681659
194
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/206
Next page
MULTIFUNCTIONELE DIGITALE KLEURENSYSTEMEN /
MULTIFUNCTIONELE DIGITALE SYSTEMEN
Handleiding voor
MFP-beheer
©2012 - 2014 TOSHIBA TEC CORPORATION Alle rechten voorbehouden
Volgens de copyrightwet mag deze handleiding niet worden gereproduceerd, in welke vorm dan ook, zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van TOSHIBA TEC CORPORATION.
Voorwoord 1
Voorwoord
Hartelijk dank voor de aanschaf van het multifunctionele digitale systeem of multifunctionele digitale
kleurensysteem van TOSHIBA. In deze handleiding worden instructies gegeven voor beheerders voor het
instellen en beheren van de multifunctionele digitale systemen of multifunctionele digitale kleursystemen.
Lees deze handleiding voor u uw multifunctionele digitale systemen of multifunctionele digitale
kleurensystemen in gebruik neemt. Houd deze handleiding bij de hand en maak er gebruik van om een
omgeving te configureren waarin de functies van de e-STUDIO ten volle worden benut.
Gebruik van deze handleiding
Symbolen in deze handleiding
In deze handleiding staan een aantal belangrijke items aangegeven aan de hand van de onderstaande
symbolen. Lees deze passages voordat u dit multifunctionele systeem gaat gebruiken.
Behalve wat hierboven staat beschreven, bevat deze handleiding ook informatie die nuttig kan zijn voor de
bediening van dit apparaat, met behulp van de volgende tekens:
Model- en serienamen in deze handleiding
In deze handleiding wordt elke modelnaam vervangen door de hieronder aangegeven serienaam.
Bij de e-STUDIO456-serie en de e-STUDIO856-serie is de scan-/afdrukfunctie optioneel. Bij bepaalde
modellen is deze optionele scan-/afdrukfunctie echter reeds geïnstalleerd.
Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie die, tenzij deze wordt vermeden,
kan leiden tot overlijden, ernstig letsel of ernstige beschadiging van of brand
in het multifunctionele systeem of voorwerpen in de naaste omgeving ervan.
Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie die, tenzij deze wordt vermeden,
kan leiden tot licht of matig letsel, lichte beschadiging van het
multifunctionele systeem of voorwerpen in de naaste omgeving ervan, of
verlies van gegevens.
Wijst op informatie waar u bij het bedienen van het multifunctionele systeem
op moet letten.
Beschrijft handige informatie die van pas kan komen wanneer u het
multifunctionele systeem bedient.
Pagina' s met onderwerpen die gerelateerd zijn aan uw huidige
werkzaamheden. Bekijk deze pagina' s naar behoefte.
Naam model Serienaam in deze handleiding
e-STUDIO5540C/6540C/6550C e-STUDIO6550C-serie
e-STUDIO2040C/2540C/3040C/3540C/4540C e-STUDIO4540C-serie
e-STUDIO206L/256/306/356/456/506,
e-STUDIO256SE/306SE/356SE/456SE/506SE
e-STUDIO456-serie
e-STUDIO556/656/756/856,
e-STUDIO556SE/656SE/756SE/856SE
e-STUDIO856-serie
e-STUDIO2050C/2550C e-STUDIO2550C-serie
e-STUDIO2051C/2551C e-STUDIO2551C-serie
e-STUDIO2555C/3055C/3555C/4555C/5055C,
e-STUDIO2555CSE/3055CSE/3555CSE/4555CSE/5055CSE
e-STUDIO5055C-serie
e-STUDIO306LP e-STUDIO306LP
e-STUDIO307LP e-STUDIO307LP
e-STUDIO5560C/6560C/6570C e-STUDIO6570C-serie
e-STUDIO207L/257/307/357/457/507 e-STUDIO507-serie
e-STUDIO557/657/757/857 e-STUDIO857-serie
2 Voorwoord
Opties
Raadpleeg voor beschikbare opties “Opties” in de Verkorte installatiehandleiding voor het multifunctionele
systeem.
Uitleg over het bedieningspaneel en het aanraakscherm
yDe afbeeldingen van het bedieningspaneel en het aanraakscherm in deze handleiding zijn die van de
e-STUDIO2550C-serie.
De vorm en de plek van de toetsen op het bedieningspaneel en de grootte van het aanraakscherm van de
andere modellen kunnen verschillen naargelang het model, maar de namen en de functie van de toetsen
en onderdelen zijn hetzelfde.
yDe details op de aanraakschermmenu's kunnen verschillen afhankelijk van de gebruiksopstelling,
bijvoorbeeld of er opties geïnstalleerd zijn.
yDe in deze handleiding gebezigde afbeeldingsdisplays zijn voor papier in het A/B-formaat. Als u papier in
het LT-formaat gebruikt, dan kan het display of de volgorde van toetsen in de afbeeldingen verschillen van
die van uw multifunctionele systeem.
Handelsmerken
yDe officiële benaming van Windows Vista is Besturingssysteem Microsoft Windows Vista.
yDe officiële benaming van Windows 7 is Besturingssysteem Microsoft Windows 7.
yDe officiële benaming van Windows 8 is Besturingssysteem Microsoft Windows 8.
yDe officiële benaming van Windows Server 2003 is Besturingssysteem Microsoft Windows Server 2003.
yDe officiële benaming van Windows Server 2008 is Besturingssysteem Microsoft Windows Server 2008.
yDe officiële benaming van Windows Server 2012 is Besturingssysteem Microsoft Windows Server 2012.
yMicrosoft, Windows, Windows NT en de merknamen en productnamen van andere Microsoft-producten
zijn handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen.
yApple, AppleTalk, Macintosh, Mac, Mac OS, Safari, iPhone, iPod touch en TrueType zijn handelsmerken
van Apple Inc. in de Verenigde Staten en andere landen.
yAirPrint, AirPrint logo, en iPad zijn handelsmerken van Apple Inc.
yIOS is een handelsmerk of wettelijk gedeponeerde handelsmerk van Cisco in de Verenigde Staten en
andere landen en wordt gebruikt onder licentie.
yAdobe, Adobe Acrobat, Adobe Reader, Adobe Acrobat Reader en PostScript zijn handelsmerken van
Adobe Systems Incorporated.
yMozilla, Firefox en het Firefox-logo zijn handelsmerken of wettelijk gedeponeerde handelsmerken van
Mozilla Foundation in de Verenigde Staten en andere landen.
yIBM, AT en AIX zijn handelsmerken van International Business Machines Corporation.
yNOVELL, NetWare en NDS zijn handelsmerken van Novell, Inc.
yTopAccess is een handelsmerk van Toshiba Tec Corporation.
yAndere in deze handleiding voorkomende bedrijfsnamen en productnamen zijn de handelsmerken van de
respectieve bedrijven ervan.
INHOUD 3
INHOUD
Voorwoord................................................................................................................................. 1
Hoofdstuk 1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Toegang tot menu Gebruiker .................................................................................................. 8
ALGEMEEN ............................................................................................................................... 9
Wijzigen van de weergavetaal............................................................................................... 9
Instellen van modus Reversed display................................................................................ 10
Aanpassen van de weergave-instelling............................................................................... 10
Instellen van de automatische kalibratie.............................................................................. 10
De kalibratie instellen .......................................................................................................... 10
Instellen van de registratie................................................................................................... 11
KOPIËREN............................................................................................................................... 12
FAXEN ..................................................................................................................................... 14
SCANNEN................................................................................................................................ 15
E-FILING .................................................................................................................................. 17
LIJST........................................................................................................................................ 18
LADE........................................................................................................................................ 19
ADRES ..................................................................................................................................... 21
Contactpersonen beheren in het adresboek ....................................................................... 21
Groepen beheren in het adresboek..................................................................................... 32
CONTR. E-MAIL ...................................................................................................................... 44
PRINT....................................................................................................................................... 45
GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN............................................................................ 46
Hoofdstuk 2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Toegang tot menu Beheerder................................................................................................ 49
ALGEMEEN ............................................................................................................................. 51
De apparaatinformatie instellen........................................................................................... 52
De kennisgeving instellen.................................................................................................... 53
Wijzigen van het beheerderswachtwoord en resetten van het servicewachtwoord ............ 54
De klok instellen .................................................................................................................. 55
Instellen van de energiebesparende standen...................................................................... 57
Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau ...................................................... 60
De kalibratie instellen .......................................................................................................... 60
De soepelheid van het afdrukken wijzigen .......................................................................... 61
Instellen van de registratie................................................................................................... 62
Instellen van de statusmelding ............................................................................................ 62
Instellen van de automatische wisfunctie ............................................................................ 62
Beheer van de optielicenties ............................................................................................... 62
Toevoegen of verwijderen van weergavetalen.................................................................... 65
Bijwerken van uw systeem .................................................................................................. 70
Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden............................................................... 72
Instellen van de schermkalibratie ........................................................................................ 78
Exporteren van logs.............................................................................................................78
Instellen overslaan taken..................................................................................................... 80
De indeling van het toetsenbord wijzigen............................................................................ 81
Reinigen van de hoofdladers en de LED-printkoppen......................................................... 82
4 INHOUD
Instellen van de pop-upberichten ........................................................................................ 82
Instellen van de ADF ruisvermindering................................................................................ 83
Instellen van het interval zelftest ........................................................................................ 83
Instellen van de optie ..........................................................................................................83
Instellen van de afdruk donkerheid...................................................................................... 83
NETWERK ............................................................................................................................... 84
Instellen van het TCP/IP-protocol (IPv4) ............................................................................. 85
Instellen van het TCP/IP-protocol (IPv6) ............................................................................. 86
Instellen van het IPX/SPX-protocol ..................................................................................... 94
Instellen van de NetWare-instellingen................................................................................. 95
Instellen van het SMB-protocol............................................................................................ 96
Instellen van het AppleTalk-protocol ................................................................................... 97
Instellen van de HTTP-netwerkservice................................................................................ 98
Instellen van de ethernetsnelheid........................................................................................ 99
Instellen van de LDAP-services, filterfuncties en link-down detectie................................. 100
Instellen van IPsec (IP-beveiliging) ................................................................................... 101
Controleren van het netwerk ............................................................................................. 102
KOPIËREN............................................................................................................................. 104
FAXEN ................................................................................................................................... 106
Instellen van de opties negeren en verkleind afdrukken voor RX print ............................. 106
BESTAND .............................................................................................................................. 108
E-MAIL ................................................................................................................................... 109
INTERNETFAX ...................................................................................................................... 111
BEVEILIGING ........................................................................................................................ 112
Beheer van certificaten...................................................................................................... 112
Instellen van beveiligde PDF-bestanden........................................................................... 117
Uitvoeren van de integriteitscontrole ................................................................................. 120
LIJST/RAPPORT ................................................................................................................... 122
Instellen van het rapport.................................................................................................... 122
Lijsten afdrukken ............................................................................................................... 126
PRINTER/E-FILING ............................................................................................................... 127
INSTELLINGEN DRAADLOOS ............................................................................................. 129
GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN.......................................................................... 130
802.1X-INSTELLINGEN......................................................................................................... 131
Instellen IEEE 802.1X-verificatie ....................................................................................... 132
Foutmeldingen................................................................................................................... 134
FABRIEK INST. ..................................................................................................................... 135
Hoofdstuk 3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
TOTAALTELLER ................................................................................................................... 138
AFDRUKKEN TOTAAL TELLER .......................................................................................... 141
AFDELINGSTELLER............................................................................................................. 142
AFDELING BEHEER ............................................................................................................. 146
Aanmelden als beheerder ................................................................................................. 146
De afdelingscodelijst afdrukken......................................................................................... 148
Afdelingscodes inschakelen .............................................................................................. 148
Een nieuwe afdelingscode registreren .............................................................................. 149
INHOUD 5
Afdelingscodes bewerken.................................................................................................. 151
Afdelingscodes verwijderen............................................................................................... 153
De tellers van de afdelingen terugzetten ........................................................................... 154
Uitvoerbeperkingen voor alle afdelingen instellen............................................................. 155
Functie Geen limiet zwart instellen.................................................................................... 156
De geregistreerde quota instellen...................................................................................... 157
Alle afdelingstellers resetten.............................................................................................. 158
Alle afdelingscodes verwijderen ........................................................................................ 159
Hoofdstuk 4 APPENDIX
Letters instellen .................................................................................................................... 162
Toetsenbord op scherm..................................................................................................... 162
Numeriek toetsenpaneel op scherm.................................................................................. 163
Afdrukformaat lijsten ........................................................................................................... 164
TOTAALTELLERLIJST...................................................................................................... 164
AFDELINGSCODELIJST .................................................................................................. 165
ADRESBOEKINFORMATIE.............................................................................................. 166
GROEPNUMMERINFORMATIE ....................................................................................... 167
FUNCTIELIJST (Gebruiker) .............................................................................................. 168
NIC-configuratiepagina...................................................................................................... 169
FUNCTIELIJST (Beheerder) ............................................................................................. 171
PS3-lettertypelijst............................................................................................................... 196
PCL-lettertypenlijst ............................................................................................................ 197
TREFWOORDENREGISTER ............................................................................................................................... 199
6 INHOUD
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Toegang tot menu Gebruiker ..................................................................................................8
ALGEMEEN............................................................................................................................... 9
Wijzigen van de weergavetaal................................................................................................................................9
Instellen van modus Reversed display.................................................................................................................10
Aanpassen van de weergave-instelling................................................................................................................10
Instellen van de automatische kalibratie ..............................................................................................................10
De kalibratie instellen ...........................................................................................................................................10
Instellen van de registratie ...................................................................................................................................11
KOPIËREN............................................................................................................................... 12
FAXEN ..................................................................................................................................... 14
SCANNEN................................................................................................................................ 15
E-FILING.................................................................................................................................. 17
LIJST........................................................................................................................................ 18
LADE........................................................................................................................................ 19
ADRES..................................................................................................................................... 21
Contactpersonen beheren in het adresboek ........................................................................................................21
Groepen beheren in het adresboek......................................................................................................................32
CONTR. E-MAIL ...................................................................................................................... 44
PRINT....................................................................................................................................... 45
GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN............................................................................ 46
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
8 Toegang tot menu Gebruiker
Toegang tot menu Gebruiker
Volg de onderstaande stappen om naar menu Gebruiker te gaan in scherm GEBRUIKERSPROG.
1
Druk op toets [GEBR.FUNCTIES] op het bedieningspaneel om naar menu
GEBRUIKERSPROG. te gaan.
2
Druk op tabblad [GEBRUIKER].
Het GEBRUIKER-menu wordt weergegeven.
3
Ga verder met de bewerking van de benodigde gebruikersinstelling.
Scherm Gebruikersfuncties bevat de volgende knoppen. Raadpleeg voor meer informatie over elke
knop de overeenkomstige pagina.
yDe weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
y[WIJZIG GEBRUIKERSWACHTWOORD] is alleen beschikbaar wanneer functie MPF Lokale
verificatie is ingeschakeld.
yAls de functie Gebruikersbeheer is ingeschakeld, dan is tabblad [ADMIN] niet beschikbaar
wanneer een gebruiker zonder beheerdersbevoegdheden zich aanmeldt op het multifunctionele
systeem.
y[E-FILING] wordt alleen weergegeven bij kleurenmodellen waarin een harde schijf is
geïnstalleerd.
P.9 A LGEME EN P.18 “LIJST”
P.12 “KOPIËREN” P.19 L ADE
P.14 “FAXEN” P.21 “ADRES”
P.15 S CANN E N P.44 “CONTR. E-MAIL”
P.17 “E-FILING” P.45 “PRINT”
P.4 6
“GEBRUIKERSWACHTWOORD
WIJZIGEN”
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ALGEMEEN 9
ALGEMEEN
U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) voor het multifunctionele systeem wijzigen.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm Algemeen weer te geven de volgende pagina:
P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
Via dit menu kunt u de volgende procedures uitvoeren:
De weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
Wijzigen van de weergavetaal
U kunt de taal die voor het aanraakpaneel gebruikt wordt, wijzigen naar een andere. Het selecteren van de
gewenste taal en daarna op [OK] drukken, wijzigt de taal die voor het aanraakpaneel gebruikt wordt naar die
van de selectie.
Raadpleeg de volgende pagina voor het toevoegen van weergavetalen:
P.65 “Toevoegen of verwijderen van weergavetalen”
P.9 “Wijzigen van de
weergavetaal”
P.10 “Instellen van de
automatische kalibratie”
P.10 “Instellen van modus
Reversed display
P.10 “De kalibratie instellen”
P.10 “Aanpassen van de
weergave-instelling”
P.11 “Instellen van de registratie”
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
10 ALGEMEEN
Instellen van modus Reversed display
Het is mogelijk het aanraakpaneel omgekeerd (geïnverteerd) weer te geven wanneer de normale weergave te
helder is, of wanneer de weergave duidelijker moet zijn.
Druk op [AAN] om het Reversed Display in te schakelen of [UIT] om het Reversed Display uit te schakelen.
Scherm in modus Reversed display
Aanpassen van de weergave-instelling
U kunt de helderheid van het aanraakpaneel instellen.
Pas de helderheid in scherm [SCHERMINSTELLING] aan door op of te drukken.
Als u op [RESET] drukt, wordt de instelling gereset naar de fabrieksinstellingen.
Instellen van de automatische kalibratie
Het is mogelijk de kleurgradaties automatisch te kalibreren wanneer schaduwen of kleurtonen niet juist
gereproduceerd worden in de afbeeldingen die door het multifunctionele systeem gescand worden.
Kalibreer door de instructies op het scherm te volgen.
yDit menu is niet voor alle modellen beschikbaar.
yGebruik “KALIBRATIE” om de schaduw en kleurtoon van de afbeeldingen preciezer af te stellen.
De kalibratie instellen
Het is mogelijk de kleurgradaties automatisch te kalibreren wanneer schaduwen of kleurtonen niet juist
gereproduceerd worden in de afbeeldingen die door het multifunctionele systeem gescand worden.
Met deze functie is het mogelijk meer precieze aanpassingen te maken dan met “AUTO KALIBRATIE”.
De instructies voor het uitvoeren van een kalibratie zijn hetzelfde als wanneer deze wordt uitgevoerd in het
Beheerdersmenu.
Raadpleeg de volgende pagina:
P.60 “De kalibratie instellen”
[KALIBRATIE] wordt alleen in het Gebruikersmenu weergegeven wanneer [KALIBRATIE] in scherm
WEERGAVENIVEAU van het Beheerdersmenu ingesteld is op [GEBRUIKER]. Raadpleeg voor instructies
over het wijzigen van het weergaveniveau de volgende pagina:
P.60 “Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau”
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ALGEMEEN 11
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Instellen van de registratie
Wanneer kleuren verkeerd geregistreerd worden, kan de positie van elke kleur uitgelijnd worden.
Deze knop is niet voor alle modellen beschikbaar.
De instructies voor het uitvoeren van de registratie zijn hetzelfde als wanneer deze wordt uitgevoerd in het
Beheerdersmenu.
Raadpleeg de volgende pagina:
P.62 “Instellen van de registratie”
[REGISTRATIE] wordt alleen in het Gebruikersmenu weergegeven wanneer [REGISTRATIE] in scherm
WEERGAVENIVEAU van het Beheerdersmenu ingesteld is op [GEBRUIKER].
Raadpleeg voor instructies over het wijzigen van het weergaveniveau de volgende pagina:
P.60 “Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau”
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
12 KOPIËREN
KOPIËREN
U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) van kopieeropdrachten wijzigen.
yHet aantal pagina's en opties dat in scherm KOPIËREN weergegeven wordt, verschilt, afhankelijk van
het model.
yRaadpleeg voor instructies over hoe scherm KOPIËREN weer te geven de volgende pagina:
P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
yRaadpleeg de Kopieerhandleiding voor meer informatie over de kopieerfuncties.
Het scherm is opgebouwd uit meerdere pagina's. Druk op of om achteruit en/of vooruit te bladeren
door de pagina's.
Naam item Omschrijving
BELICHTING Een instellingsitem voor monochrome modellen. Kies de gewenste belichting
voor kopieertaken.
yAUTO — druk op deze knop om het contrast automatisch in
overeenstemming met het origineel in te stellen.
yMANUAL — druk op deze knop om het contrast handmatig in te stellen.
BELICHTING VOOR
KLEUR
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Kies de gewenste belichting voor
kleurenkopieën.
yAUTO — druk op deze knop om het contrast automatisch in
overeenstemming met het origineel in te stellen.
yMANUAL — druk op deze knop om het contrast handmatig in te stellen.
BELICHTING VOOR
ZWART
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Kies de gewenste belichting voor
zwart-witkopieën.
yAUTO — druk op deze knop om het contrast automatisch in
overeenstemming met het origineel in te stellen.
yMANUAL — druk op deze knop om het contrast handmatig in te stellen.
KLEURENMODUS Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Druk op de knop van de gewenste
kleurenmodus voor kopieertaken. Enkel [ZWART] kan worden geselecteerd
wanneer de functie 'Geen limiet zwart' ( P.156) is ingeschakeld.
BEELDRICHTING Selecteer of de functie voor BEELDRICHTING gebruikt moet worden.
yINSCHAKELEN — druk op deze knop om de functie in te schakelen.
yUITSCHAKELEN — druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
HANDINVOER Druk op de knop van de gewenste papiersoort voor handinvoer. Om op de
achterzijde van het papier te kopiëren, selecteer het papiersoort en druk
vervolgens op [AFGEDRUKT] onder “ACHTER AFDR.”.
De weergegeven papiersoorten verschillen, afhankelijk van het model.
Raadpleeg voor meer informatie over de papiersoorten de
Kopieerhandleiding “Hoofdstuk 1: VÓÓR GEBRUIK VAN HET
MULTIFUNCTIONELE SYSTEEM”.
ORIGIN. MODUS Een instellingsitem voor monochrome modellen. Druk op de knop van de
gewenste originelenmodus.
ORIGINELENMODUS
VOOR KLEUR
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Druk op de knop van de gewenste
originelenmodus voor kopieertaken.
ORIGINELENMODUS
VOOR ZWART
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Druk op de knop van de gewenste
originelenmodus voor zwart-wit kopieertaken.
INSERTER/
ACHTERKAFT
OMKEREN
Wanneer deze instelling [AAN] staat, wordt de uitvoer van de achterkaft die uit
de inserter ingevoerd wordt, omgekeerd; dit is nuttig wanneer de achterkaft
omgekeerd uitgevoerd moet worden bij gebruik van papier met een
verschillende voor- en achterzijde voor de voorkaft en de achterkaft.
TABAFMETING Met deze instelling kunt u de tabafmeting instellen van de tabbladen die in de
lades of in de handinvoerlade geplaatst zijn. Met deze optie kunt u ook de
afmeting instellen voor het verplaatsen van het gekopieerde beeld naar de
gewenste positie op het tabblad.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
KOPIËREN 13
ORIGINELENMODUS
VOOR AUTO KLEUR
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Druk op de knop van de gewenste
originelenmodus voor kopieertaken.
SLA LEGE PAGINA
OVER AANPASSING
Selecteer uit 7 niveaus de gewenste gevoeligheid voor het detecteren en
verwijderen van blanco pagina's uit het gescande origineel in een kopieertaak.
Hoe hoger de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter
de kans dat het apparaat blanco pagina's zal detecteren.
Raadpleeg voor meer informatie over deze functie de Kopieerhandleiding
“Hoofdstuk 4: BEWERKEN-FUNCTIES”.
ACS-AANPASSING Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Selecteer uit 7 niveaus de gewenste
gevoeligheid voor het detecteren of een origineel dat in modus Autokleur
gekopieerd wordt, een kleuren- of een zwart-wit-origineel is.
Hoe hoger de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe
groter de kans dat het apparaat een gescand origineel als kleurendocument zal
herkennen.
Hoe lager de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter
de kans dat het multifunctionele systeem een gescand origineel als zwart-wit-
document zal herkennen.
Naam item Omschrijving
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
14 FAXEN
FAXEN
U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) van fax- en internetfaxopdrachten wijzigen.
Om faxen te verzenden en te ontvangen, moet de Faxeenheid geïnstalleerd zijn. Als de Faxeenheid niet
geïnstalleerd is, kunnen alleen [RESOLUTION], [ORIGINAL MODE], [EXPOSURE], [PREVIEW SETTING] en
[INITIAL PREVIEW TYPE] ingesteld worden.
Raadpleeg voor gegevens over andere instellingsitems de Operator's Manual for FAX Unit "Chapter 6:
SETTING ITEMS".
yAls de Faxeenheid niet geïnstalleerd is, worden opties die in dit menu ingesteld worden, toegepast op
internetfaxverzendingen.
yAfhankelijk van het model is [FAX] alleen beschikbaar wanneer de scannerkit en/of de printer-/
scannerkit geïnstalleerd zijn.
yRaadpleeg voor instructies over hoe scherm FAX weer te geven de volgende pagina:
P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
Het scherm is opgebouwd uit meerdere pagina's. Druk op of om achteruit en/of vooruit te bladeren
door de pagina's.
[PREVIEW SETTING] en [INITIAL PREVIEW TYPE] zijn niet voor alle modellen beschikbaar.
Naam item Omschrijving
RESOLUTIE Selecteer de resolutie op basis van de kenmerken van het origineel.
ySTANDARD — deze optie is geschikt voor originelen met een normale
tekstgrootte.
yFINE — deze optie is geschikt voor originelen met een kleine tekstgrootte en
fijne illustraties.
yU-FINE — deze optie is geschikt voor originelen met een kleine tekstgrootte en
zeer gedetailleerde illustraties.
ORIGIN. MODUS Selecteer de scanmodus op basis van het soort origineel.
yTEXT — deze optie is geschikt voor originelen met tekst en lijntekeningen.
yTEXT/PHOTO — deze optie is geschikt voor originelen met een combinatie
van tekst en foto's.
yPHOTO — deze optie is geschikt voor originelen met foto's.
BELICHTING Kies de gewenste belichting voor het origineel.
Bij het handmatig instellen van het contrast wordt op of gedrukt om het
gewenste contrast in te stellen.
Bij het automatisch instellen van het contrast in overeenstemming met het
origineel wordt op [AUTO] gedrukt.
VOORBEELD-
INSTELLING
Het inschakelen van functie Voorbeeld maakt het mogelijk de gescande
afbeelding te zien voordat de fax/internetfaxtaak verzonden wordt.
yAAN — druk op deze knop om de functie in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
INITIEEL TYPE
VOORBEELD
Kies de weergavemodus voor het voorbeeldscherm.
De beschikbare opties zijn: [PAGE FIT] en [WIDTH FIT].
BEVESTIGING
MEERDERE
BESTEMMINGEN
Selecteer of het bevestigingsscherm moet verschijnen als meerdere
bestemmingen worden opgegeven.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
SCANNEN 15
SCANNEN
U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) van scanopdrachten wijzigen.
yAfhankelijk van het model is [SCAN] alleen beschikbaar wanneer de scannerkit en/of de printer-/
scannerkit geïnstalleerd zijn.
yRaadpleeg voor instructies over hoe scherm SCAN weer te geven de volgende pagina:
P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
Het scherm is opgebouwd uit meerdere pagina's. Druk op of om achteruit en/of vooruit te bladeren
door de pagina's.
Naam item Omschrijving
KLEURENMODUS Druk op de toets van de gewenste modus.
COMPRESSIE Druk op de toets van de gewenste modus voor scanopdrachten in de modi
Grijstinten, Kleur of Auto kleur.
ENKEL-/
DUBBELZIJDIGE
SCAN
Druk op de toets van de gewenste modus.
y[ENKEL] — druk op deze toets om enkelzijdig scannen als
standaardscanmodus in te stellen.
y[BOEK] — druk op deze toets om scannen van boekformaat als
standaardscanmodus in te stellen. Hierdoor worden beide zijden van de
originelen in dezelfde richting gescand.
y[KALENDER] — druk op deze toets om scannen van kalenderformaat als
standaardscanmodus in te stellen. Hierdoor wordt de voorpagina in de
algemene richting gescand en de achterpagina in tegengestelde richting.
ROTEREN Druk op de toets van de gewenste modus.
y — Selecteer deze optie om de originelen te scannen zonder dat de
richting wordt gewijzigd.
y — Selecteer deze optie om uw scans 90 graden rechtsom te draaien.
y — Selecteer deze optie om uw scans 180 graden te draaien.
y — Selecteer deze optie om uw scans 90 graden linksom te draaien.
VOORBEELD-
INSTELLING
Door het inschakelen van functie Voorbeeld is het mogelijk een voorbeeld van de
afgedrukte afbeeldingen te bekijken voordat ze worden opgeslagen of gemaild.
yAAN — druk op deze knop om de functie in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
INITIEEL TYPE
VOORBEELD
Kies de weergavemodus voor het voorbeeldscherm.
De beschikbare opties zijn: [PAGE FIT] en [WIDTH FIT].
SLA LEGE PAGINA
OVER
AANPASSING
Selecteer uit 7 niveaus de gewenste gevoeligheid voor het detecteren en
verwijderen van blanco pagina's uit het gescande origineel in een scantaak.
Hoe hoger de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de
kans dat het apparaat blanco pagina's zal detecteren.
Raadpleeg voor meer informatie over functie 'Blanco pagina overslaan' de
Scanning Guide “Chapter 3: USEFUL FUNCTIONS.
ACS-AANPASSING Selecteer uit 7 niveaus de gewenste gevoeligheid voor het detecteren of een
origineel dat in modus Autokleur gescand wordt, een kleuren- of een zwart-wit-
origineel is.
Hoe hoger de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter
de kans dat het apparaat een gescand origineel als kleurendocument zal
herkennen.
Hoe lager de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de
kans dat het multifunctionele systeem een gescand origineel als zwart-wit-
document zal herkennen.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
16 SCANNEN
[PREVIEW SETTING] en [INITIAL PREVIEW TYPE] zijn niet voor alle modellen beschikbaar.
Stel voor elke kleurenmodus (kleur/auto kleur, grijstinten of zwart) de volgende onderwerpen in.
AFDRUK-
KWALITEIT VOOR
ZWART IN ACS
Druk op de knop voor de gewenste beeldkwaliteit voor het scannen van zwart-
witoriginelen in modus Auto kleur.
De beschikbare opties zijn: [STANDARD] en [HIGH QUALITY].
ZWART/
WITAANPASSING
VOOR
STANDAARD
Kies de belichting voor het scannen van zwart-witoriginelen in modus Auto kleur.
Hoe hoger de belichting wordt ingesteld, door op te drukken, hoe lichter
scans van zwart-wit in een origineel zullen zijn.
Hoe lager de belichting wordt ingesteld, door op te drukken, hoe donkerder
scans van zwart-wit in een origineel zullen zijn.
Naam item Omschrijving
RESOLUTIE Druk op de knop van de gewenste resolutie (dpi) voor scans.
ORIGIN. MODUS Druk op de knop van de gewenste modus voor scans. ([ORIGIN. MODUS] is niet
beschikbaar in modus grijstinten.)
BELICHTING Kies de gewenste belichting voor scans.
Druk om het contrast handmatig in te stellen op of en stel het gewenste
contrastniveau in.
Bij het automatisch instellen van het contrast in overeenstemming met het
origineel wordt op [AUTO] gedrukt.
ACHTERGROND-
INSTELLING
Kies de gewenste achtergrondbelichting voor scans.
Hoe hoger de belichting wordt ingesteld, door op te drukken, hoe lichter de
achtergrondkleur zal zijn.
Hoe lager de belichting wordt ingesteld, door op te drukken, hoe donkerder
de achtergrondkleur zal zijn.
Naam item Omschrijving
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
E-FILING 17
E-FILING
U kunt het type beeldkwaliteit instellen voor het afdrukken van kleurendocumenten die zijn opgeslagen via
scannen naar e-Filing.
Functie e-Filing is alleen beschikbaar wanneer de harde schijf in het multifunctionele systeem
geïnstalleerd is.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm E-FILING weer te geven de volgende pagina:
P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
Naam item Omschrijving
ALGEMEEN Druk op deze toets om de geschikte kleurkwaliteit in te stellen voor het afdrukken
van een algemeen kleurdocument.
FOTO Druk op deze toets om de geschikte kleurkwaliteit in te stellen voor het afdrukken
van foto's.
PRESENTATIE Druk op deze toets om de geschikte kleurkwaliteit in te stellen voor het afdrukken
van presentatiemateriaal.
LIJNTEKENINGEN Druk op deze toets om de geschikte kleurkwaliteit in te stellen voor het afdrukken
van een document met veel tekst of lijntekeningen.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
18 LIJST
LIJST
U kunt onderstaande lijsten afdrukken.
yRaadpleeg voor instructies over hoe scherm LIJST weer te geven de volgende pagina:
P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
yDe lijst wordt afgedrukt op het papier dat wordt ingevoerd vanuit de lade met LT-R- of A4-R-papier en
wordt uitgevoerd naar de uitvoerlade.
Wanneer de functie Afdelingsbeheer is ingeschakeld, dan wordt het scherm om de afdelingscode in te voeren
weergegeven. Voer de afdelingscode in en druk op [OK] om elke lijst af te drukken. Als echter functie 'Geen
limiet zwart' ( P.156) ingeschakeld is, dan worden de lijsten afgedrukt zonder dat het scherm voor het
invoeren van de afdelingscode verschijnt.
Naam item Omschrijving
ADRESBOEK Druk op deze knop om de ADRESBOEKINFORMATIE af te drukken die alle
geregistreerde contactpersonen in het multifunctionele systeem weergeeft.
ySORTEER ID — druk op deze knop om de ADRESBOEKINFORMATIE af te
drukken, gesorteerd op ID-nummer.
ySORTEER NAAM — druk op deze knop om de ADRESBOEKINFORMATIE af
te drukken, gesorteerd op achternaam.
Voor een voorbeeld van de ADRESBOEKINFORMATIE, zie de volgende
pagina:
P.166 “ADRESBOEKINFORMATIE”
GROEPNUMMERS Druk op deze knop om de GROEPNUMMER-INFORMATIE af te drukken die alle
geregistreerde groepen en leden ervan in het multifunctionele systeem weergeeft.
Voor een voorbeeld van de GROEPNUMMERINFORMATIE, zie de volgende
pagina:
P.167 “GROEPNUMMERINFORMATIE”
FUNCTIE Druk op deze knop om de FUNCTIELIJST (gebruiker) af te drukken.
Voor een voorbeeld van de FUNCTIELIJST, zie de volgende pagina:
P.168 “FUNCTIELIJST (Gebruiker)”
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
LADE 19
LADE
U kunt het papierformaat en -type voor elke lade instellen.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm PAPIERLADE weer te geven de volgende pagina:
P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
1
Druk in scherm PAPIERLADE op het deel van de illustratie dat overeenkomt met de
lade waarvan het papierformaat gewijzigd moet worden en druk op de knop voor het
gewenste formaat.
Voor modellen die het papierformaat automatisch detecteren zorgt een keuze voor [AUTO(mm)] of
[AUTO(inch)] ervoor dat het formaat van het papier dat in laden geplaatst wordt, automatisch ingesteld
wordt. Druk bij gebruik van papier van formaat A/B zoals A3 en A4 op [AUTO(mm)] en bij gebruik van
papier van formaat LT, zoals LD en LT, op [AUTO(inch)].
yDe weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
yHet is mogelijk dat het multifunctionele systeem het papierformaat niet detecteert en "!"
weergeeft voor de lade als er papier van formaat LT wordt geplaatst in de lade waarvoor [AUTO
(mm)] is ingesteld of omgekeerd. Corrigeer de selectie van de knop.
Druk voor het wijzigen van de papiersoort van gewoon papier in een andere soort of het aangeven van
het gebruiksdoel van het papier in de lade op [PAPIERSOORT] en ga verder naar stap 2. Druk, als het
niet nodig is een papierformaat in te stellen, op [OK] en rond de bewerking af.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
20 LADE
2
Druk op het gedeelte in de afbeelding dat overeenkomt met de lade waarvan de
papiersoort gewijzigd moet worden, druk op de knop voor de gewenste papiersoort en
vervolgens op [OK] om de instellingen op te slaan.
Scherm PAPIERSOORT bestaat uit twee delen: DIKTE en KENMERK.
Stel DIKTE in bij gebruik van dik papier en bij gerecycled papier.
Stel KENMERK in wanneer het papier in de lade voor een specifiek doel gebruikt wordt. Als
bijvoorbeeld [TUSSENLEG] voor een lade wordt geselecteerd, zal het papier in de lade altijd gebruikt
worden voor het invoegen van kopieën.
De weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
yRaadpleeg voor meer informatie over de papiersoorten de Kopieerhandleiding “Hoofdstuk 1:
VÓÓR GEBRUIK VAN HET MULTIFUNCTIONELE SYSTEEM”.
yPapier dat in een lade geplaatst is met een DIKTE anders dan [NORMAAL] of [RECYCLING.], of
papier dat geplaatst is in een lade met KENMERK anders dan [NEE] ligt buiten de scope van de
Automatische PapierSelectie (APS).
