804339
213
Zoom out
Zoom in
Previous page
1/218
Next page
MULTIFUNCTIONELE DIGITALE KLEURENSYSTEMEN /
MULTIFUNCTIONELE DIGITALE SYSTEMEN
Gebruikersfuncties
© 2022 Toshiba Tec Corporation Alle rechten voorbehouden
Volgens de copyrightwetgeving mag deze handleiding niet in enige vorm worden gereproduceerd zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming van Toshiba Tec Corporation.
Voorwoord 3
0.Voorwoord
Hartelijk dank voor de aanschaf van ons product. In deze handleiding worden instructies gegeven voor beheerders
voor het instellen en beheren van de multifunctionele digitale systemen of multifunctionele digitale kleursystemen.
Lees deze handleiding alvorens de functies te gebruiken.
Gebruik van deze handleiding
Symbolen in deze handleiding
In deze handleiding gaan bepaalde belangrijke passages vergezeld van de hieronder weergegeven symbolen. Lees
deze passages vóór het gebruik van het multifunctionele systeem.
Doelgroep
Deze handleiding is bestemd voor gebruikers en beheerders.
Model- en serienamen in deze handleiding
In deze handleiding wordt elke modelnaam vervangen door de hieronder aangegeven serienaam.
Opties
Voor beschikbare opties, raadpleeg:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Opties
Weergave op het aanraakscherm
De weergegeven informatie kan afwijken, afhankelijk van de wijze waarop het multifunctionele systeem wordt
gebruikt, zoals de toestand van de geïnstalleerde opties, de versie van het besturingssysteem en de toepassingen.
De in deze handleiding opgenomen illustraties van de display zijn voor papier in A/B-formaat. Als u papier van
formaat LT gebruikt, kan de display of de volgorde van toetsen in de afbeeldingen verschillen van die van uw
multifunctionele systeem.
Afkortingen in deze handleiding
In deze handleiding worden "Documentinvoer dubbelzijde scanner" (DSDF, Dual Scan Document Feeder) en
"Automatische documenttoevoer met omkeerinrichting" (RADF, Reversing Automatic Document Feeder) hierna
gezamenlijk aangeduid als "Automatische documentinvoer" (ADF, Automatic Document Feeder).
Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie die, tenzij deze wordt vermeden, kan
leiden tot overlijden, ernstig letsel of ernstige beschadiging van of brand in het
multifunctionele systeem of voorwerpen in de naaste omgeving ervan.
Wijst op een mogelijk gevaarlijke situatie die, tenzij deze wordt vermeden, kan
leiden tot licht of matig letsel, lichte beschadiging van het multifunctionele systeem
of voorwerpen in de naaste omgeving ervan, of verlies van gegevens.
Wijst op informatie waar u bij het bedienen van het multifunctionele systeem op
moet letten.
Beschrijft handige informatie die van pas kan komen wanneer u het
multifunctionele systeem bedient.
Verwijzingen naar onderwerpen die betrekking hebben op uw huidige
werkzaamheden. Raadpleeg deze verwijzingen indien nodig.
Modelnaam Serienaam in deze handleiding
e-STUDIO2020AC/2520AC e-STUDIO6525AC Serie
e-STUDIO2525AC/3025AC/3525AC/4525AC/5525AC/6525AC
e-STUDIO2528A/3028A/3528A/4528A/5528A/6528A e-STUDIO6528A Serie
4 Voorwoord
Handelsmerken
Voor de handelsmerken, raadpleeg de Veiligheidsinformatie.
