitvoeren van bovenstaande procedure
niet volledig sluit, laat dan uw auto controleren door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde instellingen (bijvoorbeeld de koppeling aan de portiervergrendeling) kunnen
worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 844)
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 284 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
285
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
3
Bediening van elk onderdeel
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig letsel.
Openen van het schuifdak
Laat geen van de inzittenden tijdens het rijden zijn/haar hand of hoofd buiten de
auto uit steken.
Ga niet op het schuifdak zitten.
Sluiten van het schuifdak
De bestuurder is verantwoordelijk voor het openen en sluiten van het schuifdak.
Laat, om onbedoelde bediening, met name door kinderen, te voorkomen, het
schuifdak niet door kinderen bedienen. Het kan gebeuren dat een lichaamsdeel
van een kind of een andere passagier klem komt te zitten tussen het schuifdak.
Controleer of geen van de inzittenden een lichaamsdeel naar buiten steekt dat
bekneld zou kunnen raken als het schuifdak bediend wordt.
Wanneer het schuifdak wordt bediend met de afstandsbediening of mechanische
sleutel, bedien dan het schuifdak nadat u hebt gecontroleerd of er geen risico is dat
een passagier met een lichaamsdeel bekneld kan raken tussen het schuifdak. Laat
kinderen het schuifdak niet bedienen via de afstandsbediening of mechanische
sleutel. Het kan gebeuren dat een lichaamsdeel van een kind of een andere passa-
gier klem komt te zitten tussen het schuifdak.
Wanneer u uit de auto stapt, zet dan het contact UIT en neem de sleutel en het kind
met u mee. Anders kan het kind de auto mogelijk onbedoeld, uit kattenkwaad, enz.
bedienen, wat tot een ongeval kan leiden.
Klembeveiliging
Gebruik geen lichaamsdelen om de klembeveiliging opzettelijk te activeren.
Het is mogelijk dat de klembeveiliging niet werkt als het schuifdak bijna gesloten is.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 285 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
286
3-5. Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 286 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
287
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden met de auto ..................288
Lading en bagage....................301
Rijden met een aanhangwagen
(met trekhaak).......................304
4-2. Rijprocedures
Contactslot
(auto's zonder Smart
entry-systeem en
startknop) ..............................316
Startknop
(auto's met Smart
entry-systeem en
startknop) ..............................320
Automatische transmissie........330
Handgeschakelde
transmissie ............................337
Richtingaanwijzerscha-
kelaar ....................................341
Parkeerrem..............................342
Roetfiltersysteem
(alleen 1GD-FTV motor)........343
4-3. Bedienen van verlichting
en ruitenwissers
Lichtschakelaar........................349
AHB (Automatic High
Beam)....................................364
Schakelaar mistlampen ...........369
Ruitenwissers en -
sproeiers ...............................371
Achterruitenwisser en -
sproeier .................................377
Koplampsproeierscha-
kelaar ....................................379
4-4. Tanken
Openen van de tankdop.......... 381
4-5. Gebruik van de ondersteunende
systemen
Toyota Safety Sense............... 385
PCS (Pre-Crash Safety-
systeem)
.............................................. 399
LDA (Lane Departure Alert
met Yaw Assist-functie) ........ 410
RSA (Road Sign Assist).......... 421
Dynamic Radar Cruise
Control .................................. 427
Cruise control .......................... 444
Stop & Start-systeem .............. 448
Rijmodusselectiescha-
kelaars .................................. 458
Toyota Parking Assist-
sensor ................................... 461
Ondersteunende systemen ..... 471
BSM
(Blind Spot Monitor) .............. 477
BSM-functie........................ 491
RCTA.................................. 494
4-6. Rijtips
Rijden in de winter................... 500
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 287 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
288
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Rijden met de auto
Blz. 316, 320
Automatische transmissie
Zet met ingetrapt rempedaal de selectiehendel in stand D. (Blz. 330)
Deactiveer de parkeerrem. (Blz. 342)
Laat het rempedaal geleidelijk opkomen en trap langzaam het gaspedaal
in om de auto in beweging te brengen.
Handgeschakelde transmissie
Zet met ingetrapt koppelingspedaal de selectiehendel in de 1e versnelling.
(Blz. 337)
Deactiveer de parkeerrem. (Blz. 342)
Laat het koppelingspedaal geleidelijk opkomen. Trap tegelijkertijd het gas-
pedaal langzaam in om de auto in beweging te brengen.
Automatische transmissie
Trap, terwijl de selectiehendel in stand D staat, het rempedaal in.
Auto's met Stop & Start-systeem: Als het Stop & Start-systeem is ingeschakeld,
wordt de motor uitgeschakeld bij het intrappen van het rempedaal.
Activeer indien nodig de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P of N als de auto langdurig stil zal staan.
(Blz. 330)
Handgeschakelde transmissie
Trap met ingetrapt koppelingspedaal het rempedaal in.
Activeer indien nodig de parkeerrem.
Als de auto gedurende langere tijd stilstaat, zet dan de selectiehendel in stand N.
(Blz. 337)
Volg om veilig te kunnen rijden de onderstaande procedures:
Starten van de motor
Rijden
1
2
3
Tot stilstand brengen van de auto
1
2
3
1
2
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 288 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
289
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Automatische transmissie
Trap, terwijl de selectiehendel in stand D staat, het rempedaal in.
Activeer de parkeerrem (Blz. 342) en zet de selectiehendel in stand P
(Blz. 330).
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT om de motor uit te zetten.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Druk op de startknop om de motor uit te zetten.
Vergrendel de portieren nadat u gecontroleerd hebt of u de sleutel bij u
hebt.
Plaats bij het parkeren op een helling indien nodig wielblokken.
Handgeschakelde transmissie
Trap met ingetrapt koppelingspedaal het rempedaal in.
Zet de selectiehendel in stand N. (Blz. 337)
Activeer de parkeerrem. (Blz. 342)
Zet de selectiehendel bij het parkeren op een helling indien nodig in stand 1 of R.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT om de motor uit te zetten.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Druk op de startknop om de motor uit te zetten.
Vergrendel de portieren nadat u gecontroleerd hebt of u de sleutel bij u
hebt.
Plaats bij het parkeren op een helling indien nodig wielblokken.
Parkeren van de auto
1
2
3
4
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 289 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
290
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Automatische transmissie
Activeer de parkeerrem en zet de selectiehendel in stand D.
Trap het gaspedaal geleidelijk in.
Deactiveer de parkeerrem.
Handgeschakelde transmissie
Houd de parkeerrem geactiveerd, trap het koppelingspedaal volledig in en
zet de selectiehendel in de 1e versnelling.
Trap het gaspedaal een beetje in en laat tegelijkertijd het koppelingspe-
daal geleidelijk opkomen.
Deactiveer de parkeerrem.
Wanneer de onderstaande ongewone bediening plaatsvindt terwijl het gaspe-
daal wordt ingetrapt, wordt het motorvermogen mogelijk beperkt.
Als de selectiehendel in stand R
* wordt gezet.
Wanneer de selectiehendel vanuit stand P of R in een andere stand voor
vooruitrijden, zoals stand D
*, wordt gezet.
*: Afhankelijk van de situatie is het wellicht niet mogelijk om de selectiehendel in een
andere stand te zetten.
Wegrijden op een steile helling omhoog
1
2
3
Wegrijregeling (automatische transmissie)
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 290 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
291
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als u wegrijdt op een helling omhoog
De Hill Start Assist Control is beschikbaar. (Raadpleeg de “Handleiding terreinrij-
den”)
Rijden in de regen
Rijd voorzichtig als het regent, omdat het zicht dan minder is, de ruiten beslagen kun-
nen zijn en de weg glad kan zijn.
Rijd extra voorzichtig wanneer het begint te regenen, de weg kan dan immers bijzon-
der glad zijn.
Matig uw snelheid bij het rijden in de regen, tussen band en wegdek kan er zich dan
immers een waterfilm vormen die het sturen en remmen kan bemoeilijken.
Motortoerental tijdens het rijden (automatische transmissie)
In de volgende gevallen kan het motortoerental tijdens het rijden te hoog oplopen. Dit
is het gevolg van automatisch op- of terugschakelen, al naar gelang de rijomstandig-
heden. Het duidt niet op plotseling accelereren.
Het systeem signaleert dat de auto een helling op of af rijdt
Als het gaspedaal wordt losgelaten
Beperken van het motorvermogen (Brake Override-systeem)
Wanneer het gaspedaal en rempedaal gelijktijdig worden ingetrapt, wordt het motor-
vermogen mogelijk beperkt.
Auto's met multi-informatiedisplay type A: Een waarschuwingslampje brandt terwijl
het systeem in werking is. (Blz. 742)
Auto's met multi-informatiedisplay type B: Er wordt een waarschuwingsmelding
weergegeven op het multi-informatiedisplay terwijl het systeem in werking is.
(Blz. 742)
Wegrijregeling (automatische transmissie)
Wanneer de TRC wordt uitgeschakeld (Blz. 473) werkt ook de wegrijregeling
niet. Als het u niet lukt om met behulp van de wegrijregeling weg te rijden in mod-
der of op verse sneeuw, deactiveer dan de TRC (Blz. 473), zodat de auto in zo'n
geval makkelijker wegrijdt.
In de volgende gevallen werkt de wegrijregeling niet:
Wanneer de 4WD-schakelaar in L4 (1GR-FE en 1GD-FTV motor) of H4L/L4L
(2TR-FE motor) staat.
*
Wanneer het middendifferentieel is gesperd (1GR-FE en 1GD-FTV motor).
*
*: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 291 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
292
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Inrijden van uw nieuwe Toyota
Voor een maximale levensduur van de auto adviseren wij rekening te houden met
onderstaande aanwijzingen:
De eerste 300 km:
Voorkom plotseling sterk afremmen.
De eerste 800 km:
Rijd niet met een aanhangwagen.
De eerste 1.000 km:
Rijd niet met extreem hoge snelheden.
Vermijd plotseling sterk accelereren.
Rijd niet langdurig in een lage versnelling.
Rijd niet langdurig met een constante snelheid.
Rijd niet langzaam met een handgeschakelde transmissie in een hoge versnel-
ling.
Remsysteem met in remschijf geïntegreerde parkeerremtrommel
Uw auto is uitgerust met een remsysteem met in de remschijf geïntegreerde parkeer-
remtrommel.
Deze trommelremmen moeten regelmatig worden bijgesteld. Bij het vervangen van
onderdelen van de parkeerrem, dienen ze te worden afgesteld.
Laat het bijstellen uitvoeren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Stationair draaien vóór uitzetten van de motor (dieselmotor)
Laat de motor stationair draaien na rijden met hoge snelheden of oprijden van een hel-
ling om schade aan de turbo te voorkomen.
Rijden in het buitenland
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in het desbetreffende land geldende wettelijke
voorschriften en controleer of de juiste brandstof verkrijgbaar is. (Blz. 819)
Rijomstandigheden Stationair draaien
Normaal stadsgebruik Niet nodig
Rijden met
hoge snelheid
Constante snelheid van onge-
veer 80 km/h
Ongeveer
20 seconden
Constante snelheid van onge-
veer 100 km/h
Ongeveer
1 minuut
Oprijden van een helling of langdurig rijden met een snel-
heid van 100 km/h of hoger (rijden op een circuit enz.)
Ongeveer
2 minuten
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 292 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
293
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg heb-
ben.
Bij het starten van de auto
Houd bij auto's met automatische transmissie altijd uw voet op het rempedaal als u
stilstaat met een draaiende motor. Dit voorkomt kruipen van de auto.
Tijdens het rijden
Zorg ervoor dat u, voordat u wegrijdt, blindelings het gas- en rempedaal kunt vin-
den.
Als u per ongeluk in plaats van het rempedaal het gaspedaal intrapt, zal de auto
onverwacht accelereren, wat een ongeval tot gevolg kan hebben.
Bij het achteruitrijden draait u wellicht uw lichaam, waardoor het bedienen van
de pedalen moeilijk wordt. Zorg dat u de pedalen altijd goed kunt bedienen.
Zorg dat u altijd in de juiste houding achter het stuur zit, ook als de auto maar
kort hoeft te rijden. Zo kunt u rem- en gaspedaal goed bedienen.
Trap het rempedaal met uw rechtervoet in. Wanneer u het rempedaal met uw
linkervoet intrapt, kan in een noodgeval uw reactie vertraagd worden, waardoor
een ongeval kan ontstaan.
Rijd niet met de auto over licht ontvlambare materialen en parkeer de auto ook niet
in de buurt van dergelijke materialen.
Het uitlaatsysteem en de uitlaatgassen kunnen zeer heet worden. Deze hete
onderdelen kunnen brand veroorzaken als er licht ontvlambaar materiaal aanwezig
is.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 293 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
294
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg heb-
ben.
Tijdens het rijden
Zet de motor niet uit tijdens het rijden. Door de motor tijdens het rijden uit te zetten,
verliest u niet de controle over het stuurwiel of de remmen, maar werkt de bekrach-
tiging van deze systemen niet meer. Hierdoor zullen het remmen en sturen veel
zwaarder gaan dan normaal. Zet in dat geval de auto aan de kant zodra dit veilig
kan.
In geval van nood echter, bijvoorbeeld als de auto onmogelijk op de normale
manier tot stilstand kan worden gebracht: Blz. 725
Rem bij het afdalen van een steile helling af op de motor (terugschakelen) om een
veilige snelheid aan te kunnen houden.
Het continu gebruiken van de remmen kan leiden tot oververhitting en een vermin-
derde remwerking. (Blz. 331)
Verstel het stuurwiel, de stoel en de binnen- en buitenspiegels niet tijdens het rij-
den.
Als u dat wel doet, kunt u de macht over het stuur verliezen.
Controleer altijd of alle passagiers hun armen, hoofd en andere lichaamsdelen bin-
nen de auto houden.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 294 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
295
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg heb-
ben.
Rijden op glad wegdek
Door plotseling remmen, accelereren en sturen kunnen de banden hun grip verlie-
zen, met controleverlies tot gevolg.
Door plotseling accelereren, afremmen op de motor als gevolg van schakelen, of
wijzigingen in het motortoerental kan de auto in een slip raken.
Trap, nadat u door een plas bent gereden, het rempedaal lichtjes in om ervoor te
zorgen dat de remmen goed werken. Door natte remblokken kan de remwerking
afnemen. Remmen die aan één kant van de auto nat zijn en niet goed werken, kun-
nen de besturing bemoeilijken.
Bedienen van de selectiehendel
Laat bij auto's met automatische transmissie de auto niet achteruit rollen als de
vooruitversnelling is ingeschakeld of vooruit rollen terwijl de selectiehendel in stand
R staat.
Als dat wel gebeurt, kan de motor afslaan of kan de remwerking of de besturing in
negatieve zin worden beïnvloed, waardoor een ongeval of schade aan de auto kan
ontstaan.
Zet de selectiehendel van auto's met automatische transmissie tijdens het rijden
niet in stand P.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u de con-
trole over de auto kunt verliezen.
Zet de selectiehendel tijdens het vooruitrijden niet in stand R.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u de con-
trole over de auto kunt verliezen.
Zet de selectiehendel tijdens het achteruitrijden niet in een vooruitversnelling.
Als u dat wel doet, kan er schade aan de transmissie ontstaan waardoor u de con-
trole over de auto kunt verliezen.
Zet de selectiehendel tijdens het rijden niet in stand N. Als u dat wel doet, wordt de
verbinding tussen de motor en de transmissie verbroken.
Als de transmissie in stand N staat, is afremmen op de motor niet mogelijk.
Zet bij auto's met automatische transmissie de selectiehendel niet in een andere
stand als het gaspedaal ingetrapt is. Als de selectiehendel in een andere stand dan
P of N wordt gezet, kan de auto onverwacht snel accelereren, waardoor een onge-
val en ernstig letsel kunnen ontstaan.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 295 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
296
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg heb-
ben.
Als u een piepend of krassend geluid hoort (remblokslijtage-indicatoren)
Laat de remblokken zo snel mogelijk nakijken en indien nodig vervangen door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
De remschijven kunnen beschadigd raken als de remblokken niet op tijd worden ver-
vangen.
Het rijden met een auto waarvan de remblokken en/of de remschijven de slijtageli-
miet hebben overschreden, is gevaarlijk.
Bij stilstaande auto
Laat de motor niet met te veel toeren draaien.
Als de transmissie in een andere stand dan P (alleen automatische transmissie) of
N staat, kan de auto onverwacht in beweging komen, waardoor er een ongeval kan
ontstaan.
Voorkom bij auto's met automatische transmissie het ontstaan van ongelukken
door het wegrollen van de auto en houd het rempedaal altijd ingetrapt als de motor
draait en activeer indien nodig de parkeerrem.
Voorkom voor- of achteruitrollen van de auto bij stoppen op een helling, waardoor
een ongeval kan ontstaan: trap altijd het rempedaal in en activeer de parkeerrem
indien nodig.
Voorkom dat de motor met een te hoog toerental draait.
Als de motor met een hoog toerental draait terwijl de auto stilstaat, kan het uit-
laatsysteem oververhit raken, hetgeen brand kan veroorzaken als er brandbaar
materiaal aanwezig is.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 296 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
297
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg heb-
ben.
Als de auto geparkeerd is
Laat geen brillen, aanstekers, spuitbussen of blikken frisdrank in de auto liggen als
deze in de zon geparkeerd staat.
Dit kan resulteren in het volgende:
Een aansteker of spuitbus kan gas gaan lekken, waardoor brand kan ontstaan.
De temperatuur in de auto kan zo hoog oplopen dat kunststof brillenglazen en
kunststof monturen kunnen vervormen of barsten.
Blikjes frisdrank kunnen openbarsten, waardoor de inhoud in het interieur
terechtkomt. Bovendien kan de vloeistof kortsluiting in de elektrische compo-
nenten van de auto veroorzaken.
Laat geen aanstekers achter in de auto. Als een aansteker in het dashboardkastje
of op de vloer ligt, kan deze per ongeluk gaan branden als er bagage wordt
geplaatst of een stoel wordt afgesteld en brand veroorzaken.
Plak geen parkeerschijven op de voorruit of andere ruiten. Plaats geen reservoirs
zoals luchtverfrissers op het instrumentenpaneel of dashboard. Deze parkeerschij-
ven of reservoirs kunnen als een lens werken en brand veroorzaken in de auto.
Laat geen portier of ruit open als het gebogen glas van naastliggende gebouwen
voorzien is van een gemetalliseerde film, bijvoorbeeld een zilverkleurige folie.
Weerkaatst zonlicht kan van het glas een lens maken en brand veroorzaken.
Activeer altijd de parkeerrem, zet de selectiehendel in stand P (alleen auto's met
automatische transmissie), zet de motor uit en vergrendel de auto.
Laat de auto niet onbeheerd achter met draaiende motor.
Als de auto is geparkeerd met de selectiehendel in stand P, terwijl de parkeerrem
niet is geactiveerd, zou de auto in beweging kunnen komen, wat kan leiden tot een
ongeval.
Raak de uitlaatpijp niet aan als de motor draait en ook niet net na het uitzetten van
de motor.
Anders kunt u brandwonden oplopen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 297 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
298
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg heb-
ben.
Als u even gaat slapen in de auto
Zet de motor altijd uit. Anders zou u per ongeluk de selectiehendel kunnen verplaat-
sen of het gaspedaal in kunnen trappen, waardoor een ongeval zou kunnen ont-
staan of de motor oververhit zou kunnen raken en brand kan ontstaan. Verder
kunnen uitlaatgassen in een slecht geventileerde omgeving in de auto terechtko-
men, hetgeen zeer schadelijk is voor de gezondheid.
Bij het remmen
Rijd voorzichtiger wanneer de remmen nat zijn.
De remweg neemt toe als de remmen nat zijn en bovendien kan vocht ertoe leiden
dat de ene kant van de auto sterker afgeremd wordt dan de andere kant. Ook de
werking van de parkeerrem kan door vocht in negatieve zin beïnvloed worden.
Rijd niet te dicht achter een andere auto en vermijd afdalingen en scherpe bochten
die krachtig afremmen noodzakelijk maken als de rembekrachtiger niet werkt. In dit
geval kan de auto nog wel worden afgeremd, maar moet er een grotere kracht op
het rempedaal worden uitgeoefend dan normaal. De remweg zal ook langer zijn.
Laat uw remmen onmiddellijk repareren.
Rem niet “pompend” als de motor is afgeslagen.
Elke keer dat het rempedaal wordt ingetrapt, wordt er weer een gedeelte van de
reserveremdruk verbruikt.
Het remsysteem bestaat uit twee afzonderlijke hydraulische systemen: als een van
de beide systemen uitvalt, werkt het andere systeem nog wel. In dat geval moet het
rempedaal krachtiger worden ingetrapt dan gewoonlijk en neemt ook de remweg
toe.
Laat uw remmen onmiddellijk repareren.
Als de auto vast komt te zitten
Laat de wielen niet overmatig doorslippen als een van de wielen los van de grond
komt of als de auto vastzit in bijvoorbeeld zand of modder. Anders kunnen de onder-
delen van het aandrijfsysteem beschadigd raken en kan de auto plotseling naar
voren of achteren schieten en een ongeval veroorzaken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 298 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
299
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
OPMERKING
Tijdens het rijden
Automatische transmissie
Trap tijdens het rijden niet tegelijkertijd het gaspedaal en het rempedaal in, anders
neemt het motorvermogen mogelijk af.
Gebruik het gaspedaal niet om de auto op een helling op zijn plaats te houden en
trap daartoe ook niet het rempedaal en het gaspedaal gelijktijdig in.
Handgeschakelde transmissie
Trap tijdens het rijden niet tegelijkertijd het gaspedaal en het rempedaal in, anders
neemt het motorvermogen mogelijk af.
Schakel alleen een andere versnelling in als het koppelingspedaal helemaal is
ingetrapt. Laat na het schakelen het koppelingspedaal geleidelijk opkomen. Anders
kunnen de koppeling, de transmissie en de versnellingen beschadigd raken.
Let op het volgende om te voorkomen dat de koppeling beschadigd raakt.
Laat uw voet tijdens het rijden niet op het koppelingspedaal rusten.
Dit kan problemen met de koppeling veroorzaken.
Gebruik voor het wegrijden alleen de 1e versnelling.
Anders kan de koppeling beschadigd raken.
Gebruik de koppeling niet om de auto op een helling stil te laten staan.
Anders kan de koppeling beschadigd raken.
Zet de selectiehendel niet in stand R terwijl de auto nog rijdt. Anders kunnen de
koppeling, de transmissie en de versnellingen beschadigd raken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 299 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
300
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
OPMERKING
Bij het parkeren van de auto (auto's met automatische transmissie)
Activeer altijd de parkeerrem en zet de selectiehendel altijd in stand P. Anders kan
de auto onverwachts accelereren als het gaspedaal per ongeluk wordt ingetrapt.
Vermijd schade aan onderdelen van de auto
Draai het stuurwiel niet gedurende langere tijd in een van beide richtingen tegen de
aanslag aan.
Hierdoor kan schade aan de stuurbekrachtigingspomp ontstaan.
Rijd zo langzaam mogelijk over oneffenheden in de weg om schade aan de wielen,
de onderzijde van de auto, enz. te vermijden.
Alleen dieselmotor: Laat de motor direct na het rijden met hoge snelheden of het
oprijden van een helling stationair draaien. Zet de motor pas af als de turbo is afge-
koeld.
Anders kan de turbo beschadigd raken.
Alleen dieselmotor: laat in een extreem koude omgeving de motor na het starten
langer dan 30 seconden stationair draaien. Laat de motor tijdens stationair draaien
niet met te veel toeren draaien.
Als u tijdens het rijden een lekke band krijgt
Een lekke of beschadigde band kan leiden tot de onderstaande situaties. Houd het
stuurwiel stevig vast en trap het rempedaal geleidelijk in om de auto tot stilstand te
brengen.
Het kan moeilijk zijn om de auto onder controle te houden.
De auto kan abnormale geluiden maken of trillen.
De auto kan abnormaal gaan overhellen.
Informatie over wat u moet doen in het geval van een lekke band. (Blz. 772)
Overstroomde wegen
Rijd niet op wegen die na zware regenval e.d. zijn overstroomd. Indien u dat toch
doet, kan de auto hierdoor ernstig beschadigd raken:
Motor slaat af
Kortsluiting in elektrische componenten
Motorschade door onderdompeling in water
Na het rijden op een overstroomde weg moet het volgende worden nagekeken door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige:
Remwerking
Veranderingen in de kwaliteit en de hoeveelheid van de olie en vloeistoffen die
gebruikt worden in de motor, de transmissie, de tussenbak, de differentiëlen, enz.
Smering van cardanas, lagers en kogelgewrichten van de wielophanging (indien
mogelijk) en de werking van alle koppelingen, lagers, enz.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 300 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
301
4
4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Lading en bagage
Onderdelen imperiaal
Roofrail
Dwarsstangen
*: De imperiaal kan per uitvoering verschillen.
Lees onderstaande informatie over voorzorgsmaatregelen,
laadvermogen en belading zorgvuldig door:
Imperiaal (indien aanwezig)*
1
2
WAARSCHUWING
Zaken die niet in de bagageruimte vervoerd mogen worden
De volgende zaken kunnen brand veroorzaken als ze in de bagageruimte vervoerd
worden:
Jerrycans met benzine
Spuitbussen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 301 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
302
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen bij opbergen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat de peda-
len niet goed kunnen worden ingetrapt, dat het zicht van de bestuurder wordt gehin-
derd of dat de bestuurder of passagiers door voorwerpen geraakt worden, wat een
ongeval kan veroorzaken.
Vervoer lading en bagage indien mogelijk altijd in de bagageruimte.
Stapel bagage in de bagageruimte nooit hoger dan de rugleuningen.
Leg geen lading of bagage op de volgende plaatsen:
In de voetenruimte bij de bestuurder
Op de voorpassagiersstoel of de achterstoelen (als er goederen op elkaar
gestapeld worden)
Op de bagageafdekking (indien aanwezig)
Op het instrumentenpaneel
Op het dashboard
Zorg dat alle voorwerpen die zich in het passagierscompartiment bevinden, zijn
opgeborgen of vastgezet.
Plaats als u de achterstoelen neerklapt geen lange voorwerpen direct achter de
voorstoelen.
Sta nooit toe dat er personen in de bagageruimte meerijden. De bagageruimte is
niet ontworpen om personen te vervoeren. Personen dienen plaats te nemen op
een zitplaats en een gordel op de juiste manier om te doen. Anders neemt de kans
op ernstig letsel bij plotseling remmen of uitwijken en bij een ongeval sterk toe.
Lading en gewichtsverdeling
Overlaad uw auto niet.
Verdeel het gewicht gelijkmatig.
Een onjuiste belading kan de besturing en de remwerking in negatieve zin beïn-
vloeden, waardoor een ongeval met ernstig letsel zou kunnen ontstaan.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 302 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
303
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen imperiaal (indien aanwezig)
Gebruik minimaal 2 originele Toyota-dwarsstangen (of gelijkwaardig) om de roofrail
als imperiaal te kunnen gebruiken.
Volg de gebruiksaanwijzing en voorzorgsmaatregelen van de fabrikant bij het plaat-
sen van de dwarsstangen.
Let bij het plaatsen van bagage op het imperiaal op de volgende punten:
Plaats de lading zodanig dat het gewicht gelijkmatig over de voor- en achteras is
verdeeld.
Wanneer lange of brede lading wordt meegenomen, mag nooit de lengte of breedte
van de auto overschreden worden. (Blz. 814)
Controleer vóór het rijden of de lading stevig vastzit op het imperiaal.
Door het laden van voorwerpen op het imperiaal zal het zwaartepunt van de auto
hoger komen te liggen. Vermijd hoge snelheden, snel optrekken, het maken van
scherpe bochten, plotseling remmen en abrupte manoeuvres, om te voorkomen
dat u de controle over de auto verliest of dat de auto over de kop slaat door een
bedieningsfout, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Stop bij het rijden over een lange afstand, over slechte wegen of met hoge snelheid
af en toe tijdens de rit om u ervan te verzekeren dat de lading nog goed vastzit.
Overschrijd de maximum laadcapaciteit van 80 kg op het imperiaal niet.
OPMERKING
Beladen van het imperiaal (indien aanwezig)
Let op dat u het oppervlak van het schuifdak niet bekrast (indien aanwezig).
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 303 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
304
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Rijden met een aanhangwagen
(met trekhaak)
Maximale gewichten
Controleer het maximaal toelaatbare aanhangwagengewicht, het maxi-
maal toelaatbare voertuiggewicht (GVW), de maximale asbelasting
(MPAC), en de maximaal toelaatbare kogeldruk voordat u met een aan-
hangwagen gaat rijden. (Blz. 814)
Trekhaak/trekhaak met afneembare kogel
Toyota adviseert gebruik te maken van een originele Toyota trekhaak/
afneembare trekhaak voor uw auto. Ook andere geschikte en kwalitatief
vergelijkbare trekhaken mogen worden gebruikt.
Voorkomen van ongevallen
De auto zal anders aanvoelen als u met een aanhangwagen rijdt.
De 3 meest voorkomende oorzaken van aanrijdingen waarbij een auto met
een aanhangwagen betrokken is, zijn: bestuurdersfouten, een te hoge
snelheid en overbelading.
: Indien aanwezig
Uw auto is in eerste instantie ontworpen voor het vervoer van personen
en hun bagage. Het rijden met een aanhangwagen zal een negatief
effect hebben op de rijeigenschappen, prestaties, remvermogen, duur-
zaamheid en het brandstofverbruik. Met name bij het rijden met een
aanhangwagen hangen uw veiligheid en comfort af van de juiste uitrus-
ting en een voorzichtig rijgedrag. Voor uw veiligheid en die van ande-
ren, mag de aanhangwagen niet te zwaar worden beladen.
Rijd voorzichtig tijdens het rijden met een aanhangwagen en houd u
aan de voorschriften die gelden voor de aanhangwagen.
De Toyota-garantie dekt geen schade die ontstaat bij het bedrijfsmatig
rijden met een aanhangwagen.
Raadpleeg voordat u met een aanhangwagen gaat rijden eerst een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor meer informatie. In
sommige landen zijn er namelijk wettelijke voorschriften voor het rijden
met aanhangwagens.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 304 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
305
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Gebruik de bedrading die aan de achterzijde is weggewerkt.
Totaal aanhangwagengewicht en maximaal toegestane kogeldruk
Totaal aanhangwagengewicht
Het gewicht van de aanhangwagen
plus het gewicht van de lading mag
het maximale aanhangwagenge-
wicht niet overschrijden. Het is
gevaarlijk om dit gewicht te over-
schrijden. (Blz. 814)
Als u met een aanhangwagen rijdt,
raden wij u aan een stabilisator te
gebruiken (om slingeren te voorko-
men).
Als het totale aanhangwagenge-
wicht hoger is dan 2.000 kg, moet
een stabilisator gebruikt worden.
Maximaal toegestane kogeldruk
Belaad de aanhangwagen zo dat de kogeldruk hoger is dan 25 kg of 4% van het
maximale aanhangwagengewicht. Laat de kogeldruk de aangegeven waarde
niet overschrijden. (Blz. 814)
Aansluiten aanhangwagenverlichting
Belangrijke punten met betrekking tot het beladen van een
aanhangwagen
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 305 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
306
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Informatielabel (typeplaatje)
Maximaal toelaatbaar voertuiggewicht
Auto's uit voertuigcategorie M1
*:
Het totale gewicht van de bestuurder, passagiers, bagage, trekhaak, auto en
kogeldruk mag het maximaal toelaatbare voertuiggewicht niet met meer dan
100 kg overschrijden. Het is gevaarlijk om dit gewicht te overschrijden.
Auto's uit voertuigcategorie N1*:
Het totale gewicht van de bestuurder, passagiers, bagage, trekhaak, auto en
kogeldruk mag het maximaal toelaatbare voertuiggewicht niet overschrijden.
Het is gevaarlijk om deze waarde te overschrijden.
Maximaal toelaatbare achterasbelasting
Auto's uit voertuigcategorie M1
*:
De achterasbelasting mag de maximale asbelasting niet met meer dan 15%
overschrijden. Het is gevaarlijk om dit gewicht te overschrijden.
Auto's uit voertuigcategorie N1*:
De belasting van de achteras mag de maximaal toegestane belasting van de
achteras niet overschrijden. Het is gevaarlijk om dit gewicht te overschrijden
Het maximale aanhangwagengewicht is bepaald bij tests op zeeniveau.
Houd er rekening mee dat het motorvermogen en het maximale aanhang-
wagengewicht op grotere hoogten lager zijn.
*: Vraag de categorie van de auto na bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
1
2
Type A Type B
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 306 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
307
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Auto's uit voertuigcategorie M1*: Als de limiet voor het maximaal toelaatbare
voertuiggewicht of de maximale asbelasting overschreden is
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot een ongeval, met ern-
stig letsel tot gevolg.
Verhoog de aanbevolen bandenspanning met 20,0 kPa (0,2 kg/cm
2
of bar, 3 psi).
(Blz. 838)
Rijd niet harder dan de wettelijke limiet voor auto's met een aanhangwagen of 100
km/h, waarbij de laagste limiet moet worden aangehouden.
*: Vraag de categorie van de auto na bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 307 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
308
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
5-deurs uitvoeringen
Montagepositie voor de trekhaak/afneembare trekhaak
78 mm
78 mm
53 mm
53 mm
53 mm
53 mm
1.219 mm
137 mm
*
1
141 mm*
2
79 mm*
1
83 mm*
2
54 mm*
1
58 mm*
2
428 mm*
1
336 mm*
2
200 mm*
1
199 mm*
2
171 mm*
1
169 mm*
2
171 mm*
1
168 mm*
2
*
1
: Auto's met hoogteregeling luchtvering
achter
*
2
: Auto's zonder hoogteregeling luchtve-
ring achter
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 308 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
309
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
3-deurs uitvoeringen
78 mm
78 mm
53 mm
53 mm
53 mm
53 mm
1.110 mm
142 mm
84 mm
59 mm
327 mm
199 mm
169 mm
167 mm
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 309 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
310
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Het aan- en afkoppelen van een aanhangwagen (auto's met hoogteregeling lucht-
vering achter)
Aankoppelen
Zet de hoogteregeling luchtvering achter in stand LO.
Zet het contact of de hoogteregeling luchtvering achter UIT.
Koppel de aanhangwagen aan.
Zet de schakelaar die in stap is uitgezet weer AAN.
Zet de hoogteregeling luchtvering achter in stand N.
Afkoppelen
Zet de hoogteregeling luchtvering achter in stand LO.
Schakel de hoogteregeling luchtvering achter uit.
Zet het contact UIT.
Zet de steun van de aanhangwagen op de grond en zorg ervoor dat de dissel
ongeveer 100 mm omhoog beweegt.
Zet het contact AAN.
Schakel de hoogteregeling luchtvering achter aan.
Wacht tot de wagenhoogte is gestabiliseerd.
Verzeker u ervan dat de aanhangwagen vrij is van de trekhaak. Als dat niet het geval
is, zet dan de dissel nog hoger en herhaal de stappen t/m .
Informatie over banden
Verhoog de bandenspanning met 20,0 kPa (0,2 kg/cm
2
of bar, 3 psi) als er een aan-
hangwagen getrokken wordt. (Blz. 838)
Verhoog de bandenspanning van de aanhangwagen tot de waarde die de fabrikant
van de aanhangwagen opgeeft voor de combinatie van aanhangwagengewicht en
belading.
Verlichting
Controleer elke keer als u een aanhangwagen aankoppelt of de richtingaanwijzers en
de remlichten goed werken. Rechtstreeks aansluiten van de bedrading op de auto kan
schade aan het elektrisch systeem veroorzaken en ertoe leiden dat de verlichting niet
meer correct functioneert.
Inrijden
Toyota raadt het rijden met een aanhangwagen af gedurende de eerste 800 km als er
onderdelen van de aandrijflijn van de auto vervangen zijn.
1
2
3
4
2
5
1
2
3
4
5
6
7
2 7
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 310 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
311
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheidscontroles voor het rijden met een aanhangwagen
Controleer of de maximale kogeldruk voor de trekhaak/trekhaak met afneembare
kogel niet overschreden wordt. Houd er rekening mee dat het gewicht van de aan-
hangwagen moet worden opgeteld bij het gewicht van de auto. Controleer ook of het
totale gewicht van de auto binnen het maximaal toegestane gewicht blijft.
(Blz. 305)
Controleer of de lading op de aanhangwagen goed vastgezet is.
Maak, indien u het achteropkomend verkeer niet goed kunt zien met de standaard
buitenspiegels, gebruik van extra buitenspiegels. Stel de armen van deze extra spie-
gels aan beide zijden zo af dat ze altijd maximaal zicht bieden op de weg achter u.
Onderhoud
Als met de auto regelmatig met een aanhangwagen wordt gereden, moet er vaker
onderhoud worden uitgevoerd omdat de auto zwaarder belast wordt dan bij het rijden
zonder aanhangwagen.
Draai nadat er ongeveer 1.000 km met een aanhangwagen is gereden alle bouten
van de trekhaak nogmaals vast.
Als de aanhangwagen slingert
Een of meerdere factoren (sterke zijwind, passerende voertuigen, een slecht wegdek,
enz.) kunnen een negatieve invloed hebben op de stabiliteit van de auto met een aan-
hangwagen, waardoor instabiliteit kan worden veroorzaakt.
Als de aanhangwagen begint te slingeren:
Pak het stuurwiel stevig vast. Blijf rechtuit sturen.
Probeer de aanhangwagen niet onder controle te krijgen door aan het stuurwiel te
draaien.
Laat het gaspedaal onmiddellijk maar zeer geleidelijk los om snelheid te minde-
ren.
Ga niet harder rijden. Rem niet.
Als u geen extreme correcties uitvoert met sturen of remmen, zullen uw auto en de
aanhangwagen stabiliseren (als de Trailer Sway Control is ingeschakeld, kan dit hel-
pen de auto en aanhangwagen te stabiliseren).
Zodra de aanhangwagen niet meer slingert:
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand. Laat alle inzittenden uitstappen.
Controleer de banden van de auto en de aanhangwagen.
Controleer de lading in de aanhangwagen.
Controleer of de lading niet is gaan schuiven.
Zorg dat het trekhaakgewicht in orde is, indien mogelijk.
Controleer de lading in de auto.
Controleer of de auto niet te zwaar beladen is nadat de inzittenden zijn ingestapt.
Als u geen probleem kunt vaststellen, ligt de snelheid waarbij de aanhangwagen
ging slingeren hoger dan de limiet van de combinatie auto-aanhangwagen.
Rijd met een lagere snelheid om instabiliteit te voorkomen. Houd er rekening mee
dat het slingeren van de aanhangwagen verergert naarmate de rijsnelheid van de
auto hoger is.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 311 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
312
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Voorkomen van een ongeval of letsel
Auto's met hoogteregeling luchtvering achter:
Stel de wagenhoogte in op de lage stand en schakel de hoogteregeling van de
luchtvering uit om te voorkomen dat de wagenhoogte automatisch verandert.
Auto's met bandenreparatieset:
Rijd niet met een aanhangwagen wanneer een band is gemonteerd die is gerepa-
reerd met de bandenreparatieset.
OPMERKING
Als de achterbumperversterking van aluminium is
Controleer of het stalen deel van de trekhaak niet direct in contact komt met het alu-
minium.
Als staal en aluminium met elkaar in contact komen, ontstaat er een reactie die te
vergelijken is met corrosie, waardoor het desbetreffende gedeelte verzwakt wordt en
er schade kan ontstaan. Breng daarom op het contactvlak een roestwerend middel
aan.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 312 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
313
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De auto zal anders aanvoelen als u met een aanhangwagen rijdt. Neem de
onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht om een ongeval en ernstig letsel
te voorkomen:
Controleer de elektrische aansluiting tussen de aanhangwagen en de
auto
Breng de auto tot stilstand na een korte afstand gereden te hebben en
controleer, net als voor het wegrijden, of de verlichting van de aanhangwa-
gen werkt.
Oefen het rijden met een aanhangwagen
Oefen het rijden met een aanhangwagen in een omgeving zonder of
met weinig verkeer, zodat u leert hoe de combinatie aanvoelt bij het
keren, stoppen en achteruitrijden.
Houd tijdens het achteruitrijden het stuurwiel stevig vast en draai het
stuurwiel rechtsom om de aanhangwagen naar links te sturen en
linksom om de aanhangwagen naar rechts te sturen. Verdraai het stuur-
wiel altijd geleidelijk om stuurfouten te voorkomen. Laat iemand u bij het
achteruitrijden begeleiden om de kans op een ongeval te beperken.
Vergroten van de tussenafstand
Bij een snelheid van 10 km/h moet de afstand tot uw voorligger minimaal
gelijk zijn aan de totale lengte van uw auto en de aanhangwagen. Voorkom
plotselinge remmanoeuvres die tot een slip zouden kunnen leiden. Als de
auto in een slip raakt, zou u de controle over de auto kunnen verliezen. De
kans hierop is vooral aanwezig tijdens het rijden op een nat of glad weg-
dek.
Acceleratie/stuurcommando's/bochtengedrag
In te krappe bochten kan de aanhangwagen de auto raken. Reduceer uw
snelheid voordat u een bocht nadert en neem bochten met een zodanige
snelheid dat plotseling remmen niet nodig is.
Belangrijke punten met betrekking tot het aansnijden van bochten
De wielen van de aanhangwagen maken een krappere bocht dan de wie-
len van de auto. Snijd bochten daarom ruimer aan dan u zou doen als u
niet met een aanhangwagen rijdt.
Advies
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 313 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
314
4-1. Voordat u gaat rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Belangrijke punten met betrekking tot de stabiliteit
Een slecht wegdek en krachtige zijwind zullen de wegligging en het rijge-
drag beïnvloeden. Ook bij het inhalen van bussen of grote vrachtwagens
of het ingehaald worden door dergelijke voertuigen, kunnen de aanhang-
wagen en de auto gaan slingeren. Kijk bij het rijden langs dergelijke voer-
tuigen veelvuldig in uw spiegels. Verminder vaart door voorzichtig het
rempedaal in te trappen zodra u ziet dat de aanhangwagen gaat slingeren.
Houd tijdens het remmen het stuurwiel altijd in de rechtuitstand.
Passeren van andere auto's
Houd rekening met de totale lengte van uw auto en de aanhangwagen en
zorg ervoor dat er voldoende tussenafstand is voordat u van rijstrook ver-
andert.
Informatie over de transmissie
Rijd niet in de 6e versnelling (handgeschakelde transmissie met 6 versnel-
lingen) of de 5e versnelling (handgeschakelde transmissie met 5 versnel-
lingen) of de 5e of 6e versnelling in stand S (automatische transmissie) om
maximaal te kunnen profiteren van de motorremwerking en de laadstroom.
Als de motor oververhit raakt
Het rijden met een aanhangwagen op een lange, steile helling bij buiten-
temperaturen hoger dan 30C kan ertoe leiden dat de motor oververhit
raakt. Als de koelvloeistoftemperatuurmeter aangeeft dat de motor over-
verhit raakt, schakel dan direct de airconditioning uit en breng de auto op
een veilige plaats tot stilstand. (Blz. 806)
Bij het parkeren
Plaats altijd wielblokken onder de wielen van de auto en de aanhangwa-
gen. Zorg ervoor dat de auto goed op de parkeerrem staat en zet de selec-
tiehendel in stand P bij auto's met automatische transmissie en de 1e
versnelling of de achteruit bij auto's met handgeschakelde transmissie.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 314 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
315
4-1. Voordat u gaat rijden
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Volg alle aanwijzingen in dit hoofdstuk op. Anders kunnen zich ongevallen voordoen
die tot ernstig letsel kunnen leiden.
Voorzorgsmaatregelen bij het rijden met een aanhangwagen
Controleer bij het rijden met een aanhangwagen of de maximaal toegestane
gewichten niet worden overschreden. (Blz. 305)
Gebruik de cruise control (indien aanwezig) of Dynamic Radar Cruise Control
(indien aanwezig) niet wanneer u met een aanhangwagen rijdt.
Rijsnelheid bij het rijden met een aanhangwagen
Overschrijd de maximum snelheid voor het rijden met een aanhangwagen niet.
Voor het afrijden van een lange helling
Minder snelheid en schakel terug. Schakel nooit abrupt terug.
Werking van het rempedaal
Trap het rempedaal niet veelvuldig of gedurende een langere periode achtereen in.
Anders kan het remsysteem oververhit raken of kan de remwerking teruglopen.
OPMERKING
Auto's met bandenreparatieset (indien aanwezig)
Sleep of trek nooit andere voertuigen als een gemonteerde band is gerepareerd met
behulp van de bandenreparatieset. De belasting van de band kan leiden tot onver-
wachte schade aan de band.
Sluit de aanhangwagenverlichting op de juiste wijze aan
Onjuiste aansluiting van de aanhangwagenverlichting kan schade toebrengen aan
het elektrische systeem van uw auto en een storing veroorzaken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 315 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
316
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Contactslot (auto's zonder Smart
entry-systeem en startknop)
Automatische transmissie (benzinemotor)
Controleer of de parkeerrem is geactiveerd.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Trap het rempedaal stevig in.
Zet het contact in stand START om de motor te starten.
Automatische transmissie (dieselmotor)
Controleer of de parkeerrem is geactiveerd.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Trap het rempedaal stevig in.
Zet het contact AAN.
Het controlelampje gaat branden.
Als de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan ongeveer 30°C, gaat het controle-
lampje mogelijk niet branden.
Als het controlelampje uitgaat of als het niet gaat branden, zet dan
het contact in stand START om de motor te starten.
Starten van de motor
1
2
3
4
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 316 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
317
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Handgeschakelde transmissie (benzinemotor)
Controleer of de parkeerrem is geactiveerd.
Controleer of de selectiehendel in stand N staat.
Trap het koppelingspedaal stevig in.
Zet het contact in stand START om de motor te starten.
Handgeschakelde transmissie (dieselmotor)
Controleer of de parkeerrem is geactiveerd.
Controleer of de selectiehendel in stand N staat.
Trap het koppelingspedaal stevig in.
Zet het contact AAN.
Het controlelampje gaat branden.
Als de koelvloeistoftemperatuur hoger is dan ongeveer 30°C, gaat het controle-
lampje mogelijk niet branden.
Als het controlelampje uitgaat of als het niet gaat branden, zet dan
het contact in stand START om de motor te starten.
1
2
3
4
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 317 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
318
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
UIT
Het stuurwiel is geblokkeerd en de
sleutel kan worden verwijderd. (Auto's
met automatische transmissie: de sleu-
tel kan alleen worden verwijderd als de
selectiehendel in stand P staat.)
ACC
Sommige elektrische componenten
zoals het audiosysteem kunnen wor-
den gebruikt.
AAN
Alle elektrische componenten kunnen
worden gebruikt.
START
Motor starten.
Het contact van stand ACC naar UIT zetten
Zet de selectiehendel in stand P (automatische transmissie) of de neutraalstand
(handgeschakelde transmissie). (Blz. 330, 337)
Als de motor niet aanslaat
De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (Blz. 114)
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Veranderen van de standen van het contact
1
2
3
4
Druk de sleutel dieper in het slot en draai
deze naar UIT.
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 318 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
319
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Wanneer het stuurslot niet kan worden ontgrendeld
Waarschuwingssysteem sleutel in contactslot
Wanneer u het bestuurdersportier opent terwijl het contact in stand ACC of UIT staat,
klinkt er een zoemer die u helpt herinneren dat u de sleutel moet verwijderen.
Soms kan de sleutel bij het starten moeilijk
vanuit UIT worden gedraaid. Draai het stuur-
wiel enigszins naar links of naar rechts om het
stuurslot te ontgrendelen.
WAARSCHUWING
Bij het starten van de motor
Start de motor altijd terwijl u in de bestuurdersstoel zit. Trap nooit het gaspedaal in
terwijl u de motor start.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Zet het contact nooit UIT tijdens het rijden. Als in een noodgeval de motor moet wor-
den uitgezet terwijl de auto nog rijdt, zet u het contact uitsluitend in stand ACC om de
motor uit te schakelen. Als de motor wordt uitgeschakeld tijdens het rijden kan een
ongeval het gevolg zijn. (Blz. 725)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat het contact niet gedurende langere tijd in stand ACC of AAN staan wanneer de
motor niet draait.
Bij het starten van de motor
Laat de startmotor niet langer dan 30 seconden onafgebroken werken. Anders kun-
nen de startmotor en de bedrading oververhit raken.
Jaag een nog koude motor nooit op toeren.
Indien de motor moeilijk aanslaat of vaak afslaat, laat uw auto dan onmiddellijk
controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 319 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
320
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Startknop (auto's met Smart entry-systeem
en startknop)
Automatische transmissie
Controleer of de parkeerrem is geactiveerd.
Controleer of de selectiehendel in stand P staat.
Trap het rempedaal stevig in.
Auto's met multi-informatiedisplay type A:
Het controlelampje van het Smart entry-systeem met startknop (groen) gaat bran-
den.
Als het controlelampje niet groen wordt, kan de motor niet worden gestart.
Auto's met multi-informatiedisplay type B:
en een melding worden op het multi-informatiedisplay weergegeven.
Als dit niet wordt weergegeven, kan de motor niet worden gestart.
Druk kort en krachtig op de start-
knop.
Eén keer kort en stevig indrukken van
de startknop is voldoende om deze te
bedienen. U hoeft de startknop niet
ingedrukt te houden.
De motor wordt gestart totdat hij aan-
slaat, waarbij elke startpoging maxi-
maal 30 seconden duurt.
Houd het rempedaal ingetrapt tot de
motor draait.
Alleen dieselmotor: Het controlelampje
gaat branden. De motor start
zodra het controlelampje is gedoofd.
Als de koelvloeistoftemperatuur hoger
is dan ongeveer 30°C, gaat het contro-
lelampje mogelijk niet branden.
De motor kan in elke stand van het
contact worden gestart.
Als u de volgende handelingen uitvoert terwijl u een elektronische sleu-
tel bij u hebt, wordt de motor gestart of de stand van het contact veran-
derd.
Starten van de motor
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 320 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
321
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Handgeschakelde transmissie
Controleer of de parkeerrem is geactiveerd.
Controleer of de selectiehendel in stand N staat.
Trap het koppelingspedaal stevig in.
Auto's met multi-informatiedisplay type A:
Het controlelampje van het Smart entry-systeem met startknop (groen) gaat bran-
den.
Als het controlelampje niet groen wordt, kan de motor niet worden gestart.
Auto's met multi-informatiedisplay type B:
en een melding worden op het multi-informatiedisplay weergegeven.
Als dit niet wordt weergegeven, kan de motor niet worden gestart.
Druk kort en krachtig op de start-
knop.
Eén keer kort en stevig indrukken van
de startknop is voldoende om deze te
bedienen. U hoeft de startknop niet
ingedrukt te houden.
De motor wordt gestart totdat hij aan-
slaat, waarbij elke startpoging maxi-
maal 30 seconden duurt.
Houd het koppelingspedaal ingetrapt
tot de motor draait.
Het controlelampje gaat bran-
den. De motor start zodra het controle-
lampje is gedoofd.
Als de koelvloeistoftemperatuur hoger
is dan ongeveer 30°C, gaat het contro-
lelampje mogelijk niet branden.
De motor kan in elke stand van het contact worden gestart.
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 321 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
322
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Automatische transmissie
Breng de auto tot stilstand.
Activeer de parkeerrem (Blz. 342) en zet de selectiehendel in stand P.
Druk op de startknop.
Laat het rempedaal los en controleer of er niets meer wordt weergegeven
op het display in het instrumentenpaneel.
Handgeschakelde transmissie
Breng de auto tot stilstand.
Zet de selectiehendel in stand N.
Activeer de parkeerrem. (Blz. 342)
Druk op de startknop.
Laat het rempedaal los en controleer of er niets meer wordt weergegeven
op het display in het instrumentenpaneel.
Uitzetten van de motor
1
2
3
4
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 322 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
323
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De standen kunnen worden gewijzigd door de startknop in te drukken terwijl
het rempedaal (auto's met automatische transmissie) of het koppelingspe-
daal (auto's met handgeschakelde transmissie) niet is ingetrapt. (De stand
verandert iedere keer dat op de knop wordt gedrukt.)
Auto's met multi-informatiedisplay type A
UIT
*
De alarmknipperlichten kunnen worden
gebruikt.
Het controlelampje van het Smart
entry-systeem met startknop (groen) is
uit.
Stand ACC
Sommige elektrische componenten
zoals het audiosysteem kunnen wor-
den gebruikt.
Het controlelampje van het Smart
entry-systeem met startknop (groen)
knippert langzaam.
AAN
Alle elektrische componenten kunnen
worden gebruikt.
Het controlelampje van het Smart
entry-systeem met startknop (groen)
knippert langzaam.
*: Als de selectiehendel in een andere stand dan P staat terwijl de motor uit wordt
gezet, wordt de stand van het contact ACC, niet UIT (alleen auto's met automati-
sche transmissie).
Wijzigen van de stand van het contact
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 323 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
324
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Auto's met multi-informatiedisplay type B
UIT
*
De alarmknipperlichten kunnen worden
gebruikt.
Stand ACC
Sommige elektrische componenten
zoals het audiosysteem kunnen wor-
den gebruikt.
ACCESSORY (stand ACC) wordt op
het multi-informatiedisplay weergege-
ven.
AAN
Alle elektrische componenten kunnen
worden gebruikt.
IGNITION ON (contact AAN) wordt op
het multi-informatiedisplay weergege-
ven.
*: Als de selectiehendel in een andere
stand dan P staat terwijl de motor uit
wordt gezet, wordt de stand van het
contact ACC, niet UIT (alleen auto's
met automatische transmissie).
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 324 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
325
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als de motor wordt uitgezet terwijl de selectiehendel in een andere stand dan
P staat, wordt de stand van het contact ACC in plaats van UIT. Voer de vol-
gende procedure uit om het contact UIT te zetten:
Controleer of de parkeerrem is geactiveerd.
Zet de selectiehendel in stand P.
Auto's met multi-informatiedisplay type A
Controleer of het controlelampje van het Smart entry-systeem met start-
knop (groen) langzaam knippert en druk de startknop vervolgens in.
Controleer of het controlelampje van het Smart entry-systeem met start-
knop (groen) uit is.
Auto's met multi-informatiedisplay type B
Controleer of “Turn power off” (zet contact UIT) op het multi-informatiedis-
play wordt weergegeven en druk de startknop in.
Controleer of “Turn power off” (zet contact UIT) niet meer op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven.
Auto power off-functie
Auto's met automatische transmissie
Als de selectiehendel in stand P staat en als het contact gedurende meer dan 20 minu-
ten (stand ACC) of meer dan een uur (AAN) in stand ACC of AAN staat zonder dat de
motor draait, dan schakelt het systeem het contact automatisch UIT. Deze functie kan
echter niet geheel uitsluiten dat de accu ontladen kan raken. Laat het contact niet
gedurende langere tijd in stand ACC of AAN staan zonder dat de motor draait.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Als het contact gedurende meer dan 20 minuten (stand ACC) of meer dan een uur
(AAN) in stand ACC of AAN staat zonder dat de motor draait, dan schakelt het sys-
teem het contact automatisch UIT. Deze functie kan echter niet geheel uitsluiten dat de
accu ontladen kan raken. Laat het contact niet gedurende langere tijd in stand ACC of
AAN staan zonder dat de motor draait.
Uitzetten van de motor als de selectiehendel in een andere stand dan P
staat (auto's met automatische transmissie)
1
2
3
4
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 325 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
326
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Bediening van de startknop
Als de knop niet kort en krachtig wordt ingedrukt, wijzigt de stand van het contact
mogelijk niet of wordt de motor niet gestart.
Als u probeert de motor te herstarten direct nadat het contact UIT is gezet, dan start
de motor in sommige gevallen niet. Wacht nadat u de motor UIT hebt gezet een paar
seconden voordat u het motor herstart.
Leegraken batterij elektronische sleutel
Blz. 175
Omstandigheden die de werking kunnen beïnvloeden
Blz. 205
Aanwijzing voor de instapfunctie
Blz. 206
Als de motor niet aanslaat
De startblokkering is mogelijk niet uitgeschakeld. (Blz. 114)
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Controleer of de selectiehendel goed in stand P staat. Mogelijk kan de motor niet
worden gestart als de selectiehendel niet goed in stand P staat.
Auto's met multi-informatiedisplay type A: Het controlelampje van het Smart entry-
systeem met startknop (groen) gaat snel knipperen.
Auto's met multi-informatiedisplay type B: Er wordt een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Stuurslot
Nadat het contact UIT is gezet en de portieren zijn geopend en gesloten, wordt het
stuurwiel geblokkeerd door de stuurslotfunctie. Als u nogmaals op de startknop drukt,
wordt het stuurslot automatisch weer uitgeschakeld.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 326 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
327
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Wanneer het stuurslot niet kan worden ontgrendeld
Auto's met multi-informatiedisplay type A
Het controlelampje van het Smart entry-systeem met startknop (groen) gaat snel knip-
peren.
Auto's met multi-informatiedisplay type B
Er wordt een melding weergegeven op het multi-informatiedisplay.
Oververhitting van de elektromotor van het stuurslot voorkomen
Om te voorkomen dat de elektromotor van het stuurslot oververhit raakt, kan het voor-
komen dat de werking van de elektromotor wordt onderbroken als de motor in een
korte tijd herhaaldelijk wordt gestart en uitgezet. Wacht in dat geval met het starten
van de motor. Na ongeveer 10 seconden zal de elektromotor van het stuurslot weer
functioneren.
Wanneer het controlelampje van het Smart entry-systeem met startknop geel
knippert (auto's met multi-informatiedisplay type A)
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat de auto onmiddellijk nakijken
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als op het multi-informatiedisplay “Smart Entry & Start System Malfunction See
Owner’s Manual” (Storing in Smart entry-systeem met startknop; raadpleeg
handleiding) wordt weergegeven (auto's met multi-informatiedisplay type B)
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat de auto onmiddellijk nakijken
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de batterij van de elektronische sleutel ontladen is
Blz. 700
Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen
Blz. 795
Automatische transmissie: Controleer of de
selectiehendel in stand P staat. Druk op de
startknop terwijl u het stuurwiel naar links en
rechts beweegt.
Handgeschakelde transmissie: Druk op de
startknop terwijl u het stuurwiel naar links en
rechts draait.
Automatische transmissie: Controleer of de
selectiehendel in stand P staat. Druk op de
startknop terwijl u het stuurwiel naar links en
rechts beweegt.
Handgeschakelde transmissie: Druk op de
startknop terwijl u het stuurwiel naar links en
rechts draait.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 327 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
328
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Bij het starten van de motor
Start de motor altijd terwijl u in de bestuurdersstoel zit. Trap nooit het gaspedaal in
terwijl u de motor start.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Als zich een storing voordoet in de motor terwijl de auto rijdt, vergrendel of open de
portieren dan niet totdat de auto veilig en volledig tot stilstand is gekomen. Als onder
deze omstandigheden het stuurslot wordt geactiveerd, kan dit leiden tot een ongeval
waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
Uitzetten van de motor in noodgevallen
Als u in noodgevallen de motor tijdens het rijden af wilt zetten, houd dan de start-
knop gedurende ten minste 2 seconden ingedrukt of druk hem ten minste driemaal
achter elkaar kort in. (Blz. 725)
Bedien de startknop tijdens het rijden echter uitsluitend in noodgevallen. Door de
motor tijdens het rijden uit te zetten, verliest u niet de controle over het stuurwiel of
de remmen, maar werkt de bekrachtiging van deze systemen niet meer. Hierdoor
zullen het remmen en sturen veel zwaarder gaan dan normaal. Zet in dat geval de
auto aan de kant zodra dit veilig kan.
Auto's met multi-informatiedisplay type A:
Als de startknop wordt bediend terwijl de auto rijdt, klinkt er een zoemer.
Auto's met multi-informatiedisplay type B:
Als de startknop wordt bediend terwijl de auto rijdt, verschijnt er een waarschu-
wingsmelding op het multi-informatiedisplay en klinkt er een zoemer.
Zet de selectiehendel in stand N en druk op de startknop wanneer u de motor start
nadat deze tijdens het rijden is uitgeschakeld.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 328 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
329
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat het contact niet gedurende langere tijd in stand ACC of AAN staan zonder dat
de motor draait.
Als het controlelampje van de startknop brandt, is het contact niet UIT. Controleer
voordat u uitstapt altijd of het contact UIT is.
Zet bij auto's met automatische transmissie de motor niet uit als de selectiehendel
in een andere stand dan P staat. Als de motor wordt uitgezet terwijl de selectiehen-
del in een andere stand staat, wordt het contact niet UIT, maar in stand ACC gezet.
Als het contact in stand ACC blijft staan, kan de accu ontladen raken.
Bij het starten van de motor
Jaag een nog koude motor nooit op toeren.
Indien de motor moeilijk aanslaat of vaak afslaat, laat uw auto dan onmiddellijk
controleren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Symptomen die kunnen duiden op een probleem met de startknop
Wanneer u merkt dat de bediening van de startknop niet helemaal gaat zoals u
gewend bent, bijvoorbeeld als de startknop bij het indrukken iets blijft hangen, kan dit
duiden op een defect. Neem onmiddellijk contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 329 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
330
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Automatische transmissie
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Trap, terwijl het contact AAN staat, het rempedaal in en zet de selec-
tiehendel in een andere stand.
Breng de auto altijd eerst geheel tot stilstand voordat u schakelt tussen stand
P en D.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Trap, terwijl het contact AAN staat, het rempedaal in en zet de selec-
tiehendel in een andere stand.
Breng de auto altijd eerst geheel tot stilstand voordat u schakelt tussen stand
P en D.
: Indien aanwezig
Bedienen van de selectiehendel
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 330 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
331
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
*
1
: In stand D kiest het systeem de voor de rijomstandigheden meest geschikte ver-
snelling. Bij normaal rijden wordt stand D aangeraden. Door bij auto's met paddle
shift-schakelaars de paddle shift-schakelaars te bedienen kunt u een schakelbe-
reik kiezen die geschikt is voor de rijomstandigheden.
*
2
: Het selecteren van een schakelprogramma in stand S verlaagt het maximaal toe-
rental in de verschillende versnellingen, beïnvloedt het afremmen op de motor en
voorkomt onnodig opschakelen.
Sportmodus/ECO-modus
Blz. 458
Doel van de schakelstanden
Schakelstand Doel en toestand
P Parkeren van de auto/starten van de motor
R Achteruit
N
Neutraalstand
(Toestand waarbij het vermogen niet wordt
overgebracht)
D Normaal rijden*
1
S
Rijden in stand S*
2
(Blz. 333)
Selecteren van de rijmodus
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 331 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
332
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Wegrijden in tweede versnelling
Gebruik deze stand voor het (weg)rijden op glad wegdek zoals bij sneeuw.
Druk de toets 2nd START in.
Druk de toets nogmaals in om de functie wegrijden in de tweede versnelling te
annuleren.
Bedien terwijl u rijdt met de selectiehendel in stand D de paddle shift-schake-
laar “-” of “+” om een tijdelijk schakelbereik te selecteren.
Het veranderen van het schakelbereik maakt beperking van de hoogste ver-
snelling mogelijk, waardoor onnodig opschakelen wordt voorkomen en het
gewenste niveau van motorremwerking kan worden geselecteerd.
Opschakelen
Terugschakelen
Het geselecteerde schakelbereik, D1
t/m D6, wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Houd de paddle shift-schakelaar “+”
enige tijd omlaag om weer terug te
keren naar het normale programma
van stand D.
Schakelbereiken en hun functies
Voor het afremmen op de motor kunt u uit 6 niveaus kiezen.
Een lagere versnelling geeft een grotere motorremkracht dan een
hogere versnelling en het toerental wordt ook hoger.
Auto's zonder Multi-terrain Select Auto's met Multi-terrain Select
Selecteren van het schakelbereik in stand D (auto's met paddle shift-
schakelaars)
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 332 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
333
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als de selectiehendel in stand S staat, kunnen de selectiehendel of paddle
shift-schakelaars (indien aanwezig) als volgt worden bediend:
Opschakelen
Terugschakelen
Het geselecteerde schakelbereik, S1
t/m S6, wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel. Het standaard
schakelbereik in stand S is automa-
tisch beperkt tot S4 of S5 afhankelijk
van de rijsnelheid. Het schakelbereik
kan echter worden beperkt tot S3 als
de AI-SHIFT-functie is geactiveerd
terwijl de selectiehendel in stand D
stond. (Blz. 334)
Schakelbereiken en hun functies
Voor het afremmen op de motor kunt u uit 6 niveaus kiezen.
Een lagere versnelling geeft een grotere motorremkracht dan een
hogere versnelling en het toerental wordt ook hoger.
Wijzigen van het schakelbereik in stand S
Type A
Type B
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 333 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
334
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Heuvelaf rijden
Op aflopende hellingen wordt mogelijk automatisch teruggeschakeld voor motorrem-
werking. Als gevolg van het terugschakelen gaat het motortoerental mogelijk omhoog.
Automatisch deactiveren van de functie wegrijden in de tweede versnelling
De functie wegrijden in de tweede versnelling wordt automatisch uitgeschakeld als na
het rijden in deze stand het contact UIT wordt gezet.
S-modus
Als het schakelbereik S4 of lager is en de selectiehendel in de richting van de + wordt
bewogen, wordt het schakelbereik S6 ingesteld.
AI-SHIFT-functie
De AI-SHIFT-functie schakelt automatisch de optimale versnelling in, daarbij rekening
houdend met de prestaties die de bestuurder van de auto verlangt en met de rijom-
standigheden.
De Al-SHIFT-functie wordt automatisch geactiveerd als de selectiehendel in stand D
staat. (Door de selectiehendel in stand S te zetten, wordt de functie gedeactiveerd.)
Tijdens het rijden met een ingeschakeld cruise control-systeem of Dynamic
Radar Cruise Control-systeem (indien aanwezig)
In stand S wordt er niet afgeremd op de motor, ook niet als er teruggeschakeld wordt
naar S4 of S5.
(Blz. 444, 427)
Schakelblokkeersysteem
Het schakelblokkeersysteem is een systeem dat voorkomt dat de selectiehendel tij-
dens het starten per ongeluk in een andere stand gezet wordt.
De selectiehendel kan alleen uit stand P worden gezet als het contact AAN staat en
het rempedaal wordt ingetrapt.
Automatisch uitschakelen van de selectie van het schakelbereik in stand D
(auto's met paddle shift-schakelaars)
De selectie van het schakelbereik in stand D wordt geblokkeerd in de volgende geval-
len:
Als de auto tot stilstand komt
Als in een schakelprogramma het gaspedaal gedurende langer dan een bepaalde
tijd wordt ingetrapt
Als de selectiehendel in een andere stand dan D wordt gezet
Als de paddle shift-schakelaar “+” ingedrukt wordt gehouden
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 334 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
335
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als de selectiehendel niet in een andere stand dan P kan worden gezet
Controleer eerst of het rempedaal is ingetrapt.
Als de selectiehendel niet in een andere stand gezet kan worden terwijl u het rempe-
daal ingetrapt hebt, kan er een probleem aanwezig zijn in het schakelblokkeersys-
teem. Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Met de volgende procedure kan in noodgevallen de blokkering van de selectiehendel
ongedaan worden gemaakt.
Uitschakelen van de schakelblokkering:
Activeer de parkeerrem.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT.
Trap het rempedaal in.
Als het controlelampje S niet gaat branden nadat de selectiehendel in stand S is
gezet
Dit kan duiden op een storing in de automatische transmissie. Laat de auto onmiddel-
lijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingszoemer bij beperking terugschakelmogelijkheid
Uit veiligheidsoverwegingen en om het rijgedrag niet in negatieve zin te beïnvloeden,
kan er onder bepaalde omstandigheden beperkt worden teruggeschakeld. In sommige
omstandigheden kan er helemaal niet worden teruggeschakeld met de selectiehendel
of de paddle shift-schakelaar (indien aanwezig). (Er klinkt tweemaal een zoemer.)
Wrik het afdekplaatje omhoog met een sleuf-
kopschroevendraaier o.i.d.
Omwikkel het uiteinde van de schroeven-
draaier met een doek om schade aan het
afdekplaatje te voorkomen.
Druk de deblokkeerschakelaar in.
De selectiehendel kan worden verplaatst als
de schakelaar ingedrukt is.
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 335 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
336
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Transmissiebeschermingsfunctie
Als de banden continu doorslippen wanneer de auto vast komt te zitten in modder, vuil
of sneeuw, of als het gaspedaal tijdens het rijden herhaaldelijk wordt ingetrapt en los-
gelaten, wordt de temperatuur in de automatische transmissie mogelijk te hoog en
raakt de automatische transmissie mogelijk beschadigd.
Om beschadiging van de automatische transmissie te voorkomen, blokkeert het sys-
teem mogelijk tijdelijk het schakelen.
Als de temperatuur in de automatische transmissie daalt, wordt de blokkering opgehe-
ven en wordt de normale werking van de automatische transmissie hervat.
WAARSCHUWING
Rijden op glad wegdek
Niet abrupt accelereren of schakelen.
Door plotseling afremmen op de motor kan de auto in een slip raken, wat kan leiden
tot een ongeval.
Voorkomen van ongevallen bij het uitschakelen van de schakelblokkering
Activeer de parkeerrem en trap het rempedaal in alvorens de deblokkeerschakelaar
in te drukken.
Als per ongeluk het gaspedaal in plaats van het rempedaal wordt ingetrapt als de
deblokkeerschakelaar wordt ingedrukt en de selectiehendel uit stand P wordt gezet,
kan de auto plotseling wegrijden, hetgeen kan leiden tot een ongeval, waardoor ern-
stig letsel kan ontstaan.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 336 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
337
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Handgeschakelde transmissie
Transmissie met 5 versnellingen
Trap het koppelingspedaal vóór het
bedienen van de selectiehendel hele-
maal in en laat het langzaam opko-
men.
Als het inschakelen van de achteruit-
versnelling moeilijk gaat, zet dan de
selectiehendel in stand N, laat de kop-
peling even opkomen en probeer het
dan opnieuw.
: Indien aanwezig
Bedienen van de selectiehendel
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 337 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
338
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Transmissie met 6 versnellingen
Trap het koppelingspedaal vóór het
bedienen van de selectiehendel hele-
maal in en laat het langzaam opko-
men.
De schakeladviesindicator helpt de bestuurder om het brandstofverbruik en
de uitlaatgasemissie binnen de limieten van het motorvermogen te verlagen.
Opschakelen
Terugschakelen
Schakeladviesindicator (indien aanwezig)
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 338 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
339
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Display schakeladviesindicator
De schakeladviesindicator wordt niet weergegeven als de 4WD-bedieningshendel in
stand L4 staat.
De schakeladviesindicator wordt mogelijk niet weergegeven wanneer uw voet op het
koppelingspedaal rust.
Maximale snelheden voor terugschakelen
Schakel niet terug bij hogere snelheden dan in onderstaande tabel zijn aangegeven
om te voorkomen dat de motor met een te hoog toerental gaat draaien.
Transmissie met 5 versnellingen
Transmissie met 6 versnellingen
Waarschuwingszoemer achteruitrijden (auto's met 6 versnellingen)
Er klinkt een zoemer om de bestuurder te waarschuwen dat de selectiehendel in stand
R is gezet.
Schakelstand
Maximale snelheid (km/h [mph])
Stand tussenbak
H4
Stand tussenbak
L4
1 44 (27) 17 (11)
2 82 (51) 32 (20)
3 117 (73) 46 (29)
4 168 (104) 66 (41)
Schakelstand
Maximale snelheid (km/h [mph])
Stand tussenbak
H4
Stand tussenbak
L4
1 39 (24) 15 (9)
2 75 (47) 29 (18)
3 111 (69) 43 (27)
4 138 (86) 54 (34)
5 165 (103) 64 (40)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 339 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
340
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Display schakeladviesindicator (indien aanwezig)
Uit veiligheidsoverwegingen dient de bestuurder niet uitsluitend op het display te kij-
ken. Raadpleeg het display alleen wanneer dit veilig kan en rekening houdend met
de wegcondities en de verkeersomstandigheden.
Anders kan zich een ongeval voordoen.
OPMERKING
Voorkomen van beschadiging van de transmissie
Schakel de achteruitversnelling alleen in nadat de auto volledig tot stilstand is
gekomen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 340 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
341
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Richtingaanwijzerschakelaar
De richtingaanwijzerschakelaar kan worden gebruikt om aan te geven wat de
bestuurder van plan is:
Rechts afslaan
Rijstrookwisseling naar rechts
(beweeg de hendel iets in de rich-
ting van de pijl en houd hem in die
stand vast)
De richtingaanwijzers rechts blijven
knipperen totdat u de hendel weer
loslaat.
Rijstrookwisseling naar links
(beweeg de hendel iets in de rich-
ting van de pijl en houd hem in die
stand vast)
De richtingaanwijzers links blijven knip-
peren totdat u de hendel weer loslaat.
Links afslaan
De richtingaanwijzers kunnen bediend worden als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Als het controlelampje sneller knippert dan normaal
Controleer of er een lamp van de richtingaanwijzer voor of achter is doorgebrand.
Bedieningsinstructies
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 341 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
342
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Parkeerrem
Activeer de parkeerrem door de
parkeerremhendel helemaal aan te
trekken terwijl u het rempedaal
intrapt.
Deactiveer de parkeerrem door de
hendel iets omhoog te trekken en
deze dan volledig naar beneden te
drukken terwijl u de knop op de
hendel ingedrukt houdt.
Parkeren van de auto
Blz. 289
Gebruik in de winter
Blz. 500
1
2
OPMERKING
Voordat u gaat rijden
Deactiveer de parkeerrem.
Als u gaat rijden terwijl de parkeerrem is geactiveerd, kunnen de onderdelen van het
remsysteem oververhit raken, waardoor de remprestaties in negatieve zin kunnen
worden beïnvloed en de onderdelen van het remsysteem sneller slijten.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 342 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
343
4
4-2. Rijprocedures
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Roetfiltersysteem
(alleen 1GD-FTV motor)
Als er zich een vooraf bepaalde hoeveelheid afzetting in het filter
bevindt, wordt het filter automatisch geregenereerd.
WAARSCHUWING
Tijdens regeneratie
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kunt u ernstig letsel oplopen, zoals brandwonden door de hete uitlaatpijp of
uitlaatgassen, of kan er brand ontstaan.
Voer de regeneratie niet uit als de auto zich in een afgesloten ruimte bevindt, zoals
een garage.
Raak de uitlaatpijp niet aan en blijf uit de buurt van de uitlaatgassen tijdens de
regeneratie.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 343 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
344
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Regeneratie
In de normale rijmodus wordt het filter elke paar honderd kilometer auto-
matisch geregenereerd*. Tijdens de regeneratie gaat het waarschu-
wingslampje van het roetfiltersysteem branden (auto's met multi-
informatiedisplay type A) of wordt de waarschuwingsmelding van het
roetfiltersysteem “DPF regeneration in process” (DPF wordt geregene-
reerd) op het multi-informatiedisplay weergegeven (auto's met multi-
informatiedisplay type B).
Regeneratie kan worden uitgevoerd als de hoeveelheid opgehoopte
roetdeeltjes een bepaald niveau heeft overschreden. (
Blz. 345)
*: Verschilt afhankelijk van het weer, de rijomstandigheden, enz.
Eigenschappen van het systeem
Het roetfiltersysteem heeft de volgende eigenschappen:
Het stationair toerental neemt tijdens regeneratie toe
De geur van de uitlaatgassen wijkt af van die van een conventionele
dieselmotor
Tijdens het regenereren komt er mogelijk witte rook uit de uitlaatpijp. Dit
duidt echter niet op een storing.
OPMERKING
Storingen in het roetfiltersysteem voorkomen
Blijf niet te lang doorrijden wanneer het waarschuwingslampje van het roetfiltersys-
teem knippert (auto's met multi-informatiedisplay type A) of de waarschuwingsmel-
ding voor het roetfiltersysteem “DPF full Visit your dealer” (roetfilter vol, ga naar uw
dealer) op het multi-informatiedisplay verschijnt (auto's met multi-informatiedisplay
type B) en er een zoemer klinkt (motorcontrolelampje gaat branden)
Gebruik geen andere brandstof dan het voorgeschreven type brandstof
Gebruik geen andere motorolie dan het aanbevolen type motorolie
Breng geen wijzigingen aan de uitlaatpijp aan
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 344 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
345
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Auto's met multi-informatiedisplay type A
De hoeveelheid opgehoopte roetdeeltjes in het roetfiltersysteem kan worden
gecontroleerd op het display van de kilometerteller/dagteller.
De status van de roetdeeltjes in het roetfilter verschijnt wanneer de toets ODO/
TRIP wordt ingedrukt. (Blz. 150)
De hoeveelheid opgehoopte roetdeeltjes in het roetfiltersysteem wordt door middel
van 11 stadia weergegeven.
Auto's met multi-informatiedisplay type B
De hoeveelheid opgehoopte roetdeeltjes in het roetfiltersysteem kan worden
gecontroleerd op het multi-informatiedisplay.
Selecteer rij-informatie met behulp van de bedieningstoetsen van het instru-
mentenpaneel en bedien omhoog en omlaag om de status van de roetdeel-
tjes in het roetfilter weer te geven. (Blz. 154)
Gebruik de weergegeven hoeveelheid roetdeeltjes in het roetfilter ter referentie.
Laag
Hoog
Als het waarschuwingslampje van het roetfiltersysteem knippert (auto's
met multi-informatiedisplay type A) of de waarschuwingsmelding van het
roetfiltersysteem “DPF full See owner’s manual” (DPF vol. Zie handlei-
ding.) op het multi-informatiedisplay verschijnt (auto's met multi-informatie-
display type B), volg dan onderstaande procedure om het roetfilter te
regenereren.
Status roetdeeltjes roetfilter
1
2
Waarschuwing storing in roetfiltersysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 345 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
346
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Regeneratie van het filter tijdens het rijden met de auto
De volgende rijmethoden worden aanbevolen om het filter te regenere-
ren.
*
1
Met een constante snelheid rijden (bijvoorbeeld ongeveer 60 km/h
gedurende 20 tot 30 minuten).
Korte ritten vermijden of met een constante snelheid rijden (de motor
gedurende langere tijd laten draaien).
Controleer of de motor op bedrijfstemperatuur is gebracht voordat u met de auto
gaat rijden om het filter te regenereren. Als de motor koud is, breng hem dan op
bedrijfstemperatuur door met de auto te rijden waarbij u terugschakelt om het
motortoerental te verhogen.*
2
Auto's met multi-informatiedisplay type A: Het waarschuwingslampje dooft wan-
neer de regeneratie is voltooid. Afhankelijk van de rijomstandigheden, zoals
druk verkeer, neemt echter de hoeveelheid opgehoopte roetdeeltjes toe en dooft
het waarschuwingslampje mogelijk niet. Als het waarschuwingslampje na het rij-
den weer knippert, druk dan op de schakelaar van het roetfiltersysteem om het
filter handmatig te regenereren.
Auto's met multi-informatiedisplay type B: De waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay verdwijnt zodra de regeneratie is voltooid. Afhankelijk
van de rijomstandigheden, zoals druk verkeer, neemt echter de hoeveelheid
opgehoopte roetdeeltjes mogelijk toe en verdwijnt de waarschuwingsmelding
mogelijk niet van het multi-informatiedisplay. Als de waarschuwingsmelding op
het multi-informatiedisplay niet verdwijnt na het rijden, druk dan op de schake-
laar van het roetfiltersysteem om het filter handmatig te regenereren.
Als de auto zich meer dan 4.000 m boven zeeniveau bevindt, kan het filter niet
tijdens het rijden worden geregenereerd.
*
1
: Houd tijdens het rijden voldoende rekening met de weersomstandigheden,
de conditie van de weg, het terrein en het overige verkeer en neem altijd de
verkeersregels in acht.
*
2
: Afhankelijk van de situatie is het mogelijk nodig terug te schakelen tot het
motortoerental is verhoogd tot 3.000 omw/min. Als de koelvloeistoftempera-
tuur of de uitlaatgastemperatuur laag is, kost het regenereren mogelijk veel
tijd, of is regeneratie niet mogelijk.
Regeneratie van het filter door het indrukken van de schakelaar van het
roetfiltersysteem
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand.
Zet de selectiehendel in stand P (automatische transmissie) of de neu-
traalstand (handgeschakelde transmissie) en zorg ervoor dat de auto
goed op de parkeerrem staat.
Zet de motor niet uit.
Verzeker u ervan dat zich geen licht ontvlambaar materiaal bevindt in de buurt
van de uitlaatpijp. (Blz. 343)
Controleer of de motor op bedrijfstemperatuur is. Als de motor koud is, breng
hem dan op bedrijfstemperatuur door het gaspedaal in te trappen.
*
1
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 346 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
347
4-2. Rijprocedures
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Druk op de schakelaar van het roetfiltersysteem.
Auto's met multi-informatiedisplay type A
Het waarschuwingslampje van
het roetfiltersysteem gaat bran-
den en het stationair toerental
gaat omhoog.
Auto's met multi-informatiedisplay type B
De in de afbeelding getoonde
waarschuwingsmelding voor het
roetfiltersysteem verschijnt op
het multi-informatiedisplay en
het stationair toerental gaat
omhoog.
De regeneratie duurt ongeveer 15 - 40 minuten.
*
2
Wanneer het waarschuwingslampje van het roetfiltersysteem dooft (auto's
met multi-informatiedisplay type A) of de waarschuwingsmelding van het
roetfiltersysteem op het multi-informatiedisplay verdwijnt (auto's met multi-
informatiedisplay type B), gaat het stationair toerental weer terug naar nor-
maal.
De schakelaar van het roetfiltersysteem werkt mogelijk niet als de auto
zich meer dan 4.000 m boven zeeniveau bevindt.