Voor meer informatie over APS, raadpleeg de Kopieerhandleiding “Hoofdstuk 3:
BELANGRIJKSTE KOPIEERFUNCTIES”.
yWanneer voor een lade een kenmerk anders dan [NEE] ingesteld is, valt het papier dat in deze
lade geplaatst is buiten de scope van de functie Automatisch Wisselen van Papiermagazijn.
Voor meer informatie over deze functie, zie de volgende pagina:
P.104 “KOPIËREN”
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 21
ADRES
Via dit menu kunt u de volgende procedures uitvoeren:
y P.21 “Contactpersonen beheren in het adresboek”
y P.32 “Groepen beheren in het adresboek”
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm ADRES BOEK weer te geven de volgende pagina:
P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
Contactpersonen beheren in het adresboek
Contactpersonen die in het adresboek opgenomen zijn, kunnen bijvoorbeeld weergegeven worden vanuit het
scherm dat weergegeven wordt wanneer op het bedieningspaneel op knop [FAXEN] gedrukt wordt. Bij het
verzenden van een fax of internetfax is het eenvoudig ontvangers aan te geven door deze te selecteren uit de
lijst in het adresboek. Daarnaast kan het adresboek ook gebruikt worden om e-mailadressen aan te geven
voor 'scannen naar e-mail'-overdrachten.
In het adresboek kunnen tot 3000 contactpersonen geregistreerd worden (tot 400 als er geen harde schijf in
het multifunctionele systeem geïnstalleerd is); deze kunnen een faxnummer en/of een e-mailadres bevatten.
Indien de FAX-eenheid geïnstalleerd is, kunt u ook de opties voor faxverzending instellen voor elke
contactpersoon, zoals verzendtype, ECM, verzendkwaliteit, lijnselectie en subadresinstellingen.
yOm faxen te verzenden en te ontvangen, moet de Faxeenheid geïnstalleerd zijn.
yAfhankelijk van het model kunnen e-mailadressen die in het adresboek staan alleen gebruikt worden
als bestemming voor scannen naar e-mail of Internetfaxen wanneer de scannerkit of de printer-/
scannerkit geïnstalleerd is.
In tab [ENKEL] in menu ADRES BOEK kunnen de volgende bewerkingen uitgevoerd worden om
contactpersonen te beheren.
P.22 “Nieuwe contactpersonen creëren”
P.27 “Bewerken of verwijderen van contactpersonen”
P.29 “Contactpersonen zoeken”
U kunt adresboekgegevens importeren en exporteren in de TopAccess-beheerdersmodus. Voor meer
informatie, zie de TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
22 ADRES
Nieuwe contactpersonen creëren
U kunt nieuwe contactpersonen in het adresboek toevoegen/creëren. Voor het creëren van nieuwe
contactpersonen zijn de volgende twee methoden beschikbaar.
P.22 “Contactpersonen registreren via de GEBR.FUNCTIES en knop [ADDRESS]”
P.25 “Contactpersonen registreren vanuit loglijsten”
Contactpersonen registreren via de GEBR.FUNCTIES en knop [ADDRESS]
1
Druk op een niet gebruikte toets om een nieuwe contactpersoon te registreren en druk
op [TOEGANG].
Scherm ADRESBOEK REGISTREREN wordt weergegeven.
Als het aanraakscherm geen niet gebruikte knop weergeeft, druk dan op om de volgende
pagina weer te geven.
2
Druk op elke toets op het aanraakscherm om de volgende contactinformatie in te
voeren.
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 23
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
[VOORNAAM] of [ACHTERNM.] en [FAX NR.] of [E-MAIL] zijn verplichte velden. De contactpersoon
zal niet geregistreerd worden als een van deze gegevens mist.
yWanneer u op een andere toets dan [FAX NR.] of [2eFAX]) drukt, wordt het toetsenbord op scherm
weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
yWanneer u op de toets [FAX NR.] of [2eFAX]) drukt, dan wordt het numerieke toetsenpaneel op
scherm weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het numerieke toetsenpaneel op scherm de volgende pagina:
P.163 “Numeriek toetsenpaneel op scherm”
3
Druk op [OPTIE] om de standaardinstellingen voor een faxverzending aan te geven.
yDeze functie is alleen beschikbaar wanneer de Faxeenheid is geïnstalleerd.
yRaadpleeg voor gegevens van de opties voor faxverzending de Operator's Manual for FAX
Unit "Chapter 6: SETTING ITEMS".
Naam item Omschrijving
VOORNAAM Druk op deze toets om de voornaam van de contactpersoon in te voeren. Deze
naam zal verschijnen in de adresboeklijst op het aanraakscherm. U kunt tot 32
tekens invoeren.
ACHTERNM. Druk op deze toets om de achternaam van de contactpersoon in te voeren. Deze
naam zal verschijnen in de adresboeklijst op het aanraakscherm. U kunt tot 32
tekens invoeren.
FAX NR. Druk op deze toets om het faxnummer van de contactpersoon in te voeren. Er
kunnen tot 128 cijfers ingegeven worden.
2eFAX Druk op deze toets om een tweede faxnummer voor de contactpersoon in te
voeren. (Als meerdere pogingen om verbinding te leggen met [FAX NR.]
mislukken, wordt een fax, mits dit veld gevuld is, naar [2eFAX] verzonden.) Er
kunnen tot 128 cijfers ingegeven worden.
E-MAIL Druk op deze toets om het e-mailadres van de contactpersoon in te voeren. U
kunt een adres ingeven van tot 192 alfanumerieke tekens.
BEDRIJF Druk op deze toets om de bedrijfsnaam van de contactpersoon in te voeren. Er
kunnen tot 64 tekens ingevoerd worden.
AFD. Druk op deze toets om de afdelingsnaam van de contactpersoon in te voeren. Er
kunnen tot 64 tekens ingevoerd worden.
KENMERK Druk op deze toets om een trefwoord voor de contactpersoon in te voeren. Dit
trefwoord kan worden gebruikt om deze contactpersoon te zoeken. Er kunnen tot
256 tekens ingevoerd worden.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
24 ADRES
4
Druk op [OK] om de contactpersoon te registreren.
De contactpersoon wordt geregistreerd in het adresboek.
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 25
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Contactpersonen registreren vanuit loglijsten
U kunt informatie zoals de externe faxnummers en e-mailadressen in het adresboek registreren vanuit het
scherm Verzend-/Ontvangstlog.
De volgende informatie kan worden geregistreerd vanuit het verzendlog:
yExterne faxnummers die direct zijn ingevoerd, of die zijn gezocht vanaf de LDAP-server
yE-mailadressen die handmatig zijn ingevoerd of die zijn gezocht vanaf de LDAP-server
De volgende informatie kan worden geregistreerd vanuit het ontvangstlog:
yExterne faxnummers die direct zijn ingevoerd, of die zijn gezocht vanaf de LDAP-server voor een
ondervragingsontvangst
yE-mailadres van de afzender
De volgende informatie kan worden geregistreerd vanuit het scanlog:
yE-mailadressen die handmatig zijn ingevoerd
1
Druk op [TAAKSTATUS] op het aanraakscherm.
2
Druk op tabblad [LOG] en druk op [ZENDEN] (of [ONTVANGEN] of [SCAN]).
De VERZEND- (of ONTVANGST- of SCAN-) LOG-lijst wordt weergegeven.
3
Selecteer de opdracht die het faxnummer of het e-mailadres bevat dat u wilt registreren
in het adresboek en druk op [TOEGANG].
Om e-mailadressen als BCC-contactpersoon (verborgen kopiehouder) te registreren in het
adresboek vanuit de scanlog, moet optie [BCC-adresweergave] ingeschakeld zijn vanuit het
TopAccess-e-mailmenu. Als optie [BCC-adresweergave] ingeschakeld is, dan wordt in scherm
Scanlog als omschrijving [BCC-adres] weergegeven in plaats van een e-mailadres. In dit geval is
[TOEGANG] uitgeschakeld, zelfs wanneer als beschrijving [BCC-adres] wordt gekozen. Voor
instructies voor het inschakelen van de optie [BCC-adresweergave], raadpleeg de TopAccess
Guide “Chapter 8: SETTING ITEMS”.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
26 ADRES
4
Bewerk de contactinformatie.
Raadpleeg stap 2 van de volgende bewerking voor de beschrijving van elk item:
P.22 “Contactpersonen registreren via de GEBR.FUNCTIES en knop [ADDRESS]”
5
Druk op [OPTIE] om de standaardinstellingen voor een faxverzending aan te geven.
yDeze functie is alleen beschikbaar wanneer de Faxeenheid is geïnstalleerd.
yRaadpleeg voor gegevens van de opties voor faxverzending de Operator's Manual for FAX
Unit "Chapter 6: SETTING ITEMS".
6
Druk op [OK] om de contactpersoon te registreren.
De contactpersoon wordt geregistreerd in het adresboek.
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 27
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Bewerken of verwijderen van contactpersonen
Het is mogelijk informatie van contactpersonen die in het adresboek geregistreerd is, te bewerken (of te
verwijderen).
1
Druk in scherm ADRESBOEK op de te bewerken contactpersoon en druk op
[BEWERKEN].
Scherm ADRESBOEK BEWERKEN wordt weergegeven.
yAls het aanraakscherm niet de contactpersoon weergeeft die u wilt bewerken, druk dan op
om de volgende pagina weer te geven.
yDe zoekfunctie maakt het mogelijk snel naar de te bewerken contactpersoon te zoeken. Om de
contactpersoon te zoeken, zie de volgende pagina:
P.29 “Contactpersonen zoeken”
Selecteer om te verwijderen de contactpersoon die u wilt verwijderen en druk op [VERWIJDER].
Bericht “Verwijderen OK?” wordt weergegeven in scherm ATTENTIE.
Druk op [JA] om de contactpersoon te verwijderen.
2
Bewerk de contactinformatie.
Raadpleeg stap 2 van de volgende bewerking voor de beschrijving van elk item:
P.22 “Contactpersonen registreren via de GEBR.FUNCTIES en knop [ADDRESS]”
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
28 ADRES
3
Druk op [OPTIE] om de standaardinstellingen voor een faxverzending aan te geven.
yDeze functie is alleen beschikbaar wanneer de Faxeenheid is geïnstalleerd.
yRaadpleeg voor gegevens van de opties voor faxverzending de Operator's Manual for FAX
Unit "Chapter 6: SETTING ITEMS".
4
Druk op [OK] om de contactpersoon op te slaan.
De bewerkte informatie van de contactpersoon wordt opgeslagen.
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 29
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Contactpersonen zoeken
Voor het zoeken naar contactpersonen in het adresboek zijn de volgende twee methoden beschikbaar. Deze
functie is nuttig bij het zoeken naar bepaalde contactpersonen.
P.29 “Contactpersonen zoeken op ID-nummer”
P.30 “Contactpersonen zoeken door een zoekreeks in te voeren”
Contactpersonen zoeken op ID-nummer
1
Druk in scherm ADRES BOEK op [BEKEND ID].
Het scherm BEKEND ID wordt weergegeven.
2
Voer het ID-nummer in met behulp van de digitale toetsen en druk op [OK].
3
Het aanraakscherm geeft de gevonden contactpersoon weer. Druk op de
contactpersoon en op [BEWERKEN] om de contactinformatie te bewerken. Druk op
[VERWIJDER] om de contactpersoon te verwijderen.
Raadpleeg voor instructies om de contactpersoon te bewerken of te verwijderen de volgende pagina:
P.27 “Bewerken of verwijderen van contactpersonen”
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
30 ADRES
Contactpersonen zoeken door een zoekreeks in te voeren
1
Druk in scherm ADRES BOEK op [ZOEK].
Het scherm ADRES ZOEKEN wordt weergegeven.
2
Druk op de knop van het doel van de zoekopdracht.
yWanneer u op een andere toets dan [FAX NR.] drukt, wordt het toetsenbord op scherm
weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
yWanneer u op toets [FAX NR.] drukt, dan wordt het numerieke toetsenpaneel op scherm
weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het numerieke toetsenpaneel op scherm de volgende pagina:
P.163 “Numeriek toetsenpaneel op scherm”
Contactpersonen die de zoekreeks bevatten voor het gespecificeerde item zullen worden
gevonden.
3
Voer de zoekreeks in en druk op [OK].
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 31
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
4
Specificeer de zoekreeks in de items die u nodig hebt en druk op [ZOEK].
Druk op [WIS] om de ingevoerde zoekreeksen te wissen.
5
Het aanraakscherm geeft de gevonden contactpersonen weer. Druk op de gewenste
contactpersoon en op [OK] om de contactinformatie te bewerken.
Raadpleeg voor instructies over het bewerken van contactpersonen de volgende pagina:
P.27 “Bewerken of verwijderen van contactpersonen”
Druk op of om de gevonden contactpersonen op verschillende pagina's weer te geven als
één pagina niet volstaat. Door op of te drukken worden 5 pagina's overgeslagen.
Als de zoekresultaten gewijzigd moeten worden, druk dan op [OPN. ZKN]. Het scherm als onder
stap 2, waarin de zoekterm opgegeven kan worden, wordt opnieuw getoond.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
32 ADRES
Groepen beheren in het adresboek
U kunt groepen creëren die meerdere contactpersonen bevatten, waardoor het mogelijk wordt groepen aan te
geven in plaats van het elke contactpersoon apart te moeten selecteren bij scannen naar e-mail of fax- of
internetfaxverzending.
In het adresboek kunnen tot 200 groepen met tot 400 leden worden vastgelegd (tot 40 groepen en 80 leden
als de harde schijf niet in het multifunctionele systeem geïnstalleerd is).
yEén faxnummer of één e-mailadres telt als één bestemming. Als u zodoende een contactpersoon
selecteert die zowel faxnummer als e-mailadres bevat, telt dit als twee bestemmingen in de groep.
yOm faxen te verzenden en te ontvangen, moet de Faxeenheid geïnstalleerd zijn.
In tab GROEP in menu ADRES BOEK kunnen de volgende bewerkingen uitgevoerd worden om
contactpersonen te beheren.
P.32 “Nieuwe groepen maken”
P.35 “Bewerken of verwijderen van groepen”
P.41 “Groepen zoeken”
Nieuwe groepen maken
U kunt nieuwe groepen in het adresboek creëren.
1
Druk in scherm ADRES BOEK op een niet-gebruikte knop om een nieuwe groep te
registreren; druk daarna op [TOEGANG].
Scherm GROEP NR. REGISTRATIE wordt weergegeven.
Als het aanraakscherm geen niet gebruikte knop weergeeft, druk dan op om de volgende
pagina weer te geven.
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 33
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
2
Druk op [GROEP NAAM].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
3
Voer de groepsnaam in en druk op [OK].
4
Druk op [OK].
Scherm Testen van groepsleden wordt weergegeven.
5
Selecteer de contactpersonen die u aan de groep wilt toevoegen en druk op [OK].
yOm contactpersonen toe te voegen door elke contactpersoon handmatig te selecteren, zie de
volgende pagina:
P.37 “Contactpersonen toevoegen of verwijderen”
yOm contactpersonen toe te voegen door ze te zoeken op ID-nummer, zie de volgende pagina:
P.38 “Contactpersonen toevoegen of verwijderen door te zoeken op ID-nummer”
yOm contactpersonen toe te voegen door ze te zoeken met een zoekreeks, zie de volgende pagina:
P.39 “Contactpersonen toevoegen of verwijderen door te zoeken met een zoekreeks”
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
34 ADRES
6
De nieuwe groep wordt gecreëerd en weergegeven op het aanraakscherm.
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 35
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Bewerken of verwijderen van groepen
Het is mogelijk groepen die in het adresboek geregistreerd staan, te bewerken en te verwijderen; ook is het
mogelijk contactpersonen aan groepen toe te voegen en ze eruit te verwijderen.
Het verwijderen van een groep verwijdert de contactpersonen niet uit tabblad [ENKEL]. Wanneer een
contactpersoon echter via tab [ENKEL] verwijderd wordt, wordt deze ook uit de groep waarin deze
geregistreerd is, verwijderd.
1
Druk in scherm ADRES BOEK op de te bewerken groep en druk op [BEWERKEN].
Scherm GROEP NR. BEWERKEN wordt weergegeven.
yAls het aanraakscherm niet de groep weergeeft die u wilt bewerken, druk dan op om de
volgende pagina weer te geven.
yVoor het vinden van de te bewerken groep zijn de volgende twee methoden beschikbaar.
P.41 “Groepen zoeken op ID-nummer
P.42 “Zoeken naar groepen op groepsnaam”
Selecteer om te verwijderen de groep die u wilt verwijderen en druk op [VERWIJDER].
Bericht “Verwijderen OK?” wordt weergegeven in scherm ATTENTIE.
Druk op [JA] om de groep te verwijderen.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
36 ADRES
2
Druk op [GROEP NAAM].
yHet schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
yAls het niet nodig is de groepsnaam te bewerken, ga dan naar stap 4.
3
Voer de groepsnaam in en druk op [OK].
4
Druk op [OK].
Scherm Testen van groepsleden wordt weergegeven.
yAls u de leden van de groep niet wilt wijzigen, ga dan naar de volgende stap.
yAls u de leden van de groep wilt wijzigen, raadpleeg dan de volgende pagina's:
- Contactpersonen toevoegen of verwijderen door elke contactpersoon handmatig te selecteren
P.37 “Contactpersonen toevoegen of verwijderen”
- Contactpersonen toevoegen of verwijderen door ze te zoeken op ID-nummer
P.38 “Contactpersonen toevoegen of verwijderen door te zoeken op ID-nummer”
- Contactpersonen toevoegen of verwijderen door ze te zoeken met een zoekreeks
P.39 “Contactpersonen toevoegen of verwijderen door te zoeken met een zoekreeks”
De gemarkeerde contacten zijn in de groep geregistreerd.
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 37
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
5
Druk op [OK].
De bewerkte informatie wordt opgeslagen.
Contactpersonen toevoegen of verwijderen
1
Om een contactpersoon aan de groep toe te voegen, wordt op een niet-gemarkeerde
contactpersoon gedrukt om deze te markeren. Om een contactpersoon uit de groep te
verwijderen, wordt de markering verwijderd. Druk als het toevoegen of verwijderen van
de contactpersonen voltooid is op [OK].
yDruk op de naam van een contactpersoon om zowel het faxnummer als het e-mailadres van die
contactpersoon aan de groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
yDruk op in de contactinformatie om alleen het faxnummer van die contactpersoon aan de
groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
yDruk op in de contactinformatie om alleen het e-mailadres van die contactpersoon aan de
groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
yDruk op of om de contactpersonen op verschillende pagina's weer te geven.
yU kunt alle contactpersonen wissen door op [WIS SELECTIE] te drukken.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
38 ADRES
Contactpersonen toevoegen of verwijderen door te zoeken op ID-nummer
1
Druk in scherm Testen van groepsleden op [BEKEND ID].
Het scherm BEKEND ID wordt weergegeven.
2
Voer het ID-nummer in met behulp van de digitale toetsen en druk op [OK].
Het aanraakscherm geeft de gevonden contactpersonen weer.
3
Om een contactpersoon aan de groep toe te voegen, wordt op de contactpersoon
gedrukt om deze te markeren. Om een contactpersoon uit de groep te verwijderen,
wordt de markering gewist. Druk als het toevoegen of verwijderen van de
contactpersonen voltooid is op [OK].
yDruk op de naam van een contactpersoon om zowel het faxnummer als het e-mailadres van die
contactpersoon aan de groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
yDruk op in de contactinformatie om alleen het faxnummer van die contactpersoon aan de
groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
yDruk op in de contactinformatie om alleen het e-mailadres van die contactpersoon aan de
groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 39
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Contactpersonen toevoegen of verwijderen door te zoeken met een zoekreeks
1
Druk in scherm Testen van groepsleden op [ZOEK].
Het scherm ADRES ZOEKEN wordt weergegeven.
2
Druk op de knop van het doel van de zoekopdracht.
yWanneer u op een andere toets dan [FAX NR.] drukt, wordt het toetsenbord op scherm
weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
yWanneer u op toets [FAX NR.] drukt, dan wordt het numerieke toetsenpaneel op scherm
weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het numerieke toetsenpaneel op scherm de volgende pagina:
P.163 “Numeriek toetsenpaneel op scherm”
Contactpersonen die de zoekreeks bevatten voor het gespecificeerde item zullen worden
gevonden.
3
Voer de zoekreeks in en druk op [OK].
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
40 ADRES
4
Specificeer de zoekreeks in de items die u nodig hebt en druk op [ZOEK].
Druk op [WIS] om de ingevoerde zoekreeksen te wissen.
5
Het aanraakscherm geeft de gevonden contactpersonen weer. Druk op de
contactpersonen die u wilt toevoegen aan de groep om deze te markeren. Om een
contactpersoon uit de groep te verwijderen, wordt de markering verwijderd. Druk als
het toevoegen of verwijderen van de contactpersonen voltooid is op [OK].
yDruk op de naam van een contactpersoon om zowel het faxnummer als het e-mailadres van die
contactpersoon aan de groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
yDruk op in de contactinformatie om alleen het faxnummer van die contactpersoon aan de
groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
yDruk op in de contactinformatie om alleen het e-mailadres van die contactpersoon aan de
groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
Druk op of om de gevonden contactpersonen op verschillende pagina's weer te geven als
één pagina niet volstaat. Door op of te drukken worden 5 pagina's overgeslagen.
Als de zoekresultaten gewijzigd moeten worden, druk dan op [OPN. ZKN]. Het scherm als onder
stap 2, waarin de zoekterm opgegeven kan worden, wordt opnieuw getoond.
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 41
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
Groepen zoeken
De volgende twee methodes kunnen worden gebruikt om contactpersonen in het adresboek te zoeken. Deze
functie is nuttig bij het zoeken naar bepaalde groepen.
P.41 “Groepen zoeken op ID-nummer
P.42 “Zoeken naar groepen op groepsnaam”
Groepen zoeken op ID-nummer
1
Druk in scherm ADRES BOEK op [BEKEND ID].
Het scherm BEKEND ID wordt weergegeven.
2
Voer het ID-nummer in met behulp van de digitale toetsen en druk op [OK].
Het aanraakscherm geeft de gevonden groepen weer.
3
Druk op de knop van de gewenste groep en ga door naar de bewerking voor het
bewerken of verwijderen.
Raadpleeg voor instructies om groepen te bewerken of te verwijderen de volgende pagina:
P.35 “Bewerken of verwijderen van groepen”
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
42 ADRES
Zoeken naar groepen op groepsnaam
1
Druk in scherm ADRES BOEK op [ZOEK].
Scherm GROEP ZOEKEN wordt weergegeven.
2
Druk op [GROEP NAAM].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
3
Voer de zoekreeks in en druk op [OK].
4
Druk op [ZOEK].
1.ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
ADRES 43
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
5
Het aanraakscherm geeft de gevonden groepen weer. Druk op de gewenste groep en
op [OK] om de groepsinformatie te bewerken.
Raadpleeg voor instructies om groepen te bewerken of te verwijderen de volgende pagina:
P.35 “Bewerken of verwijderen van groepen”
Bevestigen van groepsleden
U kunt de contactpersonen bevestigen die geregistreerd zijn in een groep.
1
Druk in scherm ADRES BOEK op [INHOUD] van de groep waarvan u de leden wilt
bevestigen.
De in de groep geregistreerde contactpersonen worden weergegeven.
In scherm INHOUD worden eerst alle faxnummers weergegeven en vervolgens alle
e-mailadressen.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
44 CONTR. E-MAIL
CONTR. E-MAIL
Met deze functie kunt u controleren op nieuwe e-mails (internetfaxen) op de POP3-server. Als er een nieuwe
e-mail ontvangen wordt op de POP3-server, print het multifunctionele systeem automatisch de
e-mailgegevens nadat ze zijn opgehaald van de POP3-server.
Om deze bewerking uit te voeren, moet de POP3-server geconfigureerd worden met TopAccess. Voor
instructies over hoe de POP3-server te configureren, raadpleeg de TopAccess Guide “Chapter 8:
[Administration] Tab Page”.
yRaadpleeg voor instructies over hoe scherm CONTR. E-MAIL weer te geven de volgende pagina:
P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
yHet multifunctionele systeem controleert ook automatisch op nieuwe e-mails (internetfaxen) op de
POP3-server.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
PRINT 45
PRINT
Via dit menu kunt u de oorspronkelijke instellingen voor de kleurmodus wijzigen in Direct afdrukken vanaf
USB.
1 ITEMS INSTELLEN (GEBRUIKER)
46 GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN
GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN
Wanneer functie MFP lokale verificatie ingeschakeld is, kunnen gebruikers hun wachtwoord voor
authenticatie - dat in het authenticatiescherm van dit menu ingegeven is - wijzigen.
y[WIJZIG GEBRUIKERSWACHTWOORD] is alleen beschikbaar wanneer functie MPF Lokale verificatie
is ingeschakeld.
yRaadpleeg voor instructies over hoe scherm WIJZIG GEBRUIKERSWACHTWOORD weer te geven de
volgende pagina:
P.8 “Toegang tot menu Gebruiker”
1
Het wachtwoord wijzigen
1) Druk op [OUD WACHTWOORD] om het huidige wachtwoord in te voeren.
2) Druk op [NW. WACHTWOORD] om het nieuwe wachtwoord in te voeren.
3) Druk op [HERH. WACHTWOORD] om het nieuwe wachtwoord opnieuw in te voeren.
4) Druk op [OK] om het nieuwe wachtwoord op te slaan.
Hierdoor gaat u terug naar het menu GEBRUIKER.
yWanneer u op [OUD WACHTWOORD], [NW. WACHTWOORD] of [HERH. WACHTWOORD]
drukt, wordt het toetsenbord op scherm weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
yHet ingevoerde wachtwoord wordt weergegeven met sterretjes (*) in de velden [OUD
WACHTWOORD], [NW. WACHTWOORD] en [HERH. WACHTWOORD].
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Toegang tot menu Beheerder................................................................................................ 49
ALGEMEEN............................................................................................................................. 51
De apparaatinformatie instellen............................................................................................................................52
De kennisgeving instellen.....................................................................................................................................53
Wijzigen van het beheerderswachtwoord en resetten van het servicewachtwoord .............................................54
De klok instellen ...................................................................................................................................................55
Instellen van de energiebesparende standen.......................................................................................................57
Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau .......................................................................................60
De kalibratie instellen ...........................................................................................................................................60
De soepelheid van het afdrukken wijzigen ...........................................................................................................61
Instellen van de registratie ...................................................................................................................................62
Instellen van de statusmelding .............................................................................................................................62
Instellen van de automatische wisfunctie .............................................................................................................62
Beheer van de optielicenties ................................................................................................................................62
Toevoegen of verwijderen van weergavetalen .....................................................................................................65
Bijwerken van uw systeem ...................................................................................................................................70
Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden................................................................................................72
Instellen van de schermkalibratie .........................................................................................................................78
Exporteren van logs .............................................................................................................................................78
Instellen overslaan taken......................................................................................................................................80
De indeling van het toetsenbord wijzigen.............................................................................................................81
Reinigen van de hoofdladers en de LED-printkoppen..........................................................................................82
Instellen van de pop-upberichten .........................................................................................................................82
Instellen van de optie ...........................................................................................................................................83
NETWERK ............................................................................................................................... 84
Instellen van het TCP/IP-protocol (IPv4) ..............................................................................................................85
Instellen van het TCP/IP-protocol (IPv6) ..............................................................................................................86
Instellen van het IPX/SPX-protocol ......................................................................................................................94
Instellen van de NetWare-instellingen ..................................................................................................................95
Instellen van het SMB-protocol ............................................................................................................................96
Instellen van het AppleTalk-protocol.....................................................................................................................97
Instellen van de HTTP-netwerkservice.................................................................................................................98
Instellen van de ethernetsnelheid.........................................................................................................................99
Instellen van de LDAP-services, filterfuncties en link-down detectie..................................................................100
Instellen van IPsec (IP-beveiliging) ....................................................................................................................101
Controleren van het netwerk ..............................................................................................................................102
KOPIËREN............................................................................................................................. 104
FAXEN ................................................................................................................................... 106
Instellen van de opties negeren en verkleind afdrukken voor RX print ..............................................................106
BESTAND .............................................................................................................................. 108
E-MAIL................................................................................................................................... 109
INTERNETFAX....................................................................................................................... 111
BEVEILIGING.........................................................................................................................112
Beheer van certificaten ...................................................................................................................................... 112
Instellen van beveiligde PDF-bestanden............................................................................................................ 117
Uitvoeren van de integriteitscontrole..................................................................................................................120
LIJST/RAPPORT................................................................................................................... 122
Instellen van het rapport.....................................................................................................................................122
Uitvoeren van de integriteitscontrole..................................................................................................................120
PRINTER/E-FILING............................................................................................................... 127
INSTELLINGEN DRAADLOOS ............................................................................................ 129
GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN ......................................................................... 130
802.1X-INSTELLINGEN........................................................................................................ 131
Instellen IEEE 802.1X-verificatie........................................................................................................................132
Foutmeldingen ...................................................................................................................................................134
FABRIEK INST. ..................................................................................................................... 135
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Toegang tot menu Beheerder 49
Toegang tot menu Beheerder
Volg de onderstaande stappen om menu ADMIN weer te geven in scherm GEBRUIKERSPROG.
1
Druk op toets [GEBR.FUNCTIES] op het bedieningspaneel om naar menu
GEBRUIKERSPROG. te gaan.
2
Druk op tab [ADMIN].
yAls functie Gebruikersbeheer uitgeschakeld is, moet u het beheerderswachtwoord invoeren.
Ga naar de volgende stap.
yAls functie Gebruikersbeheer ingeschakeld is, moet u zich aanmelden op de multifunctionele printer
als gebruiker met beheerdersbevoegdheden.
Als u op de tab [ADMIN] drukt, dan wordt het ADMIN-menu weergegeven.
Ga verder naar stap 5.
Als u zich aanmeldt op de multifunctionele printer als gebruiker zonder beheerdersbevoegdheden,
dan is tab [ADMIN] niet beschikbaar.
Door functiegegevens in te stellen, kunt u aan gebruikers bepaalde rechten toekennen. Voor meer
informatie, zie de TopAccess Guide “Chapter 7: [User Management] Tab Page”.
3
Druk op [WACHTWOORD].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
4
Voer het beheerderswachtwoord in en druk op [OK].
Het ADMIN-menu wordt weergegeven.
yAls het beheerderswachtwoord nog niet eerder is gewijzigd, voer dan het
standaardbeheerderswachtwoord "123456" in.
yHet ingevoerde wachtwoord wordt weergegeven met sterretjes (*).
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
50 Toegang tot menu Beheerder
5
Ga verder met de gewenste administratieve bewerking.
Wanneer in menu ADMIN (1/2) op gedrukt wordt, zal menu ADMIN (2/2) weergegeven worden.
Scherm Gebruikersfuncties bevat de volgende knoppen. Raadpleeg voor meer informatie over elke
knop de overeenkomstige pagina.
ADMIN-menu (1/2) ADMIN-menu (2/2)
P.51 “ALGEMEEN” P.112 “BEVEILIGING”
P.84 “NETWERK” P.122 “LIJST/RAPPORT
P.104 “KOPIËREN” P.127 “PRINTER/E-FILING”
P.106 “FAXEN” P.129 “INSTELLINGEN
DRAADLOOS”
P.108 “BESTAND” P.135 “FABRIEK INST.”
P.109 “E-MAIL”
P.130
“GEBRUIKERSWACHTWOORD
WIJZIGEN”
P.111 “INTERNETFAX”
P.131 “802.1X-INSTELLINGEN”
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 51
ALGEMEEN
U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) voor het multifunctionele systeem wijzigen.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm Algemeen weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
Wanneer in menu ALGEMEEN (1/2) op gedrukt wordt, zal menu ALGEMEEN (2/2) weergegeven worden.
Via dit menu kunt u de volgende procedures uitvoeren:
menu ALGEMEEN (1/2) menu ALGEMEEN (2/2)
P.52 “De apparaatinformatie
instellen”
P.62 “Instellen van de registratie”
P.53 “De kennisgeving instellen” P.62 “Instellen van de
statusmelding”
P.54 “Wijzigen van het
beheerderswachtwoord en resetten
van het servicewachtwoord”
P.62 “Instellen van de automatische
wisfunctie”
P.55 “De klok instellen” P.62 “Beheer van de optielicenties”
P.57 “Instellen van de
energiebesparende standen”
P.65 “Toevoegen of verwijderen van
weergavetalen”
P.60 “Instellen van het kalibratie- en
registratiedisplayniveau
P.70 “Bijwerken van uw systeem”
P.60 “De kalibratie instellen” P.72 “Aanmaken of installeren van
duplicaatbestanden”
P.61 “De soepelheid van het
afdrukken wijzigen”
P.78 “Instellen van de
schermkalibratie
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
52 ALGEMEEN
De weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
De apparaatinformatie instellen
U kunt de apparaatinformatie van dit apparaat instellen. Deze items worden weergegeven op de
Apparaatpagina van TopAccess, een internetgebaseerde apparaatbeheertoepassing.
yWanneer op een andere toets dan [SERVICE TEL. NUM.] gedrukt wordt, wordt het toetsenbord op
scherm weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
yWanneer op toets [SERVICE TEL. NUM.] gedrukt wordt, dan wordt het numerieke toetsenpaneel op
scherm weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het numerieke toetsenpaneel op scherm de volgende pagina:
P.163 “Numeriek toetsenpaneel op scherm”
P.78 “Exporteren van logs” P.83 “Instellen van de ADF
ruisvermindering”
P.80 “Instellen overslaan taken” P.83 “Instellen van het interval
zelftest”
P.81 “De indeling van het
toetsenbord wijzigen”
P.83 “Instellen van de optie”
P.82 “Reinigen van de hoofdladers
en de LED-printkoppen”
P.83 “Instellen van de afdruk
donkerheid”
P.82 “Instellen van de pop-
upberichten
Naam item Omschrijving
LOCATIE Druk op deze toets om de locatie in te voeren waar het apparaat zich bevindt. Er
kunnen tot 64 tekens ingevoerd worden.
SERVICE TEL.
NUM.
Druk op deze knop om het telefoonnummer voor onderhoud in te geven. Er
kunnen tot 32 cijfers ingegeven worden.
CONTACT
INFORM.
Druk op deze toets om de naam van de onderhoudstechnicus in te voeren. Er
kunnen tot 64 tekens ingevoerd worden.
ADMIN. BERICHT Druk op deze toets om een bericht van de beheerder in te voeren. Er kunnen tot
40 tekens ingevoerd worden.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 53
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
De kennisgeving instellen
U kunt de kennisgevingsmail instellen om een bericht te sturen wanneer zich bepaalde gebeurtenissen
voordoen op het apparaat, zoals toner op, papier op en serviceleverancier bellen.
U kunt tot drie e-mailadressen specificeren als bestemming van het kennisgevingsbericht.
U kunt de gebeurtenissen specificeren die u wilt melden met behulp van de TopAccess-internettoepassing.
Voor instructies over hoe de gebeurtenissen voor de kennisgeving te configureren, raadpleeg de
TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”.
Om deze functie in te schakelen, moet er een SMTP-server zijn in uw netwerk. Bovendien moeten de
instellingen om dit apparaat te verbinden met het internet correct geconfigureerd zijn.
1
Druk in scherm KENNISGEVING op [E-MAIL].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
2
Voer het e-mailadres in en druk op [OK].
U kunt naar behoefte tot drie e-mailadressen opgeven als bestemming van het
kennisgevingsbericht. Wanneer u de kennisgevingsfunctie inschakelt, moet u minstens één
e-mailadres invoeren.
3
Druk op [AAN] voor het e-mailadres waarop u de kennisgeving wilt ontvangen en druk
op [OK].
Om de kennisgeving voor een e-mailadres uit te schakelen, druk op [UIT].
[AAN] is beschikbaar nadat een e-mailadres ingevoerd is.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
54 ALGEMEEN
Wijzigen van het beheerderswachtwoord en resetten van het servicewachtwoord
U kunt het beheerderswachtwoord wijzigen. U kunt ook het servicewachtwoord resetten voor het geval de
onderhoudstechnicus, die verantwoordelijk is voor dit apparaat, het vergeet.
1
Druk in scherm INSTELLING WACHTWOORD op [ADMIN. WACHTWOORD] of
[SERVICEWACHTW. OPN. INSTELL.].
Het scherm voor het wijzigen van het beheerderswachtwoord wordt weergegeven.
Als [SERVICEWACHTW. OPN. INSTELL.] geselecteerd is, wordt bericht "Weet u het zeker?" getoond
in scherm ATTENTIE.
Druk op [JA] om het servicewachtwoord te resetten.
2
Druk op [OUD WACHTWOORD].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 55
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
3
Voer het huidige beheerderswachtwoord in en druk op [OK].
Het ingevoerde wachtwoord wordt weergegeven met sterretjes (*).
Indien het beheerderswachtwoord voor de eerste keer wordt gewijzigd, voer dan "123456" in in het
veld [OUD WACHTWOORD].
4
Stel een nieuw wachtwoord in en voltooi de instelling.
1) Druk op [NW. WACHTWOORD] om het nieuwe wachtwoord in te voeren.
2) Druk op [HERH. WACHTWOORD] om het nieuwe wachtwoord opnieuw in te voeren.