INHOUD 5
INHOUD
Voorwoord ........................................................................................................................................... 3
Gebruik van deze handleiding .................................................................................................................................... 3
Hoofdstuk 1 ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
Toegang tot menu Gebruiker................................................................................................................ 10
Algemeen (General)............................................................................................................................. 11
Wijzigen van de weergavetaal................................................................................................................................... 11
Instellen van de weergave met hoog contrast ......................................................................................................... 11
Aanpassen van de weergave-instelling .................................................................................................................... 11
Weergave van de functies van de programmeerbare toets..................................................................................... 12
Instellen van geluidsvolume en toonhoogte............................................................................................................ 12
Kopie (Copy) ....................................................................................................................................... 13
Fax..................................................................................................................................................... 15
Scan................................................................................................................................................... 18
e-Filing............................................................................................................................................... 20
Lijst (List) ........................................................................................................................................... 21
Papierlade (Drawer) ............................................................................................................................ 22
Het papierformaat instellen...................................................................................................................................... 22
De papiersoort instellen ............................................................................................................................................ 23
Adres (Address)................................................................................................................................... 24
Contactpersonen beheren in het adresboek............................................................................................................ 24
Groepen beheren in het adresboek .......................................................................................................................... 27
Contr. e-mail (Check E-mail)................................................................................................................. 28
Internetfax (Internet Fax) .................................................................................................................... 29
Bluetooth printen (Bluetooth Printing) ................................................................................................. 30
Wi-Fi DIRECT instelling (Wi-Fi Direct Setting) ......................................................................................... 31
Verbinding maken met SSID en Passphrase............................................................................................................. 31
Dubbele invoer (Double feed)............................................................................................................... 32
Hoofdstuk 2 ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Toegang tot menu Beheerder ............................................................................................................... 35
Algemeen (General)............................................................................................................................. 37
De apparaatinformatie instellen............................................................................................................................... 39
De kennisgeving instellen.......................................................................................................................................... 39
Wijzigen van het beheerderswachtwoord en resetten van het servicewachtwoord ............................................. 40
De klok instellen......................................................................................................................................................... 41
Instellen van de energiebesparende standen .......................................................................................................... 41
De soepelheid van het afdrukken wijzigen............................................................................................................... 45
Instellen van de statusmelding................................................................................................................................. 46
Instellen van de automatische wisfunctie................................................................................................................ 46
Beheer van de optielicenties..................................................................................................................................... 47
Toevoegen of verwijderen van weergavetalen ........................................................................................................ 57
Bijwerken van uw systeem ........................................................................................................................................ 60
Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden .................................................................................................. 63
Uitschakelinstellingen configureren......................................................................................................................... 67
Exporteren van logs ................................................................................................................................................... 67
Taakbeheer instellen ................................................................................................................................................. 69
De instellingen van het toetsenbord wijzigen .......................................................................................................... 71
6 INHOUD
Reinigen van de binnenkant van het apparaat ........................................................................................................ 72
Instellen van de pop-upberichten............................................................................................................................. 72
Instellen van de functie scannerstrepen verminderen............................................................................................ 73
De zelftest interval instellen...................................................................................................................................... 73
Toewijzen van de functies van de programmeerbare toets .................................................................................... 73
De gegevensback-up en herstel instellen................................................................................................................. 74
Het opvragen van de onderzoekslogs toestaan....................................................................................................... 78
De afdrukpositie aanpassen...................................................................................................................................... 79
Uitvoerinstellingen aanpassen ................................................................................................................................. 81
Netwerk (Network) ............................................................................................................................. 84
Instelling van het TCP/IP-protocol (IPv4) ................................................................................................................. 86
Instelling van het TCP/IP-protocol (IPv6) ................................................................................................................. 87
Instellen van het IPX/SPX-protocol........................................................................................................................... 93
Instelling van de NetWare-instellingen..................................................................................................................... 94
Instellen van het SMB-protocol................................................................................................................................. 95
Instellen van de HTTP-netwerkservice ..................................................................................................................... 96
Instellen van de Ethernetsnelheid ............................................................................................................................ 96
Instellen van de LDAP-directoryservice, filterfuncties en link-down detectie........................................................ 97
Instellen van IPsec (IP-beveiliging) ........................................................................................................................... 97
Controleren van het netwerk .................................................................................................................................... 98
Kopie (Copy) ....................................................................................................................................... 99
Scherm Kopie (1/4) .................................................................................................................................................... 99
Scherm Kopie (2/4) .................................................................................................................................................... 99
Scherm Kopie (3/4) .................................................................................................................................................. 100
Scherm Kopie (4/4) .................................................................................................................................................. 101
Fax....................................................................................................................................................102
De ID-naam registreren............................................................................................................................................ 102
Oorspronkeljke instellingen configureren.............................................................................................................. 104
Instelling 2e lijn voor FAX-eenheid.......................................................................................................................... 105
Rx-afdrukken instellen............................................................................................................................................. 105
Instelling uitgestelde verzending activeren ........................................................................................................... 106
Instellen van de beveiligde ontvangstfunctie ........................................................................................................ 106
"Van naam (From Name)" instellen ........................................................................................................................ 108
Bestand (File) ....................................................................................................................................109
E-mail ...............................................................................................................................................110
Standaard e-mailonderwerp instellen.................................................................................................................... 111
Internetfax (Internet Fax) ...................................................................................................................112