*
1
: Afhankelijk van de situatie is het mogelijk nodig om het gaspedaal in te trappen
tot het motortoerental is verhoogd tot 3.000 omw/min. Als de koelvloeistoftempe-
ratuur of de uitlaatgastemperatuur laag is, kost het regenereren mogelijk veel
tijd, of is regeneratie niet mogelijk.
*
2
: De benodigde tijd voor regeneratie verschilt afhankelijk van de buitentempera-
tuur. Tevens kan de uitlaatgastemperatuur laag zijn als het motortoerental
10 minuten na het indrukken van de schakelaar van het roetfiltersysteem nog
steeds ongeveer 2.000 omw/min is. Trap in dat geval het gaspedaal in om de
motor enige tijd met ongeveer 3.000 omw/min te laten draaien.
Als het gaspedaal wordt ingetrapt, stopt de regeneratie. Start de regeneratie in
dat geval weer.
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 347 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
348
4-2. Rijprocedures
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Auto's met multi-informatiedisplay type B: Als “DPF full Manual regenera-
tion required See owner’s manual” (roetfilter vol, handmatige regeneratie
vereist, zie handleiding) op het multi-informatiedisplay verschijnt, druk dan
op de schakelaar van het roetfiltersysteem om het filter te regenereren.
(Blz. 345)
Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
als het waarschuwingslampje van het roetfiltersysteem knippert (auto's
met multi-informatiedisplay type A) of als de waarschuwingsmelding van
het roetfiltersysteem “DPF full Visit your dealer” (DPF vol, ga naar uw dea-
ler) op het multi-informatiedisplay verschijnt (auto's met multi-informatie-
display type B) en er een zoemer klinkt (motorcontrolelampje gaat
branden).
Regeneratie met de schakelaar van het roetfiltersysteem
Als na het indrukken van de schakelaar van het roetfiltersysteem het gaspedaal of
het koppelingspedaal (handgeschakelde transmissie) wordt ingetrapt, wordt de rege-
neratie onderbroken. Hervat de regeneratie zo snel mogelijk als deze is afgebroken.
Laat, als de regeneratie is voltooid, de motor een aantal keer met veel toeren draaien
om het uitlaatsysteem te reinigen.
Waarschuwing roetfiltersysteem
Onder de volgende rijomstandigheden gaat eerder dan normaal het waarschuwings-
lampje van het roetfiltersysteem mogelijk knipperen (auto's met multi-informatiedisplay
type A) of wordt de waarschuwingsmelding van het roetfiltersysteem mogelijk op het
multi-informatiedisplay weergegeven (auto's met multi-informatiedisplay type B).
*
Als er alleen met lage snelheid wordt gereden (bijvoorbeeld 20 km/h of lager).
Als de motor herhaaldelijk aan en uit wordt gezet (als de motor steeds niet langer
dan 10 minuten achter elkaar draait).
*: Verschilt afhankelijk van het weer, de rijomstandigheden, enz.
OPMERKING
Als het motorcontrolelampje gaat branden (waarschuwingszoemer)
Het motorcontrolelampje gaat branden als u door blijft rijden terwijl het waarschu-
wingslampje van het roetfiltersysteem knippert (auto's met multi-informatiedisplay
type A) of de waarschuwingsmelding van het roetfiltersysteem op het multi-informa-
tiedisplay verschijnt (auto's met multi-informatiedisplay type B). In dat geval kan de
auto beschadigd raken of kan een ongeval ontstaan. Laat de auto onmiddellijk nakij-
ken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 348 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
349
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Lichtschakelaar
Bedien de schakelaar om de verlichting als volgt in te schakelen:
Type A
Auto's zonder Smart entry-
systeem en startknop: De
koplampen, de parkeer-
lichten voor, de dagrijver-
lichting (Blz. 361), enz.
gaan automatisch aan en
uit (als het contact AAN
staat).
Auto's met Smart entry-
systeem en startknop: De
koplampen, de parkeer-
lichten voor, de dagrijver-
lichting (Blz. 361), enz.
gaan automatisch aan en
uit (wanneer het contact
AAN staat).
De parkeerlichten voor, achterlichten, kentekenplaat- en dash-
boardverlichting gaan branden.
De koplampen en alle verlichting die hierboven genoemd is, gaan
branden.
De koplampen kunnen handmatig of automatisch worden bediend.
Bedieningsinstructies
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 349 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
350
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Type B
Auto's zonder dagrijver-
lichting: UIT
Auto's met dagrijverlich-
ting: De dagrijverlichting
wordt ingeschakeld
(Blz. 361).
De parkeerlichten voor,
achterlichten, kenteken-
plaat- en dashboardver-
lichting gaan branden.
De koplampen en alle ver-
lichting die hierboven
genoemd is, gaan bran-
den.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: De koplampen,
de parkeerlichten voor, de dagrijverlichting (Blz. 361), enz. gaan
automatisch aan en uit (als het contact AAN staat).
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: De koplampen, de
parkeerlichten voor, de dagrijverlichting (Blz. 361), enz. gaan
automatisch aan en uit (wanneer het contact AAN staat).
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 350 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
351
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Druk bij ingeschakelde koplampen
de hendel van u af om het groot-
licht in te schakelen.
Door de hendel weer in de midden-
stand te zetten, wordt het grootlicht
weer uitgeschakeld.
Trek de hendel naar u toe en laat
deze meteen weer los om één keer
met het grootlicht te knipperen.
U kunt lichtsignalen geven met de koplampen in- of uitgeschakeld.
Dankzij dit systeem kunnen de koplampen en de parkeerlichten voor gedu-
rende 30 seconden worden ingeschakeld wanneer het contact UIT staat.
Trek nadat u het contact UIT hebt
gezet de hendel naar u toe en laat
hem los terwijl de lichtschakelaar in
de stand of staat.
Trek de hendel naar u toe en laat hem
weer los om de verlichting uit te scha-
kelen.
De koplamphoogte kan worden afgestemd op het aantal passagiers in de
auto en de mate van belading.
Verhogen van de koplamphoogte
Verlagen van de koplamphoogte
Inschakelen van het grootlicht
1
2
Extended Headlight Lighting-systeem (indien aanwezig)
Draaiknop koplampverstelling (indien aanwezig)
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 351 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
352
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Aanwijzing voor instellen van de koplamphoogte
Uitvoeringen met 9 zitplaatsen
Aantal inzittenden en hoeveelheid bagage
Alleen bestuurder of bestuurder en voorpassagier
Bestuurder, één voorpassagier en alle passagiers op de achterstoelen,
zo ver mogelijk naar achteren
Maximaal aantal passagiers
Maximaal aantal passagiers en maximale belading in de bagageruimte
Bestuurder en maximale belading in de bagageruimte
*: De modelcode staat vermeld op het typeplaatje. (Blz. 816)
1
2
3
4
5
Modelcode* Type
GRJ150L-GKTEK
Met secundaire
brandstoftank
0 1 3 3 4
Zonder secundaire
brandstoftank
0 1 3 3,5 4,5
TRJ150L-GKMEK
TX-uitvoering 0 1 3 4 4
TX-L-uitvoering 0 1 3 3,5 4
TRJ150L-GKTEK
TX-uitvoering 0 1 3 4 4
TX-L-uitvoering 0 1 3 3,5 3,5
1 2 3 4 5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 352 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
353
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Uitvoeringen met 7 zitplaatsen
Aantal inzittenden en hoeveelheid bagage
Alleen bestuurder of bestuurder en voorpassagier
Bestuurder, één voorpassagier en alle passagiers op de achterstoelen,
zo ver mogelijk naar achteren
Maximaal aantal passagiers
Maximaal aantal passagiers en maximale belading in de bagageruimte
Bestuurder en maximale belading in de bagageruimte
1
2
3
4
5
Modelcode*
1
Type
GDJ150L-GKFEYW - 0 1 2 3,5 4
GDJ150L-GKTEYW
TX-uitvoering (EURO V*
2
) 0 1 2 3,5 4
TX-uitvoering
(EURO VI
*
2
)
Bandenmaat:
245/70R17
0 1 2 3,5 4
Bandenmaat:
265/65R17
0 1 2 3 4
TX-L-
uitvoering
EURO VI*
2
0 1 2 3 4
EURO V*
2
0 1 2 3,5 4
GDJ150R-
GKFEYW
- 0 1 2 3,5 4
GDJ150R-
GKTEYW
TX-L-uitvoering 0 1 2 3 4
TX-uitvoering
Bandenmaat:
265/65R17
0 1 2 3 4
Bandenmaat:
245/70R17
0 1 2 3,5 4
GDJ150L-GKTEYX
EURO VI*
2
0 1 2 3 4
EURO V*
2
0 1 2 3,5 4,5
GDJ150L-GKTEY
TX-uitvoering,
TX-L-
uitvoering
- 0 1 2 3,5 4,5
Met KDSS 0 0 0 0,5 1
Met secun-
daire brand-
stoftank
0 1 2 3 4
1 2 3 4 5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 353 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
354
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
*
1
: De modelcode staat vermeld op het typeplaatje. (Blz. 816)
*
2
: EURO V en VI zijn emissienormen. Als niet duidelijk is of uw auto aan de relevante
normen voldoet, neem dan contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Modelcode*
1
Type
GRJ150L-GKTEK
Met secundaire brandstoftank 0 1 2 3 4
Zonder secundaire brandstof-
tank
0 1 2 3,5 4,5
GRJ150L-GKTEKW - 0 1 2 3,5 4
GRJ150L-GKTEKX - 0 1 2 3,5 4,5
TRJ150L-GKMEK
TRJ150L-GKTEK
Met secundaire brandstoftank 0 1 2 3 3
Zonder secundaire brandstof-
tank
0 1 2 3,5 3,5
TRJ150L-GKMEKX
TRJ150L-GKTEKX
- 0 1 2 3,5 4,5
1 2 3 4 5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 354 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
355
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
5-deurs uitvoering met 5 zitplaatsen (auto uit categorie M1*
1
)
Aantal inzittenden en hoeveelheid bagage
Alleen bestuurder of bestuurder en voorpassagier
Bestuurder, één voorpassagier en alle passagiers op de achterstoelen,
zo ver mogelijk naar achteren
Maximaal aantal passagiers
Maximaal aantal passagiers en maximale belading in de bagageruimte
Bestuurder en maximale belading in de bagageruimte
1
2
3
4
5
Modelcode*
2
Type
GDJ150L-GKFEYW
GDJ150L-GKTEYW
GDJ150R-
GKFEYW
GDJ150R-
GKTEYW
TX-uitvoering
Bandenmaat:
265/65R17
0 1 1 3,5 3,5
Bandenmaat:
245/70R17
0 1 1 4 4
TX-L-uitvoe-
ring
Tweede
zitrij:
Vrij toeganke-
lijk
0 1 1 3 3,5
Tweede
zitrij:
Tweevoudig
neerklapbaar
0 1 1 3,5 3,5
GDJ150L-GKTEYX
TX-uitvoering
Bandenmaat:
265/65R17
0 1 1 3 3,5
Bandenmaat:
245/70R17
0 1 1 3,5 3,5
TX-L-uitvoering 0 1 1 3 3,5
GDJ150L-GKTEY
TX-uitvoering,
TX-L-uitvoe-
ring
- 0 1 1 3,5 4
Met KDSS 0 0 0 0,5 1
Met secun-
daire brand-
stoftank
0 1 1 3 3,5
1 2 3 4 5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 355 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
356
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
*
1
: Vraag de categorie van de auto na bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
*
2
: De modelcode staat vermeld op het typeplaatje. (Blz. 816)
Modelcode*
2
Type
GRJ150L-GKTEK
Met secundaire brandstoftank 0 1 1 3,5 3,5
Zonder secundaire brandstof-
tank
0 1 1 4 4
GRJ150L-GKTEKW
GRJ150L-GKTEKX
- 0 1 1 3,5 3,5
TRJ150L-GKMEK
TRJ150L-GKTEK
Met secundaire brandstoftank 0 1 1 3,5 3,5
Zonder secundaire brandstof-
tank
0 1 1 4 4
TRJ150L-GKMEKX
TRJ150L-GKTEKX
- 0 1 1 3,5 3,5
1 2 3 4 5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 356 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
357
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
3-deurs uitvoering met 5 zitplaatsen
Aantal inzittenden en hoeveelheid bagage
Alleen bestuurder of bestuurder en voorpassagier
Bestuurder, één voorpassagier en alle passagiers op de achterstoelen,
zo ver mogelijk naar achteren
Maximaal aantal passagiers
Maximaal aantal passagiers en maximale belading in de bagageruimte
Bestuurder en maximale belading in de bagageruimte
1
2
3
4
5
Modelcode* Type
GDJ155L-GJFEYW
GDJ155L-GJTEYW
TX-uitvoering
Bandenmaat:
265/65R17
0 2 2 3 4
Bandenmaat:
245/70R17
0 2 2 3,5 4
TX-L-uitvoe-
ring
Bandenmaat:
265/65R17
0 2 2 3 4
Bandenmaat:
265/60R18
0 2 2 3 3,5
Bandenmaat:
265/55R19
VX-uitvoering
Bandenmaat:
265/65R17
0 2 2 3 4
Bandenmaat:
265/60R18
0 2 2 3 3,5
Bandenmaat:
265/55R19
0 2 2 3 3,5
1 2 3 4 5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 357 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
358
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
*: De modelcode staat vermeld op het typeplaatje. (Blz. 816)
5-deurs uitvoering met 2 zitplaatsen
Aantal inzittenden en hoeveelheid bagage
Onbelast
Bestuurder en maximale belading in de bagageruimte
*: De modelcode staat vermeld op het typeplaatje. (Blz. 816)
Modelcode* Type
GDJ155R-GJFEYW
GDJ155R-GJTEYW
TX-uitvoering
Bandenmaat:
265/65R17
0 2 2 3 4
Bandenmaat:
245/70R17
0 2 2 3 3,5
TX-L-uitvoe-
ring
Bandenmaat:
265/65R17
0 2 2 3 4
VX-uitvoering
Bandenmaat:
265/65R17
0 2 2 3 4
Bandenmaat:
265/55R19
0 2 2 3 3,5
1 2 3 4 5
1
2
Modelcode*
GDJ150L-GKFEYW
GDJ150L-GKTEYW
GDJ150R-GKFEYW
GDJ150R-GKTEYW
0 3,5
GRJ150L-GKTEKW 0 4
1 2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 358 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
359
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
3-deurs uitvoering met 2 zitplaatsen
Aantal inzittenden en hoeveelheid bagage
Onbelast
Bestuurder en maximale belading in de bagageruimte
*: De modelcode staat vermeld op het typeplaatje. (Blz. 816)
1
2
Modelcode* Type
GDJ155L-GJFEYW
TX-uitvoering
Bandenmaat:
265/65R17
0 4,5
Bandenmaat:
245/70R17
TX-L-uitvoe-
ring
Bandenmaat:
265/65R17
0 4,5
Bandenmaat:
265/60R18
0 4
Bandenmaat:
265/55R19
GDJ155L-GJTEYW
TX-uitvoering
Bandenmaat:
265/65R17
0 4,5
Bandenmaat:
245/70R17
TX-L-uitvoe-
ring
Bandenmaat:
265/65R17
0 4,5
Bandenmaat:
265/60R18
0 4
Bandenmaat:
265/55R19
GDJ155R-GJFEYW
GDJ155R-GJTEYW
- 0 4,5
1 2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 359 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
360
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
5-deurs uitvoering met 5 zitplaatsen (auto uit categorie N1*
1
)
Aantal inzittenden en hoeveelheid bagage
Onbelast
Bestuurder en maximale belading in de bagageruimte
*
1
: Vraag de categorie van de auto na bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
*
2
: De modelcode staat vermeld op het typeplaatje. (Blz. 816)
1
2
Modelcode*
2
GDJ150L-GKFEYW
GDJ150L-GKTEYW
GDJ150R-GKFEYW
GDJ150R-GKTEYW
0 3,5
GRJ150L-GKTEKW 0 4
1 2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 360 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
361
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Dagrijverlichting
Om uw auto overdag beter zichtbaar te maken voor andere weggebruikers, wordt de
dagrijverlichting automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart en de parkeer-
rem wordt gedeactiveerd met de lichtschakelaar uit of in de stand AUTO. (Brandt hel-
derder dan de parkeerlichten voor.) Dagrijverlichting is niet ontworpen voor gebruik in
het donker.
Sensor koplampregeling (indien aanwezig)
Automatisch uitschakelsysteem verlichting
Type A
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Wanneer de lichtschakelaar in de stand staat:
Alle verlichting wordt automatisch uitgeschakeld als het contact in stand ACC of
UIT wordt gezet en het bestuurdersportier wordt geopend.
Wanneer de lichtschakelaar in de stand of staat:
De koplampen en mistlampen voor (indien aanwezig) worden automatisch uitge-
schakeld als het contact in stand ACC of UIT wordt gezet en het bestuurderspor-
tier wordt geopend.
Zet, om de verlichting weer in te schakelen, het contact AAN of zet de lichtschake-
laar één keer in de stand en daarna weer in de stand of .
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Wanneer de lichtschakelaar in de stand staat:
Alle verlichting wordt automatisch uitgeschakeld als het contact in stand ACC
wordt gezet en het bestuurdersportier wordt geopend.
Wanneer de lichtschakelaar in de stand of staat:
De koplampen en de mistlampen voor (indien aanwezig) worden automatisch uit-
geschakeld als het contact in stand ACC of UIT wordt gezet. (Er klinkt een zoemer
als op dat moment het bestuurdersportier wordt geopend.)
Zet, om de verlichting weer in te schakelen, het contact AAN of zet de lichtschake-
laar een keer in de stand en vervolgens terug in de stand of .
De werking van de sensor kan in negatieve zin
beïnvloed worden als er iets over de sensor
heen geplaatst wordt of als er iets op de ruit
wordt aangebracht waardoor de sensor wordt
afgeschermd.
Hierdoor kan de sensor niet op de juiste
manier de hoeveelheid omgevingslicht signale-
ren, waardoor het automatische koplampsys-
teem mogelijk onjuist functioneert.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 361 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
362
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Type B
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Als alleen de achterlichten zijn ingeschakeld:
Alle verlichting wordt automatisch uitgeschakeld als het contact in stand ACC of
UIT wordt gezet en het bestuurdersportier wordt geopend.
Als de koplampen zijn ingeschakeld:
Alle verlichting gaat na 30 seconden uit nadat het contact in stand ACC of UIT is
gezet en een portier of de achterruit (indien aanwezig) wordt geopend en geslo-
ten.
Zet, om de verlichting weer in te schakelen, het contact AAN of zet de lichtschake-
laar één keer in de stand en daarna weer in de stand of .
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Als alleen de achterlichten zijn ingeschakeld:
Alle verlichting wordt uitgeschakeld als het contact in stand ACC of UIT wordt
gezet en het bestuurdersportier wordt geopend.
Als de koplampen zijn ingeschakeld:
Alle verlichting gaat na 30 seconden uit nadat het contact in stand ACC of UIT is
gezet en een portier of de achterruit (indien aanwezig) wordt geopend en geslo-
ten.
Zet, om de verlichting weer in te schakelen, het contact AAN of zet de lichtschake-
laar een keer in de stand en vervolgens terug in de stand of .
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 362 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
363
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Automatische verticale koplampverstelling (indien aanwezig)
De koplamphoogte wordt automatisch geregeld op basis van het aantal passagiers in
de auto en de mate van belading om verblinding van andere weggebruikers door de
koplampen te voorkomen.
Verlichting Welcome Light-systeem (indien aanwezig)
Als de portieren worden ontgrendeld met het Smart entry-systeem met startknop of de
afstandsbediening wanneer de lichtschakelaar in stand staat en de omgeving
donker is, worden de parkeerlichten voor en de achterlichten automatisch ingescha-
keld.
Als het waarschuwingslampje automatische verticale koplampverstelling knip-
pert (indien aanwezig)
Dit kan duiden op een storing in het systeem. Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Zoemer verlichting (indien aanwezig)
Een zoemer klinkt als het contact UIT of in stand ACC wordt gezet en het bestuurders-
portier geopend wordt terwijl de achterlichten blijven branden.
Wanneer “Headlight System Malfunction Visit your dealer.” (Storing in koplamp-
systeem. Ga naar uw dealer.) op het multi-informatiedisplay wordt weergegeven
(indien aanwezig)
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. gevoeligheid lichtsensor) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingenBlz. 844)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de verlichting niet langer branden dan noodzakelijk is als de motor niet draait.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 363 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
364
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
AHB (Automatic High Beam)
: Indien aanwezig
Het Automatic High Beam-systeem maakt gebruik van een ingebouwde
camerasensor om de helderheid van bijvoorbeeld de straatverlichting
en de verlichting van tegenliggers en voorliggers te meten, en schakelt
indien nodig automatisch het grootlicht in of uit.
WAARSCHUWING
Beperkingen van het Automatic High Beam-systeem
Vertrouw niet uitsluitend op het Automatic High Beam-systeem. Rijd altijd voorzich-
tig, houd hierbij de omgeving in de gaten en schakel indien nodig handmatig het
grootlicht in of uit.
Voorkomen van onjuiste werking van het Automatic High Beam-systeem
Voorkom overbelading van uw auto.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 364 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
365
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Duw de hendel van u af terwijl de
lichtschakelaar in de stand
of staat.
Druk de Automatic High Beam-
schakelaar in.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem gaat branden als
de koplampen automatisch worden
ingeschakeld om aan te geven dat het
systeem is ingeschakeld.
Inschakelen van het Automatic High Beam-systeem
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 365 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
366
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Dimlicht inschakelen
Trek de hendel naar u toe, zodat deze
in de oorspronkelijke stand terug-
komt.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem dooft.
Duw de hendel van u af om het Auto-
matic High Beam-systeem weer in te
schakelen.
Grootlicht inschakelen
Druk de Automatic High Beam-scha-
kelaar in.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem dooft en het con-
trolelampje van het grootlicht gaat
branden.
Druk de schakelaar in om het Automa-
tic High Beam-systeem weer in te
schakelen.
Handmatig in- en uitschakelen van het grootlicht
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 366 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
367
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voorwaarden voor het automatisch in- of uitschakelen van het grootlicht
Als aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan, wordt het grootlicht automatisch
ingeschakeld (na ongeveer 1 seconde):
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 40 km/h.
Het gebied voor de auto is niet verlicht.
Er zijn geen tegenliggers of voorliggers met ingeschakelde koplampen of achter-
lichten.
Er bevinden zich weinig straatlantaarns op de weg voor u.
Als aan een van onderstaande voorwaarden is voldaan, wordt het grootlicht automa-
tisch uitgeschakeld:
De rijsnelheid wordt lager dan ongeveer 30 km/h.
Het gebied voor de auto is verlicht.
Tegenliggers of voorliggers hebben de koplampen of achterlichten ingeschakeld.
Er bevinden zich veel straatlantaarns op de weg voor u.
Informatie werking camerasensor
In de volgende situaties wordt het grootlicht mogelijk niet automatisch uitgeschakeld:
Als plotseling een tegenligger uit een bocht opdoemt
Als plotseling een andere auto voor de eigen auto invoegt
Als tegenliggers of voorliggers aan het zicht zijn onttrokken als gevolg van een
reeks bochten, wegafscheidingen of bomen langs de weg
Wanneer tegenliggers opdoemen uit de rechter tegemoetkomende rijstrook op
een brede weg
Wanneer er tegenliggers of voorliggers met uitgeschakelde verlichting zijn
Het grootlicht wordt mogelijk uitgeschakeld als een tegenligger wordt gesignaleerd
die zijn mistlampen aan heeft terwijl zijn koplampen uit zijn.
Door de aanwezigheid van huisverlichting, straatverlichting, verkeerslichten of ver-
lichte billboards of verkeersborden wordt mogelijk geschakeld van grootlicht naar
dimlicht of blijft het dimlicht mogelijk ingeschakeld.
De volgende factoren kunnen van invloed zijn op de reactietijd voor het in- of uitscha-
kelen van het grootlicht:
De helderheid van koplampen, mistlampen en achterlichten van tegenliggers en
voorliggers
De beweging en richting van tegenliggers en voorliggers
Als de verlichting van een tegenligger of voorligger slechts aan één kant werkt
Als een tegenligger of voorligger een voertuig op twee wielen betreft
De toestand van de weg (stijgingspercentage, bochten, toestand van het wegdek,
enz.)
Het aantal inzittenden en de hoeveelheid bagage
Het grootlicht kan op voor de bestuurder onverwachte momenten worden in- en uit-
geschakeld.
Fietsen of vergelijkbare objecten worden mogelijk niet gesignaleerd.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 367 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
368
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
In de onderstaande situaties kan het systeem de helderheid van het omgevingslicht
mogelijk niet juist signaleren. Hierdoor blijven de dimlichten mogelijk branden of
zorgt het grootlicht mogelijk voor problemen bij voetgangers, tegenliggers of voorlig-
gers of anderen. In dergelijke gevallen moet handmatig worden geschakeld tussen
grootlicht en dimlicht.
Bij slecht weer (regen, mist, sneeuw, zandstormen, enz.)
Het zicht door de voorruit wordt belemmerd door damp, wasem, ijs, vuil, enz.
De voorruit is gebarsten of beschadigd.
De binnenspiegel of de camerasensor is vervormd of vuil.
De temperatuur van de camerasensor is extreem hoog.
De helderheid van het omgevingslicht komt overeen met die van koplampen, ach-
terlichten of mistlampen.
Tegenliggers hebben de koplampen niet ingeschakeld of de koplampen zijn vuil,
hebben een andere kleur of zijn niet correct afgesteld.
In gebieden waar lichte en donkere stukken elkaar afwisselen.
Als de auto wordt geraakt door water, sneeuw, stof, enz. van een voorligger
Als geregeld en herhaaldelijk over stijgende en dalende wegen wordt gereden, of
over wegen met een slecht of oneffen wegdek (zoals klinkerwegen, zandwegen,
enz.).
Als geregeld en herhaaldelijk over bochtige wegen wordt gereden.
Er bevindt zich een sterk spiegelend voorwerp, zoals een spiegel, voor de auto.
De achterzijde van een voorligger is sterk spiegelend, zoals een container op een
truck.
De koplampen van de auto zijn beschadigd of vuil.
De auto helt naar één kant over door bijvoorbeeld een lekke band of ligt aan de
achterzijde wat lager doordat een aanhangwagen is aangekoppeld.
Er wordt herhaaldelijk en op een abnormale manier geschakeld tussen dimlicht en
grootlicht.
De bestuurder meent dat andere bestuurders of voetgangers last hebben van het
grootlicht.
Wanneer “Headlight System Malfunction Visit your dealer.” (Storing in koplamp-
systeem. Ga naar uw dealer.) op het multi-informatiedisplay wordt weergegeven
(indien aanwezig)
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 368 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
369
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Schakelaar mistlampen
Schakelaar mistlampen voor/mistachterlicht*
Schakelt de mistlampen voor
en de mistachterlichten uit
Schakelt de mistlampen voor
in
Schakelt de mistlampen voor
en het mistachterlicht in
Als de schakelaarring wordt losgelaten,
keert de ring terug naar de stand .
Door de schakelaarring nogmaals te
draaien, worden alleen de mistachter-
lichten uitgeschakeld.
*: Indien aanwezig
De mistlampen zorgen voor uitstekend zicht bij ongunstige rijomstan-
digheden, zoals bij regen of mist.
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 369 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
370
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Schakelaar mistachterlichten
Schakelt de mistachterlich-
ten uit
Schakelt de mistachterlich-
ten in
Als de schakelaarring wordt losgelaten,
keert de ring terug naar de stand .
Mistlampen kunnen worden gebruikt als
Auto's met mistlampen voor en mistachterlichten
Mistlampen voor: De koplampen of parkeerlichten voor zijn ingeschakeld.
Mistachterlichten: De mistlampen voor of de koplampen zijn ingeschakeld.
Auto's met alleen mistachterlichten
De koplampen of parkeerlichten voor zijn ingeschakeld.
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 370 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
371
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Ruitenwissers en -sproeiers
Door de hendel te bedienen werken de ruitenwissers en -sproeiers
als volgt.
Ruitenwissers met intervalafstelling
Intervalwerking
Lage snelheid
Hoge snelheid
Enkele slag
Bedienen van de ruitenwisserhendel
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 371 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
372
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Het wisinterval kan worden gewijzigd als de intervalstand wordt geselecteerd.
Verkort het interval van de wisser-
werking
Verlengt het interval van de wisser-
werking
Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwis-
sers
Door aan de hendel te trekken treden
de ruitenwissers en -sproeiers in wer-
king.
De ruitenwissers zullen automatisch
een aantal slagen maken als de ruiten-
sproeiers worden ingeschakeld.
Auto's met koplampsproeiers: Als de
koplampen aan zijn, werken de kop-
lampsproeiers één keer.
5
6
7
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 372 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
373
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Ruitenwissers met regensensor
Regensensorstand
(AUTO)
Lage snelheid
Hoge snelheid
Enkele slag
In de stand AUTO werken de ruitenwis-
sers automatisch wanneer de sensor
signaleert dat het regent. De wissnel-
heid wordt automatisch afgestemd op
de hoeveelheid neerslag en de rijsnel-
heid.
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 373 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
374
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
In de stand AUTO kan de sensorgevoeligheid worden ingesteld.
Verhoogt de gevoeligheid
Verlaagt de gevoeligheid
Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwis-
sers
Door aan de hendel te trekken treden
de ruitenwissers en -sproeiers in wer-
king.
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld. (Na enkele slagen volgt
een pauze en maken de wissers nog
een slag om druipen te voorkomen.)
Auto's met koplampsproeiers: Als de
koplampen aan zijn, werken de kop-
lampsproeiers één keer.
5
6
7
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 374 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
375
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De ruitenwissers en ruitensproeiers kunnen worden bediend als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Regensensor (auto's met ruitenwissers met regensensor)
Als de ruitenwisserschakelaar in de stand AUTO wordt gezet en het contact AAN
staat, werken de ruitenwissers één keer om aan te geven dat de stand AUTO is
geactiveerd.
Wanneer de sensorgevoeligheidsring in de stand AUTO naar een hoge gevoeligheid
wordt gedraaid, werken de ruitenwissers één keer om aan te geven dat de gevoelig-
heid is verhoogd.
Als de temperatuur van de regensensor 90C of hoger is, of -15C of lager is, werkt
de automatische functie mogelijk niet. Zet de ruitenwisserschakelaar in dat geval in
een andere stand dan AUTO.
Sproeierkopverwarming (indien aanwezig)
De sproeierkopverwarming treedt in werking wanneer de buitentemperatuur 5C of
lager is en het contact AAN staat.
Als er geen vloeistof uit de ruitensproeiers komt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het reservoir aanwezig is en controleer als
dat het geval is of de sproeierkoppen niet verstopt zijn.
De regensensor registreert de hoeveelheid
neerslag.
De auto is voorzien van een optische sen-
sor. Deze werkt mogelijk niet goed als zon-
licht van de opkomende of ondergaande zon
af en toe op de voorruit valt of als er insecten
o.i.d. op de voorruit zitten.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 375 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
376
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van de ruitenwissers in de stand
AUTO (auto's met ruitenwissers met regensensor)
De ruitenwissers voor kunnen onverwacht in werking treden als de sensor wordt
aangeraakt of als de voorruit aan trillingen wordt blootgesteld terwijl de ruitenwissers
in de stand AUTO staan. Let erop dat er niets bekneld raakt als de ruitenwissers in
werking treden.
Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van ruitensproeiervloeistof
Gebruik bij koud weer de ruitensproeiervloeistof pas wanneer de voorruit warm is.
De vloeistof kan anders op de voorruit bevriezen en zo het zicht belemmeren. Dit
kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
Wanneer de sproeierkopverwarming in werking is (indien aanwezig)
Raak het oppervlak rond de sproeierkopverwarming niet aan, omdat dit heet kan
worden en brandwonden kan veroorzaken.
OPMERKING
Als de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwissers niet als de voorruit droog is omdat hierdoor de voorruit
beschadigd kan worden.
Als het sproeierreservoir leeg is
Druk niet constant op de schakelaar, aangezien de sproeierpomp oververhit kan
raken.
Als er geen ruitensproeiervloeistof uit de sproeierkoppen komt
Als u de hendel gedurende langere tijd naar u toe getrokken houdt, kan de sproeier-
pomp beschadigd raken.
Wanneer een sproeier verstopt raakt
Probeer als een sproeierkop verstopt is geraakt deze niet schoon te maken met een
naald of iets dergelijks. Hierdoor kan de sproeierkop beschadigd raken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 376 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
377
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Achterruitenwisser en -sproeier
Door de schakelaar te bedienen werkt de achterruitenwisser als volgt:
Intervalwerking
Normale werking
Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwis-
sers
Door de hendel naar voren te duwen
treden de ruitenwissers en -sproeiers
in werking.
De ruitenwissers zullen automatisch
een aantal slagen maken als de ruiten-
sproeiers worden ingeschakeld.
Bedienen van de ruitenwisserhendel
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 377 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
378
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De achterruitenwisser en -sproeier kunnen worden bediend als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Het contact AAN staat.
De elektrische achterruit (indien aanwezig) wordt gesloten.
Als er geen ruitensproeiervloeistof op de ruit terechtkomt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het reservoir aanwezig is en controleer als
dat het geval is of de sproeierkoppen niet verstopt zijn.
OPMERKING
Als de achterruit droog is
Gebruik de ruitenwisser niet als de achterruit droog is omdat de achterruit hierdoor
beschadigd kan raken.
Als het sproeierreservoir leeg is
Druk niet constant op de schakelaar, aangezien de sproeierpomp oververhit kan
raken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 378 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
379
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Koplampsproeierschakelaar
Druk op de schakelaar om de koplampen te reinigen.
De koplampsproeiers kunnen worden bediend als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat en de lichtschakelaar AAN wordt gezet.
Indien aanwezig, staat de lichtschakelaar in de stand AUTO en branden de koplam-
pen.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat en de lichtschakelaar AAN wordt gezet.
Indien aanwezig, staat de lichtschakelaar in de stand AUTO en branden de koplam-
pen.
: Indien aanwezig
De koplampen kunnen worden gereinigd door er ruitensproeiervloei-
stof op te spuiten.
Auto's met linkse besturing Auto's met rechtse besturing
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 379 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
380
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Aan de ruitensproeier gekoppelde werking
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Als de ruitensproeier wordt bediend terwijl het contact AAN staat en de koplampen zijn
ingeschakeld, werken de koplampsproeiers één keer.
(Blz. 371)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Als de ruitensproeier wordt bediend terwijl het contact AAN (IG) staat en de koplam-
pen zijn ingeschakeld, dan worden de koplampsproeiers één keer geactiveerd.
(Blz. 371)
OPMERKING
Als het sproeierreservoir leeg is
Druk niet constant op de toets, aangezien de sproeierpomp oververhit kan raken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 380 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
381
4
4-4. Tanken
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Openen van de tankdop
Sluit alle portieren en ruiten en zet het contact UIT.
Controleer de brandstofsoort.
Brandstofsoorten
Blz. 841
Vulopening brandstoftank voor loodvrije benzine
Om vergissingen bij tankstations te voorkomen, is uw auto uitgerust met een kleinere
vulopening speciaal voor loodvrije benzine.
Voer de volgende stappen uit om de tankdop te openen.
Voor het tanken
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 381 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
382
4-4. Tanken
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Bij het tanken
Neem bij het tanken de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht
nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
Raak na het verlaten van de auto en voor het openen van de tankdopklep een
ongeverfd metalen oppervlak aan om eventuele statische elektriciteit af te voeren.
Het is belangrijk om statische elektriciteit af te voeren voordat u gaat tanken, omdat
vonken als gevolg van statische elektriciteit brandstofdampen tot ontbranding kun-
nen brengen.
Pak de tankdop bij de greep vast en draai hem langzaam los.
Tijdens het losdraaien van de tankdop kan er een sissend geluid hoorbaar zijn.
Wacht tot het geluid verdwenen is alvorens de tankdop te verwijderen. Bij hoge bui-
tentemperaturen kan er brandstof uit de vulpijp spuiten en letsel veroorzaken.
Zorg ervoor dat er niemand die de eventueel aanwezige statische elektriciteit van
zijn lichaam niet heeft afgevoerd, in de buurt van een niet afgesloten brandstoftank
komt.
Adem de brandstofdampen niet in.
Brandstof bevat stoffen die schadelijk zijn als ze ingeademd worden.
Rook niet tijdens het tanken.
Als u dat wel doet, kan er brand ontstaan.
Keer niet naar de auto terug als u statisch geladen bent.
Statische elektriciteit kan vonkvorming en daarmee brand veroorzaken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 382 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
383
4-4. Tanken
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Bij het tanken
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om te voorkomen dat de brand-
stoftank overstroomt:
Plaats het vulpistool nauwkeurig in de vulpijp.
Stop met het vullen van de tank wanneer het vulpistool automatisch uit klikt.
Vul de brandstoftank niet tot de rand.
OPMERKING
Tanken
Mors geen brandstof tijdens het tanken.
Anders kan schade aan de auto ontstaan, zoals het slecht functioneren van de
emissieregelsystemen, of beschadiging van de onderdelen van het brandstofsys-
teem of van de lak.
Auto's met roetfiltersysteem:
Gebruik de voorgeschreven brandstof. Als andere dan de voorgeschreven brand-
stof wordt gebruikt, kan er tijdens het regenereren van het filter continu witte rook
uit de uitlaatpijp komen. (Blz. 343)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 383 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
384
4-4. Tanken
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Trek de ontgrendeling van de
tankdopklep omhoog om de
tankdopklep te openen.
Draai de tankdop langzaam open
en plaats de tankdop in de houder
op de tankdopklep.
Draai na het tanken van brandstof de
tankdop tot u een klik hoort. Als u de
dop loslaat, zal hij iets in de andere
richting draaien.
Openen van de tankdop
1
2
Sluiten van de tankdop
WAARSCHUWING
Vervangen van de tankdop
Gebruik alleen de originele Toyota-tankdop voor uw auto. Anders kan er brand ont-
staan of kunnen zich andere ongevallen voordoen, wat kan leiden tot ernstig letsel.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 384 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
385
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Toyota Safety Sense
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
Blz. 399
LDA (Lane Departure Alert met Yaw Assist-functie)
Blz. 410
AHB (Automatic High Beam)
Blz. 364
RSA (Road Sign Assist)
Blz. 421
Dynamic Radar Cruise Control
Blz. 427
: Indien aanwezig
Toyota Safety Sense bestaat uit de volgende ondersteunende systemen
en draagt bij aan een veilige en comfortabele rijervaring:
Ondersteunend systeem
WAARSCHUWING
Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense is ontworpen om te werken met als uitgangspunt dat de
bestuurder voorzichtig rijdt om te helpen de gevolgen van een aanrijding voor de
inzittenden en de auto te beperken of de bestuurder te assisteren onder normale
rijomstandigheden.
Vertrouw niet blindelings op het systeem, aangezien er een grens is aan de mate
van nauwkeurigheid bij de herkenning en de ondersteunende mogelijkheden die dit
systeem kan bieden. Het is altijd de verantwoordelijkheid van de bestuurder om de
omgeving van de auto in de gaten te houden en veilig te rijden.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 385 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
386
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Twee soorten sensoren, die zich achter de grille en de voorruit bevinden, sig-
naleren informatie die nodig is voor de werking van de ondersteunende sys-
temen.
Radarsensor
Camera voor
Sensoren
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 386 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
387
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Voorkomen van storingen in de radarsensor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, werkt de radarsensor mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden tot
een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
Houd de radarsensor en de afdekking van de radarsensor altijd schoon.
Bevestig geen accessoires, (doorzichtige) stickers of andere zaken op de radar-
sensor, de afdekking van de radarsensor of het omliggende gebied.
Stel de radarsensor en de omgeving van de sensor niet bloot aan krachtige schok-
ken.
Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als de radar-
sensor, de grille of de voorbumper is blootgesteld aan krachtige schokken.
Haal de radarsensor niet uit elkaar.
Wijzig of spuit de radarsensor of de kap van de radarsensor niet.
In de volgende gevallen moet de radarsensor opnieuw worden gekalibreerd. Neem
voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de radarsensor of de grille is verwijderd en geplaatst of vervangen
Als de voorbumper is vervangen
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 387 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
388
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Storingen in de camera voor voorkomen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, werkt de camera voor mogelijk niet goed, hetgeen kan leiden tot
een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
Houd de voorruit te allen tijde schoon.
Reinig de voorruit als deze vuil is of als er een dun olielaagje, waterdruppels,
sneeuw, enz. op zit(ten).
Als er een ruitencoating op de voorruit is aangebracht, moeten waterdruppels
e.d. nog steeds met de ruitenwissers voor worden verwijderd van het gedeelte
van de voorruit vóór de camera voor.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als de binnen-
zijde van de voorruit waar de camera voor is geplaatst vuil is.
Als de voorruit vóór de camera voor is beslagen of wanneer er condens of ijs op de
voorruit zit, gebruik dan de voorruitverwarming om de condens van de voorruit te
verwijderen of de voorruit te ontdooien. (Blz. 573, 582)
Vervang het ruitenwisserrubber of het ruitenwisserblad als de ruitenwissers vóór de
waterdruppels niet goed kunnen verwijderen van het gedeelte van de voorruit vóór
de camera vóór.
Plak geen ruitfolie op de voorruit.
Vervang de voorruit als deze beschadigd is of als er een barst in zit.
Na vervanging van de voorruit moet de camera voor opnieuw worden gekalibreerd.
Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Zorg ervoor dat er geen vloeistoffen op de camera voor terechtkomen.
Voorkom dat er fel licht op de camera voor schijnt.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 388 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
389
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de camera voor niet vuil wordt of beschadigd raakt.
Zorg er bij het reinigen van de binnenzijde van de voorruit voor dat er geen glasrei-
niger op de lens van de camera voor terechtkomt. Raak de lens ook niet aan.
Neem, als de lens vuil of beschadigd is, contact op met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Stel de camera voor niet bloot aan sterke schokken.
Wijzig de montagepositie of -richting van de camera voor niet en verwijder de
camera niet.
Haal de camera voor niet uit elkaar.
Wijzig geen onderdelen van de auto rond de camera voor (binnenspiegel, enz.) of
het dak.
Bevestig geen accessoires die de camera voor kunnen hinderen op de motorkap,
de grille of de voorbumper. Neem voor meer informatie contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Zorg er als een surfplank of een ander lang voorwerp op het dak moet worden
geplaatst voor dat de camera voor er niet door wordt gehinderd.
Breng geen wijzigingen aan de koplampen of andere lichten aan.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 389 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
390
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Verklaring
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 390 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
391
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 391 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
392
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 392 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
393
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 393 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
394
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 394 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
395
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 395 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
396
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voor auto's die in Oekraïne zijn verkocht
Voor auto's die in Israël zijn verkocht
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 396 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
397
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als een waarschuwingsmelding wordt weergegeven op het multi-informatiedis-
play
Een van de systemen is mogelijk tijdelijk niet beschikbaar of er is mogelijk sprake van
een storing in het betreffende systeem.
Voer in de volgende situaties de in de tabel aangegeven acties uit. Als wordt gesig-
naleerd dat weer aan de normale werkingsvoorwaarden wordt voldaan, verdwijnt de
melding en werkt het systeem weer normaal.
Neem, als de melding niet verdwijnt, contact op met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Situatie Handelingen
Als het gedeelte rondom een sen-
sor bedekt is met vuil, vocht (con-
dens, ijs, enz.) of andere
verontreinigingen
Maak om het gedeelte van de voorruit voor de
camera voor te reinigen gebruik van de ruiten-
wissers of de voorruitverwarming van het air-
conditioningsysteem (Blz. 573, 582).
Als de temperatuur rondom de
camera voor niet binnen het wer-
kingsbereik ligt, bijvoorbeeld door-
dat de auto in de zon of een zeer
koude omgeving staat
Als de camera voor heet is, bijvoorbeeld door-
dat de auto in de zon heeft gestaan, maak
dan gebruik van de airconditioning om het
gedeelte rondom de camera voor af te koelen.
Als bij het parkeren van de auto gebruik is
gemaakt van een zonnescherm, kan bij
bepaalde typen zonnescherm door het zon-
licht dat door het oppervlak ervan wordt
gereflecteerd de temperatuur van de
camera voor extreem hoog oplopen.
Als de camera voor koud is, bijvoorbeeld
doordat de auto in een zeer koude omgeving
heeft gestaan, maak dan gebruik van het air-
conditioningsysteem om het gedeelte rondom
te camera voor op te warmen.
Het gedeelte vóór de camera voor
wordt afgedekt, bijvoorbeeld door-
dat de motorkap is geopend of
doordat een sticker op het gedeelte
van de voorruit vóór de camera
voor is geplakt.
Sluit de motorkap, verwijder de sticker, enz.,
zodat de camera voor niet meer wordt afge-
dekt.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 397 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
398
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als in de volgende situaties de situatie is gewijzigd (of enige tijd met de auto is gere-
den) en wordt gesignaleerd dat weer aan de normale werkingsvoorwaarden wordt
voldaan, verdwijnt de melding en werkt het systeem weer normaal.
Neem, als de melding niet verdwijnt, contact op met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Als de temperatuur rondom de camera voor niet binnen het werkingsbereik ligt,
bijvoorbeeld doordat de auto in de zon of een zeer koude omgeving staat
Als de camera voor geen objecten voor de auto kan detecteren, zoals 's nachts op
een onverlichte weg, bij sneeuw, bij mist of als er fel licht in de camera voor schijnt
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 398 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
399
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
De landen en regio's in het overzicht zijn van toepassing vanaf augustus
2020. Afhankelijk van wanneer de auto is verkocht kunnen de landen en
regio's echter verschillen. Neem voor meer informatie contact op met uw
Toyota-dealer.
: Indien aanwezig
Het Pre-Crash Safety-systeem maakt gebruik van een radarsensor en
een camera voor om objecten (
Blz. 399) vóór de auto te signaleren.
Wanneer het systeem oordeelt dat de kans op een frontale aanrijding
met een object groot is, wordt een waarschuwing geactiveerd om de
bestuurder aan te sporen om uit te wijken en wordt de potentiële rem-
druk verhoogd om de bestuurder te helpen een aanrijding te voorko-
men. Wanneer het systeem oordeelt dat de kans op een frontale
aanrijding met een object zeer groot is, worden de remmen automa-
tisch bekrachtigd om te helpen een aanrijding te voorkomen of om de
impact van een aanrijding te helpen verminderen.
Het Pre-Crash Safety-systeem kan worden in-/uitgeschakeld en het waar-
schuwingstijdstip kan worden gewijzigd. (Blz. 403)
Signaleerbare objecten
Regio's
Signaleerbare
objecten
Landen/gebieden
A
Voertuigen
•Fietsers
Voetgangers
IJsland, Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Italië, Oek-
raïne, Estland, Oostenrijk, Nederland, Kazachstan,
Cyprus, Griekenland, Kroatië, Gibraltar, Zwitserland,
Zweden, Spanje, Slowakije, Slovenië, Tsjechië,
Denemarken, Duitsland, Noorwegen, Hongarije,
Finland, Frankrijk, Bulgarije, België, Polen, Portugal,
Macedonië, Malta, Monaco, Servië, Montenegro,
Letland, Litouwen, Roemenië, Rusland, Israël, Tur-
kije en de Canarische Eilanden
B Voertuigen Azerbeidzjan, Georgië en Armenië
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 399 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
400
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Pre-Crash-waarschuwing
Wanneer het systeem oordeelt dat
een aanrijding aan de voorzijde
waarschijnlijk is, klinkt er een zoe-
mer en wordt er een waarschu-
wingsmelding weergegeven op het
multi-informatiedisplay om de
bestuurder aan te sporen om uit te
wijken.
Pre-Crash Brake Assist
Wanneer het systeem oordeelt dat een aanrijding aan de voorzijde waar-
schijnlijk is, past het een grotere remkracht toe in relatie tot de kracht
waarmee het rempedaal wordt ingetrapt.
Pre-Crash Brake-functie
Wanneer het systeem oordeelt dat de kans op een frontale aanrijding zeer
groot is, worden de remmen automatisch bekrachtigd om te helpen een
aanrijding te voorkomen of de snelheid van de aanrijding te verlagen.
Dempingsregeling (indien aanwezig)
Wanneer het systeem oordeelt dat een aanrijding aan de voorzijde waar-
schijnlijk is, regelt het Adaptive Variable Suspension-systeem (Blz. 472)
de dempingskracht van de schokdempers om de auto te helpen stabiel te
blijven.
Systeemfuncties
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 400 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
401
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Beperkingen van het Pre-Crash Safety-systeem
De bestuurder is zelf verantwoordelijk voor een veilig rijgedrag. Rijd altijd veilig en
houd rekening met de omgeving.
Gebruik het Pre-Crash Safety-systeem nooit in plaats van normaal remmen. Dit
systeem voorkomt niet in alle gevallen een aanrijding en vermindert ook niet altijd
de schade of het letsel bij de aanrijding. Vertrouw niet uitsluitend op dit systeem.
Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval, met ernstig letsel tot gevolg.
Hoewel dit systeem is ontworpen om aanrijdingen te helpen voorkomen of de
impact van een aanrijding te helpen verminderen, is het effect afhankelijk van aller-
lei omstandigheden. Hierdoor bereikt het systeem mogelijk niet altijd hetzelfde
prestatieniveau.
Lees de hierna gegeven aanwijzingen aandachtig door. Vertrouw niet blindelings
op dit systeem en rijd altijd voorzichtig.
Omstandigheden waaronder het systeem mogelijk werkt, zelfs als er geen kans
op een aanrijding is: Blz. 405
Omstandigheden waaronder het systeem mogelijk niet juist werkt: Blz. 407
Probeer niet zelf de werking van het Pre-Crash Safety-systeem te testen.
Afhankelijk van de objecten die voor het testen worden gebruikt (dummy's, karton-
nen imitaties van signaleerbare objecten, enz.) werkt het systeem mogelijk niet
goed, hetgeen kan leiden tot een ongeval.
Pre-Crash Brake-functie
Als de Pre-Crash Brake-functie in werking is, wordt er veel remkracht toegepast.
Als de auto wordt stilgezet door de werking van de Pre-Crash Brake-functie, wordt
de werking van de functie na ongeveer 2 seconden uitgeschakeld. Trap indien
nodig het rempedaal in.
De Pre-Crash Brake-functie werkt mogelijk niet, afhankelijk van de bediening van
de auto door de bestuurder. Als het gaspedaal diep wordt ingetrapt of het stuurwiel
wordt gedraaid, oordeelt het systeem mogelijk dat de bestuurder een uitwijkactie
uitvoert en werkt het Pre-Crash Brake-systeem mogelijk niet.
Terwijl het Pre-Crash Brake-systeem is ingeschakeld, wordt in sommige gevallen
de werking ervan mogelijk uitgeschakeld, wanneer het gaspedaal diep wordt inge-
trapt of het stuurwiel wordt gedraaid en het systeem oordeelt dat de bestuurder een
uitwijkactie uitvoert.
Als het rempedaal wordt ingetrapt, oordeelt het systeem mogelijk dat de bestuurder
een uitwijkactie uitvoert en stelt het mogelijk het werkingstijdstip van de Pre-Crash
Brake-functie uit.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 401 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
402
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Wanneer moet het Pre-Crash Safety-systeem worden uitgeschakeld
Schakel in de volgende situaties het systeem uit, omdat het mogelijk niet juist werkt,
hetgeen kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan:
Als de auto wordt gesleept
Bij het slepen van een andere auto
Bij het vervoeren van de auto op een vrachtwagen, boot, trein of vergelijkbaar
transportmiddel
Wanneer de auto wordt opgetakeld terwijl de motor aan staat en de wielen vrij kun-
nen draaien
Bij het controleren van de auto op een rollenbank, bijvoorbeeld een vermogens-
bank of een snelheidsmetertester, of bij het balanceren van de wielen op de auto
Als er veel kracht wordt uitgeoefend op de voorbumper of de grille door een aanrij-
ding of een andere oorzaak
Als niet op een stabiele wijze kan worden gereden met de auto, bijvoorbeeld als hij
betrokken is geweest bij een ongeval of als er storingen zijn
Als met een sportieve rijstijl of in het terrein wordt gereden
Als de banden niet de juiste bandenspanning hebben
Als de banden zeer versleten zijn
Als er een andere maat banden dan voorgeschreven is gemonteerd
Als er sneeuwkettingen zijn aangebracht
Wanneer er een compact reservewiel is gemonteerd of een bandenreparatieset is
gebruikt
Als er tijdelijk uitrusting (sneeuwploeg, enz.) die de radarsensor of de camera voor
kan hinderen op de auto is geplaatst
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 402 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
403
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
In-/uitschakelen van het Pre-Crash Safety-systeem
Het Pre-Crash Safety-systeem kan worden ingeschakeld/uitgeschakeld via
(Blz. 159) van het multi-informatiedisplay.
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld telkens wanneer het contact AAN
wordt gezet.
Als het systeem wordt uitgescha-
keld, gaat het waarschuwings-
lampje PCS branden en wordt er
een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Wijzigen van de timing van de Pre-Crash-waarschuwing
De timing van de Pre-Crash-waarschuwing kan worden gewijzigd via
(Blz. 159) van het multi-informatiedisplay.
De instelling van de timing van de waarschuwing blijft behouden als het contact
UIT wordt gezet.
Als het Pre-Crash Safety-systeem echter is uitgeschakeld en weer is ingescha-
keld, wordt de timing weer ingesteld op de standaardinstelling (gemiddeld).
Vroeg
Gemiddeld
Dit is de standaardinstelling.
Laat
Wijzigen van instellingen van het Pre-Crash Safety-systeem
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 403 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
404
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Werkingsvoorwaarden
Het Pre-Crash Safety-systeem wordt ingeschakeld en het systeem oordeelt dat de
kans op een frontale aanrijding met een obstakel groot is.
Voor de werking van elke functie gelden de volgende snelheden:
Pre-Crash-waarschuwing
Pre-Crash Brake Assist
Pre-Crash Brake-systeem
*: Van toepassing op uitvoeringen voor landen waar voetgangers en/of fietsers kunnen
worden gesignaleerd (Blz. 399)
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk niet:
Als de accuklem is losgenomen en weer is aangesloten en er daarna een bepaalde
tijd niet met de auto gereden is
Als de selectiehendel in stand R staat
Als het controlelampje VSC OFF brandt (alleen de Pre-Crash-waarschuwingsfunctie
werkt)
Signaleerbare objecten Rijsnelheid
Snelheidsverschil tussen
uw auto en het object
Voertuigen Ongeveer 10 - 180 km/h Ongeveer 10 - 180 km/h
Fietsers en voetgangers* Ongeveer 10 - 80 km/h Ongeveer 10 - 80 km/h
Signaleerbare objecten Rijsnelheid
Snelheidsverschil tussen
uw auto en het object
Voertuigen Ongeveer 30 - 180 km/h Ongeveer 30 - 180 km/h
Fietsers en voetgangers* Ongeveer 30 - 80 km/h Ongeveer 30 - 80 km/h
Signaleerbare objecten Rijsnelheid
Snelheidsverschil tussen
uw auto en het object
Voertuigen Ongeveer 10 - 180 km/h Ongeveer 10 - 180 km/h
Fietsers en voetgangers* Ongeveer 10 - 80 km/h Ongeveer 10 - 80 km/h
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 404 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
405
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Objectdetectiefunctie
Uitschakelen van het Pre-Crash Brake-systeem
Als zich een van de volgende situaties voordoet terwijl het Pre-Crash Brake-systeem
in werking is, wordt dit systeem uitgeschakeld:
Het gaspedaal wordt diep ingetrapt.
Er wordt een scherpe stuurbeweging gemaakt of het stuurwiel wordt plotseling
gedraaid.
Omstandigheden waaronder het systeem mogelijk werkt, zelfs als er geen kans
op een aanrijding is
In bepaalde situaties, zoals de onderstaande, oordeelt het systeem mogelijk dat een
aanrijding aan de voorzijde waarschijnlijk is en treedt het in werking.
Wanneer een signaleerbaar object wordt gepasseerd
Bij het veranderen van rijstrook om een signaleerbaar object in te halen
Wanneer u een signaleerbaar object snel nadert
Bij het naderen van objecten in de berm, zoals signaleerbare objecten, vangrails,
telefoonpalen, bomen of muren
Het systeem signaleert obstakels op basis van
hun formaat, vorm, beweging, enz. Afhankelijk
van de helderheid van het omgevingslicht en
de beweging, het postuur en de hoek van het
gesignaleerde object wordt een object mogelijk
niet gesignaleerd, waardoor het systeem niet
goed werkt. (Blz. 407)
De afbeelding geeft aan welke objecten gesig-
naleerd kunnen worden.
Regio A
Regio B
Wanneer het signaleerbare object dat
wordt genaderd zich op een naastlig-
gende rijstrook of langs de weg bevindt,
bijvoorbeeld bij het veranderen van koers
of bij het rijden op een bochtige weg
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 405 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
406
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als er (geverfde) patronen vóór uw auto aanwezig zijn die ten onrechte aangezien
kunnen worden voor een signaleerbaar object
Als de voorzijde van uw auto wordt geraakt door water, sneeuw, stof, enz.
Als een signaleerbaar object uw auto zeer dicht nadert en vervolgens stopt voor-
dat het zich in de rijrichting van uw auto bevindt
Als de voorzijde van uw auto omhoog of omlaag gaat, bijvoorbeeld op een onef-
fen of golvend wegdek
Bij het rijden op een weg omringd door een constructie, zoals een tunnel of een
stalen brug
Als er zich metalen objecten (putdeksel, staalplaat, enz.), opstaande randen of
uitstekende delen voor uw auto bevinden
Bij het naderen van een slagboom van een elektronische tolpoort, slagboom bij
een parkeerterrein of andere afscheiding die open en dicht gaat
Als er een signaleerbaar object of ander
object langs de weg staat aan het begin
van een bocht
Bij het inhalen van een signaleerbaar
object dat van rijstrook verandert of een
bocht naar rechts/links maakt
Bij het passeren van een signaleerbaar
object dat stilstaat op de rijstrook voor het
tegemoetkomend verkeer om rechtsaf of
linksaf te slaan
Wanneer onder een object (verkeersbord,
billboard, enz.) door wordt gereden
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 406 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
407
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Wassen in een autowasstraat
Bij het rijden door stoom of rook
Wanneer dicht bij een object wordt gereden dat radiogolven weerkaatst, zoals een
grote vrachtwagen of een vangrail
Als wordt gereden in de buurt van een televisiezendmast, radiozender, elektrici-
teitscentrale of andere locatie waar sterke radiogolven of elektromagnetische vel-
den aanwezig zijn
Situaties waarin het systeem mogelijk niet goed werkt
In sommige situaties, zoals onderstaande, wordt een object mogelijk niet gesigna-
leerd door de radarsensor en de camera voor, waardoor het systeem niet goed
werkt:
Wanneer een signaleerbaar object uw auto nadert
Wanneer uw auto of een signaleerbaar object een schommelende beweging
maakt
Als een signaleerbaar object een abrupte beweging maakt (zoals een uitwijkma-
noeuvre, plotseling versnellen of afremmen)
Wanneer uw auto een signaleerbaar object snel nadert
Wanneer een signaleerbaar object zich vlak bij bijvoorbeeld een muur, hek, vang-
rail, putdeksel, voertuig of stalen rijplaat bevindt
Wanneer een signaleerbaar object zich onder een constructie bevindt
Wanneer een signaleerbaar object gedeeltelijk verborgen is achter een object
zoals een groot stuk bagage, een paraplu of een vangrail
Wanneer zich meerdere signaleerbare objecten dicht bij elkaar bevinden
Als de zon of ander licht rechtstreeks op een signaleerbaar object schijnt
Wanneer een signaleerbaar object wit is en er extreem licht uitziet
Wanneer een signaleerbaar object bijna dezelfde kleur heeft of even licht is als
zijn omgeving
Wanneer een signaleerbaar object uw auto afsnijdt of plotseling opduikt voor uw
auto
Bij het rijden door of onder objecten die in
contact kunnen komen met uw auto, zoals
hoog gras, boomtakken of een spandoek
• Wanneer een signaleerbaar object zich
niet direct voor uw auto bevindt
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 407 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
408
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als de voorzijde van uw auto wordt geraakt door water, sneeuw, stof, enz.
Wanneer een zeer fel licht, bijvoorbeeld de zon of de koplampen van tegemoetko-
mend verkeer, rechtstreeks in de camera voor schijnt
Bij het naderen van de zijkant of voorkant van een voorligger
Als de voorligger een fiets
*
1
of een motorfiets is
Als de voorligger smal is, zoals een scootmobiel
Als een voorligger een smalle achterzijde heeft, zoals een onbeladen vrachtwa-
gen
Als een voorligger een lading vervoert die uitsteekt voorbij de achterbumper
Als een voorligger een onregelmatige vorm heeft, zoals een tractor of een zijspan
Als de voorligger een kinderfiets, een fiets met bepakking, een fiets met iemand
achterop of een fiets met een bijzondere vorm (fiets met een kinderzitje, tandem,
enz.) is
*
2
Als een voetganger of de rijhoogte van een fietser korter is dan ongeveer 1 m of
langer is dan ongeveer 2 m
*
2
Als een voetganger of fietser breed vallende kleding (regenjas, lange rok, enz.)
draagt, waardoor zijn of haar silhouet onduidelijk wordt
*
2
Als een voetganger vooroverbuigt of gehurkt zit of een fietser vooroverbuigt*
2
Als een voetganger of fietser zich snel voortbeweegt*
2
Als een voetgangers een wandelwagentje, rolstoel, fiets of ander voertuig voort-
duwt
*
2
Bij het rijden onder barre weersomstandigheden, bijvoorbeeld bij zware regenval,
mist, sneeuw of een zandstorm
Bij het rijden door stoom of rook
Als er weinig omgevingslicht is, zoals tijdens de schemering, of 's nachts of in een
tunnel, waardoor een signaleerbaar object bijna dezelfde kleur lijkt te hebben als
zijn omgeving
Wanneer er wordt gereden op een plek waar de helderheid van het omgevings-
licht plotseling verandert, zoals bij het in- of uitrijden van een tunnel
Nadat de motor gestart is, is er gedurende een bepaalde tijd niet met de auto
gereden
Bij het afslaan naar links/rechts en gedurende een paar seconden na het afslaan
naar links/rechts
Als een voorligger een lage achterzijde
heeft, zoals een oprijwagen
Als een voorligger een extreem grote
bodemvrijheid heeft
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 408 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
409
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Bij het rijden in een bocht en een paar seconden na het rijden in een bocht
Als uw auto in een slip raakt
Als de wielen niet goed zijn uitgelijnd
Als een ruitenwisserblad de camera voor blokkeert
Er wordt met extreem hoge snelheden gereden
Als op een helling wordt gereden
Wanneer de radarsensor of de camera voor niet goed is uitgelijnd
In sommige situaties, zoals de onderstaande, kan wellicht onvoldoende remkracht
worden gerealiseerd, waardoor het systeem mogelijk niet goed werkt:
• Als de remfuncties niet optimaal kunnen functioneren, bijvoorbeeld doordat
onderdelen van het remsysteem extreem koud of warm, of nat zijn
Als de auto niet goed wordt onderhouden (extreem versleten remdelen of banden,
onjuiste bandenspanning, enz.)
Als er met de auto gereden wordt op grind of een andere gladde ondergrond
*
1
: Van toepassing op uitvoeringen voor landen waar geen fietsers kunnen worden
gesignaleerd (Blz. 399)
*
2
: Van toepassing op uitvoeringen voor landen waar voetgangers en/of fietsers kunnen
worden gesignaleerd (Blz. 399)
Als de VSC wordt uitgeschakeld
Als de VSC wordt uitgeschakeld (Blz. 473), worden ook het Pre-Crash Brake
Assist-systeem en de Pre-Crash Brake-functie uitgeschakeld.
Het waarschuwingslampje PCS gaat branden en “VSC Turned OFF Pre-Collision
Brake System Unavailable” (VSC uitgeschakeld, Pre-Crash Brake-systeem niet
beschikbaar) wordt weergegeven op het multi-informatiedisplay.
Wanneer de voorzijde van de auto is ver-
hoogd of verlaagd
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 409 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
410
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LDA (Lane Departure Alert met
Yaw Assist-functie)
Als wordt gereden op wegen met duidelijke witte (gele) rijstrookmarkeringen,
waarschuwt deze functie de bestuurder als de auto de rijstrook of rijbaan
*
dreigt te verlaten en helpt hij om de auto op de rijstrook of rijbaan* te houden
door de remmen te bekrachtigen.
Het LDA-systeem herkent witte (gele)
rijstrookmarkeringen of de rijbaan
*
met behulp van de camera voor. Het
detecteert ook voorliggers met behulp
van de camera voor en de radar.
*: De grens tussen asfalt en de kant van
de weg, zoals gras, grond of een
stoeprand
: Indien aanwezig
Overzicht van functies
WAARSCHUWING
Voordat u het LDA-systeem gebruikt
Vertrouw niet uitsluitend op het LDA-systeem. Het LDA-systeem is geen systeem
dat de auto automatisch bestuurt of de hoeveelheid aandacht die moet worden
besteed aan het gebied vóór de auto beperkt. De bestuurder dient altijd volledige
verantwoordelijkheid te nemen voor een veilig rijgedrag door de omgeving steeds
goed in de gaten te houden en het stuurwiel te bedienen om de rijrichting van de
auto te corrigeren. De bestuurder moet ook zorgen voor voldoende pauzes als hij
moe is, bijvoorbeeld als hij langere tijd heeft gereden.
Als u niet op de juiste manier rijdt en niet goed oplet, kunt u een ongeval veroorza-
ken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Als u het LDA-systeem niet gebruikt, zet het systeem dan uit met de toets LDA.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 410 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
411
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van het LDA-systeem
Gebruik in de volgende gevallen de toets LDA om het systeem uit te schakelen. Als
u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval, met ernstig letsel tot gevolg.
Er wordt gereden op een wegdek dat glad is door regenachtig weer, sneeuwval,
vorst, enz.
Er wordt gereden op een met sneeuw bedekte weg.
Witte (gele) lijnen zijn moeilijk te zien door regen, sneeuw, mist, stof, enz.
Er is/zijn een reservewiel, sneeuwkettingen, enz. gemonteerd.
Als de banden erg versleten zijn of als de bandenspanning te laag is.
Bij het rijden met een aanhangwagen (met trekhaak) of tijdens het slepen in een
noodgeval.
Voorkomen van storingen in het LDA-systeem en onbedoeld uitgevoerde han-
delingen
Breng geen wijzigingen aan de koplampen aan en plak geen stickers op het lamp-
glas.
Breng geen wijzigingen aan de wielophanging, enz. aan. Als onderdelen van de
wielophanging moeten worden vervangen, neem dan contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Monteer of plaats geen voorwerpen op de motorkap of de grille. Monteer ook geen
accessoires aan de voorzijde van de auto (bullbars, enz.).
Als uw voorruit gerepareerd moet worden, neem dan contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 411 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
412
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Omstandigheden waaronder de functies mogelijk niet goed werken
In de volgende situaties werken de functies mogelijk niet goed, waardoor de auto zijn
rijstrook zou kunnen verlaten. Houd om veilig te rijden de omgeving steeds goed in
de gaten, bedien het stuurwiel om de rijrichting van de auto te corrigeren en vertrouw
niet uitsluitend op de werking van het systeem.
Er wordt gereden in een scherpe bocht.
Er zijn schaduwen op de weg die parallel lopen aan de witte (gele) lijnen of deze
bedekken.
Er wordt met de auto gereden in een gebied zonder witte (gele) lijnen, zoals voor
een tolboom of kaartautomaat of op een kruising.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 412 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
413
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
De witte (gele) lijnen zijn onderbroken of er zijn verhoogde rijstrookmarkeringen of
stenen aanwezig.
De witte (gele) lijnen zijn niet of moeilijk te zien door zand, enz.
Er wordt met de auto gereden op een wegdek dat nat is door regen, plassen, enz.
De verkeerslijnen zijn geel (waardoor ze mogelijk moeilijker te herkennen zijn dan
witte lijnen).
De witte (gele) lijnen lopen over een stoeprand, enz.
Er wordt met de auto gereden op een helder oppervlak, zoals beton.
Als de rand van de weg niet duidelijk of niet recht is.
Er wordt met de auto gereden op een oppervlak dat helder is als gevolg van gere-
flecteerd licht, enz.
Er wordt met de auto gereden in een gebied waar de helderheid plotseling veran-
dert, zoals bij in- en uitgangen van tunnels.
Licht van de koplampen van een tegenligger, de zon, enz. dringt de camera binnen.
Er wordt gereden op een helling.
Er wordt gereden op een weg die naar links of rechts helt of op een bochtige weg.
Er wordt gereden op een onverharde of ongelijkmatige weg.
De rijstrook is zeer smal of breed.
De auto helt sterk over door het vervoeren van zware bagage of door een onjuiste
bandenspanning.
De afstand tot de voorligger is extreem kort.
De auto beweegt vaak op en neer ten gevolge van de wegomstandigheden tijdens
het rijden (slechte wegen of naden in het wegdek).
Wanneer u met uitgeschakelde koplampen in een tunnel of in het donker rijdt of
wanneer een koplamp gedimd wordt doordat het lampglas vuil of niet goed uitge-
lijnd is.
De auto heeft last van zijwind.
De auto is net van rijstrook gewisseld of een kruising overgestoken.
Er worden banden gebruikt met verschillende structuren of profielen of van ver-
schillende fabrikanten of merken.
Als er een andere maat banden dan voorgeschreven is gemonteerd
Er zijn winterbanden, enz. gemonteerd.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 413 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
414
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Lane Departure Alert-functie
Wanneer het systeem vaststelt dat
de auto de rijstrook of de rijbaan
*
dreigt te verlaten, wordt er een
waarschuwing weergegeven op
het multi-informatiedisplay en klinkt
er een waarschuwingszoemer om
de bestuurder te waarschuwen.
Wanneer de waarschuwingszoe-
mer klinkt, controleer dan het
gebied rondom uw auto en stuur de
auto voorzichtig terug naar het mid-
den van de rijstrook.
*: De grens tussen asfalt en de kant van
de weg, zoals gras, grond of een
stoeprand
Functies die zijn opgenomen in het LDA-systeem
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 414 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
415
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Yaw Assist-functie
Wanneer het systeem vaststelt dat de auto de rijstrook of de rijbaan
* dreigt
te verlaten, helpt het systeem voor zover nodig om de auto in de rijstrook
te houden door kortstondig de remmen te bekrachtigen.
*: De grens tussen asfalt en de kant
van de weg, zoals gras, grond of
een stoeprand
Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Wanneer de auto in een rijstrook
slingert, klinkt er een zoemer en
wordt er een melding weergegeven
op het multi-informatiedisplay om
de bestuurder te waarschuwen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 415 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
416
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Druk op de toets LDA om het LDA-
systeem in te schakelen.
Het controlelampje LDA gaat branden
en er wordt een melding weergegeven
op het multi-informatiedisplay.
Druk nogmaals op de toets LDA om het
LDA-systeem uit te schakelen.
Als het LDA-systeem wordt in- of uitge-
schakeld, blijft de status van het LDA-
systeem de volgende keer dat de
motor wordt gestart ongewijzigd.
Controlelampje LDA
Aan de hand van de verlichtings-
status van de indicator wordt de
bestuurder geïnformeerd over de
bedrijfsstatus van het systeem.
Brandt wit: LDA-systeem is in wer-
king.
Brandt groen: Yaw Assist-functie is
in werking.
Knippert oranje: Lane Departure Alert-functie is in werking.
Display werking Yaw Assist-functie
Wordt weergegeven wanneer het multi-informatiedisplay wordt overge-
schakeld op het informatiescherm voor ondersteunende systemen.
Geeft aan dat de Yaw Assist-functie in werking is.
Inschakelen van het LDA-systeem
Meldingen op het multi-informatiedisplay
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 416 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
417
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Display Lane Departure Alert-functie
Wordt weergegeven wanneer het multi-informatiedisplay wordt overge-
schakeld op het informatiescherm voor ondersteunende systemen.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de weg, zoals gras, grond of een stoeprand
3
Binnenzijde van de weergegeven
lijnen is wit
Binnenzijde van de weergegeven
lijnen is zwart
Dit geeft aan dat het systeem witte
(gele) lijnen of een rijbaan
* herkent.
Als de auto de rijstrook verlaat, knip-
pert de witte lijn die wordt weergege-
ven aan de zijde waar de auto de
strook verlaat oranje.
Dit geeft aan dat het systeem witte
(gele) lijnen of een rijbaan
* niet kan
herkennen of tijdelijk is uitgescha-
keld.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 417 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
418
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voorwaarden voor werking van de functies
Lane Departure Alert-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan.
De LDA is ingeschakeld.
De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger.
Het systeem herkent witte (gele) rijstrookmarkeringen of een rijbaan
*. (Wanneer
een witte [gele] markering of rijbaan
*
slechts aan één zijde wordt herkend, werkt
het systeem uitsluitend voor de herkende zijde.)
De breedte van de rijstrook is ten minste ongeveer 3 m.
De richtingaanwijzerschakelaar wordt niet bediend.
Er wordt niet gereden in een scherpe bocht.
Er worden geen systeemstoringen gesignaleerd. (Blz. 420)
*: De grens tussen asfalt en de kant van de weg, zoals gras, grond of een stoeprand
Yaw Assist-functie
Deze functie werkt wanneer niet alleen aan alle werkingsvoorwaarden voor de Lane
Departure Alert-functie wordt voldaan, maar ook aan alle onderstaande voorwaar-
den.
De instelling voor “Yaw Assist” in van het multi-informatiedisplay is “On”
(aan) (Blz. 153)
Er wordt niet in een vastgestelde mate of sneller geaccelereerd of gedecele-
reerd.
Het stuurwiel wordt niet bediend met een stuurkracht die geschikt is voor het
veranderen van rijstrook.
Het ABS, het Multi-terrain ABS (indien aanwezig), de VSC, de TRC/Active Trac-
tion Control en het PCS werken niet.
De TRC/Active Traction Control of VSC is niet uitgeschakeld.
Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Deze functie werkt wanneer aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan.
De instelling voor “Sway Warning” (waarschuwing voor slingeren) in van het
multi-informatiedisplay is “On” (aan) (Blz. 153)
De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger.
De breedte van de rijstrook is ten minste ongeveer 3 m.
Er worden geen systeemstoringen gesignaleerd. (Blz. 420)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 418 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
419
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Tijdelijk uitschakelen van functies
Als niet langer aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan, wordt een functie mogelijk
tijdelijk uitgeschakeld. Als echter weer aan de werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt de werking van de functie automatisch hervat. (Blz. 418)
Yaw Assist-functie
Afhankelijk van de rijsnelheid, de situatie rondom het verlaten van de rijstrook, de
wegomstandigheden, enz. merkt de bestuurder mogelijk niet dat de functie in wer-
king is of werkt de functie mogelijk helemaal niet.
De bediening van het stuurwiel door de bestuurder krijgt prioriteit t.o.v. de Yaw
Assist.
Probeer niet zelf de werking van de Yaw Assist-functie te testen.
Het is mogelijk dat u tijdens de werking van de Yaw Assist-functie een geluid in de
motorruimte hoort wanneer het rempedaal wordt ingetrapt. Dit geluid duidt niet op
een storing in het LDA-systeem.
Lane Departure Alert-functie
De waarschuwingszoemer is mogelijk slecht te horen door geluiden van buiten,
afspelen van muziek, enz.
Als de rand van de rijbaan
* niet duidelijk of niet recht is, werkt de Lane Departure
Alert-functie mogelijk niet.
Probeer niet zelf de werking van de Lane Departure Alert-functie te testen.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de weg, zoals gras, grond of een stoeprand
Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Afhankelijk van de auto en de conditie van de weg, wordt er mogelijk geen waarschu-
wing gegeven.
Als het systeem oordeelt dat de auto slingert
terwijl de waarschuwingsfunctie voor het slin-
geren van de auto in werking is, klinkt er een
zoemer en wordt er een waarschuwingsmel-
ding weergegeven om de bestuurder aan te
sporen rust te nemen. Tegelijkertijd wordt het
in de afbeelding weergegeven symbool op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 419 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
420
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Waarschuwingsmelding
Als de volgende waarschuwingsmelding wordt weergegeven op het multi-informatie-
display en het controlelampje LDA oranje brandt, volg dan de desbetreffende storing-
zoekprocedure. Volg de instructies die op het scherm worden weergegeven als er een
andere waarschuwingsmelding wordt weergegeven.
“Lane Departure Alert Malfunction Visit Your Dealer” (Storing in Lane Departure Alert.
Ga naar uw dealer)
Het systeem werkt mogelijk niet goed. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
“Lane Departure Alert Unavailable” (Lane Departure Alert niet beschikbaar)
Het systeem is tijdelijk uitgeschakeld als gevolg van een storing in een andere sen-
sor dan de camera voor. Schakel het LDA-systeem uit, wacht een poosje en schakel
het LDA-systeem weer in.
Het systeem is tijdelijk niet beschikbaar omdat de auto in korte tijd herhaaldelijk de
rijstrook of rijbaan
* heeft verlaten. Zet het contact UIT en vervolgens weer AAN.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de weg, zoals gras, grond of een stoeprand
“Lane Departure Alert Unavailable at Current Speed” (Lane Departure Alert niet
beschikbaar bij huidige snelheid)
De functie kan niet worden gebruikt als de rijsnelheid hoger is dan het werkingsbe-
reik van het LDA-systeem. Rijd langzamer.
“Lane Departure Alert Unavailable Below Approx 50km/h” (Lane Departure Alert niet
beschikbaar bij snelheid onder de 50 km/h)
Het LDA-systeem kan niet worden gebruikt omdat de rijsnelheid lager is dan onge-
veer 50 km/h. Rijd met een snelheid van ongeveer 50 km/h of hoger.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Er kunnen instellingen van de functie worden gewijzigd. (Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 844)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 420 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
421
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
RSA (Road Sign Assist)
Het RSA-systeem herkent bepaalde
verkeersborden door gebruik te
maken van de camera voor en/of het
navigatiesysteem (als er informatie
over de snelheidslimiet beschikbaar
is) en voorziet de bestuurder via het
display van informatie.
Als het systeem vaststelt dat de snelheidslimiet wordt overschreden of wan-
neer er bijvoorbeeld verboden acties ten opzichte van de herkende verkeers-
borden worden uitgevoerd, wordt de bestuurder gewaarschuwd door middel
van een waarschuwingsdisplay en waarschuwingszoemer.
: Indien aanwezig
Overzicht van de functie
WAARSCHUWING
Voordat u de RSA gebruikt
Vertrouw niet uitsluitend op het RSA-systeem. De RSA is een systeem dat de
bestuurder ondersteunt middels het bieden van informatie, maar het is geen vervan-
ging van het eigen inzicht en de oplettendheid van de bestuurder. Rijd voorzichtig
door altijd goed op de verkeersregels te letten.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 421 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
422
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Wanneer de camera voor een verkeersbord herkent en/of er informatie over
een verkeersbord beschikbaar is via het navigatiesysteem, wordt het bord
weergegeven op het multi-informatiedisplay.
Wanneer de informatie van het
ondersteunende systeem wordt
geselecteerd, kunnen er maximaal
3 verkeersborden worden weerge-
geven. (Blz. 153)
Wanneer een ander tabblad dan
dat van het ondersteunende sys-
teem is geselecteerd, worden
alleen de volgende typen verkeers-
borden weergegeven (Blz. 153)
• Verkeersbord begin/einde snel-
heidslimiet
Verkeersbord met aan de snel-
heidslimiet gerelateerde infor-
matie (autoweg, snelweg,
bebouwde kom, erf)
Verkeersbord einde verboden
Verkeersbord verboden in te rijden
* (indien een melding nodig is)
Verkeersbord maximaal toegestane snelheid met aanvullend bord
(alleen op- en afritten)
Als er andere verkeersborden dan die met de maximaal toegestane snelheid wor-
den herkend, worden deze trapsgewijs weergegeven onder het verkeersbord met
de maximaal toegestane snelheid.
*: Auto's met navigatiesysteem
Weergave op het multi-informatiedisplay
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 422 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
423
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De volgende soorten verkeersborden, inclusief elektronische verkeersborden
en knipperende verkeersborden, worden herkend.
Niet-officiële (niet aan het Verdrag van Wenen voldoende) of recentelijk geïntrodu-
ceerde verkeersborden worden mogelijk niet herkend.
Verkeersborden snelheidslimiet
Aan snelheidslimiet gerelateerde informatie
*
*
: Wordt weergegeven wanneer een verkeersbord wordt herkend maar de informatie
over de snelheidslimiet voor de weg niet beschikbaar is in het navigatiesysteem
Verkeersborden inhaalverbod
Ondersteunde soorten verkeersborden
Snelheidslimiet begint/
zone maximumsnelheid
begint
Snelheidslimiet eindigt/
zone maximumsnelheid
eindigt
Begin autosnelweg Einde bebouwde kom
Einde autosnelweg Begin bebouwde kom
Begin autoweg Einde bebouwde kom
Einde autoweg Begin erf
Begin bebouwde kom Einde erf
Begin inhaalverbod Einde inhaalverbod
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 423 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
424
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Andere verkeersborden
*: Auto's met navigatiesysteem
Maximaal toegestane snelheid met aanvullend teken*
1
*
1
: Gelijktijdig met snelheidslimiet weergegeven.
*
2
: Inhoud niet herkend.
*
3
: Als de richtingaanwijzers bij het wisselen van rijstrook niet worden bediend, wordt
het teken niet weergegeven.
Verboden in te rijden* Stop
Einde verboden
Nat Afrit rechts*
3
Regen Afrit links*
3
IJs Tijd
Aanvullend teken
aanwezig
*
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 424 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
425
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
In de volgende situaties waarschuwt het RSA-systeem de bestuurder.