3) Druk op [OK].
Wanneer u op [NW. WACHTWOORD] en [HERH. WACHTWOORD] drukt, wordt het
schermtoetsenbord weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
Voer een beheerderswachtwoord in van 6 tot 64 tekens. U kunt alfanumerieke karakters en de
volgende symbolen gebruiken.
! # $ ( ) * + , - . / : ; = ? @ \ ^ _ ` { | } ~
De klok instellen
U kunt de klok die in het multifunctionele systeem ingebouwd is, aanpassen door met de digitale toetsen de
datum en tijd in te voeren.
P.55 “Wijzigen van de datum en tijd”
P.56 “Wijzigen van het datumweergave”
Als de tijdsinstellingen van het multifunctionele systeem worden ingesteld met de SNTP-service, dan
kunnen datum en tijd niet handmatig worden ingesteld. U kunt de instellingen voor de SNTP-service
opgeven in de TopAccess-beheerdersmodus. Voor meer informatie, zie de TopAccess Guide
“Chapter 8: [Administration] Tab Page”.
Wijzigen van de datum en tijd
1
Druk in scherm KLOK op [DATUM/TIJD].
Het scherm DATUM/TIJD wordt weergegeven.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
56 ALGEMEEN
2
Markeer het gedeelte dat u wilt bewerken met de pijltoetsen, voer de waarde in met de
digitale toetsen en druk op [OK].
Vervolgens keert u terug naar menuscherm KLOK.
Als u “JAAR”, “MAAND” of “DATUM” wijzigt, dan wordt de dag van de week in het veld DAG
automatisch aangepast.
Wijzigen van het datumweergave
1
Druk in scherm KLOK op [DATUMWEERGAVE].
Het scherm DATUM WEERGAVE wordt weergegeven.
2
Druk op de toets van de gewenste datumweergave.
Vervolgens keert u terug naar menuscherm KLOK.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 57
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de energiebesparende standen
U kunt de volgende energiebesparende standen instellen.
yAan/uit-schakelklok
P.57 “Instellen van de aan/uit-schakelklok”
Met behulp van de ingebouwde aan/uit-schakelklok kunt u dit apparaat automatisch laten in- en
uitschakelen op bepaalde tijdstippen. U kunt de schakelklok bijvoorbeeld instellen op de openings- en
sluitingstijd van uw kantoor, zodat het apparaat zichzelf automatisch in- en uitschakelt op die specifieke
tijdstippen.
U kunt het apparaat eenvoudig inschakelen door gewoon op de [START]-toets op het bedieningspaneel te
drukken wanneer het apparaat zich in de slaapstand of super-slaapstand bevindt door de
schakelklokfunctie.
Wanneer de hoofdschakelaar is uitgeschakeld, werkt de schakelklokfunctie niet.
yAutomatische energiebesparende stand
P.58 “Instellen van de automatische energiebesparende stand”
Met deze functie kan het apparaat automatisch in de energiebesparende stand worden geschakeld
wanneer het gedurende een bepaalde tijd niet gebruikt wordt.
ySlaapstand/Super-slaapstand
P.59 “Instellen van de slaapstand of super-slaapstand”
Met deze functie kan het apparaat automatisch in de slaapstand of super-slaapstand worden geschakeld
wanneer het gedurende een bepaalde tijd niet gebruikt wordt. In de slaapstand of de super-slaapstand
wordt de voeding van de ongebruikte delen van dit apparaat afgesloten wanneer het apparaat in stand-by
staat. Het vermogensverbruik in stand-bystand is het minst in Super-slaapstand, gevolgd door Slaapstand
en daarna door de Auto energiebesparende stand, wat de modus is die van deze drie het meeste
vermogen gebruikt.
Raadpleeg voor de verschillende energiebesparende standen en de procedures om ze in te schakelen de
Verkorte installatie handleiding “Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
Op het Europese model worden de toetsen [AUTOMATISCHE SPAARSTAND] en [SLAAPSTAND/
SUPER-SLAAPSTAND] geen van beide weergegeven. Neem contact op met uw
servicevertegenwoordiger om de standaardinstelling van elk van de toetsen te wijzigen.
Instellen van de aan/uit-schakelklok
1
Druk in scherm SPAARSTAND op [AAN/UIT-SCHAKELKLOK].
Het scherm SCHAKELKLOK wordt weergegeven.
2
Controleer de instellingen op het scherm. Als er wijzigingen moeten worden
aangebracht, druk dan op [VERANDER].
Als er geen wijzigingen nodig zijn, druk dan op [OK] en voltooi de bewerking.
3
Stel de aan/uit-schakelklok in.
1) Druk op de toets van de gewenste dag van de week.
2) Druk op [AAN] om de tijd in te voeren waarop het apparaat uit de slaapstand of super-slaapstand
komt.
Gebruik de pijltjestoetsen om de actieve box te verwisselen van "Uur" naar "Minuten".
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
58 ALGEMEEN
3) Druk op [UIT] om de tijd in te voeren waarop het apparaat in de slaapstand of super-slaapstand
wordt geschakeld.
Gebruik de pijltjestoetsen om de actieve box te verwisselen van "Uur" naar "Minuten".
4) Druk op [OK] om de instellingen op te slaan.
yAls u een ingevoerde tijd wilt wissen, druk dan op de [WISSEN]-toets op het bedieningspaneel.
yAls u het apparaat de hele dag in de slaapstand of super-slaapstand wilt laten staan, voer dan
dezelfde tijd in in de velden [AAN] en [UIT].
Voorbeeld: Als u “0:00” zowel in het veld [AAN] als [UIT] invoert voor [Zondag],
dan schakelt het apparaat automatisch in de slaapstand of super-slaapstand op de [UIT]-tijd
opgegeven voor [Zaterdag]. Het apparaat blijft in de slaapstand of super-slaapstand tot aan de
opgegeven [AAN]-tijd voor [Maandag].
yAls u het multifunctionele systeem gedurende een dag niet naar de slaapstand of super-
slaapstand wilt schakelen, voer de instellingen voor de gewenste dag van de week dan als volgt
in:
[AAN]: 0:00 / [UIT]: 24:00
Het apparaat schakelt de hele dag niet in de slaapstand of super-slaapstand, die aangestuurd
wordt via de schakelklok. Het multifunctionele systeem schakelt echter automatisch naar de
slaapstand of super-slaapstand na de tijdsduur zoals ingesteld voor [SLAAPSTAND/SUPER-
SLAAPSTAND], als het gedurende die bepaalde tijd niet is gebruikt.
Instellen van de automatische energiebesparende stand
1
Druk in scherm SPAARSTAND op [AUTOMATISCHE SPAARSTAND].
Het scherm AUTOMATISCHE SPAARSTAND wordt weergegeven.
2
Druk op de gewenste tijdsduur (in minuten) waarna het apparaat in de
energiebesparende stand moet worden geschakeld.
Als het instellen van de automatische energiebesparende stand is voltooid, dan wordt teruggekeerd
naar het vorige scherm.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 59
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de slaapstand of super-slaapstand
1
Druk in scherm SLAAPSTAND op [SLAAP/SUPER-SLAAP].
Het scherm SLAAP/SUPER SLAAP verschijnt.
2
Specificeer de volgende items naar wens en voltooi de instelling.
yAfhankelijk van de bedieningsstatus, kan het voorkomen dat het apparaat niet in deze stand
schakelt na de ingestelde tijd.
yDit apparaat schakelt niet in de super-slaapstand, ook al is [AAN] geselecteerd voor deze
instelling, in de volgende gevallen:
- Als een bepaalde optie geïnstalleerd is. (draadloze LAN-module, e-BRIDGE ID Gate)
- Als de IPsec-functie (optioneel) ingeschakeld is.
- Als IEEE 802.1X-verificatie ingeschakeld is.
- Als IPv6 ingeschakeld is en het IPv6-adres anders dan handmatig ingesteld is.
- Als de POP3-cliëntinstelling ingeschakeld is en in de volgende situaties:
(1) De scaninterval is anders ingesteld dan op 0 minuten.
(2) Er is een POP3-serveradres ingevoerd.
(3) Er is een accountnaam ingevoerd.
- ETHERNET in de netwerkinstellingen is ingesteld op [AUTO(-1000MB)] of [1000BASE
FULL]. (alleen voor de volgende modellen)
- e-STUDIO456-serie
- e-STUDIO856-serie
- e-STUDIO306LP
- Als een bepaald netwerkprotocol ingeschakeld is. (AppleTalk, IPX/SPX)
yIn de bovenstaande gevallen kan [AAN] of [UIT] of [SUPER-SLAAP] niet worden gewijzigd.
yDe protocolinstellingen om het multifunctionele systeem terug te halen uit super-slaapmodus
worden in de beheerdersmodus van TopAccess ingesteld. Voor meer informatie, zie de
TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”.
Naam item Omschrijving
SLAAPTIMER Druk op de gewenste tijdsduur (in minuten) waarna het apparaat in de
slaapstand of super-slaapstand moet worden geschakeld.
SUPER-SLAAP Selecteer of dit apparaat in de slaapstand of in de super-slaapstand
geschakeld wordt nadat een bepaalde tijdsduur verstreken is.
yINSCHAKELEN — druk op deze knop om het multifunctionele
systeem naar de superslaapstand te laten schakelen.
yUITSCHAKELEN — druk op deze knop om het multifunctionele
systeem naar de slaapstand te laten schakelen.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
60 ALGEMEEN
Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau
U kunt instellen of het multifunctionele systeem gebruik maakt van de kalibratie- en registratie-instellingen die
worden aangestuurd door een gebruiker of beheerder.
De toetsen ([KALIBRATIE], [REGISTRATIE]) verschijnen volgens deze instelling of alleen onder menu
ADMIN of onder zowel menu GEBRUIKER als menu BEHEERDER.
De kalibratie instellen
Het is mogelijk de kleurgradaties automatisch te kalibreren wanneer schaduwen of kleurtonen niet juist
gereproduceerd worden in de afbeeldingen die door het multifunctionele systeem gescand worden.
Met deze functie is het mogelijk meer precieze aanpassingen te maken dan met “AUTO KALIBRATIE” in
menu GEBRUIKER.
yHet toestaan van kalibreren door niet alleen beheerders maar ook gebruikers wordt ingesteld onder
DISPLAY NIVEAU.
P.60 “Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau”
yPlaats papier van het formaat LT of A4 (aanbevolen papier) in de lade*1 voordat u de kalibratie start. Als
er ander papier wordt gebruikt, dan wordt de kalibratie mogelijkerwijs niet correct uitgevoerd.
yAls het glas vies is of als er vreemde voorwerpen aan vastgeplakt zijn, dan wordt de kalibratie
mogelijkerwijs niet correct uitgevoerd. Houd het glas schoon.
yTil de originelenklep of de automatische dubbelzijdige documentinvoer*2 nooit op en open de voorklep
nooit terwijl de kalibratie wordt uitgevoerd. Als u dat toch doet, kan de kalibratie niet op de juiste wijze
worden voltooid.
yOnderbreken om tussendoor te kopiëren is niet mogelijk tijdens de kalibratie.
yAls de kleur vaak afwijkend is, neem contact op met uw serviceleverancier.
*1 Plaats papier in de extra grote papierinvoer indien deze is geïnstalleerd. Als de extra grote papierinvoer niet geïnstalleerd is,
plaats het papier dan in de bovenste lade die op A4 of LT is ingesteld.
*2 De Automatische dubbelzijdige documententoevoer is een optie die afhangt van het model.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm KALIBRATIE weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
1
Druk op de knop om te kalibreren.
De beschikbare knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
Naam item Omschrijving
KALIBRATIE yGEBRUIKER — druk op deze knop om [KALIBRATIE] in zowel menu
ADMIN als menu GEBRUIKER weer te laten geven
yADMIN — druk op deze knop om [KALIBRATIE] alleen in menu ADMIN
weer te laten geven
REGISTRATIE yGEBRUIKER — druk op deze knop om [REGISTRATIE] in zowel menu
ADMIN als menu GEBRUIKER weer te laten geven
yADMIN — druk op deze knop om [REGISTRATIE] alleen in menu
ADMIN weer te laten geven
Naam item Omschrijving
KOPIËREN Druk op deze knop om te kalibreren voor kopieertaken.
AFDRUKKEN Druk op deze knop om te kalibreren voor afdruktaken.
600 dpi AFDRUKKEN Druk op deze toets om te kalibreren voor afdruktaken in 600 dpi.
1200 dpi AFDRUKKEN Druk op deze toets om te kalibreren voor afdruktaken in 1200 dpi.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 61
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2
Selecteer de gewenste papiersoort en druk op [OK].
Afhankelijk van de instellingen in het multifunctionele systeem kan het scherm om de papiersoort te
selecteren niet getoond worden. Ga in dat geval door naar de volgende stap.
3
Selecteer de instellingen voor kalibratie.
4
Voor kleurenmodellen, plaats de afgedrukte grafiek met de bedrukte kant naar beneden
en met de twee zwarte rechthoekjes naar links op de glasplaat.
Voor monochrome modellen, plaats de afgedrukte grafiek met de bedrukte kant naar
beneden en met de zwarte rechthoek naar links op de glasplaat.
5
Druk op toets [START] op het bedieningspaneel.
De kalibratie wordt gestart. Gebruik het apparaat niet tot het bericht “Bezig met scannen en kalibreren”
is verdwenen.
Als de grafiek niet correct geplaatst is, wordt het bericht “Plaats kaart correct” weergegeven op het
aanraakscherm. In dit geval gaat u terug naar stap 3 en herplaatst u de grafiek.
De soepelheid van het afdrukken wijzigen
Het is mogelijk het niveau van de regeldichtheid voor afbeeldingen bij het afdrukken om te schakelen.
Deze instelling is van toepassing voor afdruktaken met 600 dpi. Stel deze in op resp. kleuren- of zwart/
witafdrukken.
Na het wijzigen van de instelling wordt scherm BEVESTIGING weergegeven, dat vraagt of er wel of niet
een kalibratie uitgevoerd moet worden. Kies naar behoefte voor [OK] of [ANNULEREN].
Naam item Omschrijving
STANDAARD Druk op deze knop om de standaardinstellingen voor kalibratie te herstellen
en terug te keren naar het voorgaande scherm.
KALIBRATIE Druk op deze knop om te kalibreren met de afgedrukte grafiek. Ga in dat
geval door naar de volgende stap.
Naam item Omschrijving
HOOG Druk op deze knop om af te drukken met het normale niveau voor
regeldichtheid.
LAAG Druk op deze knop om af te drukken met het lagere niveau voor
regeldichtheid dan het normale niveau.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
62 ALGEMEEN
Instellen van de registratie
Wanneer kleuren verkeerd geregistreerd worden, kan de positie van elke kleur uitgelijnd worden.
Druk in scherm REGISTRATIE op [JA] om het registreren te starten.
Deze knop is niet voor alle modellen beschikbaar.
Het toestaan van registreren door niet alleen beheerders maar ook gebruikers wordt ingesteld onder
DISPLAY NIVEAU.
Raadpleeg voor instructies over het wijzigen van het weergaveniveau de volgende pagina:
P.60 “Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau”
Instellen van de statusmelding
Ere kan een statusbericht weergegeven worden onderin het aanraakscherm, wat informeert over bepaalde
gebeurtenissen zoals papier leeg en toner laag.
Druk op [AAN] of [UIT] voor elke statusmelding en druk op [OK].
Statusbericht “BERICHT GEEN PAPIER LINKERLADE ” geldt alleen voor modellen waarbij ook de extra
grote papierinvoer geïnstalleerd is.
Instellen van de automatische wisfunctie
U kunt instellen hoeveel tijd het multifunctionele systeem wacht tot de voorgaande bewerking die niet
afgerond is op het bedieningspaneel gewist wordt.
Druk op de gewenste tijdsperiode (in seconden). Indien u de automatische wisfunctie wilt uitschakelen, drukt
u op [GEEN LIMIET].
Wanneer [GEEN LIMIET] ingesteld wordt, wordt het bedieningspaneel niet gewist in enige modus,
waaronder de schermen GEBRUIKERSFUNCTIES, TAAKSTATUS en TEMPLATE.
Beheer van de optielicenties
U kunt productinformatie, zoals het licentie-ID voor bepaalde opties, bekijken. U kunt deze opties ook, indien
nodig, installeren op het multifunctionele systeem.
P.63 “Bekijken van de productinformatie”
P.63 “Installeren van een optie”
Zorg er bij het installeren voor dat u de instructies van de servicetechnicus volgt.
Naam item Omschrijving
BERICHT TONER BIJNA
LEEG
Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer linksonderin het
scherm wanneer de toner in een tonercartridge op raakt.
BERICHT PAPIER LEEG Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer linksonderin het
scherm wanneer er geen papier in een lade aanwezig is.
BERICHT PAPIER
LINKERLADE BIJNA OP
Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer linksonderin het
scherm wanneer er geen papier in de linkerlade van het extra grote
papierinvoer aanwezig is.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 63
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Bekijken van de productinformatie
1
Selecteer om scherm LICENTIE BEHEER de optie waarvan u de productinformatie wilt
bekijken en druk op [DETAILS].
Het scherm LICENTIEGEGEVENS wordt weergegeven.
2
Druk nadat u de productinformatie heeft bevestigd op [SLUITEN].
Vervolgens keert u terug naar het scherm LICENTIE BEHEER.
De volgende informatie wordt weergegeven.
yProductnaam: naam van de optie
yLicentie-ID: de licentie-ID
yDatum: de datum en tijd waarop de optie werd geïnstalleerd
Installeren van een optie
1
Druk in scherm LICENTIE BEHEER op [INSTALLEER].
Het scherm LICENTIE-INSTALLATIE wordt weergegeven.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
64 ALGEMEEN
2
Sluit uw USB-opslagapparaat aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
Het scherm EEN BESTAND SELECTEREN wordt weergegeven.
Raadpleeg voor de plaats van de USB-poort op het apparaat de Verkorte installatie handleiding
“Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
3
Selecteer de optie die u wilt installeren en druk vervolgens op [INSTALLEER].
Het scherm voor BEVESTIGEN van de installatie wordt weergegeven.
4
Druk op [JA].
De installatie wordt gestart.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-
opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de
gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 65
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
5
Druk als de installatie voltooid is op [OK].
De optie die zojuist geïnstalleerd is, wordt weergegeven in scherm LICENTIE BEHEER.
Als de installatie mislukt, dan verschijnt het bericht "De installatie is mislukt. Wilt u het opnieuw
proberen?” in scherm ATTENTIE. Druk in dit geval op [JA] om de installatie opnieuw uit te voeren.
6
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele
systeem.
Als de installatie voltooid is, dan moet het apparaat opnieuw worden opgestart. Als het bericht “Start
het apparaat opnieuw op” op het aanraakscherm verschijnt, schakel het apparaat dan uit en zet het
vervolgens weer aan met de [POWER]-toets op het bedieningspaneel.
Toevoegen of verwijderen van weergavetalen
U kunt nieuwe talen toevoegen voor gebruik in het aanraakscherm en kunt u ook de talen verwijderen die u
niet langer nodig heeft. Ook kunt u vanuit dit menu de standaardtaal die wordt gebruikt in het aanraakscherm
vervangen door een andere taal.
P.66 “Toevoegen van een taal”
P.68 “Verwijderen van een taal”
P.69 “Instellen van de standaardtaal”
yDe volgende talen zijn standaard geïnstalleerd op het apparaat.
* Alleen initieel geïnstalleerd wanneer de harde schijf in het multifunctionele systeem is geïnstalleerd.
yAls u een taal toevoegt, sla het gewenste taalpakket dan van tevoren op in de hoofdmap van uw USB-
opslagapparaat.
yNeem voor meer informatie over de talen die kunnen worden toegevoegd contact op met uw
servicetechnicus.
Engels (VS) Engels (UK) Duits Frans Spaans
Italiaans Deens*Fins*Noors*Zweeds*
Nederlands*Pools*Russisch*Japans Vereenvoudigd
Chinees
Traditioneel
Chinees Turks*
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
66 ALGEMEEN
Toevoegen van een taal
1
Druk in scherm TALEN op [INSTALLEER].
Het scherm INSTALLATIE LOKALISATIEPAKKET wordt weergegeven.
2
Sluit uw USB-opslagapparaat, waarop het taalpakket is opgeslagen, aan op de USB-
poort van het apparaat en druk op [OK].
Het scherm EEN BESTAND SELECTEREN wordt weergegeven.
Raadpleeg voor de plaats van de USB-poort op het apparaat de Verkorte installatie handleiding
“Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
3
Selecteer het taalpakket dat u wilt installeren en druk op [INSTALLEER].
Het scherm voor BEVESTIGEN van de installatie wordt weergegeven.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 67
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
4
Druk op [JA].
De installatie wordt gestart.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-
opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de
gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
5
Druk als de installatie voltooid is op [OK].
Vervolgens keert u terug naar het menu ALGEMEEN (2/2).
Als de installatie mislukt, verschijnt bericht "Installatie mislukt" in scherm ATTENTIE. Druk in dit
geval op [SLUITEN] en voer de procedure opnieuw uit.
6
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele
systeem.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
68 ALGEMEEN
Verwijderen van een taal
1
Selecteer in scherm TALEN het taalpakket dat u wilt verwijderen en druk op
[VERWIJDER].
Het verwijderingsbevestigingsscherm wordt weergegeven.
De taalpakketten voor Engels (VS), Engels (UK) en het standaardtaalpakket kunnen niet worden
verwijderd.
2
Druk op [JA].
Als het taalpakket verwijderd is, dan wordt teruggekeerd naar het scherm TALEN.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 69
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de standaardtaal
1
Selecteer in scherm TALEN de taal die u als standaardtaal wilt en druk op [STD
INSTELL.].
Naast de geselecteerde standaardtaal verschijnt een vinkje .
2
Druk op [OK].
De instelling is voltooid en u keert terug naar het vorige scherm.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
70 ALGEMEEN
Bijwerken van uw systeem
U kunt bestanden installeren voor het bijwerken van het systeem van het multifunctionele systeem.
Wanneer de harde schijf niet in het multifunctionele systeem is geïnstalleerd, kunt u de geïnstalleerde
systeemsoftware en de versie ervan bevestigen, maar u kunt het systeem van het systeem echter niet
bijwerken.
yNeem voor het verkrijgen van de bestanden voor bijwerken contact op met uw servicetechnicus.
ySla voor het uitvoeren van deze bewerking de bestanden voor bijwerken op in de hoofdmap van uw
USB-opslagapparaat.
1
Druk op [SYS. UPDATES] in menuscherm ALGEMEEN (2/2).
Het scherm SYSTEEMUPDATES wordt weergegeven en u kunt de huidige geïnstalleerde software en
de respectieve versies bekijken.
2
Druk op [INSTALLEER].
Er verschijnt een bericht dat u het USB-opslagapparaat moet aansluiten.
3
Sluit uw USB-opslagapparaat, waarop de bestanden voor het bijwerken van het
systeem zijn opgeslagen, aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
Het scherm USB-LIJST wordt weergegeven.
Raadpleeg voor de plaats van de USB-poort op het apparaat de Verkorte installatie handleiding
“Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 71
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
4
Selecteer het gewenste bestand en druk op [OK].
Het scherm SYSTEEMUPDATES wordt weergegeven.
5
Selecteer het bestand dat u wilt installeren en druk vervolgens op [INSTALLEER].
Het scherm voor BEVESTIGEN van de installatie wordt weergegeven.
6
Druk op [JA].
De installatie wordt gestart.
yOntkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-
opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de
gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
yAls u in het bovenstaande scherm op [JA] drukt terwijl taken worden uitgevoerd, verschijnt
bericht “Proces kan niet worden uitgevoerd terwijl een taak of een beheerdersfunctie wordt
uitgevoerd.” in scherm ATTENTIE. Druk in dit geval op [SLUITEN], wacht tot de taak is voltooid
en voer de bewerking vervolgens opnieuw uit.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
72 ALGEMEEN
7
Koppel het USB-opslagapparaat, als de installatie voltooid is, los van de USB-poort van
het apparaat en druk op [OK] om het apparaat opnieuw op te starten.
Uw systeem is nu bijgewerkt. Wanneer het bijwerken afgerond is, wordt het apparaat automatisch
opnieuw opgestart.
Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden
U kunt duplicaatbestanden van de gegevens voor instellingen en gebruikers creëren door de kloonfunctie te
gebruiken. Deze bestanden kunnen ook op andere apparatuur uit dezelfde serie van multifunctionele
systemen geïnstalleerd worden. Deze functie is nuttig wanneer u dezelfde instellingen op meerdere machines
wilt toepassen.
P.72 “Installeren van de duplicaatgegevens”
P.76 “Aanmaken van duplicaatbestanden”
De duplicaatbestanden zijn compatibel met modellen uit dezelfde MFP-serie, maar niet met andere series.
Sla voor het installeren van de duplicaatgegevens de bijbehorende bestanden eerst op in de hoofdmap
van uw USB-opslagapparaat.
Voor gegevens over de kloonfunctie neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger.
Installeren van de duplicaatgegevens
1
Druk in scherm KLONEN op [INSTALLATIE VAN KLOONGEGEVENS].
Het scherm INSTALLATIE VAN KLOONGEGEVENS wordt weergegeven.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 73
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2
Sluit uw USB-opslagapparaat, waarop de duplicaatbestanden zijn opgeslagen, aan op
de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
Het scherm EEN BESTAND SELECTEREN wordt weergegeven.
Raadpleeg voor de plaats van de USB-poort op het apparaat de Verkorte installatie handleiding
“Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
3
Selecteer het bestand dat u wilt installeren en druk vervolgens op [INSTALLEER].
Het scherm KLOONBESTAND OPENEN wordt weergegeven.
Er kan per bewerking één bestand worden geselecteerd.
4
Bevestig de bestandsnaam en de bestandsinhoud en druk op [INSTALLEER].
Het scherm VERZOEK OM WACHTWOORD wordt weergegeven.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
74 ALGEMEEN
5
Druk op [WACHTWOORD].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
6
Voer het wachtwoord in en druk op [OK].
Hierdoor gaat u terug naar het scherm VERZOEK OM WACHTWOORD.
Het ingevoerde wachtwoord wordt weergegeven met sterretjes (*).
7
Druk op [OK].
Het scherm voor BEVESTIGEN van de installatie wordt weergegeven.
8
Druk op [JA].
De installatie wordt gestart.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-
opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de
gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 75
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
9
Koppel het USB-opslagapparaat, als de installatie voltooid is, los van de USB-poort van
het apparaat en druk op [OK] om het apparaat opnieuw op te starten.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
76 ALGEMEEN
Aanmaken van duplicaatbestanden
1
Druk in scherm KLONEN op [KLOONBESTAND MAKEN].
Het scherm KLOONBESTAND MAKEN wordt weergegeven.
2
Sluit uw USB-opslagapparaat aan en selecteer de gegevens die u wilt dupliceren. Druk
vervolgens op [OPSLAAN].
Het scherm OPSLAAN ALS wordt weergegeven.
yRaadpleeg voor de plaats van de USB-poort op het apparaat de Verkorte installatie
handleiding “Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
yAls u niet wilt dupliceren, druk dan op de toets voor de gegevenscategorie om de markering te
verwijderen.
yDruk op [DETAILS] om te bevestigen welke gegevens gedupliceerd zijn.
Gegevenscategorie Te dupliceren gegevens
Beveiliging Beveiligd verwijderen, authenticatie
Standaardinstelling Algemeen, Kopiëren, Scannen, Faxen, iFaxen, ontvangen fax/
internetfax doorsturen, E-mailen, Opslaan als bestand, Printer,
Kennisgeving, Loginstellingen, EWB-instellingen
Gebruikersbeheer Gebruiker, Groep, Functie, Quota, Afdelingscode, Mijn menu met
Sjabloon/Adresboek
Netwerk-/Afdrukservice Netwerkinstellingen, Afdrukservice, Draadloos LAN, Mapservice
Adresboek Adresboek
Adresboek + Template +
Mailboxen
Adresboek, Template, Mailboxen
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 77
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
3
Geef de bestandsnaam op, stel het wachtwoord in en sla het bestand vervolgens op.
1) Druk op [Best.naam] om de bestandsnaam in te voeren.
Geef een bestandsnaam in van tot 128 alfanumerieke tekens.
2) Druk op [WACHTWOORD] om het wachtwoord in te voeren.
3) Druk op [HERH. WACHTW.] om het wachtwoord nogmaals in te voeren.
4) Druk op [OPSLAAN].
Het aanmaken van de duplicaatbestanden wordt gestart.
Wanneer u op [Best.naam], [WACHTWOORD] of [HERH. WACHTW.] drukt, wordt het
schermtoetsenbord weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-
opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de
gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
4
Druk als het aanmaken van de duplicaatbestanden voltooid is op [OK].
Hierdoor gaat u terug naar het scherm KLONEN.
yAls het aanmaken van de duplicaatbestanden mislukt, verschijnt bericht “Het opslaan van het
bestand is mislukt.” in scherm ATTENTIE. Druk in dit geval op [SLUITEN] en voer de procedure
opnieuw uit.
yAls het geheugen van uw USB-opslagapparaat vol raakt tijdens het opslaan van de
duplicaatbestanden, dan verschijnt het bericht “USB-medium is vol. Verwissel USB-medium.” in
het scherm ATTENTIE. Vervang in dit geval het USB-opslagapparaat door een ander en voer de
procedure opnieuw uit.
5
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele
systeem.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
78 ALGEMEEN
Instellen van de schermkalibratie
Het is mogelijk de positie van elke knop aan te passen wanneer het juist indrukken van de knoppen op het
aanraakscherm moeilijk wordt.
In het kalibratiescherm voor het paneel wordt het midden van het +-teken aangeraakt met een stylus door het
bericht dat op het aanraakpaneel wordt getoond, te volgen.
Wanneer de schermkalibratie voltooid is, wordt menu ALGEMEEN (2/2) weergegeven.
Terwijl de schermkalibratie uitgevoerd wordt, kunnen geen andere bewerkingen uitgevoerd worden op het
aanraakscherm. Als de voorklep van het apparaat tijdens de schermkalibratie geopend wordt en er
verschijnen instructies voor het vervangen van de tonercartridges, sluit dan de voorklep en voltooi de
schermkalibratie voordat verdergegaan wordt met het vervangen van tonercartridges.
Exporteren van logs
Het is mogelijk logs van elke bewerking die in de LOGlijst weergegeven worden, (AFDRUKKEN/ZENDEN/
ONTVANGEN/SCAN) in scherm TAAKSTATUS te exporteren naar een USB-opslagapparaat.
1
Sluit uw USB-opslagapparaat aan op de USB-poort van het apparaat.
Raadpleeg voor de plaats van de USB-poort op het apparaat de Verkorte installatie handleiding
“Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 79
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2
Start het exporteren van de loggegevens.
1) Selecteer de indeling voor het logbestand, CSV of XML.
2) Selecteer het te exporteren type log.
3) Druk op [OPSLAAN] om het exporteren te starten.
Er kan per bewerking één type log worden geselecteerd.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-
opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de
gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
3
Druk als het exporteren voltooid is op [OK].
4
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele
systeem.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
80 ALGEMEEN
Instellen overslaan taken
Het is mogelijk een kopieer- of afdruktaak die om enige reden mislukt is, over te slaan en door te gaan met
andere taken.
[BEDIENING TAAK OVERSLAAN] wordt alleen weergegeven wanneer de harde schijf in het
multifunctionele systeem geïnstalleerd is.
Raadpleeg voor instructies over het oplossen van de oorzaak van de overgeslagen taak de
Kopieerhandleiding "Hoofdstuk 7: TAAKSTATUS BEVESTIGEN" en Printing Guide "Chapter 5:
MANAGING PRINT JOBS FROM THE CONTROL PANEL".
Naam item Omschrijving
BEDIENING TAAK
OVERSLAAN
yAAN — druk op deze knop om de functie in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 81
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
De indeling van het toetsenbord wijzigen
Het is mogelijk de indeling van het toetsenbord op scherm te vervangen door een andere.
Kies in scherm TOETSENBORD-LAYOUT de gewenste lay-out en druk op [OK].
Vervolgens keert u terug naar het menu ALGEMEEN (2/2).
De indeling van het toetsenbord wordt als volgt gewijzigd:
yWanneer [QWERTY] geselecteerd is:
yWanneer [QWERTZ] geselecteerd is:
yWanneer [AZERTY] geselecteerd is:
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
82 ALGEMEEN
Reinigen van de hoofdladers en de LED-printkoppen
Het is mogelijk de hoofdladers en de LED-printkoppen te reinigen. Als de hoofdladers of de LED printkoppen
vuil zijn, kan het gekopieerde of afgedrukte beeld ongelijk zijn of witte strepen in horizontale richting vertonen.
Reinigen gebeurt door de instructies die op het scherm weergegeven worden, te volgen. Nadat het reinigen
volgens de procedure voltooid is, kan op [GEREED] op het scherm gedrukt worden.
Deze knop is niet voor alle modellen beschikbaar.
De teller voor notificatie voor timing van het reinigen wordt niet gewist als niet op [GEREED] gedrukt wordt.
Instellen van de pop-upberichten
U kunt instellen of er wel of niet een bericht weergegeven moet worden om de gebruiker te vragen de
instellingen voor papiergrootte en papiersoort te wijzigen wanneer een lade geopend en weer gesloten wordt,
of er wel of niet een bericht weergegeven moet worden om de gebruiker te vragen of men door wil gaan met
kopiëren of afdrukken na het afhandelen van een papierstoring en of er wel of niet een bericht weergegeven
moet worden betreffende de hoeveelheid papier die in een lade geplaatst kan worden.
Druk op [AAN] of [UIT] voor elke optie en druk op [OK].
Naam item Omschrijving
PAPIERLADE Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer waarin de gebruiker
gevraagd wordt of hij of zij de instellingen voor papiergrootte en papiersoort
wil wijzigen als een lade geopend en dan weer gesloten wordt.
HERSTELLEN
PAPIERSTORING
Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer waarin de gebruiker
gevraagd wordt of hij of zij wil doorgaan met de taak die uitgevoerd werd op
het moment dat de papierstoring zich voordeed.
INSTELLEN DIK PAPIER Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer over de hoeveelheid
papier die in een lade geplaatst kan worden. Dit bericht wordt weergegeven
wanneer de dikte ingesteld wordt op [DIK 1] voor een lade met een verschil
in capaciteit voor normaal papier en papier met instelling dik 1 (106 tot
163 g/m2) en deze lade geopend en dan weer gesloten wordt (alleen voor
de volgende modellen).
ye-STUDIO2550C-serie
ye-STUDIO2551C-serie
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
ALGEMEEN 83
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de ADF ruisvermindering
U kunt de scan ruisvermindering instellen voor originelen die gescand worden met de automatische
dubbelzijdige documententoevoer bij het kopiëren of scannen. Gebruik deze functie om opvallend
scannerruis te reduceren als gevolg van vervuiling bij het kopiëren of scannen.
Instellen van het interval zelftest
U kunt het interval voor de zelftest instellen om het beeldkwaliteitsniveau van dit apparaat te behouden.
Als [LANGER] of [LANGSTE] is ingesteld, kan een verkeerde registratie van kleuren plaatsvinden. Voer de
registratie uit als dit gebeurt.
P.62 “Instellen van de registratie”
Instellen van de optie
U kunt kiezen of het perforeren van tabbladen al dan niet ingeschakeld moet worden.
Druk op [AAN] om het perforeren van tabbladen in te schakelen en druk op [OK].
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de perforatie-eenheid in de volgende modellen geïnstalleerd is.
Voor de e-STUDIO857-serie en e-STUDIO856-serie
Instellen van de afdruk donkerheid
U kunt de afdruk donkerheid instellen. Deze functie is alleen beschikbaar voor e-STUDIO307LP.
Naam item Omschrijving
KOPIËREN yGEEN — selecteer deze optie om de ruisonderdrukking uit te schakelen
bij het kopiëren.
yLAAG, MATIG, HOOG — selecteer deze optie om de ruisonderdrukking
te gebruiken bij het kopiëren. Fijne lijnen andere dan scannerruis
kunnen vaag worden als u het ruisonderdrukkingsniveau hoger instelt.
SCANNEN yGEEN — selecteer deze optie om de ruisonderdrukking uit te schakelen
bij het scannen.
yLAAG, MATIG, HOOG — selecteer deze optie om de ruisonderdrukking
te gebruiken bij het scannen. Fijne lijnen andere dan scannerruis
kunnen vaag worden als u het ruisonderdrukkingsniveau hoger instelt.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
84 NETWERK
NETWERK
Het is mogelijk diverse netwerkfuncties in te stellen.
Raadpleeg voor instructies over hoe menu NETWERK weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
yBij het uitvoeren van netwerkinstellingen is het verplicht om na het wijzigen van de instellingen op
[TOEPASSEN] te drukken om de netwerkkaart te initialiseren. Nadat op [TOEPASSEN] is gedrukt,
wordt na enkele seconden links onderin het scherm “NETWERK WORDT GEÏNITIALISEERD”
weergegeven. Hoe lang het duurt voor dit bericht verschijnt, hangt af van de instelling.