Beveiliging (Security) .........................................................................................................................113
Beheer van certificaten............................................................................................................................................ 113
Instellen van beveiligde PDF-bestanden ................................................................................................................ 116
Uitvoeren van de integriteitscontrole..................................................................................................................... 117
Opstarten in Veilige modus instellen...................................................................................................................... 118
TPM instellen............................................................................................................................................................ 119
Digitale handtekening op PDF plaatsen ................................................................................................................. 120
Antimalware instellen.............................................................................................................................................. 120
Lijst / rapport (List/Report) .................................................................................................................121
Instellen van het rapport......................................................................................................................................... 121
Lijsten afdrukken ..................................................................................................................................................... 125
Printer/e-Filing ..................................................................................................................................126
Scherm Printer / E-Filing (1/2)................................................................................................................................. 126
Scherm Printer / E-Filing (2/2)................................................................................................................................. 127
Draadloos instellen (Wireless Settings) ................................................................................................128
Draadloze LAN-verbindingsmethoden ................................................................................................................... 128
Draadloze LAN instellen .......................................................................................................................................... 129
Aansluiten of loskoppelen van het draadloze netwerk ......................................................................................... 132
INHOUD 7
Bluetooth instellingen (Bluetooth Settings) .........................................................................................133
Fabriek instelling (Factory Default) .....................................................................................................134
USB kabel print (USB Cable Print)........................................................................................................136
Papierlade (Drawer) ...........................................................................................................................137
Aangepast formaat scannen (Custom Size Scan) ...................................................................................138
Wachtwoord wijzigen (Change User Password).....................................................................................139
802.1X-instellingen (802.1X Settings)...................................................................................................140
Hoofdstuk 3 BEHEER VAN TELLERS (TELLERMENU)
Toegang tot menu Teller.....................................................................................................................146
Totaal teller (Total Counter)................................................................................................................147
Weergave printteller ................................................................................................................................................ 147
Weergave scanteller................................................................................................................................................. 148
Weergave OCR-teller................................................................................................................................................ 148
Afdrukken totaalteller (Print Out Total Counter) ..................................................................................149
Afdelingsteller (Department Counter)..................................................................................................150
Weergave printteller voor afdelingscode ............................................................................................................... 150
Weergave scanteller voor afdelingscode................................................................................................................ 151
Weergave faxcommunicatieteller voor afdelingscode .......................................................................................... 151
Weergave OCR-teller voor afdelingscode ............................................................................................................... 151
Afdelingsbeheer (Department Management) ........................................................................................152
De afdelingscodelijst afdrukken ............................................................................................................................. 153
Afdelingscodes inschakelen .................................................................................................................................... 154
Afdelingscodes registreren, wijzigen of verwijderen ............................................................................................. 154
Uitvoerbeperkingen voor alle afdelingen instellen................................................................................................ 160
De functie Geen limiet zwart (No Limit Black) instellen......................................................................................... 160
De geregistreerde quota instellen........................................................................................................................... 160
Alle afdelingstellers resetten................................................................................................................................... 161
Alle afdelingscodes verwijderen ............................................................................................................................. 161
Gebruikersteller (User Counter) ..........................................................................................................162
Hoofdstuk 4 OPLOSSEN VAN BEELDPROBLEMEN (MENU BEELDHERSTEL)
Toegang tot het menu beeld herstel.....................................................................................................164
Reinigen (Cleaning) ............................................................................................................................165
Kalibratie (Calibration).......................................................................................................................166
Kleurregistratie (Color Registration)....................................................................................................167
Correctie dichtheidsverschil (Density Unevenness Correction) ..............................................................168
Hoofdstuk 5 APPENDIX
Beginscherm instellingen....................................................................................................................170
Tekens invoeren.................................................................................................................................172
Schermtoetsenbord................................................................................................................................................. 172
Extern toetsenbord.................................................................................................................................................. 173
Numeriek toetsenpaneel op scherm ...................................................................................................................... 173
Afdruklijst .........................................................................................................................................174
8 INHOUD
NIC-configuratiepagina (NIC configuration page).................................................................................................. 174
FUNCTIE LIJST (Beheerder) (FUNCTION LIST (Administrator))............................................................................. 176
INDEX .........................................................................................................................................................213
1.ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
Toegang tot menu Gebruiker.............................................................................................10
Algemeen (General)..........................................................................................................11
Wijzigen van de weergavetaal.............................................................................................................................11
Instellen van de weergave met hoog contrast ...................................................................................................11
Aanpassen van de weergave-instelling ..............................................................................................................11
Weergave van de functies van de programmeerbare toets...............................................................................12
Instellen van geluidsvolume en toonhoogte......................................................................................................12
Kopie (Copy) ....................................................................................................................13
Fax..................................................................................................................................15
Scan................................................................................................................................18
e-Filing ............................................................................................................................20
Lijst (List) ........................................................................................................................21
Papierlade (Drawer) .........................................................................................................22
Het papierformaat instellen................................................................................................................................22
De papiersoort instellen ......................................................................................................................................23
Adres (Address) ................................................................................................................24
Contactpersonen beheren in het adresboek......................................................................................................24
Groepen beheren in het adresboek ....................................................................................................................27
Contr. e-mail (Check E-mail)..............................................................................................28
Internetfax (Internet Fax) .................................................................................................29
Bluetooth printen (Bluetooth Printing) ..............................................................................30
Wi-Fi DIRECT instelling (Wi-Fi Direct Setting) ......................................................................31
Verbinding maken met SSID en Passphrase.......................................................................................................31
Dubbele invoer (Double feed) ............................................................................................32
10 Toegang tot menu Gebruiker
0.Toegang tot menu Gebruiker
Volg de onderstaande stappen om naar menu Gebruiker (User) te gaan in scherm Gebruikersfuncties (User Functions).