Wanneer de rijsnelheid de drempelwaarde voor de snelheidswaarschu-
wing van het weergegeven verkeersbord met de maximaal toegestane
snelheid overschrijdt, wordt het verkeersbord duidelijker zichtbaar
gemaakt en klinkt er een zoemer.
Als het RSA-systeem een verkeersbord voor verboden in te rijden herkent
en signaleert dat de bestuurder het inrijverbod negeert op basis van de
kaartinformatie van het navigatiesysteem, knippert het verkeersbord voor
verboden in te rijden en klinkt er een zoemer. (Auto's met navigatiesys-
teem)
Als wordt gesignaleerd dat uw auto een ander voertuig inhaalt terwijl er
een verkeersbord voor een inhaalverbod wordt weergegeven op het multi-
informatiedisplay, gaat het verkeersbord knipperen en klinkt er een zoe-
mer.
Afhankelijk van de situatie wordt de verkeerssituatie (richting en snelheid van
het verkeer en hoeveelheid verkeer) mogelijk niet goed gesignaleerd en
werkt de waarschuwingsfunctie mogelijk niet goed.
Instellen
Blz. 159
Automatisch uitschakelen van weergave verkeersborden RSA
In de volgende situaties worden een of meer verkeersborden automatisch uitgescha-
keld.
Er wordt over een bepaalde afstand geen verkeersbord herkend.
De weg verandert als gevolg van een afslag naar links of rechts, enz.
Omstandigheden waaronder de functie mogelijk niet goed werkt of niet goed sig-
naleert
In de volgende situaties werkt de RSA niet normaal en worden verkeersborden moge-
lijk niet herkend, worden onjuiste verkeersborden weergegeven, enz. Dit duidt echter
niet op een storing.
De camera voor is niet goed uitgelijnd doordat de sensor, enz. is blootgesteld aan
hevige schokken.
Er zit(ten) vuil, sneeuw, stickers, enz. op de voorruit in de buurt van de camera voor.
Onder barre weersomstandigheden, bijvoorbeeld bij zware regenval, mist, sneeuw of
zandstormen
Licht van een tegenligger, de zon, enz. dringt de camera voor binnen.
Het verkeersbord is vuil of vervaagd, staat scheef of is krom.
Het elektronische verkeersbord heeft weinig contrast.
Het verkeersbord gaat helemaal of gedeeltelijk verscholen achter boombladeren,
een paal, o.i.d.
Het verkeersbord is alleen korte tijd zichtbaar voor de camera voor.
Waarschuwingsfunctie
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 425 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
426
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De omgeving (bij afslaan, rijstrookwisseling, enz.) wordt onjuist beoordeeld.
Wanneer een verkeersbord niet van toepassing is op de rijstrook waar op dat
moment op wordt gereden, maar dit bord wel direct na een vertakking van de snel-
weg staat of bij een aangrenzende rijstrook net voordat rijstroken samenkomen.
Er zitten stickers op de achterzijde van de voorligger.
Er wordt een verkeersbord herkend dat lijkt op een verkeersbord dat compatibel is
met het systeem.
Mogelijk worden verkeersborden met de snelheidslimiet voor parallelwegen gesigna-
leerd en weergegeven (wanneer deze in het zicht van de camera voor staan) terwijl
de auto op de hoofdweg rijdt.
Mogelijk worden verkeersborden met de maximaal toegestane snelheid voor afsla-
gen van rotondes gesignaleerd en weergegeven (wanneer deze in het zicht van de
camera voor staan) terwijl de auto op de rotonde rijdt.
De voorzijde van de auto staat omhoog of omlaag door de belading van de auto.
De helderheid van het omgevingslicht is niet voldoende of verandert plotseling.
Wanneer een verkeersbord voor trucks, enz. wordt herkend.
Er wordt met de auto in een land gereden waar het verkeer aan de andere kant rijdt.
De kaartgegevens van het navigatiesysteem zijn niet meer up-to-date.
Het navigatiesysteem werkt niet.
De snelheidsinformatie die op het instrumentenpaneel wordt weergegeven verschilt
mogelijk van de informatie die wordt weergegeven op het navigatiesysteem als
gevolg van de gebruikte kaartgegevens van het navigatiesysteem.
Weergave verkeersbord snelheidslimiet
Als het contact de laatste keer UIT werd gezet terwijl er een verkeersbord met de
maximaal toegestane snelheid op het multi-informatiedisplay werd weergegeven,
wordt datzelfde verkeersbord weer weergegeven wanneer het contact AAN wordt
gezet.
Als “RSA Malfunction Visit Your Dealer” (Storing in RSA. Ga naar uw dealer)
wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast aan de persoonlijke voorkeur. (Syste-
men met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 844)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 426 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
427
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Dynamic Radar Cruise Control
Wanneer de afstandsregelmodus is ingeschakeld, accelereert en decelereert
de auto automatisch overeenkomstig de veranderingen in snelheid van de
voorligger, zelfs wanneer het gaspedaal niet wordt ingetrapt. In de constante-
snelheidsregelmodus rijdt de auto met een constante snelheid.
Gebruik de Dynamic Radar Cruise Control op autowegen en snelwegen.
Afstandsregelmodus (Blz. 431)
Constante-snelheidsregelmodus (Blz. 438)
Controlelampjes
Ingestelde snelheid
Afstandsschakelaar
Multi-informatiedisplay
Cruise control-schakelaar
: Indien aanwezig
Overzicht van functies
Systeemonderdelen
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 427 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
428
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Voor het gebruik van de Dynamic Radar Cruise Control
Voor veilig rijden is alleen de bestuurder verantwoordelijk. Vertrouw niet alleen op
het systeem en rijd voorzichtig door altijd goed op de omgeving te letten.
Het Dynamic Radar Cruise Control-systeem biedt ondersteuning bij het rijden om
de bestuurder te ontlasten. Er zijn echter grenzen aan de geboden ondersteuning.
Lees de hierna gegeven aanwijzingen aandachtig door. Vertrouw niet blindelings
op dit systeem en rijd altijd voorzichtig.
Omstandigheden waarin de sensor voorliggers mogelijk niet op de juiste manier
signaleert: Blz. 442
Omstandigheden waaronder de afstandsregelmodus mogelijk niet goed werkt:
Blz. 443
Stel de geschikte snelheid in op basis van de snelheidslimiet, de verkeersintensi-
teit, de wegcondities, de weersomstandigheden, enz. De bestuurder is verantwoor-
delijk voor het controleren van de ingestelde snelheid.
Zelfs als het systeem normaal werkt, kan de door het systeem gesignaleerde sta-
tus van de voorligger afwijken van de door de bestuurder waargenomen status.
Daarom moet de bestuurder altijd alert blijven, het gevaar van elke situatie inschat-
ten en veilig rijden. Volledig vertrouwen op het systeem of aannemen dat het sys-
teem de veiligheid garandeert tijdens het rijden kan leiden tot een ongeval met
ernstig letsel als gevolg.
Schakel het Dynamic Radar Cruise Control-systeem uit met de toets ON-OFF als
het niet wordt gebruikt.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 428 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
429
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Waarschuwingen met betrekking tot de ondersteunende systemen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht, aangezien er grenzen zijn aan de
door het systeem geboden ondersteuning. Als u dat niet doet, kunt u een ongeval
veroorzaken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
De bestuurder helpen bij het meten van de volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control dient alleen ter ondersteuning van de bestuur-
der bij het bepalen van de volgafstand tussen de eigen auto en een bepaalde voor-
ligger. Het systeem is niet bedoeld om zorgeloos of roekeloos rijgedrag te
rechtvaardigen en kan de bestuurder ook niet helpen tijdens het rijden bij slecht
zicht. Het blijft noodzakelijk dat de bestuurder zelf de omgeving van de auto goed
in de gaten houdt.
De bestuurder helpen bij het bepalen van de juiste volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control bepaalt of de volgafstand tussen de eigen auto
en een bepaalde voorligger binnen een vastgelegd bereik ligt. Het systeem kan
geen andere beoordelingen maken. Het is daarom strikt noodzakelijk dat u zelf
alert blijft en inschat of een situatie mogelijk gevaarlijk is.
De bestuurder helpen bij het bedienen van de auto
De Dynamic Radar Cruise Control heeft geen functies om aanrijdingen met een
voorligger te voorkomen of vermijden. Daarom dient u wanneer er gevaar dreigt
direct de controle over de auto te nemen en juist te handelen om de veiligheid van
alle betrokkenen te garanderen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 429 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
430
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de Dynamic Radar Cruise Con-
trol
Gebruik de Dynamic Radar Cruise Control niet in de volgende situaties. Als u dat wel
doet, wordt de snelheid mogelijk niet goed geregeld, waardoor een ongeval met ern-
stig letsel kan ontstaan.
Op wegen met voetgangers, fietsers, enz.
In druk verkeer
Op wegen met scherpe bochten
Op slingerende wegen
Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
Op steile hellingen bergafwaarts of op afwisselend sterk dalende en sterk stijgende
wegen
Bij het afdalen van een steile helling kan de rijsnelheid de ingestelde snelheid over-
schrijden.
Op invoegstroken van autowegen en snelwegen
Als de weersomstandigheden zo slecht zijn dat ze een juiste signalering door de
sensoren onmogelijk zouden kunnen maken (mist, sneeuw, zandstorm, zware
regenval, enz.)
Als er regen, sneeuw, enz. op de voorzijde van de radar of de camera voor zit
In verkeersomstandigheden waarbij herhaaldelijk accelereren en decelereren
noodzakelijk is
Bij het rijden met een aanhangwagen (met trekhaak) of tijdens het slepen in een
noodgeval
Als er vaak een naderingswaarschuwing hoorbaar is
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 430 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
431
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
In deze modus registreert een radar of er binnen ongeveer 100 meter voor u
een voertuig rijdt. Deze sensor wordt tevens gebruikt om de afstand tussen
uw auto en de voorligger te berekenen en een geschikte afstand tussen uw
auto en de voorligger te handhaven. De gewenste tussenafstand kan tevens
met de afstandsschakelaar worden ingesteld.
Bij het afdalen van een helling kan de tussenafstand korter worden.
Rijden in de afstandsregelmodus
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 431 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
432
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voorbeeld van het rijden met een constante snelheid
Wanneer er geen voorliggers zijn
De auto rijdt met de snelheid die door de bestuurder is ingesteld.
Voorbeeld van deceleratie en het volgen van een auto
Wanneer een voorligger langzamer rijdt dan de ingestelde snelheid
Als er een voorligger wordt gesignaleerd, verlaagt het systeem automatisch de
snelheid van uw auto. Als de snelheid nog meer moet worden gereduceerd, scha-
kelt het systeem het remsysteem in (de remlichten gaan dan branden). Het sys-
teem regelt de snelheid van de auto zo dat de afstand die de bestuurder heeft
ingesteld tot de voorligger gehandhaafd blijft. Als het systeem de snelheid niet
genoeg kan verlagen om een veilige afstand tot de voorligger te creëren, klinkt er
een naderingswaarschuwing.
Als u de richtingaanwijzers inschakelt en bij een rijsnelheid van 80 km/h of hoger
een rijstrook opschuift om in te halen, zal de auto accelereren zodat een voertuig
op de andere rijstrook sneller kan worden ingehaald.
Het oordeel van het systeem met betrekking tot wat een rijstrook voor inhalen is, is
mogelijk alleen gebaseerd op de positie van het stuurwiel in de auto (bestuurder
links of rechts). Als de auto rijdt in een regio waar de rijstrook voor inhalen zich aan
de andere kant bevindt dan waar de auto normaal rijdt, accelereert de auto mogelijk
wanneer de richtingaanwijzerschakelaar wordt bediend in de tegengestelde richting
van de rijstrook voor inhalen (bijv. als de bestuurder normaal rijdt in een regio waar
de rijstrook voor inhalen zich rechts bevindt, maar de bestuurder rijdt nu in een
regio waar de rijstrook voor inhalen zich links bevindt, accelereert de auto mogelijk
als de richtingaanwijzer rechts wordt ingeschakeld).
Voorbeeld van acceleratie
Als er geen voorliggers meer zijn die langzamer rijden dan de ingestelde
snelheid
Het systeem verhoogt de snelheid totdat de ingestelde snelheid bereikt wordt. Het
systeem schakelt vervolgens weer over op het rijden met constante snelheid.
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 432 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
433
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Druk op de toets ON-OFF om de
cruise control in te schakelen.
Het controlelampje van de Dynamic
Radar Cruise Control gaat branden en
er wordt een melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
Druk nogmaals op de toets om de
cruise control uit te schakelen.
Als de toets ON-OFF gedurende ten
minste 1,5 seconden ingedrukt wordt
gehouden, schakelt het systeem over
op de constante-snelheidsregelmo-
dus. (Blz. 438)
Accelereer of decelereer met
behulp van het gaspedaal naar de
gewenste rijsnelheid (hoger dan
ongeveer 30 km/h) en druk de hen-
del naar beneden om de snelheid
op te slaan.
Het controlelampje cruise control
SET gaat branden.
De rijsnelheid op het moment dat de
hendel wordt losgelaten, wordt de inge-
stelde snelheid.
Instellen van de rijsnelheid (afstandsregelmodus)
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 433 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
434
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de gewenste
snelheid wordt weergegeven.
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Fijnafstelling: Beweeg de hendel kort in
de gewenste richting.
Ruime afstelling: Houd de hendel
omhoog of omlaag om de snelheid te
wijzigen en laat hem los als de
gewenste snelheid is bereikt.
Als de afstandsregelmodus is ingeschakeld, wordt de ingestelde snelheid als
volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: 1 km/h (0,6 mph)*
1
of 1 mph (1,6 km/h)*
2
, telkens als de hendel
wordt bediend
Ruime afstelling: In stappen van 5 km/h (3,1 mph)
*
1
of 5 mph (8 km/h)
*
2
zolang de
hendel wordt vastgehouden
In de constante-snelheidsregelmodus (Blz. 438) wordt de ingestelde snel-
heid als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: 1 km/h (0,6 mph)*
1
of 1 mph (1,6 km/h)*
2
, telkens als de hendel
wordt bediend
Ruime afstelling: Zolang de hendel wordt vastgehouden, wordt de snelheid gewij-
zigd.
*
1
: Wanneer de ingestelde snelheid wordt getoond in “km/h”
*
2
: Wanneer de ingestelde snelheid getoond wordt in “MPH”
Wijzigen van de ingestelde snelheid
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 434 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
435
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Door de schakelaar in te drukken
wordt de afstand tot de voorligger als
volgt gewijzigd:
Lang
Gemiddeld
Kort
De tussenafstand wordt automatisch
op Lang ingesteld als het contact AAN
wordt gezet.
Als er een auto voor u rijdt, wordt het symbool voor een voorligger ook weergege-
ven.
Selecteer een afstand in de onderstaande tabel. Houd er rekening mee dat
de aangegeven afstanden overeenkomen met een rijsnelheid van 80 km/h.
De tussenafstand is afhankelijk van de rijsnelheid.
Wijzigen van de tussenafstand (afstandsregelmodus)
Symbool
voorligger
1
2
3
Instellingen tussenafstand (afstandsregelmodus)
Afstandsopties Tussenafstand
Lang Ongeveer 50 m
Gemiddeld Ongeveer 40 m
Kort Ongeveer 30 m
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 435 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
436
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als u de hendel naar u toe trekt,
wordt de snelheidsregeling uitge-
schakeld.
De snelheidsregeling wordt eveneens
uitgeschakeld als het rempedaal wordt
ingetrapt.
Als u de hendel omhoog drukt,
wordt de cruise control hervat en
wordt de ingestelde snelheid her-
vat.
De cruise control wordt echter niet her-
vat wanneer de rijsnelheid ongeveer
25 km/h of lager is.
Uitschakelen en hervatten van de snelheidsregeling
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 436 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
437
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Wanneer uw auto een voorligger te
dicht nadert en automatisch decelere-
ren door middel van de cruise control
niet mogelijk is, zal het scherm gaan
knipperen en een zoemer klinken om
de bestuurder te waarschuwen. Dit
kan bijvoorbeeld gebeuren als een
andere bestuurder vóór u invoegt ter-
wijl u een voorligger volgt. Trap het
rempedaal in om voldoende afstand
tot uw voorligger te houden.
Mogelijk worden geen waarschuwingen gegeven
In de volgende gevallen worden mogelijk geen waarschuwingen gegeven
als de tussenafstand klein is.
Als de snelheid van de voorligger gelijk is aan of hoger is dan de snel-
heid van uw eigen auto
Als de voorligger extreem langzaam rijdt
Direct nadat de snelheid van de cruise control is ingesteld
Bij het intrappen van het gaspedaal
Naderingswaarschuwing (afstandsregelmodus)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 437 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
438
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Wanneer de constante-snelheidsregelmodus is geselecteerd, blijft de auto
met een ingestelde snelheid rijden, zonder de tussenafstand te regelen.
Selecteer deze modus alleen wanneer de afstandsregelmodus niet goed
werkt als gevolg van een vuile radar.
Houd bij uitgeschakelde cruise
control de toets ON-OFF gedu-
rende ten minste 1,5 seconden
ingedrukt.
Direct nadat op de toets ON-OFF is
gedrukt, gaat het controlelampje Dyna-
mic Radar Cruise Control branden.
Vervolgens gaat het controlelampje
cruise control branden.
Overschakelen naar de constante-
snelheidsregelmodus is alleen mogelijk
als de hendel wordt bediend terwijl de
cruise control uit staat.
Accelereer of decelereer met
behulp van het gaspedaal naar de
gewenste rijsnelheid (hoger dan
ongeveer 30 km/h) en druk de hen-
del naar beneden om de snelheid
op te slaan.
Het controlelampje cruise control
SET gaat branden.
De rijsnelheid op het moment dat de
hendel wordt losgelaten, wordt de inge-
stelde snelheid.
Wijzigen van de ingestelde snelheid: Blz. 434
Uitschakelen en hervatten van de snelheidsregeling: Blz. 436
Selecteren van de constante-snelheidsregelmodus
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 438 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
439
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Wanneer deze functie is ingeschakeld en het systeem in de afstandsregelmo-
dus (Blz. 431) werkt en een verkeersbord met een snelheidslimiet wordt
gesignaleerd, wordt de herkende snelheidslimiet weergegeven met een pijl
omhoog/omlaag. De ingestelde snelheid kan tot de herkende snelheidslimiet
worden verhoogd/verlaagd door de hendel omhoog om omlaag te drukken.
Wanneer de op dat moment ingestelde snelheid lager is dan de herkende
snelheidslimiet
Druk de hendel omhoog
Wanneer de op dat moment ingestelde snelheid hoger is dan de herkende
snelheidslimiet
Druk de hendel omlaag
U kunt de Dynamic Radar Cruise Control met Road Sign Assist inschakelen/
uitschakelen via op het multi-informatiedisplay. (Blz. 153)
Wanneer de Dynamic Radar Cruise Control met Road Sign Assist in werking
is en u bergaf rijdt, overschrijdt de rijsnelheid mogelijk de ingestelde snelheid.
In dit geval wordt de weergegeven ingestelde rijsnelheid verlicht en klinkt er
een zoemer om de bestuurder te waarschuwen.
Dynamic Radar Cruise Control met Road Sign Assist (auto's met RSA)
Inschakelen/uitschakelen Dynamic Radar Cruise Control met Road Sign
Assist (auto's met RSA)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 439 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
440
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De Dynamic Radar Cruise Control kan worden gebruikt als
De selectiehendel in stand D staat.
Afhankelijk van de regelmodus kan dit item op de volgende snelheden worden inge-
steld:
Afstandsregelmodus: Ongeveer 30 km/h of hoger
Constante-snelheidsregelmodus: Ongeveer 30 km/h of hoger
Accelereren na het instellen van de rijsnelheid
Bedien het gaspedaal om te accelereren. Na het accelereren gaat de auto weer rijden
met de ingestelde snelheid. Als de afstandsregelmodus is ingeschakeld, neemt de rij-
snelheid echter mogelijk af tot onder de ingestelde snelheid, zodat de afstand tot de
voorligger gehandhaafd blijft.
Automatisch uitschakelen van de afstandsregelmodus
De afstandsregelmodus wordt automatisch uitgeschakeld in de volgende situaties.
Werkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer 25 km/h.
De VSC is geactiveerd.
De TRC/Active Traction Control is gedurende een bepaalde periode geactiveerd.
Wanneer de VSC of TRC/Active Traction Control wordt uitgeschakeld.
De functie wegrijden in de tweede versnelling is ingeschakeld.
De sensor kan niet goed signaleren omdat hij ergens door bedekt is.
Pre Crash Brake-functie is geactiveerd.
Auto's met vergrendel-/ontgrendelschakelaar van de middendifferentieelsper: Het
inschakelen van de middendifferentieelsper wordt niet binnen 5 seconden voltooid bij
ingeschakelde cruise control.
Als de afstandsregelmodus om een andere dan de hierboven genoemde redenen
automatisch uitgeschakeld wordt, kan er een storing in het systeem aanwezig zijn.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 440 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
441
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Automatisch uitschakelen van de constante-snelheidsregelmodus
De constante-snelheidsregelmodus wordt automatisch uitgeschakeld in de volgende
situaties:
Actuele rijsnelheid zakt tot meer dan ongeveer 16 km/h onder de ingestelde rijsnel-
heid.
Werkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer 30 km/h.
De VSC is geactiveerd.
De TRC/Active Traction Control is gedurende een bepaalde periode geactiveerd.
Wanneer de VSC of TRC/Active Traction Control wordt uitgeschakeld.
Pre Crash Brake-functie is geactiveerd.
Auto's met vergrendel-/ontgrendelschakelaar van de middendifferentieelsper: Het
inschakelen van de middendifferentieelsper wordt niet binnen 5 seconden voltooid bij
ingeschakelde cruise control.
Als de constante-snelheidsregelmodus om een andere dan de hierboven genoemde
redenen automatisch uitgeschakeld wordt, kan er een storing in het systeem aanwezig
zijn. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De Dynamic Radar Cruise Control met Road Sign Assist werkt mogelijk niet goed
wanneer
De Dynamic Radar Cruise Control met Road Sign Assist werkt mogelijk niet goed in
situaties waarbij de RSA mogelijk niet goed werkt of niet goed signaleert
(Blz. 425). Controleer daarom, wanneer u deze functie gebruikt, het weergegeven
verkeersbord met de snelheidslimiet.
In de onderstaande gevallen wordt de ingestelde snelheid mogelijk niet gewijzigd in de
herkende snelheidslimiet door het omhoog of omlaag gedrukt houden van de hendel.
Als er geen informatie over de snelheidslimiet beschikbaar is
Wanneer de herkende snelheidslimiet gelijk is aan de ingestelde snelheid
Wanneer de herkende snelheidslimiet buiten het snelheidsbereik van het Dynamic
Radar Cruise Control-systeem ligt
Werking van de remmen
Er kan een geluid van de remmen hoorbaar zijn en de reactie van het rempedaal kan
veranderen, maar dit duidt niet op een storing.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers voor Dynamic Radar Cruise Control
Waarschuwingsmeldingen en zoemers worden gebruikt om een systeemstoring aan te
geven of om de bestuurder te informeren dat hij tijdens het rijden extra moet opletten.
Lees de op het multi-informatiedisplay weergegeven waarschuwingsmelding en volg
de aanwijzingen op. (Blz. 397, 749)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 441 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
442
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Omstandigheden waarin de sensor voorliggers mogelijk niet op de juiste manier
signaleert
Bedien in onderstaande gevallen en afhankelijk van de omstandigheden het rempe-
daal wanneer het systeem onvoldoende decelereert of bedien het gaspedaal wanneer
moet worden geaccelereerd.
Omdat de sensor deze voertuigen wellicht niet op de juiste manier signaleert, wordt er
mogelijk geen naderingswaarschuwing (Blz. 437) gegeven.
Auto's die plotseling voor u invoegen
Auto's die met lage snelheden rijden
Auto's die niet op dezelfde rijstrook rijden
Voertuigen met een relatief kleine achterzijde (aanhangwagens zonder lading, enz.)
Motorfietsen die op dezelfde rijstrook rijden
Als door omringend verkeer opgeworpen water of sneeuw de signalering door de
sensor hindert
Als de achterzijde van de auto ver ingezakt is
(omdat er zware lading in de bagageruimte
vervoerd wordt, enz.)
De voorligger heeft een extreem grote
bodemvrijheid
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 442 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
443
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Omstandigheden waaronder de afstandsregelmodus mogelijk niet goed werkt
Bedien indien nodig in onderstaande gevallen het rempedaal (of, afhankelijk van de
situatie, het gaspedaal).
Doordat de sensor voorliggers mogelijk niet op de juiste manier signaleert, werkt het
systeem mogelijk niet goed.
Als uw voorligger plotseling decelereert
Als u op een weg rijdt die wordt omgeven door een constructie, zoals in een tunnel of
op een ijzeren brug
Als de rijsnelheid afneemt tot de ingestelde snelheid na acceleratie van de auto door
intrappen van het gaspedaal.
Als de weg erg bochtig is of de rijstroken erg
smal zijn
Als u veelvuldig stuurcorrecties moet uitvoe-
ren of frequent van rijstrook wisselt
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 443 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
444
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Cruise control
Met de cruise control kan een ingestelde snelheid worden vastgehouden zon-
der dat hiervoor het gaspedaal hoeft te worden ingetrapt.
Controlelampjes
Cruise control-schakelaar
Druk op de toets ON-OFF om de
cruise control in te schakelen.
Het controlelampje cruise control gaat
branden.
Druk nogmaals op de toets om de
cruise control uit te schakelen.
Accelereer of decelereer naar de
gewenste snelheid en druk de hen-
del naar beneden om de snelheid
in te stellen.
Het controlelampje SET gaat branden.
De rijsnelheid op het moment dat de
hendel wordt losgelaten, wordt de inge-
stelde snelheid.
: Indien aanwezig
Overzicht van functies
1
2
Instellen van de rijsnelheid
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 444 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
445
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de gewenste
snelheid wordt bereikt.
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Fijnafstelling: Beweeg de hendel kort in
de gewenste richting.
Ruime afstelling: Houd de hendel in de
gewenste richting gedrukt.
De ingestelde snelheid wordt als volgt verhoogd of verlaagd:
1GR-FE motor met handgeschakelde transmissie
Fijnafstelling: Met ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel wordt bediend.
Behalve 1GR-FE motor met handgeschakelde transmissie
Fijnafstelling: Ongeveer 1 km/h, telkens als de hendel wordt bediend.
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid wordt continu verhoogd of verlaagd
totdat de hendel wordt losgelaten.
Door de hendel naar u toe te trek-
ken wordt de constante-snelheids-
regeling uitgeschakeld.
De snelheidsregeling wordt ook uitge-
schakeld als het rempedaal of het kop-
pelingspedaal (alleen
handgeschakelde transmissie) wordt
ingetrapt.
Door de hendel omhoog te druk-
ken wordt de constante-snelheids-
regeling hervat.
Hervatten is mogelijk vanaf een rijsnelheid hoger dan ongeveer 30 km/h.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
1
2
Uitschakelen en hervatten van de constante-snelheidsregeling
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 445 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
446
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De cruise control kan worden gebruikt als
De selectiehendel in stand D of in stand 4 of hoger van S staat (auto's met automati-
sche transmissie).
De rijsnelheid hoger is dan 30 km/h.
Accelereren na het instellen van de rijsnelheid
Er kan normaal met de auto geaccelereerd worden. Na de acceleratie gaat de auto
weer rijden met de ingestelde snelheid.
De ingestelde snelheid kan zelfs worden verhoogd zonder de cruise control uit te
schakelen, door eerst naar de gewenste snelheid te accelereren en vervolgens de
hendel omlaag te drukken om de nieuwe snelheid in te stellen.
Automatisch uitschakelen van de cruise control
De snelheidsregeling door de cruise control wordt in de volgende gevallen onderbro-
ken:
De werkelijke rijsnelheid zakt tot meer dan 16 km/h onder de geprogrammeerde rij-
snelheid.
In dit geval blijft de geprogrammeerde snelheid niet bewaard.
Werkelijke rijsnelheid is lager dan ongeveer 30 km/h.
De VSC is geactiveerd.
De TRC is gedurende een bepaalde periode geactiveerd.
Wanneer de VSC of TRC wordt uitgeschakeld.
Nadat de schakelaar van de middendifferentieelsper bediend is, duurt het overscha-
kelen ten minste 5 seconden.
Als “Cruise Control Malfunction Visit Your Dealer” (Storing in cruise control. Ga
naar uw dealer) op het multi-informatiedisplay wordt weergegeven of het contro-
lelampje cruise control geel gaat branden
Druk eenmaal op de toets ON-OFF om het systeem uit te schakelen en druk vervol-
gens opnieuw op de toets om het systeem in te schakelen.
Als er geen snelheid kan worden geprogrammeerd of de cruise control direct na het
activeren weer wordt uitgeschakeld, is er mogelijk een defect in het cruise control-sys-
teem aanwezig. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 446 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
447
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Onbedoeld inschakelen van de cruise control voorkomen
Schakel de cruise control uit met de toets ON-OFF als deze niet wordt gebruikt.
Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de cruise control
Gebruik de cruise control niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet, verliest u mogelijk de controle waardoor een ongeval met ernstig
letsel kan ontstaan.
In druk verkeer
Op wegen met scherpe bochten
Op slingerende wegen
Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
Op steile hellingen
Bij het afdalen van een steile helling kan de rijsnelheid de ingestelde snelheid over-
schrijden.
Bij het rijden met een aanhangwagen (met trekhaak) of tijdens het slepen in een
noodgeval
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 447 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
448
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Stop & Start-systeem
Uitzetten van de motor
Trap, terwijl u met de selectiehen-
del in stand D rijdt, het rempedaal
in en breng de auto tot stilstand.
Het controlelampje van het Stop &
Start-systeem gaat branden.
Opnieuw starten van de motor
Laat het rempedaal los.
Het controlelampje van het Stop & Start-systeem gaat uit.
: Indien aanwezig
Het Stop & Start-systeem schakelt de motor uit en start deze weer over-
eenkomstig de bediening van het rempedaal en overige bedieningen
als de auto tot stilstand wordt gebracht.
Werking Stop & Start-systeem
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 448 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
449
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Druk op de uitschakeltoets van het
Stop & Start-systeem om het Stop &
Start-systeem uit te schakelen.
Het controlelampje uitgeschakeld Stop
& Start-systeem gaat branden.
Als nogmaals op de toets wordt
gedrukt, wordt het Stop & Start-sys-
teem weer ingeschakeld en gaat het
controlelampje uitgeschakeld Stop &
Start-systeem uit.
Automatisch opnieuw inschakelen van het Stop & Start-systeem
Zelfs als het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld met de uitschakeltoets
van het Stop & Start-systeem, zal het systeem automatisch weer worden
ingeschakeld als de motor weer wordt gestart nadat het contact UIT is
gezet.
Als op de uitschakeltoets van het Stop & Start-systeem wordt gedrukt
terwijl de auto stilstaat
Als de motor is uitgezet door het Stop & Start-systeem, kunt u de motor
weer starten door op de uitschakeltoets van het Stop & Start-systeem te
drukken.
Als het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld en op de uitschakeltoets
van het Stop & Start-systeem wordt gedrukt, wordt het systeem weer
ingeschakeld, maar zal de motor blijven draaien. Vanaf de volgende
keer dat de auto tot stilstand wordt gebracht (nadat het Stop & Start-sys-
teem is ingeschakeld), zal de motor worden uitgezet.
Als de motor wordt uitgeschakeld door het Stop & Start-systeem wanneer de
auto op een helling rijdt, worden de remmen nog enige tijd bekrachtigd om te
voorkomen dat de auto achteruitrolt voordat de motor weer wordt gestart en
er aandrijfkracht wordt gegenereerd. Als er aandrijfkracht wordt gegenereerd,
wordt de vastgehouden remkracht automatisch uitgeschakeld.
Deze functie werkt zowel op vlakke oppervlakken als op steile hellingen.
De remmen kunnen geluid maken, maar dit duidt niet op een storing.
De reactie van het rempedaal kan veranderen en er kunnen trillingen aan-
wezig zijn, maar dit duidt niet op een storing.
Uitschakelen van het Stop & Start-systeem
Hill Start Assist Control
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 449 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
450
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voorwaarden voor werking
Het Stop & Start-systeem werkt als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het rempedaal wordt stevig ingetrapt.
De motor is op bedrijfstemperatuur.
Als de buitentemperatuur -5C of hoger is
De selectiehendel staat in stand D of P.
De voorruitverwarming is uitgeschakeld.
De motorkap is gesloten.
De veiligheidsgordel van de bestuurder is vastgemaakt.
Het bestuurdersportier is gesloten.
Het gaspedaal wordt niet ingetrapt.
Auto's met rijmodusselectieschakelaars: De geselecteerde rijmodus is de NOR-
MAL-modus of de ECO-modus.
Onder de volgende omstandigheden wordt de motor mogelijk niet uitgeschakeld door
het Stop & Start-systeem. Dit wijst niet op een storing van het Stop & Start-systeem.
De airconditioning wordt gebruikt wanneer de omgevingstemperatuur hoog of
laag is.
De accu wordt periodiek opgeladen.
De accu is niet voldoende opgeladen, bijvoorbeeld als de auto gedurende lange
tijd heeft stilgestaan en de ladingstoestand is afgenomen, als de elektrische
belasting hoog is, als de temperatuur van de accuvloeistof extreem laag is of als
de accu verouderd is.
De auto staat stil op een steile helling.
Als het stuurwiel wordt bediend
Door verkeersdrukte of andere omstandigheden komt de auto veelvuldig tot stil-
stand.
De auto rijdt op grote hoogte.
De temperatuur van de koelvloeistof of van de transmissievloeistof is extreem
laag of hoog.
De temperatuur van de accuvloeistof is extreem laag of hoog.
Enige tijd nadat de accupolen zijn losgenomen en weer aangesloten.
Enige tijd na het vervangen van de accu.
Auto's met hoogteregeling luchtvering achter: Wanneer de wagenhoogte wordt
ingesteld met behulp van de hoogteregeling luchtvering achter.
*
*
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 450 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
451
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Onder de volgende omstandigheden wordt de motor automatisch herstart wanneer
deze is uitgeschakeld door het Stop & Start-systeem. (Rijd met de auto om ervoor te
zorgen dat de motor weer door het Stop & Start-systeem wordt uitgeschakeld.)
De airconditioning wordt ingeschakeld.
De voorruitverwarming wordt ingeschakeld. (Blz. 573, 582)
Het stuurwiel wordt bediend.
De selectiehendel staat in een andere stand dan D of P.
De veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt.
Het bestuurdersportier wordt geopend.
Het gaspedaal wordt ingetrapt.
De uitschakeltoets van het Stop & Start-systeem wordt ingedrukt.
Auto's met rijmodusselectieschakelaars: De rijmodus wordt gewijzigd van de
NORMAL-modus of ECO-modus in een andere modus.
De auto begint te rollen op een helling.
Auto's met hoogteregeling luchtvering achter: Wanneer de wagenhoogte wordt
ingesteld met behulp van de hoogteregeling luchtvering achter.
*
*
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
Onder de volgende omstandigheden wordt de motor automatisch herstart wanneer
deze is uitgeschakeld door het Stop & Start-systeem. (Rijd met de auto om ervoor te
zorgen dat de motor weer door het Stop & Start-systeem wordt uitgeschakeld.)
Het rempedaal wordt pompend of diep ingetrapt.
De airconditioning wordt gebruikt.
De laadtoestand van de accu is onvoldoende.
Motorkap
Als de motor is uitgezet door het Stop & Start-systeem en de motorkap wordt
geopend, slaat de motor af en kan de motor niet worden gestart door de automati-
sche motorstartfunctie.
Start in dat geval de motor volgens de normale startprocedure. (Blz. 320)
Zelfs als de motorkap wordt gesloten nadat de motor is gestart terwijl de motorkap
was geopend, werkt het Stop & Start-systeem niet. Sluit de motorkap, zet het contact
UIT, wacht ten minste 30 seconden en start vervolgens de motor.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 451 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
452
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Gebruik van het Stop & Start-systeem
Zet de motor volledig uit wanneer de auto voor langere tijd wordt stilgezet.
Als de motor wordt uitgezet door het Stop & Start-systeem terwijl de auto nog rijdt,
wordt de besturing van de auto zwaarder.
Wanneer het systeem niet kan werken, wordt geannuleerd of een storing heeft, wor-
den waarschuwingsmeldingen en een waarschuwingszoemer toegepast om de
bestuurder te informeren. (Blz. 454)
Als de motor is uitgezet door het Stop & Start-systeem en de startknop wordt inge-
drukt, slaat de motor af en kan de motor niet worden gestart door de automatische
motorstartfunctie. Start in dat geval de motor volgens de normale startprocedure.
(Blz. 320)
Wanneer de motor wordt herstart door het Stop & Start-systeem, is de accessoire-
aansluiting mogelijk tijdelijk niet bruikbaar. Dit duidt echter niet op een storing.
Het plaatsen en verwijderen van elektrische onderdelen en draadloze apparaten is
mogelijk van invloed op het Stop & Start-systeem. Neem voor meer informatie con-
tact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer met de 4WD-schakelaar in stand L4
* wordt gereden, verdient het aanbeve-
ling om het Stop & Start-systeem uit te schakelen omdat het systeem anders moge-
lijk niet goed werkt.
*: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
Als de voorruit is beslagen terwijl de motor is uitgezet door het Stop & Start-sys-
teem
Schakel de voorruitverwarming in. (Blz. 573, 582)
Druk als de voorruit blijft beslaan op de uitschakeltoets van het Stop & Start-systeem
om het systeem uit te schakelen.
Wanneer er een geur vrijkomt uit de airconditioning als de motor is uitgezet door
het Stop & Start-systeem
Auto's met een handmatig bediende airconditioning:
Als de tijd voor uitschakeling bij stilstand is ingesteld op “Extended” (verlengd), wijzig
de instelling dan in “Standard” (standaard). Wanneer er een geur vrijkomt wanneer
“Standard” (standaard) is geselecteerd, druk dan op de uitschakeltoets van het Stop &
Start-systeem om het Stop & Start-systeem uit te schakelen.
Auto's met automatische airconditioning:
Druk op de uitschakeltoets van het Stop & Start-systeem om het Stop & Start-systeem
uit te schakelen.
Airconditioning terwijl de motor door het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld
Auto's met automatische airconditioning:
Als de airconditioning wordt gebruikt in de automatische stand, wordt de aanjager-
snelheid mogelijk beperkt of wordt de aanjager uitgeschakeld terwijl de motor is uit-
geschakeld door het Stop & Start-systeem om veranderingen in de temperatuur in de
auto te beperken.
Schakel het Stop & Start-systeem uit door de uitschakeltoets van het Stop & Start-
systeem in te drukken om de prestaties van de airconditioning te garanderen als de
auto stilstaat.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 452 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
453
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Wijzigen van de tijd voor uitschakeling bij stilstand bij ingeschakelde airconditio-
ning
Als de airconditioning is ingeschakeld, kan de tijd voor uitschakeling bij stilstand van
het Stop & Start-systeem op een van de volgende manieren worden gewijzigd. (De tijd
voor uitschakeling bij stilstand van het Stop & Start-systeem als de airconditioning is
uitgeschakeld, kan niet worden gewijzigd.)
Wijzigen van de instellingen via de uitschakeltoets van het Stop & Start-systeem
Telkens wanneer de uitschakeltoets van het Stop & Start-systeem gedurende ten min-
ste 3 seconden ingedrukt wordt gehouden, schakelt het systeem tussen “Standard”
(standaard) en “Extended” (verlengd). (De systeemstatus kan worden gecontroleerd
op het informatiescherm van het Stop & Start-systeem op het multi-informatiedisplay.)
Wijzigen van de instellingen van scherm (informatie Stop & Start-systeem)
(auto's met multi-informatiedisplay type B)
Wanneer het scherm (informatie Stop & Start-systeem) wordt weergegeven,
druk dan op van de bedieningstoets van het instrumentenpaneel
(Blz. 154).
Bedien de bedieningstoets van het instrumentenpaneel omhoog of omlaag om
“Duration” (duur) te selecteren en druk vervolgens op van de bedieningstoets
van het instrumentenpaneel.
Bedien de bedieningstoets van het instrumentenpaneel omhoog of omlaag om
“Standard” (standaard) of “Extended” (verlengd) te selecteren en druk vervolgens op
van de bedieningstoets van het instrumentenpaneel.
Wijzigen van de instellingen van scherm (instellingendisplay) (auto's met multi-
informatiedisplay type B)
Bedien, wanneer het scherm (instellingendisplay) wordt weergegeven, de
bedieningstoets van het instrumentenpaneel omhoog of omlaag om “Duration”
(duur) te selecteren.
Telkens wanneer wordt ingedrukt, schakelt het systeem tussen “Standard”
(standaard) of “Extended” (verlengd).
Beveiligingsfunctie van het Stop & Start-systeem
Als het volume van het audiosysteem hoog staat, wordt het audiosysteem mogelijk
automatisch uitgeschakeld om het stroomverbruik te beperken. Zet als dit gebeurt
het contact UIT, wacht gedurende ten minste 3 seconden en zet vervolgens het con-
tact in stand ACC of AAN om het audiosysteem weer in te schakelen.
Het audiosysteem wordt mogelijk niet ingeschakeld wanneer de accukabels zijn los-
genomen en weer aangesloten. Zet als dit gebeurt het contact UIT en herhaal de
onderstaande procedure tweemaal om het audiosysteem normaal in te schakelen.
Zet het contact AAN en vervolgens UIT.
Als de accu verouderd is
Wanneer de motor wordt uitgeschakeld door het Stop & Start-systeem, duurt het
opnieuw starten van de auto mogelijk langer dan gebruikelijk.
1
2
3
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 453 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
454
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Batterij vervangen
Blz. 804
Weergeven van de status van het Stop & Start-systeem (auto's met multi-informa-
tiedisplay type B)
Blz. 158
Meldingen multi-informatiedisplay (auto's met multi-informatiedisplay type B)
In de volgende gevallen kunnen en een melding worden weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Wanneer de motor niet kan worden uitgeschakeld door het Stop & Start-systeem
Melding Details/handelingen
“Depress Brake Firmly to
Activate” (trap het rempe-
daal ver in om te activeren)
Het rempedaal wordt niet ver genoeg ingetrapt.
Trap het rempedaal verder in nadat de auto tot
stilstand is gebracht.
“For Climate Control” (voor
klimaatregeling)
De airconditioning wordt gebruikt wanneer de omge-
vingstemperatuur hoog of laag is.
Treedt direct in werking wanneer het verschil
tussen de ingestelde temperatuur en de tempe-
ratuur in het interieur te klein is.
De voorruitverwarming wordt ingeschakeld.
“Battery Charging” (accu
aan het opladen)
De accu is mogelijk bijna leeg.
Het uitschakelen van de motor is tijdelijk niet
mogelijk om voorrang te geven aan het laden
van de accu, maar als de motor kortstondig
draait, wordt het uitschakelen van de motor toe-
gestaan.
Mogelijk wordt een onderhoudslaadprocedure uitge-
voerd.
Wanneer de onderhoudslaadprocedure van
maximaal een uur is voltooid, kan het systeem
worden bediend.
Indien continu weergegeven gedurende een langere
tijd (meer dan 60 minuten)
De accu kan verouderd zijn. Neem contact op
met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige.
De motor is mogelijk herstart terwijl de motorkap
was geopend.
Sluit de motorkap, zet het contact UIT, wacht
ten minste 30 seconden en start vervolgens de
motor.
“System Temperature Low”
(systeemtemperatuur laag)
De accu is mogelijk koud.
Wanneer de motor kortstondig draait, kan het
systeem herstellen doordat de temperatuur in
de motorruimte stijgt.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 454 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
455
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Wanneer de motor automatisch wordt herstart terwijl hij was uitgeschakeld door het
Stop & Start-systeem
“System Temperature
High” (systeemtempera-
tuur hoog)
De accu is mogelijk zeer heet.
Als de motor is uitgeschakeld en u de motor-
ruimte voldoende laat afkoelen, herstelt het
systeem.
“Steering Wheel Turned”
(stuurwiel gedraaid)
Het stuurwiel wordt gedraaid.
“Driver Seat Belt Unbuck-
led” (bestuurdersgordel
los)
De veiligheidsgordel van de bestuurder is niet vastge-
maakt.
“Non-Dedicated Battery”
(niet-specifieke batterij)
Er is mogelijk een niet-specifieke batterij voor het Stop
& Start-systeem geplaatst.
Het Stop & Start-systeem werkt niet. Laat de
auto nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Melding Details/handelingen
“For Climate Control” (voor
klimaatregeling)
De airconditioning wordt ingeschakeld of gebruikt.
De voorruitverwarming wordt ingeschakeld.
“Battery Charging” (accu
aan het opladen)
De accu is mogelijk bijna leeg.
De motor wordt herstart om voorrang te geven
aan het laden van de accu. Wanneer de motor
kortstondig draait, kan het systeem herstellen.
“Steering Wheel Turned”
(stuurwiel gedraaid)
Er is aan het stuurwiel gedraaid.
“Driver Seat Belt Unbuck-
led” (bestuurdersgordel
los)
De bestuurdersgordel is losgemaakt.
Melding Details/handelingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 455 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
456
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als “Stop & Start System Malfunction Visit Your Dealer” (storing Stop & Start-systeem,
ga naar uw dealer) op het multi-informatiedisplay wordt weergegeven (auto's met
multi-informatiedisplay type B)
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Als het controlelampje uitgeschakeld Stop & Start-systeem blijft knipperen
(auto's met multi-informatiedisplay type A)
Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING
Als het Stop & Start-systeem is ingeschakeld
Trap het rempedaal in en activeer indien nodig de parkeerrem als de motor is uitge-
zet door het Stop & Start-systeem (het controlelampje van het Stop & Start-systeem
brandt).
Laat niemand de auto verlaten als de motor is uitgezet door het Stop & Start-sys-
teem (zolang het controlelampje van het Stop & Start-systeem brandt).
Anders kan door de automatische motorstartfunctie een ongeval ontstaan.
Zorg ervoor dat de motor niet wordt uitgezet door het Stop & Start-systeem als de
auto zich in een slecht geventileerde ruimte bevindt. Anders kan de motor worden
gestart door de automatische motorstartfunctie, waardoor er uitlaatgassen in de
auto terecht kunnen komen die zeer schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid.
Zet het contact UIT wanneer de auto gedurende langere tijd stil blijft staan.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 456 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
457
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed werkt
In onderstaande gevallen werkt het Stop & Start-systeem mogelijk niet goed. Laat
uw auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Het controlelampje voor de veiligheidsgordel knippert, terwijl de veiligheidsgordel
van de bestuurder is vastgemaakt.
Zelfs wanneer de veiligheidsgordel van de bestuurder niet is vastgemaakt, gaat het
waarschuwingslampje van de veiligheidsgordel niet branden.
Zelfs wanneer het bestuurdersportier gesloten is, wordt de melding open portier/
achterdeur op het multi-informatiedisplay weergegeven en gaat het waarschu-
wingslampje open portier/achterdeur branden of de interieurverlichting gaat bran-
den terwijl de schakelaar in de stand DOOR staat.
Zelfs wanneer het bestuurdersportier is geopend, wordt de waarschuwing open
portier/achterdeur niet weergegeven op het multi-informatiedisplay en gaat het
waarschuwingslampje open portier/achterdeur niet branden of gaat de interieurver-
lichting niet branden wanneer de schakelaar van de interieurverlichting in de stand
DOOR staat.
Voorzorgsmaatregelen voor terreinrijden
Schakel bij terreinrijden, zoals bij rijden door water, het Stop & Start-systeem uit. Als
u dat niet doet kan de motor mogelijk niet worden herstart.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 457 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
458
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Rijmodusselectieschakelaars
Type A
Normal-modus
Voor normaal gebruik.
Druk op de schakelaar NORMAL om de rijmodus te wijzigen naar de normale
modus wanneer de ECO-rijmodus of de sportmodus is geselecteerd.
ECO-rijmodus
Gebruik de ECO-rijmodus voor een laag brandstofverbruik tijdens ritten
waarbij vaak wordt geaccelereerd.
Wanneer de ECO-rijmodus is geselecteerd, gaat het controlelampje ECO bran-
den in het multi-informatiedisplay.
Sportmodus
Helpt de acceleratierespons door de transmissie, de motor en de
stuurinrichting te regelen. Geschikt voor wanneer een nauwkeurig rijge-
drag gewenst is, bijvoorbeeld bij rijden op bergwegen.
Wanneer de sportmodus is geselecteerd, gaat het controlelampje SPORT bran-
den in het multi-informatiedisplay.
: Indien aanwezig
De rijmodi kunnen worden geselecteerd overeenkomstig de rijomstan-
digheden.
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 458 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
459
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Type B
Normal-modus
Voor normaal gebruik.
Druk op de schakelaar NORMAL om de rijmodus te wijzigen in de normale
modus als deze modus nog niet is geactiveerd.
Comfort-modus
Door de wielophanging te regelen wordt het rijcomfort verder verhoogd.
Geschikt voor rijden in de stad.
Wanneer de comfortmodus niet is geselecteerd en de schakelaar COMF ECO
wordt ingedrukt, gaat het controlelampje COMFORT op het multi-informatiedis-
play branden.
ECO-rijmodus
Gebruik de ECO-rijmodus voor een laag brandstofverbruik tijdens ritten
waarbij vaak wordt geaccelereerd.
Wanneer de comfortmodus is geselecteerd en de schakelaar COMF ECO wordt
ingedrukt, gaat het controlelampje ECO op het multi-informatiedisplay branden.
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 459 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
460
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Sportmodus
Modus SPORT S
Helpt de acceleratierespons door de transmissie en de motor te regelen.
Wanneer de modus SPORT S niet is geselecteerd en de schakelaar SPORT
S/S+ wordt ingedrukt, gaat het controlelampje SPORT S op het multi-infor-
matiedisplay branden.
Modus SPORT S+
Zorgt voor behoud van de stuurprestaties en rijstabiliteit door gelijktijdig de
stuurinrichting en de wielophanging te regelen alsmede de transmissie en de
motor. Geschikt voor een sportieve rijstijl.
Wanneer de modus SPORT S is geselecteerd en de schakelaar SPORT S/
S+ wordt ingedrukt, gaat het controlelampje SPORT S+ op het multi-informa-
tiedisplay branden.
Werking van de airconditioning in de ECO-rijmodus
De ECO-rijmodus regelt het verwarmen/koelen en de aanjagersnelheid van het aircon-
ditioningsysteem om brandstof te besparen (Blz. 579). Stel de aanjagersnelheid af
of schakel de ECO-modus uit om de prestaties van de airconditioning te verbeteren.
Automatisch uitschakelen van de sportmodus
De sportmodus wordt automatisch uitgeschakeld als na het rijden in deze stand het
contact UIT wordt gezet.
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 460 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
461
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Toyota Parking Assist-sensor
Hoeksensoren voor (indien aanwe-
zig)
Binnenste sensoren voor (indien
aanwezig)
Hoeksensoren achter
Binnenste sensoren achter
Schakelt Toyota Parking Assist-sensor in/uit
Als de schakelaar aan is, gaat het controlelampje branden om de bestuurder te
informeren dat het systeem geactiveerd is.
: Indien aanwezig
De afstand van uw auto tot obstakels bij het fileparkeren en achteruit
inparkeren in een garage wordt gemeten door sensoren en wordt door-
gegeven via het controlelampje of displays en een zoemer. Controleer
bij gebruik van dit systeem ook altijd zelf de omgeving.
Soorten sensoren
1
2
3
4
Schakelaar Toyota Parking Assist-sensor
Auto's met linkse besturing Auto's met rechtse besturing
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 461 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
462
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Wanneer de sensoren een obstakel signaleren, wordt de bestuurder door
middel van de volgende indicator of displays geïnformeerd over de positie en
afstand tot het obstakel.
Controlelampje Toyota Parking Assist-sensor (indien aanwezig)
Controlelampje auto
Controlelampje hoek achter
Controlelampje middenachter
Multi-informatiedisplay (indien aanwezig)
Werking hoeksensor voor (indien
aanwezig)
Werking binnenste sensor voor
(indien aanwezig)
Werking hoeksensor achter
Werking binnenste sensor achter
Hiermee kunt u de geluiden van de
zoemer uitschakelen.
Scherm navigatiesysteem of multimediasysteem (indien aanwezig)
Hulpdisplay
Wanneer de Toyota Parking Assist
Monitor
* of de Multi-terrain Monitor*
wordt weergegeven.
Bij detectie van een obstakel verschijnt
er in de bovenhoek van het scherm
een vereenvoudigde weergave.
*: Indien aanwezig
Display
1
2
3
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 462 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
463
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Weergave afstand
Sensoren die een obstakel signaleren, branden continu of knipperen.
Weergave sensorsignalering, afstand tot obstakel
Controle-
lampje
Multi-informa-
tiedisplay
*
1
Hulpdisplay
Globale afstand tot obstakel
Scherm
navigatie-
systeem of
multimedia-
systeem
(indien
aanwezig)
Hoeksensor voor/
binnenste sensor
voor
*
2
Hoeksensor
achter/binnenste
sensor achter
(langzaam
knipperen)
(continu)
(langzaam
knipperen)
Binnenste sensor
voor:
100 cm - 60 cm
Binnenste sensor
achter:
150 cm - 65 cm
(knipperen)
(continu)
(knipperen)
Hoeksensor
voor:
60 cm - 40 cm
Binnenste sensor
voor:
60 cm - 45 cm
Hoeksensor
achter:
50 cm - 40 cm
Binnenste sensor
achter:
65 cm - 50 cm
(snel knip-
peren)
(continu)
(snel knippe-
ren)
Hoeksensor
voor:
40 cm - 30 cm
Binnenste sensor
voor:
45 cm - 30 cm
Hoeksensor
achter:
40 cm - 30 cm
Binnenste sensor
achter:
50 cm - 40 cm
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 463 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
464
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
*
1
: De afbeeldingen wijken mogelijk af van de getoonde afbeeldingen. (Blz. 462)
*
2
: Behalve uitvoering met 4 sensoren
Werking zoemer en afstand tot een obstakel
Een zoemer klinkt als de sensoren in werking zijn.
De geluidssignalen volgen elkaar sneller op naarmate de auto dichter
bij het obstakel komt.
Als de auto het obstakel genaderd is tot onderstaande afstanden, klinkt
er een continu geluidssignaal.
Hoeksensoren voor: ongeveer 30 cm
Binnenste sensoren voor: ongeveer 30 cm
Hoeksensoren achter: ongeveer 30 cm
Binnenste sensoren achter: ongeveer 40 cm
Als er gelijktijdig 2 of meer obstakels worden gesignaleerd, reageert het
zoemersysteem op het dichtstbijzijnde obstakel. Als een of beide obsta-
kels dichter bij de auto komen dan hierboven vermeld staat, klinkt er
een langdurig piepsignaal, gevolgd door elkaar snel opvolgende piep-
signalen.
(continu)
(knipperen)
(continu)
Minder dan 30 cm
Hoeksensor
achter:
Minder dan 30 cm
Binnenste sensor
achter:
Minder dan 40 cm
Controle-
lampje
Multi-informa-
tiedisplay
*
1
Hulpdisplay
Globale afstand tot obstakel
Scherm
navigatie-
systeem of
multimedia-
systeem
(indien
aanwezig)
Hoeksensor voor/
binnenste sensor
voor
*
2
Hoeksensor
achter/binnenste
sensor achter
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 464 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
465
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Ongeveer 100 cm
Ongeveer 150 cm
Ongeveer 60 cm
Ongeveer 50 cm
Het schema toont het detectiebereik
van de sensoren. Houd er rekening
mee dat de sensoren obstakels die
zich extreem dicht bij de auto bevin-
den, mogelijk niet kunnen signaleren.
Het bereik van de sensoren kan ver-
schillend zijn, afhankelijk van bijvoor-
beeld de vorm van het object.
*: Indien aanwezig
Detectiebereik van de sensoren
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 465 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
466
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De Toyota Parking Assist-sensor kan worden gebruikt als
Hoeksensoren voor:
Het contact AAN staat.
De selectiehendel in een andere stand dan P staat.
De rijsnelheid lager is dan ongeveer 10 km/h.
(Bij een willekeurige snelheid als de selectiehendel in stand R staat.)
Binnenste sensoren voor:
Het contact AAN staat.
De selectiehendel in een andere stand dan P of R staat.
De rijsnelheid lager is dan ongeveer 10 km/h.
Hoeksensoren en binnenste sensoren achter:
Het contact AAN staat.
De selectiehendel in stand R staat.
Weergave Toyota Parking Assist-sensor (auto's met navigatiesysteem of multi-
mediasysteem)
Wanneer er een obstakel wordt gesignaleerd als de Toyota Parking Assist-monitor of
het Multi-terrain Monitor-systeem in werking is, verschijnt er een waarschuwing rechts
of links boven in het scherm, zelfs als de weergave is uitgeschakeld.
Uitschakelen van het geluid van de zoemer (zonder controlelampje Toyota Par-
king Assist-sensor)
De zoemer kan tijdelijk worden gedempt door op van de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel te drukken terwijl op het multi-informatiedisplay de suggestie
wordt weergegeven dat dempen mogelijk is.
Wanneer wordt het dempen geannuleerd
Het geluid wordt in de volgende situaties automatisch weer ingeschakeld:
Als de selectiehendel in een andere stand wordt gezet
Als de rijsnelheid een bepaalde snelheid bereikt of overschrijdt
Als de Toyota Parking Assist-sensor eenmaal wordt uitgeschakeld en weer wordt
ingeschakeld
Als het contact eenmaal UIT wordt gezet en weer AAN wordt gezet
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 466 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
467
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Wanneer een storing in het systeem optreedt
Auto's met indicator Toyota Parking Assist-sensor
Als het controlelampje auto blijft branden terwijl de controlelampjes van de hoek ach-
ter en het midden achter knipperen en de storingspieptoon gedurende ongeveer 8
seconden klinkt, laat de auto dan nakijken door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Reinig de sensoren met een zachte doek als de indicator van de auto en de controle-
lampjes van de hoek achter en het midden achter knipperen en de storingspieptoon
gedurende ongeveer 8 seconden klinkt.
Auto's zonder controlelampje Toyota Parking Assist-sensor
Als “Clean Park Sonar” (reinig parkeersensor) wordt weergegeven
Mogelijk is een sensor vuil of bedekt met sneeuw of ijs. Wanneer dit in zo'n geval
van de sensor wordt verwijderd, moet het systeem weer normaal werken. Ook kan
het gebeuren dat er een storing wordt weergegeven of een obstakel niet wordt
gesignaleerd doordat de sensor bij lage buitentemperaturen is bevroren. Als de sen-
sor is ontdooid, moet het systeem weer normaal werken.
Als “Check Park Sonar System” (controleer parkeersensor) wordt weergegeven
Afhankelijk van de storing in de sensor, werkt het apparaat mogelijk niet normaal.
Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast aan de persoonlijke voorkeur. (Syste-
men met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen:
Blz. 844)
WAARSCHUWING
Bij gebruik van de Toyota Parking Assist-sensor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kan een ongeval het gevolg zijn.
Rijd als het systeem is ingeschakeld niet harder dan 10 km/h.
Het detectiegebied van de sensoren en de reactietijden zijn beperkt. Controleer tij-
dens rijden of de omgeving (vooral naast de auto) veilig is en rijd langzaam. Regel
de snelheid met het rempedaal.
Monteer geen accessoires binnen de detectiegebieden van de sensoren.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 467 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
468
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Detectie-informatie sensoren
Auto's met hoeksensoren voor/binnenste sensoren voor:
Het detectiegebied van de sensoren is beperkt tot het gebied rond de voor- en
achterbumper van de auto.
Auto's zonder hoeksensoren voor/binnenste sensoren voor:
Het detectiegebied van de sensoren is beperkt tot het gebied rond de achterbum-
per van de auto.
Bepaalde omstandigheden van de auto en de omgeving, zoals de hieronder
genoemde, kunnen een negatieve invloed hebben op het vermogen van de senso-
ren om obstakels correct te signaleren. Let vooral op in de volgende situaties.
Anders kan een ongeval het gevolg zijn.
Als de sensor is bedekt met vuil, sneeuw of ijs. (Het reinigen van de sensoren
zal het probleem oplossen.)
Wanneer een sensor bevroren is. (Het ontdooien van de sensor zal het pro-
bleem oplossen.)
Vooral bij lage buitentemperaturen kan het gebeuren dat er ten gevolge van een
bevroren sensor een abnormaal beeld te zien is op het display of dat obstakels
niet worden gesignaleerd.
Als een sensor ergens door wordt afgedekt.
Als de auto sterk overhelt naar één zijde.
Als de auto rijdt op een bijzonder hobbelige weg, op een helling, op grind of op
gras.
Als er veel omgevingslawaai rond de auto is van claxons, motorfietsmotoren,
luchtremmen van vrachtwagens of andere geluidsbronnen die ultrasone
geluidsgolven produceren.
Als er een andere auto uitgerust met parkeersensoren in de nabije omgeving is.
Als de sensor is bedekt met een laklaag of een overvloedige hoeveelheid regen-
water.
Als de auto is uitgerust met een staafantenne of een draadloze antenne.
Als een bumper of sensor een harde klap krijgt.
Als de auto een hoge of gebogen stoeprand nadert.
Als er gereden wordt bij fel zonlicht of extreem lage buitentemperaturen.
Als er direct onder de bumper een obstakel aanwezig is.
Als obstakels zich te dicht bij de sensoren bevinden.
Als een niet-originele Toyota-wielophanging (bijvoorbeeld verlaagde wielop-
hanging) is gemonteerd.
Naast bovenstaande voorbeelden zijn er situaties waarin verkeersborden en
andere objecten vanwege hun vorm door de sensor dichterbij worden gezien dan
ze in werkelijkheid zijn.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 468 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
469
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
De vorm van een obstakel kan ervoor zorgen dat een sensor het obstakel niet sig-
naleert. Let goed op bij de volgende obstakels:
Kabels, hekken, touwen, enz.
Katoen, sneeuw en andere materialen die geluidsgolven absorberen
Zeer hoekige objecten
Lage obstakels
Hoge obstakels waarbij het bovenste deel uitsteekt in de richting van uw auto
Mensen, dieren en andere bewegende obstakels
Mensen die bepaalde soorten kleding dragen
De volgende situaties kunnen zich voordoen bij het gebruik van de Toyota Parking
Assist-sensor.
Afhankelijk van de vorm van het obstakel en andere factoren kan de detectieaf-
stand korter worden of kan detectie onmogelijk zijn.
Obstakels worden mogelijk niet gesignaleerd als ze zich te dicht bij de sensor
bevinden.
Tussen het signaleren van een obstakel en de weergave zit een kleine vertra-
ging. Ook als er met lage snelheid wordt gereden, bestaat de mogelijkheid dat
het obstakel binnen het detectiegebied van de sensoren komt voordat het dis-
play wordt weergegeven (auto's zonder controlelampje Toyota Parking Assist-
sensor) of het controlelampje gaat branden (auto's met controlelampje Toyota
Parking Assist-sensor) en het waarschuwingssignaal hoorbaar is.
Smalle paaltjes of objecten die lager zijn dan de sensor worden mogelijk niet
gesignaleerd wanneer u ze nadert, zelfs als ze eenmaal zijn gesignaleerd.
Het kan moeilijk zijn om de geluidssignalen te horen als de audio-installatie hard
staat of als de luchtcirculatie van de airconditioning veel geluid produceert.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 469 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
470
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
OPMERKING
Als de Toyota Parking Assist-sensor in gebruik is
In de volgende gevallen werkt het systeem mogelijk niet goed als gevolg van een
storing in een sensor, enz. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Er klinkt geen piepsignaal wanneer de Toyota Parking Assist-sensor wordt inge-
schakeld.
Als het gedeelte rond de sensor in aanraking komt met iets of wordt blootgesteld
aan een krachtige schok.
Als de bumper ergens tegenaan komt.
Met indicator Toyota Parking Assist-sensor
De controlelampjes voor de hoeken achter en midden achter knipperen en er klinkt
een pieptoon terwijl er geen obstakel is gesignaleerd.
Als de controlelampjes voor de hoeken achter en midden achter continu branden
en er geen piepsignaal klinkt.
Controleer eerst de sensor als er een signaleringsfout optreedt.
Als de fout zich voordoet terwijl er geen ijs, sneeuw of modder op de sensor zit, is
de sensor waarschijnlijk defect.
Zonder indicator Toyota Parking Assist-sensor
Het display van de Toyota Parking Assist-sensor knippert en er klinkt een piepsig-
naal terwijl er geen obstakel is gesignaleerd.
Als het display continu wordt weergegeven en er geen piepsignaal klinkt, behalve
wanneer het geluid is gedempt.
Controleer eerst de sensor als er een weergavefout optreedt.
Als de fout zich voordoet terwijl er geen ijs, sneeuw of modder op de sensor zit, is
de sensor waarschijnlijk defect.
Opmerkingen bij het wassen van de auto
Stel de omgeving van de sensoren niet bloot aan sterke waterstralen of stoom.
Anders kan de sensor defect raken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 470 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
471
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Ondersteunende systemen
ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
Multi-terrain ABS (antiblokkeersysteem) (indien aanwezig)
Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat het rempedaal is ingetrapt als het
systeem oordeelt dat er sprake is van een noodstop
VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder controle te houden bij uitwijkmanoeu-
vres en het nemen van bochten op een glad wegdek.
TRC (Traction Control) voor 2TR-FE motoren en de stand H4 bij de
1GR-FE en 1GD-FTV motoren
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht behouden blijft en voorkomt dat de aan-
drijvende wielen gaan doorslippen bij het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
Active Traction Control (Traction Control) voor stand L4 bij 1GR-FE
en 1GD-FTV motoren*
Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
Om de veiligheid en de prestaties tijdens het rijden te verbeteren is uw
auto uitgerust met de volgende systemen die automatisch in werking
treden als de omstandigheden daar om vragen. Houd er echter reke-
ning mee dat dit aanvullende systemen zijn en vertrouw niet in al te
sterke mate op deze systemen als u de auto bedient.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 471 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
472
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Hill Start Assist Control
Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
KDSS (Kinetic Dynamic Suspension System) (indien aanwezig)
Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
AVS (Adaptive Variable Suspension-systeem) (indien aanwezig)
Regelt de wielophanging op basis van het wegdek en de wegcondities en
de rijomstandigheden, waardoor het rijcomfort wordt vergroot en er wordt
gezorgd voor rijstabiliteit.
Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt ingetrapt, gaan de alarmknipperlichten
automatisch knipperen om het achteropkomende verkeer te waarschu-
wen.
Trailer Sway Control (indien aanwezig)
Helpt de bestuurder om de aanhangwagen weer onder controle te krijgen
door op afzonderlijke wielen remdruk uit te oefenen en het aandrijfkoppel
te verminderen wanneer wordt gesignaleerd dat de aanhangwagen slin-
gert.
Trailer Sway Control is onderdeel van het VSC-systeem en werkt niet als
het VSC is uitgeschakeld of een storing heeft.
*: Deze functie werkt alleen bij auto's met Multi-terrain Select als Multi Terrain Select
is ingeschakeld
Het controlelampje Traction Control
knippert wanneer de TRC/VSC/Trailer
Sway Control in werking is.
Als de TRC/VSC/Trailer Sway Control in werking is
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 472 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
473
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als u met uw auto vast komt te zitten in modder of sneeuw, kan het TRC-sys-
teem het aandrijfvermogen van de motor naar de wielen beperken. Als u dan
op of drukt, kunt u de auto waarschijnlijk makkelijker los krijgen
door te ‘schommelen’.
Alleen het TRC-systeem uitschakelen
Uitschakelen van de TRC, VSC en Trailer Sway Control
Schakel de TRC, VSC en Trailer Sway Control uit door of langer dan 3
seconden ingedrukt te houden terwijl de auto stilstaat.
De controlelampjes TRC OFF en VSC OFF gaan branden.
*
Druk nogmaals op of om het systeem weer in te schakelen.
*: Bij auto's met het Pre-Crash Safety-systeem worden ook de Pre-Crash Brake Assist
en het Pre-Crash Brake-systeem uitgeschakeld. Het waarschuwingslampje PCS
gaat branden en de melding wordt op het multi-informatiedisplay weergegeven.
(Blz. 409)
Wanneer het controlelampje TRC OFF zelfs gaat branden als of niet is
ingedrukt
TRC is tijdelijk uitgeschakeld. Neem als het controlelampje blijft branden contact op
met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Bijgeluiden en trillingen die veroorzaakt worden door de ABS-, Brake Assist-,
VSC-, Trailer Sway Control-, TRC- en Hill Start Assist Control-systemen
Het is mogelijk dat u tijdens het starten van de motor of bij het wegrijden een geluid
in de motorruimte hoort wanneer het rempedaal herhaaldelijk wordt ingetrapt. Dit
duidt niet op een storing in een van deze systemen.
De volgende verschijnselen kunnen zich voordoen als bovenstaande systemen in
werking zijn. Geen van deze verschijnselen duidt op een storing.
Er kunnen trillingen gevoeld worden in de carrosserie en de stuurinrichting.
Nadat de auto tot stilstand is gekomen, kan het geluid van een elektromotor hoor-
baar zijn.
Er kan een lichte trilling in het rempedaal voelbaar zijn als het antiblokkeersys-
teem geactiveerd is.
Het rempedaal kan iets verder naar beneden bewegen als het antiblokkeersys-
teem geactiveerd is.
Uitschakelen van het TRC-systeem
Schakel de TRC uit door of snel in
te drukken en weer los te laten.
Het controlelampje TRC OFF gaat branden.
Druk nogmaals op of om het
systeem weer in te schakelen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 473 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
474
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Automatisch opnieuw inschakelen van de TRC, de Trailer Sway Control en het
VSC-systeem
Als de TRC, de Trailer Sway Control en het VSC-systeem zijn uitgeschakeld, worden
deze automatisch opnieuw ingeschakeld in de volgende situaties:
Als het contact UIT wordt gezet
Als alleen het TRC-systeem wordt uitgeschakeld, wordt de TRC weer ingeschakeld
zodra de rijsnelheid toeneemt.
Als zowel het TRC- als het VSC-systeem is uitgeschakeld, worden deze niet automa-
tisch weer ingeschakeld als de rijsnelheid toeneemt.
Voorwaarden voor werking noodstopsignaal
Als aan de volgende drie voorwaarden wordt voldaan, werkt het noodstopsignaal:
De alarmknipperlichten zijn uit.
De werkelijke rijsnelheid is hoger dan 55 km/h.
Het rempedaal wordt op zo'n manier ingetrapt dat het systeem op basis van de dece-
leratie van de auto oordeelt dat het om een noodstop gaat.
Automatisch uitschakelen van noodstopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de volgende situaties uitgeschakeld:
De alarmknipperlichten worden ingeschakeld.
Het rempedaal wordt losgelaten.
Het systeem oordeelt op basis van de deceleratie van de auto dat het niet om een
noodstop gaat.
Als het remsysteem continu werkt
De rembekrachtiging kan oververhit raken. In dat geval stopt de TRC (auto's met een
andere motor dan 2TR-FE), klinkt er een zoemer en gaat het controlelampje TRC OFF
branden. Gebruik het systeem niet tot het controlelampje TRC OFF uit gaat. (Normaal
doorrijden is gewoon mogelijk.)
KDSS (indien aanwezig)
De wagenhoogte kan links en rechts enigszins verschillen. Dit is normaal en duidt niet
op een storing in het KDSS. Neem voor meer informatie contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 474 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
475
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Het ABS werkt niet effectief als
De maximale grip van de banden overschreden wordt (bijvoorbeeld versleten ban-
den op een weg die bedekt is met sneeuw).
De auto aquaplaning ondervindt terwijl met een hoge snelheid op een natte of
gladde weg wordt gereden.
De remweg met ABS in werking kan langer zijn dan onder normale omstandig-
heden
Het ABS is niet ontworpen om de remweg van de auto te verkorten. Houd altijd vol-
doende afstand tot uw voorligger, met name in de volgende gevallen:
Als wordt gereden op wegen met grind, zand en dergelijke, of op besneeuwde
wegen
Als wordt gereden met sneeuwkettingen
Als wordt gereden op slechte wegen
Als er gereden wordt over wegen met putdeksels of andere grote oneffenheden
De TRC/VSC werkt mogelijk niet effectief als
Het insturen van de juiste richting en het overbrengen van de aandrijfkracht kunnen
op een gladde weg niet onder alle omstandigheden gerealiseerd worden, zelfs niet
als het TRC/VSC-systeem in werking is.
Rijd voorzichtig met de auto onder omstandigheden waarbij de stabiliteit en de aan-
drijfkracht verloren kunnen gaan.
Als de TRC/VSC/Trailer Sway Control is geactiveerd
Het controlelampje Traction Control knippert. Rijd altijd voorzichtig. Roekeloos rijge-
drag kan leiden tot ongevallen. Wees bijzonder voorzichtig als het controlelampje
knippert.
Als de TRC/VSC/Trailer Sway Control is uitgeschakeld
Wees zeer voorzichtig en pas uw snelheid aan de conditie van het wegdek aan.
Schakel de TRC/VSC/Trailer Sway Control alleen in geval van nood uit, aangezien
deze systemen zorg dragen voor de voertuigstabiliteit en het aandrijfvermogen.
Trailer Sway Control is onderdeel van het VSC-systeem en werkt niet als het VSC is
uitgeschakeld of een storing heeft.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 475 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
476
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Vervangen van banden
Controleer of alle banden dezelfde maat hebben, van hetzelfde merk zijn en het-
zelfde profiel en draagvermogen hebben. Controleer verder of alle banden de aan-
bevolen spanning hebben.
Het ABS, de TRC, de Trailer Sway Control en de VSC werken niet goed als er ver-
schillende banden onder de auto gemonteerd zijn.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor meer informatie
over het vervangen van de wielen of banden.
Omgaan met banden en wielophanging
Het gebruik van banden waar iets mis mee is of wijzigingen aan de wielophanging
hebben een negatief effect op de ondersteunende systemen en kunnen storingen
aan de systemen veroorzaken.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot Trailer Sway Control
Het Trailer Sway Control-systeem kan het slingeren van de aanhangwagen niet in
alle gevallen verminderen. Afhankelijk van diverse factoren, waaronder de staat van
de auto, de aanhangwagen, het wegoppervlak en de omgeving waarin wordt gere-
den, kan het Trailer Sway Control-systeem minder goed werken. Raadpleeg de
handleiding van uw aanhangwagen voor meer informatie over het op de juiste wijze
trekken van uw aanhangwagen.
Als de aanhangwagen slingert
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig letsel.
Pak het stuurwiel stevig vast. Blijf rechtuit sturen.
Probeer de aanhangwagen niet onder controle te krijgen door aan het stuurwiel te
draaien.
Laat het gaspedaal onmiddellijk maar zeer geleidelijk los om snelheid te minderen.
Ga niet harder rijden. Rem niet.
Als u geen extreme correcties uitvoert met sturen of remmen, zullen uw auto en de
aanhangwagen stabiliseren. (Blz. 311)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 476 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
477
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
BSM (Blind Spot Monitor)
De Blind Spot Monitor is een systeem met 2 functies;
De BSM-functie (Blind Spot Monitor)
Helpt de bestuurder bij het nemen van de beslissing wanneer van rijstrook
te wisselen
De Rear Crossing Traffic Alert-functie (RCTA)
Helpt de bestuurder bij het achteruitrijden
Deze functies maken gebruik van dezelfde sensoren.
: Indien aanwezig
Overzicht van de Blind Spot Monitor
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 477 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
478
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Multi-informatiedisplay
In-/uitschakelen van de Blind Spot Monitor.
Indicator in buitenspiegel
BSM-functie:
Als een auto in de dode hoek wordt gesignaleerd, gaat de indicator in de buiten-
spiegel branden als de richtingaanwijzerschakelaar niet wordt bediend. Als de rich-
tingaanwijzerschakelaar wordt bediend in de richting van de zijde waar een auto
wordt gesignaleerd, gaat de indicator in de buitenspiegel knipperen.
RCTA:
Wanneer een auto wordt gesignaleerd die van rechts of links achter nadert, gaan
de indicatoren in de buitenspiegels knipperen.
Controlelampje BSM
Als de BSM-functie is ingeschakeld, brandt het controlelampje.
Weergave monitorscherm (alleen RCTA)
Wanneer een auto wordt gesignaleerd die van rechts of links achter nadert, wordt
het RCTA-icoon (Blz. 495) voor de desbetreffende gesignaleerde zijde weerge-
geven op het monitorscherm. In deze afbeelding wordt een voorbeeld getoond van
een auto die van rechts achter nadert.
RCTA-zoemer (alleen RCTA)
Wanneer een auto wordt gesignaleerd die van rechts of links achter nadert, klinkt er
een zoemer. De zoemer klinkt ook gedurende ongeveer 1 seconde direct nadat de
BSM-functie is bediend om het systeem in te schakelen.
De BSM-functie en de RCTA kunnen worden ingeschakeld/uitgeschakeld via
het scherm (Blz. 159) van het multi-informatiedisplay.
Wanneer de systemen zijn uitgeschakeld, kunnen ze alleen via het scherm op
het multi-informatiedisplay weer worden ingeschakeld. (De systemen worden niet
automatisch ingeschakeld, zelfs niet wanneer de motor opnieuw wordt gestart.)
In-/uitschakelen van de BSM-functie
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 478 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
479
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De zichtbaarheid van de indicatoren in de buitenspiegels
Mogelijk zijn de indicatoren in de buitenspiegels bij fel zonlicht niet goed te zien.
Hoorbaarheid RCTA-zoemer
De RCTA-zoemer komt mogelijk moeilijk boven harde geluiden uit, zoals wanneer het
volume van het audiosysteem hoog staat.
Als “BSM not available” (BSM niet beschikbaar) op het multi-informatiedisplay
wordt weergegeven
De sensorspanning is niet in orde of water, sneeuw, modder, enz. hopen zich mogelijk op
in de buurt rondom de sensor in de bumper (Blz. 490). Wanneer het water, de sneeuw,
de modder, enz. rondom de sensor in de bumper wordt verwijderd, moet het systeem
weer normaal gaan werken. Ook werkt mogelijk de sensor niet normaal bij extreem warm
of koud weer.
Als “Check BSM system” (controleer BSM-systeem) op het multi-informatiedis-
play wordt weergegeven
Er zit mogelijk een storing in de sensor of de sensor is niet goed uitgelijnd. Laat de
auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast aan de persoonlijke voorkeur. (Syste-
men met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 844)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 479 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
480
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Verklaring bij de Blind Spot Monitor
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 480 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
481
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 481 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
482
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 482 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
483
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 483 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
484
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 484 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
485
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 485 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
486
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 486 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
487
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 487 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
488
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 488 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
489
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voor auto's die in Oekraïne zijn verkocht
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 489 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
490
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voor auto's die in Servië zijn verkocht
WAARSCHUWING
Omgaan met de radarsensor
Houd de sensor en het omliggende gebied op de bumper te allen tijde schoon.
Stel de sensor en de omgeving ervan op de achterbumper niet bloot aan krachtige
schokken.
Als een sensor ook maar iets wordt verplaatst, werkt het systeem mogelijk niet
goed meer en worden auto's mogelijk niet meer correct gesignaleerd.
Laat in de volgende gevallen uw auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Een sensor of de omgeving ervan is blootgesteld aan krachtige schokken.
Als er krassen op of deuken in de omgeving van de sensor aanwezig zijn of als
een deel van de sensoren is losgekomen.
Neem de sensor niet uit elkaar.
Monteer geen accessoires op de sensor of het omliggende gebied op de bumper
en plak er geen stickers op.
Breng geen wijzigingen aan de sensor of het omliggende gebied op de bumper
aan.
Breng geen andere kleur lak dan een officiële Toyota-kleur aan op de achterbum-
per.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 490 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
491
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De Blind Spot Monitor maakt gebruik van radarsensoren om auto's te signale-
ren die in een aangrenzende rijstrook rijden in het gebied dat niet in de bui-
tenspiegel is te zien (de dode hoek) en brengt de bestuurder hiervan op de
hoogte via de indicator in de buitenspiegel.
Hieronder staan de gebieden aangegeven waarin auto's kunnen worden
gesignaleerd.
Het detectiegebied reikt tot:
Ongeveer 3,5 m vanaf de zijkant
van de auto
De eerste 0,5 m vanaf de zijkant van
de auto bevindt zich buiten het detec-
tiegebied
Ongeveer 3 m achter de achter-
bumper
Ongeveer 1 m vóór de achterbum-
per
BSM-functie
Detectiegebieden BSM-functie
1
2
3
WAARSCHUWING
Waarschuwingen met betrekking tot het gebruik van het systeem
De bestuurder is zelf verantwoordelijk voor een veilig rijgedrag. Rijd altijd veilig en
houd rekening met de omgeving.
De BSM-functie is een aanvullend systeem dat de bestuurder waarschuwt voor een
auto in de dode hoek. Vertrouw niet alleen op de BSM-functie. De functie kan niet
beoordelen of u veilig van rijstrook kunt wisselen. Wanneer u alleen op de functie
vertrouwt, kunnen zich ongevallen voordoen die tot ernstig letsel kunnen leiden.
Afhankelijk van de omstandigheden werkt het systeem mogelijk niet goed. Daarom
dient de bestuurder altijd zelf visueel de veiligheid te controleren.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 491 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
492
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De BSM-functie werkt wanneer
De BSM-functie is ingeschakeld (Blz. 159)
De rijsnelheid hoger is dan ongeveer 16 km/h
De BSM-functie signaleert een auto wanneer
Een auto in een aangrenzende rijstrook uw auto inhaalt.
U haalt een auto in een aangrenzende rijstrook langzaam in.
Een andere auto binnen het detectiegebied komt wanneer deze van rijstrook wisselt.
Omstandigheden waaronder de BSM-functie een auto niet signaleert
De BSM-functie is niet ontworpen om de volgende typen voertuigen en/of objecten te
signaleren:
Kleine motorfietsen, fietsen, voetgangers, enz.