Dit bericht verschijnt wanneer het instellen is afgerond.
yWanneer “NETWERK WORDT GEÏNITIALISEERD” wordt weergegeven, kunnen de toetsen
[NETWORK], [BEVEILIGING], [DRAADLOOS], [802.1X-INSTELLINGEN], [FABRIEK INST.], [KLOK] en
[KLONEN] niet worden ingedrukt. Voer de bewerkingen met deze toetsen uit nadat het bericht is
verdwenen.
y P.85 “Instellen van het TCP/IP-
protocol (IPv4)”
y P.98 “Instellen van de HTTP-netwerkservice”
y P.86 “Instellen van het TCP/IP-
protocol (IPv6)”
y P.99 “Instellen van de ethernetsnelheid”
y P.94 “Instellen van het IPX/SPX-
protocol
y P.100 “Instellen van de LDAP-services, filterfuncties
en link-down detectie”
y P.95 “Instellen van de NetWare-
instellingen”
y P.101 “Instellen van IPsec (IP-beveiliging)”
y P.96 “Instellen van het SMB-protocol” y P.102 “Controleren van het netwerk”
y P.97 “Instellen van het AppleTalk-
protocol
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
NETWERK 85
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van het TCP/IP-protocol (IPv4)
U kunt het TCP/IP-protocol instellen dat gewoonlijk wordt gebruikt voor de meeste netwerksystemen. Bij
gebruik van webgebaseerde hulpmiddelen als TopAccess en e-Filing, of netwerkfuncties van het
multifunctionele systeem zoals afdrukken, scannen of internetfasen via het netwerk is het verplicht het TCP/
IP-protocol in te stellen.
In de instellingsbewerking voor TCP/IP kunt u de adresseringsmodus selecteren en het IP-adres,
subnetmasker en de default gateway toewijzen (bij handmatig toewijzen).
Hoe het TCP/IP-protocol ingesteld moet worden, hangt af van de netwerkomgeving.
Naam item Omschrijving
ADRES MODUS yDYNAMISCH (wanneer TCP/IP wordt ingesteld door Automatische IP-
adressering of een DHCP-server)
Selecteer [DYNAMISCH] wanneer u de TCP/IP-instellingen die aan het apparaat
toegewezen moeten worden, niet weet. Als [DYNAMISCH] is geselecteerd en het
netwerk DCHP ondersteunt, zullen het IP-adres, het subnetmasker, de default
gateway, het primaire WINS-serveradres, het secundaire WINS-serveradres, het
POP3-serveradres en het SMTP-serveradres verkregen worden via de DHCP-
server. Als DHCP niet ondersteund wordt, wordt een geschikt IP-adres aan de
apparatuur toegewezen door functie automatische IP-adressering. Het is echter
mogelijk dat de automatische IP-adressering niet goed werkt wanneer er een
router in het netwerk is geplaatst.
yGEEN AUTO IP (wanneer TCP/IP is ingesteld met alleen de DHCP-server)
Selecteer [GEEN AUTO IP] wanneer het multifunctionele systeem aangesloten is
op een LAN met een DCHP-server en u de TCP/IP-instellingen niet in wilt stellen
met functie automatische IP-adressering maar alleen met DHCP. Wanneer [GEEN
AUTO IP] is geselecteerd, zullen het IP-adres, het subnetmasker, de default
gateway, het primaire WINS-serveradres, het secundaire WINS-serveradres, het
POP3-serveradres en het SMTP-serveradres worden verkregen via de DHCP-
server en zal de automatische IP-adresseringsmodus uitgeschakeld zijn.
ySTATISCH (wanneer er verbonden wordt naar een LAN met statische IP-
adressen)
Selecteer [STATISCH] en geef een IP-adres in bij verbinding met een LAN waar
statische IP-adressen gebruikt worden. Voer ook het subnetmasker en de default
gateway in, zoals vereist.
IP-ADRES
SUBNETMASKER
GATEWAY
Druk op [IP ADRES] en voer het IP-adres van dit apparaat in met behulp van de
digitale toetsen.
Voer het subnetmasker en de default gateway naar wens in.
Gebruik de pijltjestoetsen om van actief venster te wisselen.
Dit item is alleen ingeschakeld wanneer voor [ADRES MODUS] [STATISCH]
geselecteerd is.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
86 NETWERK
Instellen van het TCP/IP-protocol (IPv6)
U kunt het TCP/IP v6-protocol instellen.
Bij het instellen van IPv6 is het mogelijk het IPv6-protocol voor het apparaat in of uit te schakelen en het
IPv6-adres bijvoorbeeld in te stellen door de toewijzingsmodus te kiezen.
Hoe het IPv6-adres wordt verkregen, hangt af van de toewijzingsmodus die u selecteert.
yWanneer [HANDMATIG] geselecteerd is:
U wijst het IPv6-adres, het prefix en de default gateway handmatig toe. In deze modus is het mogelijk één
IPv6-adres te registreren.
P.87 “Handmatige instelling van het IPv6-protocol”
yWanneer [STATELESS] geselecteerd is:
Het IPv6-adres wordt automatisch verkregen van de DHCPv6-server en -routers. In deze modus is het
mogelijk tot 9 IPv6-adressen te registreren.
P.89 “Automatisch instellen van het IPv6-protocol (in een 'stateless' netwerkomgeving)”
Er kunnen tot zeven IPv6-adressen worden verkregen van routers. Eén IPv6-adres kan worden
verkregen van de DHCPv6-server. En er wordt automatisch een link-local-adres gegenereerd.
yWanneer [STATEFUL] geselecteerd is:
Het IPv6-adres wordt automatisch verkregen van de DHCPv6-server. In deze modus is het mogelijk één
IPv6-adres te registreren.
P.92 “Automatisch instellen van het IPv6-protocol (in een 'stateful' netwerkomgeving)”
Als Duplicate Address Detection (DAD) dubbele addressen detecteert, wordt het bericht
“IPv6-ADRESCONFLICT” weergegeven op het aanraakscherm.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
NETWERK 87
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Handmatige instelling van het IPv6-protocol
1
Open het IPv6-scherm, geef de volgende items naar wens in en druk op .
yHet link-local-adres kan niet gebruikt worden om netwerkplekken door een router te verbinden.
y[AAN] en [UIT] voor het LLMNR-protocol zijn beschikbaar wanneer u [AAN] selecteert voor het
IPv6-protocol.
Naam item Omschrijving
IPv6-protocol yAAN — druk op deze knop om het IPv6-protocol in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om het IPv6-protocol uit te schakelen.
LLMNR yAAN — druk op [AAN] om het LLMNR-protocol (Linklocal Multicast Name
Resolution) in te schakelen.
yUIT — druk op [UIT] om het LLMNR-protocol uit te schakelen.
ADRES MODUS Selecteer [HANDM.] voor de IPv6-toewijzingsmodus.
Link Local Address Het in IPv6 gebruikte unieke adres wordt weergegeven.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
88 NETWERK
2
Specificeer de volgende items naar wens en druk op .
Wanneer u op [IP-adres], [PREFIX] of [GATEWAY] drukt, wordt het schermtoetsenbord
weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
3
Bevestig de instellingen en druk op [OK].
U keert terug naar het NETWERK-menu.
Naam item Omschrijving
DHCP
INSCHAKELEN
(OPTIES)
Selecteer of de optionele informatie wel of niet gebruikt moet worden
(IPv6-adres voor de DNS-server enz.) in plaats van het IPv6-adres voor de
apparatuur die door de DHCPv6 wordt uitgegeven.
yAAN — druk op deze knop om de optionele informatie in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om de optionele informatie uit te schakelen.
IP-adres Druk op deze knop om een IPv6-adres toe te wezen aan het apparaat.
PREFIX Druk op deze toets om het prefix voor het IPv6-adres toe te wijzen.
GATEWAY Druk op deze toets om de default gateway toe te wijzen.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
NETWERK 89
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Automatisch instellen van het IPv6-protocol (in een 'stateless' netwerkomgeving)
1
Open het IPv6-scherm, geef de volgende items naar wens in en druk op .
yHet link-local-adres kan niet gebruikt worden om netwerkplekken door een router te verbinden.
y[AAN] en [UIT] voor het LLMNR-protocol zijn beschikbaar wanneer u [AAN] selecteert voor het
IPv6-protocol.
Naam item Omschrijving
IPv6-protocol yAAN — druk op deze knop om het IPv6-protocol in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om het IPv6-protocol uit te schakelen.
LLMNR yAAN — druk op [AAN] om het LLMNR-protocol (Linklocal Multicast Name
Resolution) in te schakelen.
yUIT — druk op [UIT] om het LLMNR-protocol uit te schakelen.
ADRES MODUS Selecteer [STATELESS] voor de IPv6-toewijzingsmodus.
Link Local Address Het in IPv6 gebruikte unieke adres wordt weergegeven.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
90 NETWERK
2
Specificeer de volgende items naar wens en druk op .
Wanneer u [AAN] selecteert voor de optie [DHCP INSCHAKELEN (IP-adres)], wordt [UIT]
automatisch ingesteld voor de optie [DHCP INSCHAKELEN (OPTIES)].
Naam item Omschrijving
DHCP
INSCHAKELEN
(IP-adres)
yAAN — druk op deze knop om het IPv6-adres te gebruiken dat door de
DHVPv6-server uitgegeven wordt.
yUIT — druk op deze knop om het IPv6-adres dat door de DHVPv6-server
uitgegeven wordt, uit te schakelen.
DHCP
INSCHAKELEN
(OPTIES)
yAAN — druk op deze knop om de optionele informatie te gebruiken
(IPv6-adres voor de DNS-server enz.) in plaats van het IPv6-adres voor de
apparatuur die door de DHCPv6 wordt uitgegeven.
yUIT — druk op deze knop om de optionele informatie, anders dan het
IPv6-adres voor de apparatuur zoals uitgegeven door de DHCPv6-server,
niet te gebruiken.
FQDN-optie yAAN — druk op deze knop om een FQDN (Fully Qualified Domain Name)
toe te wijzen met de DNS-server.
yUIT — druk op deze knop om geen FQDN toe te wijzen met de DNS-server.
FQDN-
bijwerkmethode
yCLIENT — druk op deze knop om de DNS-server van het apparaat bij te
werken.
ySERVER — druk op deze knop om de DNS-server vanaf de
DHCPv6-server bij te werken.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
NETWERK 91
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
3
Bevestig de instellingen en druk op .
De van routers verkregen IPv6-adressen worden weergegeven. Er kunnen tot zeven IPv6-adressen
worden bewaard.
Wanneer dit apparaat een router-aankondiging (RA) van een router ontvangt, waarvan de M flag-
configuratie "0" is, is de DHCPv6-functie uitgeschakeld. Als u de M flag-configuratie van een router-
aankondiging (RA) wijzigt van "0" in "1", start het apparaat dan opnieuw op met de [POWER]-knop
op het bedieningspaneel om de DHCPv6-functie in te schakelen.
4
Bevestig de instellingen en druk op [OK].
U keert terug naar het NETWERK-menu.
De van de DHCPv6-server verkregen IPv6-adressen worden weergegeven.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
92 NETWERK
Automatisch instellen van het IPv6-protocol (in een 'stateful' netwerkomgeving)
1
Open het IPv6-scherm, geef de volgende items naar wens in en druk op .
yHet link-local-adres kan niet gebruikt worden om netwerkplekken door een router te verbinden.
y[AAN] en [UIT] voor het LLMNR-protocol zijn beschikbaar wanneer u [AAN] selecteert voor het
IPv6-protocol.
Naam item Omschrijving
IPv6-protocol yAAN — druk op deze knop om het IPv6-protocol in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om het IPv6-protocol uit te schakelen.
LLMNR yAAN — druk op [AAN] om het LLMNR-protocol (Linklocal Multicast Name
Resolution) in te schakelen.
yUIT — druk op [UIT] om het LLMNR-protocol uit te schakelen.
ADRES MODUS Selecteer [STATEFUL] voor de IPv6-toewijzingsmodus.
Link Local Address Het in IPv6 gebruikte unieke adres wordt weergegeven.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
NETWERK 93
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2
Specificeer de volgende items naar wens en druk op .
[DHCP INSCHAKELEN (IP-adres)] en [DHCP INSCHAKELEN (OPTIES)] kunnen niet allebei
uitgeschakeld zijn.
3
Bevestig de instellingen en druk op [OK].
U keert terug naar het NETWERK-menu.
De van de DHCPv6-server verkregen IPv6-adressen worden weergegeven.
Naam item Omschrijving
DHCP
INSCHAKELEN
(IP-adres)
yAAN — druk op deze knop om het IPv6-adres te gebruiken dat door de
DHVPv6-server uitgegeven wordt.
yUIT — druk op deze knop om het IPv6-adres dat door de DHVPv6-server
uitgegeven wordt, uit te schakelen.
DHCP
INSCHAKELEN
(OPTIES)
yAAN — druk op deze knop om de optionele informatie te gebruiken
(IPv6-adres voor de DNS-server enz.) in plaats van het IPv6-adres voor de
apparatuur die door de DHCPv6 wordt uitgegeven.
yUIT — druk op deze knop om de optionele informatie, anders dan het
IPv6-adres voor de apparatuur zoals uitgegeven door de DHCPv6-server,
niet te gebruiken.
FQDN-optie yAAN — druk op deze knop om een FQDN (Fully Qualified Domain Name)
toe te wijzen met de DNS-server.
yUIT — druk op deze knop om geen FQDN toe te wijzen met de DNS-server.
FQDN-
bijwerkmethode
yCLIENT — druk op deze knop om de DNS-server van het apparaat bij te
werken.
ySERVER — druk op deze knop om de DNS-server vanaf de
DHCPv6-server bij te werken.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
94 NETWERK
Instellen van het IPX/SPX-protocol
U kunt het IPX/SPX-protocol op dit apparaat instellen. Het IPX/SPX-protocol wordt meestal gebruikt om te
communiceren met de NetWare-bestandsserver via het netwerk.
Naam item Omschrijving
IPX/SPX AAN yAAN — druk op deze knop om het IPX/SPX-protocol in het apparaat te gebruiken.
yUIT — druk op deze toets om IPX-SPX-protocol uit te schakelen.
FRAME TYPE druk op [AUTO] om het juiste frametype automatisch te detecteren, of druk op een
toets voor een specifiek frametype. Als u niet weet welk frametype moet worden
gebruikt, selecteer dan [AUTO].
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
NETWERK 95
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de NetWare-instellingen
U kunt de te verbinden NetWare-configuratie instellen.
Deze optie moet worden ingesteld wanneer u de NetWare-bestandsserver gebruikt voor afdrukken met
Novell.
yWanneer u op [CONTEXT], [TREE] of [NAAM BESTANDSSERVER] drukt, wordt het toetsenbord op
scherm weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
yU kunt de bindery- en de NDS-modus tegelijk inschakelen.
Naam item Omschrijving
Netware
INSCHAKELEN
yAAN — druk op deze knop om het NetWare-protocol in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om het NetWare-protocol uit te schakelen.
BINDERY
INSCHAKELEN
yAAN — druk op deze knop om communicatie met de NetWare-bestandsserver in
binderymodus in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om communicatie met de NetWare-bestandsserver in
binderymodus uit te schakelen.
NDS
INSCHAKELEN
yAAN — druk op deze knop om communicatie met de NetWare-bestandsserver in
NDS-modus in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om communicatie met de NetWare-bestandsserver in
NDS-modus uit te schakelen.
CONTEXT Druk op deze toets om de NDS-context in te voeren waar de NetWare-afdrukserver
voor dit apparaat zich bevindt. Deze moet worden ingevoerd wanneer u de NetWare-
bestandsserver in de NDS-modus verbindt.
TREE Druk op deze toets om de NDS-tree in te voeren. Deze moet worden ingevoerd
wanneer u de NetWare-bestandsserver in de NDS-modus verbindt.
NAAM BESTANDS-
SERVER
Druk op deze toets om de naam van de Netware-bestandsserver in te voeren. Het is
aan te bevelen om deze naam in te voeren wanneer u de NetWare-bestandsserver in
bindery-modus verbindt.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
96 NETWERK
Instellen van het SMB-protocol
Het is mogelijk de SMB-netwerkeigenschappen in te stellen om toegang tot dit apparaat en SMB-afdrukken
vanaf een Microsoft Windows-netwerk in te schakelen. Het inschakelen van SMB maakt het mogelijk de
service voor het delen van bestanden in te schakelen, naast het afdrukken via SMB. Daarnaast moet het
WINS-serveradres worden ingegeven als de WINS-server gebruikt wordt voor het toestaan van delen van
bestanden en printers over segmenten, zodat het apparaat vanuit de verschillende segmenten zichtbaar is.
Naam item Omschrijving
SMB-PROTOCOL yAAN — druk op deze knop om het SMB-protocol in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om het SMB-protocol uit te schakelen.
Als u [AAN] selecteert, selecteer dan de functie die u wilt uitschakelen bij
[BEPERKING].
BEPERKING Selecteer of de functie voor delen van printers of bestanden moet worden
uitgeschakeld. U kunt één van de volgende opties selecteren:
yNONE — druk op deze knop wanneer noch het delen van printers noch het delen
van bestanden beperkt moeten worden. Zowel afdrukken met SMB als
bestandsdeling met behulp van SMB zijn ingeschakeld.
yPRINT SHARE — druk op deze toets om afdrukken via SMB uit te schakelen.
yFILE SHARE — druk op deze knop om de service voor het delen van bestanden
via SMB uit te schakelen. (Niet te kiezen wanneer de harde schijf niet in het
multifunctionele systeem is geïnstalleerd)
NetBIOS-NAAM Druk op deze knop om de naam in te geven waaronder het apparaat in het Windows-
netwerk weergegeven zal worden. De NetBIOS-naam wordt standaard ingesteld op
"MFP<serienummer netwerkkaart>".
INLOGGEN Geeft de Windows-netwerkomgeving weer waarbij het apparaat ingelogd is. Er wordt
“Werkgroep” weergegeven als het apparaat aangemeld is bij een werkgroepnetwerk
en “Domein” als het apparaat aangemeld is bij een domeinnetwerk. "Werkgroep" of
"Domein" kunnen alleen worden gespecificeerd vanuit TopAccess. Raadpleeg voor
instructies over het installeren van het certificaat de TopAccess Guide “Chapter 8:
[Administration] Tab Page”.
WINS PRIMARY Druk op deze knop om het IP-adres van de primaire WINS-server in te stellen met de
digitale toetsen. Het IP-adres van de primaire WINS-server is nodig wanneer u
toegang tot dit apparaat vanaf een ander subnet via de NetBIOS-naam toe wilt staan
en de NetBIOS-naam en de werkgroepnaam van het apparaat opgelost worden met
de WINS-server.
Gebruik de pijltjestoetsen om van actief venster te wisselen.
WINS SECOND. Druk op deze knop om het IP-adres van de secundaire WINS-server in te stellen met
de digitale toetsen. Geef het IP-adres van de secundaire WINS-server in als dit nodig
is bij gebruik van WINS-servers om de NetBIOS-naam en werkgroepnaam van het
apparaat op te lossen. De secundaire WINS-server wordt gebruikt wanneer de
primaire WINS-server onbeschikbaar is.
Gebruik de pijltjestoetsen om van actief venster te wisselen.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
NETWERK 97
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Wanneer u op [NetBIOS-NAAM] drukt, wordt het schermtoetsenbord weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
yWanneer u [UIT] selecteert voor optie [SMB-PROTOCOL] of [FILE SHARE] voor optie [BEPERKING],
zal functie Opslaan als bestand naar MFP Local worden uitgeschakeld.
yAls het multifunctionele systeem is geconfigureerd voor aanmelden op het domein in de SMB-sessie
van TopAccess (beheerdersmodus), maar “Werkgroep” wordt weergegeven, dan is aanmelden op het
domeinnetwerk mislukt. Controleer in dat geval of de Windows Server en de instellingen van
TopAccess voor de SMB-sessie correct zijn.
yAls “Domein” ingesteld wordt als instelling voor aanmelden in de SMB-sessie van TopAccess
(beheerdersmodus), en het apparaat daarna INgeschakeld wordt of op [TOEPASSEN] wordt gedrukt
na het wijzigen van de netwerkinstellingen van het apparaat, zal het apparaat zich aanmelden bij het
Windows domeinnetwerk.
yEr kunnen alleen alfanumerieke tekens en “-” ingevoerd worden voor [NetBIOS-NAAM].
yVoer voor [WINS PRIMARY] of [WINS SECOND.] geen IP-adres in dat begint met “0” (bijv.
“0.10.10.10”), “127” (bijv. “127.10.10.10”) of “224” (bijv. “224.10.10.10”). Als u een dergelijk adres
invoert, kan het apparaat niet communiceren met de WINS-server.
yAls u “0.0.0.0” invoert voor [WINS PRIMARY] en [WINS SECOND.], zal dit apparaat de WINS-server
niet gebruiken.
yWanneer [DYNAMISCH] of [GEEN AUTO IP] is geselecteerd voor [ADRESMODUS] in de TCP/IP-
instellingen, kan dit apparaat het IP-adres voor [WINS PRIMARY] en [WINS SECOND.] verkrijgen van
de DHCP-server.
Instellen van het AppleTalk-protocol
Het AppleTalk-protocol moet ingeschakeld en juist ingesteld zijn om afdrukken met AppleTalk vanaf een
Macintosh-computer in te schakelen.
Wanneer u op [APPARAATNAAM] of [DESIRED ZONE] drukt, wordt het toetsenbord op scherm
weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
Naam item Omschrijving
APPLETALK
INSCHAKELEN
yAAN — druk op deze knop om het AppleTalk-protocol in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om het AppleTalk-protocol uit te schakelen.
APPARAATNAAM Druk op deze toets om de naam van het apparaat in te voeren.
DESIRED ZONE Druk op deze knop om de zonenaam voor AppleTalk in te geven. Als uw AppleTalk-
netwerk niet geconfigureerd is met een zone, geeft dan de standaard zonenaam "*"
in.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
98 NETWERK
Instellen van de HTTP-netwerkservice
Met deze functie kunt u de HTTP-netwerkserverservice in- of uitschakelen die de webgebaseerde
toepassingen voor het apparaat levert, zoals TopAccess en e-FILING.
Wanneer op [PRIMARY PORT NUM.] of [SECOND. PORT NUM.] wordt gedrukt, wordt het toetsenbord op
scherm weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het numerieke toetsenpaneel op scherm de volgende pagina:
P.163 “Numeriek toetsenpaneel op scherm”
Naam item Omschrijving
HTTP-SERVER
INSCHAKELEN
yAAN — druk op deze knop om de HTTP-netwerkserverservice in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om de HTTP-netwerkserverservice uit te schakelen.
Deze optie moet ingeschakeld zijn voor de TopAccess en e-FILING
internettoepassing.
SSL
INSCHAKELEN
Kies of er al dan niet SSL (Secure Sockets Layer) gebruikt moet worden.
yAAN — druk op deze knop om de gegevens die tussen het apparaat en
clientcomputers uitgewisseld worden, te coderen met een privésleutel als
resultaat van het gebruik van TopAccess of webtoepassing e-Filing.
yUIT — druk op deze toets om encryptie uit te schakelen.
PRIMARY PORT
NUM.
Druk op deze knop om het nummer van de primair te gebruiken poort in te geven
voor het ontvangen van HTTP-toegang van andere clients. Normaal wordt standaard
poortnummer “80” gebruikt.
SECOND. PORT
NUM.
Druk op deze toets om het secundair te gebruiken poortnummer in te geven voor
toegang tot TopAccess en de e-FILING-webtoepassing. Normaal wordt standaard
poortnummer “8080” gebruikt.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
NETWERK 99
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van de ethernetsnelheid
Het is mogelijk de ethernetsnelheid aan te geven.
yDe opties variëren, afhankelijk van het model.
ySommige modellen hebben [AUTO] terwijl anderen over opties [AUTO (-100MB)] en [AUTO
(-1000MB)] beschikken. Als u de snelheid van het netwerk waarmee het apparaat verbonden is niet
kent, selecteer dan [AUTO] of, afhankelijk van het model, [AUTO (-100MB)] of [AUTO (-1000MB)] in
plaats van een knop met een specifieke snelheid en modus.
yWanneer ETHERNET is ingesteld op [AUTO (-1000MB)], [1000BASE FULL] of [1000BASE], zullen de
volgende modellen niet naar super-slaapmodus schakelen, zelfs wanneer in scherm SLAAP/
SUPERSLAAP [INSCHAKELEN] geselecteerd is.
- e-STUDIO456-serie
- e-STUDIO856-serie
- e-STUDIO306LP
yDe huidige ethernetsnelheid wordt boven de knoppen weergegeven. Wanneer er geen links
gedetecteerd worden, zal “Link niet gedetecteerd” weergegeven worden.
ySchakel het apparaat uit en weer in als het netwerk niet stabiel is.
Naam item Omschrijving
ETHERNET SPEED
DUPLEX MODE
Selecteer de gewenste combinatie van communicatiesnelheid en
overdrachtsmethode.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
100 NETWERK
Instellen van de LDAP-services, filterfuncties en link-down detectie
U kunt de LDAP-directoryservice inschakelen, waardoor het apparaat in de LDAP-server naar
contactpersonen kan zoeken om de geadresseerden te specificeren voor internetfax- en faxverzendingen en
scannen naar e-mail-opdrachten. Daarnaast kan de LDAP-server ook gebruikt worden om te zoeken naar
contactpersonen bij het creëren van sjablonen met TopAccess, of een contactpersoon in het adresboek.
Via dit instelmenu kunt u ook selecteren of u de IP/MAC-adresfilterfuncties en de link-down detectiefunctie wilt
gebruiken.
Om de LDAP-directoryservice toe te voegen, moet u gebruik maken van TopAccess. Raadpleeg voor
instructies over het installeren van de directoryservice de TopAccess Guide “Chapter 8:
[Administration] Tab Page”.
yAls de LDAP-netwerkservice uitgeschakeld is, zal het niet mogelijk zijn het e-mailadres van de
afzender vanaf de LDAP-server te verkrijgen tijdens de gebruikersverificatie voor scannen naar e-mail
voor het verzenden van een e-mail.
yAls dit apparaat niet met het netwerk is verbonden, schakel dan de link-down detectie uit.
Naam item Omschrijving
LDAP INSCHAKELEN yAAN — druk op deze knop om de LDAP-netwerkserverservice in te
schakelen.
yUIT — druk op deze knop om de LDAP-netwerkserverservice uit te
schakelen.
IP FILTERING yAAN — druk op deze knop om IP filtering in te schakelen.
yUIT — druk op deze toets om IP filtering uit te schakelen.
MAC-
ADRESFILTERING
yAAN — druk op deze knop om MAC adresfiltering in te schakelen.
yUIT — druk op deze toets om MAC adresfiltering uit te schakelen.
DETECTIE LINK DOWN yAAN — druk op deze knop om de link-down detectie in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om de link-down detectie uit te schakelen.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
NETWERK 101
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
Instellen van IPsec (IP-beveiliging)
Wanneer de IPsec-enabler geïnstalleerd is, wordt het mogelijk communicatie te coderen met IPsec
(IP-beveiligingsprotocol).
In de IP-beveiligingsinstellingen kunnen de volgende bewerkingen uitgevoerd worden.
yDe huidige IPsec-beleidsnaam bekijken
yInschakelen / Uitschakelen van IPsec-communicatie
yIPsec-sessie 'flushen' of resetten
Instellingen die vereist zijn voor IPsec, zoals invoer van IPsec-beleid, kunnen worden uitgevoerd met
TopAccess. Voor meer informatie, zie de TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”.
[IPsec] is alleen beschikbaar wanneer functie IPsec-enabler wordt gebruikt.
Naam item Omschrijving
BELEIDSNAAM FQDN-bijwerkmethodeDe naam van het huidig toegepaste IPsec-beleid wordt
weergegeven.
AAN Druk op deze toets om IPsec-communicatie in te schakelen.
UIT Druk op deze toets om IPsec-communicatie uit te schakelen.
VERBINDINGEN Druk op deze knop om de huidige IPsec-sessie te wissen (flushen) en een nieuwe
sessie te beginnen wanneer de nu voor IPsec-communicatie gebruikte sleutel
gelekt is of als er een overtreding van de beveiliging vastgesteld is.
FABRIEK INST. Druk op deze toets om de standaardinstellingen voor de IPsec-instellingen te
herstellen. Wanneer u op deze knop drukt, wordt een bevestigingsbericht
weergegeven.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
102 NETWERK
Controleren van het netwerk
Er zijn twee functies beschikbaar voor het controleren van de netwerkstatus: ping en traceroute.
Met de ping-functie is het mogelijk de verbindingsstatus tussen dit apparaat en de servers op het netwerk te
controleren. En functie traceroute maakt het mogelijk het netwerkpad naar de gewenste server te bekijken en
te controleren.
1
Selecteer in scherm NETWERK CHECK de server die u wilt controleren en druk op
[ping] of [TRACEROUTE].
Het controleresultaat wordt weergegeven.
Er zijn twee manieren om de server te selecteren die u wilt controleren.
Om de gewenste server te selecteren uit de serverlijst die op het aanraakscherm
weergegeven wordt:
Controleerbare servers en ondersteunde protocols zijn de volgende.
- Primaire DNS-server (IPv4/IPv6)
- Secundaire DNS-server (IPv4/IPv6)
- Primaire WINS-server (IPv4)
- Secundaire WINS-server (IPv4)
- SMTP-server (IPv4/IPv6)
- POP3-server (IPv4/IPv6)
- Primaire SNTP-server (IPv4/IPv6)
- Secundaire SNTP-server (IPv4/IPv6)
- LDAP-server 1
- LDAP-server 2
- LDAP-server 3
- LDAP-server 4
- LDAP-server 5
- Remote server 1
- Remote server 2
Om de gewenste server handmatig aan te wijzen:
Voer de servernaam, het IPv4-adres of het IPv6-adres handmatig in. Wanneer u op veld
Handmatige invoer drukt, wordt het toetsenbord op scherm weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
Wanneer u een WINS-naam ingevoerd hebt voor het netwerkpad van de server op afstand 1/2 in
instelling “Opslaan als bestand” in TopAccess, kan de netwerkcontrolefunctie voor die servers niet
worden uitgevoerd door ze in de serverlijst te selecteren. Wijs in dat geval het IP-adres van de
server op afstand 1/2 handmatig aan om de netwerkcontrolefunctie uit te voeren.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
NETWERK 103
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2
Controleer de resultaten. Wanneer u klaar bent, drukt u op [SLUITEN].
Als u ping uitgevoerd hebt:
Als u traceroute uitgevoerd hebt:
Wanneer het ping/traceroute-commando een server niet kan bereiken, wordt het IP-adres
weergegeven voor het controleresultaat voor de server. Als het commando het om een of andere
reden niet kan bereiken, wordt de hostnaam weergegeven in plaats van het IP-adres.
Hierdoor gaat u terug naar het scherm NETWERK CHECK.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
104 KOPIËREN
KOPIËREN
U kunt het systeemgedrag voor kopieertaken wijzigen, zoals het maximale aantal kopieën, de automatische
dubbelzijdige modus en de prioriteit voor sorteermodus.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm KOPIËREN weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
Het scherm is opgebouwd uit meerdere pagina's. Druk op of om achteruit en/of vooruit te bladeren
door de pagina's.
Scherm KOPIËREN (1/3)
*1 Afhankelijk van het model kan het zijn dat deze optie niet beschikbaar is.
Scherm KOPIËREN (2/3)
Naam item Omschrijving
MAX. KOPIEËN Kies uit knoppen [9999]*1, [999], [99], en [9] de knop voor het gewenste maximale
aantal toegestane kopieën.
AUTOM. 2-ZIJDIG Druk op de knop voor de kopieerinstellingen voor tweezijdig kopiëren (alleen
beschikbaar wanneer de automatische duplexeenheid geïnstalleerd is) die
standaard van toepassing is voor originelen die in de Automatische dubbelzijdige
documententoevoer geplaatst worden.
yUIT — druk op deze knop om de tweezijdige modus in te stellen op [1->1
ENKELZIJDIG].
y1->2 DUBBELZIJDIG — druk op deze knop om de tweezijdige modus in te
stellen op [1->2 DUBBELZIJDIG].
y2->2 DUBBELZIJDIG — druk op deze knop om de tweezijdige modus in te
stellen op [2->2 DUBBELZIJDIG].
yGEBR. — druk op deze knop om automatisch het scherm voor selectie van
tweezijdige modus te tonen wanneer er originelen in de Automatische
dubbelzijdige documententoevoer geplaatst worden.
PRIORITEIT
SORTEERMODUS
Selecteer de standaard sorteermodus voor kopieertaken. Als [NIETEN] wordt
geselecteerd, wordt het uitgevoerde papier standaard geniet in de
linkerbovenhoek. Om kopieën te nieten, moet de afwerkeenheid geïnstalleerd
zijn.
Naam item Omschrijving
AUTOMATISCH
WISSELEN VAN
PAPIERLADE
Deze optie maakt het mogelijk aan te geven of de functie voor het automatisch
wisselen van papierlade, ook wanneer de papierbron voor een kopieertaak
handmatig is ingegeven, in te schakelen.
Als [AAN] geselecteerd wordt, zal het apparaat papier van hetzelfde formaat uit
een andere lade toevoeren wanneer de aangegeven lade tijdens een kopieertaak
leeg zou raken.
Wanneer voor een lade ATTRIBUUT anders is ingesteld dan op [GEEN], valt
het papier dat in deze lade geplaatst is buiten de scope van de functie
Automatisch wisselen van papiermagazijn.
Raadpleeg voor instructies over hoe u een attribuut van een lade controleert
en/of wijzigt de volgende pagina:
P.19 “LADE”
PAPIER UIT
VERSCHILLENDE
RICHTING*
Als [AAN] geselecteerd wordt, zal het apparaat papier van hetzelfde formaat met
een andere richting uit een andere lade toevoeren wanneer de aangegeven lade
tijdens een kopieertaak leeg zou raken.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
KOPIËREN 105
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
* Papiertoevoer wanneer de lade tijdens een kopieertaak leeg raakt is als volgt:
Dit is een voorbeeld van wanneer de lade die het papier invoert automatisch verwisseld wordt terwijl gegevens gekopieerd worden op
A4-papier.
Scherm KOPIËREN (3/3)
PRINTEN
PAUZEREN BIJ
LEGE NIETER
Deze optie maakt het mogelijk te kiezen of er gestopt moet worden met afdrukken
wanneer de nieter tijdens het nieten in een andere dan rughechtingsmodus leeg
raakt.
yAAN — druk op deze knop om te stoppen met afdrukken.
yUIT — druk op deze knop om door te gaan met afdrukken zonder te nieten.
Als de nietmachine leeg is in de rughechtmodus, dan wordt het afdrukken
beëindigd.
STANDAARD-
MODUS VAN AUTO
KLEUR
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Het maakt het mogelijk de initiële
modus voor modus Auto kleurenkopie aan te geven.
Opties Papierinvoer
AUTOMATISCH
WISSELEN VAN
PAPIERLADE
PAPIER UIT
VERSCHILLENDE
RICHTING
Met automatische
papierselectie (APS) Met handmatig
aangegeven lade
AAN AAN Er wordt A4- en A4-R-
papier ingevoerd. Er wordt A4- en A4-R-
papier ingevoerd.
AAN UIT Er wordt A4-papier
ingevoerd. Er wordt A4-papier
ingevoerd.
UIT AAN −−
UIT UIT −−
Naam item Omschrijving
AUTO
UITVOERWISSEL
(CASCADE
AFDRUK)
yAAN — druk op deze knop om door te gaan met afdrukken door automatisch
van uitvoerlade te wisselen wanneer de originele uitvoerlade vol raakt.
yUIT — druk op deze knop om te stoppen met afdrukken wanneer de
uitvoerlade vol raakt.
PAUZEREN BIJ
VOLLE AFVALBAK
PERFORATIE
yAAN — druk op deze knop om door te gaan met afdrukken zonder te
perforeren als de afvalbak van de perforatie-eenheid vol raakt.
yUIT — druk op deze knop om te stoppen met afdrukken als de afvalbak van de
perforatie-eenheid vol raakt.
BUITENKANT
WISSEN
ORIGINEEL
yAAN — druk op deze knop om functie buitenkant wissen origineel in te
schakelen.
yUIT — druk op deze knop om functie buitenkant wissen origineel uit te
schakelen.
Naam item Omschrijving
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
106 FAXEN
FAXEN
Als de Faxeenheid en de 2de lijn voor de Faxeenheid niet geïnstalleerd zijn, zullen alleen [NEGEREN] en
[VERKLEIND] beschikbaar zijn voor [RX AFDR.]. Raadpleeg voor gegevens over andere faxmenu's de
Operator's Manual for FAX Unit "Chapter 6: SETTING ITEMS".
yAls de Faxeenheid niet geïnstalleerd is, worden opties in dit menu toegepast op
internetfaxverzendingen.
yAfhankelijk van het model is [FAX] alleen beschikbaar wanneer de scannerkit en/of de printer-/
scannerkit geïnstalleerd zijn.
yRaadpleeg voor instructies over hoe scherm FAX weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
Instellen van de opties negeren en verkleind afdrukken voor RX print
Het is mogelijk afdrukinstellingen voor het afdrukken van per internetfax ontvangen originelen in te stellen.
Er zijn twee beschikbare afdrukinstellingen: gedeeltelijk afdrukken en verkleind afdrukken.
NEGEREN: AAN, UIT
yAAN — wanneer originelen tot 10 mm groter zijn dan het afdrukgebied, dan wordt het deel van de
originelen dat het afdrukgebied overschrijdt, genegeerd.
yUIT — het ontvangen origineel wordt afgedrukt op twee vellen papier als de lengte ervan het afdrukgebied
van het papier overschrijdt.
* Neem voor meer informatie over negeren/gedeeltelijk afdrukken contact op met uw
onderhoudstechnicus.
VERKLEINEN: AAN, UIT
yAAN — als het ontvangen origineel langer is dan het registratiepapier, zal het verticaal worden verkleind
tot 90% om op het registratiepapier te passen.
yUIT — het ontvangen origineel wordt afgedrukt op twee vellen papier als de lengte ervan het afdrukgebied
van het registratiepapier overschrijdt.
1
Druk in scherm FAX op [PRINTER].
Het scherm VERZEND PRINT wordt weergegeven.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
FAXEN 107
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2
Druk zoals vereist op [AAN] of [UIT] voor [AFDR LIMIET] en [VERKLEINEN] en druk op
[OK].
De geregistreerde opties kunnen worden bevestigd in de FUNCTIELIJST.
P.171 “FUNCTIELIJST (Beheerder)”
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
108 BESTAND
BESTAND
Het is mogelijk automatisch bestanden te wissen die opgeslagen zijn door de bewerking Scannen naar
bestand. Gebruik dit menu om de onderhoudsfunctie in te stellen en periodiek bestanden te wissen die
opgeslagen zijn in de lokale opslag om ervoor te zorgen dat er voldoende harde schijfruimte beschikbaar is.
Het menu wordt niet weergegeven wanneer er geen harde schijf in het multifunctionele systeem
geïnstalleerd is.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm ONDERHOUD weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
1
Schakel in scherm ONDERHOUD de onderhoudsfunctie voor opslag in en voltooi de
instelling.
1) Druk op [AAN].
2) Voer met behulp van de digitale toetsen het aantal dagen in dat het systeem de bestanden bewaart
voordat ze worden verwijderd.
U kunt 1 tot 99 dagen invoeren. Druk om de waarde te corrigeren op de toets [WISSEN] op het
bedieningspaneel om de invoerwaarde te verwijderen en het aantal dagen opnieuw in te voeren.
3) Druk op [OK] om de instellingen op te slaan.
Wanneer u op [UIT] drukt, druk dan op [OK] om de instellingen op te slaan.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
E-MAIL 109
E-MAIL
Met dit menu is het mogelijk onderstaande opties in te stellen.
Afhankelijk van het model is [E-MAIL] alleen beschikbaar wanneer de scannerkit en/of de printer-/
scannerkit geïnstalleerd zijn.
yE-mailberichteigenschappen
Geeft de gegevens van de e-mailberichten die verzonden zijn door de bewerking Scannen naar e-mail
aan.
U kunt de volgende opties instellen:
-ADRES
- NAAM
-ONDERWERP
-BERICHT
yFragmentatie Scannen naar e-mail
U kunt een taak voor Scannen naar e-mail opgedeeld in fragmenten van een gespecificeerde grootte
verzenden. Deze optie kan overdrachtsfouten veroorzaakt door netwerkverkeerproblemen, verminderen.
yBerichttekst e-mail verzenden
U kunt aangeven of de berichttekst al of niet verzonden moet worden.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm E-MAIL weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
Naam item Omschrijving
ADRES Druk op deze toets om het e-mailadres van het apparaat in te voeren.
NAAM Druk op deze toets om de naam van het apparaat in te voeren.
ONDERWERP Druk op deze toets om het standaard-e-mailonderwerp in te stellen. Met een druk op
deze knop wordt scherm ONDERWERP weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over dit scherm “Bewerkingen in scherm
ONDERWERP” hieronder.
/ — druk op deze knop om de datum en tijd toe te voegen aan het onderwerp
van de e-mail.
— druk op deze knop om geen datum en tijd toe te voegen aan het onderwerp
van de e-mail.
/ — druk hierop om bewerken van het onderwerp van de e-mail in te schakelen.
— druk hierop om bewerken van het onderwerp van de e-mail uit te schakelen.
BERICHT Druk op deze knop om een standaard berichttekst in te voeren.
GEDEELTE VAN
BERICHT (KB)
Selecteer de gewenste fragmentgrootte uit de vervolgkeuzelijst. Druk op [NEE] om
het fragmenteren uit te schakelen.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
110 E-MAIL
Om Scannen naar e-mail in te schakelen, moet u een e-mailadres invoeren in het veld [ADRES].
Wanneer u op één van de toetsen ([ADRES], [NAAM] of [BERICHT] drukt, dan wordt het toetsenbord op
scherm weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
Bewerkingen in scherm ONDERWERP
Selecteer of het standaardonderwerp of een eigen onderwerp gebruikt moet worden en druk op [OK].
Als u op [OK] drukt, keert u terug naar het scherm E-MAIL.
BERICHTTEKST
VERZENDEN
yAAN — druk op deze toets om de berichttekst te verzenden.
yUIT — druk op deze toets om de berichttekst niet te verzenden.
Naam item Omschrijving
STD ONDERWERP Druk op deze knop om het in de fabriek ingestelde standaard onderwerp te
gebruiken.
AANG.
ONDERWERP
Druk op deze knop om een eigen onderwerp aan te geven. Wanneer u op deze toets
drukt, wordt het schermtoetsenbord weergegeven. Voer een onderwerp in met het
toetsenbord op het scherm en druk op [OK] om het ingevoerde vast te leggen. Er
kunnen tot 128 tekens ingevoerd worden. U kunt ook de digitale toetsen op het
bedieningspaneel gebruiken om de nummers in te voeren.
Naam item Omschrijving
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
INTERNETFAX 111
INTERNETFAX
Met dit menu is het mogelijk onderstaande opties in te stellen.
Afhankelijk van het model is [INTERNETFAX] alleen beschikbaar wanneer de scannerkit en/of de printer-/
scannerkit geïnstalleerd zijn.
yInternetfaxberichteigenschappen
Geeft de gegevens van berichten die door internetfaxoverdracht verzonden zijn.
U kunt de volgende opties instellen:
-ADRES
- NAAM
-BERICHT
yFragmentatie internetfax
U kunt de internetfaxopdracht opgedeeld in fragmenten van een gespecificeerde grootte verzenden. Deze
optie kan overdrachtsfouten veroorzaakt door netwerkverkeerproblemen, verminderen.
yBerichttekst internetfax verzenden
U kunt aangeven of de berichttekst al of niet verzonden moet worden.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm INTERNETFAX weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
Om Internetfax in te schakelen, moet er een e-mailadres ingevoerd zijn in veld [ADRES AFZENDER].
Wanneer u op één van de toetsen ([ADRES], [NAAM] of [BERICHT] drukt, dan wordt het toetsenbord op
scherm weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
Naam item Omschrijving
ADRES Druk op deze toets om het e-mailadres van het apparaat in te voeren.
NAAM Druk op deze toets om de naam van het apparaat in te voeren.
BERICHT Druk op deze knop om de berichttekst in te voeren.
FRAGMENT PAGE
SIZE (KB)
Selecteer de gewenste fragmentpaginagrootte uit de vervolgkeuzelijst. Druk op [NEE]
om het fragmenteren uit te schakelen.
BERICHTTEKST
VERZENDEN
yAAN — druk op deze toets om de berichttekst te verzenden.
yUIT — druk op deze toets om de berichttekst niet te verzenden.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
112 BEVEILIGING
BEVEILIGING
Via dit menu kunt u de volgende procedures uitvoeren:
y P.112 “Beheer van certificaten”
y P.117 “Instellen van beveiligde PDF-bestanden”
y P.120 “Uitvoeren van de integriteitscontrole”
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm BEVEILIGING weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
Beheer van certificaten
Het is mogelijk apparaatcertificaten en CA-certificaten te importeren en apparaatcertificaten te exporteren.
P.112 “Een certificaat importeren”
P.115 “Exporteren van het apparaatcertificaat”
Als u certificaten in het apparaat importeert, sla de bestanden die u wilt importeren dan van tevoren op in
de hoofdmap van uw USB-opslagapparaat.
Een certificaat importeren
1
Druk in scherm BEVEILIGING op [CERTIFICAATBEHEER].
Het scherm CERTIFICAATBEHEER wordt weergegeven.
2
Druk op [IMPORTEREN].
Het scherm CERTIFICAAT IMPORTEREN wordt weergegeven.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
BEVEILIGING 113
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
3
Druk op [APPARAAT-CERTIFIC.] of [CA-CERTIFICAAT].
Er verschijnt een bericht dat u het USB-opslagapparaat moet aansluiten.
Als [CA-CERTIFICAAT] geselecteerd is, wordt scherm CA-CERTIFICAAT weergegeven.
Kies de gewenste coderingsmethode: [PEM] of [DER].
4
Sluit uw USB-opslagapparaat, waarop de certificaten zijn opgeslagen, aan op de USB-
poort van het apparaat en druk op [OK].
Het scherm voor het selecteren van een bestand wordt weergegeven.
Raadpleeg voor de plaats van de USB-poort op het apparaat de Verkorte installatie handleiding
“Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
114 BEVEILIGING
5
Selecteer het certificaat dat u wilt importeren en druk vervolgens op [OK].
yAls de bestandsextensie “.pfx” of “.p12” is, dan verschijnt het scherm WACHTWOORD VEREIST.
Ga naar de volgende stap.
yAls de bestandsextensie anders is dan hierboven vermeld, dan start het importeren van het
certificaat.
Ga verder naar stap 9.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-
opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de
gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
6
Druk op [WACHTWOORD].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
7
Voer het wachtwoord in en druk op [OK].
yHet ingevoerde wachtwoord wordt weergegeven met sterretjes (*).
yHierdoor gaat u terug naar het scherm WACHTWOORD VEREIST.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
BEVEILIGING 115
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
8
Druk op [OK].
Het importeren van het certificaat wordt gestart.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-
opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de
gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
9
Druk als het importeren van het certificaat voltooid is op [OK].
Hierdoor gaat u terug naar het scherm BEVEILIGING.
10
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele
systeem.
Exporteren van het apparaatcertificaat
De bestandsindeling van het geëxporteerde apparaatcertificaat is PEM (.crt).
1
Druk in scherm BEVEILIGING op [CERTIFICAATBEHEER].
Het scherm CERTIFICAATBEHEER wordt weergegeven.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
116 BEVEILIGING
2
Druk op [EXPORTEREN].
Er verschijnt een bericht dat u het USB-opslagapparaat moet aansluiten.
3
Sluit uw USB-opslagapparaat aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
Het scherm CERTIFICAAT EXPORTEREN wordt weergegeven.
Raadpleeg voor de plaats van de USB-poort op het apparaat de Verkorte installatie handleiding
“Hoofdstuk 1: VOORBEREIDINGEN”.
4
Druk op [APPARAAT-CERTIFIC.].
Het exporteren van het certificaat wordt gestart.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-
opslagapparaat tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de
gegevens op het opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
BEVEILIGING 117
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
5
Druk als het exporteren voltooid is op [OK].
Hierdoor gaat u terug naar het scherm BEVEILIGING.
6
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele
systeem.
Instellen van beveiligde PDF-bestanden
Het is mogelijk standaard waarden in te stellen voor de encryptie die toegepast wordt bij het genereren van
een beveiligd PDF-bestand uit gegevens die op het apparaat gescand zijn. Het is ook mogelijk de
geforceerde encryptiemodus in of uit te schakelen.
Deze beveiligingsinstellingen worden toegepast "Scannen naar bestand of USB"- en "Scannen naar
e-mail"- taken.
1
Druk in scherm BEVEILIGING op [BEVEILIGDE PDF].
Het scherm BEVEILIGDE PDF wordt weergegeven.
2
Geef de standaardwaarden die toegepast moeten worden bij het genereren van een
beveiligde PDF in en druk op [OK].
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
118 BEVEILIGING
Wanneer u op één van de toetsen ([GEBR. WACHTWOORD] of [ADMIN. WACHTWOORD]) drukt,
wordt het toetsenbord op scherm weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
yEr moeten verschillende wachtwoorden worden ingesteld voor [GEBR. WACHTWOORD] en
[ADMIN. WACHTWOORD].
yVoer 1 tot 32 alfanumerieke tekens in voor het [GEBR. WACHTWOORD] en [ADMIN.
WACHTWOORD]. Het ingevoerde wachtwoord wordt weergegeven met sterretjes (*).
yWanneer het vergrendelingssymbool naast het veld [GEBR. WACHTWOORD] gemarkeerd is
( ), dan kan een gebruiker het wachtwoord niet wijzigen.
yWanneer het vergrendelingssymbool naast het veld [ADMIN. WACHTWOORD] gemarkeerd is
( ), dan kan een gebruiker het coderingsniveau of de machtigingen niet wijzigen.
yDit multifunctionele systeem ondersteunt alleen ASCII-tekens voor een wachtwoord voor de
gecodeerde PDF-bestanden. Als dus andere tekens dan ASCII-tekens werden gebruikt voor de
gebruikersnaam en wanneer [GEBR. AUTHENTICATIE CODE ALS WACHTW.] is geselecteerd,
dan kunnen de gecodeerde PDF-bestanden niet worden geopend doordat het wachtwoord
onjuist wordt.
yAls [UITNEMEN] of [TOEGANG] geselecteerd wordt of niet langer geselecteerd is als [40bit
RC4] geselecteerd wordt, zijn beide opties overeenkomstig ingeschakeld of uitgeschakeld.
Naam item Omschrijving
GEBR.
WACHTWOORD
Druk op deze toets om een wachtwoord in te voeren dat vereist is om een
beveiligd PDF-bestand te openen. Er is geen basisgebruikerswachtwoord
ingesteld.
GEBR.
AUTHENTICATIE
CODE ALS
WACHTW.
yAAN — druk op deze knop om de gebruikersnaam voor
gebruikersverificatie als wachtwoord in te stellen.
yUIT — druk op deze knop om het gebruikerswachtwoord dat hierboven
onder [GEBR. WACHTWOORD] is ingegeven te gebruiken in plaats van de
gebruikersnaam voor gebruikersverificatie.
ADMIN.
WACHTWOORD
Druk op deze toets om een wachtwoord in te voeren dat vereist is om de
beveiligingsinstellingen van een beveiligd PDF-bestand te wijzigen. Er is geen
basisbeheerderswachtwoord ingesteld.
CODERINGS-
NIVEAU
Kies een encryptieniveau voor de beveiligde PDF-bestanden.
y128bit AES — druk op deze knop om een encryptieniveau in te stellen dat
compatibel is met Acrobat 7.0, PDF V1.6.
y128bit RC4 — druk op deze knop om een encryptieniveau in te stellen dat
compatibel is met Acrobat 5.0, PDF V1.4.
y40bit RC4 — druk op deze knop om een encryptieniveau in te stellen dat
compatibel is met Acrobat 3.0, PDF V1.1.
ENCRYPTIE
FORCEREN
yAAN — druk op deze knop om alleen uitvoer van gegevens toe te staan die
door dit apparaat als beveiligde PDF-bestanden zijn gescand.
yUIT — druk op deze knop om andere bestandsindelingen toe te staan
(zoals JPEG en TIFF).
INSTELLING Selecteer de machtigingen voor een beveiligd PDF-bestand.
yAFDRUKKEN — druk op deze knop om afdrukken toe te staan.
yWIJZIG — druk op deze knop om wijzigen van het document toe te staan.
yUITNEMEN — druk op deze knop om kopiëren en extraheren van inhoud
toe te staan.
yTOEGANG druk op deze knop om extraheren van inhoud voor
toegankelijkheid toe te staan.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
BEVEILIGING 119
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
yWanneer u [AAN] selecteert voor modus "geforceerde encryptie" is het uitvoeren van andere
bestandsindelingen (JPEG, TIFF, enz.) dan beveiligde PDF verboden. Bovendien zullen de
volgende Scannen naar bestand-bewerkingen die het beveiligde PDF-formaat niet kunnen
genereren, niet beschikbaar zijn.
Kopiëren & bestand Fax & bestand
Internetfax & bestand Netwerkfax & bestand
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
120 BEVEILIGING
Uitvoeren van de integriteitscontrole
Via dit menu kunt u de volgende procedures voor integriteitscontrole uitvoeren:
y[MINIMUM]
Als [MINIMUM] wordt geselecteerd, dan worden de uitvoeringscode om de beveiligingsfunctie toe te
passen en de gegevens waarnaar de uitvoeringscode verwijst gecontroleerd.
y[VOL]
Als [VOL] wordt geselecteerd, dan worden alle uitvoeringscodes en de gegevens waarnaar de
uitvoeringscode verwijst gecontroleerd.
1
Druk in scherm BEVEILIGING op [INTEGRITEISCONTROLE].
Het scherm INTEGRITEITSCONTROLE wordt weergegeven.
2
Druk op [MINIMUM] of [VOL].
Bericht “Weet u het zeker?” wordt weergegeven in scherm BEVESTIGING.
3
Druk op [OK].
Als de integriteitscontrole voltooid is, verschijnt bericht “Het proces is afgerond” in scherm
BEVESTIGEN.
yHet voltooien van de integriteitscontrole kan enige tijd in beslag nemen.
yAls u in bovenstaand scherm op [OK] drukt terwijl er een taak uitgevoerd wordt, verschijnt bericht
“Proces kan niet worden uitgevoerd terwijl een taak of een beheerdersfunctie wordt uitgevoerd.”
in scherm ATTENTIE. Druk in dit geval op [SLUITEN], wacht tot de taak is voltooid en voer de
bewerking vervolgens opnieuw uit.
yPeriodiek uitvoeren van de integriteitscontrole Als een fout wordt gedetecteerd, bijvoorbeeld
illegaal gemodificeerde gegevens, dan verschijnt het serviceoproepscherm. Neem in dit geval
contact op met uw servicevertegenwoordiger.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
BEVEILIGING 121
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
4
Druk op [OK] om het apparaat opnieuw op te starten.
Het apparaat wordt opnieuw opgestart.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
122 LIJST/RAPPORT
LIJST/RAPPORT
Via dit menu kunt u de volgende procedures uitvoeren:
y P.122 “Instellen van het rapport”
y P.126 “Lijsten afdrukken”
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm LIJST/RAPPORT weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
Instellen van het rapport
Via dit menu kunt u de vereiste instellingen invoeren voor het afdrukken van de volgende rapporten:
yVerzend- / Ontvangstlogboek
P.122 “Instellen van uitvoer van het verzend- / ontvangstlogboek”
Er zijn twee soorten logboeken beschikbaar op dit apparaat. Logboeken kunnen automatisch of handmatig
worden afgedrukt. Als [AUTO] geselecteerd wordt, kunt u het aantal overdrachten en ontvangsten
aangeven waarna elk logboek afgedrukt moet worden.
De oude logboeken zullen worden verwijderd en alleen het opgegeven aantal logboeken, te tellen vanaf
het meest recente, blijven behouden. De 100 recentste logboeken kunnen als bestand worden
geëxporteerd via de beheerdersmodus van TopAccess.
yFaxrapportage
P.123 “Instellen van het communicatierapport”
Met faxrapportagefunctie kunt u een rapport afdrukken na elke overdracht. Het is ook mogelijk de
voorwaarden te selecteren voor het afdrukken van communicatierapporten voor elk type overdracht.
yOntvangstlijst
P.123 “Instellen van het communicatierapport”
De instellingen voor de ontvangstlijst maken het mogelijk aan te geven of er een ontvangstlijst moet
worden afgedrukt wanneer de postbus op het apparaat een document ontvangen heeft. Dit kan voor elk
van de volgende transacties in de postbus worden ingesteld:
-Relaisstation — wanneer een relaisoverdracht is ontvangen vanaf een afzender zoals een relaishub.
-Lokaal — wanneer de postbus op het apparaat gereserveerd is voor een lokaal document.
-Op afstand — wanneer de postbus op het apparaat gereserveerd is voor een document op afstand
vanaf een andere telefax.
Instellen van uitvoer van het verzend- / ontvangstlogboek
1
Druk in menu LIJST/RAPPORT op [RAPPORTINSTELLING].
Scherm RAPPORTINSTELLING wordt weergegeven.
2
Druk op [JOURNAAL].
Het scherm JOURNAAL wordt weergegeven.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
LIJST/RAPPORT 123
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
3
Specificeer de volgende items naar wens en druk op [OK].
Instellen van het communicatierapport
1
Druk in menu LIJST/RAPPORT op [RAPPORTINSTELLING].
Scherm RAPPORTINSTELLING wordt weergegeven.
2
Druk op [FAX RAPPORTAGE].
Het scherm FAX RAPPORTAGE verschijnt.
Naam item Omschrijving
AUTO Druk op [AAN] om het automatisch afdrukken van de verzend- en
ontvangstlogboeken in te schakelen. Wanneer u deze optie inschakelt, zullen
de verzend- en ontvangstlogboeken worden afgedrukt wanneer de opgegeven
aantallen transacties voltooid zijn.
VERZONDEN Druk op de knop van het cijfer dat het aantal overdrachten aangeeft dat u
afgedrukt wilt zien in het overdrachtlogboek.
ONTVANGEN Druk op de knop van het cijfer dat het aantal ontvangsten aangeeft dat u
afgedrukt wilt zien in het ontvangstlogboek.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
124 LIJST/RAPPORT
3
Specificeer de voorwaarden voor elk overdrachtstype en druk op [OK].
Items anders dan [GEHEUGEN] en [MEERV.VERZ.] zijn alleen beschikbaar wanneer de faxeenheid
geïnstalleerd is.
Wanneer u op [ALTIJD] of [I.G.V. FOUT] drukt voor andere ontvangsten dan [DIRECT TX] of
[AFROEP], wordt bericht “Afbeelding eerste pagina afdrukken?” weergegeven. Druk op [JA] als u het
communicatierapport wilt afdrukken door de eerste pagina van het verzonden document toe te voegen.
Druk op [NEE] om dit niet te doen.
Instellen van de ontvangstlijst
1
Druk in menu LIJST/RAPPORT op [RAPPORTINSTELLING].
Scherm RAPPORTINSTELLING wordt weergegeven.
Naam item Omschrijving
GEHEUGEN
DIRECT TX
MEERV.VERZ.
AFROEP
RELAIS
OORSPRONG
RELAISSTATION
RELAIS
BESTEMMING
yUIT — druk op deze toets om afdrukken van het communicatierapport uit te
schakelen.
yALTIJD — druk op deze toets om het communicatierapport altijd af te
drukken.
yl.G.V. FOUT — druk op deze toets om het communicatierapport alleen af te
drukken wanneer zich een fout voordoet.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
LIJST/RAPPORT 125
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
2
Druk op [ONTVANGSTLIJST].
Het scherm ONTVANGST LIJST wordt weergegeven.
3
Geef aan of de ontvangstlijst voor elk transactietype afgedrukt moet worden en druk
dan op [OK].
Naam item Omschrijving
RELAISSTATION Kies [AAN] om de ontvangstlijst af te drukken wanneer er een relaisoverdracht
ontvangen is van een afzender.
LOKAAL Kies [AAN] om de ontvangstlijst af te drukken wanneer er een lokaal document
in de postbus van het apparaat aangekomen is.
OP AFSTAND Kies [AAN] om de ontvangstlijst af te drukken wanneer er een document op
afstand van een andere telefax in de postbus van het apparaat aangekomen
is.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
126 LIJST/RAPPORT
Lijsten afdrukken
U kunt de NIC CONFIG. PAGINA, FUNCTIE, PS3-FONTLIJST en de PCL-FONTLIJST afdrukken.
De weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
* Raadpleeg voor een voorbeeld van elke lijst de volgende pagina:
P.164 “Afdrukformaat lijsten”
1
Druk in menu LIJST/RAPPORT op [LIJST].
Het scherm LIJST wordt weergegeven.
2
Druk op de knop van de lijst die u wilt afdrukken.
De geselecteerde lijst wordt afgedrukt.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
PRINTER/E-FILING 127
PRINTER/E-FILING
Het is mogelijk printerinstellingen vast te leggen voor afdruktaken of voor het afdrukken van documenten die
met functie e-Filing opgeslagen zijn.
Functie e-Filing is alleen beschikbaar wanneer de harde schijf in het multifunctionele systeem
geïnstalleerd is.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm PRINTER / E-FILING weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
Het scherm is opgebouwd uit meerdere pagina's. Druk op of om achteruit en/of vooruit te bladeren
door de pagina's.
Scherm PRINTER / E-FILING (1/2)
* Papiertoevoer wanneer de lade tijdens het afdrukken leeg raakt is als volgt:
Dit is een voorbeeld van wanneer de lade die het papier invoert automatisch gewijzigd wordt terwijl gegevens afgedrukt worden op
A4-papier.
Naam item Omschrijving
AUTOMATISCH
WISSELEN VAN
PAPIERLADE
Kies of de functie voor het automatisch wisselen van papierlade ingeschakeld
moet worden wanneer de papierbron voor een afdruktaak handmatig ingesteld is.
Als [AAN] geselecteerd wordt, zal het apparaat papier van hetzelfde formaat uit
een andere lade toevoeren wanneer de aangegeven lade tijdens een afdruktaak
leeg zou raken.
PAPIER UIT
VERSCHILLENDE
RICHTING*
Als [AAN] geselecteerd wordt, zal het apparaat papier van hetzelfde formaat met
een andere richting uit een andere lade toevoeren wanneer de aangegeven lade
tijdens een afdruktaak leeg zou raken.
PRINTEN
PAUZEREN BIJ
LEGE NIETER
Kies of er gestopt moet worden met afdrukken wanneer de nieter tijdens het
nieten in een andere dan rughechtingsmodus leeg raakt.
yAAN — druk op deze knop om te stoppen met afdrukken.
yUIT — druk op deze knop om door te gaan met afdrukken zonder te nieten.
Als de nietmachine leeg is in de rughechtmodus, dan wordt het afdrukken
beëindigd.
GEFORCEERD
DOORGAAN
(ONGELDIG
PAPIER)
Kies of de uitvoerlade automatisch gewijzigd moet worden en er doorgegaan
moet worden met afdrukken wanneer het formaat of de soort van het papier dat
uitvoer ervan onmogelijk maakt, in de tweede of latere pagina van een afdruktaak
is opgenomen.
yAAN — druk op deze knop om door te gaan met afdrukken door de uitvoerlade
automatisch te wijzigen.
yUIT — druk op deze knop om te stoppen met afdrukken.
Opties Papierinvoer
AUTOMATISCH
WISSELEN VAN
PAPIERLADE
PAPIER UIT
VERSCHILLENDE
RICHTING
Als [Auto]
geselecteerd is voor
de papierbron
Met handmatig
aangegeven lade
AAN AAN Er wordt A4- en A4-R-
papier ingevoerd. Er wordt A4- en A4-R-
papier ingevoerd.
AAN UIT Er wordt A4-papier
ingevoerd. Er wordt A4-papier
ingevoerd.
UIT AAN −−
UIT UIT −−
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
128 PRINTER/E-FILING
In de volgende modellen is het automatisch wisselen van papierlade uitgeschakeld bij afdrukken in
600x1200 dpi (PS3).
- e-STUDIO2550C-serie
Scherm PRINTER / E-FILING (2/2)
Naam item Omschrijving
AUTO
UITVOERWISSEL
(CASCADE
AFDRUK)
yAAN — druk op deze knop om door te gaan met afdrukken door automatisch
van uitvoerlade te wisselen wanneer de originele uitvoerlade vol raakt.
yUIT — druk op deze knop om te stoppen met afdrukken wanneer de
uitvoerlade vol raakt.
PAUZEREN BIJ
VOLLE AFVALBAK
PERFORATIE
yAAN — druk op deze knop om door te gaan met afdrukken zonder te
perforeren als de afvalbak van de perforatie-eenheid vol raakt.
yUIT — druk op deze knop om te stoppen met afdrukken als de afvalbak van de
perforatie-eenheid vol raakt.
AUTOM.
VRIJGEVEN
PRIVÉ-/VASTGEH.
AFDRUKKEN
Kies of privé-afdruktaken en vastgehouden afdruktaken automatisch moeten
worden afgedrukt bij inloggen op het apparaat.
yAAN — druk op deze knop om automatisch de privé- en vastgehouden
afdruktaken van de gebruiker af te drukken wanneer er ingelogd wordt op het
apparaat.
yUIT — druk op deze knop om bediening van het aanraakscherm te vereisen.
Raadpleeg voor meer informatie over privéafdruktaken en vastgehouden
afdruktaken de Printing Guide.
yChapter 2: PRINTING FROM WINDOWS
yChapter 3: PRINTING FROM Macintosh
yChapter 4: PRINTING FROM UNIX/Linux
yChapter 5: MANAGING PRINT JOBS FROM THE CONTROL PANEL
Deze optie is beschikbaar wanneer gebruikersverificatie ingeschakeld is.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
INSTELLINGEN DRAADLOOS 129
INSTELLINGEN DRAADLOOS
Wanneer de draadloze LAN-module geïnstalleerd is, maakt [DRAADLOOS] het mogelijk instellingen voor
deze module in te stellen. Raadpleeg voor meer informatie over [DRAADLOOS] de Operator’s Manual for
Wireless LAN Module “Chapter 1: SETTING UP WIRELESS NETWORK”.
Deze knop is niet voor alle modellen beschikbaar.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm DRAADLOOS weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
130 GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN
GEBRUIKERSWACHTWOORD WIJZIGEN
Wanneer functie MFP Lokale verificatie wordt gebruikt, kunnen beheerders het verificatiewachtwoord dat
toegewezen wordt aan gebruikers wijzigen wanneer een gebruiker het vergeet.
[WIJZIG GEBRUIKERSWACHTWOORD] is alleen beschikbaar wanneer functie MPF Lokale verificatie is
ingeschakeld. Deze functie kan worden ingeschakeld via de beheerdersmodus van TopAccess. Voor meer
informatie, zie de TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”.
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm WIJZIG GEBRUIKERSWACHTWOORD weer te geven de
volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
1
Stel in scherm WIJZIG GEBRUIKERSWACHTWOORD een nieuw wachtwoord in en rond
de instelling af.
1) Druk op [GEB.-NAAM] om de gebruikersnaam in te voeren waarvoor het wachtwoord moet worden
gewijzigd.
2) Druk op [NW. WACHTWOORD] om het nieuwe wachtwoord in te voeren.
3) Druk op [HERH. WACHTWOORD] om het nieuwe wachtwoord opnieuw in te voeren.
4) Druk op [OK].
Het wachtwoord is nu gewijzigd.
yWanneer u op [GEB.-NAAM], [NW. WACHTWOORD] of [HERH. WACHTWOORD] drukt, wordt
het toetsenbord op scherm weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm
yHet ingevoerde wachtwoord wordt weergegeven met sterretjes (*) in de velden [NW.
WACHTWOORD] en [HERH. WACHTWOORD].
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
802.1X-INSTELLINGEN 131
802.1X-INSTELLINGEN
U kunt instellingen instellen voor IEEE 802.1X-verificatie die van toepassing zullen zijn op bedrade
netwerken.
Dit apparaat ondersteunt de volgende verificatiemethodes:
yEAP-MSCHAPv2
yEAP-MD5
yEAP-TLS
yPEAP*1
De volgende protocols zijn beschikbaar voor interne verificatie:
- EAP-MSCHAPv2
yEAP-TTLS
De volgende protocols zijn beschikbaar voor interne verificatie:
-PAP
-CHAP
- EAP-MSCHAPv2
-EAP-MD5
*1 PEAP is niet beschikbaar voor Windows Server 2008.
Om IEEE 802.1X-verificatie in te schakelen moeten de benodigde certificaten met TopAccess op het apparaat
worden geïnstalleerd. De certificaten die geïnstalleerd moeten worden zijn de volgende.
*1 Het CA-certificaat moet worden geïnstalleerd op dit apparaat voordat u de IEEE 802.1X-verificatie instelt.
*2 Het gebruikerscertificaat moet op dit apparaat geïnstalleerd worden voordat de instellingen voor IEEE 802.1X-verificatie uitgevoerd
worden.
yVoor instructies over het installeren van de certificaten, raadpleeg de TopAccess Guide “Chapter 8:
[Administration] Tab Page”.
yRaadpleeg voor instructies over hoe scherm BEDRADE 802.1X-INSTELLINGEN weer te geven de
volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
Verificatiemethode Interne
verificatiemethode CA-certificaat Gebruikercertificaat
EAP-MSCHAPv2 - - -
EAP-MD5 - - -
EAP-TLS - Noodzakelijk*1 Noodzakelijk*2
PEAP EAP-MSCHAPv2 Noodzakelijk*1 -
EAP-TTLS PAP Noodzakelijk*1 -
CHAP Noodzakelijk*1 -
EAP-MD5 Noodzakelijk*1 -
EAP-MSCHAPv2 Noodzakelijk*1 -
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
132 802.1X-INSTELLINGEN
Instellen IEEE 802.1X-verificatie
1
Geef in scherm INSTELLINGEN BEDRADE 802.1X de volgende items naar wens aan en
druk op [VOLG.].
2
Ga verder met de gewenste bewerking.
Wanneer [EAP-MSCHAPv2], [EAP-MD5] of [EAP-TLS] geselecteerd is, ga dan verder met stap 5.
Naam item Omschrijving
802.1X yAAN — druk op deze knop om IEEE 802.1X-verificatie in te schakelen.
yUIT — druk op deze knop om IEEE802.1X-verificatie uit te schakelen.
Wanneer u IEEE802.1X-verificatie verandert van [AAN] naar [UIT], druk dan
op [VOLG.] en druk op [TOEPASSEN] op het scherm "De volgende instellingen
bevestigen" om de instelling te voltooien.
CONTROLEER
INSTELLINGEN
Druk op deze toets om de huidige geselecteerde opties te bevestigen.
[CONTROLEER INSTELLINGEN] is alleen beschikbaar wanneer IEEE802.1X-
verificatie ingeschakeld is.
FABRIEK INST. Druk op deze toets om de standaarden voor de IEEE 802.1x-instellingen te
herstellen.
2.ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
802.1X-INSTELLINGEN 133
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
3
Selecteer de interne verificatiemethode en druk op [VOLG.].
Het selecteren van de interne verificatiemethode is alleen nodig wanneer in stap 3 [PEAP] of [EAP-
TTLS] geselecteerd is.
4
Specificeer de volgende items naar wens en druk op [VOLG.].
Wanneer u op [EAP GEBR. NAAM], [WACHTWOORD] en [HERH. WACHTW.] drukt, wordt het
toetsenbord op scherm weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
Wanneer [PEAP] geselecteerd is: Wanneer [EAP-TTLS] geselecteerd is:
Wanneer iets anders dan [EAP-TLS]
geselecteerd is: Wanneer [EAP-TLS] geselecteerd is:
Naam item Omschrijving
EAP GEBR. NAAM Druk op deze knop om de EAP-gebruikersnaam in te voeren.
WACHTWOORD Druk op deze toets om het verificatiewachtwoord in te voeren.
HERH. WACHTW. Druk op deze toets om het verificatiewachtwoord opnieuw in te
voeren.
Algemene naam in het
gebruikercertificaat als
gebruikersnaam gebruiken
Om de algemene naam in het gebruikerscertificaat dat in het
apparaat geïnstalleerd is als EAP-gebruikersnaam in te stellen, wordt
op [AAN] gedrukt.
Als dit item ingeschakeld is, is het niet mogelijk de [EAP GEBR.
NAAM] in te voeren.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
134 802.1X-INSTELLINGEN
5
Bevestig de instellingen en druk op [TOEPASSEN].
Links onderin het scherm wordt “NETWERK WORDT GEÏNITIALISEERD” weergegeven en het
apparaat start met het initialiseren van de netwerkinterfacekaart om de wijzigingen toe te passen. Dit
bericht verschijnt wanneer het instellen is afgerond.
Foutmeldingen
De volgende foutmeldingen kunnen worden weergegeven op het aanraakscherm.
Bericht Oorzaak
[802.1X] Verif-server/Switch kon niet worden
gecontacteerd
yDe RADIUS-serverservice is gestopt.
yConfiguratie voor de RADIUS-server is niet
correct.
yDe IEEE 802.1X-switch heeft een probleem.
[802.1X] Verificatie mislukt yDe gebruikersnaam of het wachtwoord ingevoerd
door de gebruiker is niet correct.
yDe geüploade certificaten zijn onjuist.
Verificatie certificaat mislukt yEr is geen CA-certificaat geïnstalleerd in de
apparatuur.
yHet geïnstalleerde CA-certificaat is niet geldig.
yHet servercertificaat is ongeldig.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
FABRIEK INST. 135
FABRIEK INST.
Het is mogelijk de instellingen van het apparaat terug te zetten naar de fabrieksstandaarden of de
gebruikersgegevens te wissen.