*
Tegemoetkomende auto's
Vangrails, muren, bebording, geparkeerde auto's en vergelijkbare stilstaande objec-
ten
*
Auto's achter u die op dezelfde rijstrook rijden*
Auto's die 2 rijstroken van uw auto verwijderd zijn*
Auto's die snel door uw auto worden ingehaald*
*
: Afhankelijk van de omstandigheden wordt er mogelijk een auto en/of object gesigna-
leerd.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 492 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
493
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Omstandigheden waaronder de BSM-functie mogelijk niet goed werkt
Onder de volgende omstandigheden signaleert de BSM-functie auto's mogelijk niet
correct:
Als de sensor niet goed is uitgelijnd doordat de sensor of de omgeving ervan is
blootgesteld aan hevige schokken
Wanneer de sensor of de omgeving ervan op de achterbumper is bedekt door
modder, sneeuw of ijs of wanneer er een sticker op is geplakt
Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg van slecht weer, zoals zware regenval,
sneeuw, of mist
Wanneer meerdere auto's naderen met slechts weinig ruimte tussen elke auto
Wanneer er slechts weinig ruimte zit tussen uw auto en een auto achter u
Bij een duidelijk verschil in snelheid tussen uw auto en de auto die binnen het
detectiegebied komt
Wanneer het snelheidsverschil tussen uw auto en een andere auto verandert
Wanneer een auto het detectiegebied binnenkomt met ongeveer dezelfde snel-
heid als uw auto
Wanneer uw auto vanuit stilstand wegrijdt, blijft een auto in het detectiegebied
Bij het op- en afrijden van opeenvolgende steile hellingen, zoals heuvels, dalingen
in de weg, enz.
Bij het rijden op wegen met scherpe bochten, opeenvolgende bochten of oneffen-
heden
Wanneer de rijstroken breed zijn of wanneer op de rand van een rijstrook wordt
gereden en de auto op een aangrenzende rijstrook ver van uw auto vandaan is
Wanneer een fietsendrager of een ander accessoire op de achterzijde van de
auto is gemonteerd
Bij een duidelijk verschil in hoogte tussen uw auto en de auto die binnen het
detectiegebied komt
Direct nadat de BSM-functie is ingeschakeld
Onder de volgende omstandigheden is de kans dat de BSM-functie onnodig een
auto en/of object signaleert groter:
Als de sensor niet goed is uitgelijnd doordat de sensor of de omgeving ervan is
blootgesteld aan hevige schokken
Wanneer de afstand tussen uw auto en een vangrail, muur, enz. die het detectie-
gebied binnenkomt kort is
Bij het op- en afrijden van opeenvolgende steile hellingen, zoals heuvels, dalingen
in de weg, enz.
Wanneer de rijstroken smal zijn of wanneer op de rand van een rijstrook wordt
gereden en een auto die op een andere dan de aangrenzende rijstroken rijdt het
detectiegebied binnenkomt
Bij het rijden op wegen met scherpe bochten, opeenvolgende bochten of oneffen-
heden
Als de banden slippen of spinnen
Wanneer er slechts weinig ruimte zit tussen uw auto en een auto achter u
Wanneer een fietsendrager of een ander accessoire op de achterzijde van de
auto is gemonteerd
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 493 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
494
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De Rear Crossing Traffic Alert werkt wanneer de achteruitversnelling is inge-
schakeld. Hij kan andere auto's signaleren die van rechts of links achter
naderen. Hij maakt gebruik van radarsensoren om de bestuurder te waar-
schuwen voor de aanwezigheid van andere auto's: de indicatoren in de bui-
tenspiegels gaan knipperen en er klinkt een zoemer.
RCTA
Naderende auto's Detectiegebieden
1 2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 494 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
495
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Weergave RCTA-icoon
Wanneer een auto wordt gesignaleerd die van rechts of links achter
nadert, wordt het volgende weergegeven op het monitorscherm
Display Inhoud
Er nadert een auto van links achter
Er nadert een auto van rechts achter
Er naderen auto's van beide kanten
Er is een storing aanwezig in de RCTA (Blz. 479)
WAARSCHUWING
Waarschuwingen met betrekking tot het gebruik van het systeem
De bestuurder is zelf verantwoordelijk voor een veilig rijgedrag. Rijd altijd veilig en
houd rekening met de omgeving.
De RCTA dient slechts ter ondersteuning, vertrouw daarom niet uitsluitend op dit
systeem. Ook bij gebruik van de RCTA dient de bestuurder altijd voorzichtig te zijn
bij het achteruitrijden. U dient als bestuurder zelf de omgeving achter uw auto visu-
eel te controleren en voordat u achteruitrijdt te controleren of zich geen voetgangers,
andere voertuigen, enz. achter de auto bevinden. Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernstig letsel.
Afhankelijk van de omstandigheden werkt het systeem mogelijk niet goed. Daarom
dient de bestuurder altijd zelf visueel de veiligheid te controleren.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 495 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
496
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Hieronder staan de gebieden aangegeven waarin auto's kunnen worden
gesignaleerd.
Om ervoor te zorgen dat de bestuurder een consistente reactietijd heeft, kan
de zoemer een waarschuwing geven voor snellere auto's die verder weg zijn.
Bijvoorbeeld:
De RCTA werkt wanneer:
De BSM-functie is ingeschakeld. (Blz. 159)
De selectiehendel in stand R staat.
De rijsnelheid lager is dan ongeveer 8 km/h.
De rijsnelheid van de naderende auto tussen ongeveer 8 km/h en 28 km/h ligt.
Detectiegebieden RCTA
Naderende auto Snelheid
Afstand
waarschuwing
(bij benadering)
Snel 28 km/h 20 m
Langzaam 8 km/h 5,5 m
1
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 496 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
497
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Omstandigheden waaronder de RCTA een auto niet signaleert
De RCTA is niet ontworpen om de volgende typen voertuigen en/of objecten te signa-
leren:
Voertuigen die van direct achter de auto naderen
Voertuigen die achteruit inparkeren in een parkeerruimte naast uw auto
Vangrails, muren, bebording, geparkeerde auto's en vergelijkbare stilstaande objec-
ten
*
Kleine motorfietsen, fietsen, voetgangers, enz.*
Voertuigen die van de auto af bewegen
Voertuigen die naderen vanuit parkeerruimtes naast uw auto
*
*
: Afhankelijk van de omstandigheden wordt er mogelijk een auto en/of object gesigna-
leerd.
Voertuigen die niet kunnen worden gesigna-
leerd door de sensoren als gevolg van obsta-
kels
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 497 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
498
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Omstandigheden waaronder de RCTA mogelijk niet goed werkt
Onder de volgende omstandigheden signaleert de RCTA auto's mogelijk niet correct:
Als de sensor niet goed is uitgelijnd doordat de sensor of de omgeving ervan is
blootgesteld aan hevige schokken
Wanneer de sensor of de omgeving ervan op de achterbumper is bedekt door
modder, sneeuw of ijs of wanneer er een sticker op is geplakt
Bij het rijden op een nat wegdek als gevolg van slecht weer, zoals zware regenval,
sneeuw, of mist
Wanneer meerdere auto's naderen met slechts weinig ruimte tussen elke auto
Wanneer een auto met hoge snelheid nadert
Direct nadat de BSM-functie is ingeschakeld
Direct nadat de motor is gestart terwijl de BSM-functie is ingeschakeld
Onder de volgende omstandigheden is de kans dat de RCTA onnodig een auto en/of
object signaleert groter:
Wanneer een voertuig uw auto van opzij passeert
Bij het achteruitrijden op een helling met
een grote verandering in het hellingsper-
centage
Bij het onder een kleine hoek achteruit uit-
rijden van een parkeerplaats
Als de sensoren een voertuig niet kunnen
signaleren als gevolg van obstakels
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 498 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
499
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Wanneer de afstand tussen uw auto en metalen objecten, zoals een vangrail,
muur, verkeersbord of geparkeerde auto, die mogelijk elektrische golven richting
de achterzijde van de auto reflecteren, kort is
Wanneer de parkeerplaats uitkijkt op een
straat en er auto's over die straat rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 499 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
500
4-6. Rijtips
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Rijden in de winter
Gebruik vloeistoffen die geschikt zijn voor winterse omstandigheden.
Motorolie
Koelvloeistof/koelvloeistof intercooler (indien aanwezig)
Ruitensproeiervloeistof
Laat de toestand van de accu controleren door een monteur.
Laat vier winterbanden onder uw auto monteren of schaf een set sneeuw-
kettingen voor de achterwielen aan.
Controleer of alle banden dezelfde maat hebben en van hetzelfde merk zijn en con-
troleer of de sneeuwkettingen geschikt zijn voor de bandenmaat van uw auto.
Voer, afhankelijk van de omstandigheden, de volgende handelingen uit:
Probeer een vastgevroren ruit niet met kracht te openen en zet de ruiten-
wissers niet aan als deze vastgevroren zijn. Giet warm water over het
bevroren gedeelte om het ijs te laten smelten. Veeg het water direct weg
om te voorkomen dat het bevriest.
Verwijder de eventueel aanwezige sneeuw van de luchtinlaten voor de
voorruit om zeker te kunnen zijn van een juiste werking van de aanjager
van het airconditioningsysteem.
Controleer of er sprake is van ijs- of sneeuwophopingen op de verlichting
aan de buitenzijde, op het dak, op het chassis, rond de banden of op de
remmen, en verwijder deze indien dat het geval is.
Verwijder sneeuw en modder van de onderzijde van uw schoenen voordat
u in de auto stapt.
Tref voor het aanbreken van de winter de noodzakelijke voorbereidin-
gen en voer de benodigde controles uit. Pas uw rijgedrag altijd aan de
actuele weersomstandigheden aan.
Voorbereidingen voor de winter
Voordat u met de auto gaat rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 500 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
501
4-6. Rijtips
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Verhoog de snelheid geleidelijk, houd een veilige afstand tussen u en uw
voorligger en pas de snelheid aan aan de conditie van de weg.
Parkeer de auto en zet de selectiehendel in stand P (automatische trans-
missie) of in de eerste versnelling of achteruit (handgeschakelde transmis-
sie), maar activeer de parkeerrem niet. De parkeerrem kan vastvriezen en
bij het deactiveren niet vrij komen. Blokkeer bij het parkeren van de auto
de wielen zonder de parkeerrem te gebruiken.
Het niet in acht nemen hiervan kan gevaarlijk zijn omdat de auto onver-
wacht in beweging kan komen, hetgeen kan leiden tot een ongeval.
Auto's met automatische transmissie: Controleer als de auto geparkeerd is
zonder de parkeerrem te activeren of de selectiehendel niet uit stand P
kan worden gezet
*.
*: De selectiehendel wordt geblokkeerd als wordt geprobeerd deze vanuit stand P in
een andere stand te zetten zonder het rempedaal in te trappen. Als de selectiehen-
del niet uit stand P kan worden gezet, kan er een probleem aanwezig zijn in het
schakelblokkeersysteem. Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Gebruik de juiste maat sneeuwkettingen.
De maat van de sneeuwkettingen is afgestemd op de bandenmaat.
Zijketting
(diameter 5 mm)
Dwarsketting
(diameter 6,3 mm)
Tijdens het rijden
De auto parkeren ('s winters of in koude gebieden)
Kiezen van sneeuwkettingen
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 501 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
502
4-6. Rijtips
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De wetgeving met betrekking tot het gebruik van sneeuwkettingen verschilt
per land en per soort weg. Stel u op de hoogte van lokale voorschriften alvo-
rens sneeuwkettingen te monteren.
Monteren van sneeuwkettingen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht bij het monteren en verwijderen van
sneeuwkettingen:
Monteer en verwijder de sneeuwkettingen op een veilige locatie.
Monteer sneeuwkettingen uitsluitend op de achterwielen. Gebruik geen sneeuwket-
tingen om de voorwielen.
Plaats de sneeuwkettingen zo strak mogelijk om de achterwielen. Zet de sneeuwket-
tingen na 0,5 - 1,0 km opnieuw vast.
Monteer de sneeuwkettingen volgens de meegeleverde gebruiksaanwijzing.
Wetgeving met betrekking tot het gebruik van sneeuwkettingen
WAARSCHUWING
Rijden met winterbanden
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Als u dat niet doet, kunt u de macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel
kan ontstaan.
Gebruik winterbanden met de voorgeschreven maat.
Zorg ervoor dat de bandenspanning aan de specificatie voldoet.
Rijd niet harder dan de toegestane snelheid of harder dan de snelheidslimiet die
geldt voor de gebruikte winterbanden.
Monteer winterbanden op alle wielen.
Rijden met sneeuwkettingen
Neem om de kans op ongevallen te beperken de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
Anders kunnen een aanrijding en ernstig letsel het gevolg zijn.
Rijd niet harder dan de maximaal toegestane snelheid voor de gebruikte sneeuw-
kettingen of niet harder dan 50 km/h, afhankelijk van welke snelheid de laagste is.
Vermijd het rijden over slechte wegdekken en over gaten.
Vermijd plotseling accelereren, abrupte stuuracties, plotseling remmen en schakel-
handelingen die een plotselinge motorremwerking veroorzaken.
Minder uw snelheid alvorens een bocht aan te snijden zodanig, dat u zeker weet
dat de auto bestuurbaar blijft.
Gebruik het LDA-systeem (Lane Departure Alert met Yaw Assist-functie) niet.
(indien aanwezig)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 502 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
503
4-6. Rijtips
4
Rijden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
OPMERKING
Repareren of vervangen van winterbanden (auto's met bandenspanningswaar-
schuwingssysteem)
Laat winterbanden repareren of vervangen door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige of door een bandenspecialist.
Het verwijderen en plaatsen van winterbanden heeft namelijk invloed op de werking
van de bandenspanningssensoren en -zenders.
Sneeuwkettingen monteren (auto's met bandenspanningswaarschuwingssys-
teem)
Als er sneeuwkettingen gemonteerd zijn, werken de bandenspanningssensoren en -
zenders mogelijk niet goed.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 503 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
504
4-6. Rijtips
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 504 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
505
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
5-1. Basishandelingen
Soorten audiosystemen...........506
Stuurwieltoetsen
audiosysteem........................507
AUX-aansluiting/
USB-aansluiting ....................508
5-2. Gebruik van het audiosysteem
Optimaal gebruikmaken
van het audiosysteem ...........509
5-3. Gebruik van de radio
Bediening radio........................511
5-4. Afspelen van een
audio-CD en discs met
MP3-/WMA-bestanden
Bediening CD-speler ...............515
5-5. Gebruik van een extern
apparaat
Afspelen van bestanden
op een iPod...........................523
Afspelen van bestanden
op een USB-geheugen..........530
Gebruik van de
AUX-aansluiting ....................537
5-6. Gebruik van Bluetooth
®
-
apparaten
Bluetooth
®
-audio/telefoon ....... 538
Gebruik van de toetsen
op het stuurwiel..................... 543
Registreren van een
Bluetooth
®
-apparaat ............. 544
5-7. Menu SETUP (instellingen)
Gebruik van het menu
SETUP (instellingen)
(Menu “Bluetooth
*”).............. 545
Gebruik van het menu
SETUP (instellingen)
(menu TEL)........................... 549
5-8. Bluetooth
®
-audio
Bedienen van een Bluetooth
®
compatibele draagbare
speler .................................... 553
5-9. Bluetooth
®
-telefoon
Bellen ...................................... 555
Ontvangen van een
telefoongesprek .................... 557
Voeren van een
telefoongesprek .................... 558
5-10. Bluetooth
®
Bluetooth
®
............................... 560
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG, Inc.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 505 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
506
5-1. Basishandelingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Soorten audiosystemen
Auto's met navigatiesysteem of multimediasysteem
Raadpleeg de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem.
Auto's zonder navigatiesysteem of multimediasysteem
CD-speler met AM/FM-radio
Deze afbeelding is voor auto's met linkse besturing. Voor auto's met rechtse
besturing is de positie van de knoppen omgekeerd.
Gebruik van mobiele telefoons
Mobiele telefoons kunnen storingen veroorzaken die hoorbaar zijn via de luidsprekers
als het audiosysteem ingeschakeld is.
Handelsmerken en geregistreerde handelsmerken
De bedrijfsnamen en productnamen die betrekking hebben op het audiosysteem zijn
de handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van hun respectievelijke bedrij-
ven.
: Indien aanwezig
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat het audiosysteem niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de motor niet
draait.
Voorkomen van schade aan het audiosysteem
Mors geen drank of andere vloeistof over het audiosysteem.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 506 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
507
5
5-1. Basishandelingen
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Stuurwieltoetsen audiosysteem
Radio geselecteerd:
Indrukken: selecteren van een
radiozender
Ingedrukt houden: omhoog/
omlaag zoeken
CD-, MP3/WMA-disc-, Bluetooth
®
-,
iPod- of USB-modus:
Indrukken: selecteren van een
nummer/bestand
Ingedrukt houden: selecteren van een map of album (MP3/WMA-disc,
Bluetooth
®
of USB)
Volumetoets
Verhogen/verlagen van het volume
Ingedrukt houden: volume onafgebroken verhogen/verlagen
Toets MODE
Inschakelen, selecteren van de audiobron
Houd deze toets ingedrukt om het geluid van de actuele weergave te
dempen of de actuele weergave te onderbreken. Druk de toets nog-
maals in en houd hem ingedrukt om het dempen of onderbreken onge-
daan te maken.
: Indien aanwezig
Sommige functies van het audiosysteem kunnen worden bediend met
behulp van de toetsen op het stuurwiel.
De werking kan verschillen afhankelijk van het type audio- of navigatie-
systeem. Raadpleeg de handleiding van het audio- of navigatiesysteem
voor meer informatie.
Bedienen van het audiosysteem met de stuurwieltoetsen
1
WAARSCHUWING
Beperk de kans op ongevallen
Neem bij het bedienen van de toetsen op het stuurwiel de nodige voorzichtigheid in
acht.
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 507 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
508
5-1. Basishandelingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
AUX-aansluiting/USB-aansluiting
iPod
Open het afdekkapje en sluit een
iPod aan met behulp van een iPod-
kabel.
Als de iPod niet is ingeschakeld,
schakel deze dan alsnog in.
USB-geheugen
Open het afdekkapje en sluit het USB-geheugen aan.
Als het USB-geheugen niet is ingeschakeld, schakel dit dan alsnog in.
Draagbare audiospeler
Open het afdekkapje en sluit de draagbare audiospeler aan met een AUX-
kabel.
Als de draagbare audiospeler niet is ingeschakeld, schakel deze dan alsnog in.
Sluit een iPod, USB-geheugen of draagbare audiospeler aan op de
AUX/USB-aansluiting zoals hieronder aangegeven. Druk op de toets
MODE om iPod, USB of AUX te selecteren.
Aansluiten via de AUX-aansluiting/USB-aansluiting
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Sluit geen apparaat aan en bedien het apparaat niet.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 508 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
509
5
5-2. Gebruik van het audiosysteem
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Optimaal gebruikmaken van het
audiosysteem
Weergeven van het menu SETUP
(instellingen)/selecteren van de
modus
Wijzigt de volgende instellingen
Geluidskwaliteit en balans
Blz. 510
Voor een optimaal geluid kunnen de
geluidskwaliteit en balans worden
gewijzigd.
Automatische geluidsregeling
Blz. 510
De geluidskwaliteit, de balans en de ASL-instellingen kunnen worden
gewijzigd.
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 509 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
510
5-2. Gebruik van het audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Wijzigen van geluidskwaliteitsinstellingen
Druk op de knop tune/scroll.
Draai de knop om “Sound Settings” (geluidsinstellingen) te selecteren.
Druk op de knop.
Draai de knop afhankelijk van de gewenste stand.
BASS, TREBLE, FADER, BALANCE of ASL kan worden geselecteerd
Druk op de knop.
Instellen van de geluidskwaliteit
Door de knop tune/scroll te draaien kan het niveau worden aangepast.
*: De geluidskwaliteit wordt in elke audioweergave afzonderlijk afgesteld.
Druk op de knop of op (BACK) om naar het menu voor de geluids-
instellingen terug te keren.
Instellen van de automatische geluidsregeling (ASL)
Draai als ASL is geselecteerd de knop tune/scroll om het ASL-niveau te
wijzigen.
LOW, MID, HIGH of OFF kan worden geselecteerd.
ASL past het volume en de toonregeling automatisch aan op basis van de rij-
snelheid.
Druk op de knop of op (BACK) om naar het menu voor de geluids-
instellingen terug te keren.
Gebruik van toonregeling en geluidsverdeling
1
2
3
4
5
Instelling
geluidskwaliteit
Weergege-
ven modus
Niveau
Naar links
draaien
Naar rechts
draaien
Lage tonen* BASS -5 - 5
Laag Hoog
Hoge tonen* TREBLE -5 - 5
Balans voor/achter
FADER F7 - R7
Verhogen
volume achter
Verhogen
volume voor
Balans
links/rechts
BALANCE L7 - R7
Verhogen
volume links
Verhogen
volume rechts
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 510 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
511
5
5-3. Gebruik van de radio
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Bediening radio
Stem af op de gewenste zender door de knop tune/scroll te draaien of op <
of > van de toets SEEK TRACK te drukken.
Houd de gewenste voorkeuzetoets ingedrukt totdat u een piepsignaal
hoort.
Druk op de toets MODE totdat AM of FM wordt weergegeven.
Toets AM/FM
Knop tune/scroll
Indrukken: instellen AF/regio-
code/TA
Draaien: Aanpassen van de fre-
quentie
Zoeken van frequentie
Voorkeuzetoetsen
Weergeven van de zenderlijst
(alleen stand FM)
AAN/UIT/volumeknop
Indrukken: in- of uitschakelen van
het audiosysteem
Draaien: regelen van het volume
Vastleggen van voorkeuzezenders
1
2
3
4
5
6
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 511 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
512
5-3. Gebruik van de radio
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Bijwerken van de zenderlijst
Druk op (LIST).
De zenderlijst wordt weergegeven.
Druk op (UPDATE) om de lijst bij te werken.
Tijdens het zoeken wordt “Updating” (bijwerken) weergegeven. Vervolgens wor-
den op het display de beschikbare radiozenders weergegeven.
Druk op (BACK) om het bijwerken te onderbreken.
Selecteren van een zender in de zenderlijst
Druk op (LIST).
De zenderlijst wordt weergegeven.
Draai de knop tune/scroll om een zender te selecteren.
Druk op (BACK) om terug te keren naar de vorige weergave.
Druk op de knop om op de zender af te stemmen.
Met deze functie kan uw radio zenders ontvangen.
Luisteren naar radiozenders van hetzelfde netwerk
Druk op de knop tune/scroll.
Draai de knop naar RADIO en druk op de knop.
Draai de knop afhankelijk van de gewenste stand: FM AF of “Regio-
code”.
Druk op de knop om ON of OFF te selecteren.
Stand FM AF ON:
De radiozender van hetzelfde netwerk met de sterkste ontvangst wordt
geselecteerd.
Stand regiocode ON:
De radiozender van hetzelfde netwerk met de sterkste ontvangst die
hetzelfde programma uitzendt, wordt geselecteerd.
Gebruik van de zenderlijst
RDS (Radio Data Systeem)
1
2
1
2
3
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 512 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
513
5-3. Gebruik van de radio
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Verkeersinformatie
Druk op de knop tune/scroll.
Draai de knop naar RADIO en druk op de knop.
Draai de knop naar de stand FM TA.
Druk op de knop om ON of OFF te selecteren.
Stand TP:
Het systeem schakelt automatisch over naar een zender waarop ver-
keersinformatie wordt meegestuurd zodra deze informatie wordt ont-
vangen.
Als de verkeersinformatie beëindigd is, wordt weer teruggeschakeld naar de
zender waarop was afgestemd.
Stand TA:
Het systeem schakelt automatisch over naar een zender waarop ver-
keersinformatie wordt meegestuurd zodra deze informatie wordt ont-
vangen. In stand FM wordt de geluidsweergave onderbroken als
verkeersinformatie wordt uitgezonden.
Als de verkeersinformatie beëindigd is, wordt weer teruggeschakeld naar de
zender waarop was afgestemd.
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 513 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
514
5-3. Gebruik van de radio
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
EON-systeem (Enhanced Other Network) (voor de ontvangst van verkeersmel-
dingen)
Als de RDS-zender (met EON-gegevens) waar u naar luistert geen verkeersinformatie
meestuurt en het audiosysteem in stand TA (verkeersmelding) staat, schakelt het sys-
teem automatisch over naar een zender van de EON AF-lijst zodra het uitzenden van
de verkeersinformatie begint.
Als de accu is losgenomen
De opgeslagen voorkeuzezenders worden gewist.
Ontvangstgevoeligheid
Het is niet altijd mogelijk radiosignalen perfect te ontvangen vanwege de steeds wis-
selende positie van de antenne, verschillen in signaalsterkte en de aanwezigheid
van objecten in de omgeving als treinen, zendstations, enz.
De radioantenne is op de binnenzijde van de zijruit achter geplaatst. Om een heldere
radio-ontvangst te blijven houden, mogen er geen metalen coatings of andere meta-
len voorwerpen op de antennedraad aan de binnenzijde van de zijruit achter worden
bevestigd.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 514 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
515
5
5-4. Afspelen van een audio-CD en discs met MP3-/WMA-bestanden
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Bediening CD-speler
Plaats een disc.
Druk op en verwijder de disc.
Plaats een disc en druk op de toets MODE om naar een disc te luiste-
ren.
Uitwerpen van disc
Wijzigen van audiobron/afspelen
Knop tune/scroll
Selecteren van een nummer/
bestand
Selecteren van een nummer/
bestand, vooruit of terugspoelen
Toets afspelen in willekeurige
volgorde of terug
Herhalen
Selecteren van een map (alleen
discs met MP3/WMA-bestanden)
Weergeven van nummer-/map-
penlijst
Weergeven van tekst
AAN/UIT/volumeknop
Indrukken: in- of uitschakelen van
het audiosysteem
Draaien: regelen van het volume
Laden van CD's of discs met MP3- en WMA-bestanden
Uitwerpen van CD's of discs met MP3- en WMA-bestanden
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 515 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
516
5-4. Afspelen van een audio-CD en discs met MP3-/WMA-bestanden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Selecteren van een nummer
Draai de knop tune/scroll of druk op de toets < of > van SEEK TRACK om
naar het vorige of naar het volgende nummer te gaan, totdat het gewenste
nummer wordt weergegeven.
Selecteren van een nummer uit een afspeellijst
Druk op (LIST).
De afspeellijst wordt weergegeven.
Draai de knop tune/scroll en druk erop om een nummer te selecteren.
Druk op (BACK) om terug te keren naar de vorige weergave.
Versneld vooruit-/terugspoelen van nummers
Houd de toets < of > van SEEK TRACK ingedrukt.
Afspelen in willekeurige volgorde
Druk op (RDM).
Druk nogmaals op de toets om de functie uit te schakelen.
Herhalen
Druk op (RPT).
Druk nogmaals op de toets om de functie uit te schakelen.
Wijzigen van de weergave op het display
Druk op (TEXT) om de CD-titel weer te geven of te verbergen.
Als er meer teksten beschikbaar zijn, wordt weergegeven.
Houd de toets ingedrukt om de overige teksten weer te geven.
Gebruik van de CD-speler
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 516 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
517
5-4. Afspelen van een audio-CD en discs met MP3-/WMA-bestanden
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Selecteren van één map per keer
Druk op (<FOLDER) of (FOLDER>) om de gewenste map
te selecteren.
Selecteren van een map en bestand uit een mappenlijst
Druk op (LIST).
De mappenlijst wordt weergegeven.
Draai de knop tune/scroll en druk erop om een map en een bestand te
selecteren.
Druk op (BACK) om terug te keren naar de vorige weergave.
Terugkeren naar de eerste map
Houd de toets (<FOLDER) ingedrukt totdat u een piepsignaal
hoort.
Selecteren van een bestand
Draai de knop tune/scroll of druk op de toets < of > van SEEK TRACK om
het gewenste bestand te selecteren.
Versneld vooruit-/terugspoelen van bestanden
Houd de toets < of > van SEEK TRACK ingedrukt.
Afspelen in willekeurige volgorde
Wanneer (RDM) wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de vol-
gende volgorde:
Map in willekeurige volgorde afspelenDisc in willekeurige volgorde
afspelenUit
Herhalen
Wanneer (RPT) wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de vol-
gende volgorde:
Bestand herhalenMap herhalen
*Uit
*: Beschikbaar behalve wanneer RDM (afspelen in willekeurige volgorde) is gese-
lecteerd
Wijzigen van de weergave op het display
Druk op (TEXT) om de albumtitel weer te geven of te verbergen.
Als er meer teksten beschikbaar zijn, wordt weergegeven.
Houd de toets ingedrukt om de overige teksten weer te geven.
Afspelen van discs met MP3- en WMA-bestanden
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 517 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
518
5-4. Afspelen van een audio-CD en discs met MP3-/WMA-bestanden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Weergave
Of de informatie wordt weergegeven en de manier waarop deze wordt weergegeven is
afhankelijk van de gegevens op de disc.
Foutmeldingen
Als een foutmelding wordt weergegeven, raadpleeg dan de volgende tabel en onder-
neem de bijpassende acties. Als het probleem niet is verholpen, breng de auto dan
naar een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Discs die kunnen worden gebruikt
Discs die zijn voorzien van onderstaand label, kunnen worden gebruikt.
Afhankelijk van het opnameformaat of de eigenschappen van de disc, krassen, vuil of
beschadigingen is afspelen wellicht niet mogelijk.
CD's met een kopieerbeveiliging kunnen mogelijk niet worden afgespeeld.
Beschermingsfunctie CD-speler
Om de interne componenten in de CD-speler te beschermen, wordt het afspelen auto-
matisch onderbroken als er een defect wordt gesignaleerd.
Melding Oorzaak Correctieprocedures
CD CHECK (controleer
CD)
De disc is vuil of
beschadigd.
De disc is onderstebo-
ven geplaatst.
Reinig de disc.
Plaats de disc op de
juiste wijze.
ERROR (fout)
Er zit een storing in het
systeem.
Verwijder de disc.
WAIT (wachten)
Het afspelen wordt afge-
broken vanwege de hoge
temperatuur in de speler.
Wacht enige tijd en druk
dan op de toets MODE.
Neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of
een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige als de
CD nog steeds niet kan
worden afgespeeld.
NO SUPPORT (geen
ondersteuning)
Er staan geen MP3/WMA-
bestanden op de CD.
Verwijder de disc.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 518 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
519
5-4. Afspelen van een audio-CD en discs met MP3-/WMA-bestanden
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als een CD gedurende langere tijd in de CD-speler blijft zitten of als de CD
gedeeltelijk in de speler blijft zitten en niet wordt uitgenomen
De CD kan beschadigd raken waardoor hij niet meer goed kan worden afgespeeld.
Lensreinigers
Gebruik geen lensreinigers. Anders kan schade aan de CD-speler ontstaan.
MP3- en WMA-bestanden
MP3 (MPEG Audio LAYER3) is een standaard audiocompressieformaat.
Door gebruik te maken van MP3-compressie kunnen bestanden worden gecompri-
meerd tot ongeveer 1/10 van hun oorspronkelijke grootte.
WMA (Windows Media Audio) is een audiocompressieformaat van Microsoft.
Audiobestanden die met deze techniek worden gecomprimeerd, zijn kleiner dan
bestanden van het MP3-formaat.
Er is een limiet aan de MP3- en WMA-bestandsstandaarden en aan de media/forma-
ten waarmee de opgenomen bestanden kunnen worden afgespeeld.
Compatibiliteit MP3-bestanden
Compatibele standaarden
MP3 (MPEG1 LAYER3, MPEG2 LSF LAYER3)
Compatibele samplingfrequenties
MPEG1 LAYER3: 32, 44,1, 48 (kHz)
MPEG2 LSF LAYER3: 16, 22,05, 24 (kHz)
Compatibele bitrates (compatibel met VBR)
MPEG1 LAYER3: 32 - 320 (kbps)
MPEG2 LSF LAYER3: 8 - 160 (kbps)
Compatibele weergavemogelijkheden: stereo, meerkanaalsstereo, tweekanaals-
weergave en monoweergave
Compatibiliteit WMA-bestanden
Compatibele standaarden
WMA versie 7, 8, 9
Compatibele samplingfrequenties
32, 44,1, 48 (kHz)
Compatibele bitrates (alleen compatibel met 2-kanaalsweergave)
Versie 7, 8: CBR 48 - 192 (kbps)
Versie 9: CBR 48 - 320 (kbps)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 519 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
520
5-4. Afspelen van een audio-CD en discs met MP3-/WMA-bestanden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Compatibele media
De media die kunnen worden gebruikt voor de weergave van MP3- en WMA-
bestanden zijn CD-ROM's, CD-R's en CD-RW's.
Sommige CD-ROM's, CD-R's of CD-RW's kunnen niet worden afgespeeld, afhanke-
lijk van de eigenschappen van de CD. Weergave is in sommige gevallen niet moge-
lijk of de speler kan overslaan als er krassen of vingerafdrukken op de disc
aanwezig zijn.
Compatibele disc-formaten
De volgende disc-formaten kunnen worden gebruikt.
Disc-formaten: CD-ROM Mode 1 en Mode 2
CD-ROM XA Mode 2, Form 1 en Form 2
Bestandsformaten: ISO9660 Level 1, Level 2, (Romeo, Joliet)
MP3- en WMA-bestanden die in een ander formaat geschreven zijn, worden
mogelijk niet op de juiste manier afgespeeld en de bestandsnamen en mapnamen
worden mogelijk niet correct weergegeven.
Onderwerpen waarop de standaarden en beperkingen betrekking hebben zijn als
volgt.
Maximale mapstructuur: 8 niveaus (inclusief root)
Maximale lengte van mapnamen/bestandsnamen: 32 karakters
Maximaal aantal mappen: 192 (inclusief de root)
Maximaal aantal bestanden per disc: 255
Bestandsnamen
De enige soort bestanden die kunnen worden herkend als MP3/WMA en die kunnen
worden afgespeeld, zijn bestanden met de extensie .mp3 of .wma.
Multi-sessies
Omdat het audiosysteem geschikt is voor het afspelen van multi-sessieopnamen,
kunnen er discs worden afgespeeld met MP3- en WMA-bestanden. Alleen de eerste
sessie kan echter worden afgespeeld.
ID3- en WMA-tags
ID3-tags kunnen worden toegevoegd aan MP3-bestanden, waardoor het mogelijk
wordt de naam van het nummer, de naam van de artiest, enz. op te nemen.
Het systeem is compatibel met ID3 versie 1.0, 1.1, en versie 2.2, 2.3, 2.4 ID3-tags.
(Het aantal karakters is gebaseerd op ID3-versie 1.0 en 1.1.)
WMA-tags kunnen worden toegevoegd aan WMA-bestanden, waardoor het moge-
lijk wordt de titel van het nummer en de naam van de artiest op te nemen op
dezelfde manier als met de ID3-tags.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 520 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
521
5-4. Afspelen van een audio-CD en discs met MP3-/WMA-bestanden
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Afspelen van MP3- en WMA-bestanden
Als er een disc met MP3- of WMA-bestanden in de speler wordt geplaatst, worden
eerst alle bestanden op de disc gecontroleerd. Als deze controle voltooid is, wordt
het eerste MP3- of WMA-bestand afgespeeld. Om de bestandscontrole niet langer
te laten duren dan nodig is, adviseren wij u geen andere bestanden dan MP3- of
WMA-bestanden op de disc op te nemen en geen onnodige mappen te creëren.
Als op discs een combinatie staat van audiogegevens en MP3- of WMA-gegevens,
kunnen alleen audiogegevens worden afgespeeld.
Extensies
Als de bestandsextensies .mp3 en .wma worden gebruikt voor andere bestanden
dan MP3- en WMA-bestanden, zullen deze bestanden niet juist herkend worden en
worden afgespeeld als MP3- en WMA-bestanden. Dit kan leiden tot storende gelui-
den en schade aan de luidsprekers.
Afspelen
Om een MP3-bestand met constante geluidskwaliteit af te spelen, adviseren wij
de opnames te maken met een vaste bitrate van 128 kbps en een samplingfre-
quentie van 44,1 kHz.
Sommige CD-ROM's, CD-R's of CD-RW's kunnen niet worden afgespeeld, afhan-
kelijk van de eigenschappen van de disc.
Er is een groot aanbod aan gratis software voor het maken van MP3- en WMA-
bestanden op de markt en afhankelijk van de kwaliteit van het coderen en het
bestandsformaat kan een slechte geluidsweergave of storingen bij het begin van
de weergave het resultaat zijn. In sommige gevallen kan afspelen zelfs helemaal
niet mogelijk zijn.
Als er andere bestanden dan MP3- of WMA-bestanden op een disc staan, kan het
langer duren voordat de bestanden op de disc herkend worden en in sommige
gevallen kan de disc wellicht helemaal niet worden afgespeeld.
Microsoft, Windows en Windows Media zijn geregistreerde handelsmerken van
Microsoft Corporation in de VS en andere landen.
Dit product wordt beschermd door bepaalde intellectuele eigendomsrechten van
Microsoft. Het gebruik of de distributie van dergelijke technologie in andere pro-
ducten is verboden zonder een licentie van Microsoft.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 521 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
522
5-4. Afspelen van een audio-CD en discs met MP3-/WMA-bestanden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
OPMERKING
Discs en adapters die niet kunnen worden gebruikt
Gebruik de volgende discs niet.
Gebruik ook geen 8 cm disc-adapters, DualDiscs of printbare discs.
Hierdoor kan de speler beschadigd raken en/of kan het plaatsen/verwijderen van de
disc bemoeilijkt worden.
Discs met een andere diameter dan 12 cm.
Inferieure of vervormde discs.
Discs met een transparant of lichtdoorlatend opnamegedeelte.
Discs waar tape, stickers of CD-R-labels op geplakt zijn of discs waarvan het label
heeft losgelaten.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de speler
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan leiden tot ernstige bescha-
diging van de discs of van de speler zelf.
Plaats niets anders in de opening dan discs.
Probeer de speler niet met olie te smeren.
Stel discs niet bloot aan direct zonlicht.
Probeer de speler niet uit elkaar te nemen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 522 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
523
5
5-5. Gebruik van een extern apparaat
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Afspelen van bestanden op een iPod
Blz. 508
Door een iPod aan te sluiten, kunt u genieten van muziek uit de luid-
sprekers van de auto. Druk op de toets MODE totdat “iPod” wordt weer-
gegeven.
Aansluiten van een iPod
Bedieningspaneel
Wijzigen van audiobron/afspelen
Knop tune/scroll
Selecteren van een iPod-menu/-
nummer
Selecteren van een nummer,
vooruitspoelen of terugspoelen
Toets afspelen in willekeurige
volgorde of terug
Herhalen
iPod-menu, afspelen
Weergeven van de geselecteerde
afspeellijst
Weergeven van tekst
AAN/UIT/volumeknop
Indrukken: in- of uitschakelen van
het audiosysteem
Draaien: regelen van het volume
1
2
3
4
5
6
7
8
9
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 523 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
524
5-5. Gebruik van een extern apparaat
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Druk op (MENU) om het iPod-menu te selecteren.
Door de knop tune/scroll rechtsom te draaien verandert de afspeelmodus
als volgt:
Playlists (afspeellijsten)  Artists (artiesten)  Albums  Songs (num-
mers) Podcasts 
Genres Composers (componisten) Audiobooks (audioboeken)
Druk op de knop om de gewenste afspeelmodus te selecteren.
Lijst afspeelmodus
Selecteren van een lijst
Draai de knop tune/scroll om de eerste selectielijst weer te geven.
Druk op de knop om het gewenste item te selecteren en de tweede
selectielijst weer te geven.
Herhaal deze procedure om de gewenste optie te selecteren.
Druk op (BACK) om terug te keren naar de vorige selectielijst.
Druk op (PLAY) om de gewenste selectie af te spelen of druk op de knop
als u bij de laatste selectie in de lijst bent.
Selecteren van een afspeelmodus
1
2
3
Afspeelmodus
Eerste
selectie
Tweede
selectie
Derde
selectie
Vierde
selectie
Playlists
Selectie
afspeellijsten
Selectie num-
mers
- -
Artists
Selectie arties-
ten
Selectie
albums
Selectie num-
mers
-
Albums
Selectie
albums
Selectie num-
mers
- -
Songs
Selectie num-
mers
- - -
Podcasts
Selectie pod-
casts
Selectie afle-
veringen
- -
Genres
Selectie gen-
res
Selectie arties-
ten
Selectie
albums
Selectie num-
mers
Composers
Selectie com-
ponisten
Selectie
albums
Selectie num-
mers
-
Audiobooks
Selectie audio-
boeken
Selecteren
van hoofdstuk
- -
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 524 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
525
5-5. Gebruik van een extern apparaat
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Draai de knop tune/scroll of druk op de toets < of > van SEEK TRACK om het
gewenste nummer te selecteren.
Druk op (LIST).
Het overzicht van de nummers wordt weergegeven.
Draai de knop tune/scroll om een nummer te selecteren.
Druk op de knop om het nummer af te spelen.
Druk op (BACK) om terug te keren naar de vorige weergave.
Houd de toets < of > van SEEK TRACK ingedrukt.
Druk op (RPT).
Druk nogmaals op de toets om de functie uit te schakelen.
Wanneer (RDM) wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de volgende
volgorde:
Nummers in willekeurige volgorde afspelenAlbum in willekeurige volgorde
afspelenUit
Druk op (TEXT) om de albumtitel weer te geven of te verbergen.
Als er meer teksten beschikbaar zijn, wordt weergegeven.
Houd de toets ingedrukt om de overige teksten weer te geven.
Nummers selecteren
Selecteren van een nummer in het overzicht
Versneld vooruit-/terugspoelen van nummers
Herhalen
Afspelen in willekeurige volgorde
Wijzigen van de weergave op het display
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 525 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
526
5-5. Gebruik van een extern apparaat
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Informatie over iPod
“Made for iPod” (gemaakt voor iPod) “Made for iPhone” (gemaakt voor iPhone) houdt
in dat een elektronische accessoire speciaal is ontworpen voor de iPod respectieve-
lijk iPhone en dat de ontwikkelaar garandeert dat het product aan de prestatienor-
men van Apple voldoet.
Apple kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de werking van dit apparaat
of de mate waarin dit apparaat voldoet aan de eisen voor veiligheid en regelgeving.
Let erop dat het gebruik van dit accessoire in combinatie met een iPod of iPhone de
werking van de afstandsbediening negatief kan beïnvloeden.
iPhone, iPod, iPod classic, iPod nano, iPod shuffle en iPod touch zijn handelsmerken
van Apple Inc., geregistreerd in de VS en andere landen.
iPod-functies
Wanneer een iPod is aangesloten en de audiobron wordt gewijzigd in iPod-modus,
gaat de iPod verder met het laatst afgespeelde bestand.
Afhankelijk van de iPod die op het systeem is aangesloten, zijn bepaalde functies
mogelijk niet beschikbaar. Bepaalde storingen kunnen mogelijk worden verholpen
door het apparaat los te nemen en weer aan te sluiten.
Als de iPod is aangesloten op het systeem, kan de iPod niet meer op de normale
wijze worden bediend. In dat geval moeten de bedieningselementen van het audio-
systeem van de auto worden gebruikt.
iPod-problemen
Om de meeste problemen tijdens het gebruik van uw iPod te verhelpen, kunt u de iPod
losnemen van de iPod-aansluiting in de auto en het apparaat resetten.
Raadpleeg voor het resetten van uw iPod de handleiding van de iPod.
Display
Blz. 518
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 526 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
527
5-5. Gebruik van een extern apparaat
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Foutmeldingen
Als een foutmelding wordt weergegeven, raadpleeg dan de volgende tabel en onder-
neem de bijpassende acties. Als het probleem niet is verholpen, breng de auto dan
naar een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Melding Oorzaak/correctieprocedures
ERROR (fout)
Dit geeft aan dat er een probleem is met de iPod of
de aansluiting ervan.
NO SONGS (geen nummers)
Dit geeft aan dat de iPod geen audio-opnames
bevat.
NO PLAYLIST (geen afspeel-
lijst)
Dit geeft aan dat sommige beschikbare nummers
niet kunnen worden gevonden in de geselecteerde
afspeellijst.
UPDATE YOUR iPod (update
uw iPod)
Dit geeft aan dat de versie van de iPod niet compa-
tibel is. Actualiseer uw iPod-software naar de
nieuwste versie.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 527 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
528
5-5. Gebruik van een extern apparaat
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Compatibele modellen
De volgende iPod
®
-, iPod nano
®
-, iPod classic
®
-, iPod touch
®
- en iPhone
®
-apparaten
kunnen in combinatie met dit systeem worden gebruikt.
Gemaakt voor
iPod touch (5e generatie)
iPod touch (4e generatie)
iPod touch (3e generatie)
iPod touch (2e generatie)
iPod touch (1e generatie)
iPod classic
iPod met video
iPod nano (7e generatie)
iPod nano (6e generatie)
iPod nano (5e generatie)
iPod nano (4e generatie)
iPod nano (3e generatie)
iPod nano (2e generatie)
iPod nano (1e generatie)
iPhone 5
iPhone 4S
iPhone 4
iPhone 3GS
iPhone 3G
iPhone
Afhankelijk van de verschillen tussen modellen, software-versies, enz., zijn sommige
modellen mogelijk niet compatibel met dit systeem.
Onderwerpen waarop de standaarden en beperkingen betrekking hebben zijn als
volgt:
Maximaal aantal lijsten in apparaat: 9.999
Maximaal aantal nummers in apparaat: 65.535
Maximaal aantal nummers per lijst: 65.535
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 528 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
529
5-5. Gebruik van een extern apparaat
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Sluit de iPod niet aan en bedien deze niet. Als u dit wel doet kan dat leiden tot onge-
vallen, met mogelijk ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de iPod en de aansluiting
Laat uw iPod niet achter in de auto. De temperatuur in de auto kan hoog oplopen.
Druk niet op de iPod en oefen geen onnodige druk hierop uit terwijl het apparaat is
aangesloten.
Steek geen vreemde voorwerpen in de aansluiting.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 529 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
530
5-5. Gebruik van een extern apparaat
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Afspelen van bestanden op een
USB-geheugen
Blz. 508
Door een USB-geheugen aan te sluiten, kunt u genieten van muziek uit
de luidsprekers van de auto. Druk op de toets MODE totdat USB wordt
weergegeven.
Aansluiten van een USB-geheugen
Bedieningspaneel
Wijzigen van audiobron/afspelen
Knop tune/scroll
Selecteren van een bestand
Selecteren van een nummer,
vooruitspoelen of terugspoelen
Toets afspelen in willekeurige
volgorde of terug
Herhalen
Selecteren van een map
Weergeven overzicht mappen
Weergave tekst
AAN/UIT/volumeknop
Indrukken: in- of uitschakelen van
het audiosysteem
Draaien: regelen van het volume
1
2
3
4
5
6
7
8
9
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 530 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
531
5-5. Gebruik van een extern apparaat
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Selecteren van één map per keer
Druk op (<FOLDER) of (FOLDER>) om de gewenste map
te selecteren.
Selecteren van een map en bestand uit een mappenlijst
Druk op (LIST).
De mappenlijst wordt weergegeven.
Draai de knop tune/scroll en druk erop om een map en een bestand te
selecteren.
Druk op (BACK) om terug te keren naar de vorige weergave.
Terugkeren naar de eerste map
Houd de toets (<FOLDER) ingedrukt totdat u een piepsignaal
hoort.
Draai de knop tune/scroll of druk op de toets < of > van SEEK TRACK om het
gewenste bestand te selecteren.
Selecteren van een map
Selecteren van een bestand
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 531 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
532
5-5. Gebruik van een extern apparaat
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Houd de toets < of > van SEEK TRACK ingedrukt.
Wanneer (RDM) wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de volgende
volgorde:
Map in willekeurige volgorde afspelenAlle mappen in willekeurige volgorde
afspelenUit
Wanneer (RPT) wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de volgende
volgorde:
Bestand herhalenMap herhalen
*Uit
*: Beschikbaar behalve wanneer RDM (afspelen in willekeurige volgorde) is geselec-
teerd
Druk op (TEXT) om de albumtitel weer te geven of te verbergen.
Als er meer teksten beschikbaar zijn, wordt weergegeven.
Houd de toets ingedrukt om de overige teksten weer te geven.
Versneld vooruit-/terugspoelen van bestanden
Afspelen in willekeurige volgorde
Herhalen
Wijzigen van de weergave op het display
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 532 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
533
5-5. Gebruik van een extern apparaat
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Functies USB-geheugen
Afhankelijk van het type USB-geheugen dat op het systeem is aangesloten, kan het
apparaat zelf mogelijk niet worden bediend en zijn bepaalde functies mogelijk niet
beschikbaar. Als het apparaat niet kan worden bediend of als een functie niet
beschikbaar is vanwege een storing (in tegenstelling tot een systeemspecificatie),
kan het helpen om het apparaat even los te koppelen en weer aan te sluiten.
Formatteer het geheugen als het USB-geheugen nog steeds niet werkt nadat het
apparaat is losgekoppeld en weer is aangesloten.
Display
Blz. 518
Foutmeldingen
Als een foutmelding wordt weergegeven, raadpleeg dan de volgende tabel en onder-
neem de bijpassende acties. Als het probleem niet is verholpen, breng de auto dan
naar een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
USB-geheugen
Compatibele apparaten
USB-geheugen dat kan worden gebruikt voor het afspelen van MP3- en WMA-
bestanden
Compatibele apparaatformaten
De volgende apparaatformaten kunnen worden gebruikt:
USB-communicatieformaten: USB2.0 FS (12 mbps)
Bestandsformaten: FAT12/16/32 (Windows)
Klasse: massaopslag
MP3- en WMA-bestanden die in een ander formaat geschreven zijn, worden moge-
lijk niet op de juiste manier afgespeeld en de bestandsnamen en mapnamen worden
mogelijk niet correct weergegeven.
Onderwerpen waarop de standaarden en beperkingen betrekking hebben zijn als
volgt:
Maximale mapstructuur: 8 niveaus (inclusief root)
Maximaal aantal mappen in een apparaat: 999 (inclusief de root)
Maximaal aantal bestanden in een apparaat: 9.999
Maximaal aantal bestanden per map: 255
Melding Oorzaak/correctieprocedures
ERROR (fout)
Dit geeft aan dat er een probleem is met het USB-
geheugen of de aansluiting ervan.
NO MUSIC (geen muziek)
Dit geeft aan dat er geen MP3/WMA-bestanden in
het USB-geheugen staan.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 533 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
534
5-5. Gebruik van een extern apparaat
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
MP3- en WMA-bestanden
MP3 (MPEG Audio LAYER3) is een standaard audiocompressieformaat.
Door gebruik te maken van MP3-compressie kunnen bestanden worden gecompri-
meerd tot ongeveer 1/10 van hun oorspronkelijke grootte.
WMA (Windows Media Audio) is een audiocompressieformaat van Microsoft.
Audiobestanden die met deze techniek worden gecomprimeerd, zijn kleiner dan
bestanden van het MP3-formaat.
Er is een limiet aan de MP3- en WMA-bestandsstandaarden en aan de media/for-
maten waarmee de opgenomen bestanden kunnen worden afgespeeld.
Compatibiliteit MP3-bestanden
Compatibele standaarden
MP3 (MPEG1 LAYER3, MPEG2 LSF LAYER3)
Compatibele samplingfrequenties
MPEG1 LAYER3: 32, 44,1, 48 (kHz)
MPEG2 LSF LAYER3: 16, 22,05, 24 (kHz)
Compatibele bitrates (compatibel met VBR)
MPEG1 LAYER3: 32 - 320 (kbps)
MPEG2 LSF LAYER3: 8 - 160 (kbps)
Compatibele weergavemogelijkheden: stereo, meerkanaalsstereo, tweekanaals-
weergave en monoweergave
Compatibiliteit WMA-bestanden
Compatibele standaarden
WMA versie 7, 8, 9
Compatibele samplingfrequenties
32, 44,1, 48 (kHz)
Compatibele bitrates (alleen compatibel met 2-kanaalsweergave)
Versie 7, 8: CBR 48 - 192 (kbps)
Versie 9: CBR 48 - 320 (kbps)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 534 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
535
5-5. Gebruik van een extern apparaat
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Bestandsnamen
De enige soort bestanden die kunnen worden herkend als MP3/WMA en die kunnen
worden afgespeeld, zijn bestanden met de extensie .mp3 of .wma.
ID3- en WMA-tags
ID3-tags kunnen worden toegevoegd aan MP3-bestanden, waardoor het mogelijk
wordt de naam van het nummer, de naam van de artiest, enz. op te nemen.
Het systeem is compatibel met ID3 versie 1.0, 1.1, en versie 2.2, 2.3 ID3-tags. (Het
aantal karakters is gebaseerd op ID3-versie 1.0 en 1.1.)
WMA-tags kunnen worden toegevoegd aan WMA-bestanden, waardoor het moge-
lijk wordt de titel van het nummer en de naam van de artiest op te nemen op
dezelfde manier als met de ID3-tags.
Afspelen van MP3- en WMA-bestanden
Als een apparaat met MP3- of WMA-bestanden wordt aangesloten, worden alle
bestanden in het USB-geheugen gecontroleerd. Als deze controle voltooid is,
wordt het eerste MP3- of WMA-bestand afgespeeld. Om de bestandscontrole niet
langer te laten duren dan nodig is, adviseren wij u geen andere bestanden dan
MP3- of WMA-bestanden in het USB-geheugen op te nemen en geen onnodige
mappen te creëren.
Wanneer het USB-apparaat is aangesloten en de audiobron is gewijzigd in USB-
geheugenmodus, begint het USB-apparaat het eerste bestand in de eerste map
af te spelen. Als hetzelfde apparaat wordt verwijderd en weer wordt aangesloten
(en de inhoud ervan niet is veranderd), zal het USB-geheugen het afspelen her-
vatten vanaf het punt waar de speler is geëindigd.
Extensies
Als de bestandsextensies .mp3 en .wma worden gebruikt voor andere bestanden
dan MP3- en WMA-bestanden, zullen deze bestanden worden overslagen (en niet
worden afgespeeld).
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 535 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
536
5-5. Gebruik van een extern apparaat
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Afspelen
Om MP3-bestanden met constante geluidskwaliteit af te spelen, adviseren wij de
opnames te maken met een vaste bitrate van ten minste 128 kbps en een sam-
plingfrequentie van 44,1 kHz.
Er is een groot aanbod aan gratis software voor het maken van MP3- en WMA-
bestanden op de markt en afhankelijk van de kwaliteit van het coderen en het
bestandsformaat kan een slechte geluidsweergave of storingen bij het begin van
de weergave het resultaat zijn. In sommige gevallen kan afspelen zelfs helemaal
niet mogelijk zijn.
Microsoft, Windows en Windows Media zijn geregistreerde handelsmerken van
Microsoft Corporation in de VS en andere landen.
Dit product wordt beschermd door bepaalde intellectuele eigendomsrechten van
Microsoft. Het gebruik of de distributie van dergelijke technologie in andere pro-
ducten is verboden zonder een licentie van Microsoft.
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Sluit het USB-geheugen niet aan en bedien dit niet. Als u dit wel doet kan dat leiden
tot ongevallen, met mogelijk ernstig letsel tot gevolg.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan het USB-geheugen en de aansluiting
Laat het USB-geheugen niet in de auto achter. De temperatuur in de auto kan hoog
oplopen.
Druk niet op het USB-geheugen en oefen geen onnodige druk hierop uit terwijl het
apparaat is aangesloten.
Steek geen vreemde voorwerpen in de aansluiting.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 536 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
537
5
5-5. Gebruik van een extern apparaat
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Gebruik van de AUX-aansluiting
Blz. 508
Bedienen van draagbare audioapparaten die aangesloten zijn op het audiosys-
teem
Het volume kan worden geregeld met behulp van de volumeregelaar van het audio-
systeem van de auto. Alle overige functies moeten op de draagbare audiospeler zelf
worden geregeld.
Bij het gebruik van een draagbare audiospeler aangesloten op de accessoireaan-
sluiting
Tijdens het afspelen kan ruis hoorbaar zijn. Gebruik de voedingsbron van het draag-
bare audioapparaat.
Deze aansluiting kan worden gebruikt om via de luidsprekers in de auto
naar een extern audioapparaat te luisteren. Druk op de toets MODE tot-
dat AUX wordt weergegeven.
Aansluiten van een draagbare speler
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 537 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
538
5-6. Gebruik van Bluetooth
®
- apparaten
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Bluetooth
®
-audio/telefoon
Bluetooth
®
-audio
Met het Bluetooth
®
-audiosysteem kunt u via draadloze communicatie
genieten van muziek uit de luidsprekers van de auto, afgespeeld op een
draagbare digitale audiospeler (draagbare speler).
Dit audiosysteem ondersteunt Bluetooth
®
, een draadloos datasysteem
waarmee zonder kabels muziek van een draagbare speler kan worden
afgespeeld. Als uw draagbare speler geen Bluetooth
®
ondersteunt, werkt
het Bluetooth
®
-audiosysteem niet.
Bluetooth
®
-telefoon (handsfree-telefoonsysteem)
Dit systeem ondersteunt Bluetooth
®
, waarmee u telefoongesprekken tot
stand kunt brengen of ontvangen zonder het gebruik van kabels om een
mobiele telefoon op het systeem aan te sluiten en zonder de mobiele tele-
foon te bedienen.
: Indien aanwezig
De volgende functies zijn beschikbaar wanneer gebruik wordt gemaakt
van draadloze Bluetooth
-communicatie:
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 538 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
539
5-6. Gebruik van Bluetooth
®
- apparaten
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Overzicht registreren/verbinding maken met apparaat
1. Registreer het Bluetooth
®
-apparaat dat u wilt gebruiken in
combinatie met het audiosysteem (Blz. 544)
2. Sluit het te gebruiken geregistreerde Bluetooth
®
-apparaat aan
(Blz. 545, 546)
5. Gebruik Bluetooth
®
-audio
(Blz. 553)
5. Gebruik Bluetooth
®
-
telefoon (Blz. 555)
3. Stel de automatische verbinding van het apparaat in
(Blz. 547)
4. Controleer de status van de Bluetooth
®
-verbinding
(Blz. 540)
Te gebruiken voor audio Te gebruiken voor handsfree-
telefoon
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 539 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
540
5-6. Gebruik van Bluetooth
®
- apparaten
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
AAN/UIT/volumeknop
Indrukken: in- of uitschakelen
van het audiosysteem
Draaien: regelen van het
volume
Status Bluetooth
®
-verbinding
Als BT niet wordt weergegeven, kan
Bluetooth
®
-audio/telefoon niet wor-
den gebruikt.
Display
Er wordt een bericht, naam, nummer, enz. weergegeven.
Kleine letters en speciale karakters kunnen mogelijk niet worden weer-
gegeven.
Knop tune/scroll
Geeft het instelmenu weer of selecteert items zoals menu en nummer
Draaien: selecteert een item
Indrukken: Geeft het menu “instellingen” weer of voert het geselec-
teerde item in
Selecteert snelkiesnummers (Bluetooth
®
-telefoon)
Toets gesprek beëindigen
Schakelt het handsfree-telefoonsysteem uit/beëindigt gesprek/weigert
inkomend gesprek
Toets gesprek aannemen
Schakelt het handsfree-systeem in/brengt een gesprek tot stand
Ingedrukt houden: Geeft informatie weer die te lang is om in één keer
weergegeven te worden op het display (Bluetooth
®
-audio)
Audio-eenheid
1
2
Microfoon
3
4
5
6
7
8
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 540 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
541
5-6. Gebruik van Bluetooth
®
- apparaten
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Druk om een menu te selecteren op de knop tune/scroll en navigeer door de
menu's met de knop.
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG. Inc.
Menulijst van Bluetooth
®
-audio/telefoon
Eerste menu Tweede menu Derde menu Uitleg
“Bluetooth*
“Pairing” (koppe-
len)
-
Registreren van een
Bluetooth
®
-apparaat
“List phone” (tele-
foonlijst)
-
Overzicht weergeven
van de geregistreerde
mobiele telefoons
“List audio” (audio-
lijst)
-
Overzicht weergeven
van de geregistreerde
draagbare spelers
“Passkey” (toe-
gangscode)
-
Wijzigen van de toe-
gangscode
“BT power” (aan/
uit)
-
Automatisch verbin-
ding maken van het
apparaat aan of uit
“Bluetooth
* info”
“Device Name”
(naam apparaat)
“Device Address”
(adres apparaat)
Weergeven van status
apparaat
“Display setting”
(weergeven dis-
play)
-
Weergave bevestiging
van automatische ver-
binding aan of uit
“Reset” (resetten) -
De instellingen initiali-
seren
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 541 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
542
5-6. Gebruik van Bluetooth
®
- apparaten
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Functies Bluetooth
®
-audio/telefoon
Afhankelijk van het Bluetooth
®
-apparaat zijn sommige functies mogelijk niet beschik-
baar.
Eerste menu Tweede menu Derde menu Uitleg
TEL
“Phonebook” (tele-
foonboek)
“Add contacts” (con-
tactpersonen toe-
voegen)
Toevoegen van een
nieuw nummer
“Add SD” (snelkies-
nummer toevoegen)
Registreren van een
snelkiesnummer
“Delete call
history” (oproepge-
schiedenis verwijde-
ren)
Een nummer verwijde-
ren dat in de oproepge-
schiedenis is
opgeslagen
“Delete contacts”
(contacten verwijde-
ren)
Een nummer verwijde-
ren dat in het telefoon-
boek is opgeslagen
“Delete other PB”
(andere telefoon-
boekgegevens ver-
wijderen)
Verwijderen van tele-
foonboekgegevens
“HF Sound
setting” (geluidsin-
stelling HF)
“Call volume”
(geluidsvolume
oproep)
Instellen van het
gespreksvolume
“Ringtone
volume” (beltoonvo-
lume)
Instellen van het
geluidsvolume van een
beltoon
“Ringtone” (beltoon)
Instellen van de bel-
toon
“Transfer history”
(geschiedenis
overzetten)
-
Overzetten van de
oproepgeschiedenis
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 542 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
543
5
5-6. Gebruik van Bluetooth
®
- apparaten
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Gebruik van de stuurwieltoetsen
Volume
Het volume van de gesproken
aanwijzingen kan niet met deze
toets worden geregeld.
Toets gesprek aannemen
Schakelt het handsfree-systeem
in/brengt een gesprek tot stand
Toets gesprek beëindigen
Schakelt het handsfree-tele-
foonsysteem uit/beëindigt
gesprek/weigert inkomend
gesprek
U kunt de stuurwieltoetsen gebruiken om een aangesloten mobiele
telefoon of draagbare digitale audiospeler (draagbare speler) te bedie-
nen.
Bedienen van de Bluetooth
®
-telefoon met de stuurwieltoetsen
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 543 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
544
5-6. Gebruik van Bluetooth
®
- apparaten
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Registreren van een Bluetooth
®
-apparaat
Druk op de knop tune/scroll en selecteer “Bluetooth*” met de knop.
Druk op de knop en selecteer “Pairing” (koppelen) met de knop.
Er wordt een toegangscode weergegeven.
Niet SSP (Secure Simple Pairing) compatibele Bluetooth
®
-apparaten:
Voer de toegangscode in in het apparaat.
SSP (Secure Simple Pairing) compatibele Bluetooth
®
-apparaten: Selec-
teer YES (ja) om het apparaat te registreren. Afhankelijk van het type
apparaat wordt het mogelijk automatisch geregistreerd.
Als een Bluetooth
®
-apparaat zowel muziek kan afspelen en als mobiele tele-
foon kan worden gebruikt, worden beide functies tegelijkertijd in het systeem
geregistreerd. Wanneer het apparaat wordt verwijderd, worden beide functies
tegelijkertijd verwijderd.
Als de toets gesprek aannemen wordt ingedrukt en de TEL-modus wordt
geselecteerd terwijl er geen telefoons zijn geregistreerd, wordt het registratie-
scherm automatisch weergegeven.
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG. Inc.
Alvorens de Bluetooth
-audio/telefoon te gebruiken, moet een Blue-
tooth
-apparaat in het systeem worden geregistreerd. U kunt maximaal
5 Bluetooth
-apparaten registreren.
Registreren van een Bluetooth
®
-apparaat
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 544 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
545
5
5-7. Menu SETUP (instellingen)
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Gebruik van het menu SETUP (instellingen)
(“Bluetooth*”-menu)
Selecteer “Pairing” (koppelen) met de knop tune/scroll (Blz. 541) en voer
de procedure voor het registreren van een draagbare speler uit. (Blz. 544)
Selecteer “List phone” (telefoonlijst) met de knop tune/scroll. (Blz. 541) De
lijst met geregistreerde mobiele telefoons wordt weergegeven.
Aansluiten van de geregistreerde mobiele telefoon op het audiosysteem
Selecteer met de knop tune/scroll de naam van de mobiele telefoon die
moet worden aangesloten.
Selecteer “Select” (selecteren) met de knop.
Een geregistreerde mobiele telefoon verwijderen
Selecteer met de knop tune/scroll de naam van de mobiele telefoon die
moet worden verwijderd.
Selecteer “Delete” (verwijderen) met de knop.
Druk op (YES) (ja).
Verbreken van de verbinding van de geregistreerde mobiele telefoon van
het audiosysteem
Selecteer met de knop tune/scroll de naam van de mobiele telefoon
waarmee de verbinding moet worden verbroken.
Selecteer “Disconnect” (verbinding verbreken) met de knop.
Druk op (YES) (ja).
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG. Inc.
Door een Bluetooth
®
-apparaat te registreren in het systeem, kan het
systeem werken. Voor aangemelde apparaten kunnen de volgende
functies worden gebruikt:
Registreren van een draagbare speler
Overzicht weergeven van de geregistreerde mobiele telefoons
1
2
1
2
3
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 545 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
546
5-7. Menu SETUP (instellingen)
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Selecteer “List audio” (audiolijst) met de knop tune/scroll. (Blz. 541) De lijst
met geregistreerde draagbare spelers wordt weergegeven.
Aansluiten van de geregistreerde draagbare speler op het audiosysteem.
Selecteer met de knop tune/scroll de naam van de draagbare speler die
moet worden aangesloten.
Selecteer “Select” (selecteren) met de knop.
Verwijderen van een geregistreerde draagbare speler
Selecteer met de knop tune/scroll de naam van de draagbare speler die
moet worden verwijderd.
Selecteer “Delete” (verwijderen) met de knop.
Druk op (YES) (ja).
Verbreken van de verbinding van de geregistreerde draagbare speler van
het audiosysteem.
Selecteer met de knop tune/scroll de naam van de draagbare speler
waarvan de verbinding moet worden verbroken.
Selecteer “Disconnect” (verbinding verbreken) met de knop.
Druk op (YES) (ja).
Selecteren van de verbindingsmethode
Selecteer met de knop tune/scroll de naam van de gewenste draagbare
speler.
Selecteer “Connection method” (verbindingsmethode) met de knop.
Selecteer “From vehicle” (van auto) of “From audio” (van audiospeler).
Overzicht weergeven van de geregistreerde draagbare spelers
1
2
1
2
3
1
2
3
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 546 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
547
5-7. Menu SETUP (instellingen)
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Selecteer “Passkey” (toegangscode) met de knop tune/scroll. (Blz. 541)
Voer een toegangscode van 4 tot 8 cijfers in met de knop.
Voer de cijfers van de code een voor een in.
Druk op (ENTER) (bevestigen) wanneer de gehele toegangscode
is ingevoerd.
Wanneer het te registreren getal 8 cijfers heeft, hoeft u niet op (ENTER)
(bevestigen) te drukken.
Als “BT Power” AAN wordt gezet, maakt het geregistreerde apparaat automa-
tisch verbinding wanneer het contact in de stand ACC wordt gezet.
Selecteer “BT Power” met de knop tune/scroll. (Blz. 541)
Selecteer ON (aan) of OFF (uit) met de knop.
Selecteer “Bluetooth
* info” met de knop tune/scroll. (Blz. 541)
Weergeven van naam apparaat
Selecteer “Device name” (naam apparaat) met de knop tune/scroll.
Weergeven van adres apparaat
Selecteer “Device address” (adres apparaat) met de knop tune/scroll.
*: Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk van Bluetooth SIG. Inc.
Als “Display setting” (instelling display) AAN wordt gezet, wordt de verbin-
dingsstatus van de draagbare speler weergegeven wanneer het contact in de
stand ACC of AAN wordt gezet.
Selecteer “Display setting” (instelling display) met de knop tune/scroll.
(Blz. 541)
Selecteer ON (aan) of OFF (uit) met de knop.
Wijzigen van de toegangscode
Automatisch verbinding maken van het apparaat aan of uit
Weergeven van status apparaat
Weergave bevestiging van automatische verbinding aan of uit
1
2
3
1
2
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 547 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
548
5-7. Menu SETUP (instellingen)
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Selecteer “Reset” (resetten) met de knop tune/scroll. (Blz. 541)
Initialiseren van de geluidsinstellingen
Selecteer “Sound Settings” (geluidsinstellingen) met de knop tune/scroll en
druk op (YES) (ja).
Voor meer informatie over geluidsinstellingen: Blz. 509
Initialiseren van de informatie over het apparaat
Selecteer “Car device info” (informatie apparaat) met de knop tune/scroll
en druk op (YES) (ja).
Automatische verbinding met een draagbaar apparaat, weergave van automatische
verbinding op het display en de toegangscode worden geïnitialiseerd.
Initialiseren van alle instellingen
Selecteer “Reset all” (alles resetten) met de knop tune/scroll en druk op
(YES) (ja).
Initialisatie
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 548 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
549
5
5-7. Menu SETUP (instellingen)
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Gebruik van het menu SETUP (instellingen)
(menu TEL)
Selecteer “Add contacts” (contacten toevoegen) met de knop tune/scroll.
(Blz. 541)
Alle contacten uit de mobiele telefoon overzetten
Selecteer “Overwrite all” (alles overschrijven) met de knop tune/scroll en
druk op (YES) (ja).
Eén contact uit de mobiele telefoon overzetten
Selecteer “Add one contact” (één contact toevoegen) met de knop tune/
scroll en druk op (YES) (ja).
Selecteer “Add SD” (snelkiesnummer toevoegen) met de knop tune/scroll.
(Blz. 541)
Selecteer de gewenste gegevens met de knop.
Druk op de gewenste voorkeuzetoets (van [1] t/m [5]).
Meer informatie over het instellen van snelkiesnummers vanuit de oproepge-
schiedenis: Blz. 556
Meer informatie over het verwijderen van snelkiesnummers: Blz. 555
Selecteer “Delete call history” (oproepgeschiedenis verwijderen) met de knop
tune/scroll. (Blz. 541)
Verwijderen van de geschiedenis van uitgaande gesprekken
Selecteer “Outgoing Calls” (uitgaande gesprekken) met de knop tune/
scroll.
Selecteer het gewenste telefoonnummer met de knop en druk op
(YES) (ja).
Druk op (ALL) (alle) en vervolgens op (YES) (ja) om de
geschiedenis van alle uitgaande gesprekken te verwijderen.
Een nieuw telefoonnummer toevoegen
Instellen van snelkiesnummers
Verwijderen van de oproepgeschiedenis
1
2
3
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 549 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
550
5-7. Menu SETUP (instellingen)
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Verwijderen van de geschiedenis van inkomende gesprekken
Selecteer “Incoming Calls” (inkomende gesprekken) met de knop tune/
scroll.
Selecteer het gewenste telefoonnummer met de knop en druk op
(YES) (ja).
Druk op (ALL) (alle) en vervolgens op (YES) (ja) om de
geschiedenis van alle inkomende gesprekken te verwijderen.
Verwijderen van de geschiedenis van de gemiste oproepen
Selecteer “Missed Calls” (gemiste oproepen) met de knop tune/scroll.
Selecteer het gewenste telefoonnummer met de knop en druk op
(YES) (ja).
Druk op (ALL) (alle) en vervolgens op (YES) (ja) om de
geschiedenis van alle gemiste oproepen te verwijderen.
Verwijderen van een nummer uit de hele oproepgeschiedenis (uitgaande
gesprekken, inkomende gesprekken en gemiste oproepen)
Selecteer “All Calls” (alle oproepen) met de knop tune/scroll.
Selecteer het gewenste telefoonnummer met de knop en druk op
(YES) (ja).
Druk op (ALL) (alle) en vervolgens op (YES) (ja) om de
hele oproepgeschiedenis te verwijderen.
1
2
1
2
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 550 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
551
5-7. Menu SETUP (instellingen)
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Selecteer “Delete contacts” (contacten verwijderen) met de knop tune/
scroll. (Blz. 541)
Selecteer het gewenste telefoonnummer met de knop en druk op
(YES) (ja).
Druk op (ALL) (alle) en vervolgens op (YES) (ja) om alle
geregistreerde telefoonnummers te verwijderen.
Druk op (A-Z) om de geregistreerde namen in alfabetische volgorde
van de beginletter weer te geven.
Selecteer “Delete other PB” (ander telefoonboek verwijderen) met de knop
tune/scroll. (Blz. 541)
Selecteer het gewenste telefoonboek met de knop en druk op
(YES) (ja).
Selecteer “Call Volume” (gespreksvolume) met de knop tune/scroll.
(Blz. 541)
Wijzigen van het gespreksvolume.
Verlagen van het volume: Draai de knop linksom.
Verhogen van het volume: Draai de knop rechtsom.
Druk op (BACK) om het volume in te stellen.
Verwijderen van een geregistreerd telefoonnummer
Verwijderen van het telefoonboek van een andere mobiele telefoon
Instellen van het gespreksvolume
1
2
1
2
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 551 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
552
5-7. Menu SETUP (instellingen)
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Selecteer “Ringtone volume” (beltoonvolume) met de knop tune/scroll.
(Blz. 541)
Wijzigen van het beltoonvolume.
Verlagen van het volume: Draai de knop linksom.
Verhogen van het volume: Draai de knop rechtsom.
Druk op (BACK) om het volume in te stellen.
Selecteer “Ringtone” (beltoon) met de knop tune/scroll. (Blz. 541)
Selecteer een beltoon (1 - 3) met de knop. Druk op (BACK) om de
geselecteerde beltoon in te stellen.
Selecteer “Transfer history” (geschiedenis overzetten) met de knop tune/
scroll (Blz. 541) en druk op (YES) (ja).
Telefoonnummer
Er kunnen maximaal 1.000 namen worden opgeslagen.
Oproepgeschiedenis
In de oproepgeschiedenis kunnen maximaal 10 nummers van uitgaande gesprekken,
inkomende gesprekken en gemiste oproepen worden opgeslagen.
Beperking van het aantal cijfers
Een telefoonnummer met meer dan 24 cijfers kan niet worden opgeslagen.
Instellen van het geluidsvolume van een beltoon
Instellen van de beltoon
Overzetten van de oproepgeschiedenis
1
2
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 552 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
553
5
5-8. Bluetooth
®
-audio
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Bedienen van een Bluetooth
®
compatibele
draagbare speler
Wijzigen van audiobron/afspelen
Selecteren van een nummer, ver-
sneld vooruit of terugspoelen
Toets afspelen in willekeurige
volgorde of terug
Herhalen
Selecteren van een album
Afspelen/pauze
Weergave tekst
AAN/UIT/volumeknop
Indrukken: in- of uitschakelen van
het audiosysteem
Draaien: regelen van het volume
1
2
3
4
5
6
7
8
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 553 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
554
5-8. Bluetooth
®
-audio
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Druk op (<FOLDER) of op (FOLDER>) om het gewenste
album te selecteren.
Druk op de toets < of > van SEEK TRACK om het gewenste nummer te
selecteren.
Houd de toets < of > van SEEK TRACK ingedrukt.
Wanneer (RPT) wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de volgende
volgorde:
Nummer herhalenAlbum herhalenUit
Wanneer (RDM) wordt ingedrukt, wijzigen de standen in de volgende
volgorde:
Album in willekeurige volgordeAlle nummers in willekeurige volgordeUit
Druk op ( ).
Druk op (TEXT) om de albumtitel weer te geven of te verbergen.
Als er meer teksten beschikbaar zijn, wordt weergegeven.
Houd de toets ingedrukt om de overige teksten weer te geven.
Functies Bluetooth
®
-audiosysteem
Afhankelijk van de draagbare speler die op het systeem is aangesloten, zijn bepaalde
functies mogelijk niet beschikbaar.
Display
Blz. 518
Selecteren van een album
Selecteren van een nummer
Versneld vooruit-/terugspoelen van nummers
Herhalen
Afspelen in willekeurige volgorde
Nummers afspelen en afspelen tijdelijk onderbreken
Wijzigen van de weergave op het display
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 554 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
555
5
5-9. Bluetooth
®
-telefoon
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Bellen
Selecteer “Phonebook” (telefoonboek) met de knop tune/scroll.
Selecteer de gewenste naam met de knop en druk op de toets gesprek
aannemen.
Door op (Add S. Dial) (snelkiesnummer toevoegen) en een van de
snelkiesnummertoetsen (van [1] tot [5]) te drukken terwijl de
gewenste naam wordt geselecteerd, kan de naam worden geregistreerd als
snelkiesnummer.
Druk op (A-Z) om de geregistreerde namen in alfabetische volgorde
van de beginletter weer te geven.
Selecteer “Speed Dials” (snelkiesnummers) met de knop tune/scroll.
Druk op de gewenste voorkeuzetoets (van [1] tot [5]) en
druk op de toets gesprek aannemen.
Druk, om een geregistreerd snelkiesnummer te verwijderen nadat de
gewenste voorkeuzetoets (van [1] tot [5]) is geselecteerd, op
(DELETE) (verwijderen) en vervolgens op (YES) (ja).
Druk op de toets gesprek aannemen om de TEL-modus te selecteren.
Bellen door een naam te selecteren
Bellen via snelkiesnummers
1
2
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 555 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
556
5-9. Bluetooth
®
-telefoon
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Selecteer “Dial by number” (via nummer bellen) met de knop tune/scroll.
Voer het telefoonnummer in en druk op de toets gesprek aannemen.
Selecteer “All Calls” (alle oproepen), “Missed Calls” (gemiste oproepen),
“Incoming Calls” (inkomende gesprekken) of “Outgoing Calls” (uitgaande
gesprekken) met de knop tune/scroll.
Selecteer het gewenste nummer met de knop en druk op de toets gesprek
aannemen.
De volgende handelingen kunnen worden uitgevoerd:
Een nummer registreren als snelkiesnummer
Druk op (Add S. Dial) (snelkiesnummer toevoegen) en druk vervol-
gens op de gewenste voorkeuzetoets (van [1] t/m [5]).
Verwijderen van het geselecteerde nummer
Druk op (DELETE) (verwijderen) en vervolgens op (YES)
(ja).
Bellen door een nummer in te voeren
Bellen vanuit de oproepgeschiedenis
1
2
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 556 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
557
5
5-9. Bluetooth
®
-telefoon
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Ontvangen van een telefoongesprek
Druk op de toets gesprek aannemen.
Druk op de toets gesprek beëindigen.
Druk op de toets gesprek aannemen.
Door weer op de toets gesprek aannemen te drukken keert u terug naar het
vorige gesprek.
Verlagen van het volume: Draai de AAN/UIT/volumeknop linksom.
Verhogen van het volume: Draai de AAN/UIT/volumeknop rechtsom.
Aannemen van de telefoon
Weigeren van een telefoongesprek
Ontvangen van een oproep terwijl u een telefoongesprek voert
Aanpassen van het beltoonvolume tijdens het ontvangen van een
oproep
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 557 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
558
5-9. Bluetooth
®
-telefoon
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voeren van een telefoongesprek
Tijdens het tot stand brengen van een gesprek, wanneer een gesprek
wordt ontvangen en tijdens een gesprek kan een oproep worden doorge-
stuurd tussen de mobiele telefoon en het systeem. Gebruik een van de
volgende methoden:
a. Bedien de mobiele telefoon.
Raadpleeg de handleiding van de mobiele telefoon voor de bediening.
b. Druk op (PHONE) (telefoon).*
*
: Deze handeling kan alleen worden uitgevoerd bij het doorschakelen van een
telefoongesprek van de mobiele telefoon naar het systeem tijdens een tele-
foongesprek.
Druk op (MUTE) (dempen).
Druk op (0-9) en gebruik de knop tune/scroll om de gewenste cij-
fers in te voeren.
Druk, om de ingevoerde cijfers te verzenden, op (SEND) (ver-
zenden).
Druk, wanneer u klaar bent, op (EXIT) (afsluiten) om terug te
keren naar het vorige scherm.
Verlagen van het volume: Draai de AAN/UIT/volumeknop linksom.
Verhogen van het volume: Draai de AAN/UIT/volumeknop rechtsom.
Doorschakelen van een telefoongesprek
Dempen van uw stemgeluid
Cijfers invoeren
Instellen van het gespreksvolume
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 558 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
559
5-9. Bluetooth
®
-telefoon
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Tijdens het telefoongesprek
Praat niet terwijl uw gesprekspartner praat.
Stel het volume van de stem van uw gesprekspartner laag in. Als het volume te hoog
staat, wordt de stemecho sterker.
Automatische volumeregeling
Als de rijsnelheid 80 km/h of meer bedraagt, wordt het volume automatisch verhoogd.
Het volume keert terug naar het niveau van de vorige volume-instelling als de rijsnel-
heid naar 70 km/h of minder daalt.
Functies telefoonsysteem
Afhankelijk van de mobiele telefoon zijn sommige functies mogelijk niet beschikbaar.
Omstandigheden waaronder het systeem uw stem mogelijk niet kan herkennen
Tijdens het rijden op een hobbelige weg
Tijdens het rijden met hoge snelheden
Wanneer lucht uit de uitstroomopeningen tegen de microfoon wordt geblazen
Wanneer de ventilator van de airconditioning veel geluid maakt
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 559 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
560
5-10. Bluetooth
®
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Bluetooth
®
Bij gebruik van Bluetooth
®
-audio/telefoon
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk niet.