De volgende gegevens worden bij deze bewerking gereset:
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm FABRIEK INST. weer te geven de volgende pagina:
P.49 “Toegang tot menu Beheerder”
Instellingsgegevens Opmerkingen
Instelling Algemeen Alle instellingen worden teruggezet
naar de fabrieksinstellingen.
Netwerk
Kopiëren
Fax
Scannen naar bestand
E-mail
Internetfax
Printer / e-Filing
Printer
Afdrukservice
Beveiliging
Gebruikersgegevens Opmerkingen
Gebruikersbeheer Gebruikersaccount Als de gebruikersbeheergegevens
worden gewist, dan wordt ook de
LDAP-toewijzingsinformatie gewist.
Groepsbeheer
Functiebeheer
Afdelingsbeheer
Quotabeheer
Teller Gebruikersteller De gegevens worden gewist.
Afdelingsteller
Template
Adresboek
Mailbox / Inkomende fax (TSI)
Printdataconvertor
ICC-profiel
XML-formaatbestand De gegevens worden gereset naar
standaard XML.
2 ITEMS INSTELLEN (BEHEERDER)
136 FABRIEK INST.
1
Druk in het BEVESTIGING scherm van scherm FABRIEK INST. op [OK].
De initialisatie wordt gestart.
yAls u voor het initialiseren een back-up wilt maken van de instellingen en de
gebruikersgegevens, gebruik dan de kloonfunctie om duplicaatbestanden aan te maken.
Raadpleeg voor meer informatie over de kloonfunctie de volgende pagina:
P.72 “Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden”
yAls het initialiseren mislukt, dan verschijnt het bericht “De procedure is mislukt.”. Druk in dit geval
op [SLUITEN] en voer de procedure opnieuw uit.
2
Druk op [OK] om het apparaat opnieuw op te starten.
Het apparaat wordt opnieuw opgestart.
3.
BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
TOTAALTELLER ...................................................................................................................138
AFDRUKKEN TOTAAL TELLER .......................................................................................... 141
AFDELINGSTELLER............................................................................................................. 142
AFDELING BEHEER.............................................................................................................146
Aanmelden als beheerder ..................................................................................................................................146
De afdelingscodelijst afdrukken..........................................................................................................................148
Afdelingscodes inschakelen ...............................................................................................................................148
Een nieuwe afdelingscode registreren ...............................................................................................................149
Afdelingscodes bewerken ..................................................................................................................................151
Afdelingscodes verwijderen................................................................................................................................153
De tellers van de afdelingen terugzetten............................................................................................................154
Uitvoerbeperkingen voor alle afdelingen instellen..............................................................................................155
Functie Geen limiet zwart instellen.....................................................................................................................156
De geregistreerde quota instellen.......................................................................................................................157
Alle afdelingstellers resetten ..............................................................................................................................158
Alle afdelingscodes verwijderen .........................................................................................................................159
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
138 TOTAALTELLER
TOTAALTELLER
Met dit menu kunt u de volgende totaaltellers weergeven en bevestigen:
yPrintteller
Geeft het totale aantal vellen uitvoer van dit multifunctionele systeem aan. De printteller bevat de volgende
tellers:
-Kopieteller — geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij kopieeropdrachten.
-Faxteller — geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij faxontvangsten.
-Printerteller — geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij afdrukbewerkingen en
e-mailontvangsten (Internetfaxontvangsten).
-Lijstteller — geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij afdrukopdrachten van systeempagina's.
yScanteller
Geeft het totale aantal originelen aan dat door dit multifunctionele systeem gescand is. De scanteller bevat
de volgende tellers:
-Kopieteller — geeft het aantal originelen aan dat is gescand bij kopieeropdrachten.
-Faxteller — geeft het aantal originelen aan dat is gescand bij fax- en internetfaxoverdrachten.
-Netwerkteller — geeft het aantal originelen aan dat is gescand bij kopieeropdrachten.
De totaaltellers kunnen niet worden gewist.
1
Druk op toets [TELLER] op het bedieningspaneel om naar het TELLER-menu te gaan.
2
Druk op toets [TOTAAL TELLER].
Scherm TELLER wordt weergegeven.
3
Ga verder met de gewenste procedure.
P.139 “Weergeven printteller”
P.139 “Weergeven scanteller”
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
TOTAALTELLER 139
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Weergeven printteller
1
Druk op [PRINT TELLER].
Het scherm PRINT TELLER wordt weergegeven.
2
Selecteer de knop waarvan de teller gecontroleerd moet worden. (alleen voor de
kleurenafdrukmodellen).
De weergegeven items verschillen tussen de kleurenafdruk- en andere modellen.
Weergeven scanteller
1
Druk op [SCAN TELLER].
Het scherm SCAN TELLER wordt weergegeven.
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
140 TOTAALTELLER
2
Selecteer de knop waarvan de teller gecontroleerd moet worden.
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
AFDRUKKEN TOTAAL TELLER 141
AFDRUKKEN TOTAAL TELLER
Met dit menu kunt u de TOTAALTELLERLIJST afdrukken.
1
Druk op toets [TELLER] op het bedieningspaneel om naar het TELLER-menu te gaan.
2
Druk op [AFDRUKKEN TOTAAL TELLER].
yWanneer functie Afdelingsbeheer is uitgeschakeld, wordt de TOTAALTELLERLIJST afgedrukt.
yWanneer functie Afdelingsbeheer is ingeschakeld, wordt het scherm om de afdelingscode in te
voeren weergegeven. Voer de afdelingscode in met behulp van de digitale toetsen en druk op [OK]
om de TOTAALTELLERLIJST af te drukken.
Voor een voorbeeld van de TOTAALTELLERLIJST, zie de volgende pagina:
P.164 “TOTAALTELLERLIJST”
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
142 AFDELINGSTELLER
AFDELINGSTELLER
Via dit menu kunt u de volgende tellers weergeven en controleren voor elke afdeling.
De afdelingsteller is alleen beschikbaar wanneer het apparaat wordt beheerd met functie afdelingscode.
P.148 “Afdelingscodes inschakelen”
yPrintteller voor afdelingscode
Met deze teller kunt u de waarde van de printteller voor elke afdelingscode weergeven. De printteller bevat
de volgende tellers:
-Kopieteller — geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij kopieeropdrachten.
-Faxteller — geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij faxontvangsten.
-Printerteller — geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij afdrukbewerkingen en e-
mailontvangsten (Internetfaxontvangsten).
-Lijstteller — geeft het aantal vellen aan dat is afgedrukt bij afdrukopdrachten van systeempagina's.
Functie Afdelingsbeheer, ingesteld op kopie-/fax-/printer-/scan-/lijstteller voor afdelingscode kan
individueel uitgeschakeld worden. Voor meer informatie, zie de TopAccess Guide “Chapter 8:
[Administration] Tab Page”.
yScanteller voor afdelingscode
Met deze teller kunt u de waarde van de scanteller voor elke afdelingscode weergeven. De scanteller
bevat de volgende tellers:
-Kopieteller — geeft het aantal originelen aan dat is gescand bij kopieeropdrachten.
-Faxteller — geeft het aantal originelen aan dat is gescand bij fax- en internetfaxoverdrachten.
-Netwerkteller — geeft het aantal originelen aan dat is gescand bij kopieeropdrachten.
yFaxcommunicatieteller voor afdelingscode
Met deze functie kunt u de waarde van fax- en internetfaxoverdracht- en ontvangsttellers weergeven voor
elke afdelingscode. De faxcommunicatieteller bevat de volgende tellers:
-Verzenden — geeft het aantal vellen aan dat is verzonden bij faxoverdrachten.
-Ontvangst — geeft het aantal vellen aan dat is ontvangen bij polling-opdrachten.
1
Druk op toets [TELLER] op het bedieningspaneel om naar het TELLER-menu te gaan.
2
Druk op [AFDELINGSTELLER].
Het scherm AFDELINGSCODE wordt weergegeven.
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
AFDELINGSTELLER 143
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
3
Druk op [AFDELINGSCODE].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
4
Voer de afdelingscode in en druk op [OK].
U keert terug naar het scherm AFDELINGSCODE.
5
Druk op [OK].
Het scherm TELLER wordt weergegeven.
6
Ga verder met de gewenste procedure.
P.144 “Weergave printteller voor afdelingscode”
P.144 “Weergave scanteller voor afdelingscode”
P.145 “Weergave faxcommunicatieteller voor afdelingscode”
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
144 AFDELINGSTELLER
Weergave printteller voor afdelingscode
1
Druk op [PRINT TELLER].
De PRINTTELLER voor de gespecificeerde afdelingscode wordt weergegeven.
2
Selecteer de knop waarvan de teller gecontroleerd moet worden. (alleen voor de
kleurenafdrukmodellen).
De weergegeven items verschillen tussen de kleurenafdruk- en andere modellen.
Weergave scanteller voor afdelingscode
1
Druk op [SCAN TELLER].
Het scherm SCANTELLER voor de gespecificeerde afdelingscode wordt weergegeven.
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
AFDELINGSTELLER 145
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
2
Selecteer de knop waarvan de teller gecontroleerd moet worden.
Weergave faxcommunicatieteller voor afdelingscode
1
Druk op [FAX COMM.].
Het scherm FAX COMMUNICATIE voor de gespecificeerde afdelingscode wordt weergegeven.
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
146 AFDELING BEHEER
AFDELING BEHEER
Aanmelden als beheerder
U kunt afdelingscodes definiëren om de hoeveelheid kopieën, afdrukken, scans en faxpagina's dat door elke
afdelingscode afgedrukt kan worden, te beheren. U kunt tot 1000 afdelingscodes registreren (tot 50
afdelingscodes wanneer er geen harde schijf in het multifunctionele systeem geïnstalleerd is).
Om de afdelingscodes te beheren, moet u het beheerderswachtwoord voor dit apparaat kennen. Het is aan te
bevelen deze handeling alleen uit te laten voeren door een bevoegd beheerder.
Als functie Gebruikersbeheer is ingeschakeld en u zich aanmeldt met een gebruikersnaam die
beheerdersbevoegdheden heeft, hoeft u het beheerderswachtwoord niet in te voeren om menu
AFD.BEHEER weer te geven.
1
Druk op toets [TELLER] op het bedieningspaneel om naar het TELLER-menu te gaan.
2
Druk op [AFD.BEHEER].
Het scherm ADMIN.WACHTWOORD wordt weergegeven.
3
Druk op [WACHTWOORD].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
4
Voer het beheerderswachtwoord in en druk op [OK].
Menu AFD.BEHEER wordt weergegeven.
yAls het beheerderswachtwoord nog niet eerder is gewijzigd, voer dan het
standaardbeheerderswachtwoord "123456" in.
yHet ingevoerde wachtwoord wordt weergegeven met sterretjes (*).
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
AFDELING BEHEER 147
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
5
Ga verder met de gewenste procedure.
P.148 “De afdelingscodelijst afdrukken”
P.148 “Afdelingscodes inschakelen”
P.149 “Een nieuwe afdelingscode registreren”
P.151 “Afdelingscodes bewerken”
P.153 “Afdelingscodes verwijderen”
P.154 “De tellers van de afdelingen terugzetten”
P.155 “Uitvoerbeperkingen voor alle afdelingen instellen”
P.156 “Functie Geen limiet zwart instellen”
P.157 “De geregistreerde quota instellen”
P.158 “Alle afdelingstellers resetten”
P.159 “Alle afdelingscodes verwijderen”
yAndere menu's dan menu [AFDELING BEHEER] en [AFDELING REGISTRATIE] zullen
beschikbaar zijn nadat u een afdelingscode hebt geregistreerd en functie Afdelingsbeheer hebt
ingeschakeld.
y[GEEN LIMIET ZWART] is alleen beschikbaar bij kleurenmodellen.
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
148 AFDELING BEHEER
De afdelingscodelijst afdrukken
U kunt de afdelingscodelijst en tellers voor elke afdelingscode afdrukken.
Druk in menu AFD.BEHEER op [AFDRUKKEN AFDELINGSCODES].
yRaadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina:
P.146 “Aanmelden als beheerder”
yVoor een voorbeeld van de AFDELINGSCODELIJST, zie de volgende pagina:
P.165 “AFDELINGSCODELIJST”
Afdelingscodes inschakelen
Functie Afdelingsbeheer staat standaard uitgeschakeld. Als u de tellers afzonderlijk wilt beheren op de
afdelingscodes, dan moet u deze functie inschakelen. Wanneer functie Afdelingsbeheer is ingeschakeld, zal
het invoerscherm voor afdelingscodes worden weergegeven wanneer u naar het kopieer-, scan-, fax- of e-
filing-bedieningsscherm gaat om de bewerkingen voor elke afdelingscode te beheren. Daarnaast kunnen
afdruktaken die vanaf PC's worden aangevraagd ook voor elke afdelingscode beheerd worden.
Raadpleeg voor meer informatie over de tellers die individueel kunnen worden beheerd via afdelingscodes de
volgende pagina:
P.142 “AFDELINGSTELLER”
y[AFDELING BEHEER] is beschikbaar nadat een of meer afdelingscodes ingevoerd zijn. Registreer de
vereiste afdelingscodes voordat u functie Afdelingsbeheer inschakelt.
P.149 “Een nieuwe afdelingscode registreren”
yWanneer afdruktaken vanaf PC's ook op afdeling worden beheerd, kunt u met TopAccess aangeven of
het nodig is de afdelingscode bij het afdrukken in te voeren of dat er ook afgedrukt kan worden als er
geen afdelingscode ingevoerd is. Voor instructies over hoe de afdelingscodetoepassing in te stellen,
raadpleeg de TopAccess Guide “Chapter 8: [Administration] Tab Page”.
yFunctie Afdelingsbeheer ondersteunt de Webservices-scan niet. Webservices-scanopdrachten die
worden uitgevoerd als deze functie is ingeschakeld, worden altijd geteld als "Ongedefinieerde"
afdelingsnaam.
1
Druk in menu AFD.BEHEER op [AFDELING BEHEER].
Het scherm AFDELING BEHEER wordt weergegeven.
Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina:
P.146 “Aanmelden als beheerder”
2
Druk op [AAN] om functie afdelingsbeheer te gebruiken. Druk op [UIT] wanneer de
functie niet gebruikt wordt.
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
AFDELING BEHEER 149
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Een nieuwe afdelingscode registreren
U kunt nieuwe afdelingscodes registreren.
Functie Afdelingsbeheer moet ingeschakeld worden nadat een of meer afdelingscodes ingevoerd zijn.
P.148 “Afdelingscodes inschakelen”
1
Druk in menuscherm AFD.BEHEER op [AFDELING REGISTRATIE].
Het scherm AFDELINGSCODE wordt weergegeven.
Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina:
P.146 “Aanmelden als beheerder”
2
Druk op een niet-gebruikte toets om een nieuwe afdeling aan te maken en druk op
[TOEGANG].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
Als het aanraakscherm geen ongedefinieerde afdelingscode weergeeft, druk dan op om de
volgende pagina weer te geven.
3
Voer de afdelingsnaam in en druk op [OK].
Het scherm VASTLEGGEN AFDELINGSCODE wordt weergegeven.
4
Druk op [NIEUWE CODE].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
150 AFDELING BEHEER
5
Voer de afdelingscode in en druk op [OK].
U keert terug naar het scherm VASTLEGGEN AFDELINGSCODE.
Er kan een afdelingscode ingegeven worden van tot 63 tekens. De volgende karakters kunnen
worden ingevoerd:
- Alfanumerieke tekens, “-”, “_” en “.”
6
Druk op [OK].
Het scherm QUOTUM wordt weergegeven.
7
Stel de quota van deze afdelingscode naar wens in en druk op [OK].
U keert terug naar het scherm AFDELINGSCODE.
Wanneer het resterende aantal beschikbare kopieën/afdrukken "0" wordt terwijl een opdracht wordt
afgedrukt, dan worden er nog enkele kopieën meer dan het quotum afgedrukt en geteld omdat het
apparaat de opdracht niet onmiddellijk kan stoppen.
Naam item Omschrijving
Quotabeheer Quotabeheer wordt in- of uitgeschakeld door op [AAN] of [UIT] te drukken.
Druk voor inschakelen op [AAN] en stel een quotum en standaard waarde voor
quotum in. (In de kleurenafdrukmodellen worden quota voor resp. kleur en
zwart-wit ingesteld.)
yQUOTUM — geeft het resterende aantal beschikbare kopieën/afdrukken
voor deze afdelingscode weer. Elke keer dat er wordt gekopieerd/afgedrukt,
wordt het aantal in vak [STANDAARD QUOTUM] met één verminderd.
Kopiëren/afdrukken wordt beperkt wanneer de waarde daalt tot “0”.
Als een nieuwe afdelingscode wordt geregistreerd, dan verschijnt in dit veld
het aantal opgegeven in het veld [STANDAARD QUOTUM].
U kunt het aantal dat in dit veld weergegeven wordt, handmatig vervangen
door een gewenst aantal.
ySTANDAARD QUOTUM — voer de beginquota in voor deze
afdelingscode. U kunt tot "99.999.999" invoeren.
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
AFDELING BEHEER 151
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Afdelingscodes bewerken
Het is mogelijk bestaande afdelingscodes te bewerken.
1
Druk in menuscherm AFD.BEHEER op [AFDELING REGISTRATIE].
Het scherm AFDELINGSCODE wordt weergegeven.
Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina:
P.146 “Aanmelden als beheerder”
2
Druk op de toets met de afdeling die u wilt bewerken en druk op [BEWERKEN].
Het bericht "Deze afdelingscode is al geregistreerd. Wilt u deze code vervangen?" wordt weergegeven
in scherm BEVESTIGING.
Als het aanraakscherm niet de gewenste afdelingscode weergeeft, druk dan op om de volgende
pagina weer te geven.
3
Druk op [JA].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
4
Als de naam van de afdeling gewijzigd moet worden, geef dan een nieuwe naam in en
druk op [OK]. Als dit niet het geval is, druk dan alleen op [OK].
De huidige ingestelde afdelingscode verschijnt in het scherm AFDELINGSCODE BEWERKEN.
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
152 AFDELING BEHEER
5
Druk op [NIEUWE CODE].
Het schermtoetsenbord wordt weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie over het toetsenbord op scherm de volgende pagina:
P.162 “Toetsenbord op scherm”
6
Voer de nieuwe afdelingscode in en druk op [OK].
U keert terug naar het scherm AFDELINGSCODE BEWERKEN.
yEr kan een afdelingscode ingegeven worden van tot 63 tekens. De volgende karakters kunnen
worden ingevoerd:
- Alfanumerieke tekens, “-”, “_” en “.”
yAls u de code wilt wissen om een andere te typen, druk op [Wis] op het schermtoetsenbord of op
de toets [WISSEN] op het bedieningspaneel.
7
Druk op [OK].
Het scherm QUOTUM wordt weergegeven.
8
Stel de quota van deze afdelingscode naar wens in en druk op [OK].
Voor de beschrijving van elk item, zie stap 7 van de volgende bewerking:
P.149 “Een nieuwe afdelingscode registreren”
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
AFDELING BEHEER 153
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Afdelingscodes verwijderen
Het is mogelijk bestaande afdelingscodes te verwijderen.
1
Druk in menuscherm AFD.BEHEER op [AFDELING REGISTRATIE].
Het scherm AFDELINGSCODE wordt weergegeven.
Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina:
P.146 “Aanmelden als beheerder”
2
Druk op de toets van de afdeling die u wilt verwijderen en druk op [VERWIJDER].
Bericht “Verwijderen OK?” wordt weergegeven in het scherm BEVESTIGING.
Als het aanraakscherm niet de gewenste afdelingscode weergeeft, druk dan op om de volgende
pagina weer te geven.
3
Druk op [JA].
De afdelingscode is nu verwijderd.
Druk op [NEE] om het verwijderen te annuleren.
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
154 AFDELING BEHEER
De tellers van de afdelingen terugzetten
U kunt de tellers voor de aangegeven afdelingscode resetten.
1
Druk in menuscherm AFD.BEHEER op [AFDELING REGISTRATIE].
Het scherm AFDELINGSCODE wordt weergegeven.
Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina:
P.146 “Aanmelden als beheerder”
2
Druk op de toets van de afdeling waarvan u de tellers wilt terugzetten en druk op
[RESET TELLERS].
Bericht “WISSEN OK?” wordt weergegeven in het scherm BEVESTIGING.
Als het aanraakscherm niet de gewenste afdelingscode weergeeft, druk dan op om de volgende
pagina weer te geven.
3
Druk op [JA].
De teller is nu gewist.
Druk op [NEE] om het wissen te annuleren.
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
AFDELING BEHEER 155
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Uitvoerbeperkingen voor alle afdelingen instellen
Het is mogelijk om in één bewerking voor alle afdelingen uitvoerbeperkingen in te stellen. Wanneer u [AAN]
selecteert, zal de uitvoer worden uitgeschakeld voor alle afdelingen. Wanneer u [UIT] selecteert, zullen een
onbeperkt aantal uitvoeren worden toegestaan voor alle afdelingen.
Als u in deze bewerking [AAN] selecteert, dan worden de quota-instellingen voor alle afdelingscodes op
“0” ingesteld. Als u de quota-instellingen voor elke afdelingscode wilt wijzigen, voer de instellingen dan
individueel uit voor elke code.
P.151 “Afdelingscodes bewerken”
1
Druk in menuscherm AFD.BEHEER op [ALLES BEPERKT].
Het scherm LIMITEER ALLES wordt weergegeven.
Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina:
P.146 “Aanmelden als beheerder”
2
Schakel functie Alles beperkt in of uit en druk daarna op [OK].
Functie Limiteer alles wordt in- of uitgeschakeld door op [AAN] of [UIT] te drukken. (In de
kleurenafdrukmodellen worden beperkingen voor uitvoer voor resp. kleur en zwart-wit ingesteld).
Als op [OK] wordt gedrukt, wordt de instelling opgeslagen. Op het aanraakpaneel wordt "WACHTEN"
weergegeven tot de instelling is toegepast.
yInstelling Limiteer alles is niet mogelijk voor kleurenafdrukmodellen wanneer functie 'Onbeperkt
zwart kopie/print' ( P.156) is ingeschakeld.
yHet toepassen van de instelling kan even duren, afhankelijk van het aantal geregistreerde
afdelingscodes.
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
156 AFDELING BEHEER
Functie Geen limiet zwart instellen
Met functie “Geen limiet zwart” kunnen gebruikers zwart-wi tkopieën/afdrukken maken zonder dat ze een
afdelingscode moeten opgeven. Als u alleen de kleuruitvoer voor elke afdelingscode bij wilt houden, schakel
deze functie dan in zodat de gebruikers onbeperkt zwart-wit kopieën/afdrukken kunnen maken op het
apparaat. Als u de functie inschakelt, dan zal het apparaat het aantal zwart-wit kopieën/afdrukken voor elke
afdelingscode niet meetellen.
Deze optie is alleen beschikbaar voor de kleurenafdrukmodellen.
Als functie Afdelingsbeheer is ingeschakeld, dan kan functie Geen limiet zwart niet worden ingeschakeld.
1
Druk in menuscherm AFD.BEHEER op [GEEN LIMIET ZWART].
Het scherm ONBEPERKT ZWART KOPIE/PRINT wordt weergegeven.
Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina:
P.146 “Aanmelden als beheerder”
2
Druk op [AAN] om functie Geen limiet zwart te gebruiken. Druk op [UIT] om dit niet te
doen.
De instelling voor Onbeperkt zwart kopie/print wordt opgeslagen.
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
AFDELING BEHEER 157
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
De geregistreerde quota instellen
Met deze functie kunt u in één bewerking de quota voor alle afdelingen terugzetten naar de standaardquota.
1
Druk in menuscherm AFD.BEHEER op [VASTGELEGD QUOTUM INSTELLEN].
Bericht “Weet u het zeker?” wordt weergegeven in scherm BEVESTIGING.
Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina:
P.146 “Aanmelden als beheerder”
2
Druk op [JA].
De quota voor alle afdelingen zijn nu teruggezet op de standaardquota.
Druk op [NEE] om te annuleren.
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
158 AFDELING BEHEER
Alle afdelingstellers resetten
U kunt alle afdelingstellers wissen.
Met deze bewerking wist u alleen de afdelingstellers. De totaalteller kan niet worden gewist.
1
Druk in menuscherm AFD.BEHEER op [RESET ALLE TELLERS].
Bericht “WISSEN OK?” wordt weergegeven in het scherm BEVESTIGING.
Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina:
P.146 “Aanmelden als beheerder”
2
Druk op [JA].
Alle afdelingstellers zijn nu gewist.
Druk op [NEE] om het wissen te annuleren.
3.BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
AFDELING BEHEER 159
3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Alle afdelingscodes verwijderen
U kunt alle geregistreerde afdelingscodes verwijderen.
1
Druk in menuscherm AFD.BEHEER op [WIS ALLES].
Bericht “Verwijderen OK?” wordt weergegeven in het scherm BEVESTIGING.
Raadpleeg voor instructies over het weergeven van scherm AFD. BEHEER de volgende pagina:
P.146 “Aanmelden als beheerder”
2
Druk op [JA].
Alle afdelingstellers zijn nu verwijderd.
Druk op [NEE] om het verwijderen te annuleren.
4.APPENDIX
Letters instellen.................................................................................................................... 162
Toetsenbord op scherm......................................................................................................................................162
Numeriek toetsenpaneel op scherm...................................................................................................................163
Afdrukformaat lijsten ........................................................................................................... 164
TOTAALTELLERLIJST .......................................................................................................................................164
AFDELINGSCODELIJST ...................................................................................................................................165
ADRESBOEKINFORMATIE ...............................................................................................................................166
GROEPNUMMERINFORMATIE ........................................................................................................................167
FUNCTIELIJST (Gebruiker) ...............................................................................................................................168
NIC-configuratiepagina.......................................................................................................................................169
FUNCTIELIJST (Beheerder) ..............................................................................................................................171
PS3-lettertypelijst ...............................................................................................................................................196
PCL-lettertypenlijst .............................................................................................................................................197
4 APPENDIX
162 Letters instellen
Letters instellen
Wanneer een tekenstring of faxnummer ingevoerd moet worden, wordt op het scherm een toetsenbord
weergegeven. Geef de tekens of cijfers in door de knoppen op het scherm aan te raken. Cijfers kunnen ook
met de digitale toetsen op het bedieningspaneel worden ingevoerd.
Wanneer u na afronding op [OK] drukt, verandert het weergegeven scherm.
Dit apparaat ondersteunt speciale tekens van Europese talen.
Toetsenbord op scherm
Naam item Omschrijving
Basis Druk hierop om toegang te krijgen tot de standaardtoetsen.
Symbool Druk hierop om toegang te krijgen tot de anders toetsen.
Anders Druk hierop om toegang te krijgen tot de speciale toetsen.
Caps Lock Druk op deze toets om te schakelen tussen hoofdletters en kleine letters.
Shift Druk op deze toets om hoofdletters in te voeren.
Spatie Druk hierop om een spatie in te voeren.
Druk op een van deze toetsen om de cursor te verplaatsen.
Back Space Druk hierop om de letter vóór de cursor te wissen.
Wis Druk hierop om alle ingevoerde letters te wissen.
AFBREKEN Druk hierop om het invoeren van letters te annuleren.
OK Druk hierop om alle ingevoerde letters op te slaan.
4.APPENDIX
Letters instellen 163
4 APPENDIX
USB-toetsenbord
Als een in de markt verkrijgbaar USB-toetsenbord wordt aangesloten op de USB-poort van het
multifunctionele systeem, wordt het mogelijk tekenstrings en faxnummers (behalve [Caps Lock]) vanaf het
USB-toetsenbord in te voeren in plaats van het toetsenbord op scherm.
Zorg er bij gebruik van een USB-toetsenbord voor dat de instelling in het BEHEERmenu voor “toetsenbordlay-
out” overeenkomt met het aangesloten toetsenbord.
P.81 “De indeling van het toetsenbord wijzigen”
De ondersteunde toetsenborden zijn de volgende:
y101 toetsenbord (QWERTY-lay-out)
y102/105 toetsenbord (QWERTZ-lay-out)
y102/105 toetsenbord (AZERTY-lay-out)
Er is geen garantie dat elk toetsenbord juist zal werken.
Numeriek toetsenpaneel op scherm
Wanneer een faxnummer ingevoerd moet worden, wordt het volgende scherm weergegeven.
Druk op [Pauze] om “-” in te voeren. Een “-” in een faxnummer voegt een pauze van drie seconden toe aan
het draaien van het nummer.
U kunt ook de cijfertoetsen op het bedieningspaneel gebruiken om de faxnummers in te voeren.
4 APPENDIX
164 Afdrukformaat lijsten
Afdrukformaat lijsten
TOTAALTELLERLIJST
Uitvoervoorbeeld van TOTAALTELLERLIJST (de inhoud is tussen kleuren- en monochrome modellen
deels verschillend).
TOTAL COUNTER LIST S/N:CME000034 FIN S/N:FIN S/N- TOTAL :9999
2011-05-10 15:18 XXXXXXXX
XXXXXXXXXX DF TOTAL :9999
PRINT COUNTER
TOTAL FULL COLOR
COPY 99999
FAX
TOTAL
99999
399996
TWIN/MONO COLOR
99999
99999
399996
BLACK
99999
99999
399996
TOTAL
299996
299996
PRINTER 99999 99999 99999 299996
LIST 99999 99999 99999 299996
1199988
COPY FULL COLOR
SMALL 16667
LARGE
TOTAL
16667
33334
TWIN/MONO COLOR
16666
16665
33331
BLACK
16667
16667
33334
TOTAL
399996
399996
99999
FAX FULL COLOR
SMALL 16667
LARGE
TOTAL
16667
33334
TWIN/MONO COLOR
16666
16665
33331
BLACK
16667
16667
33334
TOTAL
399996
399996
99999
PRINTER FULL COLOR
SMALL 16667
LARGE
TOTAL
16667
33334
TWIN/MONO COLOR
16666
16665
33331
BLACK
16667
16667
33334
TOTAL
399996
399996
99999
LIST FULL COLOR
SMALL 16667
LARGE
TOTAL
16667
33334
TWIN/MONO COLOR
16666
16665
33331
BLACK
16667
16667
33334
TOTAL
399996
399996
99999
CALIBRATION COUNTER :2
4.APPENDIX
Afdrukformaat lijsten 165
4 APPENDIX
AFDELINGSCODELIJST
Uitvoervoorbeeld van AFDELINGSCODELIJST (de inhoud is tussen kleuren- en monochrome
modellen deels verschillend).
DEPARTMENT CODE LIST
TIME : 2011-05-10 10:53
DEPT NO.
PRINT COUNTER
FULL COLOR
DEPARTMENT
D 1 01
QUOTA
999.00
QUOTA
999.00
TWIN/MONO COLOR
COPY
SMALL 99999 199998
LARGE 99999 199998
199998 399996
TOTAL
BLACK
FAX COMMUNICATION
COPY
SMALL 99999 399996
LARGE 99999 399996
199998
PRINT
99999
99999
199998
COPY
SMALL 99999 199998
LARGE 99999 199998
199998 399996
TOTAL
PRINT
99999
99999
199998
DEPT NO.
PRINT COUNTER
FULL COLOR
DEPARTMENT
D 2 02
TWIN/MONO COLOR
COPY
199998
LARGE 99999 199998
199998 399996 -
TOTAL LIMITPRINT
99999
99999
199998
COPY
SMALL 99999 199998
LARGE 99999 199998
199998 399996
TOTALPRINT
99999
99999
199998
FAX
99999
99999
199998
PRINT
99999
99999
199998
LIST
99999
99999
199998 799992
TOTAL
TRANSMIT
SMALL 99999
LARGE 99999
199998
RECEPTION
99999
99999
199998
SCAN COUNTER
COPY
SMALL 99999
LARGE 99999
199998
NETWORK
99999
99999
199998
FULL COLOR
COPY
99999
99999
199998
TWIN/MONO COLOR
COPY
99999
99999
199998
FAX
99999
99999
199998
NETWORK
99999
99999
199998
BLACK
4 APPENDIX
166 Afdrukformaat lijsten
ADRESBOEKINFORMATIE
Afdrukvoorbeeld van de ADRESBOEKINFORMATIE
ADDRESS BOOK INFORMATION
TIME: 2011-05-10 20:47
FAX NO.1 : 99999999999
FAX NO.2 : 99999999990
NAME: MFP_00000183
NO. NAMEQUALITY TXTX TYPELINEECM ATTFAX NUMBER/E-MAIL ADDRESS
001 User01 OFF MEMORY OFF 000000000001
user01@example.com
002 User02 OFF MEMORY OFF 000000000002
user02@example.com
003 User03 OFF MEMORY OFF 000000000003
user03@example.com
004 User04 OFF MEMORY OFF 000000000004
user04@example.com
005 User05 OFF MEMORY OFF 000000000005
user05@example.com
006User06OFF MEMORY OFF 000000000006
user06@example.com
007 User07 OFF MEMORY OFF 000000000007
user07@example.com
008 User08 OFF MEMORY OFF 000000000008
user08@example.com
009 User09 OFF MEMORY OFF 000000000009
user09@example.com
010 User10 OFF MEMORY OFF 000000000010
user10@example.com
011 User11 OFF MEMORY OFF OFF 000000000011
user11@example.com
012 User12 OFF MEMORY OFF OFF 000000000012
user12@ifax.com
4.APPENDIX
Afdrukformaat lijsten 167
4 APPENDIX
GROEPNUMMERINFORMATIE
Afdrukvoorbeeld van de GROEPNUMMERINFORMATIE
GROUP NUMBER INFORMATION
TIME: 2011-05-10 20:47
FAX NO.1 : 99999999999
FAX NO.2 : 99999999990
NAME: MFP_00000183
NO. NAMEADDRESS BOOK
001 Group01 001
007
014
019
001
008
014
019
002
008
015
020
003
009
015
020
004
009
016
005
010
016
005
010
017
006
011
017
006
012
018
007
013
018
003 Group03 005 005 006007 008 009
002 Group02 005 007 009 015 060 065
Fax Number
E-mail Address
4 APPENDIX
168 Afdrukformaat lijsten
FUNCTIELIJST (Gebruiker)
Uitvoervoorbeeld van FUNCTIELIJST (Gebruiker) (de inhoud is tussen kleuren- en monochrome
modellen deels verschillend).
Voor meer informatie over de items afgedrukt in de FUNCTIELIJST, zie de volgende pagina:
P.171 “FUNCTIELIJST (Beheerder)”
GENERAL
TOTAL COUNTER : 9999
DRAWER
DRAWER 1 : LT
DRAWER 2 : A3
DRAWER 3 : A4-R
DRAWER 4 : B5
AUTO CLEAR : 45
COPY
EXPOSURE FOR COLOR : MANUAL
EXPOSURE FOR BLACK : AUTO
COLOR MODE : BLACK
IMAGE DIRECTION : DISABLE
BYPASS FEED : PLAIN
ORIGINAL MODE FOR COLOR : TEXT/PHOTO
ORIGINAL MODE FOR BLACK : TEXT/PHOTO
ORIGINAL MODE FOR AUTO COLOR : TEXT/PHOTO
OMIT BLANK PAGE ADJUSTMENT : 0
ACS ADJUSTMENT : 2
SCAN
COLOR MODE : BLACK
COMPRESS : MID
B/W ADJUSTMENT IN ACS : 3
ROTATION : 0
SINGLE/2-SIDED SCAN : SINGLE
IMAGE QUALITY FOR BLACK : STANDARD
PREVIEW SETTING : OFF
INITIAL PREVIEW TYPE : PAGE FIT
OMIT BLANK PAGE ADJUSTMENT : 0
ACS ADJUSTMENT : 2
COLOR
RESOLUTION : 200dpi
ORIGINAL MODE : TEXT
EXPOSURE : AUTO
BACKGROUND ADJUSTMENT :
FUNCTION LIST
TIME : 2011-05-10 20:47
FAX NO.1 : 99999999999
FAX NO.2 : 99999999990
NAME : MFP_00000183
S/N : CME000034
F/W Ver. : XXXXXXXXXXXX
M-ROM Ver. : 140M-015
S-ROM Ver. : 140S-01
4.APPENDIX
Afdrukformaat lijsten 169
4 APPENDIX
NIC-configuratiepagina
Afdrukvoorbeeld van de NIC-configuratiepagina
Serienummer apparaat Het serienummer van dit apparaat
Versie De systeemversie van dit apparaat
Netwerkadres Het MAC-adres van dit apparaat
Netwerktopologie Het netwerktype
Connector Het connectortype
Netwerkmodus De netwerkmodus
Novell-netwerkinformatie
Printservernaam De Novell-printernaam van dit apparaat
Wachtwoord gedefinieerd Geeft aan of het wachtwoord is gedefinieerd.
Hoofdmap voor zoeken De ingestelde hoofdmap voor zoeken van dit apparaat
Boomstructuur directory services De instelling voor NDS-structuur van dit apparaat
Context directory services De ingestelde NDS-context van dit apparaat
Scansnelheid De ingestelde scansnelheid van dit apparaat
Frametype De ingestelde frametype van dit apparaat
===================================================================================
Unit Serial No : CME000034 Version : XXXXXXXXXXXX
Network Address : 00:40:af:7e:28:55
Network Topology : Ethernet Connector: RJ45
Network Mode : Auto
Novell Network Information enabled
Print Server Name : MFP_04998820
Password Defined :
Search Root not defined
Directory Services Tree : ORG
Directory Services Context: dept1.org
Scan Rate : 5
Frame Type : Auto Sense
TCP/IP Network Information for IPv4 enabled
Address Mode : Static IP
IP Address : 10.10.70.120
Subnet Mask : 255.255.255.0
Default Gateway : 10.10.70.1
Primary DNS Server : 0.0.0.0
DNS Name :
Host Name : MFP04998820
Primary WINS Server : 0.0.0.0
NetBIOS Name : MFP04998820
IPP Network Information enabled
IPP without SSL : http://10.10.70.120:631/Print
IPP with SSL : https://10.10.70.120:443/Print
AppleTalk Network Information enabled
AppleTalk Printer Name : MFP00C67861
AppleTalk Zone : *
AppleTalk Type : LaserWriter
===================================================================================
Novell Connection Information
File System Server Name : NWSRV
Queue Name : MFP_QUEUE
AppleTalk Connection Information
AppleTalk Printer Name : MFP00C67861
Raw Socket Connection Information
Port Number : 9100
4 APPENDIX
170 Afdrukformaat lijsten
TCP/IP-netwerkinformatie voor IPv4
Adresmodus De TCP/IP-adresmodus van dit apparaat
IP-adres Het IP-adres van dit apparaat
Subnetmasker Het subnetmasker van dit apparaat
Default gateway De default gateway van dit apparaat
Primaire DNS-server De primaire DNS-server van dit apparaat
DNS-naam De DNS-naam van dit apparaat
Hostnaam De hostnaam van dit apparaat
Primaire WINS-server De primaire WINS-server van dit apparaat
NetBIOS-naam De NetBIOS-naam van dit apparaat
IPP-netwerkinformatie
IPP zonder SSL URL voor het IPP-printen
IPP met SSL URL voor het IPP-printen met SSL
AppleTalk-netwerkinformatie
AppleTalk-printernaam De AppleTalk-printernaam van dit apparaat
AppleTalk-zone De AppleTalk-zone van dit apparaat
AppleTalk-type Het AppleTalk-printertype van dit apparaat
Novell-verbindingsinformatie
Bestandssysteemservernaam De NetWare-bestandssysteemservernaam waarmee dit
apparaat verbonden is
Wachtrijnaam De NetWare-wachtrijnaam waarmee dit apparaat
verbonden is
AppleTalk-verbindingsinformatie
AppleTalk-printernaam De AppleTalk-printernaam van dit apparaat
Raw Socket-verbindingsinformatie
Poortnummer Het poortnummer voor het RAW-printen
TCP/IP-netwerkinformatie voor IPv6
LLMNR Het ingestelde LLMNR (Linklocal Multicast Name
Resolution)-protocol
Link Local Address Het link local-adres van dit apparaat
Adresmodus De IPv6-adresmodus
IP-adres Het IPv6-adres van dit apparaat
Prefixlengte De prefixlengte van het IPv6-adres
Default gateway Het default gateway-adres van dit apparaat
Primaire IPv6 DNS-server Het primaire IPv6 DNS-serveradres
Secundaire IPv6 DNS-server Het secundaire IPv6 DNS-serveradres
4.APPENDIX
Afdrukformaat lijsten 171
4 APPENDIX
FUNCTIELIJST (Beheerder)
Uitvoervoorbeeld van FUNCTIELIJST (Beheerder) (de inhoud is tussen kleuren- en monochrome
modellen deels verschillend).
De functielijst voor een beheerder toont de lijst met instellingen voor alle functies. De volgende tabel toont alle
functies die worden afgedrukt in een beheerdersfunctielijst en de kolom "Gebruiker" geeft aan of de functie
wordt afgedrukt in een gebruikersfunctielijst. In de tabel wordt elke functie ook beschreven. (Afgedrukte items
zijn deels verschillend, afhankelijk van het feit of de harde schijf wel of niet is geïnstalleerd.)
ALGEMEEN
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
TOTAALTELLER Toont de totaalteller. JA
ALGEMENE / PAGINAGEHEUGENGROOTTE Toont de algemene en de
paginageheugengrootte. NEE
LADE - LADE 1 Toont het papierformaat van lade 1. JA
LADE - LADE 2 Toont het papierformaat van lade 2. JA
LADE - LADE 3 *1 Toont het papierformaat van lade 3. JA
LADE - LADE 4 *2 Toont het papierformaat van lade 4. JA
GENERAL
TOTAL COUNTER : 9999
MAIN / PAGE MEMORY SIZE : 2048 MB / 512 MB
DRAWER 1 : LT
DRAWER 2 : LD
DRAWER 3 : LT-R
DRAWER 4 : A4
AUTO CLEAR : 45
ENERGY SAVER
WEEKLY TIMER ON OFF
TIMER SUNDAY : 00:00:00 24:00:00
TIMER MONDAY : 00:00:00 24:00:00
TIMER TUESDAY : 00:00:00 24:00:00
TIMER WEDNESDAY : 00:00:00 24:00:00
TIMER THURSDAY : 00:00:00 24:00:00
TIMER FRIDAY : 00:00:00 24:00:00
TIMER SATURDAY : 00:00:00 24:00:00
ENABLE WEEKLY TIMER : DISABLE
AUTO POWER SAVE : 15
SLEEP MODE : 60
SUPER SLEEP : DISABLE
DAYLIGHT SAVINGS TIME
ENABLE DAYLIGHT SAVINGS TIME : DISABLE
OFFSET : +1:00
START DATE : Jan IST Sun 0:0
END DATE : Jan 1ST Sun 0:0
DATA CLONING FUNCTION : ENABLE
USB DIRECT PRINT : ENABLE
FUNCTIONS
SAVE AS LOCAL HDD : ENABLE
E-FILING : ENABLE
EMAIL SEND : ENABLE
SAVE AS FTP : ENABLE
SAVE AS FTPS : ENABLE
FUNCTION LIST
TIME : 2011-05-10 20:47
FAX NO.1 : 99999999999
FAX NO.2 : 99999999990
NAME : MFP_00000183
S/N : CME000034
F/W Ver. : XXXXXXXXXXXX
M-ROM Ver. : 140M-015
S-ROM Ver. : 140S-01
4 APPENDIX
172 Afdrukformaat lijsten
LADE
- EXTRAGROTE PAPIERINVOER *3
Toont het papierformaat van de extragrote
papierinvoer JA
LADE
- EXTERNE EXTRAGROTE
PAPIERINVOER *4
Toont het papierformaat van de extragrote
papierinvoer JA
AUTO WIS Toont de tijd (in seconden) waarna het
aanraakscherm de vorige instellingen wist en
terugkeert naar het beginscherm.
JA
SPAARSTAND - AAN/UIT-SCHAKELKLOK Toont de tijd waarop de energiebesparende
stand (inschakeltijd) ingaat en de tijd waarop de
energiebesparende stand (uitschakeltijd)
uitgaat op elk van de dagen (zondag tot
zaterdag).
NEE
SPAARSTAND - AUTOMATISCHE
ENERGIEBESPARENDE STAND
Toont de tijd waarna de energiebesparende
stand ingaat (in minuten). NEE
SPAARSTAND - SLAAPSTAND Toont de tijd waarna de slaapstand ingaat (in
minuten). NEE
SPAARSTAND - SUPER-SLAAPSTAND Toont of de super-slaapstand is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
SPAARSTAND - MODUS NA VERSTRIJKEN
TIJD [SLAAPTIMER]
Toont de in te voeren modus na het verstrijken
van de ingestelde tijd in [Slaaptimer]. NEE
ZOMERTIJD - ZOMERTIJD INSCHAKELEN Toont of de zomertijd is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
ZOMERTIJD - TIJDVERSCHIL Toont het tijdverschil met de lokale
standaardtijd. NEE
ZOMERTIJD - BEGINDATUM / EINDDATUM Toont de begin- en einddatum en -tijd voor de
zomertijd. NEE
GEGEVENSKOPIEERFUNCTIE Toont of de gegevenskopieerfunctie is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
DIRECT AFDRUKKEN VANAF USB Toont of de functie Direct afdrukken vanaf USB
is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - OPSLAAN ALS LOKALE HDD Toont of de functie Opslaan als lokale HDD is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - E-FILING Toont of de functie e-Filing is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - E-MAIL VERZENDEN Toont of de e-mailverzending is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - OPSLAAN ALS FTP Toont of de functie Opslaan als FTP is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - OPSLAAN ALS FTPS Toont of de functie Opslaan als FTPS is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
ALGEMEEN
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
4.APPENDIX
Afdrukformaat lijsten 173
4 APPENDIX
FUNCTIES - OPSLAAN OP USB-MEDIUM Toont of de functie Opslaan op USB-medium is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - OPSLAAN ALS SMB Toont of de functie Opslaan als SMB is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - OPSLAAN ALS NETWARE Toont of de functie Opslaan als NetWare is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - INTERNETFAX VERZENDEN Toont of de internetfaxverzending is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - FAX VERZENDEN Toont of de faxverzending is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - WEBSERVICES-SCAN Toont of de functie Webservices-scan is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - TWAIN-SCANNEN Toont of de functie TWAIN-scannen is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - SCANNEN NAAR EXTERNE
CONTROLLER
Toont of de functie Scannen naar externe
controllers is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - NETWERKFAX Toont of de functie Netwerkfaxen is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
FUNCTIES - NETWERKINTERNETFAX Toont of de functie Netwerkinternetfaxen is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
INSTELLING LANGE BEST.NAAM Toont de weergave-instelling van lange
bestandsnamen. NEE
TAAK OVERSLAAN - TAAK OVERSLAAN
INSCHAKELEN
Toont of de functie Taak overslaan is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
ADRESBOEKBEPERKING DOOR
BEHEERDER
Toont of het bewerken van het adresboek
beperkt is door de beheerder. NEE
HARDCOPY-BEVEILIGINGSPRINTEN -
KOPIËREN TEGENHOUDEN
Toont of het kopiëren van het document moet
worden tegengehouden. NEE
HARDCOPY-BEVEILIGINGSPRINTEN -
SCANNEN TEGENHOUDEN
Toont of het scannen van het document moet
worden tegengehouden. NEE
HARDCOPY-BEVEILIGINGSPRINTEN - FAX
TEGENHOUDEN
Toont of het afdrukken van het document moet
worden tegengehouden. NEE
VERTROUWELIJKHEIDSINSTELLING -
DOCUMENTNAAM
Toont of de vertrouwelijkheidsinstelling in het
scherm TAAKSTATUS of het scherm
AFDRUKKEN is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
POP-UP - PAPIERLADE Toont of het pop-upvenster voor de lade-
instelling is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
POP-UP - PAPIERSTORING HERSTELLEN Toont of het pop-upvenster na het verwijderen
van vastgelopen papier is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
ALGEMEEN
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
4 APPENDIX
174 Afdrukformaat lijsten
*1 “LADE 3” wordt enkel afgedrukt als lade 3 geïnstalleerd is.
*2 “LADE 4” wordt alleen afgedrukt als lade 4 geïnstalleerd is.
*3 "EXTRAGROTE PAPIERINVOER" wordt enkel afgedrukt wanneer de extragrote papierinvoer is geïnstalleerd.
*4 "EXTRA GROTE PAPIERINVOER" wordt alleen afgedrukt wanneer de extra grote papierinvoer is geïnstalleerd.
*5 Wordt alleen afgedrukt voor e-STUDIO307LP.
POP-UP - DIK PAPIER INSTELLEN Toont of het pop-upvenster voor instelling dik 1
is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
MENU-INSTELLING - STANDAARD
MENUSCHERM INSTELLING
Toont het standaard scherm voor een menu. NEE
AFDRUK DONKERHEID INSTELLEN *5 Toont de instelling van de afdruk donkerheid. NEE
KOPIËREN
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
BELICHTING VOOR KLEUR *1 Toont de standaardinstelling voor belichting
voor kleurkopieën. JA
BELICHTING VOOR ZWART *1 Toont de standaardinstelling voor belichting
voor zwarte kopieën. JA
BELICHTING *2 Toont de standaardinstelling voor belichting
voor kopieën. JA
KLEURENMODUS *1 Toont de standaardkleurmodus voor kopiëren. JA
BEELDRICHTING Toont of de beeldrichtingfunctie is ingeschakeld
of uitgeschakeld. JA
HANDINVOER Toont de standaardpapiersoort van de
handinvoer. JA
INVOERDER/ACHTERKAFT OMKEREN *3 Toont of de functie 'Invoerder/Achterkaft
omkeren' is ingeschakeld of uitgeschakeld. JA
TAB - AFMETING - LADE - TABAFMETING *3 Toont de ingestelde tabafmeting bij tabbladen
ingevoerd vanuit een lade. JA
TAB - AFMETING - LADE - VERPLAATSING *3 Toont de ingestelde afmeting voor verplaatsen
bij tabbladen ingevoerd vanuit een lade. JA
TAB - AFMETING - HANDINVOER -
TABAFMETING *3
Toont de ingestelde tabafmeting bij tabbladen
ingevoerd vanaf de handinvoer. JA
TAB - AFMETING - HANDINVOER -
VERPLAATSING *3
Toont de ingestelde afmeting voor verplaatsen
bij tabbladen ingevoerd vanaf de handinvoer. JA
ORIGINELE MODUS VOOR KLEUR *1 Toont de standaard originele modus voor
kleurkopieën. JA
ORIGINELE MODUS VOOR ZWART Toont de standaard originele modus voor
zwarte kopieën. JA
ORIGINELE MODUS VOOR AUTO KLEUR *1 Toont de standaard originele modus voor
automatische kleurkopieën. JA
ALGEMEEN
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
4.APPENDIX
Afdrukformaat lijsten 175
4 APPENDIX
*1 Wordt alleen afgedrukt bij kleurenmodellen.
*2 Wordt alleen afgedrukt bij monochrome modellen.
*3 Wordt alleen afgedrukt bij modellen die kopiëren op tabbladen ondersteunen.
SLA LEGE PAGINA OVER AANPASSING Toont het instelniveau voor het overslaan van
lege pagina's. JA
ACS-AANPASSING *1 Toont het ACS-instelniveau. JA
MAX. KOPIEËN Toont het maximale aantal kopieën die
ingesteld kunnen worden. NEE
AUTOM. 2-ZIJDIG Toont de standaard automatische 2-zijdige
modus. NEE
VOORKEUR SORTEERMODUS Toont de standaardsorteermodus. NEE
STANDAARD MODUS VOOR AUTO KLEUR *1 Toont de standaard automatische kleurmodus
voor kopiëren. NEE
AUTOMATISCH WISSELEN VAN
PAPIERLADE
Toont of de functie Automatisch wisselen van
papierbron is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
PAPIER UIT VERSCHILLENDE RICHTING Toont of de functie Papier van andere richting is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
AUTO UITVOERWISSEL (CASCADE
AFDRUK)
Toont of de functie Automatisch uitvoerlade
wisselen (cascade-afdruk) is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
PRINTEN PAUZEREN BIJ LEGE NIETER Toont of dit apparaat het afdrukken onderbreekt
wanneer de nietmachine leeg is. NEE
PRT PAUZEREN BIJ VOLLE PERFORATIE
AFVALBAK
Toont of het apparaat doorgaat met afdrukken
als de perforatorafvalbak vol is. NEE
BUITENKANT WISSEN ORIGINEEL Toont of de functie Buitenkant wissen origineel
is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
ADF SCAN RUISREDUCTIE Toont de instelling van de ADF scan
ruisreductie functie. NEE
SCANNEN
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
KLEURFUNCTIE Toont de standaardkleurmodus voor scannen. JA
COMPRESSIE Toont de standaardinstelling voor compressie. JA
ZWART/WITAANPASSING VOOR
STANDAARD
Toont de standaard zwart-witresolutie in ACS. JA
ROTEREN Toont de standaardrotatiemodus. JA
ENKEL-/DUBBELZIJDIGE SCAN Toont de standaard dubbelzijdige scanmodus. JA
BEELDKWALITEIT VOOR ZWART Toont de standaardbeeldkwaliteitsinstelling die
van toepassing is bij het scannen van een
zwart origineel in automatische kleurmodus.
JA
KOPIËREN
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
4 APPENDIX
176 Afdrukformaat lijsten
*1 Wordt alleen afgedrukt bij kleurenmodellen, de e-STUDIO507-serie en de e-STUDIO857-serie.
VOORBEELD INSTELLING *1 Toont of de voorbeeldfunctie is ingeschakeld of
uitgeschakeld. JA
EERSTE VOORBEELDTYPE *1 Toont het standaardvoorbeeldtype. JA
SLA LEGE PAGINA OVER AANPASSING Toont het instelniveau voor het overslaan van
lege pagina's. JA
ACS-AANPASSING Toont het ACS-instelniveau. JA
KLEUR - RESOLUTIE Toont de resolutie voor kleurscans. JA
KLEUR - ORIGINELE MODUS Toont de standaard originele modus voor
kleurscans. JA
KLEUR - BELICHTING Toont de standaardinstelling voor belichting
voor kleurscans. JA
KLEUR - ACHTERGRONDINSTELLING Toont de standaardachtergrondinstelling voor
kleurscans. JA
GRIJSTINTEN - RESOLUTIE Toont de resolutie voor grijstintenscans. JA
GRIJSTINTEN - BELICHTING Toont de standaardinstelling voor belichting
voor grijstintenscans. JA
GRIJSTINTEN
- ACHTERGRONDINSTELLING
Toont de standaardachtergrondinstelling voor
grijstintenscans. JA
ZWART - RESOLUTIE Toont de resolutie voor zwarte scans. JA
ZWART - ORIGINELE MODUS Toont de standaard originele modus voor
zwarte scans. JA
ZWART - BELICHTING Toont de standaardinstelling voor belichting
voor zwarte scans. JA
ZWART - ACHTERGRONDINSTELLING Toont de standaardachtergrondinstelling voor
zwarte scans. JA
ADF SCAN RUISREDUCTIE Toont de instelling van de ADF scan
ruisreductie functie. NEE
FAXEN
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
FAX-ROMVERSIE Toont de ROM-versie van het faxapparaat. JA
RESOLUTIE Toont de standaardresolutie-instelling voor een
fax/internetfaxoverdracht. JA
MODUS VOOR ORIGINELEN Toont de standaard originele modus voor een
fax/internetfaxoverdracht. JA
BELICHTING Toont de standaardbelichtingsinstelling voor
een fax/internetfaxoverdracht. JA
SCANNEN
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
4.APPENDIX
Afdrukformaat lijsten 177
4 APPENDIX
TX TYPE *1 Toont het standaardoverdrachtstype. JA
TTI Toont of de TTI is ingeschakeld of
uitgeschakeld. JA
RTI Toont of de RTI is ingeschakeld of
uitgeschakeld. JA
ECM *1 Toont of de ECM is ingeschakeld of
uitgeschakeld. JA
VOORBEELD INSTELLING *3 Toont of de voorbeeldfunctie is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
EERSTE VOORBEELDTYPE *3 Toont het standaardvoorbeeldtype. NEE
INITIËLE INSTELLING - MONITORVOLUME *1 Toont de monitorvolume-instelling. NEE
INITIËLE INSTELLING
- VOLTOOIINGSTOONVOLUME *1
Toont de voltooiingsvolume-instelling. NEE
INITIËLE INSTELLING - RX MODUS *1 Toont de standaard RX-modus. NEE
INITIËLE INSTELLING - BELTYPE *1 Toont het beltype van lijn 1. NEE
INITIËLE INSTELLING - BELTYPE (LIJN 2) *2 Toont het beltype van lijn 2. NEE
LIJN-2 MODUS *2 Toont de lijn-2 modus. NEE
LIJN-2 MODUS - START *2 Toont de starttijd om Lijn 2 enkel te gebruiken
voor ontvangst. Dit is enkel van toepassing
wanneer "ENKEL RX (KLOK)" is ingesteld op
de LIJN-2 MODUS.
NEE
LIJN-2 MODUS - EINDE *2 Toont de eindtijd om Lijn 2 enkel te gebruiken
voor ontvangst te beëindigen. Dit is enkel van
toepassing wanneer "ENKEL RX (KLOK)" is
ingesteld op de LIJN-2 MODUS.
NEE
ONTVANGEN FAXEN AFDRUKKEN -
GEDEELTELIJK
Toont of gedeeltelijk afdrukken is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
ONTVANGEN FAXEN AFDRUKKEN -
VERKLEIND
Toont of verkleind afdrukken is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
ONTVANGEN FAXEN AFDRUKKEN -
DUBBELZIJDIG AFDRUKKEN *1
Toont of dubbelzijdig afdrukken is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
ONTVANGEN FAXEN AFDRUKKEN -
ROTATIESORTERING *1
Toont of rotatiesortering is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
HERVATTEN VERZENDING *1 Toont of het hervatten van een verzending is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
HERVATTEN VERZENDING - OPSLAGTIJD *1 Toont hoeveel uren een verzending moet
worden opgeslagen alvorens te hervatten. NEE
DOORSTUREN ONTVANGEN FAX -
AGENT1 *1
Toont het agenttype als de functie Doorsturen
ontvangen fax is geregistreerd. NEE
FAXEN
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
4 APPENDIX
178 Afdrukformaat lijsten
*1 Deze worden alleen afgedrukt wanneer het faxapparaat is geïnstalleerd.
*2 Deze worden alleen afgedrukt wanneer het faxapparaat en de 2de lijn voor faxapparaat zijn geïnstalleerd.
*3 Wordt alleen afgedrukt bij kleurenmodellen, de e-STUDIO507-serie en de e-STUDIO857-serie.
*1 Wordt alleen afgedrukt bij kleurenmodellen.
*1 Wordt alleen afgedrukt bij kleurenmodellen.
DOORSTUREN ONTVANGEN FAX -
AGENT2 *1
Toont het agenttype als de functie Doorsturen
ontvangen fax is geregistreerd. NEE
DOORSTUREN ONTVANGEN FAX
(REGEL2) - AGENT1 *1
Toont het agenttype van regel 2 als de functie
Doorsturen ontvangen fax is geregistreerd. NEE
DOORSTUREN ONTVANGEN FAX
(REGEL2) - AGENT2 *1
Toont het agenttype van regel 2 als de functie
Doorsturen ontvangen fax is geregistreerd. NEE
BEVEILIGD ONTVANGEN - TIMER *1 Toont de tijd waarop de stand voor beveiligd
ontvangen (inschakeltijd) ingaat en de tijd
waarop deze stand (uitschakeltijd) uitgaat op
elk van de weekdagen (zondag tot zaterdag).
NEE
BEVEILIGD ONTVANGEN - BEVEILIGD
ONTVANGEN INSCHAKELEN *1
Toont of beveiligd ontvangen is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
BEVESTIGING MEERDERE
BESTEMMINGEN
Toont of bevestiging meerdere bestemmingen
is ingeschakeld of uitgeschakeld. JA
SNELHEIDSLIMIET VERZENDEN Toont of de snelheidslimiet voor het verzenden
is ingeschakeld of uitgeschakeld. JA
SNELHEIDSLIMIET ONTVANGEN (LIJN1) Toont of de snelheidslimiet voor de ontvangst
van 1ste lijn is ingeschakeld of uitgeschakeld. JA
SNELHEIDSLIMIET ONTVANGEN (LIJN2) Toont of de snelheidslimiet voor de ontvangst
van 2e lijn is ingeschakeld of uitgeschakeld. JA
E-FILING
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
MODUS AFBEELDINGEN AFDRUKKEN *1 Toont de standaardbeeldmodus voor
afdrukken. JA
PRINT
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
KLEURMODUS VOOR AFDRUKKEN VANAF
USB *1
Toont de standaardkleurmodus voor kopiëren
vanaf USB. JA
FAXEN
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
4.APPENDIX
Afdrukformaat lijsten 179
4 APPENDIX
BESTAND
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
ONDERHOUD Toont of de opslagbeheerfunctie is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
OPSLAGONDERHOUD Toont hoeveel dagen de gegevens worden
bijgehouden in de lokale map. Dit is enkel van
toepassing wanneer de onderhoudsfunctie is
ingeschakeld.
NEE
E-MAIL
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
GROOTTE BERICHTFRAGMENT (KB) Toont de berichtfragmentgrootte die van
toepassing is op een e-mailoverdracht. NEE
ADRES Toont het e-mailadres van de afzender dat van
toepassing is op een e-mailoverdracht. NEE
NAAM Toont de naam van de afzender die van
toepassing is op een e-mailoverdracht. NEE
DOMEINNAAM ONTVANGER Toont of het automatisch toevoegen van de
domeinnaam is in- of uitgeschakeld als een
adres wordt ingevoerd.
NEE
AANTAL NIEUWE POGINGEN Toont hoe vaak het multifunctionele systeem
heeft geprobeerd een e-mail te versturen
wanneer dit eerder mislukt is.
NEE
INTERVAL NIEUWE POGING Toont het interval van de e-mailoverdracht. NEE
BCC-ADRESWEERGAVE Toont of het weergeven van het BCC-adres is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
ONDERWERP BEWERKEN Toont of het bewerken van het e-mailonderwerp
is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
DE DATUM EN TIJD AAN HET ONDERWERP
TOEVOEGEN
Toont of het toevoegen van de datum en de tijd
aan het e-mailonderwerp is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
STANDAARDONDERWERP Toont het standaardonderwerp van de e-mail. NEE
URL TRANSMISSIE-INSTELLINGEN - URL
TRANSMISSIE
Toont of het hervatten van een URL transmissie
is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
URL TRANSMISSIE INSTELLINGEN -
DREMPELWAARDE OM BIJGEVOEGD
BESTAND TE VERZENDEN
Toont de grootte van het bestand die
beschikbaar moet zijn voor het schakelen van
het bijgevoegde bestand naar URL transmissie
bij ingeschakelde URL transmissie.
NEE
URL TRANSMISSIE INSTELLINGEN -
BEWAARTIJD VOOR DOWNLOAD BESTAND
Toont de bewaartijd van het bestand bij
ingeschakelde URL transmissie. NEE
URL TRANSMISSIE INSTELINGEN -
INTERVAL ZOEKEN OM DE VERVALLEN
DOWNLOAD BESTAND TE WISSEN
Toont de interval voor controle van vervaltijd
van het bestand bij ingeschakelde URL
transmissie.
NEE
4 APPENDIX
180 Afdrukformaat lijsten
URL TRANSMISSIE INSTELLINGEN -
HOSTNAAM FORMAAT IN URL
Toont het formaat van de hostnaam in URL bij
ingeschakelde URL transmissie. NEE
INTERNETFAX
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
GROOTTE PAGINAFRAGMENT (KB) Toont de fragmentpaginagrootte die van
toepassing is op een internetfaxoverdracht. NEE
BERICHTTEKST VERZENDEN Toont of het verzenden van de berichttekst is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
AAN/BCC BESTEMMING Toont de bestemmingsinstellingen van een
internetfaxoverdracht.
NEE
ADRES Toont het e-mailadres van de afzender dat van
toepassing is op een internetfaxoverdracht. NEE
DOMEINNAAM ONTVANGER Toont of het automatisch toevoegen van de
domeinnaam is in- of uitgeschakeld als een
adres wordt ingevoerd.
NEE
NAAM Toont de naam van de afzender die van
toepassing is op een internetfaxoverdracht. NEE
AANTAL NIEUWE POGINGEN Toont hoeveel keer dit apparaat probeert een
internetfax te verzenden na een mislukte
poging.
NEE
INTERVAL NIEUWE POGING Toont het interval van de internetfaxoverdracht. NEE
DOORSTUREN ONTVANGEN INTERNETFAX
- AGENT1
Toont het agenttype als de functie Doorsturen
ontvangen internetfax is geregistreerd. NEE
DOORSTUREN ONTVANGEN INTERNETFAX
- AGENT2
Toont het agenttype als de functie Doorsturen
ontvangen internetfax is geregistreerd. NEE
RAPPORTINSTELLING
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
LOGBOEK - AUTO Toont of de functie Logboek automatisch
afdrukken is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
LOGBOEK - VERZENDLOGBOEK Toont hoeveel verzendingen zullen worden
afgedrukt in een verzendlogboek. NEE
LOGBOEK - ONTVANGSTLOGBOEK Toont hoeveel ontvangsten zullen worden
afgedrukt in een ontvangstlogboek. NEE
FAX RAPPORTAGE - VERZENDEN UIT
GEHEUGEN
Toont de voorwaarden om een
geheugenoverdrachtrapport af te drukken. NEE
FAX RAPPORTAGE - DIRECT TX Toont de voorwaarden om een directe
overdrachtrapport af te drukken. NEE
FAX RAPPORTAGE - MEERV. VERZENDING Toont de voorwaarden om een multi-
overdrachtrapport af te drukken. NEE
E-MAIL
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
4.APPENDIX
Afdrukformaat lijsten 181
4 APPENDIX
FAX RAPPORTAGE - AFROEP Toont de voorwaarden om een polling-rapport
af te drukken. NEE
FAX RAPPORTAGE - RELAISOORSPRONG Toont de voorwaarden om een
relaisoorsprongrapport af te drukken. NEE
FAX RAPPORTAGE - RELAISSTATION Toont de voorwaarden om een
relaisstationrapport af te drukken. NEE
FAX RAPPORTAGE - RELAISBESTEMMING Toont de voorwaarden om een
relaisbestemmingrapport af te drukken. NEE
ONTVANGSTLIJST - LOKAAL Toont of een ontvangstlijst al dan niet zal
worden afgedrukt na het reserveren van een
document naar een mailbox in het apparaat.
NEE
ONTVANGSTLIJST - OP AFSTAND Toont of een ontvangstlijst al dan niet zal
worden afgedrukt na het reserveren van een
document naar een mailbox in het apparaat
vanop afstand vanaf een andere fax.
NEE
ONTVANGSTLIJST - RELAISSTATION Toont of een ontvangstlijst al dan niet zal
worden afgedrukt na het ontvangen van een
relaisoverdracht van een afzender zoals een
relaishub.
NEE
PRINTER/E-FILING
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
AUTOMATISCH WISSELEN VAN
PAPIERLADE
Toont of de functie Automatisch wisselen van
papierbron is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
PAPIER UIT VERSCHILLENDE RICHTING Toont of de functie Papier van andere richting is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
GEFORCEERD DOORGAAN (ONGELDIG
PAPIER)
Toont of de functie Geforceerd doorgaan bij
ongeldig papier is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
AUTO UITVOERWISSEL (CASCADE
AFDRUK)
Toont of de functie Automatisch uitvoerlade
wisselen (cascade-afdruk) is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
PRINTEN PAUZEREN BIJ LEGE NIETER Toont of dit apparaat het afdrukken onderbreekt
wanneer de nietmachine leeg is. NEE
PRT PAUZEREN BIJ VOLLE PERFORATIE
AFVALBAK
Toont of het apparaat doorgaat met afdrukken
als de perforatorafvalbak vol is. NEE
INSTELLINGEN BEDRADE 802.1X
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
802.1X INSCHAKELEN Toont of de bedrade 802.1X-verificatie is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
EAP-METHODE Toont de huidige EAP-methode. NEE
RAPPORTINSTELLING
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
4 APPENDIX
182 Afdrukformaat lijsten
DRAADLOZE INSTELLINGEN worden alleen afgedrukt als de draadloze LAN-module is geïnstalleerd.
DRAADLOZE INSTELLINGEN
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
DRAADLOZE LAN Toont of de draadloze LAN-functie is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
NETWERKINSTELLING - ALGEMEEN PRODUCT - ALGEMEEN
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
ETHERNETSNELHEID DUPLEXMODUS Toont de ethernetsnelheidsinstelling. NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERK - TCP/IP
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
ADRESMODUS Toont de TCP/IP-adresmodus. NEE
HOSTNAAM Toont de TCP/IP-adresmodus. NEE
IP-ADRES Toont het IP-adres van dit apparaat. NEE
SUBNETMASKER Toont het subnetmasker van dit apparaat. NEE
DEFAULT GATEWAY Toont het default gateway-adres van dit
apparaat. NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERK - IPv6
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
IPv6 INSCHAKELEN Toont of het IPv6-protocol is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
LLMNR Toont of de LLMNR (Linklocal Multi-cast Name
Resolution) is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
ADRESMODUS Toont de IPv6 -adresmodus. NEE
LINK LOCAL ADDRESS Toont het link local-adres van dit apparaat. NEE
IP-ADRES Toont het IPv6-adres van dit apparaat. NEE
PREFIXLENGTE Toont de prefixlengte van het IPv6-adres. NEE
DEFAULT GATEWAY Toont het default gateway-adres van dit
apparaat. NEE
GEBRUIK DHCPv6-SERVER VOOR OPTIES Toont of de optionele informatie wordt
verkregen van de DHCPv6-server. NEE
STATELESS GEBRUIKEN VOOR IP-ADRES
(M FLAG)
Toont of het stateless-gebruik (IP-
adresverwerving M flag) is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
4.APPENDIX
Afdrukformaat lijsten 183
4 APPENDIX
STATELESS GEBRUIKEN VOOR OPTIES (O
FLAG)
Toont of het stateless-gebruik (verwerving
optionele informatie O flag) is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
IP-ADRES1 Het IP-adres, de prefixlengte en de default
gateway die worden toegewezen door routers.
NEE
PREFIXLENGTE1 NEE
DEFAULT GATEWAY1 NEE
IP-ADRES2 NEE
PREFIXLENGTE2 NEE
DEFAULT GATEWAY2 NEE
IP-ADRES3 NEE
PREFIXLENGTE3 NEE
DEFAULT GATEWAY3 NEE
IP-ADRES4 NEE
PREFIXLENGTE4 NEE
DEFAULT GATEWAY4 NEE
IP-ADRES5 NEE
PREFIXLENGTE5 NEE
DEFAULT GATEWAY5 NEE
IP-ADRES6 NEE
PREFIXLENGTE6 NEE
DEFAULT GATEWAY6 NEE
IP-ADRES7 NEE
PREFIXLENGTE7 NEE
DEFAULT GATEWAY7 NEE
STATEFUL GEBRUIKEN VOOR IP-ADRES Toont of het stateful-gebruik (IP-
adresverwerving) is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
STATEFUL GEBRUIKEN VOOR OPTIES Toont of het stateful-gebruik (verwerving
optionele informatie) is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERK - IPX/SPX
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
IPX/SPX AAN Toont of het IPX/SPX-protocol is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERK - IPv6
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
4 APPENDIX
184 Afdrukformaat lijsten
FRAMETYPE Toont het frametype dat moet worden
geselecteerd. NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERK - APPLETALK
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
APPLETALK INSCHAKELEN Toont of het AppleTalk-protocol is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
APPARAATNAAM Toont de AppleTalk-apparaatnaam. NEE
DESIRED ZONE Toont de AppleTalk-zone. NEE
NETWERKINSTELLING - SESSIE - LDAP-SESSIE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
LDAP INSCHAKELEN Toont of LDAP is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
KENMERK 1 Toont de naam van het schema dat
overeenkomt met de LDAP-serverconfiguratie. NEE
KENMERK 2 Toont de naam van het schema dat
overeenkomt met de LDAP-serverconfiguratie. NEE
ZOEKMETHODE Toont de zoekvoorwaarden voor LDAP-zoeken. NEE
NETWERKINSTELLING - SESSIE - DNS-SESSIE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
DNS INSCHAKELEN Toont of de DNS is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
PRIMAIRE DNS SERVER-ADRES Toont het primaire DNS-serveradres indien het
is ingesteld. NEE
SECUNDAIRE DNS SERVER-ADRES Toont het secundaire DNS-serveradres indien
het is ingesteld. NEE
PRIMAIRE DNS SERVER-ADRES (IPv6) Toont het primaire DNS-server IPv6-adres
indien het is ingesteld. NEE
SECUNDAIRE DNS SERVER-ADRES (IPv6) Toont het secundaire DNS-server IPv6-adres
indien het is ingesteld. NEE
NETWERKINSTELLING - SESSIE - DDNS-SESSIE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
DDNS INSCHAKELEN Toont of DDNS is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
HOSTNAAM Toont de hostnaam van dit apparaat. NEE
DOMEINNAAM Toont de domeinnaam van dit apparaat. NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERK - IPX/SPX
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
4.APPENDIX
Afdrukformaat lijsten 185
4 APPENDIX
BEVEILIGINGSMETHODE Toont de beveiligingsmethode van dit apparaat. NEE
PRIMAIRE LOGINNAAM Toont de primaire loginnaam als GSS-TSIG
geselecteerd is als beveiligingsmethode. NEE
SECUNDAIRE LOGINNAAM Toont de secundaire loginnaam als GSS-TSIG
geselecteerd is als beveiligingsmethode. NEE
NETWERKINSTELLING - SESSIE - SMB-SESSIE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
SMB-SERVERPROTOCOL Toont of het SMB-protocol is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
BEPERKING Toont of de functies Printer delen / Bestand
delen al dan niet beperkt zijn. NEE
NETBIOS-NAAM Toont de NetBIOS-naam van dit apparaat. NEE
INLOGGEN Toont de inloginstelling. NEE
WERKGROEP Toont de werkgroep van dit apparaat. NEE
DOMEIN Toont de domeinnaam van dit apparaat. NEE
PRIMAIRE DOMAIN CONTROLLER Toont het primaire domain controller-adres
indien het is ingesteld. NEE
BACKUP DOMAIN CONTROLLER Toont het back-up domain controller-adres
indien het is ingesteld. NEE
AANMELDING GEBRUIKERSNAAM Toont de aanmelding gebruikersnaam van dit
apparaat voor het domein indien deze is
ingesteld.