De draagbare speler ondersteunt Bluetooth
®
niet
De mobiele telefoon bevindt zich buiten het bereik van een mobiel netwerk
Het Bluetooth
®
-apparaat is uitgeschakeld
De batterij van het Bluetooth
®
-apparaat is onvoldoende geladen.
Het Bluetooth
®
-apparaat heeft geen verbinding met het systeem
Het Bluetooth
®
-apparaat bevindt zich achter de stoel of in het dashboardkastje of
de opbergmogelijkheid in de middenconsole, of het apparaat wordt afgedekt door
of staat in contact met metaal
Het kan enige tijd duren voordat verbinding is gemaakt met de mobiele telefoon als
tegelijkertijd via Bluetooth
®
-audio wordt afgespeeld.
Afhankelijk van het type draagbare audiospeler dat is verbonden met het systeem
kunnen er verschillen in de bediening zijn of kunnen bepaalde functies niet beschik-
baar zijn.
Er kan niet worden gegarandeerd dat dit systeem werkt met alle Bluetooth
®
-appara-
ten.
Als u de auto verkoopt
Zorg ervoor dat u het systeem initialiseert, om misbruik van persoonlijke gegevens te
voorkomen. (Blz. 548)
Over Bluetooth
®
Bluetooth is een geregistreerd handelsmerk
van Bluetooth SIG. Inc.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 560 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
561
5-10. Bluetooth
®
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Compatibele modellen
Bluetooth
®
-specificaties:
Versie 1.1 of hoger (aanbevolen: versie 2.1 + EDR of hoger)
Volgende profielen:
A2DP (Advanced Audio Distribution-profiel) versie 1.0 of hoger (aanbevolen: ver-
sie 1.2 of hoger)
AVRCP (Audio/Video Remote Control-profiel) versie 1.0 of hoger (aanbevolen:
versie 1.3 of hoger)
Draagbare spelers moeten voldoen aan bovenstaande specificaties om te kunnen
worden aangesloten op de Bluetooth
®
-audio/telefoon. Maar vergeet niet dat sommige
functies beperkt beschikbaar zijn, afhankelijk van het type van de draagbare speler.
Mobiele telefoon
HFP (Handsfree-profiel) versie 1.0 of hoger (aanbevolen: versie 1.5)
OPP (Object Push profiel) versie 1.1
PBAP (Phone Book Access-profiel) versie 1.0
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 561 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
562
5-10. Bluetooth
®
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Verklaring
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 562 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
563
5-10. Bluetooth
®
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 563 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
564
5-10. Bluetooth
®
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 564 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
565
5-10. Bluetooth
®
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 565 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
566
5-10. Bluetooth
®
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 566 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
567
5-10. Bluetooth
®
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 567 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
568
5-10. Bluetooth
®
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 568 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
569
5-10. Bluetooth
®
5
Audiosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 569 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
570
5-10. Bluetooth
®
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Tijdens het rijden
Gebruik de draagbare audiospeler of mobiele telefoon niet en probeer geen verbin-
ding te maken met het Bluetooth
®
-systeem.
Waarschuwing met betrekking tot beïnvloeding van elektronische apparatuur
Uw audiosysteem is uitgerust met Bluetooth
®
-antennes. Mensen met geïmplan-
teerde pacemakers, CRT-pacemakers of geïmplanteerde hartdefibrillatoren moe-
ten voldoende afstand bewaren tot de Bluetooth
®
-antennes. Radiogolven kunnen
de werking van dergelijke apparatuur beïnvloeden.
Alvorens Bluetooth
®
-apparaten te gebruiken, moeten gebruikers van medische
apparatuur anders dan geïmplanteerde pacemakers, CRT-pacemakers en geïm-
planteerde hartdefibrillatoren contact opnemen met de fabrikant of leverancier van
deze producten om te informeren of radiosignalen invloed uitoefenen op deze
apparatuur. Radiogolven kunnen onverwachte effecten hebben op de werking van
dergelijke medische apparatuur.
OPMERKING
Bij het verlaten van de auto
Laat uw draagbare audiospeler of mobiele telefoon niet achter in de auto. De tempe-
ratuur in de auto kan hoog oplopen, waardoor uw draagbare audiospeler of mobiele
telefoon beschadigd kan raken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 570 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
571
6
Voorzieningen in het
interieur
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6-1. Gebruik van de airconditioning
en de achterruitverwarming
Handmatig bediende
airconditioning voor ...............572
Automatische
airconditioning voor ...............579
Handmatig bediende
airconditioning achter............588
Automatische airconditioning
achter ....................................590
Extra verwarming.....................593
Stuurwielverwarming/
stoelverwarming/
stoelventilatoren ....................595
6-2. Gebruik van de
interieurverlichting
Overzicht
interieurverlichting .................600
Hoofdschakelaar
leeslampjes/
interieurverlichting...............601
Leeslampjes/
interieurverlichting...............601
Bedieningsschakelaars
loungeverlichting.................602
6-3. Gebruik van de
opbergmogelijkheden
Overzicht van
opbergmogelijkheden ........... 604
Dashboardkastje ................ 605
Pasjeshouder ..................... 606
Consolevak......................... 606
Bekerhouders/fleshouders/
portiervakken...................... 608
Extra opbergvakken ........... 612
Voorzieningen in
de bagageruimte
.............................................. 614
6-4. Gebruik van de overige
voorzieningen in het
interieur
Overige voorzieningen
in het interieur ....................... 620
Koelbox .............................. 620
Zonnekleppen..................... 622
Make-upspiegel .................. 622
Conversatiespiegel............. 623
Klok .................................... 624
Accessoireaansluiting......... 625
Armsteun ............................ 628
Kledinghaakjes ................... 628
• Handgrepen........................ 629
Asbak ................................. 630
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 571 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
572
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Handmatig bediende airconditioning voor
Onderstaande afbeelding heeft betrekking op auto's met linkse besturing.
De positie en vorm van toetsen kan iets afwijken bij auto's met rechtse bestu-
ring.
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Druk op (warm) of (koud).
Als de A/C-indicator uitstaat, blaast het systeem lucht met de omgevings-
temperatuur of verwarmde lucht in het interieur.
Wijzigen van de instelling van de aanjagersnelheid
Druk op (verhogen) of (verlagen).
Als op wordt gedrukt, wordt de aanjager uitgeschakeld.
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Druk op een van de toetsen , , of .
: Indien aanwezig
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 572 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
573
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Schakelen tussen buitenluchtmodus en recirculatiemodus
Druk op .
Iedere keer als op de toets wordt gedrukt, schakelt de luchttoevoer tussen de
buitenluchtmodus (controlelampje uit) en de recirculatiemodus (controlelampje
aan).
Ontwasemen van de voorruit
De ruitverwarming wordt gebruikt om de voorruit en de zijruiten voor te ont-
wasemen.
Druk op .
Zet, als de recirculatiemodus is ingeschakeld, de luchttoevoertoets in de buiten-
luchtmodus. (Mogelijk gaat dit automatisch.)
Verhoog de aanjagersnelheid en de temperatuur om de voorruit en zijruiten
sneller te ontwasemen.
Druk wanneer de voorruit is ontwasemd nogmaals op om terug te keren
naar de vorige modus.
Druk, indien de ontvochtigingsfunctie niet in werking is, op de toets A/C om deze
functie in te schakelen.
Ontwasemen van de achterruit en buitenspiegels
De achterruit- en buitenspiegelverwarming worden gebruikt om de achter-
ruit te ontwasemen en om regendruppels, dauw en ijs van de buitenspie-
gels te verwijderen.
Druk op .
De achterruit- en buitenspiegelverwarming wordt na een tijdje automatisch uit-
geschakeld.
Overige functies
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 573 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
574
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voorruitverwarming (indien aanwezig)
Dit systeem wordt gebruikt om ijsvorming op de voorruit en de ruitenwis-
sers te voorkomen.
Wordt in-/uitgeschakeld.
De voorruitverwarming wordt na een tijdje automatisch uitgeschakeld.
Toerentalverhoging verwarming (indien aanwezig)
Deze functie wordt gebruikt om het interieur extra te verwarmen bij
extreme koude als de auto stilstaat.
Druk op de schakelaar om het motortoerental te verhogen.
Druk nogmaals op de schakelaar om de motor weer met normaal stationair toe-
rental te laten draaien. Wanneer u de schakelaar voor de extra verwarming niet
uitschakelt, slaat de motor bij het starten met een verhoogd toerental aan.
Extra verwarming (indien aanwezig)
Blz. 593
Auto's met linkse besturing Auto's met rechtse besturing
Auto's met linkse besturing Auto's met rechtse besturing
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 574 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
575
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en lucht-
hoeveelheid veranderen overeen-
komstig de geselecteerde
luchtcirculatiemodus.
: Sommige uitvoeringen
Afstellen van de richting van de luchtstroom en openen/sluiten van
de uitstroomopeningen
Richt de luchtstroom naar links of rechts, boven of beneden.
Draai de knop om de uitstroomopening te openen of te sluiten.
*: Auto's zonder handmatig bediende airconditioning achter
Uitstroomopeningen
Uitstroomopeningen voor Uitstroomopeningen achter*
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 575 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
576
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Beslaan van de ruiten
Wanneer de luchtvochtigheid in de auto hoog is, zullen de ruiten gemakkelijk
beslaan. Wanneer de toets A/C wordt ingeschakeld, wordt de lucht die via de uit-
stroomopeningen stroomt ontvochtigd en wordt de voorruit efficiënt ontwasemd.
Als u de toets A/C uitschakelt, zullen de ruiten mogelijk sneller beslaan.
De ruiten zullen mogelijk beslaan als de recirculatiemodus is ingeschakeld.
Bij het rijden op stoffige wegen
Sluit alle ruiten. Als er na het sluiten van de ruiten nog altijd stof wordt aangezogen,
zet dan de luchttoevoerregeling in de buitenluchtmodus en schakel de aanjager in.
Buitenlucht-/recirculatiemodus
Het wordt aangeraden om de recirculatiemodus tijdelijk in te schakelen om te voorko-
men dat er vuile lucht wordt aangevoerd en om de auto te helpen koelen wanneer het
buiten warm is.
Wanneer de buitentemperatuur laag is
De koel- en ontvochtigingsfunctie werkt mogelijk niet, zelfs niet wanneer de toets A/C
wordt ingedrukt.
Geuren ventilatie en airconditioning
Zet de airconditioning in de buitenluchtmodus om frisse lucht binnen te laten.
Tijdens het gebruik kunnen verschillende geuren van binnen en buiten de auto in het
airconditioningsysteem terechtkomen. Dit kan tot gevolg hebben dat de lucht die uit
de uitstroomopeningen komt niet lekker ruikt.
Het voorkomen van mogelijke geuren:
We raden u aan het airconditioningsysteem in de buitenluchtmodus te zetten voordat
u de motor uitschakelt.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 576 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
577
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Als de voorruitverwarming (indien aanwezig) is ingeschakeld
Auto's zonder voorruitontwaseming
De voorruitverwarming wordt na ongeveer 15 minuten automatisch uitgeschakeld.
Auto's met voorruitontwaseming
De voorruitverwarming en de ontwaseming verwarmde voorruit worden na ongeveer
15 minuten automatisch uitgeschakeld. De werkingsduur is afhankelijk van de bui-
tentemperatuur.
Hoe lager de buitentemperatuur, hoe langer de werkingsduur (max. 8 minuten).
Als de buitentemperatuur hoog is, stopt de werking binnen enkele seconden.
Ontwaseming verwarmde voorruit (indien aanwezig)
Als de voorruitverwarming wordt bediend, treedt de ontwaseming van de verwarmde
voorruit tegelijkertijd automatisch in werking, zodat er geen ijsvorming plaatsvindt op
de voorruit.
Als “Out. temp over 5°C. Full deicer unavailable. Use defroster.” (Buitentempera-
tuur hoger dan 5°C. Volledige voorruitverwarming niet beschikbaar. Gebruik
voorruitontwaseming.) wordt weergegeven (auto's met voorruitontwaseming en
multi-informatiedisplay type B)
Geeft aan dat de voorruitverwarming niet beschikbaar is.
Gebruik de achterruitverwarming.
Interieurfilter
Blz. 698
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 577 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
578
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik niet in combinatie met koele lucht bij zeer vochtig weer. Het verschil
tussen de buitentemperatuur en de temperatuur van de voorruit zorgt ervoor dat de
buitenkant van de voorruit beslaat, waardoor het zicht wordt belemmerd.
Voorkomen van brandwonden
Raak het spiegeloppervlak van de buitenspiegels niet aan wanneer de buitenspie-
gelverwarming is ingeschakeld.
Raak het onderste deel van de voorruit en de gedeeltes bij de voorstijlen niet aan
wanneer de voorruitverwarming is ingeschakeld. (auto's met voorruitverwarming)
Raak de voorruit (met name het onderste deel) niet aan, omdat het oppervlak heet
kan worden wanneer de voorruitverwarming is ingeschakeld. (auto's met voorrui-
tontwaseming)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de airconditioning niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de motor niet
draait.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 578 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
579
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Automatische airconditioning voor
Onderstaande afbeelding heeft betrekking op auto's met linkse besturing.
De positie en vorm van toetsen kan iets afwijken bij auto's met rechtse bestu-
ring.
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Druk op (verhogen) of (verlagen).
Als de A/C-indicator uitstaat, blaast het systeem lucht met de omgevingstempe-
ratuur of verwarmde lucht in het interieur.
Wijzigen van de instelling van de aanjagersnelheid
Druk op (verhogen) of (verlagen).
Druk op om de aanjager uit te schakelen.
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Druk op .
Iedere keer dat er op de toets voor de luchtcirculatiemodus wordt gedrukt,
worden er andere uitstroomopeningen geselecteerd.
: Indien aanwezig
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid
worden automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 579 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
580
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Gebruik van de automatische modus
Druk op de toets AUTO.
Wijzig de ingestelde temperatuur.
Druk op om de werking te beëindigen.
Controlelampje automatische modus
Als de instelling van de aanjagersnelheid of de luchtcirculatiemodi worden
bediend, dooft het controlelampje van de automatische modus. De auto-
matische modus blijft echter ingeschakeld voor de andere functies dan die
worden bediend.
Afzonderlijk instellen van de temperatuur voor de bestuurder en voor
de voorpassagier (DUAL-modus)
Voer een van de volgende procedures uit om de DUAL-modus in te scha-
kelen:
Druk op de toets DUAL.
Wijzig de ingestelde temperatuur aan passagierszijde.
Als de DUAL-modus is ingeschakeld, gaat het controlelampje branden.
Wanneer de DUAL-modus is ingeschakeld, wordt de temperatuur uit de uit-
stroomopeningen achter ingesteld via de ingestelde temperatuur aan passa-
gierszijde.
Bedieningspaneel airconditioning
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 580 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
581
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Druk de toets REAR in.
Op het display wordt REAR weergegeven.
Druk aan de passagierszijde op (verhogen) of (verlagen).
Wijzigen van de instelling van de aanjagersnelheid
Druk op (verhogen) of (verlagen).
Druk op om de aanjager uit te schakelen.
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Druk op .
Iedere keer dat er op de toets voor de luchtcirculatiemodus wordt gedrukt,
worden er andere uitstroomopeningen geselecteerd.
Wijzigen van de instellingen voor de achterstoelen (auto's met
automatische airconditioning achter)
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 581 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
582
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Schakelen tussen buitenluchtmodus en recirculatiemodus
Druk op .
Iedere keer als op de toets wordt gedrukt, schakelt de luchttoevoer tussen de
buitenluchtmodus (controlelampje uit) en de recirculatiemodus (controlelampje
aan).
Ontwasemen van de voorruit
De ruitverwarming wordt gebruikt om de voorruit en de zijruiten voor te ont-
wasemen.
Druk op .
Zet, als de recirculatiemodus is ingeschakeld, de luchttoevoertoets in de buiten-
luchtmodus. (Mogelijk gaat dit automatisch.)
Verhoog de aanjagersnelheid en de temperatuur om de voorruit en zijruiten
sneller te ontwasemen.
Druk wanneer de voorruit is ontwasemd nogmaals op om terug te keren
naar de vorige modus.
Ontwasemen van de achterruit en buitenspiegels
De achterruit- en buitenspiegelverwarming worden gebruikt om de achter-
ruit te ontwasemen en om regendruppels, dauw en ijs van de buitenspie-
gels te verwijderen.
Druk op .
De achterruit- en buitenspiegelverwarming wordt na een tijdje automatisch uit-
geschakeld.
Overige functies
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 582 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
583
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Voorruitverwarming (indien aanwezig)
Dit systeem wordt gebruikt om ijsvorming op de voorruit en de ruitenwis-
sers te voorkomen.
Wordt in-/uitgeschakeld.
De voorruitverwarming wordt na een tijdje automatisch uitgeschakeld.
Toerentalverhoging verwarming (indien aanwezig)
Deze functie wordt gebruikt om het interieur extra te verwarmen bij
extreme koude als de auto stilstaat.
Druk op de schakelaar om het motortoerental te verhogen.
Druk nogmaals op de schakelaar om de motor weer met normaal stationair toe-
rental te laten draaien. Wanneer u de schakelaar voor de extra verwarming niet
uitschakelt, slaat de motor bij het starten met een verhoogd toerental aan.
Extra verwarming (indien aanwezig)
Blz. 593
Auto's met linkse besturing Auto's met rechtse besturing
Auto's met linkse besturing Auto's met rechtse besturing
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 583 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
584
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en lucht-
hoeveelheid veranderen overeen-
komstig de geselecteerde
luchtcirculatiemodus.
: Sommige uitvoeringen
Afstellen van de richting van de luchtstroom en openen/sluiten van
de uitstroomopeningen
Richt de luchtstroom naar links of rechts, boven of beneden.
Draai de knop om de uitstroomopening te openen of te sluiten.
*: Auto's zonder automatische airconditioning achter
Uitstroomopeningen
Uitstroomopeningen voor Uitstroomopeningen achter*
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 584 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
585
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch geregeld op basis van de gekozen tempera-
tuur en de omgevingscondities.
Daarom wordt de aanjager direct na het indrukken van de toets AUTO mogelijk even
uitgeschakeld tot er voldoende warme of koude lucht voorhanden is.
Beslaan van de ruiten
Wanneer de luchtvochtigheid in de auto hoog is, zullen de ruiten gemakkelijk
beslaan. Wanneer de toets A/C wordt ingeschakeld, wordt de lucht die via de uit-
stroomopeningen stroomt ontvochtigd en wordt de voorruit efficiënt ontwasemd.
Als u de toets A/C uitschakelt, zullen de ruiten mogelijk sneller beslaan.
De ruiten zullen mogelijk beslaan als de recirculatiemodus is ingeschakeld.
Bij het rijden op stoffige wegen
Sluit alle ruiten. Als er na het sluiten van de ruiten nog altijd stof wordt aangezogen,
zet dan de luchttoevoerregeling in de buitenluchtmodus en schakel de aanjager in.
Buitenlucht-/recirculatiemodus
Het wordt aangeraden om de recirculatiemodus tijdelijk in te schakelen om te voorko-
men dat er vuile lucht wordt aangevoerd en om de auto te helpen koelen wanneer
het buiten warm is.
Mogelijk wordt de buitenluchtmodus/recirculatiemodus automatisch ingeschakeld
afhankelijk van de ingestelde temperatuur of de temperatuur in de auto.
Wanneer de buitentemperatuur laag is
De koel- en ontvochtigingsfunctie werkt mogelijk niet, zelfs niet wanneer de toets A/C
wordt ingedrukt.
Gebruiken van de automatische airconditioning achter (auto's met automatische
airconditioning achter)
Wanneer de automatische airconditioning achter is ingeschakeld, gaat het controle-
lampje in de toets REAR branden.
Als er gedurende ongeveer 10 seconden op geen enkele toets van het systeem
wordt gedrukt nadat op automatische airconditioning achter is overgeschakeld, keert
de regelmodus in het voorste regelpaneel terug naar de voorzijde.
Werking van de airconditioning in de ECO-rijmodus (auto's met rijmodusselectie-
schakelaars)
In de ECO-rijmodus wordt de airconditioning als volgt geregeld om te zorgen voor
een laag brandstofverbruik:
Het motortoerental en de werking van de compressor worden geregeld om de ver-
warm-/koelcapaciteit te beperken
Wanneer de automatische modus is gekozen, wordt de aanjagersnelheid beperkt
Doe het volgende om de prestaties van de airconditioning te verbeteren:
Wijzig de aanjagersnelheid
Schakel de ECO-rijmodus uit
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 585 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
586
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Geuren ventilatie en airconditioning
Zet de airconditioning in de buitenluchtmodus om frisse lucht binnen te laten.
Tijdens het gebruik kunnen verschillende geuren van binnen en buiten de auto in het
airconditioningsysteem terechtkomen. Dit kan tot gevolg hebben dat de lucht die uit
de uitstroomopeningen komt niet lekker ruikt.
Het voorkomen van mogelijke geuren:
We raden u aan het airconditioningsysteem in de buitenluchtmodus te zetten
voordat u de motor uitschakelt.
Mogelijk wordt het inschakelen van de aanjager direct nadat de airconditioning in
de automatische modus wordt ingeschakeld even vertraagd.
De achterruitverwarming, buitenspiegelverwarming en voorruitverwarming
(indien aanwezig) kunnen worden bediend wanneer
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Als de voorruitverwarming (indien aanwezig) is ingeschakeld
Auto's zonder voorruitontwaseming
De voorruitverwarming wordt na ongeveer 15 minuten automatisch uitgeschakeld.
Auto's met voorruitontwaseming
De voorruitverwarming wordt automatisch uitgeschakeld. De werkingsduur is afhan-
kelijk van de buitentemperatuur.
Hoe lager de buitentemperatuur, hoe langer de werkingsduur (max. 8 minuten).
Als de buitentemperatuur hoog is, stopt de werking binnen enkele seconden.
Ontwaseming verwarmde voorruit (indien aanwezig)
Als de voorruitverwarming wordt bediend, treedt de ontwaseming van de verwarmde
voorruit tegelijkertijd automatisch in werking, zodat er geen ijsvorming plaatsvindt op
de voorruit.
Als “Out. temp over 5°C. Full deicer unavailable. Use defroster.” (Buitentempera-
tuur hoger dan 5°C. Volledige voorruitverwarming niet beschikbaar. Gebruik
voorruitontwaseming.) wordt weergegeven (auto's met voorruitontwaseming en
multi-informatiedisplay type B)
Geeft aan dat de voorruitverwarming niet beschikbaar is.
Gebruik de achterruitverwarming.
Wanneer de voorruitontwaseming (indien aanwezig) is ingeschakeld (auto's met
1GD-FTV motor)
De stoelverwarming van de buitenste stoelen op de tweede zitrij en de accessoireaan-
sluiting (220 V AC) in de bagageruimte zijn uitgeschakeld.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 586 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
587
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Airconditioning terwijl de motor door het Stop & Start-systeem is uitgeschakeld
(Blz. 452)
Als de voorruit beslagen is
Als het airconditioningsysteem een onaangename geur verspreidt
Als de ventilatoren langzamer werken of stoppen
Interieurfilter
Blz. 698
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Instellingen (bijv. werking van de automatische modus van toets A/C) kunnen worden
gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 844)
WAARSCHUWING
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik niet in combinatie met koele lucht bij zeer vochtig weer. Het verschil
tussen de buitentemperatuur en de temperatuur van de voorruit zorgt ervoor dat de
buitenkant van de voorruit beslaat, waardoor het zicht wordt belemmerd.
Voorkomen van brandwonden
Raak het spiegeloppervlak van de buitenspiegels niet aan wanneer de buitenspie-
gelverwarming is ingeschakeld.
Raak het onderste deel van de voorruit en de gedeeltes bij de voorstijlen niet aan
wanneer de voorruitverwarming is ingeschakeld. (auto's met voorruitverwarming)
Raak de voorruit (met name het onderste deel) niet aan, omdat het oppervlak heet
kan worden wanneer de voorruitverwarming is ingeschakeld. (auto's met voorrui-
tontwaseming)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de airconditioning niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de motor niet
draait.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 587 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
588
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Handmatig bediende airconditioning
achter
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Draai rechtsom (warm) of linksom (koud).
Wijzigen van de instelling van de aanjagersnelheid
Draai rechtsom (sneller) of linksom (langzamer).
Door de knop naar OFF te draaien, wordt de aanjager uitgeschakeld.
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Druk op een van de toetsen , of .
: Indien aanwezig
Druk op de toets REAR op het regelpaneel van de handmatig bediende
airconditioning voor om de airconditioning achter te gebruiken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 588 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
589
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en lucht-
hoeveelheid veranderen overeen-
komstig de geselecteerde
luchtcirculatiemodus.
Afstellen van de richting van de luchtstroom en openen/sluiten van
de uitstroomopeningen
Richt de luchtstroom naar links
of rechts, boven of beneden.
Draai de knop geheel in de rich-
ting van de achterzijde van de
auto om de uitstroomopening te
sluiten.
Uitstroomopeningen
1
2
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de airconditioning niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de motor niet
draait.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 589 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
590
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Automatische airconditioning achter
Wijzigen van de ingestelde temperatuur
Druk op van de toets TEMP om de temperatuur te verhogen en op om
de temperatuur te verlagen.
Wijzigen van de instelling van de aanjagersnelheid
Druk op van om de aanjagersnelheid te verhogen en op om
de aanjagersnelheid te verlagen.
Druk op de toets OFF om de aanjager uit te schakelen.
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Auto's zonder stoelverwarming voor de buitenste stoelen op de tweede zitrij
Druk op een van de toetsen van , of .
Auto's met stoelverwarming voor de buitenste stoelen op de tweede zitrij
Druk op .
Iedere keer dat er op de toets voor de luchtcirculatiemodus wordt gedrukt,
worden er andere uitstroomopeningen geselecteerd.
: Indien aanwezig
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid
worden automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
Auto's zonder stoelverwarming
voor de buitenste stoelen op de
tweede zitrij
Auto's met stoelverwarming voor
de buitenste stoelen op de
tweede zitrij
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 590 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
591
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Gebruik van de automatische modus
Druk op de toets AUTO.
Wijzig de ingestelde temperatuur.
Druk op de toets OFF om de procedure te beëindigen.
Wanneer het systeem handmatig wordt bediend in de automatische
modus
Als de instelling van de aanjagersnelheid of de luchtcirculatiemodi worden
bediend, dooft het controlelampje van de automatische modus. De auto-
matische modus blijft echter ingeschakeld voor de andere functies dan die
worden bediend.
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en lucht-
hoeveelheid veranderen overeen-
komstig de geselecteerde
luchtcirculatiemodus.
Afstellen van de richting van de luchtstroom en openen/sluiten van
de uitstroomopeningen
Richt de luchtstroom naar links
of rechts, boven of beneden.
Draai de knop geheel in de rich-
ting van de achterzijde van de
auto om de uitstroomopening te
sluiten.
Bedieningspaneel airconditioning
Uitstroomopeningen
1
2
3
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 591 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
592
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de accu
Laat de airconditioning niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de motor niet
draait.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 592 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
593
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Extra verwarming
Aan/uit
De extra verwarming gaat ongeveer
30 seconden nadat op de toets gedrukt
wordt werken, en het duurt nog onge-
veer 55 seconden voordat hij volledig is
opgewarmd.
De extra verwarming kan worden bediend als
De motor draait.
De buitentemperatuur laag is.
De koelvloeistoftemperatuur laag is.
Normale verschijnselen bij werking van de extra verwarming
De volgende omstandigheden duiden niet op een storing.
Als de extra verwarming in- of uitgeschakeld wordt, kan enige witte rook of een lichte
geur vrijkomen uit de onder de vloer geplaatste uitlaat.
Bij het gebruik onder extreem koude omstandigheden kan tevens wat condens uit de
uitlaat komen.
Het is mogelijk dat gedurende 2 minuten nadat de extra verwarming is uitgeschakeld
in de motorruimte een geluid hoorbaar is.
Als de verwarming is uitgeschakeld
Het verdient aanbeveling om de extra verwarming niet binnen 10 minuten opnieuw in
te schakelen nadat u deze uitgeschakeld hebt. Anders kan de extra verwarming geluid
maken wanneer deze werkt.
Bij het tanken
De motor moet zijn afgezet. Wanneer u de motor afzet, wordt de extra verwarming uit-
geschakeld.
: Indien aanwezig
Deze zorgt ervoor dat het interieur van de auto warm blijft onder koude
omstandigheden.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 593 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
594
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Brandwonden of schade aan uw auto voorkomen
OPMERKING
Schade aan de auto voorkomen
Schakel de extra verwarming niet herhaaldelijk in en uit binnen een tijdsinterval van
5 minuten omdat dat de levensduur kan verkorten. Zet de toets van de extra ver-
warming uit als de motor vaak opnieuw gestart wordt (zoals bij bezorgingen).
Voer geen veranderingen uit aan de extra verwarming zonder eerst een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige te raadplegen. Dit kan een defect aan het verwarmings-
element of zelfs brand veroorzaken.
Mors geen water of andere vloeistoffen op het verwarmingselement en de brand-
stofpomp van de verwarming. Hierdoor kan de extra verwarming defect raken.
Houd de in- en uitlaat van de verwarming vrij van water, sneeuw, ijs, modder, enz.
Wanneer deze verstopt raken, kan de verwarming niet meer goed werken.
Als u iets ongewoons opvalt, zoals een vloeistoflek, rook of een slechte werking,
schakel dan de extra verwarming uit en laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 594 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
595
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Stuurwielverwarming
/stoelverwarming
/
stoelventilatoren
: Indien aanwezig
De stuurwielverwarming en de stoelverwarming verwarmen de zijkan-
ten van het stuurwiel en de stoelen. De stoelventilatoren zorgen voor
een goede ventilatie door lucht door de stoelen te blazen.
WAARSCHUWING
Wees voorzichtig wanneer iemand uit onderstaande categorieën in contact komt
met het stuurwiel en de stoelen wanneer de stuurwiel- en stoelverwarming zijn
ingeschakeld:
Baby's, kleine kinderen, oudere personen, zieken en gehandicapten
Personen met een gevoelige huid
Personen die oververmoeid zijn
Personen die alcohol hebben gedronken of personen die rustgevende medicij-
nen (slaapmiddel, middel tegen verkoudheid, enz.) hebben gebruikt
Neem, om de kans op lichte brandwonden of oververhitting te beperken, de vol-
gende voorzorgsmaatregelen in acht:
Bedek de stoel niet met een kleed of kussen als de stoelverwarming in gebruik
is.
Gebruik de stoelverwarming niet langer dan noodzakelijk is.
OPMERKING
Plaats geen zware voorwerpen met een ongelijkmatig oppervlak op de stoel en leg
geen scherpe voorwerpen (naalden, punaises, enz.) op de stoel.
Gebruik de functies niet wanneer de motor uitgeschakeld is, om te voorkomen dat
de accu ontladen raakt.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 595 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
596
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Schakelt de stuurwielverwarming in/
uit
Wanneer de verwarming wordt inge-
schakeld, gaat een controlelampje
branden.
De stuurwielverwarming kan worden gebruikt wanneer
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Timer
De stuurwielverwarming wordt na ongeveer 30 minuten automatisch uitgeschakeld.
Stuurwielverwarming (indien aanwezig)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 596 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
597
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Auto's met automatische transmissie
Auto's met handgeschakelde transmissie
Schakelt de stoelverwarming in
Het controlelampje gaat branden.
Hoe hoger het cijfer, hoe warmer de stoel wordt.
Stoelverwarming voor (indien aanwezig)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 597 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
598
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voorstoelen
Auto's met automatische transmissie
Auto's met handgeschakelde transmissie
Schakelt de stoelverwarming in
Het controlelampje gaat branden.
Hoe hoger het cijfer, hoe warmer de stoel wordt.
Er wordt lucht door de stoel geblazen
Het controlelampje gaat branden.
Hoe hoger het cijfer, hoe sterker de luchtstroom.
Buitenste stoelen tweede zitrij
Voor linker zitplaats op tweede
zitrij
Voor rechter zitplaats op tweede
zitrij
Stand hoog
Stand laag
Druk op HI of LO om de stoelver-
warming in te schakelen.
Uit
Stoelverwarming en -ventilatoren (indien aanwezig)
1
2
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 598 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
599
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
De stoelverwarming en de stoelventilatoren kunnen worden gebruikt als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
De stoelverwarming van de buitenste stoelen op de tweede zitrij kan niet worden
gebruikt wanneer (auto's met 1GD-FTV motor)
De voorruitontwaseming (indien aanwezig) in werking is.
Indien niet in gebruik
Zet de knop op 0. Het controlelampje gaat uit.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 599 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
600
6-2. Gebruik van de interieurverlichting
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Overzicht interieurverlichting
Leeslampjes/interieurverlichting (Blz. 601)
Paneelverlichting
* (indien aanwezig)
Verlichting binnenportiergrepen
* (indien aanwezig)
Selectiehendelverlichting (indien aanwezig)
Voetenruimteverlichting
* (indien aanwezig)
Contactslotverlichting
Portiervakverlichting
* (indien aanwezig)
Dorpelverlichting (indien aanwezig)
Instapverlichting spiegelvoet (indien aanwezig)
*: De helderheid van de verlichting kan worden ingesteld (Blz. 602)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 600 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
601
6-2. Gebruik van de interieurverlichting
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Uit
De leeslampjes/interieurverlichting kunnen afzonderlijk worden in- of uitge-
schakeld.
Stand DOOR
De leeslampjes/interieurverlichting gaan branden als een portier wordt
geopend. De verlichting gaat uit als de portieren worden gesloten.
Aan
De leeslampjes/interieurverlichting kunnen niet afzonderlijk worden uitge-
schakeld.
Voor
Schakelt de verlichting in/uit
Hoofdschakelaar leeslampjes/interieurverlichting
Leeslampjes/interieurverlichting
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 601 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
602
6-2. Gebruik van de interieurverlichting
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Achter (zonder leeslampjes)
Schakelt de verlichting in
Schakelt de stand DOOR in
Portierpositie: Als de hoofdschakelaar
voor de leeslampjes/interieurverlich-
ting in de stand OFF staat, wordt de
verlichting niet ingeschakeld.
Achter (met leeslampjes)
Schakelt de verlichting in/uit
De helderheid van de volgende verlichting kan worden ingesteld:
Verlichting binnenportiergreep
Paneelverlichting
Portiervakverlichting
Voetenruimteverlichting
Helderder
Donkerder
1
2
Schakelaars regeling loungeverlichting (indien aanwezig)
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 602 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
603
6-2. Gebruik van de interieurverlichting
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Instapverlichting
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
De verlichting wordt automatisch in-/uitgeschakeld afhankelijk van de stand van het
contact, het vergrendeld/ontgrendeld zijn van de portieren en het geopend/gesloten
zijn van de portieren.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
De verlichting wordt automatisch in-/uitgeschakeld afhankelijk van de stand van het
contact, de aanwezigheid van de elektronische sleutel, het vergrendeld/ontgrendeld
zijn van de portieren en het geopend/gesloten zijn van de portieren.
Voorkomen van ontlading van de accu
Als de volgende verlichting blijft branden nadat het contact UIT is gezet, gaat de ver-
lichting na 20 minuten automatisch uit:
Leeslampjes/interieurverlichting
Verlichting binnenportiergrepen (indien aanwezig)
Paneelverlichting (indien aanwezig)
Portiervakverlichting (indien aanwezig)
Voetenruimteverlichting (indien aanwezig)
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. de tijd die verstrijkt voordat de interieurverlichting uitgaat) kunnen
worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 849)
OPMERKING
Laat de verlichting niet langer branden dan noodzakelijk is als de motor niet draait,
om ontladen van de accu te voorkomen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 603 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
604
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Overzicht van opbergmogelijkheden
Bekerhouders (Blz. 608)
Fleshouders/portiervakken (Blz. 609)
Extra opbergvakken (Blz. 612)
Dashboardkastje (Blz. 605)
Pasjeshouder (alleen auto's met rechtse besturing) (Blz. 606)
Consolevak (indien aanwezig) (Blz. 606)
Koelbox (indien aanwezig) (Blz. 620)
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 604 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
605
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Ontgrendelen met de hoofdsleutel
of de mechanische sleutel
Vergrendelen met de hoofdsleutel
of de mechanische sleutel
Openen (trek aan de hendel)
De verlichting van het dashboardkastje gaat branden als de achterlichten branden.
WAARSCHUWING
Laat geen brillen, aanstekers of spuitbussen in de opbergvakken liggen. Als u dat
wel doet, kan dat bij hoge temperaturen leiden tot het volgende:
Brillen kunnen vervormen als de temperatuur in de auto te hoog oploopt of bar-
sten als ze in contact komen met andere voorwerpen.
Aanstekers en spuitbussen kunnen exploderen. Als ze in contact komen met
andere voorwerpen, kunnen aanstekers vlam vatten en kunnen spuitbussen gas
gaan lekken, waardoor brand kan ontstaan.
Houd de deksels gesloten tijdens het rijden of als de opbergvakken niet in gebruik
zijn.
Bij plotseling remmen of uitwijken kan letsel ontstaan doordat een inzittende wordt
geraakt door de open klep of door voorwerpen in het opbergvak.
Dashboardkastje
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 605 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
606
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
In het dashboardkastje bevindt zich de pasjeshouder.
Uw auto is uitgerust met een consolevak of een koelbox.
Raadpleeg voor auto's met koelbox Blz. 620.
Trek de knop omhoog en til het deksel omhoog om de vergrendeling te ont-
grendelen.
Tilt het deksel en het opbergvak op
Tilt het deksel op
Til het opbergvak op om het consolevak te openen.
Pasjeshouder (auto's met rechtse besturing)
Consolevak (indien aanwezig)
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 606 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
607
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Gebruik van de uitstroomopening in het consolevak (indien aanwezig)
Producten die niet geschikt zijn voor het consolevak
Dranken in niet-afgesloten verpakkingen
Breekbare producten, bederfelijke producten of producten met een sterke geur
Handleiding, elektronische apparaten, CD's, enz. (bij gebruik van de uitstroomope-
ning in het consolevak)
Het deksel van het consolevak gebruiken als armsteun
Lucht afkomstig van de airconditioning kan
naar het consolevak worden geleid door de
opening te openen.
Openen
Sluiten
Schuif het deksel van het consolevak zo nodig
naar voren of naar achteren. Trek de hendel
omhoog en verschuif het deksel om de ver-
grendeling te ontgrendelen.
OPMERKING
Controleer onderstaande zaken als de klep of het opbergvak van het consolevak niet
sluit of wanneer het opbergvak blijft hangen bij het openen van de klep.
Geforceerd gebruik kan het consolevak of de bewaarde voorwerpen beschadigen.
De bewaarde voorwerpen in het consolevak hinderen het opbergvak niet.
De bewaarde voorwerpen in het opbergvak hinderen de klep van het consolevak
niet.
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 607 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
608
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Bekerhouders
Bekerhouders/fleshouders/portiervakken
Voor (auto's met automatische
transmissie)
Voor (auto's met handgescha-
kelde transmissie)
Druk het deksel van de bekerhou-
der naar beneden en klap het ver-
volgens open.
Druk het deksel van de bekerhouder
naar beneden en klap het vervol-
gens open.
Achter (type A) (indien aanwe-
zig)
Achter (type B) (indien aanwezig)
Trek de armsteun naar beneden. Trek de armsteun naar beneden,
druk de knop in en laat deze weer
los.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 608 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
609
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Fleshouders/portiervakken
De houder, het afzonderlijke opbergvak en de adapter van de bekerhouder ver-
wijderen
Voor (auto's met automatische transmissie)
Achter (type C) (indien aanwe-
zig)
Achter (type D) (indien aanwezig)
Druk op het deksel.
Voor Achter (indien aanwezig)
Trek de houder omhoog.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 609 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
610
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voor (auto's met handgeschakelde transmissie)
Achter (type A)
Wanneer een fles wordt opgeborgen in de fleshouder
Sluit de kap.
De fles kan mogelijk niet worden opgeborgen als gevolg van de grootte of vorm
ervan.
Trek het afzonderlijke opbergvak omhoog.
Trek de adapter omhoog.
WAARSCHUWING
Voorwerpen die niet in de bekerhouder mogen worden geplaatst
Zet niets anders in de bekerhouders dan bekers, mokken of blikjes. Dit geldt ook als
het deksel van de bekerhouder is gesloten.
Andere voorwerpen kunnen bij plotseling remmen, uitwijken of een ongeval uit de
houders worden geslingerd en letsel veroorzaken. Dek indien mogelijk warme dran-
ken af om verbranding te voorkomen.
Voorwerpen die niet in de fleshouder mogen worden geplaatst
Zet niets anders dan flessen in de fleshouders.
Andere voorwerpen kunnen bij een ongeval of plotseling remmen uit de bekerhou-
ders worden geslingerd en letsel veroorzaken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 610 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
611
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de bekerhouders achter (achter [type B])
Berg de bekerhouders op alvorens de armsteun in te klappen.
Zaken die niet in de fleshouders kunnen worden geplaatst
Plaats geen flessen zonder dop of glazen of papieren bekers met vloeistof in de
bekerhouders. De inhoud kan gemorst worden en het glas kan breken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 611 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
612
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Extra opbergvakken
Type A Type B (indien aanwezig)
Druk het deksel in.
Het extra opbergvak is handig voor het
tijdelijk opbergen van zonnebrillen en
vergelijkbare kleine voorwerpen.
Druk op het deksel.
Type C (indien aanwezig) Type D (auto's met automatische
transmissie)
Druk op het deksel.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 612 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
613
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Type E (auto's met handgescha-
kelde transmissie)
WAARSCHUWING
Plaats geen bekers, blikjes of flessen in het opbergvak. Bij plotseling remmen of
uitwijken of bij een ongeval kunnen deze uit het opbergvak worden geslingerd en
letsel veroorzaken. (type D en E)
Berg geen voorwerpen op die zwaarder zijn dan 0,2 kg.
Zwaardere voorwerpen kunnen ervoor zorgen dat het extra opbergvak opengaat,
waardoor het voorwerp naar buiten kan vallen en letsel kan veroorzaken. (type A)
Leg geen grote items in de dakconsole.
De dakconsole kan mogelijk niet meer worden gesloten vanuit de stand conversa-
tiespiegel. (type A)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 613 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
614
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voorzieningen in de bagageruimte
Gebruik de rails in de bagageruimte
om de sjorogen te bevestigen.
De sjorogen zelf behoren niet tot de
standaarduitrusting.
Auto's met derde zitrij (elektrisch ver-
stelbare stoelen): Bij het gebruik van
de rails in de bagageruimte moet de
derde zitrij omlaag zijn geklapt.
(Blz. 256)
Klap de haak omhoog om hem te
gebruiken.
In de bagageruimte zijn haken aanwe-
zig waaraan bagage kan worden vast-
gezet.
Auto's met derde zitrij (handmatig ver-
stelbare stoelen): Bij het gebruik van
de haken moet de derde zitrij zijn neer-
geklapt. (Blz. 254)
Rails in de bagageruimte (indien aanwezig)
Bagagehaken (indien aanwezig)
Type A Type B
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 614 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
615
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Open de klep.
Draai de knop rechtsom.
Open de klep.
Zet de gevarendriehoek vast.
De gevarendriehoek zelf behoort niet
tot de standaarduitrusting.
Gebruik de bagagenethaken om het bagagenet aan te brengen.
Het bagagenet zelf behoort niet tot de standaarduitrusting.
Gevarendriehoekhouder
1
1
2
2
Bagagenethaken
Type A Type B
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 615 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
616
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Extra opbergvak (indien aanwezig)
Type A Type B
Verwijder de afdekkap.
Extra opbergvak (indien aanwezig)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 616 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
617
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Plaatsen van de bagageafdekking
Plaats de zijde van de bagage-
afdekking met de uitsparing in
de houder aan de linkerzijde van
de auto. Druk de andere zijde
van de bagageafdekking in de
houder aan de rechterzijde.
Bevestig de haken aan de hoofdsteunen.
Auto's met derde zitrij: Om de bagageafdekking te kunnen gebruiken, moet de
derde zitrij zijn neergeklapt. (Blz. 254, 256)
Bagageafdekking (indien aanwezig)
1
2
3-deurs uitvoeringen 5-deurs uitvoeringen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 617 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
618
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Rol de bagageafdekking uit en
bevestig hem aan de haakjes.
Verwijderen van de bagageafdekking
Maak de haken las, haal de
bagageafdekking uit de hou-
ders links en rechts en rol de
bagageafdekking op.
Laat de bagageafdekking oprol-
len, neem hem aan beide zijden
uit de houder en verwijder hem.
Bewaar de bagageafdekking na het
verwijderen ergens anders dan in
het passagierscompartiment.
Afstellen van de hulpafdekking (indien aanwezig)
Maak de drukknoop vast wanneer de tweede zitrij in de achterste positie staat.
Maak de drukknopen los alvorens de tweede zitrij naar voren te schuiven.
3
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 618 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
619
6-3. Gebruik van de opbergmogelijkheden
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
WAARSCHUWING
Om letsel te voorkomen, dienen de bagagehaken altijd in de opbergpositie te wor-
den teruggezet.
Houd het extra opbergvak gesloten. Bij plotseling remmen of uitwijken kan letsel
ontstaan doordat een inzittende wordt geraakt door het open extra opbergvak of
door items in het opbergvak.
Laat kinderen niet op de bagageafdekking klimmen. Dit kan leiden tot beschadiging
van de bagageafdekking, en mogelijk tot ernstig letsel bij het kind.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 619 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
620
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Overige voorzieningen in het interieur
Trek de knop omhoog en til het
deksel omhoog om de vergrende-
ling te ontgrendelen.
Schakelt de koelbox in/uit
Als de koelbox is ingeschakeld, gaat
het controlelampje branden.
De koelbox kan worden bediend als
Auto's met een handmatig bediende airconditioning
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat en de airconditioning voor aan staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat en de airconditioning voor aan wordt gezet.
Auto's met automatische airconditioning
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Het contact AAN staat.
Als de airconditioning voor niet gebruikt wordt wanneer de koelbox wordt inge-
schakeld (auto's met automatische airconditioning)
De airconditioning voor wordt automatisch ingeschakeld.
Koelbox (indien aanwezig)
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 620 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
621
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Producten die niet geschikt zijn voor de koelbox
Dranken in niet-afgesloten verpakkingen
Breekbare producten, bederfelijke producten of producten met een sterke geur
Handleiding, elektronische apparaten, CD's, enz.
Als het controlelampje knippert
De koelbox werkt niet als een van de volgende situaties zich voordoet.
Als de airconditioning is uitgeschakeld
Als de airconditioning wordt ingeschakeld, wordt tevens de koelbox ingeschakeld.
Als de buitentemperatuur ongeveer 0C of lager is
Als het controlelampje blijft knipperen, is er mogelijk sprake van een storing in het sys-
teem. Schakel de airconditioning uit en laat het systeem controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Het deksel van de koelbox gebruiken als armsteun
Schuif het deksel van de koelbox zo nodig
naar voren of naar achteren. Trek de hendel
omhoog en verschuif het deksel om de ver-
grendeling te ontgrendelen.
WAARSCHUWING
Houd de koelbox gesloten. Bij plotseling remmen of uitwijken kan letsel ontstaan
doordat een inzittende wordt geraakt door de open koelbox of door producten in de
koelbox.
OPMERKING
Laat de koelbox niet langer ingeschakeld dan noodzakelijk is als de motor niet draait,
om ontladen van de accu te voorkomen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 621 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
622
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
Type A
Klap de zonneklep omlaag om
deze in de vooruitgerichte stand te
zetten.
Klap de zonneklep omlaag, maak
de klep los en draai deze naar de
zijkant om de zonneklep in de zij-
delingse stand te zetten.
Type B
Klap de zonneklep omlaag om
deze in de vooruitgerichte stand te
zetten.
Klap de zonneklep omlaag, maak
de klep los en draai deze naar de
zijkant om de zonneklep in de zij-
delingse stand te zetten.
Om het zijverlengstuk te kunnen
gebruiken, dient de zonneklep in
de zijdelingse stand te worden
geplaatst en vervolgens naar ach-
teren te worden geschoven.
Verschuif het klepje om de spiegel te
openen.
De verlichting gaat branden als het
afdekklepje opzij geschoven wordt.
Als de make-upverlichting aan wordt gelaten wanneer het contact UIT wordt gezet,
gaat de verlichting na 20 minuten automatisch uit.
Zonnekleppen
1
2
1
2
3
Make-upspiegel
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 622 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
623
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Met de conversatiespiegel kunnen de bestuurder en de voorpassagier zonder
zich om te hoeven draaien de achterpassagiers zien.
Druk op de knop.
Klap de klep verder naar beneden om de dakconsole te gebruiken als de conversatie-
spiegel open is. (Blz. 612)
OPMERKING
Laat de make-upverlichting niet te lang branden als de motor niet draait, om ontla-
den van de accu te voorkomen.
Conversatiespiegel
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 623 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
624
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
Instellen van de uren
Instellen van de minuten
Afronden op het dichtstbijzijnde
hele uur
*
*
: bijv. 1:00 tot 1:29 1:00
1:30 tot 1:59 2:00
De tijd wordt weergegeven als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact staat in stand ACC of AAN.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Bij het losnemen en aansluiten van de accukabels
De klokgegevens worden gereset.
Klok
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 624 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
625
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
De accessoireaansluiting kan worden gebruikt voor de volgende onderdelen:
12 V DC:
Accessoires die minder dan 10 A verbruiken.
Er moeten accessoires worden gebruikt die minder dan 10 A verbruiken wan-
neer verscheidene accessoireaansluitingen tegelijkertijd worden gebruikt.
220 V AC:
Accessoires die minder dan 100 W verbruiken.
Midden van console (12 V DC)
Accessoireaansluiting
Auto's met automatische trans-
missie
Auto's met handgeschakelde
transmissie
Achterzijde van consolevak
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 625 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
626
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
Bagageruimte (12 V DC) (indien aanwezig)
Bagageruimte (220 V AC) (indien aanwezig)
De accessoireaansluiting kan worden gebruikt als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
12 V DC: Het contact in stand ACC of AAN staat.
220 V AC: Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
12 V DC: Het contact in stand ACC of AAN staat.
220 V AC: Het contact AAN staat.
De accessoireaansluiting kan niet worden gebruikt wanneer (alleen 220 V AC,
auto's met 1GD-FTV motor)
De voorruitontwaseming (indien aanwezig) in werking is.
Als het contact UIT wordt gezet (alleen voor 12 V DC)
Koppel aangesloten elektrische apparaten met een oplaadfunctie, zoals een power-
bank, los.
Als dergelijke apparaten niet worden losgekoppeld, kan het contact mogelijk niet op de
normale manier UIT worden gezet.
3-deurs uitvoeringen 5-deurs uitvoeringen
3-deurs uitvoeringen 5-deurs uitvoeringen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 626 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
627
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Als het Stop & Start-systeem wordt gebruikt
Wanneer de motor wordt herstart nadat deze is uitgeschakeld door het Stop & Start-
systeem, is de accessoireaansluiting mogelijk tijdelijk niet bruikbaar. Dit duidt echter
niet op een storing.
OPMERKING
Voorkomen van schade aan de accessoireaansluiting
Sluit de accessoireaansluiting af met het kapje als de aansluiting niet in gebruik is.
Vreemde voorwerpen of vloeistoffen die in de accessoireaansluiting terechtkomen,
kunnen kortsluiting veroorzaken.
Voorkomen van doorgebrande zekering
12 V DC
Sluit geen accessoires aan die meer dan 12 V/10 A verbruiken.
220 V AC
Gebruik geen 220 V AC apparaat dat meer dan 100 W verbruikt.
Als een 220 V AC apparaat wordt gebruikt dat meer dan 100 W verbruikt, zorgt het
beveiligingscircuit ervoor dat de voeding wordt uitgeschakeld.
Voorkomen van ontlading van de accu
Gebruik de accessoireaansluiting niet langer dan noodzakelijk is als de motor niet
draait.
Apparaten die mogelijk niet goed werken (220 V AC)
De volgende 220 V AC apparaten werken mogelijk niet goed, zelfs als hun stroom-
verbruik lager is dan 100 W:
Apparaten met hoog beginpiekvermogen
Meetinstrumenten die nauwkeurige gegevens verwerken
Overige apparaten die een extreem stabiele voeding vereisen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 627 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
628
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
Klap de armsteun omlaag om deze te
kunnen gebruiken.
De handgrepen achter zijn voorzien
van kledinghaakjes.
Armsteun (indien aanwezig)
OPMERKING
Plaats geen al te zware last op de armsteun om schade aan de armsteun te voorko-
men.
Kledinghaakjes
WAARSCHUWING
Auto's met curtain airbags: Hang geen kleerhangers of andere harde of scherpe
voorwerpen aan de haakjes. Als de curtain airbags geactiveerd worden, kunnen
deze voorwerpen projectielen worden en ernstig letsel veroorzaken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 628 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
629
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6
Voorzieningen in het interieur
Een handgreep (type A) kan ter ondersteuning van uw lichaam worden
gebruikt wanneer u zit.
Een handgreep (type B) kan o.a. bij het in- of uitstappen worden gebruikt.
Handgreep (type A)
Handgreep (type B)
Handgrepen
1
2
WAARSCHUWING
Gebruik de handgreep (type A) niet bij het in- of uitstappen of bij het opstaan vanaf
uw zitplaats.
OPMERKING
Hang geen zware voorwerpen aan de handgreep en belast de greep niet overmatig,
om schade te voorkomen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 629 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
630
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
De asbak kan worden geplaatst in het
extra opbergvak (type E: Blz. 613)
of in de bekerhouder (Blz. 608).
Asbak (indien aanwezig)
WAARSCHUWING
Indien niet in gebruik
Houd de asbak gesloten. Bij plotseling remmen of uitwijken kan een ongeval ont-
staan doordat een inzittende wordt geraakt door de open asbak of door as die uit de
asbak vliegt.
Voorkomen van brand
Zorg ervoor dat lucifers en sigaretten volledig gedoofd zijn voordat u ze in de asbak
stopt en controleer of de asbak geheel gesloten is.
Stop geen papier of ander licht ontvlambaar materiaal in de asbak.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 630 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
631
7
Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7-1. Onderhoud en verzorging
Reinigen en beschermen
van het exterieur van
uw auto ................................. 632
Reinigen en beschermen
van het interieur van
uw auto ................................. 637
7-2. Onderhoud
Onderhoud en reparatie
.............................................. 640
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
Voorzorgsmaatregelen bij
zelf uit te voeren
onderhoud............................. 643
Motorkap ................................. 646
Motorruimte ............................. 647
Banden.................................... 672
Bandenspanning ..................... 693
Velgen ..................................... 695
Interieurfilter ............................ 698
Batterij afstandsbediening/
elektronische sleutel ............. 700
Controleren en vervangen
van zekeringen ..................... 705
Lampen ................................... 709
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 631 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
632
7-1. Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Reinigen en beschermen van het exterieur
van uw auto
Spoel de auto van boven naar beneden af met veel water en verwijder zo
vuil en stof van de carrosserie, uit de wielkasten en van de onderkant van
de auto.
Was de auto met een spons of een zachte doek (bijv. een zeemlap).
Verwijder hardnekkige vlekken met een autowasmiddel en spoel grondig
af met water.
Veeg overtollig water weg.
Wanneer het water niet meer in druppels op de lak blijft liggen, moet de
auto opnieuw in de was worden gezet.
Zet de auto alleen in de was als de carrosserie is afgekoeld.
Wassen in de wasstraat
Zorg ervoor dat de buitenspiegels zijn ingeklapt voordat u de auto wast. Begin met
wassen vanaf de voorzijde van de auto. Klap de spiegels weer uit voordat u gaat rij-
den.
Sommige borstels in wasstraten kunnen krassen veroorzaken op de carrosserie en
andere onderdelen (velgen, enz.), waardoor de lak van uw auto wordt beschadigd.
Hogedrukreinigers
Spuit niet van dichtbij op de randen van de portieren of de ruiten en blijf er niet lang-
durig op spuiten, omdat er anders water in het interieur terecht kan komen.
Kom met de hogedrukreiniger niet te dicht bij de lagers en oliekeerringen van de
onderdelen van de aandrijflijn (zoals het differentieel).
Anders kan er door de hoge waterdruk water in de onderdelen komen en vet worden
weggespoeld, waardoor de prestaties van het systeem zullen afnemen.
Houd bij auto's met hoogteregeling luchtvering achter de sproeierkop uit de buurt van
de luchtvering.
Voer het volgende uit om uw auto te beschermen en in perfecte staat te
houden:
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 632 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
633
7-1. Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Opmerkingen voor auto's met Smart entry-systeem en startknop (indien aanwe-
zig)
Als de portiergreep nat wordt terwijl de elektronische sleutel zich binnen het werkzame
gebied bevindt, kan het portier herhaaldelijk worden vergrendeld en ontgrendeld. Volg
in dit geval de correctieprocedure hieronder bij het wassen van de auto:
Plaats de elektronische sleutel op een afstand van ten minste 2 meter van de
auto. (Zorg ervoor dat de sleutel niet gestolen wordt.)
Schakel de energiebespaarmodus van de elektronische sleutel in om het Smart
entry-systeem met startknop uit te schakelen. (Blz. 204)
Velgen en wieldoppen
Verwijder vuil onmiddellijk met een neutraal reinigingsmiddel.
Spoel het reinigingsmiddel direct na het gebruik weg met water.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om de lak tegen beschadiging te
beschermen.
Gebruik geen zuurhoudende of alkalische middelen of schuurmiddelen
Gebruik geen harde borstels
Reinig de velgen niet met reinigingsmiddelen als de velgen, bijvoorbeeld na het
rijden of stilstaan bij warm weer, nog warm zijn
Bumpers
Gebruik geen schuurmiddelen.
Verchroomde delen
Als het vuil niet kan worden verwijderd, reinig de onderdelen dan als volgt:
Gebruik een zachte doek en sop met ongeveer 5% neutraal reinigingsmiddel om het
vuil te verwijderen.
Veeg daarna het resterende vocht van het leder af met een droge, schone doek.
Gebruik met alcohol natgemaakte doekjes o.i.d. om olieresten te verwijderen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 633 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
634
7-1. Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Bij het wassen van de auto
Zorg dat er geen water in de motorruimte komt. Anders kunnen de elektrische com-
ponenten, enz. vlam vatten.
Bij het schoonmaken van de voorruit (auto's met ruitenwisser met regensen-
sor)
Wanneer het bovenste deel van de voorruit waar de regensensor is geplaatst met
de hand wordt aangeraakt
Wanneer een natte doek of iets dergelijks in de buurt van de regensensor wordt
gehouden
Als iets tegen de voorruit stoot
Als u het regensensorhuis aanraakt of als iets in aanraking komt met de regensen-
sor
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de uitlaatpijp
Uitlaatgassen zorgen ervoor dat de uitlaatpijp tamelijk heet wordt.
Raak wanneer u de auto wast de uitlaatpijp niet aan totdat deze voldoende is afge-
koeld, aangezien het aanraken van een hete uitlaatpijp brandwonden kan veroorza-
ken.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de Blind Spot Monitor (indien aanwe-
zig)
Als de lak van de achterbumper is geschilferd of bekrast, kan een storing optreden in
het systeem.
Neem, als dit gebeurt, contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
OFF
AUTO
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 634 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
635
7-1. Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
OPMERKING
Aantasting van de lak en corrosie van de carrosserie en onderdelen (lichtmeta-
len velgen, enz.) voorkomen
Was de auto zo spoedig mogelijk:
Na het rijden in een kustgebied
Na het rijden over gepekelde wegen
Als er zich teer of boomsappen op de lak bevinden
Als er zich dode insecten of insecten- of vogeluitwerpselen op de lak bevinden
Na het rijden in gebieden waar sprake is van veel rook, stof, ijzerdeeltjes of che-
mische stoffen
Als de auto erg vuil is geworden van stof of modder
Als er brandstof op de lak is gemorst
Als de lak is geschilferd of bekrast, laat deze dan direct herstellen.
Verwijder vuil van de velgen en berg ze op een droge plaats op om te voorkomen
dat de velgen tijdens de opslag corroderen.
Schoonmaken van de verlichting aan de buitenzijde
Was deze met de nodige voorzichtigheid. Gebruik geen organische oplosmiddelen
en borstel ze ook niet af met een harde borstel.
Dit kan het oppervlak van de lampen beschadigen.
Breng geen was aan op het oppervlak van de lampen.
Was kan het lampglas beschadigen.
Voorkomen van beschadiging van de ruitenwisserarmen voor
Trek eerst de ruitenwisserarm aan de bestuurderszijde omhoog en daarna die aan
de passagierszijde. Begin, als u de ruitenwisserarmen weer in hun oorspronkelijke
stand terugzet, aan de passagierszijde.
Wassen in een wasstraat (auto's met ruitenwissers met regensensor)
Zet de ruitenwisserschakelaar in stand OFF.
Als de ruitenwisserschakelaar in stand AUTO staat, kunnen de ruitenwissers in wer-
king treden waardoor de ruitenwisserbladen beschadigd kunnen raken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 635 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
636
7-1. Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
OPMERKING
Reinigen met een hogedrukreiniger
Stel de camera (indien aanwezig) of de omgeving ervan tijdens het wassen van de
auto niet bloot aan sterke waterstralen uit de hogedrukreiniger. Door de kracht van
de waterstralen werkt het apparaat mogelijk niet normaal.
Houd de sproeierkop uit de buurt van hoezen (rubberen of kunststof afdekkingen),
stekkers of de volgende onderdelen. Wanneer onderdelen in aanraking komen met
sterke waterstralen, kunnen ze beschadigd raken.
Aan tractie gerelateerde onderdelen
Onderdelen stuurinrichting
Onderdelen wielophanging
Onderdelen remsysteem
Houd de sproeierkop op ten minste 30 cm van de carrosserie. Anders kunnen
kunststof delen, zoals lijsten en bumpers, vervormd of beschadigd raken. Houd de
sproeierkop ook niet de hele tijd op dezelfde plek.
Spuit niet continu met water op het onderste gedeelte van de voorruit. Daar bevindt
zich de luchtinlaatopening voor de airconditioning en als daar water doorheen
komt, werkt de airconditioning mogelijk niet goed.
Reinig de onderzijde van de auto niet met een hogedrukreiniger.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 636 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
637
7-1. Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Reinigen en beschermen van het interieur
van uw auto
Verwijder vuil en stof met een stofzuiger. Veeg vuile oppervlakken schoon
met een in lauw water gedompelde doek.
Als het vuil niet kan worden verwijderd, verwijder het dan met een zachte
doek met water met ongeveer 1% reinigingsmiddel.
Verwijder alle sporen van het reinigingsmiddel en water grondig met een
schone, vochtige doek.
Verwijder vuil en stof met een stofzuiger.
Veeg overtollig vuil en stof weg met een zachte doek en een verdund
oplosmiddel.
Gebruik sop met ongeveer 5% wolreinigingsmiddel.
Verwijder alle sporen van het reinigingsmiddel grondig met een schone,
vochtige doek.
Veeg daarna het resterende vocht van het leder af met een droge, schone
doek. Laat de lederen bekleding drogen in een geventileerde ruimte in de
schaduw.
Verwijder vuil en stof met een stofzuiger.
Verwijder het met een zachte vochtige doek met ongeveer 1% reinigings-
middel.
Verwijder alle sporen van het reinigingsmiddel en water grondig met een
schone, vochtige doek.
Voer het volgende uit om het interieur van uw auto te beschermen en in
perfecte staat te houden:
Beschermen van het interieur
Schoonmaken van lederen bekleding
Schoonmaken van kunstleder
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 637 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
638
7-1. Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Onderhoud van lederen bekleding
Om het interieur in een goede conditie te houden, raadt Toyota u aan het ten minste
twee keer per jaar schoon te maken.
Schoonmaken van de vloerbedekking
Er zijn verschillende reinigingsmiddelen op schuimbasis in de handel verkrijgbaar.
Gebruik een spons of een borstel om het schuim aan te brengen. Wrijf met elkaar
overlappende cirkels. Gebruik geen water. Het beste resultaat wordt verkregen door
de vloerbedekking zo droog mogelijk te houden.
Veiligheidsgordels
Maak de veiligheidsgordels schoon met een mild sop, lauw water en een doek of
spons. Controleer ook de gordels regelmatig op overmatige slijtage, rafels en scheu-
ren.
WAARSCHUWING
Water in de auto
Mors geen vloeistof in het interieur van de auto.
Anders kunnen de elektrische onderdelen en dergelijke defect raken of vlam vat-
ten.
Voorkom dat onderdelen of de bedrading van het airbagsysteem in het interieur nat
worden.
(Blz. 45)
Een elektrische storing kan ervoor zorgen dat de airbags worden geactiveerd of
niet op de juiste wijze werken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Reinigen van het interieur (met name het dashboard)
Gebruik geen autowas of lakcleaner. Het dashboard kan in de voorruit worden weer-
kaatst; hierdoor kan het gezichtsveld van de bestuurder worden belemmerd wat een
ernstig ongeval tot gevolg kan hebben.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 638 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
639
7-1. Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
OPMERKING
Reinigingsmiddelen
Gebruik de volgende reinigingsmiddelen niet, omdat ze verkleuring van het interi-
eur of strepen en beschadigingen van gelakte oppervlakken kunnen veroorzaken:
Behalve de stoelen: Organische reinigingsmiddelen zoals wasbenzine, alcohol
en terpentine, alkalische of zuurhoudende middelen, textielverf en bleekmiddel
Stoelen: Alkalische en zuurhoudende middelen, zoals thinner, wasbenzine en
alcohol
Gebruik geen autowas of lakcleaner. Het dashboard of andere gelakte delen van
het interieur kunnen beschadigd raken.
Voorkomen van beschadiging van lederen bekleding
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om beschadiging en vroegtijdige
slijtage van lederen bekleding te voorkomen:
Verwijder stof en vuil onmiddellijk van de bekleding.
Stel de auto niet langdurig bloot aan direct zonlicht. Parkeer uw auto in de scha-
duw, vooral bij warm weer.
Leg geen vinyl of plastic voorwerpen of artikelen die was bevatten op de bekleding,
aangezien ze bij hoge temperaturen in het interieur mogelijk aan het leer vast blij-
ven kleven.
Water op de vloerbedekking
Was de vloerbedekking van de auto niet met water.
Water dat in contact komt met elektrische onderdelen boven of onder de vloerbedek-
king, kan schade aan de verschillende systemen van de auto veroorzaken, bijvoor-
beeld aan het audiosysteem. Water kan bovendien roest aan de carrosserie
veroorzaken.
Bij het reinigen van de binnenzijde van de voorruit (auto's met Toyota Safety
Sense)
Zorg ervoor dat er geen glasreiniger op de lens terechtkomt. Raak de lens ook niet
aan.
(Blz. 386)
Schoonmaken van de binnenzijde van de achterruit
Gebruik geen ruitenreiniger om de achterruit schoon te maken. Hierdoor kunnen de
verwarmingsdraden en antenne beschadigd raken. Veeg de ruit voorzichtig schoon
met een doek en lauw water. Veeg de ruit schoon in dezelfde richting als de ver-
warmingsdraden en antenne.
Voorkom beschadiging van de verwarmingsdraden en de antenne.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 639 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
640
7-2. Onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Onderhoud en reparatie
Laat het periodiek onderhoud aan uw auto uitvoeren volgens het onder-
houdsschema.
Zie het onderhouds- en garantieboekje voor het onderhoudsschema.
Hoe zit het met zelf uit te voeren onderhoud?
Als u een beetje technisch inzicht en wat eenvoudig gereedschap hebt, zijn veel
onderhoudswerkzaamheden zelf uit te voeren.
Houd er echter rekening mee dat voor bepaalde werkzaamheden speciaal gereed-
schap en kennis benodigd zijn. Dit soort werkzaamheden kunt u beter overlaten
aan een deskundig monteur. Zelfs als u een ervaren doe-het-zelfmonteur bent,
raden wij u aan om reparaties en onderhoud door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige uit te laten voeren. Een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
houdt de onderhoudshistorie van uw Toyota bij, wat handig kan zijn als u ooit werk-
zaamheden moet laten uitvoeren die onder de garantie vallen. Indien u de service-
of onderhoudswerkzaamheden door een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige dan een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur laat
uitvoeren, raden wij u aan te vragen of de onderhoudshistorie kan worden bijgehou-
den.
Om veilig en zuinig te kunnen rijden is het van essentieel belang dat uw
auto goed verzorgd en onderhouden wordt. Toyota raadt u aan uw auto
als volgt te onderhouden:
Periodiek onderhoud
Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 640 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
641
7-2. Onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Waar naartoe voor goed onderhoud?
Om uw auto in de best mogelijke staat te houden, raadt Toyota u aan om alle onder-
houdswerkzaamheden, inspecties en reparaties te laten uitvoeren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Laat door de garantie gedekte reparaties en servicewerkzaam-
heden uitvoeren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur, die originele
Toyota-onderdelen gebruikt bij het oplossen van eventuele problemen met uw auto. Er
kunnen ook voordelen aan zitten om niet door de garantie gedekte reparaties en ser-
vicewerkzaamheden te laten uitvoeren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur, omdat die u met zijn expertise kan helpen eventuele problemen met uw
auto op te lossen.
Uw Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige voert alle onderhoudswerkzaamheden aan uw auto
betrouwbaar en tegen zo laag mogelijke kosten uit, dankzij zijn ervaring met Toyota's.
Wanneer moet uw auto worden gerepareerd?
Wees attent op veranderingen in de prestaties en geluiden en op zichtbare tekenen
die erop wijzen dat onderhoud noodzakelijk is. Een paar belangrijke aanwijzingen zijn:
De motor hapert, stottert of slaat over
Een merkbaar verlies aan trekkracht
Vreemde motorgeluiden
Sporen van lekkage onder de auto (na gebruik van de airconditioning is waterlekk-
age echter normaal)
Verandering in het uitlaatgeluid (dit kan wijzen op een zeer gevaarlijk koolmonoxide-
lek. Rijd met alle ruiten open en laat het uitlaatsysteem onmiddellijk controleren).
Abnormaal zachte banden, ongewoon veel bandengepiep bij het nemen van bochten
of ongelijkmatige bandenslijtage
De auto trekt naar één kant, terwijl u rechtuitrijdt op een vlakke weg
Vreemde geluiden die kennelijk in verband staan met de bewegingen van de wielop-
hanging
Verlies van remkracht, sponzig aanvoelend rempedaal of koppelingspedaal, het
pedaal kan bijna tot op de vloer worden ingetrapt of scheeftrekken van de auto bij
remmen
Koelvloeistoftemperatuur voortdurend hoger dan normaal (Blz. 146)
Als u een van deze zaken merkt, laat dan uw auto zo snel mogelijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige. Mogelijk moet uw auto afgesteld of gerepareerd
worden.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 641 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
642
7-2. Onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Wanneer uw auto niet volgens de voorschriften is onderhouden
Onjuist onderhoud kan ernstige schade aan de auto en ernstig letsel veroorzaken.
Omgaan met de accu
Accupolen, aansluitingen en bijbehorende onderdelen bevatten lood. Een loodvergif-
tiging kan een hersenbeschadiging veroorzaken. Was daarom na werkzaamheden
altijd uw handen. (Blz. 658)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 642 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
643
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te voeren
onderhoud
*: Indien aanwezig
Als u zelf onderhoudswerkzaamheden en controles uitvoert, dient u dit
precies te doen zoals in dit hoofdstuk wordt beschreven.
Onderwerp Benodigdheden
Toestand accu
(Blz. 658)
•Warm water Zuiveringszout •Vet
Universele sleutel (voor de bouten van de accukabels)
Gedestilleerd water
Koelvloeistofniveau/
koelvloeistofniveau
intercooler
*
(Blz. 655)
Toyota Super Long Life koelvloeistof of een gelijkwaardig
product. Toyota Super Long Life Coolant is voorgemixt met
50% koelvloeistof en 50% gedestilleerd water.
Trechter (uitsluitend voor het bijvullen van koelvloeistof)
Motoroliepeil
Blz. 651)
Originele Toyota-motorolie of gelijkwaardig
Doek of poetspapier
Trechter (uitsluitend voor het bijvullen van motorolie)
Zekeringen
(Blz. 705)
Zekering met dezelfde stroomsterkte als de oorspronkelijke
zekering
Lampen
(Blz. 709)
Lamp met hetzelfde nummer en vermogen als het oor-
spronkelijke exemplaar
Kruiskopschroevendraaier
Sleufkopschroevendraaier Sleutel
Radiateur,
condensor en
intercooler
*
(Blz. 657)
Bandenspanning
(Blz. 693)
Bandenspanningsmeter Compressor
Ruitensproeiervloei-
stof
(Blz. 661)
Water of ruitensproeiervloeistof met antivries (voor gebruik
onder winterse omstandigheden)
Trechter (uitsluitend voor het bijvullen van ruitensproeier-
vloeistof)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 643 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
644
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
In de motorruimte bevinden zich allerlei mechanismen en vloeistoffen die plotseling in
beweging kunnen komen, heet kunnen worden of elektrisch geladen kunnen worden.
Neem de onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht om ernstig letsel te voorkomen:
Tijdens werkzaamheden in de motorruimte
Houd handen, kleding en gereedschap uit de buurt van de draaiende ventilator en
de aandrijfriem.
Raak de motor, de radiateur, het uitlaatspruitstuk en dergelijke niet aan als de
motor heet is. De olie en andere vloeistoffen kunnen ook heet zijn.
Laat geen brandbare voorwerpen, zoals een stuk papier of een doek, achter in de
motorruimte.
Rook niet, veroorzaak geen vonken en voorkom open vuur in de buurt van brand-
stof of de accu. De brandstof- en accudampen zijn licht ontvlambaar.
Wees uiterst voorzichtig als u aan de accu werkt. De accu bevat namelijk het giftige
en corrosieve zwavelzuur.
Wees voorzichtig, want remvloeistof is gevaarlijk voor uw handen en ogen en kan
gelakte oppervlakken beschadigen. Als u remvloeistof op uw handen of in uw ogen
krijgt, spoel ze dan onmiddellijk met schoon water. Raadpleeg een arts als u last
blijft houden.
Werkzaamheden bij de elektrische koelventilatoren of de radiateur
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zorg ervoor dat het contact UIT
staat. Als het contact AAN staat, kunnen de elektrische koelventilatoren automatisch
worden ingeschakeld als de airconditioning aan is en/of als de koelvloeistoftempera-
tuur te hoog wordt. (Blz. 657)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zorg ervoor dat het contact UIT staat.
Als het contact AAN staat, kunnen de elektrische koelventilatoren automatisch wor-
den ingeschakeld als de airconditioning aan is en/of als de koelvloeistoftemperatuur
hoog is. (Blz. 657)
Tijdens het werken aan of onder de auto
Kruip niet onder de auto wanneer deze alleen maar door de krik wordt ondersteund.
Gebruik altijd speciale bokken of gelijkwaardige steunen.
Veiligheidsbril
Draag een veiligheidsbril om uw ogen te beschermen tegen rondvliegend of vallend
materiaal, een straal vloeistof, enz.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 644 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
645
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
OPMERKING
Wanneer u het luchtfilter verwijdert
Rijden zonder luchtfilter kan leiden tot overmatige motorslijtage door vuil in de inlaat-
lucht.
Als het vloeistofniveau te laag of te hoog is
Het is normaal dat het remvloeistofniveau iets lager wordt door slijtage van de rem-
blokken of door een hoog vloeistofniveau in de accumulator.
Als het reservoir regelmatig moet worden bijgevuld, kan dit duiden op een serieus
probleem.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 645 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
646
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Motorkap
Trek de ontgrendelingshendel van
de motorkap naar u toe.
De motorkap zal iets omhoog springen.
Beweeg de veiligheidshaak naar
de zijkant en open de motorkap.
Ontgrendelen van de motorkap vanuit het interieur.
1
2
WAARSCHUWING
Controle voor het rijden
Controleer of de motorkap goed dicht en vergrendeld is.
Als de motorkap niet goed vergrendeld is, kan hij tijdens het rijden onverwacht open-
gaan, waardoor een ongeval kan ontstaan met mogelijk ernstig letsel tot gevolg.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 646 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
647
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Motorruimte
1GR-FE motor
Stofafvoerklep
(indien aanwezig) (Blz. 663)
Zekeringenkast nr. 2
(Blz. 705)
Oliepeilstok
(Blz. 651)
Koelvloeistofreservoir
(Blz. 655)
Radiateur (Blz. 657)
Motorolievuldop (Blz. 653)
Zekeringenkast nr. 1(Blz. 705)
Accu (Blz. 658)
Koelventilator radiateur
Koelventilator (indien aanwezig)
Condensor (Blz. 657)
Sproeierreservoir (Blz. 661)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 647 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
648
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
2TR-FE motor
Stofafvoerklep
(Blz. 663)
Koelvloeistofreservoir
(Blz. 655)
Koelventilator radiateur
Motorolievuldop (Blz. 653)
Oliepeilstok
(Blz. 651)
Zekeringenkast (Blz. 705)
Accu (Blz. 658)
Radiateur (Blz. 657)
Koelventilator (indien aanwezig)
Condensor (Blz. 657)
Sproeierreservoir (Blz. 661)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 648 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
649
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
1GD-FTV motor
Auto's met rechtse besturing:
Zekeringenkast nr. 2 bevindt zich aan de tegenovergestelde zijde van de
motorruimte.
Stofafvoerklep
(Blz. 663)
Zekeringenkast nr. 2(Blz. 705)
Extra accu
(indien aanwezig) (Blz. 658)
Koelvloeistofreservoir
(Blz. 655)
Motorolievuldop (Blz. 653)
Radiateur (Blz. 657)
Koelvloeistofreservoir
intercooler
*
1
(Blz. 655)
Oliepeilstok
(Blz. 651)
Dop AdBlue™-reservoir
(indien aanwezig) (Blz. 665)
Zekeringenkast nr. 1(Blz. 705)
Brandstoffilter (Blz. 664, 810)
Accu (Blz. 658)
Intercoolerradiateur
*
1
/
intercooler
*
2
(Blz. 657)
Condensor (Blz. 657)
Koelventilator radiateur
Koelventilator
Sproeierreservoir (Blz. 661)
Zekeringenkast nr. 3
(indien aanwezig) (Blz. 705)
*
1
: Auto's met vloeistofgekoelde
intercooler
*
2
: Auto's zonder vloeistofgekoelde
intercooler
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 649 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
650
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Verwijderen van de afdekkap van de motorruimte
Plaatsen van de clips
Druk middelste deel omhoog
Plaatsen
Indrukken
Afdekkap motorruimte
1
2
3
OPMERKING
Na het plaatsen van een afdekkap motorruimte
Controleer of de afdekkap goed vastzit in zijn oorspronkelijke positie.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 650 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
651
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Controleer het oliepeil met behulp van de peilstok bij bedrijfswarme, afge-
zette motor.
Controle van motorolie
Plaats de auto op een horizontale ondergrond. Wacht, nadat de motor
op bedrijfstemperatuur is gekomen en is afgezet, minstens 5 minuten
om de olie de gelegenheid te geven naar het carter terug te stromen.
Verwijder zand en stof van de peilstok.
Trek de peilstok uit de motor ter-
wijl u een doek onder het uit-
einde houdt.
Veeg de peilstok met een schone doek af.
Steek de peilstok weer volledig in de motor.
Motorolie
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 651 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
652
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Trek de peilstok uit de motor en controleer het oliepeil terwijl u een doek
onder het uiteinde houdt.
Laag
Normaal
Te hoog
De vorm van de peilstok is afhankelijk van de uitvoering van de auto en het
motortype.
Veeg de peilstok af en steek deze helemaal terug in de houder.
6
1
2
3
Type A Type B
7
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 652 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
653
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Motorolie bijvullen
Als het oliepeil onder het onderste
merkteken of er net boven ligt,
moet u olie bijvullen van het type
zoals hierna is vermeld, of van het-
zelfde type als waarmee de motor
eerder werd gevuld.
Controleer welke kwaliteit motorolie wordt voorgeschreven en leg de beno-
digdheden voor het bijvullen klaar.
Verwijder zand en stof van de olievuldop.
Verwijder de olievuldop door deze linksom te draaien.
Giet beetje voor beetje motorolie in de vulopening en controleer onder-
tussen het oliepeil steeds door middel van de peilstok.
Plaats de olievuldop door deze rechtsom te draaien.
Keuze motorolie Blz. 821
Oliehoeveelheid
(minimaal
maximaal)
1GR-FE motor 1,7 l (1,8 qt., 1,5 Imp.qt.)
2TR-FE motor 1,5 l (1,6 qt., 1,3 Imp.qt.)
1GD-FTV motor 1,2 l (1,3 qt., 1,1 Imp.qt.)
Onderwerp Schone trechter
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 653 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
654
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Olieverbruik
Er wordt tijdens het rijden een bepaalde hoeveelheid motorolie verbruikt. In de vol-
gende situaties neemt het olieverbruik mogelijk toe en moet er mogelijk tussen de
onderhoudsintervallen motorolie worden bijgevuld.
Als de motor nog nieuw is, bijvoorbeeld direct na aanschaf van de auto of nadat de
motor is vervangen
Als een lagere kwaliteit motorolie of motorolie met een verkeerde viscositeit wordt
gebruikt
Bij het rijden met hoge motortoerentallen, met een zwaar beladen auto, met een aan-
hangwagen of bij veelvuldig optrekken en afremmen
Als de motor langdurig stationair draait, of bij veelvuldig rijden in druk verkeer
Na het verversen van de motorolie (alleen 1GD-FTV motor)
Het indicatiesysteem motorolie verversen moet gereset worden. Ga als volgt te werk:
Auto's met multi-informatiedisplay type A
Schakel over op dagteller A op het display terwijl de motor draait.
(Blz. 145)
Zet het contact UIT.
Houd de toets ODO/TRIP (Blz. 145) ingedrukt en zet het contact AAN (maar start
de motor niet, anders wordt de resetstand geannuleerd). Houd de toets ingedrukt tot
op het multi-informatiedisplay wordt aangegeven dat het resetten voltooid is.
Auto's met multi-informatiedisplay type B
Gebruik de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel om op het multi-
informatiedisplay te selecteren.
Kies “Oil Maintenance” (onderhoud motorolie) m.b.v. en druk vervolgens op
.
Druk op om het indicatiesysteem motorolie verversen te resetten.
Druk op om te stoppen met selecteren en terug te keren naar het vorige
scherm.
WAARSCHUWING
Afgewerkte motorolie
Afgewerkte motorolie bevat schadelijke stoffen die huidaandoeningen zoals ontste-
king of huidkanker kunnen veroorzaken. Wees daarom voorzichtig en vermijd lang-
durig en herhaaldelijk contact met de huid. Verwijder afgewerkte motorolie door
goed met water en zeep te wassen.
Voer afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters op een veilige en acceptabele
manier af. Gooi afgewerkte motorolie en gebruikte oliefilters nooit weg in de vuilnis-
bak, in het riool of zomaar ergens. Neem contact op met een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur, een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige, tankstation of een automaterialenzaak voor meer informatie over recy-
cling of afvoeren.
Houd motorolie buiten het bereik van kinderen.
1
2
3
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 654 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
655
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Koelvloeistofreservoir
Benzinemotor
Het koelvloeistofniveau is correct als het zich bij koude motor tussen de
streepjes F en L bevindt.
Dop reservoir
Streepje F
Streepje L
Als het niveau zich op of onder het
onderste streepje (L) bevindt, moet
koelvloeistof worden bijgevuld tot
aan het bovenste streepje (F).
OPMERKING
Voorkomen van ernstige schade aan de motor
Controleer regelmatig het oliepeil.
Bij het olie verversen of bijvullen
Let erop dat er geen motorolie op onderdelen van de auto terechtkomt.
Vul nooit te veel olie bij, anders kan de motor beschadigd raken.
Controleer na het olie verversen altijd het oliepeil met de peilstok.
Controleer of de olievuldop goed is vastgedraaid.
Koelvloeistof
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 655 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
656
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Dieselmotor
Het koelvloeistofniveau is correct als het zich bij koude motor tussen de
streepjes FULL en LOW bevindt.
Dop reservoir
FULL-streepje
LOW-streepje
Als het niveau zich op of onder het
LOW-streepje bevindt, moet koel-
vloeistof worden bijgevuld tot aan
het FULL-streepje.
Koelvloeistofreservoir intercooler (1GD-FTV motor met vloeistofge-
koelde intercooler)
Dop reservoir
FULL (maximaal)
LOW (laag)
Als het niveau zich op of onder het
LOW-streepje bevindt, moet koel-
vloeistof worden bijgevuld tot aan
het FULL-streepje.
Selectie van koelvloeistof
Gebruik alleen Toyota Super Long Life Coolant of een gelijkwaardig product.
Toyota Super Long Life Coolant is een mengsel van 50% koelvloeistof en 50% gede-
mineraliseerd water. (Bereik: tot -35C)
Neem voor meer informatie over koelvloeistof contact op met een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als het koelvloeistofniveau korte tijd na het bijvullen weer is gezakt
Controleer de radiateur, de slangen, de dop van het koelvloeistofreservoir, de radia-
teurdop (indien aanwezig), de dop van het koelvloeistofreservoir van de intercooler,
het aftapkraantje en de waterpomp visueel. Als u geen lek kunt vinden, laat dan een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige de druk op de doppen nakijken en controleren op
lekkages in het koelsysteem.
1
2
3
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 656 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
657
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Controleer de radiateur, condensor en intercooler (indien aanwezig) en ver-
wijder eventueel vuil. Als een van bovenstaande onderdelen erg vuil is of als
u niet zeker bent van de staat ervan, laat dan uw auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING
Als de motor oververhit is
Verwijder de radiateurdop (indien aanwezig) of de dop van het koelvloeistofreservoir
niet.
Als het koelsysteem nog onder druk staat, kan hete koelvloeistof uit de vulopening
spuiten als de dop wordt verwijderd en brandwonden of ander ernstig letsel veroor-
zaken.
OPMERKING
Bij het bijvullen van koelvloeistof
Gebruik geen onverdunde antivries of alleen water. Een goede mengverhouding van
water en antivries zorgt voor een goede smering, corrosiebescherming en koeling.
Lees altijd de informatie op het etiket van de antivries of koelvloeistof.
Als u koelvloeistof morst
Verwijder de koelvloeistof met veel water om te voorkomen dat het de lak of onder-
delen aantast.
Radiateur, condensor en intercooler
WAARSCHUWING
Als de motor oververhit is
Raak om brandwonden te voorkomen de radiateur, de condensor en de intercooler
niet aan, aangezien deze heet kunnen zijn.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 657 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
658
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Controleer de accu als volgt.
Buitenkant van de accu
Controleer de accu op gecorrodeerde en loszittende klemmen, scheuren
en een loszittende bevestigingsbeugel.
Accupolen
Klembeugel
Controle van de accuvloeistof
Controleer of het niveau zich tussen het BOVENSTE en het ONDERSTE
streepje bevindt.
Bovenste streepje
Onderste streepje
Als het vloeistofniveau op of onder
het ONDERSTE streepje staat,
moet gedestilleerd water worden bij-
gevuld.
Bijvullen van gedestilleerd water
Verwijder de vuldop.
Vul gedestilleerd water bij.
Als het BOVENSTE streepje niet
zichtbaar is, controleer dan het
vloeistofniveau van bovenaf door
recht in de vulopening te kijken.
Draai de vuldop na het bijvullen weer goed vast.
Accu
1
2
1
2
1
Laag In orde
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 658 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
659
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Omgaan met de extra accu (indien aanwezig)
Auto's met een extra accu hebben dezelfde 12V-specificatie als auto's zonder extra
accu.
Wanneer u de extra accu vervangt, vervang hem dan door een accu van hetzelfde
merk en met dezelfde specificaties als de vorige accu en vervang hem tegelijk met
de hoofdaccu.
Let er bij het losnemen op, dat u beide minpolen van de twee accu's losneemt.
Voorzorgsmaatregelen voor het opladen van de accu
Tijdens het opladen van de accu ontstaat het licht ontvlambare en explosieve water-
stof. Let daarom voorafgaand aan het laden op het volgende:
Als de accu in de auto is gemonteerd, moet voorafgaand aan het opladen de massa-
kabel worden losgenomen.
Controleer of de acculader tijdens het aansluiten en losnemen van de accuklemmen
is uitgeschakeld.
Na het opladen/aansluiten van de accu (auto's met Smart entry-systeem en start-
knop)
De motor slaat mogelijk niet aan. Volg de onderstaande procedure om het systeem te
initialiseren.
Zet de selectiehendel in stand P (automatische transmissie) of trap het rempedaal in
terwijl de selectiehendel in stand N staat (handgeschakelde transmissie).
Open en sluit een van de portieren.
Start de motor opnieuw.
Nadat de accu losgenomen is geweest, is het wellicht niet meteen mogelijk om de
portieren met het Smart entry-systeem met startknop te ontgrendelen. Gebruik in dat
geval de afstandsbediening of de mechanische sleutel om de portieren te vergrende-
len of ontgrendelen.
Start de motor met het contact in stand ACC. De auto kan mogelijk niet worden
gestart als het contact UIT staat. De motor werkt vanaf de tweede poging echter nor-
maal.
De stand van het contact wordt door de auto opgeslagen. Als de accu weer wordt
aangesloten, keert het contact terug naar de stand die was geselecteerd voordat de
accu werd losgenomen. Controleer of het contact UIT is gezet voordat u de accu
losneemt. Wees extra voorzichtig als niet bekend is wat de stand van het contact
was voordat de accu leeg raakte.
Neem, als het systeem na meerdere pogingen nog niet start, contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 659 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
660
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Chemicaliën in de accu
Accuzuur is giftig en bijtend en kan het ontstaan van het licht ontvlambare en explo-
sieve waterstof veroorzaken. Neem bij werkzaamheden bij of aan de accu de vol-
gende voorzorgsmaatregelen in acht om ernstig letsel te voorkomen:
Veroorzaak geen vonken met gereedschap.
Rook nooit en steek nooit een lucifer of een aansteker aan bij de accu.
Voorkom dat ogen, huid of kleren in contact komen met de elektrolyt.
Adem of slik nooit elektrolyt in.
Gebruik een veiligheidsbril als u bij de accu bezig bent.
Houd kinderen uit de buurt van de accu.
Een veilige plaats voor het opladen van de accu
Laad de accu altijd op in een open ruimte. Laad de accu niet op in een garage of in
een afgesloten ruimte waar onvoldoende ventilatie is.
Noodmaatregelen met betrekking tot elektrolyt
Als er elektrolyt in uw ogen terechtkomt
Spoel de ogen minstens 15 minuten met water en schakel direct medische hulp in.
Blijf zo mogelijk water met een spons of doek op de ogen deppen, terwijl u naar
een arts of het ziekenhuis gaat.
Als er elektrolyt op uw huid terechtkomt
Was de huid zorgvuldig met veel water. Als het pijn doet of brandt, roept u meteen
medische hulp in.
Als er elektrolyt op uw kleding terechtkomt
De elektrolyt kan via de kleding op uw huid terechtkomen. Trek onmiddellijk de kle-
ding uit en volg, indien nodig, de procedure zoals hierboven beschreven.
Als u per ongeluk elektrolyt binnenkrijgt
Drink zo veel mogelijk water of melk. Schakel zo snel mogelijk medische hulp in.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 660 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
661
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Vul in de volgende situaties ruitensproeiervloeistof bij:
Een sproeier werkt niet.
Het waarschuwingslampje laag rui-
tensproeierniveau gaat branden
(auto's met multi-informatiedisplay
type A:Blz. 741)
“Windshield Washer Fluid Low”
(laag ruitensproeiervloeistofni-
veau) verschijnt op het multi-infor-
matiedisplay (auto's met multi-
informatiedisplay type B)
Het ruitensproeiervloeistofniveau
staat op LOW
OPMERKING
Bij het opladen van de accu
Probeer de accu nooit op te laden bij draaiende motor. Controleer ook of alle acces-
soires zijn uitgeschakeld.
Bijvullen van gedestilleerd water
Vul niet te veel bij. Anders kan er bij intensief laden accuvloeistof lekken, waardoor
corrosie kan worden veroorzaakt.
Ruitensproeiervloeistof
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 661 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
662
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Gebruik van de meter (indien aanwezig)
Het ruitensproeiervloeistofniveau kan worden
gecontroleerd door in de peilstok te kijken naar
het niveau van de ruitensproeiervloeistof.
Als het niveau lager is dan de tweede opening
van onderen (merkteken LOW) moet er ruiten-
sproeiervloeistof worden bijgevuld.
WAARSCHUWING
Bij het bijvullen van ruitensproeiervloeistof
Vul geen ruitensproeiervloeistof bij als de motor draait of nog niet is afgekoeld. Rui-
tensproeiervloeistof bevat alcohol en kan vlam vatten als het bijvoorbeeld op hete
motoronderdelen wordt gemorst.
OPMERKING
Vul het reservoir uitsluitend met ruitensproeiervloeistof
Gebruik geen zeepsop of motorantivries in plaats van ruitensproeiervloeistof.
Wanneer u dit wel doet, kan de lak van uw auto worden aangetast en de pomp
beschadigd raken, waardoor er geen ruitensproeiervloeistof meer kan worden
gesproeid.
Verdunnen van ruitensproeiervloeistof
Verdun ruitensproeiervloeistof indien nodig met water.
Raadpleeg de op het etiket van de ruitensproeiervloeistoffles aangegeven tempera-
turen voor de juiste mengverhouding.
Actueel
vloeistof-
niveau
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 662 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
663
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Knijp in de rubberen dop om het stof
te verwijderen als de stofafvoerklep
vuil is.
De vorm van de klep varieert enigszins
afhankelijk van de desbetreffende
motor.
Stofafvoerklep (indien aanwezig)
OPMERKING
Beschadiging van de motor voorkomen
Rijd niet met verwijderde stofafvoerklep. Anders treedt overmatige motorslijtage op.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 663 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
664
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Het water in het brandstoffilter moet onmiddellijk worden afgetapt als het vol-
gende symptoom zich voordoet:
Auto's met multi-informatiedisplay type A
Het waarschuwingslampje brandstofsysteem knippert en de zoemer klinkt of
het waarschuwingslampje brandstoffilter gaat branden.
Auto's met multi-informatiedisplay type B
Als de waarschuwingsmelding “Drain Water from Fuel Filter” (tap water af uit
het brandstoffilter) verschijnt op het instrumentenpaneel en de zoemer
*
klinkt.
*: Sommige uitvoeringen
Haal de aftapplug uit de houder en houd er een bakje onder om het water
op te vangen.
Voer het aftappen uit zoals aangegeven in de afbeelding.
Draai de aftapplug ongeveer 2 -
2,5 slag.
Als u de aftapplug meer slagen los-
draait, zal het water ook om de plug
heen sijpelen.
Beweeg de pompknop tot er
brandstof uit de aftapplug komt.
Draai na het aftappen de aftapplug weer met de hand vast. Gebruik geen
gereedschap.
Aftappen van water uit brandstoffilter (alleen dieselmotor)
1
2
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 664 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
665
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
AdBlue™ wordt gebruikt om de hoeveelheid stikstofoxiden in uitlaatgassen te
verminderen. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht met betrek-
king tot AdBlue™.
AdBlue™ wordt verbruikt tijdens het rijden.
De auto kan niet worden gestart als het AdBlue™-reservoir leeg is.
Laat AdBlue™ bijvullen door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Het gebruiken van een voertuig dat geen reagens gebruikt als dat noodzake-
lijk is voor het verminderen van de uitstoot, kan worden aangemerkt als straf-
baar feit.
Actieradius
De hoeveelheid AdBlue™ die tijdens het rijden wordt verbruikt is afhanke-
lijk van de rijomstandigheden en de omgeving. Wanneer er meer AdBlue™
wordt verbruikt, neemt de actieradius tot het bijvullen van AdBlue™ af.
*
1
: Wanneer er met de auto wordt gereden op grote hoogte of bij lage temperaturen,
wordt er meer AdBlue™ verbruikt.
*
2
: Tijdens normaal rijden wordt er 1 l AdBlue™ verbruikt per 700 km. Met een vol
AdBlue™-reservoir kan de auto ongeveer 8.000 km afleggen voordat alle
AdBlue™ op is.
AdBlue™ (indien aanwezig)
Actieradius
Kort*
1
Lang
[Rijden onder
zware belasting]
[Normaal rijden]*
2
[Rijden onder
lichte belasting]
Wanneer uw auto een
aanhangwagen trekt
Wanneer het gaspe-
daal stevig wordt inge-
trapt
Bij het rijden van lange
hellingen omhoog
• Wanneer het roetfilter-
systeem in werking is
Bij het rijden van korte
afstanden
Bij het rijden in druk ver-
keer
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 665 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
666
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Waarschuwingslampje en waarschuwingsmelding AdBlue™
Als het AdBlue™-niveau laag is,
gaat het waarschuwingslampje
laag AdBlue™-niveau branden en
verschijnt een waarschuwingsmel-
ding op het multi-informatiedis-
play. (Blz. 667)
Wanneer de actieradius gebaseerd op
de resterende hoeveelheid AdBlue™
nog ongeveer 2.400 km is, gaat het
waarschuwingslampje laag AdBlue™-
niveau branden en wordt een waar-
schuwingsmelding weergegeven.
Als u in een noodgeval zelf AdBlue™ bijvult, volg dan altijd de juiste bijvulprocedu-
res. (Blz. 668)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 666 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
667
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Waarschuwingsmelding
Als de onderstaande waarschuwingsmelding wordt weergegeven op het multi-informa-
tiedisplay, volg dan de desbetreffende storingzoekprocedure.
*
1
: Gebruik de op het multi-informatiedisplay weergegeven actieradius ter referentie.
De weergegeven mogelijke actieradius verschilt mogelijk van de werkelijke actie-
radius afhankelijk van de wijze van bijvullen, de rijomstandigheden en de rijomge-
ving. (Blz. 665)
*
2
: Het centrale waarschuwingslampje gaat branden en de zoemer klinkt overeen-
komstig de waarschuwingsmelding.
Waarschuwingsmelding Details/handelingen
“Fill up AdBlue in
2400 km
See owner’s manual” (Vul
AdBlue bij binnen 5.000 km,
zie handleiding.)
*
1
AdBlue™ moet worden bijgevuld
Laat AdBlue™ bijvullen bij een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
“AdBlue level low
No start in
800 km!
Fill up AdBlue
See owner’s manual” (Laag
AdBlue-niveau, starten over
800 km niet meer mogelijk!
Vul AdBlue bij, zie handlei-
ding.)
*
1, 2
AdBlue™ moet worden bijgevuld
Als de weergegeven afgelegde afstand wordt
overschreden, kan de motor niet worden herstart.
Laat AdBlue™ bijvullen bij een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
“AdBlue empty
Unable to
restart engine
Fill up AdBlue
See owner’s manual”
(AdBlue-reservoir leeg, star-
ten motor niet meer moge-
lijk, vul AdBlue bij, zie
handleiding)*
2
AdBlue™ moet worden bijgevuld
Als de motor wordt uitgezet, kan hij niet wor-
den herstart.
Zet de motor niet uit en neem direct contact op
met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige.
OPMERKING
Als het AdBlue™-niveau laag is
De auto kan niet worden gestart als het AdBlue™-reservoir leeg is.
Laat AdBlue™ bijvullen bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige, voordat het reser-
voir volledig leeg is.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 667 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
668
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Vul ongeveer 5,2 l AdBlue™ bij als de motor niet gestart kan worden door
een leeg AdBlue™-reservoir. Ga voor het bijvullen van AdBlue™ als volgt te
werk. (Het AdBlue™-reservoir heeft een inhoud van 12,1 l.)
Bijvullen met de bijvulapparatuur
Parkeer de auto op een horizontaal oppervlak en zet het contact UIT. Open
vervolgens de motorkap. (Blz. 646)
Open de dop van het AdBlue™-
reservoir.
Steek het vulpistool in de opening
en vul AdBlue™ bij.
Sluit de dop van het AdBlue™-
reservoir.
Draai de dop tot u een klikgeluid hoort.
Controleer of de motor start.
Controleer of het waarschuwingslampje laag AdBlue™-niveau is gedoofd en de
waarschuwingsmelding is verdwenen.
In een noodgeval zelf AdBlue™ bijvullen (indien aanwezig)
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 668 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
669
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Bijvullen vanuit de fles
Parkeer de auto op een horizontaal oppervlak en zet het contact UIT. Open
vervolgens de motorkap. (Blz. 646)
Open de dop van het AdBlue™-
reservoir.
Plaats een fles AdBlue™ en draai
deze stevig vast.
Druk op de fles.
Er begint nu AdBlue™ in het reservoir
te lopen. Vul AdBlue™ langzaam bij,
zodat er niet gemorst wordt. Verwijder
de fles niet tot deze leeg is.
Controleer of er geen AdBlue™ in
de fles achtergebleven is en verwij-
der de fles.
Herhaal stap 3 - 5 tot er ongeveer 5,2 l
AdBlue™ is bijgevuld.
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 669 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
670
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Sluit de dop van het AdBlue™-
reservoir.
Draai de dop tot u een klikgeluid hoort.
Controleer of de motor start.
Controleer of het waarschuwingslampje laag AdBlue™-niveau is gedoofd en de
waarschuwingsmelding is verdwenen.
De bijvulprocedure wijkt mogelijk af van wat is aangegeven in de afbeelding.
Bijvullen van AdBlue™
Gebruik AdBlue™ (voldoet aan ISO 22241-1)
AdBlue™ is een handelsmerk van de Vereniging van Duitse Automobielfabrikanten
(VDA).
Neem voordat u voor een langere periode gaat rijden in een gebied waar AdBlue™
niet bijgevuld kan worden contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als u AdBlue™ bijvult
Na het bijvullen van AdBlue™ doet de motor er mogelijk een paar seconden langer
over om te starten.
6
7
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 670 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
671
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
OPMERKING
Als u AdBlue™ bijvult
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dit niet doet kunnen onderdelen van de auto, lak, enz. beschadigd raken.
Gebruik geen andere ureumoplossing dan AdBlue™.
Als AdBlue™ in contact komt met gelakte oppervlakken van de auto, was deze
delen dan onmiddellijk met water.
Als AdBlue™ wordt gemorst in de motorruimte, veeg het dan onmiddellijk af met
een vochtige doek.
Als u AdBlue™ bijvult met de bijvulapparatuur
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om te voorkomen dat er AdBlue™
uit het reservoir stroomt:
Steek het vulpistool nauwkeurig in de AdBlue™-vulpijp.
Stop met het vullen van het reservoir wanneer het vulpistool automatisch uit klikt.
Vul het AdBlue™-reservoir niet tot de rand.
Als u AdBlue™ bewaart
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dit niet doet, kunnen onderdelen van de auto, lak, enz. beschadigd raken. Ver-
anderingen in de chemische verbindingen van AdBlue™ kunnen leiden tot onpret-
tige geuren.
Bewaar AdBlue™ niet in de auto.
Sluit AdBlue™-verpakkingen goed af en bewaar ze op een koele, droge, goed
geventileerde plek zonder blootstelling aan direct zonlicht.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 671 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
672
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Banden
Controleer of de slijtage-indicatoren op de banden te zien zijn. Controleer de
banden tevens op ongelijkmatige slijtage, zoals overmatige slijtage aan een
zijde van het loopvlak.
Controleer de staat en de bandenspanning van het reservewiel ook als het
niet gebruikt wordt.
Nieuwe band
Versleten loopvlak
Slijtage-indicator
De plaats van de slijtage-indicatoren wordt aangegeven met de tekst TWI of de
indicatie op de wang van de band.
Vervang de banden als de slijtage-indicatoren te zien zijn
Vervang of verwissel de banden afhankelijk van het
onderhoudsschema en het slijtagepatroon.
Controleren van de banden
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 672 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
673
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Wissel de banden zoals aangegeven in de afbeelding.
Toyota beveelt aan om de banden ongeveer elke 5.000 km van plaats te wisselen
om een gelijkmatig slijtagepatroon en een langere levensduur van de banden te
verkrijgen.
Auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem: Vergeet niet na het wisselen
van de banden het bandenspanningswaarschuwingssysteem te initialiseren.
Wisselen van banden
Auto's met een volwaardig
reservewiel
Auto's met een
bandenreparatieset
Voor
Voor
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 673 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
674
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Uw auto is uitgerust met een bandenspanningswaarschuwingssysteem dat
gebruikmaakt van bandenspanningssensoren en -zenders om een lage ban-
denspanning te signaleren voordat deze tot problemen leidt.
Als de bandenspanning onder een bepaalde waarde komt, wordt de
bestuurder door middel van een waarschuwingslampje gewaarschuwd.
(Blz. 741)
Auto's met multi-informatiedisplay
type B: De door het bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem
gesignaleerde bandenspanning
kan op het multi-informatiedisplay
worden weergegeven.
Plaatsen van bandenspanningssensoren en -zenders
Bij het vervangen van banden of velgen moeten de bandenspanningssen-
soren en -zenders ook worden geplaatst.
Als er nieuwe bandenspanningssensoren en -zenders geplaatst worden,
moeten de identificatiecodes van deze componenten worden geregis-
treerd in de bandenspanningswaarschuwingssysteem-ECU en moet het
bandenspanningswaarschuwingssysteem worden geïnitialiseerd.
(Blz. 676)
Initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem moet worden geïnitia-
liseerd onder de volgende omstandigheden:
Als de bandenmaat wordt aangepast.
Bij het wisselen van wielen.
Bij het wijzigen van de bandenspanning (bijvoorbeeld doordat de bela-
ding verandert).
Nadat de identificatiecodes zijn geregistreerd.(Blz. 676)
Als het bandenspanningswaarschuwingssysteem wordt geïnitialiseerd,
wordt de actuele bandenspanning als referentiespanning beschouwd.
Bandenspanningswaarschuwingssysteem (indien aanwezig)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 674 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
675
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem
Parkeer de auto op een veilige plaats en zet het contact UIT.
Er kan niet worden geïnitialiseerd wanneer de auto rijdt.
Breng de banden op de voorgeschreven spanning bij koude banden.
(Blz. 838)
Breng de banden op de voorgeschreven spanning voor de banden in koude toe-
stand. Deze spanning vormt de referentiespanning voor het bandenspannings-
waarschuwingssysteem.
Zet het contact AAN.
Houd de resetknop van het ban-
denspanningswaarschuwings-
systeem ingedrukt tot het
waarschuwingslampje lage ban-
denspanning drie keer knippert.
Auto's met multi-informatiedisplay
type B: “- -” wordt op het multi-infor-
matiedisplay weergegeven voor de
bandenspanning van elke band ter-
wijl het bandenspanningswaarschu-
wingssysteem de positie van elke
band bepaalt. Als de positie van
elke band is bepaald, wordt de ban-
denspanning van elke band weerge-
geven op het multi-
informatiedisplay.
Rijd met een snelheid van ongeveer 40 km/h of hoger gedurende 10 tot
30 minuten.
Auto's met multi-informatiedisplay type B: Als de initialisatie is voltooid, wordt de
bandenspanning van elke band weergegeven op het multi-informatiedisplay.
Afhankelijk van de auto en de rijomstandigheden kan het maximaal 1 uur duren
totdat de initialisatie voltooid is.
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 675 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
676
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Registreren van identificatiecodes
De bandenspanningssensoren en -zenders zijn voorzien van een unieke
identificatiecode. Bij het vervangen van een bandenspanningssensor en -
zender is het noodzakelijk om de identificatiecode te registreren. Ga als
volgt te werk bij het registreren van de identificatiecodes:
Registreren van de identificatiecodes
Zet het contact AAN.
Druk de resetknop van het
waarschuwingssysteem voor
lage bandenspanning 3 keer
achter elkaar kort in.
Het waarschuwingslampje lage ban-
denspanning knippert 3 keer lang-
zaam.
De modus voor het wijzigen van de
wielenset wordt geactiveerd en de
registratie wordt gestart.
Auto's met multi-informatiedisplay
type B: “--” wordt op het multi-infor-
matiedisplay weergegeven voor de
bandenspanning van elke band.
Vervolgens gaat het waarschu-
wingslampje lage bandenspanning
gedurende ongeveer 1 minuut snel
knipperen en blijft vervolgens bran-
den.
Rijd met een snelheid van ongeveer 40 km/h of hoger gedurende 10 tot
30 minuten.
Auto's met multi-informatiedisplay type B: Als de registratie is voltooid, dooft het
waarschuwingslampje lage bandenspanning en wordt de bandenspanning van
elke band weergegeven op het multi-informatiedisplay.
De tijd die is verstreken alvorens de registratie is voltooid is afhankelijk van de
rijomstandigheden en de omgeving.
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 676 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
677
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Wanneer moeten banden worden vervangen
Banden moeten worden vervangen als:
De slijtage-indicatoren zijn te zien op een band.
De banden beschadigingen vertonen, zoals insnijdingen, scheuren of barsten die zo
diep zijn dat het binnenmateriaal zichtbaar wordt en bulten die duiden op een interne
beschadiging
Een band vaak leegloopt of niet goed kan worden gerepareerd vanwege de grootte
of plaats van de beschadiging
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als u er niet zeker van
bent.
Vervangen van banden en velgen (auto's met bandenspanningswaarschuwings-
systeem)
Als de identificatiecode van de bandenspanningssensor en -zender niet is geregis-
treerd, werkt het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet correct. Na ongeveer
10 minuten rijden gaat het waarschuwingslampje lage bandenspanning gedurende 1
minuut knipperen en het blijft daarna branden om aan te geven dat er een storing in
het systeem aanwezig is.
Levensduur van de banden
Banden die ouder zijn dan 6 jaar moeten altijd door gekwalificeerd werkplaatsperso-
neel worden gecontroleerd, zelfs als er niet of nauwelijks met de banden is gereden en
de banden niet beschadigd lijken te zijn.
Routinecontrole van de bandenspanning (auto's met bandenspanningswaar-
schuwingssysteem)
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem vervangt de periodieke controle van de
bandenspanning niet. Controleer daarom ook zelf regelmatig de bandenspanning.
Als de profieldiepte van winterbanden minder is dan 4 mm
In dat geval gaat de werkzaamheid van de winterbanden verloren.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 677 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
678
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Situaties waarin het bandenspanningswaarschuwingssysteem mogelijk niet
goed werkt (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Onder de volgende omstandigheden werkt het bandenspanningswaarschuwingssys-
teem mogelijk niet goed.
Als er niet-originele Toyota-velgen zijn gemonteerd.
Er is een band vervangen door een exemplaar dat niet overeenkomt met de OE-
specificaties (Original Equipment).
Er is een band vervangen door een exemplaar dat niet de voorgeschreven maat
heeft.
Er zijn sneeuwkettingen gemonteerd.
Er is een run-flat band met ondersteunende ring gemonteerd.
Als de ruiten zijn voorzien van een coating die de ontvangst van de radiografische
signalen nadelig beïnvloedt.
Als de auto bedekt is met sneeuw of ijs, vooral bij de wielen of de wielkasten.
Als de bandenspanning aanzienlijk hoger is dan de voorgeschreven waarde.
Als het reservewiel zich op een plaats bevindt waar een slechte ontvangst van
radiosignalen is.
*
Als er zich in de buurt van het reservewiel een groot metalen object bevindt dat de
ontvangst van signalen kan verstoren.
*
Als er banden zonder bandenspanningssensoren en -zenders worden gebruikt.
Als de identificatiecode op de bandenspanningssensoren en -zenders niet is
geregistreerd in de bandenspanningswaarschuwingssysteem-ECU.
*: Auto's met alleen een reservewiel
In de volgende situaties kunnen de prestaties worden beïnvloed.
In de buurt van een televisiezendmast, elektriciteitscentrale, tankstation, radio-
zender, videowall, luchthaven of andere locatie waar sterke radiogolven of elek-
tromagnetische velden aanwezig zijn
Als u een draagbare radio, mobiele telefoon, draadloze telefoon of een ander
draadloos communicatiemiddel bij u draagt
Wanneer de auto geparkeerd is, kan het langer duren voordat de waarschuwing ver-
schijnt of verdwijnt.
Wanneer de bandenspanning snel daalt, zoals bij een klapband, dan verschijnt de
waarschuwing mogelijk niet.
Waarschuwingen bandenspanningswaarschuwingssysteem (auto's met banden-
spanningswaarschuwingssysteem)
De eventuele waarschuwing van het bandenspanningswaarschuwingssysteem is
gebaseerd op de omstandigheden waaronder het systeem geïnitialiseerd is. Daarom
laat het systeem mogelijk zelfs een waarschuwing zien wanneer de bandenspanning
niet laag genoeg is of wanneer de druk hoger is dan de druk die was ingesteld tijdens
het initialiseren van het systeem.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 678 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
679
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
De initialisatieprocedure (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Voer de initialisatie uit na het op spanning brengen van de banden.
Zorg er daarnaast voor dat de banden koud zijn bij de initialisatie en bij het aanpas-
sen van de bandenspanning.
Als u het contact tijdens de initialisatie per ongeluk UIT hebt gezet, dan is het niet
noodzakelijk de resettoets in te drukken, omdat de initialisatie automatisch herstart
wordt wanneer het contact de volgende keer AAN wordt gezet.
Als u per ongeluk de resettoets indrukt wanneer initialiseren niet nodig is, breng de
banden dan op de juiste spanning wanneer ze koud zijn en voer opnieuw de initiali-
satie uit.
Auto's met multi-informatiedisplay type B: Als tijdens het bepalen van de positie van
elke band, waarbij de bandenspanningen niet worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay, de spanning in een band daalt, gaat het waarschuwingslampje
lage bandenspanning branden.
Als de initialisatie van het bandenspanningswaarschuwingssysteem mislukt is
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Rijd tijdens de initialisatie niet achteruit. Anders begint de initialisatie weer opnieuw
en duurt het mogelijk langer dan gebruikelijk.
Het voltooien van de initialisatie kan langer duren als er met de auto over een onver-
harde weg wordt gereden.
Rijd bij het uitvoeren van de initialisatie indien mogelijk over een verharde weg.
Afhankelijk van de rijomgeving en de conditie van de banden kan het ongeveer 10 tot
30 minuten duren totdat de initialisatie voltooid is.
Rijd nog een poosje door als de initialisatie na ongeveer 30 minuten nog niet is
voltooid.
Parkeer de auto op een veilige plaats gedurende ongeveer 20 minuten als de ini-
tialisatie na ongeveer 1 uur rijden niet is voltooid. Rijd vervolgens gedurende
ongeveer 10 tot 30 minuten rechtuit (met zo min mogelijk bochten naar links en
rechts) met een snelheid van ten minste ongeveer 40 km/h
*.
Laat, als de initialisatie nog steeds niet is voltooid, de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige.
*: Behalve wanneer u een bocht naar links/rechts maakt
In de volgende situaties wordt de bandenspanning niet opgeslagen en werkt het sys-
teem niet goed. Voer de initialisatie nogmaals uit.
Als de resetknop van het bandenspanningswaarschuwingssysteem wordt
bediend, gaat het waarschuwingslampje lage bandenspanning niet 3 keer knippe-
ren.
• Na het initialiseren knippert het waarschuwingslampje lage bandenspanning
gedurende 1 minuut en blijft het tijdens het rijden nog gedurende ongeveer 20
minuten branden.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 679 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
680
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Registreren van identificatiecodes (auto's met bandenspanningswaarschuwings-
systeem)
Initialiseer het bandenspanningswaarschuwingssysteem nadat u de identificatiecode
hebt geregistreerd. De initialisatie wordt geannuleerd als het systeem vóór de regis-
tratie al was geïnitialiseerd.
Na de registratie van de identificatiecode zijn de banden warm door het rijden. Initia-
liseer het bandenspanningswaarschuwingssysteem nadat de banden zijn afgekoeld.
Annuleren van de modus voor het wijzigen van de wielenset (auto's met banden-
spanningswaarschuwingssysteem)
Als het contact UIT wordt gezet wanneer de modus voor het wijzigen van de wielen-
set is ingeschakeld voor het rijden, wordt de modus voor het wijzigen van de wielen-
set geannuleerd.
Nadat er met de auto is gereden terwijl de modus voor het wijzigen van de wielenset
is ingeschakeld, kan de modus niet worden geannuleerd. Voer, om de modus te
annuleren, voor het rijden de procedure voor de registratie van de identificatiecode
nogmaals uit en zet het contact UIT.
Als de modus voor het wijzigen van de wielenset wordt geannuleerd, worden de
identificatiecodes die al zijn geregistreerd doorgegeven. Wanneer het doorgeven is
voltooid, dooft het waarschuwingslampje lage bandenspanning.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 680 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
681
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Wanneer de registratie van de identificatiecode is mislukt (auto's met banden-
spanningswaarschuwingssysteem)
In de volgende situaties duurt de registratie mogelijk lang of worden de identificatie-
codes mogelijk niet geregistreerd:
Wanneer de auto tijdens de registratie achteruit wordt gereden.
Anders begint de registratie weer opnieuw en duurt het mogelijk langer dan
gebruikelijk.
Wanneer er in druk verkeer een auto naast u rijdt.
Het duurt mogelijk langer voordat de bandenspanningssensoren en -zenders van
de auto worden gesignaleerd.
Wanneer de bandenspanningssensoren en -zenders zich in de auto bevinden.
De identificatiecodes worden mogelijk niet geregistreerd.
Rijd bij het uitvoeren van de registratie indien mogelijk over een verharde weg.
Afhankelijk van de rijomgeving en de conditie van de banden kan het ongeveer 10 tot
30 minuten duren totdat de registratie is voltooid.
Rijd nog een poosje door als de registratie na ongeveer 30 minuten nog niet is
voltooid.
Parkeer de auto op een veilige plaats gedurende ongeveer 20 minuten als de
registratie na ongeveer 1 uur rijden niet is voltooid. Rijd vervolgens gedurende
ongeveer 10 tot 30 minuten rechtuit (met zo min mogelijk bochten naar links en
rechts) met een snelheid van ten minste ongeveer 40 km/h
*.
Laat, als de registratie nog steeds niet is voltooid, de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige.
*: Behalve wanneer u een bocht naar links/rechts maakt
Wanneer het waarschuwingslampje lage bandenspanning niet 3 keer langzaam knip-
pert, wordt de identificatiecode niet geregistreerd en zal het systeem niet goed wer-
ken. Voer de registratie nogmaals uit.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 681 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
682
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Verklaring voor het bandenspanningswaarschuwingssysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 682 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
683
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 683 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
684
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 684 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
685
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 685 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
686
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 686 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
687
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 687 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
688
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 688 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
689
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 689 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
690
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voor auto's die in Oekraïne zijn verkocht
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 690 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
691
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Voor auto's die in Servië zijn verkocht
WAARSCHUWING
Bij het controleren of vervangen van de banden
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen om ongevallen te voorkomen.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen, kan schade aan de aandrijf-
lijn veroorzaken en gevaarlijke rijeigenschappen tot gevolg hebben, waardoor een
ongeval met ernstig letsel kan ontstaan.
Gebruik geen banden van verschillende merken, types of profielen.
Gebruik ook geen banden met duidelijk verschillende slijtagepatronen door elkaar.
Gebruik uitsluitend de door Toyota voorgeschreven bandenmaat.
Gebruik geen verschillende soorten banden (radiaalbanden, gordelbanden met
diagonaalkarkas en diagonaalbanden) door elkaar.
Gebruik geen zomer-, all-season- en winterbanden door elkaar.
Gebruik nooit banden onder uw auto die zijn gebruikt onder een andere auto.
Door het gebruik van banden waarvan het verleden onbekend is, loopt u extra
risico.
Bij het initialiseren van het bandenspanningswaarschuwingssysteem (indien
aanwezig)
Druk niet op de resetknop van het bandenspanningswaarschuwingssysteem voordat
de banden op de voorgeschreven spanning zijn gebracht. Anders kan het voorko-
men dat het waarschuwingslampje voor de lage bandenspanning niet gaat branden
terwijl de bandenspanning te laag is, of wel gaat branden terwijl de bandenspanning
in orde is.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 691 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
692
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
OPMERKING
Repareren of vervangen van banden, velgen, bandenspanningssensoren, -zen-
ders en ventieldopjes (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Neem voor het verwijderen en plaatsen van wielen, banden of bandenspannings-
sensoren en -zenders contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
omdat de bandenspanningssensoren en -zenders beschadigd kunnen raken als er
niet voorzichtig mee wordt omgegaan.
Vergeet niet de dopjes weer op de ventielen aan te brengen. Als de ventieldopjes
niet geplaatst worden, dan kan er water in de bandenspanningssensoren terecht-
komen en kunnen ze vast gaan zitten.
Vervang ventieldopjes alleen door het voorgeschreven type ventieldopje. Het dopje
kan anders vast gaan zitten.
Voorkomen van schade aan de bandenspanningssensoren en -zenders (auto's
met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Als een band is gerepareerd met bandenreparatievloeistof, werken de bandenspan-
ningssensor en -zender mogelijk niet goed. Neem wanneer bandenreparatievloeistof
is gebruikt zo snel mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Vervang na het gebruik van bandenreparatievloeistof de bandenspanningssensor en
-zender wanneer de band wordt gerepareerd of vervangen. (Blz. 674)
Rijden over onverharde wegen
Wees extra voorzichtig bij het rijden over onverharde wegen en wegen met kuilen.
Dergelijke omstandigheden hebben mogelijk een verlaging van de bandenspanning
tot gevolg, waardoor de verende werking van de banden vermindert. Bovendien kun-
nen de banden zelf en de velgen en carrosserie beschadigd raken bij het rijden over
onverharde wegen.
Als tijdens het rijden in elke band een te lage bandenspanning ontstaat
Rijd niet verder als de bandenspanning te laag is, anders kunnen de banden en/of
velgen ernstig beschadigd raken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 692 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
693
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Bandenspanning
Gevolgen van een onjuiste bandenspanning
Het rijden met een onjuiste bandenspanning kan de volgende gevolgen hebben:
Hoger brandstofverbruik
Verminderd rijcomfort en een slechte handling
Kortere levensduur van de banden als gevolg van slijtage
Een onveilige auto
Beschadiging van de aandrijflijn
Als een band vaak moet worden opgepompt, laat deze dan controleren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Instructies voor het controleren van de bandenspanning
Let bij het controleren van de bandenspanning op het volgende:
Controleer de bandenspanning alleen als de banden koud zijn.
Als uw auto ten minste 3 uur heeft stilgestaan en daarna niet meer dan 1,5 km heeft
gereden, kunt u de bandenspanning voor koude banden correct aflezen.
Gebruik altijd een bandenspanningsmeter.
Het is moeilijk te bepalen of een band de juiste bandenspanning heeft op basis van
alleen het uiterlijk.
Het is normaal dat de spanning van een band na een rit is opgelopen aangezien
warmte wordt gegenereerd in de band. Laat na het rijden geen lucht uit de banden
lopen om de spanning te verlagen.
Verdeel de passagiers en het gewicht van de bagage gelijkmatig over de auto.
Zorg ervoor dat de banden de juiste spanning hebben. De bandenspan-
ning moet ten minste eenmaal per maand gecontroleerd worden.
Toyota beveelt u echter aan de bandenspanning eens per twee weken
te controleren. (Blz. 838)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 693 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
694
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Een goede bandenspanning zorgt voor een langere levensduur van de banden
Houd de bandenspanning op de juiste waarde.
Als de banden niet de juiste spanning hebben, kunnen onderstaande zaken zich
voordoen. Dit kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
Overmatige slijtage
Ongelijkmatige slijtage
Slecht rijgedrag
Mogelijke klapband door oververhitting
Luchtlekkage tussen de band en velg
Wielvervorming en/of beschadiging van de band
Groter risico op beschadiging van de band tijdens het rijden (als gevolg van voor-
werpen op het wegdek, verbindingsstukken of scherpe randen in het wegdek, enz.)
OPMERKING
Controleren en op de juiste spanning brengen van de banden
Plaats na controle altijd de ventieldopjes.
Zonder de ventieldopjes kan er vuil en vocht in het inwendige van de ventielen door-
dringen. Hierdoor kan de afdichting in gevaar komen, wat kan leiden tot een lagere
bandenspanning.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 694 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
695
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Velgen
Let er bij het vervangen van velgen op dat deze hetzelfde draagvermogen,
dezelfde diameter, velgbreedte en ET-waarde
* hebben.
Vervangende velgen zijn verkrijgbaar bij een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Toyota adviseert u het volgende niet te gebruiken:
*: “Offset” is de gebruikelijke term.
Velgen van verschillende maten of types
Gebruikte velgen
Verbogen velgen die hersteld zijn
Gebruik uitsluitend de Toyota-wielmoeren en de Toyota-wielmoersleutel bij
uw lichtmetalen velgen.
Controleer de wielmoeren na de eerste 1.600 km telkens als een band is
verwisseld, een band is gerepareerd of is vervangen.
Pas op dat lichtmetalen velgen niet beschadigd raken als u sneeuwkettin-
gen gebruikt.
Gebruik voor het balanceren van de wielen uitsluitend originele Toyota-
balanceergewichten of gelijkwaardige producten. Als clip-on balanceerge-
wichten worden toegepast, gebruik dan een kunststof of rubber hamer om
deze aan te brengen.
Als een velg verbuigingen of scheuren vertoont of erg gecorrodeerd is,
moet deze vervangen worden.
Anders kan de band van de velg raken of kan de auto moeilijk beheers-
baar worden.
Keuze van velg
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot lichtmetalen velgen (indien
aanwezig)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 695 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
696
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Bij het vervangen van velgen (auto's met bandenspanningswaarschuwingssys-
teem)
De velgen van uw Toyota zijn uitgerust met bandenspanningssensoren en -zenders
voor het bandenspanningswaarschuwingssysteem, dat in een vroegtijdig stadium
waarschuwt als de bandenspanning te laag wordt. Bij het vervangen van velgen moe-
ten er bandenspanningssensoren en -zenders worden geplaatst. (Blz. 674)
WAARSCHUWING
Vervangen van velgen
Gebruik alleen de in deze handleiding aanbevolen maat velgen en banden. Een
andere maat kan resulteren in een slechtere controle over de auto.
Gebruik nooit een binnenband bij een poreuze velg die ontworpen is voor een tube-
less band. Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel
kan ontstaan.
Plaatsen van wielmoeren
Plaats de wielmoeren met de schuine kant naar het wiel toe.
(Blz. 786)
Als de wielmoeren worden geplaatst met de schuine kant van het wiel af, kan de
velg scheuren waardoor het wiel tijdens het rijden kan losraken. Dit kan leiden tot
een ongeval, met ernstig letsel als gevolg.
Breng nooit olie of vet aan op de wielbouten of -moeren.
Door het gebruik van olie of vet worden de wielmoeren mogelijk te vast aange-
draaid waardoor de bouten of de velg beschadigd kunnen raken. Daarnaast kun-
nen de wielmoeren loslopen en de wielen losraken, wat kan leiden tot een ongeval
met ernstig letsel als gevolg. Verwijder olie of vet van de wielbouten of wielmoeren.
Gebruik van beschadigde velgen niet toegestaan
Gebruik geen gescheurde of vervormde velgen.
Als u dat wel doet, kan er tijdens het rijden lucht uit de band ontsnappen, waardoor
een ongeval zou kunnen ontstaan.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 696 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
697
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
OPMERKING
Vervangen van bandenspanningssensoren en -zenders (auto's met banden-
spanningswaarschuwingssysteem)
Omdat het repareren of vervangen van een band invloed kan hebben op de ban-
denspanningssensoren en -zenders, adviseren we u deze werkzaamheden uit te
laten voeren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Ga ook voor de aanschaf
van bandenspanningssensoren en -zenders naar een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Gebruik voor uw auto alleen originele Toyota-velgen.
Bij niet-originele velgen kan niet worden gegarandeerd dat de bandenspannings-
sensoren en -zenders goed werken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 697 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
698
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Interieurfilter
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT.
Open het dashboardkastje. Maak
de demper los.
Duw aan beide zijden van het
dashboardkastje om de klauwen
los te maken.
Het interieurfilter moet regelmatig worden vervangen om de optimale
werking van de airconditioning te behouden.
Verwijderen
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 698 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
699
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Verwijder de afdekkap van het
filter.
Vervang het door een nieuw
exemplaar.
De merktekens UP op het filter moe-
ten naar boven wijzen.
Vervangingsinterval
Controleer en vervang het interieurfilter volgens het onderhoudsschema. In gebieden
met veel stof of met veel verkeer moet vervanging vaker plaatsvinden. (Zie het onder-
houdsboekje of het garantieboekje voor het onderhoudsschema.)
Als er te weinig lucht uit de ventilatieroosters stroomt
Het filter kan verstopt zitten. Controleer het filter en vervang het indien nodig.
4
5
OPMERKING
Bij het gebruik van de airconditioning
Controleer of het interieurfilter aanwezig is.
Als de airconditioning zonder filter gebruikt wordt, kan het systeem beschadigd
raken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 699 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
700
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Batterij afstandsbediening/elektronische
sleutel
Sleufkopschroevendraaier
Kleine sleufkopschroevendraaier (auto's met Smart entry-systeem en
startknop)
Lithiumbatterij
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type A): CR2032
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type B): CR2016
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: CR2032
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type A)
Verwijder het afdekkapje met
behulp van een met tape afgedekt
muntstuk.
Verwijder de lege batterij met de
punt van een balpen of een ander
puntig voorwerp.
Plaats een nieuwe batterij met de posi-
tieve aansluiting + naar boven.
Vervang de batterij door een nieuw exemplaar als deze ontladen raakt.
De volgende zaken zijn benodigd:
Batterij vervangen
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 700 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
701
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type B)
Verwijder het afdekkapje.
Omwikkel het uiteinde van de schroe-
vendraaier met een doek om schade
aan de sleutel te voorkomen.
Verwijder de module.
Open het afdekkapje met behulp
van een met tape afgedekt munt-
stuk en verwijder de lege batterij.
Plaats een nieuwe batterij met de posi-
tieve aansluiting + naar boven.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde volgorde.
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 701 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
702
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Maak de borging ongedaan en
neem de mechanische sleutel uit
de houder.
Verwijder het afdekkapje.
Gebruik het juiste formaat schroeven-
draaier. Wanneer u geforceerd wrikt,
kan het kapje beschadigd raken.
Omwikkel het uiteinde van de schroe-
vendraaier met een doek om schade
aan de sleutel te voorkomen.
Verwijder de lege batterij.
Als bij het verwijderen van het deksel
de batterij niet te zien is doordat de
elektronische-sleutelmodule aan het
bovenste deksel is bevestigd, verwijder
dan de elektronische-sleutelmodule
van dat deksel, zodat de batterij zicht-
baar is, zoals aangegeven in de afbeel-
ding.
Gebruik het juiste formaat schroeven-
draaier om de batterij te verwijderen.
Plaats een nieuwe batterij met de positieve aansluiting + naar boven.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde volgorde.
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 702 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
703
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Gebruik de volgende soort lithiumbatterijen
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type A): CR2032
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop (type B): CR2016
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: CR2032
Batterijen zijn verkrijgbaar bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige, plaatselijke
elektrozaken of fotospeciaalzaken.
Vervang de batterij alleen door het door de fabrikant aanbevolen type.
Gooi batterijen niet weg, maar lever ze in als KCA.
Als de sleutelbatterij ontladen is
De volgende verschijnselen kunnen zich voordoen:
Het Smart entry-systeem met startknop (indien aanwezig) en de afstandsbediening
werken niet goed.
Het bereik van de afstandsbediening zal kleiner worden.
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de accu
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg hebben.
Slik de batterij niet in. Anders kunt u chemische brandwonden oplopen.
De elektronische sleutel is uitgerust met een knoopcel, ook wel knoopbatterij
genoemd. Als een batterij wordt ingeslikt, kan deze binnen 2 uur ernstige chemi-
sche brandwonden veroorzaken, met ernstig letsel als gevolg.
Houd nieuwe en gebruikte batterijen buiten bereik van kinderen.
Als het kapje niet goed kan worden gesloten, gebruik de elektronische sleutel dan
niet en berg deze buiten bereik van kinderen op. Neem vervolgens contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als u per ongeluk een batterij inslikt of een batterij in een deel van uw lichaam
plaatst, roep dan onmiddellijk medische hulp in.
Voorkomen dat de batterij ontploft of brandbare vloeistoffen of gassen vrijko-
men
Vervang de batterij door een nieuw exemplaar van hetzelfde type. Als een verkeerd
type batterij wordt gebruikt, kan deze ontploffen.
Stel batterijen niet bloot aan een extreem lage druk als gevolg een grote hoogte of
extreem hoge temperaturen.
Verbrand een batterij niet en breek of snijd hem niet open.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 703 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
704
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
OPMERKING
Voor een goede werking na het vervangen van de batterij
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen om ongevallen te voorkomen:
Zorg altijd dat uw handen droog zijn.
Door vocht kan de batterij gaan corroderen.
Voorkom dat andere onderdelen in de afstandsbediening worden aangeraakt of
bewogen.
Verbuig de aansluitingen van de batterij niet.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 704 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
705
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Controleren en vervangen van zekeringen
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Zet het contact UIT.
Open het deksel van de zekeringenkast.
Motorruimte
Druk de borglip in en trek het deksel omhoog.
Auto's met rechtse besturing:
Zekeringenkast nr. 2 bevindt zich aan de tegenovergestelde zijde van de
motorruimte. (Blz. 647)
Als een bepaalde stroomverbruiker niet werkt, kan het zijn dat een
zekering is doorgebrand. Controleer in dat geval de desbetreffende
zekering en vervang deze indien nodig.
1
2
Zekeringenkast nr. 1 Zekeringenkast nr. 2
Zekeringenkast nr. 3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 705 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
706
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Dashboard bestuurderszijde
Verwijder de klep.
Verwijder de zekering met de zeke-
ringtrekker.
Alleen zekering type A kan worden
verwijderd met de zekeringtrekker.
Controleer of de zekering is doorgebrand.
Goede zekering
Defecte zekering
Type A
Vervang de doorgebrande zekering door een zekering met de juiste
stroomsterkte. De stroomsterkte staat vermeld op het deksel van de zeke-
ringenkast.
Type B, C, D en E
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
3
4
1
2
Type A Type B
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 706 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
707
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Type C Type D
Type E
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 707 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
708
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Na het vervangen van een zekering
Als na het vervangen van de zekering de verlichting nog niet werkt, kan het zijn dat
de lamp moet worden vervangen. (Blz. 709)
Laat, als de nieuwe zekering direct doorbrandt, de auto controleren door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Als de stroomafname van een circuit te groot is
De zekeringen zullen doorbranden voordat de bedrading van de auto onherstelbaar
beschadigd raakt.
Bij het vervangen van lampen
Toyota raadt u aan om originele Toyota-producten te gebruiken, die speciaal voor deze
auto ontworpen zijn. Doordat bepaalde lampen in verbinding staan met circuits die zijn
ontworpen om overbelasting te voorkomen, kunnen niet-originele onderdelen of
onderdelen die niet voor deze auto ontworpen zijn onbruikbaar zijn.
WAARSCHUWING
Voorkomen van storingen en het ontstaan van brand
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in schade aan
de auto, brand en ernstig letsel.
Monteer nooit een zekering voor een hogere stroomsterkte dan aangegeven of een
stukje metaal.
Gebruik altijd een originele Toyota-zekering of een gelijkwaardige zekering.
Vervang de zekering nooit door een stukje draad of metaal, ook niet tijdelijk.
Breng geen wijzigingen aan de zekeringen of de zekeringenkasten aan.
OPMERKING
Voordat u een zekering vervangt
Laat de oorzaak van de te grote stroomafname zo snel mogelijk vaststellen en
repareren door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 708 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
709
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Lampen
Controleer het vermogen van de defecte lamp. (Blz. 840)
Blz. 650
U kunt de onderstaande lampen desgewenst zelf vervangen. Sommige
lampen zijn eenvoudiger te vervangen dan andere lampen. Neem con-
tact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als het
vervangen van de lampen moeilijk gaat.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige voor meer informatie over het vervangen van overige lampen.
Voorbereiden van het vervangen van een lamp
Verwijderen afdekkappen motorruimte
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 709 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
710
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voor
Plaats lampen
Dimlicht
(halogeenkoplampen)
Grootlicht
(halogeenkoplampen)
Richtingaanwijzer voor
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 710 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
711
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Achter
Auto's met reservewiel onder de vloer
Auto's met reservewiel op de achterdeur
Dorpelverlichting
(indien aanwezig)
Richtingaanwijzer achter
Achteruitrijlicht
Mistachterlicht
Kentekenplaatverlichting
1
2
3
4
5
Dorpelverlichting
(indien aanwezig)
Richtingaanwijzer achter
Achteruitrijlicht
Mistachterlicht
Kentekenplaatverlichting
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 711 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
712
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Dimlicht (halogeenkoplamp)
Neem de stekker los, terwijl de
borglip wordt ingedrukt.
Draai de lamp linksom.
Vervang de lamp.
Breng de 3 nokken op de lamp in lijn
met de bevestiging en steek de
lamp erin.
Draai de lamp en zet hem vast.
Lampen vervangen
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 712 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
713
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Sluit de stekker aan.
Beweeg de lamp voorzichtig om te
controleren of hij niet loszit en scha-
kel de koplampen in om visueel te
controleren of er geen licht langs de
bevestiging schijnt.
Grootlicht (halogeenkoplampen)
Neem de stekker los, terwijl de
borglip wordt ingedrukt.
Draai de lamp linksom.
Vervang de lamp.
Breng de 3 nokken op de lamp in lijn
met de bevestiging en steek de
lamp erin.
5
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 713 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
714
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Draai de lamp en zet hem vast.
Sluit de stekker aan.
Beweeg de lamp voorzichtig om te
controleren of hij niet loszit en scha-
kel de koplampen in om visueel te
controleren of er geen licht langs de
bevestiging schijnt.
Richtingaanwijzers voor
Verwijder de bouten van de wiel-
kuip.
Draai om voldoende werkruimte te
creëren het stuurwiel volledig naar
de kant tegenover de lamp die moet
worden vervangen.
Open de wielkuip.
4
5
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 714 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
715
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Draai de lamphouder linksom.
Verwijder de lamp.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde volgorde.
3
Auto's met halogeenkoplampen Auto's met led-koplampen
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 715 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
716
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Richtingaanwijzers achter en achteruitrijlichten
Open de achterdeur.
Links
Verwijder de bouten en de lamp.
Rechts
Verwijder de bouten.
Sluit de achterdeur voor de
helft en verwijder de lamp.
1
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 716 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
717
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Neem de stekker los terwijl de
borglip wordt ingedrukt.
Draai de lampvoeten linksom.
Richtingaanwijzer achter
Achteruitrijlicht
Verwijder de lamp.
Richtingaanwijzer achter
Achteruitrijlicht
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde volgorde.
2
3
1
2
4
1
2
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 717 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
718
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Mistachterlichten
Verwijder de bouten van het
onderpaneel en trek het onder-
paneel omlaag.
Draai de lamphouder linksom.
Verwijder de lamp.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde volgorde.
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 718 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
719
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Kentekenplaatverlichting
Auto's met reservewiel onder de vloer en zonder reservewiel
Verwijder de schroeven.
Verwijder de lens en de kenteken-
plaatverlichting.
Verwijder de lamp.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde volgorde.
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 719 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
720
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Auto's met reservewiel op de achterdeur
Verwijder de schroeven.
Verwijder de lens en de kenteken-
plaatverlichting.
Verwijder de lamp.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde volgorde.
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 720 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
721
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
7
Onderhoud en verzorging
Dorpelverlichting (indien aanwezig)
Draai de lampvoeten linksom.
Verwijder de lamp.
Plaatsen: Herhaal de genoemde stappen in omgekeerde volgorde.
Overige lampen
Laat de onderstaande lampen vervangen door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
Dimlicht (led-koplampen)
Grootlicht (led-koplampen)
Parkeerlichten voor/dagrijverlichting
Mistlampen voor (indien aanwezig)
Richtingaanwijzers opzij
Derde remlicht
Rem-/achterlichten
Instapverlichting spiegelvoet (indien aanwezig)
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 721 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
722
7-3. Zelf uit te voeren onderhoud
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Plaatsen van het lampglas van de kentekenplaatverlichting
Plaats de afdichting weer in de oorspronkelijke positie. Anders kan er water binnen-
dringen.
Ledlampen
De dimlichten (led-koplampen), de grootlichten (led-koplampen), de parkeerlichten
voor/dagrijverlichting, de mistlampen voor (indien aanwezig), de richtingaanwijzers
opzij, het derde remlicht en de rem-/achterlichten bestaan uit een serie leds. Laat een
defecte led vervangen door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Condensvorming aan de binnenzijde van het lampglas
Het tijdelijk beslaan van de binnenzijde van het koplampglas is normaal. Neem in de
volgende gevallen contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor meer
informatie:
Als er erg veel condens aan de binnenzijde van het koplampglas zit.
Als de binnenzijde van de koplamp nat is en blijft.
Bij het vervangen van lampen
Blz. 708
WAARSCHUWING
Lampen vervangen
Schakel de verlichting uit. Wacht na het uitschakelen van de verlichting tot de lam-
pen zijn afgekoeld.
De lampen kunnen erg heet worden en brandwonden veroorzaken.
Raak het glas van de lamp niet aan met blote handen. Als u het glas van de lamp
toch moet vastpakken, gebruik daarvoor dan een schone droge doek, om te voor-
komen dat er vocht of olie op de lamp komt.
Als de lamp een kras heeft of is gevallen, kan deze defect raken of breken.
Zorg ervoor dat de lamp en de borgclips goed vastzitten. Anders kan de lamp door
oververhitting beschadigd raken, kan brand ontstaan of kan water binnendringen in
de koplampunit. Hierdoor kunnen de koplampen beschadigd raken en kan con-
densvorming in de koplamp optreden.
Probeer lampen, stekkers, elektrische circuits of andere onderdelen van de verlich-
ting niet te repareren of uit elkaar te halen.
Als u dat wel doet, kunt u een elektrische schok krijgen en ernstig letsel oplopen.
Voorkomen van schade en brand
Controleer of de lampen en borgclips goed vastzitten.
Controleer het vermogen van de lamp voordat deze wordt geplaatst om beschadi-
ging door hitte te voorkomen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 722 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
723
8
Bij problemen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8-1. Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten .................724
Als uw auto in geval
van nood tot stilstand moet
worden gebracht ...................725
Als de auto vastzit in stijgend
water .....................................727
8-2. Stappen die genomen moeten
worden in noodgevallen
Als uw auto moet worden
gesleept ................................ 728
Als u denkt dat er iets
mis is..................................... 734
Uitschakelsysteem
brandstofpomp
(alleen benzinemotor)........... 735
Als een waarschuwings-
lampje gaat branden of
een waarschuwingszoemer
klinkt...................................... 736
Als er een waarschuwingsmel-
ding wordt weergegeven....... 749
Als uw auto een lekke band
heeft (auto's zonder
een reservewiel) ................... 755
Als uw auto een lekke band
heeft (auto's met een
reservewiel) .......................... 772
Als de motor niet wil
aanslaan ............................... 793
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt (auto's
met Smart entry-systeem
en startknop)......................... 795
Als de accu ontladen is ........... 799
Als de motor oververhit
raakt...................................... 806
Als u zonder brandstof
komt te staan en de motor
afslaat
(alleen dieselmotoren) .......... 810
Als de auto vast komt
te zitten ................................. 811
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 723 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
724
8-1. Belangrijke informatie
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Alarmknipperlichten
Druk op de schakelaar.
Alle richtingaanwijzers gaan knipperen.
Druk nogmaals op de schakelaar om
ze weer uit te schakelen.
Alarmknipperlichten
Als de alarmknipperlichten langere tijd worden gebruikt terwijl de motor niet draait, kan
de accu ontladen raken.
De alarmknipperlichten worden gebruikt om andere bestuurders te
waarschuwen wanneer de auto tot stilstand moet worden gebracht, bij-
voorbeeld bij pech.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 724 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
725
8-1. Belangrijke informatie
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Als uw auto in geval van nood tot stilstand
moet worden gebracht
Trap het rempedaal met beide voeten stevig in.
Rem niet “pompend”; hierdoor is meer kracht nodig om de auto tot stilstand te bren-
gen.
Zet de selectiehendel in stand N.
Als de selectiehendel in stand N staat
Zet na het afremmen de auto stil op een veilige plaats langs de weg.
Zet de motor uit.
Als de selectiehendel niet in stand N kan worden gezet
Blijf het rempedaal met beide voeten intrappen om de rijsnelheid van de
auto zo veel mogelijk af te remmen.
Auto's zonder Smart entry-systeem
en startknop:
Zet de motor af door het contact in
stand ACC te zetten.
Breng de auto alleen in noodgevallen, bijvoorbeeld wanneer de auto
niet op de normale manier stilgezet kan worden, als volgt tot stilstand:
1
2
3
4
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 725 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
726
8-1. Belangrijke informatie
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Auto's met Smart entry-systeem en
startknop:
Houd de startknop gedurende ten
minste 2 seconden ingedrukt of
druk hem 3 maal achter elkaar kort
in om de motor uit te schakelen.
Breng de auto op een veilige plaats langs de weg tot stilstand.
Gedurende ten minste 2 seconden i
ngedrukt houden of 3 maal achter elkaar
kort indrukken
WAARSCHUWING
Als de motor tijdens het rijden afgezet moet worden
De rem- en stuurbekrachtiging zullen niet meer werken, waardoor het intrappen
van het rempedaal en het verdraaien van het stuurwiel zwaarder gaan. Minder zo
veel mogelijk vaart voordat u de motor afzet.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Probeer nooit de sleutel uit het
contactslot te halen, omdat het stuurwiel dan wordt vergrendeld.
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 726 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
727
8-1. Belangrijke informatie
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Als de auto vastzit in stijgend water
Doe eerst de veiligheidsgordel af.
Als het portier geopend kan worden, open het dan en verlaat de auto.
Als het portier niet geopend kan worden, open dan de ruit met de schake-
laar voor de ruitbediening en verlaat de auto via de ruitopening.
Als de ruit niet geopend kan worden met de schakelaar voor de ruitbedie-
ning, blijf dan kalm en wacht tot het waterniveau in de auto stijgt tot het
punt waarop de waterdruk in de auto gelijk is aan de waterdruk buiten de
auto. Open vervolgens het portier en verlaat de auto.
Als de auto onder water staat, blijf dan kalm en voer de volgende han-
delingen uit.
WAARSCHUWING
Gebruik van een noodhamer* om in noodgevallen uit de auto te ontsnappen
De zijruiten voor en achter en de achterruit kunnen worden ingeslagen met een
noodhamer
* om in noodgevallen uit de auto te ontsnappen. Met een noodhamer
kunt u echter niet de voorruit inslaan, omdat deze van gelaagd glas is.
*: Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige voor meer infor-
matie over een noodhamer.
Uit de auto ontsnappen via de ruitopening
Er zijn situaties waarin het niet mogelijk is om uit de auto te ontsnappen via de ruit-
opening ten gevolge van de zitpositie, het postuur van de inzittende, enz.
Als u gebruikmaakt van de noodhamer, bekijk dan de plaats van uw stoel en de
grootte van de ruitopening om u ervan te verzekeren dat de opening groot genoeg is
om erlangs te ontsnappen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 727 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
728
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als uw auto moet worden gesleept
Als uw auto moet worden gesleept, adviseren wij u dat te laten doen
door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige of professio-
neel bergingsbedrijf, en daarbij gebruik te maken van een lepelwagen
of een autoambulance.
Gebruik een stevige sleepkabel en neem de wettelijke voorschriften in
acht.
Gebruik een dolly bij het slepen van uw auto met een lepelwagen.
(Blz. 729, 731)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 728 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
729
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
WAARSCHUWING
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel tot gevolg heb-
ben.
Bij het slepen van de auto
Tijdens het slepen
Wanneer u bij het slepen kabels of kettingen gebruikt, vermijd dan plotseling
optrekken, enz. waardoor er extreme krachten op het sleepoog en de sleepkabel of
-ketting worden uitgeoefend. Het sleepoog en de kabel of ketting kunnen bescha-
digd raken en afgebroken stukken kunnen personen raken en ernstige schade ver-
oorzaken.
Schakel alle functies van de wagenhoogteregeling van de elektronisch geregelde
luchtvering uit. Anders wijzigt de wagenhoogte mogelijk en kan een lichaamsdeel
klem komen te zitten onder de auto, waardoor letsel kan ontstaan. (auto's met
hoogteregeling luchtvering achter
*)
*: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Zet het contact niet UIT.
De mogelijkheid bestaat dat het stuurwiel wordt vergrendeld en niet kan worden
bediend.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Zet het contact niet UIT.
De mogelijkheid bestaat dat het stuurwiel wordt vergrendeld en niet kan worden
bediend.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 729 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
730
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Het volgende kan duiden op een probleem in de transmissie. Neem vóór het
slepen contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur,
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige of een
professioneel bergingsbedrijf.
De motor draait, maar de auto komt niet in beweging.
De auto maakt een abnormaal geluid.
OPMERKING
Voorkomen van beschadigingen aan de auto bij het slepen met een lepelwagen
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Sleep de auto niet met de achter-
wielen omhoog terwijl het contact UIT staat of de sleutel is verwijderd. Het stuurslot
is niet sterk genoeg om de voorwielen in de rechtuitstand te houden.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Sleep de auto niet met de achterwie-
len omhoog als het contact UIT staat. Het stuurslot is niet sterk genoeg om de
voorwielen in de rechtuitstand te houden.
Let erop dat de andere zijde van de auto dan die op de lepel staat voldoende
bodemvrijheid heeft. Als er onvoldoende speling aanwezig is, kan de auto tijdens
het slepen beschadigd raken.
Voorkomen van beschadigingen aan de auto bij het slepen met een takelwagen
Sleep de auto niet met een takelwagen, noch aan de voorzijde, noch aan de achter-
zijde.
Voorkomen van beschadigingen aan de auto tijdens slepen in een noodgeval
Maak de kabel of de ketting niet vast aan onderdelen van de wielophanging.
Bij het slepen van een auto met Stop & Start-systeem (indien aanwezig)
Wanneer de auto moet worden gesleept waarbij alle wielen de grond raken, voer
dan de volgende procedure uit alvorens te slepen om het systeem te beschermen.
Zet het contact eenmaal UIT en start vervolgens de motor. Zet, als de motor niet
start, het contact AAN.
Omstandigheden waaronder u vóór het slepen contact dient op te
nemen met de dealer
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 730 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
731
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Gebruik bij vervoer van de auto op een autoambulance bandengordels.
Raadpleeg de handleiding van de autoambulance om de wielen op de juiste
wijze met de gordels vast te zetten.
Auto's zonder Smart Key-systeem: Activeer de parkeerrem en zet het contact
UIT om tijdens het vervoer beweging van de auto zo veel mogelijk te voorko-
men.
Auto's met Smart Key-systeem: Activeer de parkeerrem en zet het contact
UIT om tijdens het vervoer beweging van de auto zo veel mogelijk te voorko-
men.
Slepen met een lepelwagen
Aan de voorzijde Aan de achterzijde
Gebruik een dolly onder de achter-
wielen.
Gebruik een dolly onder de voorwie-
len.
OPMERKING
Slepen met een takelwagen
Vervoeren op een autoambulance
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 731 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
732
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
In geval van nood kunt u een sleepkabel of -ketting aan de sleepogen vast-
maken. Uw auto mag op deze manier alleen op een verharde weg en met
lage snelheid (lager dan 30 km/h) over een afstand van maximaal 80 km wor-
den gesleept.
Er moet een bestuurder in de auto zitten om te sturen en te remmen. Ook die-
nen de wielen, de assen, de aandrijflijn, de stuurinrichting en de remmen in
een goede conditie te zijn.
Bij auto's met automatische transmissie mogen alleen de sleephaken vóór
worden gebruikt.
Auto's met voorspoilers: Verwijder de voorspoilers.
Verwijder de clips door ze te
draaien.
Beweeg de voorspoilers in de
richting van de pijl en verwijder
ze.
Slepen in een noodgeval
Procedure bij slepen in een noodgeval
1
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 732 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
733
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Maak de kabel of de ketting goed vast aan de sleephaken.
Pas op dat u de carrosserie niet beschadigt.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Stap in de weg te slepen
auto en start de motor.
Zet, als de motor niet start, het contact AAN.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Stap in de weg te slepen
auto en start de motor.
Zet, als de motor niet start, het contact AAN.
2TR-FE motor: Zet de schakelaar voor de vierwielaandrijving in stand H4F.
(Het middendifferentieel is niet gesperd.)
*
1GR-FE en 1GD-FTV: Zet de schakelaar voor de vierwielaandrijving in
stand H4 en druk de vergrendel-/ontgrendelschakelaar van de middendif-
ferentieelsper in om het middendifferentieel te ontgrendelen.
*
Auto's met hoogteregeling luchtvering achter: Zet de wagenhoogte in
stand N en druk de schakelaar hoogteregeling UIT in om de hoogterege-
ling luchtvering achter uit te schakelen.
*
Zet de selectiehendel in stand N en deactiveer de parkeerrem.
Als de selectiehendel niet in een andere stand kan worden gezet (auto's
met automatische transmissie): Blz. 335
*: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”
Tijdens het slepen
Als de motor niet draait, werken de rem- en stuurbekrachtiging niet. Hierdoor zullen
het remmen en sturen veel zwaarder gaan dan normaal.
2
Voor Achter
3
4
5
6
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 733 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
734
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als u denkt dat er iets mis is
Lekkage onder de auto
(Na gebruik van de airconditioning is waterlekkage normaal.)
Banden die er te zacht uit zien of die ongelijkmatig versleten zijn
De naald van de koelvloeistoftemperatuurmeter staat voortdurend hoger
dan normaal
Abnormale uitlaatgeluiden
Overmatig piepende banden bij het nemen van een bocht
Vreemde geluiden die gerelateerd zijn aan de wielophanging
Pingelende of andere abnormale geluiden uit de motorruimte
De motor hapert, stottert of draait onregelmatig
Een merkbaar verlies aan trekkracht
De auto trekt tijdens het remmen sterk naar één kant
De auto trekt sterk naar één kant, terwijl u rechtuitrijdt op een vlakke weg
Teruglopende remwerking, sponzig gevoel in het rempedaal, een rempe-
daal dat bijna tot op de vloer kan worden ingetrapt
Als u een van de volgende verschijnselen opmerkt, moet uw auto
mogelijk worden afgesteld of gerepareerd. Neem zo snel mogelijk con-
tact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Zichtbare symptomen
Hoorbare symptomen
Merkbare symptomen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 734 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
735
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Uitschakelsysteem brandstofpomp
(alleen benzinemotor)
Volg onderstaande procedure om de motor te herstarten als het systeem
geactiveerd is.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Zet het contact in stand ACC of UIT.
Start de motor opnieuw.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Zet het contact in stand ACC of UIT.
Start de motor opnieuw.
Het uitschakelsysteem van de brandstofpomp onderbreekt de brand-
stoftoevoer naar de motor om de kans op brandstoflekkage te verklei-
nen als de motor afslaat of als een airbag wordt geactiveerd als gevolg
van een aanrijding.
OPMERKING
Vóór het starten
Controleer de grond onder de auto.
Als er brandstoflekkage waarneembaar is, is het waarschijnlijk dat het brandstofsys-
teem beschadigd is en reparatie behoeft. Start de motor niet opnieuw.
1
2
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 735 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
736
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als een waarschuwingslampje gaat branden
of een waarschuwingszoemer klinkt
Voer op rustige wijze onderstaande handelingen uit als een van de
waarschuwingslampjes gaat branden of knipperen. Als een van de
lampjes gaat branden of knipperen en daarna weer uitgaat, is er niet
noodzakelijkerwijs een defect in het systeem aanwezig. Als deze situa-
tie echter blijft voortduren, laat dan uw auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Overzicht waarschuwingslampjes en waarschuwingszoemers
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) remsysteem
Geeft het volgende aan:
Het remvloeistofniveau is te laag; of
Er zit een storing in het remsysteem.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stil-
stand en neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige. Doorrijden met de auto
kan gevaarlijk zijn.
Laadstroomcontrolelampje
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het laadsysteem van
de auto.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stil-
stand en neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje lage oliedruk*
1
Geeft aan dat de motoroliedruk te laag is
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stil-
stand en neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur*
4
Geeft aan dat de motor oververhit raakt
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stil-
stand en controleer de auto. (Blz. 806)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 736 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
737
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Motorcontrolelampje
Geeft aan dat er een storing is in:
Het elektronische motorregelsysteem;
De elektronische smoorklepregeling;
Het roetfiltersysteem (indien aanwezig);
Het emissieregelsysteem (indien aanwezig); of
Het elektronische regelsysteem van de automatische transmis-
sie.
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje SRS
Geeft aan dat er een storing is in:
Het SRS-airbagsysteem; of
Het gordelspannersysteem.
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje ABS
Geeft aan dat er een storing is in:
Het ABS/Multi-terrain ABS (indien aanwezig); of
Het Brake Assist-systeem
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje stuurbekrachtiging
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de stuurbekrachtiging
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 737 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
738
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
(Knippert of
brandt)
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje PCS
Wanneer er gelijktijdig een zoemer klinkt:
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het PCS (Pre-Crash
Safety-systeem).
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer er geen zoemer klinkt:
Het PCS (Pre-Crash Safety-systeem) is tijdelijk niet beschikbaar,
corrigerende maatregelen kunnen noodzakelijk zijn.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (Blz. 397, 749)
Als het PCS (Pre-Crash Safety-systeem) of de VSC (Vehicle Sta-
bility Control-systeem) wordt uitgeschakeld, gaat het waarschu-
wingslampje PCS branden.
Blz. 409
(geel)
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje cruise control
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de cruise control
Blz. 446
Controlelampje Traction Control
Geeft aan dat er een storing is in:
Het VSC-systeem;
Het Trailer Sway Control-systeem (indien aanwezig);
Het TRC-systeem;
Active Traction Control (indien aanwezig);
De Downhill Assist Control (indien aanwezig);
De Hill Start Assist Control;
De Multi-terrain Select (indien aanwezig); of
Het Crawl Control-systeem (indien aanwezig).
Het lampje gaat knipperen wanneer een van de bovenstaande
systemen behalve het Multi-terrain Select-systeem in werking is.
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 738 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
739
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje temperatuur automatische-transmis-
sievloeistof
Als het lampje gaat branden, duidt dit erop dat de ATF-tempe-
ratuur te hoog is.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stil-
stand, zet de selectiehendel in stand P en wacht totdat het
lampje uitgaat. Als het lampje uitgaat, kunt u de auto weer
starten. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige als het waarschuwings-
lampje niet uitgaat.
Als het lampje knippert, is er sprake van een storing in de auto-
matische transmissie.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stil-
stand, zet de selectiehendel in stand P en neem contact op
met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje KDSS
Geeft aan dat er een storing is in het KDSS
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje laag AdBlue™-niveau
AdBlue™-niveau te laag
Laat AdBlue™ bijvullen bij een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
(indien aanwezig)
(Gaat branden of
knipperen)
Waarschuwingslampje brandstofsysteem (waarschuwingszoe-
mer)
Het lampje knippert als waarschuwing dat er een bepaalde
hoeveelheid water verzameld is in het brandstoffilter.
Blz. 664
Het lampje gaat branden als zich een storing voordoet in het
brandstofsysteem.
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De zoemer klinkt als het waarschuwingslampje knippert.
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) open portier/
achterdeur
*
2
Geeft aan dat een van de portieren, de achterdeur, de motorkap
of de achterruit niet volledig gesloten is
Controleer of alle portieren, de motorkap, de achterdeur en
de achterruit gesloten zijn.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 739 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
740
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Waarschuwingslampje laag brandstofniveau
Auto's zonder secundaire brandstoftank:
Geeft aan dat resterende hoeveelheid brandstof ongeveer 14,6
liter of minder is als het lampje gaat branden.
Auto's met secundaire brandstoftank:
Geeft aan dat resterende hoeveelheid brandstof ongeveer 22,5
liter of minder is als het lampje gaat branden.
Als het lampje knippert, is er sprake van een storing in de brand-
stoftank of de secundaire brandstoftank.
Vul de brandstoftank.
(indien aanwezig)
(Knippert)
Controlelampje uitgeschakeld Stop & Start-systeem
Geeft aan dat er een storing aanwezig is het Stop & Start-sys-
teem
(Het controlelampje uitgeschakeld Stop & Start-systeem gaat
branden wanneer het systeem wordt uitgeschakeld: Blz. 449)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Controlelampje (waarschuwingszoemer) bestuurders- en voor-
passagiersgordel
*
3
Waarschuwt de bestuurder en/of voorpassagier dat de veilig-
heidsgordel vastgemaakt dient te worden.
Doe de veiligheidsgordel om.
Als er iemand op de voorpassagiersstoel zit, moet ook de
veiligheidsgordel voor de voorpassagier worden vastge-
maakt, zodat het waarschuwingslampje (de waarschu-
wingszoemer) uitgaat.
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje laag motoroliepeil
Geeft aan dat het motoroliepeil laag is (Dit waarschuwingslampje
gaat mogelijk branden als de auto op een helling stilstaat. Plaats
de auto op een horizontale ondergrond en controleer of het
lampje dooft.)
Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij.
(indien aanwezig)
Centraal waarschuwingslampje
Een zoemer klinkt en het waarschuwingslampje gaat branden en
knippert om aan te geven dat het centrale waarschuwingssys-
teem een storing heeft gesignaleerd.
Blz. 749
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 740 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
741
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje lage bandenspanning
Als het lampje gaat branden:
Lage bandenspanning, bijvoorbeeld door
Natuurlijke oorzaken (Blz. 747)
Lekke band (Blz. 755, 772)
Breng de banden op de juiste spanning.
Na een paar minuten dooft het lampje. Laat het systeem
nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige indien het lampje niet dooft nadat de
banden op spanning zijn gebracht.
Als het lampje gaat branden nadat het gedurende 1 minuut
geknipperd heeft:
Storing in het bandenspanningswaarschuwingssysteem
Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige.
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje laag ruitensproeierniveau
Laag ruitensproeierniveau
Vul het reservoir.
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje led-koplamp
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de led-koplampen.
De led-koplampen zullen niet normaal branden wanneer er een
storing is, afhankelijk van de aard van het probleem zullen ze
echter wellicht wel branden.
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje automatische verticale koplampverstel-
ling
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de automatische ver-
ticale koplampverstelling
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(Knippert)
(indien aanwezig)
Controlelampje (waarschuwingszoemer) Toyota Parking
Assist-sensor
*
4
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de Toyota Parking
Assist-sensor
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 741 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
742
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
(indien aanwezig)
Controlelampje (waarschuwingszoemer) Toyota Parking
Assist-sensor
*
5
Geeft aan dat de Toyota Parking Assist-sensor vuil is of bedekt is
met ijs.
Reinig de sensoren.
(indien aanwezig)
Waarschuwingslampje roetfiltersysteem
Als er zich een bepaalde hoeveelheid afzetting in het roetfilter-
systeem bevindt, gaat het lampje branden.
Regenereer het filter.
Blz. 345
Storing in het roetfiltersysteem als het lampje knippert.
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) parkeerrem*
6
Herinnert de bestuurder eraan om de parkeerrem te deactiveren.
Deactiveer de parkeerrem.
(indien aanwezig)
(Gaat branden)
Waarschuwingslampje Brake Override-systeem/wegrijrege-
ling
*
1
Wanneer er geen zoemer klinkt:
Geeft aan dat het gaspedaal en rempedaal gelijktijdig worden
ingetrapt en het Brake Override-systeem in werking is.