NEE
PRIMAIRE WINS SERVER Toont het primaire WINS-serveradres indien
het is ingesteld. NEE
SECUNDAIRE WINS SERVER Toont het secundaire WINS-serveradres indien
het is ingesteld. NEE
SMB-ONDERTEKENING VAN SMB-SERVER Toont de instelling van de SMB-ondertekening
van de SMB-server. NEE
SMB-ONDERTEKENING VAN SMB-CLIENT Toont de instelling van de SMB-ondertekening
van de SMB-client. NEE
NETWERKINSTELLING - SESSIE - NETWARE-SESSIE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
BINDERY INSCHAKELEN Toont of de bindery-modus is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
NDS INSCHAKELEN Toont of de NDS-modus is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
CONTEXT Toont de NDS-context. NEE
NETWERKINSTELLING - SESSIE - DDNS-SESSIE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
4 APPENDIX
186 Afdrukformaat lijsten
TREE Toont de NDS-structuur. NEE
PREFERRED FILE SERVER Toont de naam van de preferred file-server. NEE
NETWERKINSTELLING - SESSIE - BONJOUR-SESSIE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
BONJOUR INSCHAKELEN Toont of Bonjour is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
LOKALE HOSTNAAM Toont de lokale hostnaam van dit apparaat voor
Bonjour. NEE
SERVICENAAM Toont de servicenaam van dit apparaat voor
Bonjour. NEE
NETWERKINSTELLING - SESSIE - LLTD-SESSIE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
LLTD INSCHAKELEN Toont of het LLTD (Link Layer Topology
Discovery)-protocol is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
APPARAATNAAM Toont de apparaatnaam weergegeven in de
Netwerkoverzicht. NEE
NETWERKINSTELLING - SESSIE - SLP-SESSIE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
SLP INSCHAKELEN Toont of SLP (Service Location Protocol) is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
TTL Toont de TTL (Time To Live, een scope in het
netwerk dat SLP-service levert). NEE
SCOPE Toont de scope voor het opgeven van de
groepen die SLP-services leveren. NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - HTTP-NETWERKSERVICE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
HTTP-SERVER INSCHAKELEN Toont of de HTTP-netwerkservice is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
NR. PRIMAIRE POORT Toont het primaire poortnummer voor de HTTP-
netwerkservice. NEE
NR. SECUNDAIRE POORT Toont het secundaire poortnummer voor de
HTTP-netwerkservice. NEE
SSL INSCHAKELEN Toont of SSL voor de HTTP-netwerkservice is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
NETWERKINSTELLING - SESSIE - NETWARE-SESSIE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
4.APPENDIX
Afdrukformaat lijsten 187
4 APPENDIX
SSL-POORTNUMMER Toont het SSL-poortnummer voor de HTTP-
netwerkservice. NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - SMTP CLIENT-NETWERKSERVICE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
SMTP CLIENT INSCHAKELEN Toont of de SMTP-client is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
VERIFICATIE Toont of de SMTP-verificatie is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
POP BEFORE SMTP Toont of POP Before SMTP is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
SMTP-SERVERADRES Toont het IP-adres van de SMTP-server dat is
toegewezen. NEE
LOGINNAAM Toont de loginnaam gebruikt voor SMTP-
verificatie. NEE
POORTNUMMER Toont het poortnummer dat moet worden
gebruikt voor het verzenden van een e-mail of
internetfax naar de SMTP-server.
NEE
SSL INSCHAKELEN Toont of SSL voor de SMTP-client is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
SSL/TLS Toont het protocol gebruikt voor SSL. NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - SMTP SERVER-NETWERKSERVICE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
SMTP-SERVER INSCHAKELEN Toont of de SMTP-server is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
POORTNUMMER Toont het poortnummer dat moet worden
gebruikt voor het ontvangen van internetfaxen
met behulp van het SMTP-protocol.
NEE
OFFRAMP GATEWAY INSCHAKELEN Toont of de offramp gateway is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
OFFRAMP-BEVEILIGING INSCHAKELEN Toont of de offramp-beveiliging is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
OFFRAMP PRINT INSCHAKELEN Toont of de offramp print-functie is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
E-MAILADRES Toont het e-mailadres van dit apparaat indien
de SMTP-server is ingeschakeld en het is
ingesteld.
NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - HTTP-NETWERKSERVICE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
4 APPENDIX
188 Afdrukformaat lijsten
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - IP-BEVEILIGINGSSERVICE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
IP-BEVEILIGING INSCHAKELEN Toont of de IP-beveiligingsfunctie is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
BELEIDSNAAM Toont de beleidsnaam van de IP-
beveiligingsfunctie. NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - POP3-NETWERKSERVICE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
POP3-CLIENT INSCHAKELEN Toont of de POP3-client is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
POP3-SERVERADRES Toont het IP-adres van de POP3-server indien
het is toegewezen. NEE
VERIFICATIE Toont of de POP3-verificatie is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
POP3-LOGINTYPE Toont het POP3-logintype. NEE
ACCOUNTNAAM Toont de POP3-accountnaam indien deze is
ingesteld. NEE
SCANINTERVAL Toont het scaninterval waarmee de POP3-
server moet controleren op nieuwe berichten
(in minuten).
NEE
POORTNUMMER Toont het poortnummer dat moet worden
gebruikt voor toegang tot de POP3-server. NEE
SSL INSCHAKELEN Toont of SSL voor de POP3-netwerkservice is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
SSL-POORTNUMMER Toont het SSL-poortnummer dat moet worden
gebruikt voor toegang tot de POP3-server. NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - FTP CLIENT-NETWERKSERVICE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
SSL-INSTELLING Toont de status van de FTP SSL-instelling. NEE
STANDAARD POORTNUMMER Toont het standaardpoortnummer dat moet
worden gebruikt voor het opslaan van een
document naar de netwerkmap met behulp van
FTP.
NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - FTP SERVER-NETWERKSERVICE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
FTP-SERVER INSCHAKELEN Toont of de FTP-serverservice is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
STANDAARD POORTNUMMER Toont het standaardpoortnummer dat moet
worden gebruikt voor het ontvangen van
gegevens met behulp van FTP.
NEE
4.APPENDIX
Afdrukformaat lijsten 189
4 APPENDIX
SSL INSCHAKELEN Toont of SSL voor de FTP-netwerkservice is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
SSL-POORTNUMMER Toont het SSL-poortnummer dat moet worden
gebruikt voor toegang tot de FTP-server. NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - WEB SERVICES-INSTELLING
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
SSL INSCHAKELEN Toont of SSL voor Web Services is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
BESCHRIJVENDE NAAM Toont de weergegeven naam van dit apparaat. NEE
WEB SERVICES PRINTER Toont of de Web Service print-functie is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
PRINTERNAAM Toont de printernaam van dit apparaat. NEE
PRINTERINFORMATIE Toont de printerinformatie van dit apparaat. NEE
WEB SERVICES SCANNER Toont of de Web Service scan-functie is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
SCANNERNAAM Toont de scannernaam van dit apparaat. NEE
SCANNERINFORMATIE Toont de scannerinformatie van dit apparaat. NEE
VERIFICATIE VOOR PC-GEÏNITIEERDE
SCAN
Toont de verificatie-instelling wanneer dit
apparaat taken ontvangt. NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - SNMP-NETWERKSERVICE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
SNMP INSCHAKELEN Toont of SNMP is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
READ COMMUNITY Toont de read community-naam. NEE
SNMP V3 INSCHAKELEN Toont of SNMP V3 is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
SNMP V3 TRAP INSCHAKELEN Toont of de SNMP V3 trap is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
VERIFICATIE-TRAP INSCHAKELEN Toont of de verificatie-trap is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
WAARSCHUWINGEN TRAP INSCHAKELEN Toont of de waarschuwingen-trap is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
IP-TRAPADRES1 Toont het IP-adres dat is ingesteld voor IP-
trapadres 1. NEE
IP TRAP COMMUNITY Toont de IP Trap community-naam. NEE
IPX TRAP-ADRES Toont het IPX trap-adres. NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - FTP SERVER-NETWERKSERVICE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
4 APPENDIX
190 Afdrukformaat lijsten
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - SNTP-SERVICE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
SNTP INSCHAKELEN Toont of SNTP is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
PRIMAIR SNTP-ADRES Toont het primaire SNTP-serveradres indien
het is ingesteld. NEE
SECUNDAIR SNTP-ADRES Toont het secundaire SNTP-serveradres indien
het is ingesteld. NEE
POORTNUMMER Toont het poortnummer dat moet worden
gebruikt voor toegang tot de SNTP-server. NEE
SCANINTERVAL Toont het scaninterval waarmee de SNTP-
server moet worden gecontroleerd voor het
aanpassen van de tijdsinstelling.
NEE
NTP-VERIFICATIE Toont of de NTP-verificatie is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - TELNET-SERVICE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
TELNET INSCHAKELEN Toont of de TELNET-service is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
POORTNUMMER Toont het poortnummer dat moet worden
gebruikt voor de TELNET-service. NEE
GEBRUIKERSNAAM Toont de gebruikersnaam voor de TELNET-
service. NEE
NETWERKINSTELLING - NETWERKSERVICE - FILTERING
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
IP FILTERING INSCHAKELEN Toont of IP-filtering is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
MAC-ADRESFILTERING INSCHAKELEN Toont of MAC-adresfiltering is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - RAW TCP PRINT
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
RAW TCP INSCHAKELEN Toont of de Raw TCP print-functie is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
POORTNUMMER Toont het poortnummer dat moet worden
gebruikt voor Raw TCP printing. NEE
4.APPENDIX
Afdrukformaat lijsten 191
4 APPENDIX
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - LPD PRINT
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
LPD INSCHAKELEN Toont of LPR printing is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
POORTNUMMER Toont het poortnummer dat moet worden
gebruikt voor LPR printing. NEE
BANNERS Toont of een banner zal worden afgedrukt voor
elke LPR-afdrukopdracht. NEE
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - IPP PRINT
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
IPP INSCHAKELEN Toont of IPP printing is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
POORT80 INSCHAKELEN Toont of Poort80 wordt gebruikt voor IPP
printing. NEE
POORTNUMMER Toont het poortnummer dat moet worden
gebruikt voor IPP printing. NEE
URL Toont de URL voor IPP printing. NEE
VERIFICATIE Toont of de verificatie voor IPP printing is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
GEBRUIKERSNAAM Toont de gebruikersnaam voor verificatie. NEE
SSL INSCHAKELEN Toont of SSL voor IPP printing is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
SSL-POORTNUMMER Toont het SSL-poortnummer dat moet worden
gebruikt voor IPP printing. NEE
SSL URL Toont de SSL URL voor IPP printing. NEE
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - FTP PRINT
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
FTP PRINT INSCHAKELEN Toont of FTP printing is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
PRINTGEBRUIKERSNAAM Toont de gebruikersnaam voor FTP printing. NEE
PRINTWACHTWOORD Toont het wachtwoord voor FTP printing. NEE
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - NETWARE PRINT
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
PRINTSERVERNAAM Toont de printservernaam van dit apparaat. NEE
WACHTWOORD Toont het wachtwoord voor de NetWare-
fileserver. NEE
SCANINTERVAL AFDRUKWACHTRIJ Toont hoe vaak het apparaat de wachtrij scant
op de NetWare-fileserver (in seconden). NEE
4 APPENDIX
192 Afdrukformaat lijsten
NETWERKINSTELLING - PRINTSERVICE-INSTELLING - E-MAIL PRINT
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
KOP AFDRUKKEN INSCHAKELEN Toont of de kop al dan niet zal worden
afgedrukt voor e-mail printing. NEE
BERICHTTEKST AFDRUKKEN
INSCHAKELEN
Toont of de eigenlijke berichttekst al dan niet
zal worden afgedrukt voor e-mail printing. NEE
MAXIMUM E-MAILTEKST AFDRUKKEN Toont het maximum aantal pagina's om de
body-strings van de ontvangen
e-mailafdrukopdracht af te drukken.
NEE
E-MAILFOUT AFDRUKKEN INSCHAKELEN Toont of er al dan niet een e-mailfoutenrapport
zal worden afgedrukt. NEE
E-MAILFOUT DOORSTUREN INSCHAKELEN Toont of er al dan niet een e-mailfoutbericht zal
worden verzonden. NEE
VERZENDADRES E-MAILFOUT Toont het e-mailadres waarnaar een
e-mailfoutbericht zal worden verzonden, indien
het moet worden ingesteld.
NEE
GEDEELTELIJKE E-MAIL INSCHAKELEN Toont of het apparaat afdrukken van een deels
ontvangen e-mailopdracht toelaat. NEE
GEDEELTELIJKE WACHTTIJD Toont hoe lang het apparaat zal wachten op het
ontvangen van gegevens van een gedeeltelijke
e-mailopdracht alvorens af te drukken (in
seconden).
NEE
MDN REPLY Toont of de MDN Reply-functie is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
PRINTDATACONVERTOR
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
PRINTDATACONVERTOR INSCHAKELEN Toont of de printdataconvertor is ingeschakeld
of uitgeschakeld. NEE
OFF DEVICE CUSTOMIZATION ARCHITECTURE
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
POORT INSCHAKELEN Toont of de poort is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
POORTNUMMER Toont het poortnummer. NEE
SSL INSCHAKELEN Toont of SSL is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
SSL-POORTNUMMER Toont het SSL-poortnummer. NEE
SESSIETIME-OUT Toont de sessietime-out-duur. NEE
4.APPENDIX
Afdrukformaat lijsten 193
4 APPENDIX
BEVEILIGINGSINSTELLING - VERIFICATIE - AFDELINGSINSTELLING
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
AFDELINGSCODE INSCHAKELEN Toont of het afdelingscodebeheer is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
AFDELINGSBEHEER (KOPIËREN) Toont of het afdelingscodebeheer (voor
kopiëren) is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
AFDELINGSBEHEER (FAXEN) Toont of het afdelingscodebeheer (voor faxen)
is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
AFDELINGSBEHEER (AFDRUKKEN) Toont of het afdelingscodebeheer (voor
afdrukken) is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
AFDELINGSBEHEER (SCANNEN) Toont of het afdelingscodebeheer (voor
scannen) is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
AFDELINGSBEHEER (LIJST) Toont of het afdelingscodebeheer (voor lijsten)
is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
AFDELINGSNUMMER BIJ
GEBRUIKERSREGISTRATIE VEREIST
Toont of al dan niet een afdelingsnummer bij
gebruikersregistratie is vereist. NEE
ONGELDIGE AFDELINGSCODE BIJ
AFDRUKTAAK
Toont de afhandelingsmethode voor ongeldige
afdruktaken. NEE
BEVEILIGINGSINSTELLING - VERIFICATIE - GEBRUIKERSVERIFICATIE-INSTELLING
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
GEBRUIKERSVERIFICATIE INSCHAKELEN Toont of de gebruikersverificatie is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
GEBRUIKERSVERIFICATIE (KOPIE) Toont of de gebruikersverificatie (kopie) is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
GEBRUIKERSVERIFICATIE (FAX) Toont of de gebruikersverificatie (fax) is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
GEBRUIKERSVERIFICATIE (AFDRUK) Toont of de gebruikersverificatie (afdruk) is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
GEBRUIKERSVERIFICATIE (SCAN) Toont of de gebruikersverificatie (scan) is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
GEBRUIKERSVERIFICATIE (LIJST) Toont of de gebruikersverificatie (lijst) is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
VERIFICATIEMETHODE VOOR ADMIN Toont de verificatiemethode voor beheerder. NEE
MISLUKTE VERIFICATIE BIJ AFDRUKTAAK Toont de afhandelingsmethode van afdruktaken
waarvoor de verificatie mislukt is. NEE
AUTOMATISCH VRIJGEVEN BIJ
AANMELDEN
Toont of de functie Automatisch vrijgeven bij
aanmelden is ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
GASTGEBRUIKER INSCHAKELEN Toont of bediening door gastgebruikers al dan
niet wordt toegestaan. NEE
VERIFICATIETYPE Toont het verificatietype. NEE
4 APPENDIX
194 Afdrukformaat lijsten
BEVEILIGINGSINSTELLING - VERIFICATIE - E-MAILVERIFICATIE-INSTELLING
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
E-MAILVERIFICATIE Toont of de e-mailverificatie is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
BEVEILIGINGSINSTELLING - VERIFICATIE - E-MAILADRESINSTELLING
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
INSTELLING ADRES AFZENDER Toont het ingestelde afzenderadres. NEE
NAAM Toont de ingestelde afzendernaam. NEE
BEPERKINGSINSTELLING VOOR
BESTEMMING
Toont de beperkingsinstelling voor een
bestemming. NEE
BEVEILIGINGSINSTELLING - VERIFICATIE - SINGLE SIGN ON-INSTELLING
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
SINGLE SIGN ON VOOR SCANNEN NAAR E-
MAIL
Toont of functie Single Sign ON voor functie
Scannen naar e-mail is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
BEVEILIGINGSINSTELLING - VERIFICATIE - HOME DIRECTORY-INSTELLING
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
BASISMAP INSCHAKELEN Toont of de basismap is ingeschakeld of
uitgeschakeld. NEE
BASISMAPSERVER Toont de te gebruiken basismapserver. NEE
BEVEILIGINGSINSTELLING - CERTIFICAATBEHEER
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
APPARAATCERTIFICATEN Toont het apparaatcertificaattype. NEE
BEVEILIGINGSINSTELLING - WACHTWOORDBELEID - BELEID VOOR GEBRUIKERS
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
MINIMALE WACHTWOORDLENGTE Toont de minimaal vereiste wachtwoordlengte. NEE
VEREISTEN VOOR TOEPASSEN Toont de niet-toegestane karakters. NEE
BLOKKERINGSINSTELLING Toont of de blokkeringsinstelling is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
AANTAL NIEUWE POGINGEN Toont het aantal herhaalde pogingen voor het
invoeren van het wachtwoord. NEE
BLOKKERINGSTIJD Toont de blokkeringstijd (in minuten). NEE
GELDIGHEIDSDUUR Toont of het instellen van de geldigheidsduur
van het wachtwoord is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
4.APPENDIX
Afdrukformaat lijsten 195
4 APPENDIX
GELDIGHEIDSDUUR DAG(EN) Toont hoe lang het wachtwoord geldig is (in
dagen). NEE
BEVEILIGINGSINSTELLING - WACHTWOORDBELEID - BELEID VOOR BEHEERDER, AUDITOR
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
MINIMALE WACHTWOORDLENGTE Toont de minimaal vereiste wachtwoordlengte. NEE
VEREISTEN VOOR TOEPASSEN Toont de niet-toegestane karakters. NEE
BLOKKERINGSINSTELLING Toont of de blokkeringsinstelling is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
AANTAL NIEUWE POGINGEN Toont het aantal herhaalde pogingen voor het
invoeren van het wachtwoord. NEE
BLOKKERINGSTIJD Toont de blokkeringstijd (in minuten). NEE
GELDIGHEIDSDUUR Toont of het instellen van de geldigheidsduur
van het wachtwoord is ingeschakeld of
uitgeschakeld.
NEE
GELDIGHEIDSDUUR DAG(EN) Toont hoe lang het wachtwoord geldig is (in
dagen). NEE
BEVEILIGINGSINSTELLING - WACHTWOORDBELEID - BELEID VOOR E-FILING,
PAGINASJABLOONGROEPEN, PAGINASJABLONEN, BEVEILIGDE PDF, SNMP V3, DUPLICEREN,
BEVEILIGD ONTVANGEN
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
MINIMALE WACHTWOORDLENGTE Toont de minimaal vereiste wachtwoordlengte. NEE
VEREISTEN VOOR TOEPASSEN Toont de niet-toegestane karakters. NEE
BLOKKERINGSINSTELLING Toont of de blokkeringsinstelling is
ingeschakeld of uitgeschakeld. NEE
AANTAL NIEUWE POGINGEN Toont het aantal herhaalde pogingen voor het
invoeren van het wachtwoord. NEE
BLOKKERINGSTIJD Toont de blokkeringstijd (in minuten). NEE
BEVEILIGINGSINSTELLING - WACHTWOORDBELEID - BELEID VOOR GEBRUIKERS
Functie Omschrijving Ge-
bruiker
4 APPENDIX
196 Afdrukformaat lijsten
PS3-lettertypelijst
Afdrukvoorbeeld van de PS3-lettertypelijst
4.APPENDIX
Afdrukformaat lijsten 197
4 APPENDIX
PCL-lettertypenlijst
Afdrukvoorbeeld van de PCL-lettertypenlijst
TREFWOORDENREGISTER 199
TREFWOORDENREGISTER
Cijfers
1200 dpi AFDRUKKEN ...............................................60
2eFAX ......................................................................23
600 dpi AFDRUKKEN .................................................60
802.1X ....................................................................132
802.1X-INSTELLINGEN ...........................................131
A
AANGEPAST ONDERWERP ....................................110
Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden ..........72
Aanmaken van duplicaatbestanden ..............................76
Aanmelden als beheerder .........................................146
Aanpassen van de weergave-instelling .........................10
ACHTERGRONDINSTELLING ....................................16
ACHTERNAAM .........................................................23
ACS-AANPASSING ............................................ 13, 15
ADMIN. BERICHT ......................................................52
ADMIN. WACHTWOORD .........................................118
ADRES .................................................... 21, 109, 111
ADRESBOEK ............................................................18
ADRESBOEKINFORMATIE ......................................166
ADRESMODUS ...................................... 85, 87, 89, 92
AFD. .........................................................................23
AFDELING BEHEER ................................................146
AFDELINGSCODELIJST ..........................................165
Afdelingscodes bewerken .........................................151
Afdelingscodes inschakelen ......................................148
Afdelingscodes verwijderen .......................................153
AFDELINGSTELLER ................................................142
Afdrukformaat lijsten .................................................164
AFDRUKKEN TOTAALTELLER ................................141
AFDRUKKWALITEIT VOOR ZWART IN ACS ...............16
AFROEP .................................................................124
ALGEMEEN ................................................... 9, 17, 51
Alle afdelingscodes verwijderen .................................159
Alle afdelingstellers resetten ......................................158
APPARAATNAAM ......................................................97
APPLETALK INSCHAKELEN ......................................97
AUTO .....................................................................123
AUTO UITVOERWISSEL
(CASCADE AFDRUK) ................................. 105, 128
AUTOM. 2-ZIJDIG ....................................................104
AUTOM. VRIJGEVEN PRIVÉ/VASTGEH.
AFDRUKKEN .......................................................128
Automatisch instellen van het IPv6-protocol
Stateful netwerkomgeving ....................................92
Stateless netwerkomgeving ..................................89
AUTOMATISCH WISSELEN VAN PAPIERLADE 104, 127
B
BEDIENING TAAK OVERSLAAN ................................80
BEDRIJF ...................................................................23
BEELDRICHTING ......................................................12
Beheer van certificaten .............................................112
Beheer van de optielicenties .......................................62
Bekijken van de productinformatie ...............................63
BELEIDSNAAM .......................................................101
BELICHTING ................................................ 12, 14, 16
VOOR KLEUR ....................................................12
VOOR ZWART ....................................................12
BEPERKING .............................................................96
BERICHT ....................................................... 109, 111
BERICHT PAPIER LEEG ............................................62
BERICHT PAPIER LINKERLADE BIJNA OP ................62
BERICHT TONER BIJNA LEEG ..................................62
BERICHTTEKST VERZENDEN ........................ 110, 111
BESTAND .............................................................. 108
BEVEILIGING ......................................................... 112
Bevestigen van groepsleden ...................................... 43
BEVESTIGING MEERDERE BESTEMMINGEN ........... 14
Bewerken of verwijderen van contactpersonen ............. 27
Bewerken of verwijderen van groepen ......................... 35
Bijwerken van uw systeem ......................................... 70
BINDERY INSCHAKELEN ......................................... 95
BUITENKANT WISSEN ORIGINEEL ......................... 105
C
CODERINGSNIVEAU .............................................. 118
COMPRESSIE .......................................................... 15
CONTACT INFORM. ................................................. 52
Contactpersonen beheren in het adresboek ................. 21
Contactpersonen registreren vanuit loglijsten ............... 25
Contactpersonen registreren via de GEBR.FUNCTIES
met knop [ADDRESS] ............................................ 22
Contactpersonen toevoegen of verwijderen .................. 37
Contactpersonen toevoegen of verwijderen
door te zoeken op ID-nummer ................................ 38
Contactpersonen toevoegen of verwijderen door
te zoeken met een zoekreeks ..................................... 39
Contactpersonen zoeken ........................................... 29
Contactpersonen zoeken door een zoekreeks in
te voeren .................................................................. 30
Contactpersonen zoeken op ID-nummer ...................... 29
CONTEXT ................................................................ 95
CONTR. E-MAIL ....................................................... 44
CONTROL. INSTELL. .............................................. 132
Controleren van het netwerk ..................................... 102
D
De afdelingscodelijst afdrukken ................................. 148
De apparaatinformatie instellen ................................... 52
De functie Onbeperkt zwart kopie/print instellen .......... 156
De geregistreerde quota instellen .............................. 157
De indeling van het toetsenbord wijzigen ..................... 81
De kalibratie instellen ........................................... 10, 60
De kennisgeving instellen ........................................... 53
De klok instellen ........................................................ 55
De soepelheid van het afdrukken wijzigen .................... 61
De tellers van de afdelingen terugzetten .................... 154
DESIRED ZONE ....................................................... 97
DETECTIE LINK DOWN .......................................... 100
DHCP INSCHAKELEN (IP-adres) ......................... 90, 93
DHCP INSCHAKELEN (OPTIES) ................... 88, 90, 93
DIRECT TX ............................................................ 124
E
EAP GEBR. NAAM .................................................. 133
EAP-MD5 ............................................................... 131
EAP-MSCHAPv2 .................................................... 131
EAP-TLS ................................................................ 131
EAP-TTLS .............................................................. 131
Een certificaat importeren ........................................ 112
Een nieuwe afdelingscode registreren ....................... 149
E-FILING .................................................................. 17
E-MAIL ............................................................ 23, 109
ENCRYPTIE FORCEREN ........................................ 118
ENKEL-/DUBBELZIJDIGE SCAN ............................... 15
ETHERNETSNELHEID DUPLEXMODUS .................... 99
Exporteren van het apparaatcertificaat ...................... 115
Exporteren van logs ................................................... 78
F
FABRIEK INST. ...................................................... 135
200 TREFWOORDENREGISTER
802.1X-verificatie ...............................................132
IPsec (IP-beveiliging) .........................................101
FAX NR. ...................................................................23
FAXEN ............................................................ 14, 106
FOTO .......................................................................17
Foutmeldingen .........................................................134
FQDN-bijwerkmethode ........................................ 90, 93
FQDN-optie ........................................................ 90, 93
FRAMETYPE ............................................................94
FUNCTIELIJST
Beheerder .........................................................171
Gebruiker .................................................. 18, 168
G
GATEWAY ......................................................... 85, 88
GEBR. AUTHENTICATIE CODE ALS WACHTW. .......118
GEBR. WACHTWOORD ...........................................118
GEFORCEERD DOORGAAN (ONGELDIG PAPIER) ...127
GEHEUGEN ............................................................124
Groepen beheren in het adresboek ..............................32
Groepen zoeken ........................................................41
Groepen zoeken op ID-nummer ...................................41
GROEPNUMMER ......................................................18
GROEPNUMMERINFORMATIE ................................167
GROOTTE BERICHTFRAGMENT (KB) ......................109
GROOTTE PAGINAFRAGMENT (KB) .......................111
H
HANDINVOER ...........................................................12
Handmatige instelling van het IPv6-protocol ..................87
HERSTELLEN PAPIERSTORING ...............................82
HTTP-SERVER INSCHAKELEN ..................................98
I
INLOGGEN ...............................................................96
INSERTER/ACHTERKAFT OMKEREN ........................12
Installeren van de duplicaatgegevens ...........................72
Installeren van een optie .............................................63
INSTELLEN DIK PAPIER ...........................................82
Instellen IEEE 802.1X-verificatie ................................132
Instellen overslaan taken ............................................80
Instellen van beveiligde PDF-bestanden .....................117
Instellen van de aan/uit-schakelklok instellen ................57
Instellen van de ADF ruisvermindering .........................83
Instellen van de afdruk donkerheid ...............................83
Instellen van de automatische energiebesparende
stand .....................................................................58
Instellen van de automatische kalibratie .......................10
Instellen van de automatische wisfunctie ......................62
Instellen van de energiebesparende standen ................57
Instellen van de Ethernetsnelheid ................................99
Instellen van de faxrapportage ...................................123
Instellen van de HTTP-netwerkservice .........................98
Instellen van de LDAP-services, filterfuncties en
link-down detectie .................................................100
Instellen van de ontvangstlijst ....................................124
Instellen van de optie ..................................................83
Instellen van de opties negeren en verkleind afdrukken
voor RX print .......................................................106
Instellen van de pop-upberichten .................................82
Instellen van de schermkalibratie .................................78
Instellen van de slaapstand of super-slaapstand ............59
Instellen van de standaardtaal .....................................69
Instellen van de statusmelding .....................................62
Instellen van het AppleTalk-protocol .............................97
Instellen van het interval zelftest ..................................83
Instellen van het IPX/SPX-protocol ..............................94
Instellen van het kalibratie- en registratiedisplayniveau .. 60
Instellen van het rapport ........................................... 122
Instellen van het SMB-protocol ................................... 96
Instellen van het TCP/IP-protocol
IPv4 .................................................................. 85
IPv6 .................................................................. 86
Instellen van IPsec (IP-beveiliging) ............................ 101
Instellen van modus Reversed display ......................... 10
Instellen van uitvoer van het verzend- / o
ntvangstlogboek ................................................... 122
INSTELLING .......................................................... 118
Instelling van de NetWare-instellingen ......................... 95
Instelling van de registratie ................................... 11, 62
INSTELLINGEN DRAADLOOS ................................. 129
INTERNETFAX ....................................................... 111
IP FILTERING INSCHAKELEN ................................. 100
IP-ADRES ................................................................ 85
IP-adres ................................................................... 88
IPv6-protocol ................................................ 87, 89, 92
IPX/SPX AAN ........................................................... 94
K
KALIBRATIE ....................................................... 60, 61
KENMERK ............................................................... 23
KLEURFUNCTIE ................................................ 12, 15
KOPIËREN ...........................................12, 60, 83, 104
L
LADE ....................................................................... 19
LDAP INSCHAKELEN ............................................. 100
Letters instellen ....................................................... 162
LIJNTEKENINGEN .................................................... 17
LIJST ....................................................................... 18
LIJST/RAPPORT .................................................... 122
Lijsten afdrukken ..................................................... 126
Link Local Address ........................................ 87, 89, 92
LLMNR ........................................................ 87, 89, 92
LOCATIE ................................................................. 52
LOKAAL ................................................................. 125
M
MAC-ADRESFILTERING INSCHAKELEN ................. 100
MAX. KOPIEËN ...................................................... 104
MEERV.VERZ. ....................................................... 124
MODUS VOOR ORIGINELEN ........................ 12, 14, 16
N
NAAM ............................................................ 109, 111
NAAM BESTANDSSERVER ...................................... 95
NDS INSCHAKELEN ................................................. 95
NetBIOS-naam ......................................................... 96
Netware INSCHAKELEN ............................................ 95
NETWERK ............................................................... 84
NIC-configuratiepagina ............................................ 169
Nieuwe contactpersonen creëren ................................ 22
Nieuwe groepen creëren ............................................ 32
NR. PRIMAIRE POORT ............................................. 98
NR. SECUNDAIRE POORT ....................................... 98
Numeriek toetsenpaneel op scherm .......................... 163
O
ONDERWERP ........................................................ 109
ONTVANGEN ......................................................... 123
OP AFSTAND ......................................................... 125
ORIGINELE MODUS VOOR AUTO KLEUR ................. 13
ORIGINELE MODUS VOOR KLEUR ........................... 12
ORIGINELE MODUS VOOR ZWART .......................... 12
TREFWOORDENREGISTER 201
P
PAPIER UIT VERSCHILLENDE RICHTING ....... 104, 127
PAPIERLADE ............................................................82
PCL-lettertypenlijst ...................................................197
PEAP .....................................................................131
PREFIX ....................................................................88
PRESENTATIE ..........................................................17
PRINT ......................................................................60
PRINTEN PAUZEREN BIJ LEGE NIETER ......... 105, 127
PRINTER/E-FILING .................................................127
PRT PAUZEREN BIJ VOLLE PERFORATIE
AFVALBAK ................................................. 105, 128
PS3-lettertypelijst .....................................................196
Q
Quotabeheer ...........................................................150
R
REGISTRATIE ...........................................................60
Reinigen van de hoofdladers en de LED printkoppen .....82
RELAIS BESTEMMING ............................................124
RELAIS OORSPRONG ............................................124
RELAIS STATION ........................................... 124, 125
RESET VERBINDINGEN ..........................................101
RESOLUTIE ....................................................... 14, 16
ROTEREN ................................................................15
S
SCANNEN ......................................................... 15, 83
Schermtoetsenbord ..................................................162
SECUNDAIRE WINS ..................................................96
SERVICE TEL. NUM. .................................................52
SLA LEGE PAGINA OVER AANPASSING ............ 13, 15
SLAAPTIMER ............................................................59
SMB-PROTOCOL ......................................................96
SSL INSCHAKELEN ..................................................98
STANDAARD ............................................................61
STANDAARDMODUS VAN AUTO KLEUR .................105
STANDAARDONDERWERP .....................................110
SUBNETMASKER .....................................................85
SUPER-SLAAP .........................................................59
T
TABAFMETING .........................................................12
Toegang tot menu Beheerder ......................................49
Toegang tot menu Gebruiker .........................................8
Toevoegen of verwijderen van weergavetalen ...............65
Toevoegen van een taal .............................................66
TOTAALTELLER .....................................................138
TOTAALTELLERLIJST .............................................164
TREE .......................................................................95
TYPE VOORBEELD ............................................ 14, 15
U
Uitvoerbeperkingen voor alle afdelingen instellen ........155
Uitvoeren van de integriteitscontrole ...........................120
Use Username from Common Name
in the User Certificate ............................................133
V
Verwijderen van een taal .............................................68
VERZONDEN ..........................................................123
VOORBEELDINSTELLING .................................. 14, 15
VOORKEUR SORTEERMODUS ...............................104
VOORNAAM .............................................................23
W
Weergave faxcommunicatieteller
voor afdelingscode .............................................. 145
Weergave printteller voor afdelingscode .................... 144
Weergave scanteller voor afdelingscode .................... 144
Weergeven printteller ............................................... 139
Weergeven scanteller .............................................. 139
WIJZIG GEBRUIKERSWACHTWOORD .............. 46, 130
Wijzigen van de datum en tijd ..................................... 55
Wijzigen van de weergavetaal ...................................... 9
Wijzigen van het beheerderswachtwoord en
resetten van het servicewachtwoord ........................ 54
Wijzigen van het datumweergave ................................ 56
WINS PRIMARY ....................................................... 96
Z
Zoeken naar groepen op groepsnaam ......................... 42
ZWART/WITAANPASSING VOOR STANDAARD ......... 16
202 TREFWOORDENREGISTER
e-STUDIO5540C/6540C/6550C
e-STUDIO2040C/2540C/3040C/3540C/4540C
e-STUDIO256SE/306SE/356SE/456SE/506SE
e-STUDIO556SE/656SE/756SE/856SE
e-STUDIO2050C/2550C
e-STUDIO2051C/2551C
e-STUDIO2555CSE/3055CSE/3555CSE/4555CSE/5055CSE
e-STUDIO306LP
e-STUDIO307LP
e-STUDIO5560C/6560C/6570C
e-STUDIO257/307/357/457/507
e-STUDIO557/657/757/857
1-11-1, OSAKI, SHINAGAWA-KU, TOKYO, 141-8562, JAPAN
MULTIFUNCTIONELE DIGITALE KLEURENSYSTEMEN /
MULTIFUNCTIONELE DIGITALE SYSTEMEN
MFP-beheerhandleiding
©2012 - 2014 TOSHIBA TEC CORPORATION Alle rechten voorbehouden
Patent; http://www.toshibatec.co.jp/en/patent/ Ver06 F 2014-12
194


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Toshiba e-STUDIO 5055cse at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Toshiba e-STUDIO 5055cse in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 16.69 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Toshiba e-STUDIO 5055cse

Toshiba e-STUDIO 5055cse User Manual - English - 228 pages

Toshiba e-STUDIO 5055cse User Manual - German - 84 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info