Laat het gaspedaal los en trap het rempedaal in.
(indien aanwezig)
(Knippert)
Waarschuwingslampje Brake Override-systeem/wegrijrege-
ling
*
1
Wanneer er een zoemer klinkt:
Geeft aan dat er een storing is in:
Het Brake Override-systeem
De wegrijregeling
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Geeft aan dat de schakelstand is gewijzigd en de wegrijrege-
ling (indien aanwezig) is geactiveerd terwijl het gaspedaal
werd ingetrapt.
Laat het gaspedaal even los.
(Oranje)
(indien aanwezig)
Controlelampje LDA (waarschuwingszoemer)*
1
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de LDA (Lane Depar-
ture Alert met Yaw Assist-functie)
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (Blz. 420)
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 742 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
743
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
*
1
: Auto's met multi-informatiedisplay type B: dit lampje brandt op het multi-informa-
tiedisplay.
*
2
: Waarschuwingszoemer open portier/achterdeur:
De waarschuwingszoemer open portier/achterdeur klinkt om aan te geven dat een
of meerdere portieren/de achterdeur niet goed gesloten zijn (als de rijsnelheid 5
km/h of hoger is).
*
3
: Waarschuwingszoemer veiligheidsgordel bestuurder en voorpassagier:
De waarschuwingszoemer voor de veiligheidsgordel herinnert de bestuurder en
de voorpassagier eraan de veiligheidsgordel om te doen. Als de veiligheidsgordel
wordt losgemaakt klinkt de zoemer gedurende een bepaalde tijd met tussenpozen
wanneer de auto een bepaalde snelheid heeft bereikt.
*
4
: De controlelampjes van de hoek en het midden knipperen nadat eerst het contro-
lelampje voor een storing van de sensor knippert en het controlelampje auto uit
gaat, terwijl de zoemer gedurende ongeveer 7 seconden klinkt.
*
5
: De controlelampjes van de hoek en het midden gaan branden en blijven aan
nadat het controlelampje voor een storing van de sensor is gaan branden en het
controlelampje auto uitgaat, terwijl de zoemer gedurende ongeveer 7 seconden
klinkt.
*
6
: Waarschuwingszoemer geactiveerde parkeerrem:
De zoemer klinkt als de auto met een snelheid van ongeveer 5 km/h of meer rijdt.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 743 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
744
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Controleer, nadat de noodzakelijke handelingen uitgevoerd zijn om het pro-
bleem te verhelpen, of de waarschuwingslampjes uitgaan.
Procedures waarschuwingslampje en zoemer Smart entry-systeem met
startknop (auto's met multi-informatiedisplay type A)
Zoemer
interieur
Zoemer
exterieur
Waarschu-
wings-
lampje
Details/handelingen
Continu Continu
(Knippert
geel)
Geeft aan dat het bestuurdersportier is
geopend en gesloten terwijl de elektronische
sleutel zich niet in de auto bevond, de selec-
tiehendel niet in stand P (automatische trans-
missie) of in stand N (handgeschakelde
transmissie) stond en het contact niet UIT
was gezet.
Zet de selectiehendel in stand P (auto-
matische transmissie) of de neutraal-
stand (handgeschakelde transmissie).
Neem de elektronische sleutel weer
mee in de auto.
Een keer 3 keer
(Knippert
geel)
Geeft aan dat het bestuurdersportier is
geopend of gesloten terwijl het contact niet
UIT stond, de selectiehendel in stand P
(automatische transmissie) of in stand N
(handgeschakelde transmissie) stond en de
elektronische sleutel zich buiten het detectie-
gebied bevond.
Zet het contact UIT.
Neem de elektronische sleutel weer
mee in de auto.
Een keer
Klinkt
eenmaal
gedu-
rende
5 secon-
den
(Knippert
geel)
Geeft aan dat het contact niet UIT stond, de
selectiehendel in stand P stond (automati-
sche transmissie), de elektronische sleutel
zich buiten het detectiegebied bevond en er
geprobeerd is om de auto te vergrendelen
met het Smart entry-systeem met startknop.
Zet het contact UIT.
Neem de elektronische sleutel weer
mee in de auto.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 744 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
745
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Een keer
Klinkt
driemaal
(Knippert
geel)
Geeft aan dat een ander portier dan het
bestuurdersportier is geopend of gesloten
terwijl het contact niet UIT stond, de selectie-
hendel in stand P (automatische transmissie)
of in stand N (handgeschakelde transmissie)
stond en de elektronische sleutel zich buiten
het detectiegebied bevond.
Zet het contact UIT.
Neem de elektronische sleutel weer
mee in de auto.
Een keer
(Knippert
gedurende 15
seconden geel)
Geeft aan dat de elektronische sleutel niet
aanwezig is als geprobeerd wordt de motor
te starten.
Houd de elektronische sleutel binnen
het detectiegebied
9 keer
(Knippert
geel)
Geeft aan dat er is geprobeerd om te rijden
terwijl de gewone sleutel zich niet in de auto
bevond.
Neem de elektronische sleutel weer
mee in de auto.
Een keer
(Knippert gedu-
rende
15 seconden
geel)
Geeft aan dat de batterij van de elektronische
sleutel bijna leeg is.
Vervang de batterij. (Blz. 700)
Een keer
(Knippert gedu-
rende 15
seconden snel
en groen)
Geeft aan dat het stuurslot nog is vergren-
deld.
Ontgrendel het stuurslot.
(Blz. 327)
Een keer
(Knippert gedu-
rende
60 seconden
geel)
Toen de portieren werden ontgrendeld
met de mechanische sleutel en de start-
knop vervolgens werd ingedrukt, kon de
elektronische sleutel niet worden gesig-
naleerd in de auto.
De elektronische sleutel kon niet worden
gesignaleerd, ook niet nadat de start-
knop tweemaal achter elkaar werd inge-
drukt.
Houd de elektronische sleutel tegen de
startknop terwijl u het rempedaal (auto-
matische transmissie) of koppelings-
pedaal (handgeschakelde transmissie)
intrapt.
Zoemer
interieur
Zoemer
exterieur
Waarschu-
wings-
lampje
Details/handelingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 745 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
746
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Door de overeenkomstige handeling uit te voeren gaat het waarschuwings-
lampje uit.
Detectiesensor voorpassagier en waarschuwingssysteem veiligheidsgordel
Als er bagage wordt geplaatst op de passagiersstoel kan de detectiesensor het
waarschuwingslampje laten knipperen, ook al zit er niemand op de passagiersstoel.
Als er op de stoel een kussen wordt geplaatst, werkt de sensor wellicht niet goed,
waardoor ook het waarschuwingslampje niet goed werkt.
Als het controlelampje van lage gearing bij vierwielaandrijving of van de midden-
differentieelsper knippert
Voer de noodzakelijke handelingen uit. (Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”)
Overige waarschuwingslampjes
Waarschu-
wingslampje
Waarschuwingslampje/details/handelingen
(indien aanwezig)
Servicewaarschuwingslampje (waarschuwingszoemer)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het elektronisch
motorregelsysteem of de elektronische smoorklepregeling.
Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
(indien aanwezig)
Controlelampje motorolie verversen
Als het controlelampje knippert:
Geeft aan dat de motorolie moet worden ververst
Gaat ongeveer 25.000 km nadat de motorolie ververst is bran-
den. (Als het indicatiesysteem voor het verversen van de motor-
olie niet is gereset, zal het controlelampje niet goed werken.)
Controleer de motorolie en ververs indien nodig. Na het ver-
versen van de motorolie moet het verversingssysteem wor-
den gereset. (Blz. 654)
Wanneer het waarschuwingslampje brandt:
Geeft aan dat de motorolie ververst en het oliefilter vervangen
moet worden
Laat de motorolie en het oliefilter door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige controleren en/of
verversen/vervangen. Na het verversen van de motorolie
moet het verversingssysteem worden gereset. (Blz. 654)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 746 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
747
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat branden (auto's met
bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Controleer het uiterlijk van de band om na te gaan of de band niet lek is.
Als de band lek is: Blz. 755, 772
Als de band niet lek is:
Gebruik de volgende procedure wanneer de banden voldoende zijn afgekoeld.
Controleer de bandenspanning en breng hem op het juiste niveau.
Als het waarschuwingslampje zelfs na enkele minuten niet uit gaat, controleer dan of
de bandenspanning in orde is en voer de initialisatie uit. (Blz. 675)
Het waarschuwingslampje kan weer gaan branden wanneer bovenstaande handelin-
gen zijn uitgevoerd zonder eerst de banden voldoende te laten afkoelen.
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat mogelijk branden door een
natuurlijke oorzaak (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat mogelijk branden door een
natuurlijke oorzaak, zoals het onvermijdelijke spanningsverlies dat op den duur
optreedt of een veranderde bandenspanning die veroorzaakt wordt door temperatuur-
veranderingen. In dat geval zal het waarschuwingslampje na een paar minuten uit-
gaan als de banden weer op de juiste spanning gebracht zijn.
Als een wiel wordt vervangen door een reservewiel (auto's met reservewiel en
bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Als de bandenspanning van het reservewiel te laag is, zal het waarschuwingslampje
lage bandenspanning gaan branden. Bij een lekke band zal het waarschuwingslampje
lage bandenspanning niet uitgaan, ook al is het wiel met de lekke band vervangen
door het reservewiel.
Omstandigheden waaronder het bandenspanningswaarschuwingssysteem
mogelijk niet juist werkt (auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Blz. 678
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning regelmatig gaat branden
nadat het gedurende 1 minuut geknipperd heeft (auto's met bandenspannings-
waarschuwingssysteem)
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning regelmatig gaat branden nadat
het gedurende 1 minuut heeft geknipperd wanneer het contact AAN wordt gezet, laat
het systeem dan nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingszoemer
De zoemer is in sommige gevallen niet hoorbaar, zoals in een luidruchtige omgeving
of wanneer het volume van de audio hoog staat.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 747 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
748
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Als de waarschuwingslampjes van het ABS en het remsysteem blijven branden
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. De auto kan tijdens het remmen extreem
onstabiel worden en het ABS-systeem treedt mogelijk niet in werking, waardoor een
aanrijding en ernstig letsel kunnen ontstaan.
Als het waarschuwingslampje voor de stuurbekrachtiging gaat branden
De besturing kan extreem zwaar aanvoelen.
Als het stuurwiel zwaarder werkt dan gebruikelijk, houd het dan stevig vast en oefen
meer kracht uit.
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat branden (auto's met
bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat niet doet, kunt u de
macht over het stuur verliezen, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats. Breng de banden meteen op
spanning.
Als, nadat de banden op spanning zijn gebracht, het waarschuwingslampje lage
bandenspanning opnieuw gaat branden, kan dit erop duiden dat er een band lek is.
Controleer de banden. Vervang het wiel met de lekke band door het reservewiel en
laat de band repareren door de dichtstbijzijnde erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Vermijd plotselinge stuurbewegingen en hard remmen. De banden kunnen bescha-
digd raken, waardoor u de controle over het stuurwiel of de remmen kunt verliezen.
Als u een klapband krijgt of als er plotseling een lek ontstaat (auto's met ban-
denspanningswaarschuwingssysteem)
Het kan zijn dat het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet meteen in wer-
king treedt.
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het bandenspanningswaarschuwingssysteem goed werkt
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Monteer geen banden met verschillende specificaties of van verschillende merken,
anders werkt het bandenspanningswaarschuwingssysteem mogelijk niet goed.
Als het waarschuwingslampje brandstoffilter gaat branden (indien aanwezig)
Rijd niet als het waarschuwingslampje brandt. Rijden met te veel water in het brand-
stoffilter kan de brandstofpomp beschadigen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 748 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
749
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Als er een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven
Centraal waarschuwingslampje
Het centrale waarschuwingslampje
gaat ook branden of knipperen om aan
te geven dat er op dat moment een
melding wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Multi-informatiedisplay
Oplossing
Volg de instructies van de melding op
het multi-informatiedisplay op.
Als een van de waarschuwingsmeldingen weer wordt weergegeven na het
uitvoeren van de volgende handelingen, neem dan contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
: Indien aanwezig
Het multi-informatiedisplay waarschuwt bij systeemstoringen en
onjuist uitgevoerde handelingen, of geeft meldingen over noodzakelijk
onderhoud weer. Voer de juiste herstelprocedure uit wanneer er een
melding verschijnt.
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 749 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
750
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
De waarschuwingslampjes en waarschuwingszoemers werken afhankelijk
van de soort melding. Als de melding aangeeft dat controle door een dealer
noodzakelijk is, laat de auto dan onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
De werking van de waarschuwingslampjes en waarschuwingszoemers kan
afwijken van de aangegeven werking. Voer in dit geval de correctieprocedure
uit overeenkomstig de weergegeven melding.
*: Een zoemer klinkt voor het eerst en er verschijnt een melding op het multi-informa-
tiedisplay.
Meldingen en waarschuwingen
Waarschu-
wings-
lampje
systeem
Waarschu-
wingszoe-
mer
*
Waarschuwing
Gaat
branden
Gaat
branden
Klinkt
Duidt op een belangrijke situatie, bijvoor-
beeld wanneer een rijsysteem defect is of
wanneer er gevaar ontstaat wanneer de
herstelprocedure niet wordt uitgevoerd
Gaat
branden
Klinkt
Gaat
branden of
knipperen
Klinkt
Duidt op een belangrijke situatie, bijvoor-
beeld wanneer de systemen die worden
aangegeven op het multi-informatiedisplay
defect zijn.
Knippert Klinkt
Geeft een bepaalde situatie aan, bijvoor-
beeld wanneer er schade aan de auto is, of
wanneer er gevaar bestaat
Gaat
branden
Klinkt niet
Geeft een bepaalde conditie aan, bijvoor-
beeld een storing in de elektronische
onderdelen, de staat van de onderdelen, of
wanneer er onderhoud vereist is
Knippert Klinkt niet
Geeft een bepaalde situatie aan, bijvoor-
beeld wanneer een handeling onjuist is uit-
gevoerd, of hoe een handeling op juiste
wijze moet worden uitgevoerd
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 750 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
751
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Waarschuwingslampjes systeem
Het centrale waarschuwingslampje gaat in de volgende gevallen niet branden of knip-
peren. In plaats daarvan gaat een apart waarschuwingslampje van het systeem bran-
den terwijl er een melding of afbeelding op het multi-informatiedisplay verschijnt.
Storing in het ABS
Het waarschuwingslampje ABS gaat branden. (Blz. 737)
Geeft aan dat het PCS (Pre-Crash Safety-systeem) niet in werking kan treden
Het waarschuwingslampje PCS gaat branden of knipperen. (indien aanwezig)
(Blz. 738)
Geeft aan dat er nog maar weinig brandstof in de tank aanwezig is of dat er een sto-
ring aanwezig is in het brandstoftanksysteem
*
Het waarschuwingslampje laag brandstofniveau gaat branden. (Blz. 740)
*: Auto's met dieselmotor
Geeft aan dat een van de portieren, de achterdeur, de motorkap of de achterruit niet
volledig gesloten is terwijl de auto stilstaat.
Het waarschuwingslampje open portier/achterdeur gaat branden. (Blz. 739)
Als “Oil Pressure Low Stop in a Safe Place See Owner’s Manual” (Oliedruk laag.
Breng auto op veilige plaats tot stilstand. Raadpleeg handleiding) wordt weerge-
geven (indien aanwezig)
Geeft aan dat de motoroliedruk niet in orde is.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Doorrijden met de auto kan gevaarlijk zijn.
Als een melding om de handleiding te raadplegen wordt weergegeven
Als onderstaande melding wordt weergegeven, is er mogelijk sprake van een storing.
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. Doorrijden met de auto kan gevaarlijk zijn.
“Braking power low stop in a safe place See owner’s manual” (Remvermogen
laag. Breng auto op veilige plaats tot stilstand. Raadpleeg handleiding)
Als “DPF full Manual regeneration required See owner’s manual” (roetfilter vol, hand-
matig regenereren noodzakelijk, zie handleiding), volg dan dienovereenkomstig de
instructie. (indien aanwezig) (Blz. 345)
Als er een melding met betrekking tot de AdBlue™ wordt weergegeven, volg dan
dienovereenkomstig de instructie. (indien aanwezig) (Blz. 667)
Als “High transmission fluid temperature” (hoge transmissievloeistoftempera-
tuur) wordt weergegeven, geeft dit aan dat de ATF-temperatuur te hoog is. (auto's
met een automatische transmissie)
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand, zet de selectiehendel in
stand P en wacht totdat de waarschuwingsmelding en het waarschuwingslampje uit-
gaan. Als de waarschuwingsmelding en het waarschuwingslampje uitgaan, kunt u de
auto weer starten. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als de
waarschuwingsmelding en het waarschuwingslampje niet uitgaan.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 751 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
752
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als “Fuel Filter Maintenance Required” (onderhoud brandstoffilter vereist) wordt
weergegeven (dieselmotor)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het brandstofsysteem. Laat de auto onmid-
dellijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als “Drain Water from Fuel Filter” (tap water af uit het brandstoffilter) wordt weer-
gegeven (dieselmotor)
Geeft aan dat er te veel water verzameld is in het brandstoffilter. (Blz. 664)
Als “Emissions too high Unable to restart engine Check AdBlue Visit your dea-
ler” (Uitstoot te hoog, starten motor niet meer mogelijk, controleer AdBlue, ga
naar uw dealer) wordt weergegeven (indien aanwezig)
Als de motor wordt uitgezet, kan hij niet worden herstart. Zet de motor niet uit en neem
direct contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige. (Blz. 343)
Als “Check air suspension system” (controleer luchtveringssysteem) wordt
weergegeven (auto's met hoogteregeling luchtvering achter)
Breng de auto onmiddellijk op een veilige plaats tot stilstand en neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Doorrijden met de auto kan gevaarlijk zijn.
Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden” voor meer informatie met betrekking tot de
hoogteregeling van de luchtvering achter.
Als “Shift to P position when parked” (zet bij het parkeren de selectiehendel in
stand P) wordt weergegeven (indien aanwezig)
De melding wordt weergegeven wanneer het bestuurdersportier wordt geopend terwijl
het contact niet UIT is gezet en de selectiehendel in een andere stand dan P stond.
Zet de selectiehendel in stand P.
Als “Auto power off to conserve battery” (Auto power off-functie ingeschakeld
om batterijpakket te sparen) wordt weergegeven (indien aanwezig)
Het contact is UIT gezet door de automatische power off-functie.
Wanneer de motor de volgende keer wordt gestart, moet het motortoerental enigszins
worden verhoogd en gedurende ongeveer 5 minuten op dit niveau worden gehand-
haafd om de accu op te laden.
Als er een melding wordt weergegeven dat de selectiehendel moet worden
bediend (indien aanwezig)
Om te voorkomen dat de selectiehendel in de verkeerde stand wordt gezet of dat de
auto onverwachts in beweging komt, kan op het multi-informatiedisplay een melding
worden weergegeven die u verzoekt om de selectiehendel in een andere stand te zet-
ten. Volg in dat geval de instructie van de melding en zet de selectiehendel in de aan-
gegeven stand.
Wanneer “Headlight System Malfunction Visit your dealer.” (Storing in koplamp-
systeem. Ga naar uw dealer.) op het multi-informatiedisplay wordt weergegeven
(indien aanwezig)
Er is mogelijk een storing in de onderstaande systemen aanwezig. Laat de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De led-koplampen
De automatische verticale koplampverstelling
Automatic High Beam-systeem
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 752 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
753
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Als er een melding wordt weergegeven dat er een storing in de camera voor aan-
wezig is (indien aanwezig)
De onderstaande systemen worden mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in de mel-
ding aangegeven probleem is opgelost. (Blz. 397, 736)
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
LDA (Lane Departure Alert met Yaw Assist-functie)
Automatic High Beam-systeem (indien aanwezig)
RSA (Road Sign Assist) (indien aanwezig)
Dynamic Radar Cruise Control
Als “Radar Cruise Control Unavailable” (Dynamic Radar Cruise Control-systeem
niet beschikbaar) wordt weergegeven (indien aanwezig)
Het Dynamic Radar Cruise Control-systeem wordt tijdelijk uitgeschakeld of tot het in
de melding aangegeven probleem is opgelost. (Oorzaken en oplossingen: Blz. 397)
Als “Oil Maintenance Required Soon” (Olie moet binnenkort worden ververst)
wordt weergegeven (indien aanwezig)
Geeft aan dat de motorolie moet worden ververst. (Als de melding niet is gereset, zal
het controlelampje niet goed werken.)
Controleer de motorolie en ververs indien nodig. Na het verversen van de motorolie
moet de melding worden gereset. (Blz. 654)
Als “Oil Maintenance Required” (Olie moet worden ververst) wordt weergegeven
(indien aanwezig)
Geeft aan dat de motorolie moet worden ververst. (Als de melding niet is gereset, zal
het controlelampje niet goed werken.)
Laat de motorolie en het oliefilter door een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige controleren
en/of verversen/vervangen. Na het verversen van de motorolie moet de melding wor-
den gereset. (Blz. 654)
Als Engine Oil Level Low Add or Replace (Motoroliepeil laag. Bijvullen of verver-
sen.) wordt weergegeven
Geeft aan dat het motoroliepeil laag is.
Controleer het oliepeil en vul indien nodig olie bij.
Deze melding kan verschijnen als de auto op een helling stilstaat.
Plaats de auto op een horizontale ondergrond en controleer of de melding verdwijnt.
Als een van de volgende meldingen wordt weergegeven, dient u de juiste maatre-
gelen te nemen en vervolgens te controleren of de melding is verdwenen. (indien
aanwezig)
*
“Crawl Not Available Select L4 and Shift to [D] or [R] Position” (Crawl Control-sys-
teem niet beschikbaar. Selecteer L4 en zet de selectiehendel in stand [D] of [R])
“Crawl Not Available Check System Operation Conditions” (Crawl Control-systeem
niet beschikbaar. Controleer werkingscondities systeem)
*: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 753 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
754
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als “High electric power consumption Some functions disabled” (Hoog stroom-
verbruik. Sommige functies zijn uitgeschakeld) wordt weergegeven (auto's met
1GD-FTV motor)
De werking van de volgende systemen wordt uitgeschakeld totdat de voorruitontwase-
ming wordt uitgeschakeld en de melding is opgelost.
Stoelverwarming voor de buitenste stoelen op de tweede zitrij
Accessoireaansluiting in bagageruimte (220 V AC)
Als “Visit Your Dealer” (ga naar uw dealer) wordt weergegeven
Het systeem of onderdeel dat op het multi-informatiedisplay wordt weergegeven, is
defect. Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingszoemer
In sommige gevallen is de zoemer niet hoorbaar door omgevingsgeluiden of geluid
van het audiosysteem.
OPMERKING
Wanneer het waarschuwingslampje laag motoroliepeil brandt
Doorrijden met een te laag motoroliepeil zal resulteren in motorschade.
Melding onderhoud motorolie (alleen 1GD-FTV motor)
De waarschuwingsmelding is gebaseerd op de geschatte afstand die met de auto
gereden wordt na het resetten van het systeem. Het systeem controleert niet de
mate van verontreiniging van de motorolie.
Als de waarschuwingsmelding “Drain Water from Fuel Filter” (tap water af uit
het brandstoffilter) wordt weergegeven (dieselmotor)
Rijd niet als de waarschuwingsmelding wordt weergegeven. Rijden met te veel water
in het brandstoffilter kan de brandstofpomp beschadigen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 754 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
755
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Als uw auto een lekke band heeft
(auto's zonder een reservewiel)
Uw auto is niet uitgerust met een reservewiel, maar wel met een ban-
denreparatieset.
Een lekke band met perforatieschade door een spijker of schroef kan
voorlopig worden gerepareerd met de bandenreparatieset.
WAARSCHUWING
Als uw auto een lekke band heeft
Rijd niet door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden, kunnen
band en velg zodanig beschadigd worden dat reparatie niet meer mogelijk is en kan
er een ongeval ontstaan.
Door het rijden met een lekke band kan er op de wang rondom een groef ontstaan.
In zo'n geval kan de band bij het gebruik van een reparatieset exploderen.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 755 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
756
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Breng de auto tot stilstand op een veilige plaats en een stevige, vlakke
ondergrond.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P (automatische transmissie) of de neu-
traalstand (handgeschakelde transmissie).
Schakel de hoogteregeling van de luchtvering achter uit (indien aanwezig).
(Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”)
Zet de motor uit.
Schakel de alarmknipperlichten in. (Blz. 724)
Controleer de mate waarin de band beschadigd is.
Een band mag alleen met de ban-
denreparatieset worden gerepa-
reerd indien de beschadiging te
wijten is aan perforatie van het
loopvlak door een spijker of
schroef.
Haal de spijker of schroef niet
uit de band. Als u het object ver-
wijdert, kan het lek ondanks de
noodreparatie met de bandenre-
paratieset groter worden.
Rijd de auto naar voren tot het gat, voor zover zichtbaar, zich boven aan
de band bevindt om lekkage van bandenreparatievloeistof te voorko-
men.
Een lekke band die niet kan worden gerepareerd met de bandenreparatieset
In de volgende gevallen is reparatie van de band met behulp van de bandenreparatie-
set niet mogelijk. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De band is beschadigd door rijden met onvoldoende spanning
De band loopt leeg door een scheur in of beschadiging van de flank
De band is zichtbaar van de velg afgelopen
Het lek in of de beschadiging van het loopvlak is 4 mm of groter
De velg is beschadigd
Twee of meer banden zijn lek
De band is op meerdere plaatsen lek of beschadigd
Voordat u de band repareert
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 756 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
757
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
3-deurs uitvoeringen
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Gebruik van de krik (Blz. 784)
Plaats van bandenreparatieset, krik en gereedschap
Krik*
1, 2
Gereedschapsvak*
1, 2
Bandenreparatieset
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 757 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
758
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
5-deurs uitvoeringen
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Gebruik van de krik (Blz. 784)
Krik*
1, 2
Gereedschapsvak*
1, 2
Bandenreparatieset
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 758 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
759
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Onderdelen van de bandenreparatieset*
*
: Indien aanwezig
Fles
Bandenspanningsmeter
Compressorschakelaar
Ontluchtingsdopje
Stickers
Slang
Voedingsaansluiting
Activeringssleutel
1
2
3
4
5
6
7
8
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 759 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
760
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
3-deurs uitvoeringen
Verwijder het afdekkapje.
Verwijder de bandenreparatieset.
5-deurs uitvoeringen
Open het consolevak.
Verwijder de bandenreparatieset.
Verwijderen van de bandenreparatieset
1
2
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 760 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
761
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Haal de activeringssleutel uit de
bandenreparatieset.
Houd de bandenreparatieset
ondersteboven, dus met de onder-
zijde naar boven gericht.
Verwijder het label en druk de active-
ringssleutel in totdat u een klik hoort.
Reparatiemethode in noodgevallen
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 761 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
762
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Zet de bandenreparatieset weer
rechtop en zorg dat de compressor
is uitgeschakeld.
Houd de bandenreparatieset tijdens
het gebruik rechtop.
Sluit de voedingsstekker aan op de accessoireaansluiting. (Blz. 625)
Open het afdekkapje en sluit de voedingsaansluiting aan.
3
4
Voor Achter
Bagageruimte
(DC12 V)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 762 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
763
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Verwijder het ventieldopje van het
wiel met de lekke band.
Verwijder het dopje van de slang.
Sluit de slang aan op het ventiel.
Draai het uiteinde van de slang zo ver
mogelijk rechtsom.
5
6
7
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 763 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
764
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Controleer de voorgeschreven bandenspanning.
De bandenspanning wordt aangegeven op de sticker, zoals afgebeeld. (Blz. 838)
Start de motor. (Blz. 320)
Zet de compressor aan om de ban-
denreparatievloeistof in te spuiten
en de band met lucht te vullen.
Houd de bandenreparatieset tijdens
het gebruik rechtop.
8
Auto's met linkse besturing Auto's met rechtse besturing
9
10
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 764 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
765
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Pomp de band op tot de voorge-
schreven bandenspanning.
De bandenreparatievloeistof
wordt ingespoten en de druk
loopt op tot 300 kPa (3,0 kg/
cm
2
of bar, 44 psi) of 400 kPa
(4,0 kg/cm
2
of bar, 58 psi) en
neemt vervolgens weer af.
De bandenspanningsmeter
geeft ongeveer 1 minuut nadat
de schakelaar in stand ON is
gezet de werkelijke banden-
spanning aan.
Zet de compressor uit en contro-
leer de bandenspanning. Contro-
leer of de bandenspanning niet
te hoog is en herhaal zo nodig de
procedure totdat de band de
voorgeschreven bandenspan-
ning heeft.
Als de naald van de bandenspanningsmeter in het rode gebied komt (450
kPa [4,5 kg/cm
2
of bar, 65 psi] of hoger) dan is de band of de bandenrepara-
tieset mogelijk defect. Stop onmiddellijk met de noodreparatie.
Als de bandenspanning 10 minuten nadat de schakelaar aan is gezet nog
steeds te laag is, dan is de band te beschadigd om nog te kunnen worden
gerepareerd. Schakel de compressor uit en neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Laat, als de bandenspanning te hoog is, wat lucht uit de band om de banden-
spanning op het voorgeschreven niveau te brengen. (Blz. 769)
Haal de slang van het bandventiel en haal daarna de voedingsaansluiting
uit de accessoireaansluiting.
Rijd onmiddellijk ongeveer 5 km om de bandenreparatievloeistof gelijkma-
tig over de binnenzijde van de band te verspreiden.
Breng de auto na ongeveer 5 km
tot stilstand op een veilige plaats
met een stevige, vlakke onder-
grond en sluit de compressor weer
aan.
11
1
2
12
13
14
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 765 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
766
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Schakel de compressor in, wacht
een paar seconden en schakel
deze dan weer uit. Controleer de
bandenspanning.
Als de bandenspanning lager is
dan 130 kPa (1,3 kg/cm
2
of bar,
19 psi), kan de band niet worden
gerepareerd. Neem contact op
met een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskun-
dige.
Als de bandenspanning zich bevindt tussen 130 kPa (1,3 kg/cm
2
of bar,
19 psi) en een punt onder het voorgeschreven niveau: De band kan
worden gerepareerd. Ga verder met stap .
Als de bandenspanning op het voorgeschreven niveau is: Ga verder
met stap .
Zet de compressor aan en vul de band met lucht tot de voorgeschreven
bandenspanning is bereikt. Rijd ongeveer 5 km en ga dan verder met stap
.
15
1
2
16
3
17
16
14
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 766 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
767
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Berg de reparatieset op en breng
de 2 stickers aan zoals aange-
geven.
Voorkom plotseling remmen en
scherpe bochten. Rijd voorzichtig met
een snelheid van maximaal 80 km/h
naar de dichtstbijzijnde erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige voor
het repareren of vervangen van de
band.
17
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 767 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
768
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Bandenreparatieset
De bandenreparatievloeistof is beperkt houdbaar. De uiterste houdbaarheidsdatum
staat vermeld op de fles. De bandenreparatievloeistof dient voor de uiterste houd-
baarheidsdatum te worden vervangen. Neem voor vervanging contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
De vloeistof in de bandenreparatieset kan slechts eenmalig worden gebruikt om een
enkele band tijdelijk te repareren. Als de bandenreparatievloeistof in de fles en
andere delen van de set zijn gebruikt en moeten worden vervangen, neem dan con-
tact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De reparatievloeistof kan worden gebruikt bij temperaturen van -30C tot 60C.
De bandenreparatieset is exclusief bestemd voor de originele banden die op uw auto
zijn gemonteerd. Gebruik de set niet voor banden met een afwijkende maat of voor
andere doeleinden.
Als de bandenreparatievloeistof op uw kleren komt, kan deze vlekken veroorzaken.
Eventueel gemorste bandenreparatievloeistof moet direct van het wiel of de carros-
serie worden verwijderd. Veeg het oppervlak onmiddellijk af met een vochtige doek.
Als de bandenreparatieset wordt gebruikt, zal dit duidelijk hoorbaar zijn. Dit is nor-
maal en duidt niet op een storing.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 768 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
769
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Als de band op een te hoge spanning is gebracht
Neem de slang los van het ventiel.
Neem de slang los van het ventiel, verwijder het dopje van de slang en sluit dan de
slang weer aan.
Schakel de compressor in, wacht een paar seconden en schakel deze dan weer uit.
Controleer of de bandenspanning op het voorgeschreven niveau is. (Blz. 838)
Zet als de bandenspanning lager is dan de voorgeschreven spanning de compres-
sor weer aan en herhaal de procedure van het op spanning brengen tot de voorge-
schreven spanning is bereikt.
Nadat een band is gerepareerd met de bandenreparatieset (auto's met banden-
spanningswaarschuwingssysteem)
Vervang de bandenspanningssensor en -zender.
Zelfs als de bandenspanning op het voorgeschreven niveau ligt, gaat mogelijk het
waarschuwingslampje lage bandenspanning branden/knipperen.
Plaats het ontluchtingsdopje op het uiteinde
van de slang en druk het uitsteeksel in het
ventiel om wat lucht uit de band te laten ont-
snappen.
WAARSCHUWING
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de bandenreparatievloeistof
Het inslikken van bandenreparatievloeistof is schadelijk voor uw gezondheid. Als u
bandenreparatievloeistof inslikt, moet u zo veel mogelijk water drinken en onmid-
dellijk een huisarts raadplegen.
Spoel direct met water wanneer bandenreparatievloeistof in uw ogen of op uw huid
is terechtgekomen. Raadpleeg een huisarts als u zich niet lekker blijft voelen.
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 769 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
770
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Bij het repareren van een lekke band
Parkeer de auto op een veilige plaats en een vlakke ondergrond.
Sluit de slang stevig aan op het ventiel terwijl het wiel aan de auto bevestigd is.
Als de slang niet goed is aangesloten op het ventiel, kan er lucht ontsnappen of
kan de bandenreparatievloeistof naar buiten spuiten.
Als de slang tijdens het vullen loskomt van het ventiel, is het mogelijk dat de slang
abrupte bewegingen maakt vanwege de luchtdruk.
Nadat de band gevuld is, kunnen er spetters bandenreparatievloeistof naar buiten
komen als de slang wordt losgemaakt of wanneer u lucht uit de band laat ontsnap-
pen.
Bewaar afstand tot de band wanneer deze gerepareerd wordt, omdat de band kan
klappen. Zet de schakelaar van de compressor direct uit als u ziet dat de band
scheurtjes vertoont of vervormt.
De bandenreparatieset kan bij langdurig gebruik oververhit raken. Gebruik de com-
pressor niet langer dan 20 minuten achter elkaar.
Sommige onderdelen van de bandenreparatieset kunnen erg warm worden. Wees
daarom voorzichtig tijdens en na het gebruik ervan.
Plak de waarschuwingssticker voor de rijsnelheid alleen op de aangegeven plaats.
Als de sticker wordt aangebracht op een plaats waar zich een airbag bevindt, zoals
op het middelste deel van het stuurwiel, dan kan dit de werking van het airbagsys-
teem hinderen.
Rijden om de bandenreparatievloeistof gelijkmatig te verdelen
Rijd langzaam en voorzichtig. Wees extra voorzichtig bij het maken van bochten.
Als de auto niet rechtuit rijdt of als u merkt dat het stuurwiel naar één kant trekt,
brengt u de auto tot stilstand en controleert u het volgende:
Toestand van de band. De band kan van de velg zijn afgelopen.
Bandenspanning. Als de bandenspanning 130 kPa (1,3 kg/cm
2
of bar, 19 psi) of
lager is, dan kan dit duiden op een ernstige schade aan de band.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 770 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
771
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
OPMERKING
Een noodreparatie uitvoeren
Voer de noodreparatie uit zonder de spijker of schroef die het loopvlak heeft door-
boord te verwijderen. Als het object dat het lek heeft veroorzaakt is verwijderd, is
het wellicht niet mogelijk om een noodreparatie met de bandenreparatieset uit te
voeren.
De bandenreparatieset is niet waterdicht. Zorg dat de bandenreparatieset niet in
aanraking komt met water, bijvoorbeeld bij gebruik in de regen.
Zet de bandenreparatieset niet op een stoffige ondergrond, zoals in het zand of in
de berm. Als er vuil of stof in de bandenreparatieset komt, kan er een storing optre-
den.
Houd de bandenreparatieset tijdens het gebruik rechtop. De bandenreparatieset
werkt anders niet.
Gebruik van de bandenreparatieset
De compressor heeft een gelijkstroomvoeding van 12 V nodig. Sluit de compressor
niet aan op een andere voedingsbron.
Als de bandenreparatieset in aanraking komt met benzine, kan de bandenrepara-
tieset beschadigd raken. Zorg dat de set niet met benzine in aanraking kan komen.
Berg de bandenreparatieset op de daarvoor bestemde plaats op en houd hem bui-
ten bereik van kinderen.
Demonteer of wijzig de bandenreparatieset niet. Stel onderdelen als de banden-
spanningsmeter niet bloot aan schokken. Hierdoor kunnen storingen optreden.
Voorkomen van schade aan de bandenspanningssensoren en -zenders (auto's
met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Als een band is gerepareerd met bandenreparatievloeistof, werken de bandenspan-
ningssensor en -zender mogelijk niet goed. Neem wanneer bandenreparatievloeistof
is gebruikt zo snel mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Vervang na het gebruik van bandenreparatievloeistof de bandenspanningssensor en
-zender wanneer de band wordt gerepareerd of vervangen. (Blz. 674)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 771 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
772
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als uw auto een lekke band heeft
(auto's met een reservewiel)
Breng de auto tot stilstand op een veilige plaats en een stevige, vlakke
ondergrond.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P (automatische transmissie) of in de ach-
teruitversnelling (handgeschakelde transmissie).
Schakel de hoogteregeling van de luchtvering achter uit (indien aanwezig).
(Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”)
Zet de motor uit.
Schakel de alarmknipperlichten in. (Blz. 724)
Uw auto is voorzien van een reservewiel. De lekke band kan worden
vervangen door het reservewiel.
Meer informatie over banden: Blz. 672
WAARSCHUWING
Als uw auto een lekke band heeft
Rijd niet door met een lekke band.
Zelfs als er over een korte afstand met een lekke band wordt doorgereden, kunnen
band en velg zodanig beschadigd worden dat reparatie niet meer mogelijk is en kan
er een ongeval ontstaan.
Voor het opkrikken van de auto
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 772 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
773
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Auto's met reservewiel onder de vloer
Krik
Gereedschapskoffer
Reservewiel
Plaats van reservewiel, krik en gereedschap
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 773 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
774
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Auto's met reservewiel op de achterdeur
Krik
Reservewiel
Gereedschapskoffer
5-deurs uitvoeringen
3-deurs uitvoeringen
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 774 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
775
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
WAARSCHUWING
Gebruik van de krik
Onjuist gebruik van de krik kan ertoe leiden dat de auto van de krik valt, wat tot ern-
stig letsel kan leiden.
Gebruik de krik uitsluitend voor het verwisselen van een wiel of de montage en het
verwijderen van sneeuwkettingen.
Gebruik voor het verwisselen van een lekke band uitsluitend de met de auto mee-
geleverde krik.
Gebruik de krik niet voor het verwisselen van wielen van andere auto's en gebruik
ook geen krik van een andere auto.
Controleer altijd of de krik goed onder het krikpunt staat.
Zorg ervoor dat er zich geen lichaamsdelen bevinden onder een auto die alleen
door een krik wordt ondersteund.
Start de motor niet en laat de motor ook niet draaien als de auto op een krik staat.
Krik de auto niet op als er nog iemand in de auto aanwezig is.
Plaats niets op of onder de krik als de auto wordt opgekrikt.
Krik de auto niet verder op dan voor het verwisselen van het wiel noodzakelijk is.
Plaats de auto op bokken als u onder de auto moet zijn.
Auto's met hoogteregeling luchtvering achter: Schakel de hoogteregeling uit en zet
de motor uit.
Let er vooral bij het laten zakken van de auto op dat er niemand die aan de auto
werkt of zich in de onmiddellijke nabijheid van de auto bevindt, gewond kan raken.
Gebruik van de krikslinger
Draai de bouten van de krikslinger stevig vast met een kruiskopschroevendraaier om
te voorkomen dat de verlengstukken onverwacht los van elkaar raken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 775 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
776
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Verwijder het afdekkapje.
Haak de rubberen band los en verwijder de krik.
Losdraaien
Vastdraaien
Verwijderen van de krik
1
3-deurs uitvoeringen 5-deurs uitvoeringen
2
1
2
3-deurs uitvoeringen 5-deurs uitvoeringen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 776 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
777
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Open de klep.
Neem de gereedschapskoffer uit
de auto.
Uitnemen van de gereedschapskoffer
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 777 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
778
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Verwijder de boutkap
Boutkap
Verwijder de bout waarmee de
afdekkap van het reservewiel is
bevestigd.
Ontgrendel de vergrendeling en
haak de afdekkap van het reserve-
wiel los.
Het openen van de achterdeur verge-
makkelijkt het ontgrendelen van de ver-
grendeling.
Verwijderen van de afdekkap van het reservewiel (indien aanwezig)
1
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 778 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
779
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Auto's met reservewiel op de achterdeur
Ontgrendel het vergrendelingssys-
teem voor het reservewiel.
Steek de sleutel in de cilinder.
Verwijder de cilinder met de
sleutel erin.
Draai de moeren met de wielmoer-
sleutel linksom los en verwijder ze.
Verwijderen van het reservewiel
1
1
2
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 779 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
780
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Auto's met reservewiel onder de vloer
Monteren van de krikslinger.
Verwijder de krikslinger en het verlengstuk van de krikslinger uit de
gereedschapskoffer en monteer de delen als volgt:
Draai de bout en de schroef los
met het eindstuk van de krik-
slinger of een schroevendraaier.
Bevestig het verlengstuk van de
krikslinger aan de krikslinger en
draai de bout en de schroef
vast.
Controleer of de bout en de schroef
stevig zijn vastgedraaid.
Verwijder de klep.
Plaats om de carrosserie te bescher-
men een doek tussen de schroeven-
draaier en de carrosserie.
1
1
2
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 780 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
781
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Plaats het verlengstuk van de krik-
slinger in de bout waarmee u het
reservewiel kunt laten zakken.
Omlaag
Omhoog
Plaats een doek onder het verleng-
stuk van de krikslinger om de ach-
terbumper te beschermen.
Laat het reservewiel helemaal op
de grond zakken.
Trek het reservewiel onder de auto
uit en verwijder de houder.
3
1
2
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 781 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
782
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Plaats wielblokken.
Verwijder de wieldop met de platte zijde van de wielmoersleutel, zoals in
de afbeelding is aangegeven.
Plaats, om de wieldop te beschermen, een doek tussen de wielmoersleutel en de
wieldop.
Vervangen van een wiel met een lekke band
1
Lekke band Positie wielblok
Voor
Links Achter het rechter achterwiel
Rechts Achter het linker achterwiel
Achter
Links Voor het rechter voorwiel
Rechts Voor het linker voorwiel
2
Stalen velgen Lichtmetalen velgen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 782 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
783
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Draai de wielmoeren iets los (één
slag).
Monteren van de krikslinger.
Verwijder de krikslinger, het verlengstuk van de krikslinger en het handvat
van de krik uit de gereedschapskoffer en monteer de delen als volgt:
Draai de bout en de schroef los
met het eindstuk van de krik-
slinger of een schroevendraaier.
Monteer het verlengstuk en het
handvat van de krikslinger en
draai de bouten vast.
Controleer of de bouten stevig zijn
vastgedraaid.
Monteer het verlengstuk van de
krik op de krik en draai de
schroef vast.
Controleer of de schroef stevig is
vastgedraaid.
3
4
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 783 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
784
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Plaats de krik onder het kriksteun-
punt zoals aangegeven.
Voor
Onder de kokerbalk
Achter
Onder het achterashuis
Draai de krik vervolgens verder
omhoog totdat het wiel vrij van de
grond is.
Verwijder alle wielmoeren en het
wiel.
Leg het wiel met de buitenzijde
omhoog op de grond, om krassen op
de velg te voorkomen.
5
1
2
6
7
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 784 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
785
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
WAARSCHUWING
Vervangen van een wiel met een lekke band
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders kan er ernstig letsel ontstaan.
Auto's met reservewiel onder de vloer: Laat het reservewiel helemaal op de
grond zakken alvorens het onder de auto vandaan te verwijderen.
Probeer de wieldop niet met de hand te verwijderen. Neem voldoende voorzich-
tigheid in acht om letsel te voorkomen.
Raak de wielen of het gedeelte rond de remmen niet aan direct nadat met de
auto is gereden.
Nadat met de auto is gereden, zijn de wielen en het gedeelte rond de remmen
mogelijk zeer heet. Wanneer u deze delen tijdens het verwisselen van een wiel,
enz. met uw handen, voeten of andere lichaamsdelen aanraakt, kan dit leiden
tot brandwonden.
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat de wiel-
moeren losraken, waardoor het wiel van de auto af kan lopen, wat kan leiden tot
ernstig letsel.
Laat na het verwisselen van een wiel de wielmoeren zo snel mogelijk met een
momentsleutel vastdraaien met 112 Nm (11,4 kgm, 83 ft•lbf) voor stalen velgen
en met 103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf) voor lichtmetalen velgen.
Het niet opvolgen van deze voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden dat de wiel-
moeren los raken, waardoor de wielen van de auto af kunnen lopen en een
ongeval met ernstig letsel als gevolg kan ontstaan.
Plaats een beschadigde wieldop niet opnieuw, omdat deze tijdens het rijden los
kan raken.
Bij gescheurde of vervormde bouten, schroefdraad van moeren of boutgaten
van het wiel, dient de auto te worden gecontroleerd door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Gebruik bij het aanbrengen van een wiel uitsluitend wielmoeren die speciaal zijn
ontworpen voor het desbetreffende wiel.
Plaats de wielmoeren met de schuine kant naar het wiel toe.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 785 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
786
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Verwijder eventueel aanwezige
verontreinigingen van het contact-
vlak van de velg.
Als er verontreinigingen op het contact-
vlak aanwezig zijn, kunnen tijdens het
rijden de wielmoeren los lopen, waar-
door het wiel los kan raken van de
auto.
Plaats het reservewiel en draai de wielmoeren met de hand allemaal onge-
veer even vast.
Draai bij het vervangen van een
wiel met een stalen velg door een
wiel met een stalen velg de wiel-
moeren verder tot het tapse
gedeelte aan ligt tegen de zitting
van de velg.
Draai bij het vervangen van een
wiel met lichtmetalen velg door een
wiel met een lichtmetalen velg de
wielmoeren tot de sluitringen con-
tact maken met de velg.
Laat de auto zakken.
Plaatsen van het reservewiel
1
2
Taps gedeelte
Velg
Sproeiers
Velg
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 786 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
787
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Draai iedere moer twee of drie keer
aan in de volgorde die in de afbeel-
ding is aangeven.
Aanhaalmoment
Stalen velgen:
112 Nm (11,4 kgm, 83 ft•lbf)
Lichtmetalen velgen:
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
Plaats de wieldop.
Berg het wiel met de lekke band, het gereedschap en de krik zorgvuldig op
en breng alle afdekkappen weer aan.
4
5
Stalen velgen Lichtmetalen velgen
WAARSCHUWING
Opbergen van een lekke band
Als u de beschreven stappen van het opbergen van het wiel niet uitvoert, kan de
reservewieldrager beschadigd raken waardoor u het wiel kunt verliezen en een
ongeval kunt veroorzaken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
6
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 787 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
788
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Auto's met reservewiel op de achterdeur
Plaats het wiel en draai elke moer
met de hand ongeveer in dezelfde
mate vast.
Draai iedere moer twee of drie keer
aan in de volgorde die in de afbeel-
ding is aangeven.
Aanhaalmoment:
60 Nm (6,0 kgm, 44 ft•lbf)
Draai eerst de borgmoer voor het
reservewiel vast.
Vergrendel het vergrendelingssys-
teem voor het reservewiel
Borgmoer reservewiel.
Plaats de cilinder met de sleutel
erin.
Verwijder de sleutel en houd
hierbij de cilinder op zijn plaats.
Controleer of de cilinder goed is ver-
grendeld.
Auto's met afdekkap van het reser-
vewiel: Plaats de afdekkap van het
reservewiel in omgekeerde volg-
orde van het verwijderen.
Aanhaalmoment:
14 Nm (1,4 kgm, 10 ft•lbf)
Berg het gereedschap en de krik op de juiste manier op en plaats alle ver-
wijderde afdekpanelen.
Opbergen van de lekke band/het reservewiel, de krik en het gereedschap
Borgmoer
reservewiel
1
2
3
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 788 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
789
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Auto's met reservewiel onder de vloer
Leg het wiel met het ventiel
omhoog op de grond, plaats de
houder en breng de klauw aan in
het wielboutgat. Zet de ketting
strak door het verlengstuk van de
krikslinger rechtsom te draaien.
Controleer vervolgens of de klauw nog
in het wielboutgat zit en de houder nog
in de wielnaaf is gecentreerd.
Houder
Klauw
Draai het wiel omhoog.
Auto's zonder Kinetic Dynamic
Suspension-systeem
Begeleid het wiel bij het omhoog-
draaien om ervoor te zorgen dat het
wiel recht omhoog gaat zonder ergens
achter te blijven haken, om te voorko-
men dat het bij hard remmen of een
ongeval naar voren schiet.
Auto's met Kinetic Dynamic Suspension-systeem
Trek bij het omhoogdraaien het wiel richting de achterzijde van de auto en zorg
ervoor dat het wiel recht omhoog gaat zonder ergens achter te blijven haken, om te
voorkomen dat het bij hard remmen of een ongeval naar voren schiet.
Controleer, nadat het wiel halverwege is getild, of de opgehangen ketting door het
wielgat kan om het wiel goed op te bergen.
Aanhaalmoment:
46,6 Nm (4,8 kgm, 34,4 ft•lbf)
fout
goed
1
1
2
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 789 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
790
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Controleer of het wiel na het vast-
draaien niet loszit:
Probeer het wiel heen en weer
te bewegen
Probeer het wiel rond te draaien
Controleer visueel of het wiel niet
achter onderdelen eromheen is blij-
ven steken.
Als het wiel loszit of verkeerd is bevestigd, herhaal dan stap en stap .
Herhaal stap als het wiel omlaag is gekomen of is bewogen.
Berg het gereedschap en de krik op de juiste manier op en plaats alle ver-
wijderde afdekpanelen.
Auto's met vergrendelingssysteem voor het reservewiel (auto's met reservewiel
op de achterdeur)
Gebruik de borgmoer van het reservewiel alleen voor de reservewieldrager.
3
1
2
2 3
4 3
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 790 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
791
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Verklaring voor de krik
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 791 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
792
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het gereedschap en de krik weer goed zijn opgeborgen
en bevestigd. Dit om te voorkomen dat een van deze voorwerpen bij een aanrijding
of bij hard remmen letsel veroorzaakt.
OPMERKING
Bij het opbergen van een lekke band (auto's met reservewiel onder de vloer)
Zorg ervoor dat er geen voorwerpen bekneld raken tussen de band en de bodem-
plaat.
Bij het monteren van het verlengstuk van de krik
Draai alle verbindingen stevig vast. Anders kan het verlengstuk losraken en schade
aan de lak of de carrosserie veroorzaken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 792 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
793
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Als de motor niet wil aanslaan
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
Er is mogelijk onvoldoende brandstof aanwezig in de tank.
Benzinemotor: Vul brandstof bij.
Dieselmotor: Blz. 810
De motor kan verzopen zijn. (benzinemotor)
Probeer nogmaals de motor te starten en volg daarbij de juiste startproce-
dures. (Blz. 316, 320)
Er kan een storing aanwezig zijn in de startblokkering.
(Blz. 114)
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
De accu kan te ver ontladen zijn. (Blz. 799)
De accuklemmen kunnen loszitten of gecorrodeerd zijn.
Als de motor niet wil aanslaan terwijl wel de juiste startprocedures zijn
gevolgd (Blz. 316, 320), kan dat de volgende oorzaken hebben:
De motor slaat niet aan terwijl de startmotor wel normaal werkt.
De startmotor draait langzaam rond, de interieurverlichting en de
koplampen gaan zwakker branden of de claxon maakt geen of weinig
geluid.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 793 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
794
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Het startsysteem van de motor is mogelijk defect als gevolg van een elektri-
sche storing, zoals een onderbreking of een defecte zekering. Er bestaat ech-
ter een tijdelijke maatregel om de motor te starten. (Blz. 794)
Een van de onderstaande punten kan het probleem veroorzaken:
Een of beide accuklemmen zit(ten) los.
De accu kan te ver ontladen zijn. (Blz. 799)
Er kan een storing aanwezig zijn in het stuurslotsysteem. (auto's met
Smart entry-systeem en startknop)
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als het probleem
niet verholpen kan worden of als de reparatieprocedure niet bekend is.
Als de motor niet start maar de startknop normaal werkt, kan de motor aan de
hand van de volgende stappen voorlopig worden gestart.
Activeer de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P (automatische transmissie) of N (handge-
schakelde transmissie).
Zet het contact in stand ACC.
Houd het rempedaal (automatische transmissie) of het rem- en koppe-
lingspedaal (handgeschakelde transmissie) stevig ingetrapt en druk de
startknop gedurende ongeveer 15 seconden in.
Ook als de auto aan de hand van deze stappen kan worden gestart, kan er
een storing in het systeem zijn. Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
De startmotor draait niet (auto's met Smart entry-systeem en
startknop).
De startmotor draait niet, de interieurverlichting en de koplampen gaan
niet aan of de claxon maakt geen geluid.
Noodstartfunctie (auto's met Smart entry-systeem en startknop)
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 794 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
795
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Als de elektronische sleutel niet goed werkt
(auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Gebruik de mechanische sleutel
(Blz. 174) om de volgende hande-
lingen uit te voeren:
Vergrendelen van alle portieren
Sluiten van de ruiten en het schuif-
dak
* (draaien en vasthouden)
Ontgrendelen van alle portieren
Openen van de ruiten en het
schuifdak
* (draaien en vasthou-
den)
*: Deze instellingen moeten aan de persoonlijke voorkeur worden aangepast door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Als de communicatie tussen de elektronische sleutel en de auto is ver-
broken (Blz. 205) of de elektronische sleutel niet kan worden gebruikt
omdat de batterij leeg is, werken het Smart entry-systeem met start-
knop en de afstandsbediening niet. In dat geval kunnen de portieren
worden geopend of kan de motor worden gestart door de onderstaande
procedure te volgen.
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren en sleutelgekoppelde
functies
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 795 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
796
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Automatische transmissie
Zorg ervoor dat de selectiehendel in stand P staat en trap het rempedaal
in.
Houd de zijde van de elektronische
sleutel met het Toyota-logo tegen
de startknop.
Wanneer de elektronische sleutel
wordt gesignaleerd, klinkt er een zoe-
mer en wordt het contact AAN gezet.
Wanneer het Smart entry-systeem met
startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen, wordt
het contact in stand ACC gezet.
Trap het rempedaal stevig in en controleer of op het instrumen-
tenpaneel wordt weergegeven.
Druk kort en krachtig op de startknop.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als de
startknop nog steeds niet kan worden bediend.
Starten van de motor
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 796 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
797
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Handgeschakelde transmissie
Zet de selectiehendel in stand N en trap het koppelingspedaal in.
Houd de zijde van de elektronische
sleutel met het Toyota-logo tegen
de startknop.
Wanneer de elektronische sleutel
wordt gesignaleerd, klinkt er een zoe-
mer en wordt het contact AAN gezet.
Wanneer het Smart entry-systeem met
startknop is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen, wordt
het contact in stand ACC gezet.
Trap het koppelingspedaal stevig in en controleer of op het instru-
mentenpaneel wordt weergegeven.
Druk kort en krachtig op de startknop.
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als de
startknop nog steeds niet kan worden bediend.
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 797 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
798
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Uitzetten van de motor
Auto's met automatische transmissie
Zet de selectiehendel in stand P en druk op de startknop zoals u normaal doet bij het
afzetten van de motor.
Auto's met handgeschakelde transmissie
Zet de selectiehendel in stand N en druk op de startknop zoals u normaliter zou doen
bij het afzetten van de motor.
Vervangen van de sleutelbatterij
Omdat deze procedure een noodmaatregel is, wordt geadviseerd de batterij van de
elektronische sleutel zo snel mogelijk te laten vervangen als deze ontladen is.
(Blz. 700)
Alarm (indien aanwezig)
Het alarmsysteem wordt niet ingeschakeld als de mechanische sleutel wordt gebruikt
om de portieren te vergrendelen.
Het alarm kan worden geactiveerd als een portier met de mechanische sleutel wordt
ontgrendeld terwijl het alarmsysteem is ingeschakeld. (Blz. 128)
Wijzigen van de stand van het contact
Auto's met automatische transmissie
Laat het rempedaal los en druk tijdens stap hierboven op de startknop.
De motor wordt niet gestart en de stand verandert iedere keer dat de knop wordt inge-
drukt. (Blz. 323)
Auto's met handgeschakelde transmissie
Laat het koppelingspedaal los en druk tijdens stap hierboven op de startknop.
De motor wordt niet gestart en de stand verandert iedere keer dat de knop wordt inge-
drukt. (Blz. 323)
Als de elektronische sleutel niet goed werkt
Controleer of het Smart entry-systeem met startknop niet is uitgeschakeld via de per-
soonlijke voorkeursinstellingen. Is de functie uitgeschakeld, schakel hem dan in.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: Blz. 844)
Controleer of de energiebespaarmodus is ingeschakeld. Is de functie ingeschakeld,
schakel hem dan uit.
(Blz. 204)
WAARSCHUWING
Bij het gebruik van de mechanische sleutel en het bedienen van de elektrisch
bedienbare ruiten of het schuifdak
Bedien de elektrisch bedienbare ruit of het schuifdak nadat u hebt gecontroleerd of
er geen risico is dat een passagier met een lichaamsdeel bekneld kan raken tussen
de ruit of het schuifdak.
Laat tevens de mechanische sleutel niet bedienen door kinderen. Het kan gebeuren
dat een lichaamsdeel van een kind of een andere passagier klem komt te zitten tus-
sen de elektrisch bedienbare ruit of het schuifdak.
3
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 798 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
799
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Als de accu ontladen is
Als u de beschikking hebt over een set startkabels en een tweede voertuig
met een 12V-accu, kunt u uw Toyota starten met behulp van de onderstaande
hulpstartprocedure.
Controleer of u de sleutel bij u
hebt.
Afhankelijk van de situatie kan bij het
aansluiten van de startkabels het alarm
worden geactiveerd en kunnen de por-
tieren worden vergrendeld.
(Blz. 130)
Open de motorkap. (Blz. 646)
Verwijder de motorafdekplaat.
Auto's met 1GR-FE motor
Til de rand van de afdekkap omhoog
om de borgpennen los te maken, en
trek de afdekkap vervolgens naar u toe
om deze te verwijderen.
U kunt de volgende procedures gebruiken om de motor te starten als
de accu leeg is.
U kunt contact opnemen met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 799 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
800
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Auto's met 1GD-FTV motor
Til de rand van de afdekkap omhoog
om de borgpennen los te maken, en
trek de afdekkap vervolgens naar u toe
om deze te verwijderen.
Sluit de startkabels aan overeenkomstig de volgende procedures:
Sluit de startkabel aan op de pluspool (+) van de accu van uw auto.
Sluit de andere kant van de kabel aan op de pluspool (+) van de accu
van de tweede auto.
Sluit de startkabel aan op de minpool (-) van de accu in de tweede auto
Sluit de startkabel aan op een massapunt van uw auto zoals aange-
geven in de afbeelding.
4
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 800 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
801
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
1GR-FE motor
2TR-FE motor
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 801 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
802
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
1GD-FTV motor
Start de motor van de tweede auto. Verhoog het motortoerental iets en laat
de motor gedurende ongeveer 5 minuten met het verhoogde toerental
draaien om de accu van uw auto op te laden.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Open en sluit een van de
portieren terwijl het contact UIT staat.
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop: Houd het motortoerental
van de tweede auto constant en start de motor van uw auto.
Auto's met Smart entry-systeem en startknop: Houd het motortoerental
van de tweede auto constant en start de motor van uw auto door het con-
tact AAN te zetten.
Verwijder de startkabels in exact de omgekeerde volgorde van aansluiten
zodra de motor van uw auto aangeslagen is.
Auto's met 1GR-FE en 1GD-FTV motor: Breng de motorafdekplaat in
omgekeerde volgorde aan. Controleer na het aanbrengen of de borgpen-
nen correct zijn gemonteerd.
Laat, nadat de motor van uw auto aangeslagen is, de auto zo snel mogelijk
nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
5
6
7
8
9
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 802 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
803
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Starten van de motor wanneer de accu leeg is (auto's met automatische trans-
missie)
De auto kan niet worden aangeduwd.
Voorkomen van ontlading van de accu
Zet de koplampen en het audiosysteem uit als de motor niet draait.
(Auto's met Stop & Start-systeem: Behalve wanneer de motor is uitgezet door het
Stop & Start-systeem)
Schakel niet-noodzakelijke elektrische verbruikers uit als er gedurende langere tijd
met lage snelheden gereden wordt, bijvoorbeeld in een file.
Laden van de accu
De accu zal geleidelijk aan ontladen, zelfs wanneer de auto niet in gebruik is. Dit wordt
veroorzaakt door natuurlijke ontlading en het effect van bepaalde elektrische appara-
tuur. Als de auto langere tijd niet gebruikt wordt, kan de accu ontladen en kan de auto
mogelijk niet meer worden gestart. (De accu laadt automatisch op tijdens het rijden.)
Opladen of vervangen van de accu (auto's met Smart entry-systeem en start-
knop)
Wanneer de accu is ontladen, is het in sommige gevallen niet mogelijk om de portie-
ren te ontgrendelen met het Smart entry-systeem met startknop. Gebruik de
afstandsbediening of de mechanische sleutel om de portieren te vergrendelen of te
ontgrendelen.
Mogelijk start de motor niet bij de eerste poging nadat de accu weer is opgeladen,
maar start hij wel normaal na de tweede poging. Dit duidt niet op een storing.
De stand van het contact wordt door de auto opgeslagen. Wanneer de accu weer
wordt aangesloten, keert het systeem terug naar de stand die was geselecteerd
voordat de accu ontladen raakte. Zet vóór het losnemen van de accu het contact UIT.
Wees extra voorzichtig bij het aansluiten van de accu wanneer u niet zeker weet in
welke stand het contact stond voordat de accu ontladen raakte.
Auto's met Stop & Start-systeem: De motor wordt gedurende maximaal een uur
mogelijk niet automatisch door het Stop & Start-systeem uitgeschakeld.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 803 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
804
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Wanneer de accu wordt vervangen
Gebruik een accu van hetzelfde formaat als van de accu die wordt vervangen en met
een gelijkwaardige capaciteit van 20 uur (20HR) of meer.
Als het formaat verschilt, kan de accu niet goed worden bevestigd.
Als de capaciteit laag is, zelfs als de auto korte tijd niet gebruikt is, kan de accu
ontladen en kan de motor mogelijk niet meer worden gestart.
Auto's met Stop & Start-systeem: Gebruik een originele accu die speciaal ontworpen
is voor gebruik met het Stop & Start-systeem of een accu met gelijkwaardige specifi-
caties. Wanneer een niet-ondersteunde accu wordt gebruikt, wordt de werking van
het Stop & Start-systeem mogelijk beperkt om de accu te beschermen.
Ook nemen de prestaties van de accu mogelijk af en kan de motor mogelijk niet
worden herstart. Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING
Voorkomen van brand en explosie
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om te voorkomen dat het licht ont-
vlambare gas dat uit de accu kan komen, per ongeluk tot ontbranding komt:
Zorg ervoor dat de startkabel aangesloten wordt op de juiste accupool en niet per
ongeluk in aanraking komt met een ander onderdeel dan de bedoelde accupool.
Laat de “+” en “-” klemmen van de startkabels niet in contact komen met elkaar.
Rook niet en gebruik geen lucifers, aanstekers en open vuur in de buurt van de
accu.
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de accu
De accu bevat giftige en corrosieve elektrolyt en de onderdelen van de accu bevat-
ten lood en loodhoudende samenstellingen. Neem bij het omgaan met de accu de
volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
Draag bij het werken met de accu altijd een veiligheidsbril en zorg ervoor dat de
vloeistof uit de accu niet in contact komt met de huid, kleding of de carrosserie van
de auto.
Leun niet over de accu heen.
Was accuvloeistof, die op de huid of in de ogen terecht is gekomen, direct weg met
water en raadpleeg een arts.
Bedek de plaats waar de accuvloeistof op terechtgekomen is met een natte spons
of doek totdat er medische hulp kan worden verkregen.
Was altijd uw handen nadat u de accudrager, de accupolen en andere accu-gerela-
teerde onderdelen hebt aangeraakt.
Houd kinderen uit de buurt van de accu.
Voorkomen van schade aan de auto (auto's met handgeschakelde transmissie)
Probeer de auto niet aan te duwen of aan te slepen omdat hierdoor de katalysator te
heet kan worden en er brand kan ontstaan.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 804 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
805
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
OPMERKING
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de startkabels voor dat deze niet verstrikt raken in de
koelventilatoren of de ventilatorriem.
Voorkomen van beschadigingen aan de afdekkap van de motor
Zorg er bij het verwijderen van de afdekkap voor dat u deze naar u toe trekt nadat u
de voorste rand hebt opgetild om de borgpennen te verwijderen.
Oefen bij het aanbrengen van de afdekkap geen overmatige kracht hierop uit of
stel deze niet bloot aan sterke schokken.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 805 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
806
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als de motor oververhit raakt
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand, schakel de airconditioning
uit en zet vervolgens de motor af.
Als er stoom te zien is:
Open, nadat de stoom is verdwenen, voorzichtig de motorkap.
Als er geen stoom te zien is:
Open voorzichtig de motorkap.
Controleer nadat de motor voldoende is afgekoeld de slangen en het radi-
ateurblok (radiateur) op sporen van lekkage.
Radiateur
Koelventilator radiateur
Koelventilator (indien aanwezig)
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof onmiddel-
lijk contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Het volgende kan erop duiden dat de auto oververhit raakt.
De naald van de koelvloeistoftemperatuurmeter (Blz. 145) komt in het
rode gebied of u merkt dat de motor minder vermogen levert. (De auto
accelereert bijvoorbeeld niet als het gaspedaal wordt ingetrapt.)
Er komt stoom onder de motorkap uit.
Correctieprocedures
1
2
3
1
2
3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 806 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
807
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Het koelvloeistofniveau is correct als het zich tussen de streepjes FULL en
LOW/F en L bevindt.
Koelvloeistof
Reservoir
FULL of F
LOW of L
Radiateurdop (indien aanwezig)
Koelvloeistof intercooler (1GD-FTV motor met vloeistofgekoelde inter-
cooler)
Koelvloeistofreservoir
FULL (maximaal)
LOW (laag)
Koelvloeistofreservoir intercooler
4
1
2
3
4
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 807 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
808
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water gebruikt worden als u geen koelvloeistof bij de
hand hebt.
Dieselmotor (1GD-FTV motor met vloeistofgekoelde intercooler)
Start de motor, schakel de airconditioning in en controleer of de koelventi-
latoren van de radiateur draaien en of er geen koelvloeistof lekt uit de radi-
ateur of de slangen.
De koelventilatoren gaan draaien als de airconditioning wordt ingeschakeld direct
na een koude start. Controleer of de ventilatoren draaien door ernaar te luisteren
en te voelen of er luchtstroom is. Schakel als u hier niet zeker van bent de aircondi-
tioning nog een aantal keer in en uit. (De ventilatoren werken mogelijk niet bij tem-
peraturen beneden het vriespunt.)
5
Benzinemotor Dieselmotor (behalve 1GD-FTV
motor met vloeistofgekoelde
intercooler)
6
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 808 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
809
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Als de ventilatoren niet draaien:
Zet de motor onmiddellijk uit en neem contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Als de ventilatoren draaien:
Laat de auto nakijken door de dichtstbijzijnde erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
WAARSCHUWING
Bij controles in de motorruimte van uw auto
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het niet in acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan ernstig letsel, zoals brand-
wonden, tot gevolg hebben.
Als er stoom onder de motorkap vandaan komt, open de motorkap dan niet voordat
de stoom is verdwenen. De motorruimte kan zeer heet zijn.
Houd uw handen en kleding (met name stropdassen, sjaals en dassen) uit de buurt
van de ventilatoren en aandrijfriemen. Als u dit niet doet, kunnen uw handen of kle-
ding bekneld raken, wat kan leiden tot ernstig letsel.
Draai de radiateurdop (indien aanwezig) of de dop van het koelvloeistofreservoir
niet los als de motor en de radiateur heet zijn. Er kan hete stoom of koelvloeistof uit
spuiten.
OPMERKING
Bij het bijvullen van koelvloeistof
Vul langzaam koelvloeistof bij nadat de motor voldoende is afgekoeld. Het te snel bij-
vullen van koude koelvloeistof bij een hete motor kan schade aan de motor veroor-
zaken.
Voorkomen van beschadigingen aan het koelsysteem
Houd u aan de volgende voorzorgsmaatregelen:
Zorg dat de koelvloeistof niet verontreinigd raakt (bijvoorbeeld met zand of stof)
Gebruik geen koelvloeistofadditief.
7
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 809 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
810
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Als u zonder brandstof komt te staan en de
motor afslaat (alleen dieselmotoren)
Als u zonder brandstof komt te staan en de motor afslaat:
Vul de brandstoftank van uw auto.
Bedien om het brandstofsysteem
te ontluchten de ontluchtingspomp
totdat u meer weerstand voelt.
Start de motor. (Blz. 316, 320)
Als de motor niet aanslaat nadat de bovenstaande stappen zijn uitgevoerd, wacht
dan 10 seconden en voer stap en vervolgens opnieuw uit. Neem contact op
met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als de motor nog steeds niet gestart kan
worden.
Trap nadat de motor is aangeslagen het gaspedaal iets in tot de motor soepel
ronddraait.
1
2
OPMERKING
Als de motor opnieuw gestart wordt
Start de motor niet als er nog geen brandstof is bijgevuld en het brandstofsysteem
nog niet ontlucht is met de ontluchtingspomp. Hierdoor kan schade aan de motor
en het brandstofsysteem ontstaan.
Laat de startmotor niet langer dan 30 seconden onafgebroken werken. Anders kun-
nen de startmotor en de bedrading oververhit raken.
3
2 3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 810 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
811
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
8
Bij problemen
Als de auto vast komt te zitten
Zet de motor uit. Activeer de parkeerrem en zet de selectiehendel in stand
P (automatische transmissie) of in stand N (handgeschakelde transmis-
sie).
Verwijder de modder, de sneeuw of het zand rondom het vastzittende wiel.
Leg een stuk hout, stenen of ander materiaal onder de banden om de wie-
len grip te geven.
Start de motor opnieuw.
Zet de selectiehendel in stand D of R (automatische transmissie) of in de
1e versnelling of de achteruit (handgeschakelde transmissie) en deacti-
veer de parkeerrem. Trap vervolgens voorzichtig het gaspedaal in.
Wanneer u de auto moeilijk los kunt krijgen
Schakel TRC en/of VSC uit als deze functies u hinderen bij het in beweging brengen
van de auto. (Blz. 473)
Voer de volgende procedures uit als de banden doorslippen of als de
auto vastzit in modder, sneeuw, enz:
Druk op of om de TRC uit te scha-
kelen.
1
2
3
4
5
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 811 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
812
8-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
WAARSCHUWING
Bij het vrij proberen te krijgen van een auto die vastzit
Als u de auto in beweging wilt krijgen door te “schommelen”, controleer dan eerst of
er in de omgeving van de auto geen andere auto's, objecten of personen aanwezig
zijn die geraakt zouden kunnen worden als de auto plotseling in beweging komt. De
auto kan ook een plotselinge beweging maken als de wielen weer grip krijgen. Neem
de grootst mogelijke voorzichtigheid in acht.
Bedienen van de selectiehendel
Zet bij auto's met automatische transmissie de selectiehendel niet in een andere
stand als het gaspedaal ingetrapt is.
Als u dat wel doet, kan de auto onverwacht snel accelereren, waardoor een ongeval
en ernstig letsel kan ontstaan.
OPMERKING
Om beschadiging van de transmissie en andere componenten te voorkomen
Voorkom dat de wielen gaan doorslippen en dat het gaspedaal verder wordt inge-
trapt dan noodzakelijk is.
Als de auto na deze pogingen nog steeds vastzit, moet deze door een ander voer-
tuig worden losgetrokken.
Auto's met multi-informatiedisplay type A: Wanneer het waarschuwingslampje voor
de temperatuur van de automatische-transmissievloeistof gaat branden terwijl er
wordt geprobeerd een auto los te trekken, haal dan onmiddellijk uw voet van het
gaspedaal en wacht tot het waarschuwingslampje uitgaat. Anders kan de transmis-
sie beschadigd raken. (Blz. 739)
Auto's met multi-informatiedisplay type B: Wanneer er een waarschuwingsmelding
voor de temperatuur van de automatische-transmissievloeistof wordt weergegeven
terwijl er wordt geprobeerd een auto los te trekken, haal dan onmiddellijk uw voet
van het gaspedaal en wacht tot de waarschuwingsmelding verdwijnt. Anders kan
de transmissie beschadigd raken. (Blz. 751)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 812 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
813
9
Voertuigspecificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9-1. Specificaties
Onderhoudsgegevens
(brandstof, oliepeil, enz.) ...... 814
Informatie over brandstof ........ 841
9-2. Persoonlijke
voorkeursinstellingen
Systemen met mogelijkheden
voor persoonlijke
voorkeursinstellingen............ 844
9-3. Te initialiseren onderdelen
Te initialiseren onderdelen ...... 858
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 813 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
814
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Onderhoudsgegevens (brandstof, oliepeil,
enz.)
Afmetingen en gewichten
Totale lengte
5-deurs uitvoerin-
gen
4.840 mm (190,6 in.)
3-deurs uitvoerin-
gen
4.565 mm (179,7 in.)*
1
4.395 mm (173,0 in.)*
2
Totale breedte 1.885 mm (74,2 in.)
Totale hoogte*
3
5-deurs uitvoering
(auto's zonder
hoogteregeling
luchtvering achter)
1.845 mm (72,6 in.)*
4, 6
1.855 mm (73,0 in.)*
4, 7
1.890 mm (74,4 in.)*
4, 8
1.895 mm (74,6 in.)*
5
5-deurs uitvoering
(auto's met hoog-
teregeling luchtve-
ring achter)
1.835 mm (72,2 in.)*
4, 6
1.845 mm (72,6 in.)*
4, 7
1.880 mm (74,0 in.)*
4, 8
1.885 mm (74,2 in.)*
5
3-deurs uitvoerin-
gen
1.845 mm (72,6 in.)*
6
1.875 mm (73,8 in.)*
8
Wielbasis
5-deurs uitvoerin-
gen
2.790 mm (109,8 in.)
3-deurs uitvoerin-
gen
2.450 mm (96,5 in.)
Spoorbreedte voor en achter
1.605 mm (63,2 in.)
*
9
1.585 mm (62,4 in.)*
10
Maximaal
toelaat-
baar voer-
tuiggewicht
1GR-FE motor
Behalve uitvoeringen met 2 zit-
plaatsen
2.900 kg (6.393 lb.)
Uitvoeringen met 2 zitplaatsen
2.830 kg (6.239 lb.)
2TR-FE motor 2.850 kg (6.283 lb.)
1GD-FTV
motor
5-deurs uitvoerin-
gen
2.990 kg (6.592 lb.)
*
11
2.950 kg (6.504 lb.)*
12
2.930 kg (6.460 lb.)*
13
3-deurs uitvoerin-
gen
2.600 kg (5.732 lb.)
Maximale
asbelasting
Voor 1.450 kg (3.197 lb.)
Achter
1.800 kg (3.968 lb.)
*
14
1.730 kg (3.814 lb.)*
15
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 814 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
815
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
*
1
: Auto's met reservewiel op de achterdeur met afdekkap van het reservewiel
*
2
: Auto's zonder een reservewiel
*
3
: Ongeladen auto
*
4
: Auto's zonder dakantenne
*
5
: Auto's met dakantenne
*
6
: Auto's zonder roofrail
*
7
: Auto's met vlakke roofrail
*
8
: Auto's met gebogen roofrail
*
9
: P265/65R17, 265/65R17, P265/60R18, 265/60R18 of 265/55R19 banden
*
10
: P245/70R17 of 245/70R17 banden
*
11
: Alle auto's behalve uitvoeringen met 2 zitplaatsen
*
12
: Auto's met automatische transmissie (uitvoeringen met 2 zitplaatsen)
*
13
: Auto's met handgeschakelde transmissie (uitvoeringen met 2 zitplaatsen)
*
14
: Auto's met 17 inch of 18 inch banden
*
15
: Auto's met 19 inch banden
*
16
: Behalve auto's met modelcode*
20
die een “K” als laatste letter heeft
*
17
: Auto's met modelcode*
20
die een “K” als laatste letter heeft
*
18
: Auto's met 1GD-FTV motor of GRJ150L-GKTEKW en GRJ150L-GKTEKX-uitvoe-
ringen
*
20
*
19
: Auto's met 2TR-FE motor of GRJ150L-GKTEK-uitvoeringen*
20
*
20
: De modelcode staat vermeld op het typeplaatje. (Blz. 816)
Kogeldruk
120 kg (265 lb.)
*
16
60 kg (132 lb.)*
17
Maximaal aanhangwa-
gengewicht
Geremd
3.000 kg (6.614 lb.)
*
18
1.500 kg (3.307 lb.)*
19
Ongeremd 750 kg (1.653 lb.)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 815 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
816
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Voertuigidentificatienummer
Het voertuigidentificatienummer (VIN) is het wettelijke identificatienummer
van uw auto. Dit is het belangrijkste identificatienummer van uw Toyota.
Het wordt gebruikt voor het op naam zetten van de auto.
Dit nummer is aangebracht op de
chassisbalk rechts voor.
Bij sommige uitvoeringen is dit
nummer tevens links boven op het
dashboard ingeslagen.
Dit nummer staat ook op het type-
plaatje op de linker middenstijl.
Identificatie van de auto
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 816 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
817
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
Motornummer
Het motornummer is op de aangegeven plaats ingeslagen in het motor-
blok.
1GR-FE motor 2TR-FE motor
1GD-FTV motor
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 817 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
818
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Benzinemotor
Dieselmotor
Motor
Uitvoering 1GR-FE 2TR-FE
Type
6-cilinder in V,
4-takt benzinemotor
4-cilinder lijnmotor,
4-takt benzinemotor
Boring x slag
94,0 95,0 mm
(3,70 3,74 in.)
95,0 95,0 mm
(3,74 3,74 in.)
Cilinderinhoud 3.956 cm
3
(241,4 cu.in.) 2.694 cm
3
(164,4 cu.in.)
Klepspeling
Automatische afstelling
Dynamoriemspanning
Uitvoering 1GD-FTV
Type
4 cilinder lijnmotor, 4-takt dieselmotor
(met turbo)
Boring x slag 92,0 103,6 mm (3,62 4,08 in.)
Cilinderinhoud 2.755 cm
3
(168,1 cu.in.)
Klepspeling
(koude motor)
Automatische afstelling
Dynamoriemspanning
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 818 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
819
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
Benzinemotor
Brandstof
Brandstofsoort
Als u dit soort labels aantreft bij het tank-
station, gebruik dan alleen brandstof met
een van de onderstaande labels.
EU:
Uitsluitend loodvrije benzine conform de
Europese norm EN228
Behalve EU:
Uitsluitend loodvrije benzine
Research-octaangetal
1GR-FE motor:
95 of hoger
2TR-FE motor:
91 of hoger
Inhoud
brandstof-
tank
(Referen-
tie)
Auto's met secundaire
brandstoftank
150 l (39,6 gal., 33,0 Imp.gal.)
Auto's zonder secun-
daire brandstoftank
87 l (23,0 gal., 19,1 Imp.gal.)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 819 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
820
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Dieselmotor
Brandstofsoort
Als u dit soort labels aantreft bij het tank-
station, gebruik dan alleen brandstof met
een van de onderstaande labels.
EU:
Dieselbrandstof conform de Europese
norm EN590 of EN16734
Behalve EU (auto's zonder roetfiltersys-
teem):
Alleen dieselbrandstof
Behalve EU (auto's met roetfiltersysteem):
Dieselbrandstof die 10 ppm of minder zwa-
vel bevat
Cetaangetal 48 of hoger
Inhoud
brandstof-
tank
(bij bena-
dering)
Auto's met secundaire
brandstoftank
150 l (39,6 gal., 33,0 Imp.gal.)
Auto's zonder secun-
daire brandstoftank
87 l (23,0 gal., 19,1 Imp.gal.)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 820 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
821
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
1GR-FE motor
*
1
: De aangegeven hoeveelheid motorolie is een referentiehoeveelheid voor het ver-
versen van de motorolie. Breng de motor op bedrijfstemperatuur en zet de motor
uit, wacht ten minste 5 minuten en controleer het oliepeil met de peilstok.
Keuze motorolie (EURO III- en IV-uitvoeringen*
2
)
*
2
: EURO III en IV zijn een emissienorm. Als niet duidelijk is of uw auto aan de rele-
vante normen voldoet, neem dan contact op met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie. Gebruik
alleen door Toyota goedgekeurde Toyota Genuine Motor Oil of een gelijk-
waardige motorolie met de hieronder aangegeven kwaliteit en viscositeit.
Oliesoort:
5W-30 en 10W-30:
API grade SL “Energy-Conserving”, SM “Energy-Conserving”, SN
“Resource-Conserving”, SN PLUS “Resource-Conserving” of SP
“Resource-Conserving”; of ILSAC GF-6A multigrade-motorolie
Smeersysteem
Inhoud
(Verversen - bij benadering
*
1
)
Met filter 6,2 l (6,6 qt., 5,5 Imp.qt.)
Zonder filter 5,7 liter (6,0 qt., 5,0 Imp.qt.)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 821 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
822
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Bij het gebruik van motorolie met
een viscositeit van SAE 10W-30 of
hoger, kan het bij extreme kou
voorkomen dat de motor moeilijk
start. Daarom wordt dan motorolie
met een viscositeit van SAE 5W-30
aanbevolen.
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 5W-30 gebruikt):
Het gedeelte 5W in 5W-30 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat de
motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor de W
zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 30 in 5W-30 geeft de viscositeit van de olie weer als de
olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscositeit
(hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met hoge snelhe-
den of met veel belading wordt gereden.
Merktekens oliekwaliteit:
Let er bij het aanschaffen van motorolie op of ten minste één van beide
bovenstaande symbolen op de verpakking is gedrukt.
API-symbool
Bovenste deel: API SERVICE SP
geeft de kwaliteit van de motorolie
aan en is vastgesteld door API
(American Petroleum Institute).
Middelste deel: SAE 5W-30 geeft de
viscositeit aan.
Onderste deel: In dit deel staat
“Resource-Conserving”, wat staat
voor brandstofbesparende en
groene eigenschappen.
ILSAC-symbool
Het ILSAC-symbool (International Lubricant Standardization and Approval Com-
mittee) staat op de voorzijde van de verpakking.
Te verwachten temperatuurbereik tot
volgende verversing
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 822 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
823
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
Keuze motorolie (EURO V- en VI-uitvoeringen*)
*: EURO V en VI zijn emissienormen. Als niet duidelijk is of uw auto aan de relevante
normen voldoet, neem dan contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie. Gebruik
alleen door Toyota goedgekeurde Toyota Genuine Motor Oil of een gelijk-
waardige motorolie met de hieronder aangegeven kwaliteit en viscositeit.
Oliesoort:
0W-20, 5W-20, 5W-30 en 10W-30:
API grade SL “Energy-Conserving”, SM “Energy-Conserving”, SN
“Resource-Conserving”, SN PLUS “Resource-Conserving” of SP
“Resource-Conserving”; of ILSAC GF-6A multigrade-motorolie
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Uw Toyota is af fabriek gevuld met
motorolie met een viscositeit van
SAE 0W-20. Deze motorolie is de
beste keuze voor uw auto van-
wege een laag brandstofverbruik
en goede starteigenschappen bij
koud weer.
Bij het gebruik van motorolie met
een viscositeit van SAE 10W-30 of
hoger, kan het bij extreme kou
voorkomen dat de motor moeilijk
start. Daarom wordt dan motorolie
met een viscositeit van SAE 0W-
20, 5W-20 of 5W-30 aanbevolen.
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-20 gebruikt):
Het gedeelte 0W in 0W-20 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat de
motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor de W
zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 20 in 0W-20 geeft de viscositeit van de olie weer als de
olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscositeit
(hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met hoge snelhe-
den of met veel belading wordt gereden.
Te verwachten temperatuurbereik tot
de volgende verversing
Aanbevolen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 823 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
824
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Merktekens oliekwaliteit:
Let er bij het aanschaffen van motorolie op of ten minste één van beide
bovenstaande symbolen op de verpakking is gedrukt.
API-symbool
Bovenste deel: API SERVICE SP
geeft de kwaliteit van de motorolie
aan en is vastgesteld door API
(American Petroleum Institute).
Middelste deel: SAE 0W-20 geeft de
viscositeit aan.
Onderste deel: In dit deel staat
“Resource-Conserving”, wat staat
voor brandstofbesparende en
groene eigenschappen.
ILSAC-symbool
Het ILSAC-symbool (International Lubricant Standardization and Approval Com-
mittee) staat op de voorzijde van de verpakking.
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 824 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
825
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
2TR-FE motor
*
1
: De aangegeven hoeveelheid motorolie is een referentiehoeveelheid voor het ver-
versen van de motorolie. Breng de motor op bedrijfstemperatuur en zet de motor
uit, wacht ten minste 5 minuten en controleer het oliepeil met de peilstok.
Keuze motorolie
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie. Gebruik
alleen door Toyota goedgekeurde Toyota Genuine Motor Oil of een gelijk-
waardige motorolie met de hieronder aangegeven kwaliteit en viscositeit.
Oliesoort:
0W-20, 5W-20, 5W-30 en 10W-30:
API grade SL “Energy-Conserving”, SM “Energy-Conserving”, SN
“Resource-Conserving”, SN PLUS “Resource-Conserving” of SP
“Resource-Conserving”; of ILSAC GF-6A multigrade-motorolie
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Uw Toyota is af fabriek gevuld met
motorolie met een viscositeit van
SAE 0W-20. Deze motorolie is de
beste keuze voor uw auto van-
wege een laag brandstofverbruik
en goede starteigenschappen bij
koud weer.
Bij het gebruik van motorolie met
een viscositeit van SAE 10W-30 of
hoger, kan het bij extreme kou
voorkomen dat de motor moeilijk
start. Daarom wordt dan motorolie
met een viscositeit van SAE 0W-
20, 5W-20 of 5W-30 aanbevolen.
Inhoud
(Verversen - bij benadering
*
1
)
Met filter 5,9 l (6,2 qt., 5,2 Imp.qt.)
Zonder filter 5,5 l (5,8 qt., 4,8 Imp.qt.)
Te verwachten temperatuurbereik tot
de volgende verversing
Aanbevolen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 825 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
826
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-20 gebruikt):
Het gedeelte 0W in 0W-20 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat de
motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor de W
zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 20 in 0W-20 geeft de viscositeit van de olie weer als de
olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscositeit
(hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met hoge snelhe-
den of met veel belading wordt gereden.
Merktekens oliekwaliteit:
Let er bij het aanschaffen van motorolie op of ten minste één van beide
bovenstaande symbolen op de verpakking is gedrukt.
API-symbool
Bovenste deel: API SERVICE SP
geeft de kwaliteit van de motorolie
aan en is vastgesteld door API
(American Petroleum Institute).
Middelste deel: SAE 0W-20 geeft de
viscositeit aan.
Onderste deel: In dit deel staat
“Resource-Conserving”, wat staat
voor brandstofbesparende en
groene eigenschappen.
ILSAC-symbool
Het ILSAC-symbool (International Lubricant Standardization and Approval Com-
mittee) staat op de voorzijde van de verpakking.
1
2
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 826 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
827
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
1GD-FTV motor
*: De aangegeven hoeveelheid motorolie is een referentiehoeveelheid voor het ver-
versen van de motorolie. Breng de motor op bedrijfstemperatuur en zet de motor
uit, wacht ten minste 5 minuten en controleer het oliepeil met de peilstok.
Keuze motorolie (behalve EURO V- en VI-uitvoeringen)
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie. Gebruik
alleen door Toyota goedgekeurde Toyota Genuine Motor Oil of een gelijk-
waardige motorolie met de hieronder aangegeven kwaliteit en viscositeit.
Oliesoort: API CF-4, CF of ACEA B3, B4, B5 of JASO DL-0
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Motorolie met de viscositeit SAE
5W-30 is de beste keuze vanwege
een laag brandstofverbruik en
goede starteigenschappen bij koud
weer.
Bij het gebruik van motorolie met
een viscositeit van SAE 10W-30 of
hoger, kan het bij extreme kou
voorkomen dat de motor moeilijk
start. Daarom wordt dan motorolie
met een viscositeit van SAE 5W-30
aanbevolen.
Inhoud
(verversen (bij benadering)
*)
Met filter
Zonder filter
7,7 l (8,1 qt., 6,8 Imp.qt.)
7,2 l (7,6 qt., 6,3 Imp.qt.)
Te verwachten temperatuurbereik
tot de volgende verversing
Aanbevolen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 827 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
828
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Merktekens oliekwaliteit:
Let er bij het aanschaffen van
motorolie op of het DL-0-merkte-
ken van de Japanese Automobile
Standard Organization (JASO) op
de verpakking is gedrukt.
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 5W-30 gebruikt):
Het gedeelte 5W in 5W-30 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat de
motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor de W
zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 30 in 5W-30 geeft de viscositeit van de olie weer als de
olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscositeit
(hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met hoge snelhe-
den of met veel belading wordt gereden.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 828 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
829
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
Keuze motorolie (EURO V- en VI-uitvoeringen)
De motor is af fabriek gevuld met originele Toyota-motorolie. Toyota
beveelt het gebruik van originele Toyota-motorolie aan. Er kan ook andere
motorolie van gelijkwaardige kwaliteit worden gebruikt.
Oliesoort:
0W-20: ACEA C5
0W-30 en 5W-30: ACEA C2
Aanbevolen viscositeit (SAE):
Uw Toyota is af fabriek gevuld met
motorolie met een viscositeit van
SAE 0W-20. Deze motorolie is de
beste keuze voor uw auto van-
wege een laag brandstofverbruik
en goede starteigenschappen bij
koud weer.
Viscositeit (als voorbeeld wordt hier 0W-20 gebruikt):
Het gedeelte 0W in 0W-20 geeft aan dat de olie ervoor zorgt dat de
motor goed start bij koud weer. Olie met een lage waarde voor de W
zorgt dat de motor goed start bij koud weer.
Het gedeelte 20 in 0W-20 geeft de viscositeit van de olie weer als de
olie een hoge temperatuur heeft. Olie met een hogere viscositeit
(hogere waarde) is mogelijk beter geschikt wanneer met hoge snelhe-
den of met veel belading wordt gereden.
OPMERKING
Gebruik van een andere motorolie dan ACEA C5 of C2 kan de katalysator beschadi-
gen.
Te verwachten temperatuurbereik tot
de volgende verversing
Aanbevolen
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 829 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
830
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Koelsysteem
Hoeveel-
heid
(Referen-
tie)
1GR-FE
motor
Met ATF-verwarmer
Met airconditioning achter
12,8 liter (13,5 qt., 11,3 Imp.qt.)
Zonder airconditioning achter
11,0 liter (11,6 qt., 9,7 Imp.qt.)
Zonder ATF-verwar-
mer
Met airconditioning achter
12,3 liter (13,0 qt., 10,8 Imp.qt.)
Zonder airconditioning achter
10,5 liter (11,1 qt., 9,2 Imp.qt.)
2TR-FE
motor
Met automatische
transmissie
Met airconditioning achter
9,9 liter (10,5 qt., 8,7 Imp.qt.)
Zonder airconditioning achter
8,1 l (8,6 qt., 7,1 Imp.qt.)
Met handgescha-
kelde transmissie
Met airconditioning achter
10,1 liter (10,7 qt., 8,9 Imp.qt.)
Zonder airconditioning achter
8,3 l (8,8 qt., 7,3 Imp.qt.)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 830 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
831
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
Inhoud
(Referen-
tie)
1GD-FTV motor zonder vloeistof-
gekoelde intercooler
Met airconditioning achter
11,8 l (12,5 qt., 10,4 Imp.qt.)
Zonder airconditioning achter
10,0 l (10,6 qt., 8,8 Imp.qt.)
1GD-FTV
motor met
vloeistof-
gekoelde
intercooler
Koel-
vloeistof
Met auto-
matische
transmis-
sie
Met airconditioning achter
12,0 l (12,7 qt., 10,6 Imp.qt.)
Zonder airconditioning achter
10,2 l (10,8 qt., 9,0 Imp.qt.)
Met hand-
gescha-
kelde
transmis-
sie
Met airconditioning achter
12,1 l (12,8 qt., 10,6 Imp.qt.)
Zonder airconditioning achter
10,3 l (10,9 qt., 9,1 Imp.qt.)
Koelvloeistof inter-
cooler
2,6 l (2,7 qt., 2,3 Imp.qt.)
Soort koelvloeistof
Gebruik een van de volgende mid-
delen.
Toyota Super Long Life Coolant
Of een gelijkwaardig product
Gebruik niet uitsluitend kraanwa-
ter.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 831 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
832
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Accu
Laadstroom
*: Uw auto is af fabriek gevuld met originele Toyota-differentieelolie.
Gebruik alleen originele Toyota differentieelolie of een gelijkwaardige olie die vol-
doet aan de bovenstaande specificatie. Neem voor meer informatie contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Ontsteking (bougie van de benzinemotor)
Merk
1GR-FE motor DENSO SK16HR11
2TR-FE motor DENSO FK20HR-A8
Elektrodenafstand
1GR-FE motor 1,1 mm (0,043 in.)
2TR-FE motor 0,8 mm (0,032 in.)
OPMERKING
Bougies met iridium elektroden
Gebruik alleen bougies met iridium elektroden. Wijzig de elektrodenafstand niet.
Elektrisch systeem
Aanduiding soortelijke massa bij
20C (68F):
1,25 of hoger
(Als de soortelijke massa lager is dan de
standaardwaarde, laad dan de accu op.)
Snelladen
Druppelladen
Max. 15 A
Max. 5 A
Voordifferentieel
Inhoud 1,40 l (1,48 qt., 1,23 Imp.qt.)
Oliesoort en viscositeit*
Originele Toyota-differentieelolie LT 75W-85
GL-5 of gelijkwaardig
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 832 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
833
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
Zonder koppelgevoelig differentieel met beperkte slip*
1
Met koppelgevoelig differentieel met beperkte slip*
1
*
1
: Een koppelgevoelig differentieel met beperkte slip is een type differentieel. Neem
voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige indien
u niet zeker weet met welk type uw auto is uitgerust.
*
2
: Uw auto is af fabriek gevuld met originele Toyota-differentieelolie.
Gebruik alleen originele Toyota differentieelolie of een gelijkwaardige olie die vol-
doet aan de bovenstaande specificatie. Neem voor meer informatie contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Achterdifferentieel
Inhoud
5-deurs
uitvoerin-
gen
Met
achterdifferentieel-
sper
2,65 liter (2,80 qt., 2,33 Imp.qt.)
Zonder
achterdifferentieel-
sper
2,70 l (2,85 qt., 2,38 Imp.qt.)
3-deurs uitvoeringen 2,20 l (2,32 qt., 1,94 Imp.qt.)
Oliesoort en viscositeit*
2
Originele Toyota-differentieelolie
LT 75W-85 GL-5 of gelijkwaardig
Inhoud 2,55 l (2,70 qt., 2,24 Imp.qt.)
Oliesoort en viscositeit*
2
Originele Toyota differentieelolie
LX 75W-85 GL-5 of gelijkwaardig
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 833 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
834
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
*: De aangegeven hoeveelheid vloeistof dient als referentie. Als vervanging noodza-
kelijk is, neem dan contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Automatische transmissie
Hoeveelheid vloei-
stof
*
1GR-FE motor
Met ATF-verwarmer
9,8 l (10,4 qt., 8,6 Imp.qt.)
Zonder ATF-verwarmer
9,9 liter (10,5 qt., 8,7 Imp.qt.)
2TR-FE motor 8,5 l (9,0 qt., 7,5 Imp.qt.)
1GD-FTV motor 9,6 l (10,1 qt., 8,4 Imp.qt.)
Soort vloeistof Originele Toyota ATF WS
OPMERKING
Transmissievloeistof
Door het gebruik van andere transmissievloeistof dan originele Toyota ATF WS kan
de schakelkwaliteit verminderen, de lockup van de transmissie vergezeld gaan van
trillingen en uiteindelijk schade aan de transmissie van uw auto ontstaan.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 834 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
835
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
Uitvoeringen met 5 versnellingen
Uitvoeringen met 6 versnellingen
Handgeschakelde transmissie
Hoeveelheid handgeschakelde-transmis-
sieolie
2,2 l (2,3 qt., 1,9 Imp.qt.)
Type transmissie-olie
Toyota handgeschakelde-transmissie-
vloeistof type API GL-3 (GL-4) of
gelijkwaardig
Aanbevolen viscositeit SAE 75W-90
OPMERKING
Handgeschakelde-transmissievloeistof
Houd er rekening mee dat, afhankelijk van de specifieke kenmerken van de trans-
missievloeistof die is gebruikt of de omstandigheden, het geluid bij het stationair
draaien, het schakelgevoel en/of het brandstofverbruik kunnen afwijken. Toyota
raadt voor optimale prestaties het gebruik van originele TOYOTA transmissievloei-
stof GL-3 (GL-4) 75W-90 aan.
Hoeveelheid transmissievloeistof 2,1 l (2,2 qt., 1,8 Imp.qt.)
Type transmissie-olie
Originele Toyota tussenbakolie LF
75W of een gelijkwaardig product
OPMERKING
Transmissievloeistof handgeschakelde transmissie (uitvoeringen met 6 ver-
snellingen)
Houd er rekening mee dat, afhankelijk van de specifieke kenmerken van de trans-
missievloeistof die is gebruikt of de omstandigheden, het geluid bij het stationair
draaien, het schakelgevoel en/of het brandstofverbruik kunnen afwijken. Toyota
raadt voor optimale prestaties het gebruik van originele TOYOTA tussenbakolie LF
75W aan.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 835 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
836
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
*: Uw auto is af fabriek gevuld met originele Toyota-tussenbakolie. Gebruik alleen ori-
ginele Toyota tussenbakolie of een gelijkwaardige olie die voldoet aan de boven-
staande specificatie. Neem voor meer informatie contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Koppeling
Vrije slag koppelingspedaal 5 15 mm (0,2 0,6 in.)
Soort vloeistof
SAE J1703 of FMVSS nr. 116 DOT 3, SAE
J1704 of FMVSS nr. 116 DOT 4
Tussenbak
Inhoud 1,4 l (1,5 qt., 1,2 Imp.qt.)
Oliesoort*
Originele Toyota tussenbakolie LF of een
gelijkwaardig product
Aanbevolen viscositeit SAE 75W
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 836 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
837
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
*
1
: Minimumafstand van pedaal tot vloer bij een pedaalkracht van 490 N (50 kg, 110
lbf) met draaiende motor
*
2
: Slag parkeerremhendel bij een aantrekkracht van 200 N (20,4 kg, 45,0 lbf)
Remmen
Afstand
van
pedaal
tot
vloer
*
1
1GR-FE, 2TR-FE
(met Toyota Safety
Sense) en
1GD-FTV motor
Min. 104 mm (4,1 in.)
2TR-FE motor
(zonder Toyota
Safety Sense)
Met automatische transmissie
Min. 105 mm (4,1 in.)
Met handgeschakelde transmissie
Min. 102 mm (4,0 in.)
Vrije slag pedaal 1 6 mm (0,04 0,24 in.)
Slag parkeerremhendel*
2
5 7 klikken
Soort vloeistof
SAE J1703 of FMVSS Nr. 116 DOT 3
SAE J1704 of FMVSS Nr. 116 DOT 4
Smeermiddel chassis (cardanassen)
Kruisstuk Chassisvet op lithiumbasis NLGI nr. 2
Schuifkoppelin-
gen
Molybdeen disulfide chassisvet op lithiumbasis NLGI nr. 2 of
chassisvet op lithiumbasis NLGI nr. 2
Stuurinrichting
Vrije slag Minder dan 30 mm (1,18 in.)
Stuurbekrachtigingsvloeistof Automatische-transmissievloeistof DEXRON
®
II of III
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 837 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
838
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
17 inch banden (type A) (EU)
17 inch banden (type B) (behalve EU)
*: Standaard spanning voor alle belastingen inclusief maximum belasting
17 inch banden (type C) (EU)
Banden en velgen
Bandenmaat P245/70R17 108S, 245/70R17 110S
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspanning
koud)
Voorwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
220 (2,2, 32) 220 (2,2, 32)
Wielmaat 17 6 1/2J
Aanhaalmoment wielmoeren 112 Nm (11,4 kgm, 83 ft•lbf)
Bandenmaat 245/70R17 110S
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspanning
koud)
Voorwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
200 (2,0, 29)
200 (2,0, 29)
220 (2,2, 32)
*
Wielmaat 17 6 1/2J
Aanhaalmoment wielmoeren 112 Nm (11,4 kgm, 83 ft•lbf)
Bandenmaat P265/65R17 110S, 265/65R17 112S
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspanning
koud)
Voorwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
220 (2,2, 32) 220 (2,2, 32)
Wielmaat 17 7 1/2J
Aanhaalmoment wielmoeren 103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 838 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
839
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
17 inch banden (type D) (behalve EU)
18 inch banden (type A) (EU)
18 inch banden (type B) (behalve EU)
*: Standaard spanning voor alle belastingen inclusief maximum belasting
Bandenmaat 265/65R17 112S
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspanning
koud)
Voorwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
200 (2,0, 29) 200 (2,0, 29)
Wielmaat 17 7 1/2J
Aanhaalmoment wielmoeren 103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
Bandenmaat P265/60R18 109H
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspanning
koud)
Voorwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
220 (2,2, 32) 220 (2,2, 32)
Wielmaat 18 7 1/2J
Aanhaalmoment wielmoeren 103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
Bandenmaat 265/60R18 110H
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspanning
koud)
Voorwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
200 (2,0, 29)
200 (2,0, 29)
220 (2,2, 32)
*
Wielmaat 18 7 1/2J
Aanhaalmoment wielmoeren 103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 839 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
840
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
19 inch banden
Bij het rijden met een aanhangwagen
Verhoog de aanbevolen bandenspanning met 20,0 kPa (0,2 kg/cm
2
of bar, 3 psi) en
rijd langzamer dan 100 km/h (62 mph).
Bandenmaat 265/55R19 109V
Bandenspanning
(Aanbevolen bandenspanning
koud)
Voorwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
Achterwiel
kPa (kg/cm
2
of bar,
psi)
220 (2,2, 32) 220 (2,2, 32)
Wielmaat 19 7 1/2J
Aanhaalmoment wielmoeren 103 Nm (10,5 kgm, 76 ft•lbf)
Lampen
Lampen W Type
Exterieur
Halogeenkoplampen
*
Dimlicht
Grootlicht
55
60
A
B
Richtingaanwijzers voor 21 C
Richtingaanwijzers achter 21 C
Achteruitrijlichten 16 D
Mistachterlichten 21 D
Kentekenplaatverlichting 5 D
Treeplankverlichting
* 5E
Interieur
Leeslampjes/interieurverlichting
Voor
Achter (zonder leeslampjes)
*
Achter (met leeslampjes)*
5
8
5
D
F
D
Make-upverlichting 8 D
A: H11 halogeenlampen
B: HB3 halogeenlampen
C: Glassokkellampen (oranje)
D: Glassokkellampen (helder)
E: Glassokkellampen (helder) (blauw
glas)
F: Buislampjes
*: Indien aanwezig
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 840 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
841
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
Informatie over brandstof
Benzinemotor
Als u dit soort labels aantreft bij het tankstation, gebruik dan alleen brand-
stof met een van de onderstaande labels.
1GR-FE motor
EU:
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine conform de Europese norm EN228.
Gebruik loodvrije benzine met een octaangetal van 95 RON (Research
Octane Number) of hoger voor optimale prestaties van uw auto.
Behalve EU:
Gebruik alleen loodvrije benzine.
Gebruik loodvrije benzine met een octaangetal van 95 RON (Research
Octane Number) of hoger voor optimale prestaties van uw auto.
2TR-FE motor
Gebruik alleen loodvrije brandstof.
Gebruik loodvrije benzine met een octaangetal van 91 RON (Research
Octane Number) of hoger voor optimale prestaties van uw auto.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 841 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
842
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Dieselmotor
Als u dit soort labels aantreft bij het tankstation, gebruik dan alleen brand-
stof met een van de onderstaande labels.
EU:
Gebruik uitsluitend dieselbrandstof conform de Europese norm EN590 of
EN16734.
Behalve EU (auto's zonder roetfiltersysteem):
Gebruik uitsluitend dieselbrandstof met een cetaangetal van 48 of hoger.
Behalve EU (auto's met roetfiltersysteem):
Gebruik uitsluitend dieselbrandstof met een zwavelgehalte van 10 ppm of
minder en een cetaangetal van 48 of hoger.
Gebruik van benzine vermengd met ethanol in een benzinemotor
Toyota staat het gebruik van benzine vermengd met ethanol toe wanneer de hoeveel-
heid ethanol maximaal 10% bedraagt. Controleer of het octaangetal van de benzine
met ethanol aan bovenstaande voorwaarden voldoet.
Als u van plan bent met uw Toyota naar het buitenland te gaan (alleen dieselmo-
tor)
Er is mogelijk geen diesel met een laag zwavelgehalte verkrijgbaar. Vraag daarom
eerst bij uw dealer na of er diesel met een laag zwavelgehalte verkrijgbaar is in het
land van bestemming.
Als de motor pingelt
Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Het kan een enkele keer voorkomen dat u de motor licht hoort pingelen tijdens acce-
lereren of bij het oprijden van een heuvel. Dit is normaal en is geen reden tot
bezorgdheid.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 842 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
843
9-1. Specificaties
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
OPMERKING
Opmerking over de brandstofkwaliteit
Gebruik de juiste brandstoffen. De motor zal beschadigd raken wanneer u de ver-
keerde brandstof gebruikt.
Benzinemotor: Gebruik geen benzine met metaalhoudende additieven, zoals man-
gaan, ijzer of lood, omdat dit schade aan uw motor of emissieregelsysteem kan
veroorzaken.
Benzinemotor: Voeg geen aftermarket metaalhoudende brandstofadditieven toe.
Benzinemotor (EU-landen): Gebruik geen bio-ethanolbrandstof die wordt verkocht
onder de naam E50 of E85, of brandstof met een hoog ethanolgehalte. Bij gebruik
van deze brandstoffen wordt het brandstofsysteem beschadigd. Neem bij twijfel
contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Benzinemotor (behalve EU-landen): Gebruik geen bio-ethanolbrandstof die wordt
verkocht onder de naam E50 of E85, of brandstof met een hoog ethanolgehalte.
Uw auto is geschikt voor benzine met maximaal 10% ethanol. Bij het gebruik van
brandstof met meer dan 10% ethanol (E10) wordt het brandstofsysteem van de
auto beschadigd. Zorg ervoor dat u brandstof tankt met de juiste specificaties en de
vereiste kwaliteit. Neem bij twijfel contact op met een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Dieselmotor (auto's met roetfiltersysteem): Gebruik geen brandstof met een zwa-
velgehalte van meer dan 10 ppm.
Door het gebruik van brandstof met een hoog zwavelgehalte kan de motor bescha-
digd raken.
Dieselmotor (EU-landen): Gebruik geen FAME-brandstof (Fatty Acid Methyl Ester)
(biodiesel) die wordt verkocht onder de naam B30 of B100, of brandstof met een
hoog FAME-gehalte. Bij gebruik van deze brandstoffen wordt het brandstofsysteem
beschadigd. Neem bij twijfel contact op met een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Dieselmotor (behalve EU-landen): Gebruik geen FAME-brandstof (Fatty Acid Met-
hyl Ester) (biodiesel) die wordt verkocht onder de naam B30 of B100, of brandstof
met een hoog FAME-gehalte. Uw auto is geschikt voor dieselbrandstof met maxi-
maal 5% biodiesel FAME (B5) of diesel die voldoet aan EN590/EN16734. Bij het
gebruik van brandstof met meer dan 5% FAME (B5) of diesel die niet voldoet aan
EN590/EN16734 wordt het brandstofsysteem van de auto beschadigd. Zorg ervoor
dat u brandstof tankt met de juiste specificaties en de vereiste kwaliteit. Neem bij
twijfel contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Gebruik geen methanolhoudende benzine, zoals M15, M85 of M100. Door
methanolhoudende benzine te gebruiken kan de motor beschadigd raken of kun-
nen er storingen in optreden.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 843 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
844
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen
Bij het aanpassen van functies van de auto aan de persoonlijke voorkeur
moet deze op een veilige plaats worden geparkeerd met de selectiehendel in
stand P (automatische transmissie) of in N (handgeschakelde transmissie) en
de parkeerrem vastgezet.
Wijzigen met behulp van het multi-informatiedisplay (alleen type B)
Gebruik de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel om op
het multi-informatiedisplay te selecteren.
Kies het gewenste item m.b.v. en druk vervolgens op .
Selecteer de gewenste instelling m.b.v. en druk vervolgens op
.
Druk op om te stoppen met selecteren en terug te keren naar het vorige
scherm.
Wijzigen met behulp van het navigatiesysteem of het multimediasys-
teem
Druk op de toets MENU om het scherm “Menu” weer te geven.
Selecteer “Setup” (instellingen) op het scherm.
Selecteer “Vehicle” (voertuig) op het scherm.
Selecteer “Vehicle customisation” (voertuigaanpassing) op het scherm.
Er kunnen verschillende instellingen worden gewijzigd. Raadpleeg het
overzicht met instellingen die kunnen worden gewijzigd voor meer informa-
tie.
Uw auto is voorzien van verschillende elektronische functies die naar-
gelang uw persoonlijke voorkeur kunnen worden ingesteld. De instel-
lingen van deze functies kunnen worden gewijzigd met behulp van de
stuurwielschakelaars, het navigatiesysteem of het multimediasysteem
of bij een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
U kunt ook zelf een aantal instellingen wijzigen met behulp van het
multi-informatiedisplay.
Functies van de auto aanpassen aan de persoonlijke voorkeur
1
2
3
1
2
3
4
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 844 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
845
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
Sommige voorkeursinstellingen zijn van invloed op de instellingen van
andere functies. Neem voor meer informatie contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
Instellingen die u met de bedieningstoetsen van het instrumentenpaneel
kunt wijzigen
Instellingen die u met het navigatiesysteem of het multimediasysteem kunt
wijzigen
Instellingen die door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige kun-
nen worden gewijzigd
Definitie van symbolen: O = beschikbaar, – = niet beschikbaar
Portierslot (Blz. 178, 795)
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: De modelcode staat vermeld op het typeplaatje. (Blz. 816)
Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
1
2
3
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeursinstelling
Ontgrendelen met de sleutel
Alle portieren in één
keer ontgrendelen
Bestuurdersportier
ontgrendelen in een
keer, overige portie-
ren in twee keer
––O
Functie koppeling van rijsnelheid
aan portiervergrendeling
*
1
Aan Uit O O
Functie koppeling van stand
selectiehendel aan portierver-
grendeling
*
1
Uit Aan O O
Functie koppeling van stand
selectiehendel aan portieront-
grendeling
*
1
Uit Aan O O
Functie koppeling portieront-
grendeling aan bestuurderspor-
tier
(TRJ150L-GKMEK-, TRJ150L-
GKTEK-, GRJ150L-GKTEK- en
GDJ150L-GKTEY-
uitvoeringen
*
2
)
Uit Aan O O
Functie koppeling portieront-
grendeling aan bestuurderspor-
tier (auto's met andere
modelcode
*
2
dan bovenge-
noemde)
*
1
Aan Uit O O
1 2 3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 845 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
846
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Smart entry-systeem met startknop* en afstandsbediening
(
Blz. 201, 172)
*: Indien aanwezig
Smart entry-systeem met startknop* (Blz. 201)
*: Indien aanwezig
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeursinstelling
Werkingssignaal
(zoemer)
*
Niveau 5
Uit
–OO
Niveau 1 tot 7
Bedieningssignaal
(alarmknipperlichten)
Aan Uit O O
Tijd tot na het ontgrendelen,
zonder dat een portier wordt
geopend, de portieren auto-
matisch weer worden ver-
grendeld
30 seconden
60 seconden
––O
120 seconden
Waarschuwingsfunctie open
portier (bij vergrendelen van
de auto)
Aan Uit O
Openen achterruit
*
Ingedrukt houden
(kort)
Twee keer indruk-
ken
––O
Eén keer kort
indrukken
Ingedrukt houden
(lang)
Uit
1 2 3
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeursinstelling
Ontgrendelen portier met
Smart entry-systeem en
startknop
Alle portieren Bestuurdersportier O O
Smart entry-systeem met
startknop
Aan Uit O O
Aantal opeenvolgende por-
tiervergrendelingen
2 keer
Zo veel als
gewenst
––O
1 2 3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 846 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
847
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
Stop & Start-systeem* (Blz. 448)
*: Indien aanwezig
Afstandsbediening (Blz. 172)
Ergonomisch geheugen* (Blz. 261)
*: Indien aanwezig
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeursinstelling
Wijzig de duur van het Stop &
Start-systeem wanneer de
airco is ingeschakeld
Standaard Verlengd O
1
2 3
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeursinstelling
Afstandsbediening Aan Uit O
Ontgrendelen
Alle portieren in
één keer ontgren-
delen
Bestuurderspor-
tier ontgrendelen
in een keer, ove-
rige portieren in
twee keer
–OO
1
2 3
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeursinstelling
Selecteren van het aan de
ontgrendeling van de portie-
ren gekoppelde ergonomi-
sche geheugen
Bestuurdersportier Alle portieren O
1
2 3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 847 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
848
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Automatische verlichting*
1
(Blz. 349)
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: O: TRJ150L-GKMEK-, TRJ150L-GKTEK-, GRJ150L-GKTEK- en GDJ150L-
GKTEY-uitvoeringen
*
4
–: Behalve TRJ150L-GKMEK-, TRJ150L-GKTEK-, GRJ150L-GKTEK- en
GDJ150L-GKTEY-uitvoeringen
*
4
*
3
: –: TRJ150L-GKMEK-, TRJ150L-GKTEK-, GRJ150L-GKTEK- en GDJ150L-GKTEY-
uitvoeringen
*
4
O: Behalve TRJ150L-GKMEK-, TRJ150L-GKTEK-, GRJ150L-GKTEK- en
GDJ150L-GKTEY-uitvoeringen
*
4
*
4
: De modelcode staat vermeld op het typeplaatje. (Blz. 816)
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeursinstelling
Tijd die verstrijkt voordat de
koplampen uit gaan
*
1
30 seconden
Uit
––*
2
60 seconden
90 seconden
Gevoeligheid lichtsensor Standaard -2 - 2 O O
Tijd die verstrijkt voordat de
koplampen automatisch wor-
den ingeschakeld
*
1
Standaard Lang O
Tijd die verstrijkt voordat de
koplampen uitgaan
(Extended Headlight Ligh-
ting-systeem)
*
1
30 seconden
60 seconden
––*
3
90 seconden
120 seconden
Regeling verlichting Wel-
come Light-systeem
*
1
Aan Uit O
1
2 3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 848 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
849
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
Interieurverlichting (Blz. 600)
*
1
: Auto's met Smart entry-systeem en startknop
*
2
: Indien aanwezig
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeursinstelling
Tijd die verstrijkt voordat de
interieurverlichting uitgaat
15 seconden
Uit
–OO7,5 seconden
30 seconden
Werking nadat het contact
UIT wordt gezet
Aan Uit O
Werking wanneer de portie-
ren worden ontgrendeld met
het Smart entry-systeem en
startknop of de afstandsbe-
diening
Aan Uit O
Werking wanneer u de auto
nadert terwijl u de elektroni-
sche sleutel bij u draagt
*
1
Aan Uit O
Selectiehendelverlichting
*
2
Aan Uit O
Werking van de voetenruim-
teverlichting
*
2
Aan Uit O
Schakelaars regeling
loungeverlichting
*
2
Aan Uit O
1
2 3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 849 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
850
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Exterieurverlichting (Blz. 600)
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeursinstelling
Tijd die verstrijkt voordat de
exterieurverlichting uitgaat
15 seconden
Uit
–OO7,5 seconden
30 seconden
Werking van de instapverlich-
ting spiegelvoet
*
1
en de tree-
plankverlichting
*
1
wanneer u
de auto nadert terwijl u de
elektronische sleutel bij u
draagt*
2
Aan Uit O
Werking van de instapverlich-
ting spiegelvoet
*
1
en de tree-
plankverlichting
*
1
wanneer
de portieren worden ontgren-
deld met de schakelaar cen-
trale vergrendeling
Aan Uit O
Werking van de treeplankver-
lichting
*
1
wanneer een por-
tier wordt geopend
Aan Uit O
1
2 3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 850 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
851
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
Tellers (Blz. 145)
*: Indien aanwezig
Automatische airconditioning voor* (Blz. 579)
*: Indien aanwezig
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeursinstelling
Gevoeligheid van omge-
vingslichtsensor die wordt
gebruikt voor het dimmen
van de instrumentenverlich-
ting, enz.
*
Standaard -2 - 2 O
Gevoeligheid van omge-
vingslichtsensor die wordt
gebruikt voor het vergroten
van de helderheid van de
instrumentenverlichting,
enz.
*
Standaard -2 - 2 O
1
2 3
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeursinstelling
Schakelen tussen buiten-
luchtmodus en de aan de
schakelaar AUTO gekop-
pelde recirculatiemodus
Automatisch Handmatig O O
Bediening toets AUTO A/C Automatisch Handmatig O O
1 2 3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 851 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
852
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Elektrisch bedienbare ruiten (Blz. 278) en schuifdak*
1, 2
(Blz. 282)
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: De bedieningsinstellingen voor het schuifdak worden automatisch gewijzigd wan-
neer de bedieningsinstellingen voor de elektrisch bedienbare ruiten worden gewij-
zigd.
Buitenspiegels (Blz. 273)
*: Indien aanwezig
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeursinstelling
Gekoppelde werking aan
mechanische sleutel (sluiten)
Uit Aan O
Gekoppelde werking aan
mechanische sleutel (ope-
nen)
Uit Aan O
Afstandsbediening
gekoppelde werking
*
1
(slui-
ten)
Uit Aan O
Koppeling van werking aan
afstandsbediening
*
1
(ope-
nen)
Uit Aan O
Koppeling van werking aan
afstandsbediening (zoe-
mer)
*
1
Aan Uit O
1
2 3
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeursinstelling
Automatisch in- en uitklap-
pen van de buitenspiegels
*
Gekoppeld aan
het vergrendelen/
ontgrendelen van
de portieren
Uit
––O
Gekoppeld aan
bediening van de
startknop
Koppeling van spiegelstand
aan achteruitrijden
*
Aan Uit O
1
2 3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 852 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
853
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
Toyota Parking Assist-sensor*
1
(Blz. 461)
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: Instellingen die u kunt wijzigen bij auto's met 8 sensoren.
Alarm* (Blz. 128)
*: Indien aanwezig
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeursinstelling
Detectieafstand van de bin-
nenste sensoren voor
*
2
Ver weg Dichtbij O
Detectieafstand van de bin-
nenste sensor achter
Ver weg Dichtbij O
Zoemervolume Niveau 2 Niveau 1 - 3 O O
1
2 3
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeursinstelling
Aanpassen van de gevoelig-
heid van de inbraaksensor
wanneer een ruit is geopend
Standaard Laag O
Schakelt het alarm uit als de
portieren met de mechani-
sche sleutel worden ontgren-
deld (auto's met Smart entry-
systeem en startknop).
Uit Aan O
1 2 3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 853 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
854
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Multi-informatiedisplay*
1
(Blz. 153)
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: De standaardinstelling verschilt per land.
*
3
: Sommige statusschermen kunnen niet worden geregistreerd (aangegeven op het
multi-informatiedisplay).
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeursinstelling
Taa l*
2
Engels
(Brits)
Frans
O O
Duits
Spaans
Italiaans
Chinees
(traditioneel)
Russisch
Turks
Eenheden*
2
km
(liter/100 km)
km (km/liter)
O O
mph (MPG)*
1
ECO-controlelampje Aan Uit O O
Instellingen toets Sinds starten
Gewenst status-
scherm
*
3
O O
Pop-updisplay*
1
Aan Uit O O
Afbeelding auto
Afbeelding reser-
vewiel op de ach-
terdeur uit
Afbeelding reser-
vewiel op de ach-
terdeur aan
O O
1
2 3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 854 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
855
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
LDA (Lane Departure Alert met Yaw Assist-functie)*
(Blz. 410)
*: Indien aanwezig
BSM (Blind Spot Monitor)* (Blz. 477)
*: Indien aanwezig
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeursinstelling
Yaw Assist Aan Uit O O
Soort waarschuwing Zoemer Uit O O
Gevoeligheid waarschuwing Standaard Hoog O O
Waarschuwingsfunctie slin-
geren auto
Aan Uit O O
Gevoeligheid waarschuwing
voor slingeren
Standaard
Bijna leeg
O O
Hoog
1 2 3
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeursinstelling
BSM (Blind Spot Monitor) Aan Uit O
1 2 3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 855 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
856
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
RSA (Road Sign Assist)*
1
(Blz. 421)
*
1
: Indien aanwezig
*
2
: De RSA-functie wordt ingeschakeld wanneer het contact AAN wordt gezet.
*
3
: Als de snelheidslimiet met aanvullend teken wordt overschreden, werkt de waar-
schuwingszoemer niet.
*
4
: Auto's met navigatiesysteem
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)* (Blz. 399)
*: Indien aanwezig
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeursinstelling
RSA (Road Sign Assist)*
2
Aan Uit O
Meldingsmethode snelheids-
overschrijding
*
3
Alleen weergave
Geen melding
O
Weergave en zoe-
mer
Meldingsniveau snelheids-
overschrijding
2 km/h (1 mph)
5 km/h (3 mph)
O
10 km/h (5 mph)
Meldingswijze inhaalverbod Alleen weergave
Geen melding
O
Weergave en zoe-
mer
Andere meldingsmethode
(melding verboden in te rij-
den)
*
4
Alleen weergave
Geen melding
O
Weergave en zoe-
mer
1 2
3
Functie
Standaard-
instelling
Persoonlijke
voorkeurs-
instelling
PCS (Pre-Crash Safety-sys-
teem)
Aan Uit O
Waarschuwingstiming
(Gemiddeld)
(vroeg)
O–
(laat)
1 2 3
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 856 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
857
9-2. Persoonlijke voorkeursinstellingen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
9
Voertuigspecificaties
In de volgende situaties wordt het instelscherm automatisch uitgeschakeld.
Er verschijnt een waarschuwingsmelding nadat het instelscherm wordt weergege-
ven.
Het contact wordt UIT gezet.
De auto begint te rijden terwijl het instelscherm wordt weergegeven.
WAARSCHUWING
Tijdens het aanpassen van de persoonlijke voorkeursinstellingen
Aangezien de motor tijdens het aanpassen moet draaien, dient de auto te worden
geparkeerd op een plaats met voldoende ventilatie. In een afgesloten ruimte, zoals
een garage, kunnen uitlaatgassen die het schadelijke koolmonoxide (CO) bevatten,
zich ophopen en in de auto terechtkomen. Dit kan zeer schadelijk zijn voor de
gezondheid.
OPMERKING
Tijdens het aanpassen van de persoonlijke voorkeursinstellingen
Om te voorkomen dat de accu leegraakt, dient de motor te draaien terwijl de per-
soonlijke voorkeursinstellingen worden aangepast.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 857 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
858
9-3. Te initialiseren onderdelen
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Te initialiseren onderdelen
Na bijvoorbeeld het loskoppelen en weer aansluiten van de accu of
onderhoud aan de auto, moet het volgende systeem worden geïnitiali-
seerd, zodat het weer op de juiste manier werkt.
Item Wanneer initialiseren Zie
Bandenspanningswaarschu-
wingssysteem (indien aanwe-
zig)
Bij het wisselen van banden
• Als de bandenspanning wordt
gewijzigd omdat de rijsnelheid of
de belading verandert.
Blz. 675
Onderhoudsgegevens motor-
olie (alleen 1GD-FTV motor)
Na het verversen van de motor-
olie
Blz. 654
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 858 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
859
Index
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Wat moet u doen als...
(Problemen oplossen) .................... 860
Alfabetische index............................. 864
Raadpleeg bij auto's met een navigatiesysteem of een multimedia-
systeem de handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem
voor meer informatie over de onderstaande uitrusting.
Navigatiesysteem
Handsfree-systeem (voor mobiele telefoon)
Entertainmentsysteem achterpassagiers
Audio-/videosysteem
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 859 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
860
What to do if... (Troubleshooting)
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
Als u uw sleutel of mechanische sleutel bent verloren, kan een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige een nieuwe originele sleutel of mechanische sleutel leveren.
(Blz. 177)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Als u uw elektronische sleutels bent verloren, neemt de kans dat uw auto wordt
gestolen aanmerkelijk toe. Neem onmiddellijk contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige. (Blz. 174)
Is de batterij van de sleutel zwak of leeg? (Blz. 700)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Staat het contact AAN?
Zorg ervoor dat het contact UIT staat wanneer u de portieren vergrendelt.
(Blz. 323)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Bevindt de elektronische sleutel zich in de auto?
Vergrendel de portieren nadat u hebt gecontroleerd of u de elektronische sleutel bij
u hebt.
De functie werkt mogelijk niet goed als gevolg van de radiogolven. (Blz. 187,
205)
Is het kinderslot geactiveerd?
Het achterportier kan niet vanaf de binnenzijde van de auto worden geopend wan-
neer het kinderslot is geactiveerd. Open het achterportier vanaf de buitenzijde en
deactiveer het kinderslot. (Blz. 183)
Als u een probleem hebt, controleer dan het volgende voordat u con-
tact opneemt met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
De portieren kunnen niet worden vergrendeld, ontgrendeld, geopend of
gesloten
U bent uw sleutels verloren
De portieren kunnen niet worden vergrendeld of ontgrendeld
Het achterportier kan niet worden geopend
(auto's met kinderslot)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 860 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
861
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Auto's met handgeschakelde transmissie
Draait u de sleutel terwijl het koppelingspedaal stevig is ingetrapt? (Blz. 316)
Auto's met automatische transmissie
Staat de selectiehendel in stand P? (Blz. 316)
Is de accu ontladen? (Blz. 799)
Hebt u op de startknop gedrukt terwijl u het rempedaal stevig ingetrapt hield?
(Blz. 320)
Auto's met automatische transmissie
Staat de selectiehendel in stand P? (Blz. 320)
Kan de elektronische sleutel in de auto worden gesignaleerd? (Blz. 202)
Is het stuurslot ontgrendeld? (Blz. 327)
Is de batterij van de elektronische sleutel zwak of leeg?
De motor kan in dit geval tijdelijk op een andere manier worden gestart.
(Blz. 796)
Is de accu ontladen? (Blz. 799)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Staat het contact AAN?
Als u de selectiehendel niet in een andere stand kunt zetten terwijl het rempedaal
wordt ingetrapt met het contact AAN: Blz. 335
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Staat het contact AAN?
Als u de selectiehendel niet in een andere stand kunt zetten terwijl het rempedaal
wordt ingetrapt met het contact AAN: Blz. 335
Als u denkt dat er iets mis is
De motor kan niet worden gestart
(auto's zonder Smart entry-systeem en startknop)
De motor niet wil aanslaan
(auto's met Smart entry-systeem en startknop)
De selectiehendel kan niet vanuit stand P in een andere stand wor-
den gezet, zelfs al trapt u het rempedaal in (auto's met automati-
sche transmissie)
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 861 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
862
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop:
Wordt vergrendeld om diefstal van de auto te voorkomen wanneer de sleutel uit het
contact is genomen. (Blz. 319)
Auto's met Smart entry-systeem en startknop:
Wordt automatisch vergrendeld om diefstal van de auto te voorkomen. (Blz. 326)
Is de blokkeerschakelaar van de ruitbediening ingedrukt?
De elektrisch bedienbare ruiten, behalve die van het bestuurdersportier, kunnen
niet worden bediend als de blokkeerschakelaar van de ruitbediening wordt inge-
drukt. (Blz. 278)
De auto power off-functie wordt bediend als het contact gedurende een bepaalde
tijd in stand ACC of AAN staat (de motor draait niet). (Blz. 325)
Het controlelampje van de veiligheidsgordel knippert
Dragen de bestuurder en de voorpassagier hun veiligheidsgordel? (Blz. 740)
Het waarschuwingslampje van het remsysteem brandt
Is de parkeerrem gedeactiveerd? (Blz. 342)
Afhankelijk van de situatie klinken er mogelijk ook andere soorten waarschuwingszoe-
mers. (Blz. 736, 749)
Het stuurwiel kan niet worden gedraaid nadat de motor is uitge-
schakeld
De ruiten kunnen niet worden geopend of gesloten met de schake-
laars van de ruitbediening
Het contact wordt automatisch UIT gezet
(auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Tijdens het rijden klinkt een waarschuwingszoemer
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 862 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
863
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Heeft iemand een portier geopend tijdens het instellen van het alarm?
De sensor signaleert dit en laat het alarm klinken. (Blz. 128)
Zet, om het alarm uit te schakelen, het contact AAN of start de motor.
Wordt de melding weergegeven op het multi-informatiedisplay?
Controleer de melding op het multi-informatiedisplay. (Blz. 749)
Wanneer een waarschuwingslampje gaat branden of een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven, raadpleeg dan Blz. 736, 749.
Auto's zonder een reservewiel
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en repareer de lekke band tijdelijk
met de bandenreparatieset. (Blz. 755)
Auto's met een reservewiel
Breng de auto op een veilige plaats tot stilstand en vervang de lekke band door het
reservewiel. (Blz. 772)
Voer de procedure uit voor als de auto vastzit in modder, vuil of sneeuw.
(Blz. 811)
Er wordt een alarm geactiveerd en de claxon klinkt (indien
aanwezig)
Bij het verlaten van de auto klinkt een waarschuwingszoemer
(auto's met Smart entry-systeem en startknop)
Er gaat een waarschuwingslampje branden of er wordt een
waarschuwingsmelding weergegeven
Wanneer zich een probleem heeft voorgedaan
Als uw auto een lekke band heeft
De auto zit vast
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 863 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
864
Alfabetische index
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Alfabetische index
ABS (antiblokkeersysteem) ....471
Functie .................................. 471
Waarschuwingslampje..........737
Accessoireaansluiting.............625
Accu .......................................... 658
Accu controleren ...................658
Als de accu ontladen is.........799
Voorbereidingen en
controles bij rijden
in de winter .........................500
Waarschuwingslampje..........736
Achterdeur................................ 189
Achterdifferentieel
*
1
Achterlichten............................ 349
Lampen vervangen ...............721
Lichtschakelaar349
Verlichting Welcome Light-sys-
teem.................................... 363
Achterruit.................................. 195
Achterruitenwisser ..................377
Achterruitverwarming
Achterruit....................... 573, 582
Buitenspiegels...............573, 582
Voorruit .........................573, 582
Achterstoel...............................247
Instellen.................................247
Stoelverwarming en
-ventilatoren........................ 598
Achteruitrijlichten
Lampen vervangen ...............716
Vermogen ............................. 840
Active Traction Control
*
1
Actueel brandstofverbruik.... 151,
156
Adaptive Variable Suspension-
systeem (AVS) ....................... 472
AdBlue™................................... 665
Bijvullen.................................668
Inhoud ...................................668
Waarschuwingslampje laag
AdBlue™-niveau.................739
Afdekkap motorruimte ............ 650
Afmetingen............................... 814
Afstandsbediening .................. 170
Batterij vervangen................. 700
Vergrendelen/
ontgrendelen .............. 178, 189
AHB (Automatic High
Beam) ..................................... 364
Airbags ....................................... 43
Airbags.................................... 43
Algemene voorzorgsmaat-
regelen airbags..................... 46
De juiste houding achter
het stuur ............................... 36
Plaats van airbags .................. 43
Voorwaarden voor activering
curtain airbags...................... 53
Voorwaarden voor activering
side airbags .......................... 53
Voorwaarden voor activering
side airbags en curtain
airbags.................................. 53
Voorwaarden voor activering
van airbags........................... 53
Voorzorgsmaatregelen
curtain airbags...................... 46
Voorzorgsmaatregelen side
airbags.................................. 46
Voorzorgsmaatregelen side
airbags en curtain airbags .... 46
Voorzorgsmaatregelen SRS
voor kinderen........................ 46
Waarschuwingslampje
SRS .................................... 737
Wijzigingen aan en afvoeren
van airbags........................... 51
Airco ................. 572, 579, 588, 590
Interieurfilter.......................... 698
Airconditioning
........................ 572, 579, 588, 590
Interieurfilter.......................... 698
A
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 864 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
865
Alfabetische index
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Alarm......................................... 128
Alarm..................................... 128
Waarschuwingszoemer.........736
Alarmknipperlichten ................724
Antennes (Smart entry-
systeem met startknop) ........201
Antiblokkeersysteem (ABS)....471
Functie .................................. 471
Waarschuwingslampje..........737
Antidiefstalsysteem
Alarm..................................... 128
Startblokkering ...................... 114
Armsteun ..................................628
Asbak ........................................630
Audio-ingang....................508, 537
Audiosysteem
*
2
...................... 506
Antenne.................................514
Audio-ingang.................508, 537
Audiotoetsen op het
stuurwiel ..................... 507, 543
AUX-aansluiting/
USB-aansluiting..................508
Bluetooth
®
-audio................... 553
CD-speler..............................516
Disc met
MP3/WMA-bestanden ........517
Draagbare
audioapparatuur .................508
iPod....................................... 523
Optimaal gebruik................... 509
Radio..................................... 511
USB-geheugen .....................530
Automatic High Beam
(AHB) ...................................... 364
Automatische transmissie...... 330
Als de selectiehendel niet
in een andere stand dan
P kan worden gezet............ 335
Paddle
shift-schakelaars ........ 332, 333
Rijmodusselectie-
schakelaars ........................ 458
S-modus ............................... 333
Automatische verlichting........ 349
Automatische verticale
koplampverstelling ............... 363
AUX-aansluiting
*
2
........... 508, 537
AVS (Adaptive Variable
Suspension-systeem)........... 472
Baby- en kinderzitjes................. 61
Met een bevestigingspunt
voor de bovenste gordel..... 105
Plaatsingsmethode baby-
of kinderzitje ......................... 99
Punten om rekening mee
te houden ............................. 61
Rijden met kinderen
in de auto.............................. 60
Vastgezet met een onderste
ISOfix-bevestigingspunt ..... 103
Vastgezet met een
veiligheidsgordel................. 100
Bagagehaken ........................... 614
B
*
1
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem” voor meer
informatie als uw auto is uitgerust met een navigatiesysteem of multimediasysteem.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 865 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
866
Alfabetische index
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Banden...................................... 672
Als uw auto een lekke
band heeft................... 755, 772
Bandenmaat..........................838
Bandenspanning ................... 693
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem......674
Controle ................................ 672
Reservewiel ..........................772
Sneeuwkettingen ..................500
Vervangen.............................772
Waarschuwingslampje..........741
Winterbanden........................502
Wisselen van banden............673
Bandenspanning...................... 693
Onderhoudsgegevens...........838
Waarschuwingslampje..........741
Bandenspanningswaar-
schuwingssysteem ...............674
Functie .................................. 674
Initialisatie ............................. 674
Plaatsen van banden-
spanningssensoren
en -zenders.........................674
Registreren van
identificatiecodes ................ 676
Resetknop banden-
spanningswaarschuwings-
systeem .............................. 674
Waarschuwingslampje..........741
Bekerhouders...........................608
Bevestigingspunten
bovenste gordel..................... 105
Binnenspiegel ..........................271
Blokkeerschakelaar
ruitbediening.......................... 278
Bluetooth
®
*
2
............................538
Audiosysteem .......................553
Handsfree-systeem
(voor mobiele telefoon).......555
Bougie....................................... 832
Bovenste gordel.......................105
Brake Assist............................. 471
Brandstof.................................. 819
Als u zonder brandstof
komt te staan en
de motor afslaat.................. 810
Brandstofmeter ..................... 145
Capaciteit.............................. 819
Informatie.............................. 841
Tanken.................................. 381
Type.............................. 841, 841
Uitschakelsysteem
brandstofpomp ................... 735
Waarschuwingslampje.......... 740
Brandstoffilter.......................... 664
Waarschuwingslampje.......... 739
Brandstofmeter........................ 145
BSM (Blind Spot Monitor)....... 477
BSM-functie .......................... 491
RCTA .................................... 496
Buitenspiegels ......................... 273
Blind Spot Monitor ................ 477
Buitenspiegelver-
warming...................... 573, 582
Ergonomisch geheugen........ 261
Verstellen en inklappen ........ 273
CD-speler
*
2
.............................. 515
Centraal waarschuwings-
lampje..................................... 749
Claxon....................................... 269
Condensor................................ 657
Consolevak .............................. 606
Contactslot (startknop) ... 316, 320
Contactslot....................... 316, 320
Contactslotverlichting............. 600
Controlelampje
voorpassagiersgordel........... 740
Controlelampjes ...................... 136
Conversatiespiegel.................. 623
C
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 866 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
867
Alfabetische index
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Crawl Control
*
1
Cruise control
Cruise control........................ 444
Dynamic Radar Cruise
Control ................................ 427
Curtain airbags ..........................43
DAC (Downhill Assist Control)
*
1
Dagrijverlichting ......................361
Dagtellers .........................147, 150
Dashboardkastje...................... 605
Differentieel
*
1
.................. 832, 833
Disc met MP3-bestanden
*
2
....515
Disc met WMA-bestanden
*
2
...515
Display
Multi-informatie-
display ........................149, 153
Ritinformatie.................. 150, 156
Waarschuwingsmelding........749
Draaiknop
koplampverstelling................ 351
Dynamic Radar Cruise
Control.................................... 427
ECO-indicator .................. 152, 162
Elektrisch bedienbare
ruiten ...................................... 278
Blokkeerschakelaar
ruitbediening....................... 278
Klembeveiliging..................... 279
Werking................................. 278
Elektronische sleutel............... 170
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt ................... 795
Batterij vervangen................. 700
Energiebesparende functie... 204
ERA-GLONASS ........................ 107
Extended Headlight Lighting-
systeem.................................. 351
Extra opbergvakken ................ 612
Extra verwarming .................... 593
Fleshouders ............................. 609
Garagesleutel........................... 170
Gereedschap.................... 757, 773
Gevarendriehoekhouder ......... 615
Gewicht..................................... 814
D
E
F
G
H
*
1
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem” voor meer
informatie als uw auto is uitgerust met een navigatiesysteem of multimediasysteem.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 867 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
868
Alfabetische index
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Haken
Bagagehaken........................614
Bagagenethaken...................615
Bevestigingshaken
(vloermat) ............................. 34
Kledinghaakjes......................628
Handgeschakelde
transmissie ............................337
Schakeladviesindicator .........338
Handgreep ................................629
Handsfree-systeem
(voor mobiele telefoon)
*
2
..... 555
Hendel
Ontgrendelingshendel
motorkap.............................646
Richtingaanwijzer-
schakelaar .......................... 341
Ruitenwisserhendel...............371
Selectiehendel ..............330, 337
Veiligheidshaak.....................646
Hill Start Assist Control
*
1
Hoofdsteunen........................... 265
Hoogteregeling
*
1
Identificatie
Auto ...................................... 816
Motor..................................... 817
Imperiaal................................... 301
Indicatiesysteem motorolie
verversen ............................... 654
Informatie over brandstof-
verbruik .................................. 165
Initialisatie ................................ 858
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem ..... 674
Elektrisch bedienbare
ruiten .................................. 280
Indicatiesysteem motorolie
verversen............................ 654
Schuifdak .............................. 283
Instapverlichting...................... 603
Instapverlichting
spiegelvoet ............................ 600
Instrumentenpaneel ................ 145
Controlelampjes.................... 136
Multi-informatie-
display ........................ 149, 153
Regeling verlichting
instrumentenpaneel............ 148
Tellers ................................... 145
Waarschuwingslampjes........ 136
Intercooler ................................ 657
Interieurfilter ............................ 698
Interieurverlichting .................. 600
Schakelaar............................ 601
Vermogen ............................. 840
I
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 868 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
869
Alfabetische index
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
KDSS
*
1
Waarschuwingslampje..........739
Kentekenplaatverlichting........349
Lampen vervangen ...............719
Lichtschakelaar .....................349
Vermogen ............................. 840
Kilometerteller..........................145
Kindersloten............................. 183
Kledinghaakjes ........................628
Klembeveiliging
Elektrisch bedienbare
ruiten................................... 279
Schuifdak ..............................283
Klok ........................................... 624
Koelbox..................................... 620
Koelsysteem............................. 655
Oververhitting van
de motor ............................. 806
Koelvloeistof ............................655
Capaciteit .............................. 830
Controle ................................ 655
Voorbereidingen en controles
bij rijden in de winter...........500
Kompas..................................... 155
Koplampen ............................... 349
AHB (Automatic High
Beam) .................................364
Extended Headlight Lighting-
systeem .............................. 351
Lampen vervangen .......712, 713
Lichtschakelaar .....................349
Vermogen ............................. 840
Koplampsproeiers ...................379
Krik
Bij de auto geleverde
krik ..............................757, 773
Krikslinger................................780
Lampen
Vermogen ............................. 840
Vervangen ............................ 709
Lane Departure Alert met
Yaw Assist-functie (LDA) ..... 410
LDA (Lane Departure Alert
met Yaw Assist-functie)........ 410
Leeslampjes ............................. 600
Schakelaar............................ 601
Vermogen ............................. 840
Lekke band....................... 755, 772
Make-upspiegels...................... 622
Make-upverlichting.................. 622
Make-upverlichting................ 622
Vermogen ............................. 840
Meters ....................................... 145
Middendifferentieel
*
1
Mistachterlicht ......................... 369
Lampen vervangen............... 718
Schakelaar............................ 369
Vermogen ............................. 840
Mistlampen............................... 369
Lampen vervangen............... 721
Schakelaar............................ 369
Vermogen ............................. 840
Mistlampen voor ...................... 369
Lampen vervangen............... 721
Schakelaar............................ 369
K
L
M
*
1
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem” voor meer
informatie als uw auto is uitgerust met een navigatiesysteem of multimediasysteem.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 869 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
870
Alfabetische index
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Motor
Als de motor niet wil
aanslaan ............................. 793
Als u zonder brandstof
komt te staan en de motor
afslaat ................................. 810
Contactslot
(startknop) .................. 316, 320
Contactslot ....................316, 320
Identificatienummer............... 817
Motorkap ............................... 646
Motorruimte...........................647
Oververhitting........................806
Stand ACC ....................318, 323
Starten van de motor ....316, 320
Motorcontrolelampje ...............737
Motorkap................................... 646
Motorolie................................... 651
Capaciteit .............................. 821
Controle ................................ 651
Voorbereidingen en controles
bij rijden in de winter...........500
Multi-informatie-
display ............................ 149, 153
Ritinformatie.................. 150, 156
Wijzigen van de weergave
op het display .............150, 154
Multi-terrain Monitor
*
1
Multi-terrain Select*
1
Navigatiesysteem*
2
Olie
Achterdifferentieelolie ........... 833
Handgeschakelde-
transmissievloeistof ............ 835
Motorolie ............................... 821
Tussenbakolie....................... 836
Voordifferentieelolie .............. 832
Onderhoud
Exterieur ............................... 632
Interieur................................. 637
Lichtmetalen velgen.............. 633
Onderhoud en reparatie........ 640
Onderhoudsgegevens .......... 814
Zelf uit te voeren
onderhoud .......................... 643
Veiligheidsgordels................. 638
Onderste ISOfix-bevestigings-
punten .................................... 103
Opbergmogelijkheden............. 604
Openingssysteem
Achterdeur ............................ 190
Motorkap............................... 646
Tankdopklep ......................... 384
Oververhitting, motor.............. 806
Parkeerlichten voor ................. 349
Lampen vervangen............... 721
Lichtschakelaar..................... 349
Verlichting Welcome Light-
systeem .............................. 363
Parkeerrem............................... 342
Waarschuwingszoemer
geactiveerde parkeerrem ... 743
Werking................................. 342
Parking Assist Monitor
*
2
Parking Assist-sensoren ........ 461
PCS (Pre-Crash Safety-
systeem)................................. 399
Functie .................................. 399
Waarschuwingslampje.......... 738
N
O
P
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 870 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
871
Alfabetische index
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Pech, wat te doen bij
Als de accu ontladen is.........799
Als de auto vastzit in
stijgend water .....................727
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt ...................795
Als de motor niet wil
aanslaan ............................. 793
Als de motor oververhit
raakt.................................... 806
Als de waarschuwings-
zoemer klinkt ......................736
Als het waarschuwings-
lampje gaat branden...........736
Als u denkt dat er iets
mis is ..................................734
Als u uw sleutels
verliest ........................ 174, 177
Als u zonder brandstof
komt te staan en de
motor afslaat.......................810
Als uw auto een lekke
band heeft................... 755, 772
Als uw auto moet worden
gesleept ..............................728
Als uw auto vast komt
te zitten ...............................811
Portieren
Achterdeur ............................ 189
Automatisch vergrendel-
en ontgrendelsysteem
van de portieren ................. 184
Buitenspiegels ...................... 273
Kindersloten
achterportieren ................... 183
Portieren ............................... 178
Portierruiten .......................... 278
Portierslot.............................. 178
Waarschuwingslampje open
portier/achterdeur ............... 739
Waarschuwingszoemer
open portier/achterdeur ...... 181
Positiegeheugen
bestuurdersstoel ................... 261
Pre-Crash Safety-systeem
(PCS) ...................................... 399
Functie .................................. 399
Waarschuwingslampje.......... 738
*
1
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem” voor meer
informatie als uw auto is uitgerust met een navigatiesysteem of multimediasysteem.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 871 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
872
Alfabetische index
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Radiateur .................................. 657
Radio......................................... 511
Radio Data Systeem (RDS) ..... 512
RDS (Radio Data Systeem) .....512
Rear View Monitor-systeem
*
2
Regeling helderheid
Regeling loungeverlichting....602
Regeling verlichting
instrumentenpaneel............148
Regeling verlichting
instrumentenpaneel ..............148
Rem-/achterlichten
Lampen vervangen ...............721
Remsysteem
Parkeerrem ...........................342
Vloeistof ................................ 837
Waarschuwingslampje..........736
Reservewiel ..............................772
Bandenspanning ................... 838
Opbergmogelijkheden...........773
Resetten van onderhouds-
gegevens................................ 654
Richtingaanwijzers ..................341
Lampen
vervangen...........714, 716, 721
Richtingaanwijzer-
schakelaar .......................... 341
Vermogen ............................. 840
Richtingaanwijzers achter ......341
Lampen vervangen ...............716
Richtingaanwijzerscha-
kelaar..................................341
Vermogen ............................. 840
Richtingaanwijzers opzij.........341
Lampen vervangen ...............721
Richtingaanwijzerscha-
kelaar..................................341
Richtingaanwijzers voor ......... 341
Lampen vervangen............... 714
Richtingaanwijzerscha-
kelaar.................................. 341
Vermogen ............................. 840
Rijden........................................ 288
De juiste houding achter
het stuur ............................... 36
Procedures ........................... 288
Rijden in de winter ................ 500
Rijmodusselectiescha-
kelaars................................ 458
Tips voor inrijden .................. 292
Rijden in de winter................... 500
Ritinformatie .................... 150, 156
Road Sign Assist (RSA) .......... 421
Roetfilter (DPF) systeem......... 343
Roetfiltersysteem .................... 343
RSA (Road Sign Assist) .......... 421
Ruiten
Achterruitverwarming.... 573, 582
Elektrisch bedienbare
ruiten .................................. 278
Ruiten ....................................... 278
Ruitenwissers voor ................. 371
Ruitenwissers met
intervalafstelling.................. 371
Ruitenwissers met
regensensor ....................... 373
Voorruitverwarming....... 574, 583
R
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 872 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
873
Alfabetische index
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Schakelaar
4WD-schakelaar
*
1
AAN-/UIT-schakelaar Crawl
Control-systeem
*
1
Aan/uit-schakelaar airbag .......58
AAN/UIT-schakelaar
Multi-terrain Select
*
1
Afstandsbediening
audiosysteem
*
2
.......... 507, 543
Afstandsschakelaar...............435
Automatic High Beam-
schakelaar .......................... 364
Bedieningsschakelaars
loungeverlichting.................602
Bedieningstoetsen
instrumentenpaneel............154
Blokkeerschakelaar
ruitbediening .......................278
Contactslot ....................316, 320
Cruise control-
schakelaar ..................444, 427
Koplampsproeierscha-
kelaar..................................379
LDA-schakelaar .................... 416
Lichtschakelaar .....................349
Paddle shift-
schakelaars ................332, 333
Resetschakelaar banden-
spanningswaarschu-
wingssysteem.....................674
Rijmodusselectieschakelaar
Multi-terrain Select
*
1
Rijmodusselectiescha-
kelaars ................................ 458
Schakelaar achterdiffe-
rentieelsper inschakelen/
uitschakelen
*
1
Schakelaar achterruit- en
buitenspiegelver-
warming...................... 573, 582
Schakelaar achterruiten-
wisser en -sproeier ............. 377
Schakelaar alarmknip-
perlichten............................ 724
Schakelaar centrale
vergrendeling...................... 182
Schakelaar centrale
vergrendeling...................... 182
Schakelaar DAC
*
1
Schakelaar extra
verwarming......................... 593
Schakelaar middendiffe-
rentieelsper in-/
uitschakelen
*
1
Schakelaar mistlampen ........ 369
Schakelaar roetfilter-
systeem .............................. 343
Schakelaar ruitbediening ...... 278
Schakelaar ruitenwissers
en -sproeiers ...................... 371
Schakelaar
stuurverstelling ................... 268
Schakelaar stuurwielver-
warming.............................. 596
Schakelaar toerentalver-
hoging verwarming..... 574, 583
Schakelaar Toyota Parking
Assist-sensor...................... 461
Schakelaar voor uitschakelen
inbraaksensor en
hellingsensor ...................... 131
Schakelaar VSC OFF
*
1
....... 473
Schakelaars
buitenspiegels .................... 273
*
1
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem” voor meer
informatie als uw auto is uitgerust met een navigatiesysteem of multimediasysteem.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 873 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
874
Alfabetische index
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Schakelaars stoelverwarming
en stoelventilator ................598
Schakelaars stoelverwarming
voor.................................... 597
Schuifdakschakelaars...........282
Snelheidsselectieschakelaar
Crawl Control-systeem
*
1
Spraaktoets*
2
Startknop....................... 316, 320
Telefoontoetsen
*
2
................543
Toets 2nd START .................331
Toets hoogteregeling
*
1
Toets ODO/TRIP...........147, 150
Toets SOS ............................ 107
Toets VIEW
*
1
Toetsen ergonomisch
geheugen............................261
Uitschakeltoets Stop & Start-
systeem .............................. 449
Schakelblokkeersysteem........334
Schoonmaken
Exterieur................................632
Interieur................................. 637
Lichtmetalen velgen ..............633
Veiligheidsgordels.................638
Schuifdak.................................. 282
Bediening .............................. 282
Klembeveiliging..................... 283
Selectiehendel
Als de selectiehendel niet
in een andere stand
dan P kan worden gezet.....335
Automatische transmissie ..... 330
Handgeschakelde
transmissie .........................337
Sensor
Automatisch koplamp-
systeem .............................. 361
Binnenspiegel ....................... 272
Portiergreep .......................... 178
Radarsensor ................. 386, 490
Regensensor ........................ 375
Toyota Parking Assist-
sensor................................. 461
Toyota Safety Sense ............ 386
Side airbags ............................... 43
Slepen/trekken
Rijden met een
aanhangwagen................... 304
Sleepoog............................... 732
Slepen in een noodgeval ...... 732
Trailer Sway Control ............. 472
Sleutels..................................... 170
Afstandsbediening ................ 172
Als de elektronische sleutel
niet goed werkt ................... 795
Als u uw sleutels
verliest ........................ 174, 177
Batterij vervangen................. 700
Contactslot.................... 316, 320
Elektronische sleutel............. 170
Energiebesparende
functie................................. 204
Mechanische sleutel ............. 174
Plaatje met sleutel-
nummer .............................. 170
Smart entry-systeem..... 178, 189
Waarschuwingszoemer ........ 181
Smart entry-systeem
Afstandsbediening ........ 178, 189
Smart entry-systeem
met startknop.............. 178, 189
Smart entry-systeem
met startknop ........................ 201
Plaats van antenne............... 201
Starten van de motor ............ 320
Sneeuwkettingen ..................... 500
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 874 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
875
Alfabetische index
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Snelheidsmeter ........................145
Specificaties............................. 814
Spiegels
Binnenspiegel .......................271
Buitenspiegels.......................273
Buitenspiegelverwarming....573,
582
Conversatiespiegel ...............623
Make-upspiegels...................622
Spraaktoets
*
2
Sproeiers ..........................371, 377
Controle ................................ 661
Schakelaar .................... 371, 377
Voorbereidingen en controles
bij rijden in de winter...........500
Startblokkering ........................114
Startknopverlichting................600
Stoelen..............................244, 247
Afstellen ........................244, 247
Baby- en kinderzitjes
plaatsen ................................ 99
Ergonomisch geheugen........261
Hoofdsteun............................ 265
Juiste zithouding .....................36
Schoonmaken ....................... 637
Stoelpositiegeheugen ...........261
Stoelventilatoren ...................598
Stoelverwarming en
-ventilatoren........................ 598
Stoelverwarming voor ........... 597
Voorzorgsmaatregelen
met betrekking tot
verstellen ....................246, 259
Stoelpositiegeheugen ............. 261
Stoelventilatoren......................598
Stoelverwarming en
-ventilatoren........................... 598
Stoelverwarming voor .............597
Stop & Start-systeem .............. 448
Bediening.............................. 448
Stop & Start-systeem............ 448
Vervangen van de batterij..... 804
Waarschuwingslampje.......... 740
Weergave systeem-
informatie............................ 158
Stuurbekrachtiging
Waarschuwingslampje.......... 737
Stuurslot
Ontgrendeling
stuurslot...................... 319, 327
Stuurslot........................... 319, 327
Stuurwiel .................................. 268
Audiotoetsen......................... 507
Geheugen
stuurwielverstelling ............. 261
Instellen ................................ 268
Stuurwielverwarming ............ 596
Stuurwielverwarming .............. 596
Supervergrendeling................. 127
Systemen met
mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeurs-
instellingen ............................ 844
Taal (multi-informatie-
display)................................... 854
Tankdopklep ............................ 381
Tanken.................................. 381
Tanken ...................................... 381
Brandstofsoorten .......... 819, 841
Capaciteit.............................. 819
Openen van de tankdop ....... 384
Telefoontoets
*
2
....................... 543
Tips voor inrijden .................... 292
T
*
1
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem” voor
meer informatie als uw auto is uitgerust met een navigatiesysteem of multime-
diasysteem.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 875 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
876
Alfabetische index
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Toerenteller ..............................145
Toyota Safety Sense................385
Trailer Sway Control................ 472
Transmissie
Als de selectiehendel niet in
een andere stand dan
P kan worden gezet............335
Automatische transmissie ..... 330
Handgeschakelde
transmissie .........................337
Paddle
shift-schakelaars.........332, 333
Rijmodusselectie-
schakelaars ........................ 458
Schakeladviesindicator .........338
TRC (Traction Control) ............ 471
Uitschakelsysteem
brandstofpomp ......................735
USB-aansluiting
*
2
................... 508
Vastzitten
Als de auto vast komt
te zitten............................... 811
Veiligheidsgordels..................... 38
Baby- en kinderzitjes
plaatsen.............................. 100
Blokkeerautomaat (ELR) ........ 40
Controlelampje en
waarschuwingszoemer
veiligheidsgordel................. 740
Gordelspanners ...................... 39
Hoe de veiligheidsgordel
te dragen .............................. 38
Juist gebruik van
de veiligheidsgordels
door kinderen ....................... 40
Veiligheidsgordel afstellen...... 39
Veiligheidsgordels schoon-
maken en onderhouden ..... 638
Waarschuwingslampje
SRS .................................... 737
Zwangere vrouwen, correct
gebruik van veiligheids-
gordel ................................... 41
U
V
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 876 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
877
Alfabetische index
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Veiligheidsvoorzieningen
voor kinderen...........................60
Baby- en kinderzitjes............... 61
Blokkeerschakelaar
ruitbediening .......................278
Juist gebruik van de veilig-
heidsgordels door
kinderen................................40
Kindersloten
achterportieren ................... 183
Plaatsen van baby- en
kinderzitjes............................99
Voorzorgsmaatregelen
achterdeur ..........................192
Voorzorgsmaatregelen
achterruit............................. 198
Voorzorgsmaatregelen
airbags.................................. 46
Voorzorgsmaatregelen
elektrisch bedienbare
ruiten................................... 281
Voorzorgsmaatregelen
met betrekking tot
de batterij....................658, 804
Voorzorgsmaatregelen
schuifdak ............................285
Voorzorgsmaatregelen
stoelverwarming ................. 595
Voorzorgsmaatregelen
stuurwielverwarming...........595
Voorzorgsmaatregelen
veiligheidsgordels ............... 102
Voorzorgsmaatregelen
verwijderde
sleutelbatterij ...................... 703
Velgen ....................................... 695
Bandenmaat..........................838
Velgen vervangen.................695
Ventilatoren
(stoelventilatoren) ................. 598
Verlichting
AHB (Automatic High
Beam)................................. 364
Extended Headlight Lighting-
systeem .............................. 351
Instapverlichting.................... 603
Interieurverlichting ................ 601
Lampen vervangen............... 709
Leeslampje ........................... 601
Lichtschakelaar..................... 349
Make-upverlichting................ 622
Overzicht interieur-
verlichting ........................... 600
Richtingaanwijzer-
schakelaar .......................... 341
Schakelaar mistlampen ........ 369
Startknopverlichting .............. 600
Verlichting Welcome
Light-systeem ..................... 363
Vermogen ............................. 840
Verlichting Welcome
Light-systeem........................ 363
Vervangen
Banden ................................. 772
Batterij afstandsbediening .... 700
Batterij elektronische
sleutel ................................. 700
Lampen................................. 709
Zekeringen............................ 705
*
1
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem” voor meer
informatie als uw auto is uitgerust met een navigatiesysteem of multimediasysteem.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 877 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
878
Alfabetische index
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Verwarming
Automatische
airconditioning ............579, 590
Buitenspiegels...............573, 582
Handmatig bediende
airconditioning ............572, 588
Stoelverwarming en
-ventilatoren........................ 598
Stoelverwarming voor ........... 597
Stuurwielverwarming............. 596
Vierwielaandrijving
*
1
Vloeistof
Automatische transmissie ..... 834
Koppeling ..............................836
Remsysteem ......................... 837
Sproeiers...............................661
Stuurinrichting .......................837
Vloermatten ................................34
Voertuigidentificatie-
nummer .................................. 816
Voorruitverwarming......... 574, 583
Voorstoelen ..............................244
Afstellen ................................ 244
De juiste houding achter
het stuur................................ 36
Ergonomisch geheugen........261
Hoofdsteunen........................265
Schoonmaken ....................... 637
Stoelpositiegeheugen ...........261
Stoelverwarming
en -ventilatoren...................598
Stoelverwarming voor ........... 597
VSC (Vehicle Stability
Control) ..................................471
Waarschuwings-
lampjes........................... 136, 736
ABS....................................... 737
ATF-temperatuur .................. 739
Automatische verticale
koplampverstelling.............. 741
Bandenspanning................... 741
Brake Override-systeem/
Wegrijregeling .................... 742
Brandstofsysteem................. 739
Centraal waarschuwings-
lampje................................. 740
Controlelampje Toyota
Parking Assist-sensor......... 741
Controlelampje Traction
Control................................ 738
Controlelampje
uitgeschakeld Stop & Start-
systeem .............................. 740
Controlelampje
veiligheidsgordel................. 740
Ga voor onderhoud............... 746
Hoge koelvloeistof-
temperatuur ........................ 736
KDSS .................................... 739
Laadsysteem ........................ 736
Laag brandstofniveau ........... 740
Laag motoroliepeil ................ 740
Laag ruitensproeiervloei-
stofniveau ........................... 741
Lage motoroliedruk............... 736
Led-koplampen ..................... 741
Motorcontrolelampje ............. 737
Open portier.......................... 739
PCS ...................................... 738
Remsysteem......................... 736
Roetfiltersysteem.................. 742
SRS ...................................... 737
Stuurbekrachtigings-
systeem .............................. 737
Waarschuwingslampje
parkeerrem ......................... 742
W
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 878 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
879
Alfabetische index
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
Waarschuwingszoemers.........736
Achterdeur geopend .............743
Brandstofsysteem .................739
Open portier .......................... 743
Remsysteem ......................... 736
Terugschakelen .................... 335
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordels ............... 743
Waarschuwingssysteem
sleutel in contactslot ...........744
Wassen en in de was
zetten ......................................632
Weergave buiten-
temperatuur ...................151, 162
Wegrijregeling.......................... 290
Wegrijregeling .......................290
Wegrijregeling.......................... 290
Wegrijregeling .......................290
Winterbanden........................... 502
Zekeringen................................ 705
Zelf uit te voeren
onderhoud.............................. 643
Zonnekleppen ..........................622
Zonnescherm
Dak........................................283
Z
*
1
: Raadpleeg de “Handleiding terreinrijden”.
*
2
: Raadpleeg de “Handleiding voor het navigatie- en multimediasysteem” voor meer
informatie als uw auto is uitgerust met een navigatiesysteem of multimediasysteem.
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 879 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
878
LC150_OM_OM60S56E_(EE)
INFORMATIE VOOR BIJ HET TANKSTATION
Veiligheidshaak Tankdopklep
Blz. 646
Blz. 384
Ontgrendelingshendel
motorkap
Tankdopklepontgrende-
ling
Bandenspanning
Blz. 646 Blz. 384 Blz. 838
Inhoud
brandstof-
tank
(bij benade-
ring)
Auto's met
secundaire brandstof-
tank
150 l (39,6 gal., 33,0 Imp.gal.)
Auto's zonder
secundaire brandstof-
tank
87 l (23,0 gal., 19,1 Imp.gal.)
Brandstofsoort Blz. 819
Bandenspanning koud Blz. 838
Hoeveelheid motorolie
(verversen - bij benadering)
Blz. 821
Soort motorolie Blz. 821
LC150_OM_OM60S56E_(EE).book Page 878 Monday, July 27, 2020 5:36 PM
08-2020
PZ49X-60S56-NL
L and Cruiser Handleiding
L and Cruiser
Handleiding
6


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Toyota Land Cruiser 2020 at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Toyota Land Cruiser 2020 in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 127,62 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Toyota Land Cruiser 2020

Toyota Land Cruiser 2020 User Manual - German - 912 pages

Toyota Land Cruiser 2020 User Manual - French - 904 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info