Zie hieronder voor meer informatie over het toetsenbord op scherm:
P.172 "Schermtoetsenbord"
Zie hieronder voor meer informatie over het numerieke toetsenpaneel op scherm:
P.173 "Numeriek toetsenpaneel op scherm"
1
Druk op toets [Gebr.functies -Gebruiker- (User Functions -User-)] op het bedieningspaneel om
naar menu Gebruikersfuncties (User Functions) te gaan.
2
Druk op tabblad [Gebruiker (User)].
Het Gebruiker-menu wordt weergegeven.
3
Ga verder met de bewerking van de benodigde gebruikersinstelling.
Het scherm Gebr.functies (User Functions) bevat de volgende knoppen. Zie de betreffende documentatie voor
meer informatie over elke knop.
 P.11 "Algemeen (General)"
 P.13 "Kopie (Copy)"
 P.15 "Fax"
 P.18 "Scan"
 P.20 "e-Filing"
 P.21 "Lijst (List)"
 P.22 "Papierlade (Drawer)"
 P.24 "Adres (Address)"
 P.28 "Contr. e-mail (Check E-mail)"
 P.29 "Internetfax (Internet Fax)"
 P.30 "Bluetooth printen (Bluetooth Printing)"
 P.31 "Wi-Fi DIRECT instelling (Wi-Fi Direct Setting)"
 P.32 "Dubbele invoer (Double feed)"
De weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
Als de functie Gebruikersbeheer is ingeschakeld, dan is tabblad [Beheer (Admin)] niet beschikbaar wanneer
een gebruiker zonder beheerdersbevoegdheden zich aanmeldt op het multifunctionele systeem.
Algemeen (General) 11
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
0.Algemeen (General)
U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) voor het multifunctionele systeem wijzigen.
Zie hieronder voor instructies over hoe het scherm Algemeen (General) weer te geven:
P.10 "Toegang tot menu Gebruiker"
De weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
Wijzigen van de weergavetaal
U kunt de taal die voor het aanraakpaneel gebruikt wordt, wijzigen naar een andere. Het selecteren van de gewenste
taal en daarna op [OK] drukken, wijzigt de taal die voor het aanraakpaneel gebruikt wordt naar die van de selectie.
Zie hieronder voor het toevoegen van weergavetalen:
P.57 "Toevoegen of verwijderen van weergavetalen"
Instellen van de weergave met hoog contrast
U kunt het aanraakscherm in de hoge contrast modus weergeven. Druk op [AAN (ON)] om de hoge contrast modus in
te schakelen of [UIT (OFF)] om de hoge contrast modus uit te schakelen.
Aanpassen van de weergave-instelling
U kunt de helderheid van het aanraakscherm regelen. Pas de helderheid in het scherm [Scherminstelling (Display
Setting)] aan door op of te drukken.
Als u op [Reset] drukt, wordt de instelling gereset naar de fabrieksinstellingen.
Naam item Omschrijving
1Taal veranderen (Change
Language)
P.11 "Wijzigen van de weergavetaal"
2Hoog contrast (High
Contrast)
P.11 "Instellen van de weergave met hoog contrast"
3Scherm instelling
(Display Setting)
P.11 "Aanpassen van de weergave-instelling"
4Programmeerb. toets
(Programmable Button)
P.12 "Weergave van de functies van de programmeerbare toets"
5Geluidinstell. (Sound
Setting)
P.12 "Instellen van geluidsvolume en toonhoogte"
1
2345
1.ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
12 Algemeen (General)
Weergave van de functies van de programmeerbare toets
U kunt de functies die zijn toegewezen aan de programmeerbare toetsen op het bedieningspaneel weergeven.
Instellen van geluidsvolume en toonhoogte
U kunt het volume en de toonhoogte van het geluid op het apparaat aanpassen.
Kopie (Copy) 13
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
0.Kopie (Copy)
U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) van kopieeropdrachten wijzigen.
Het aantal pagina's en opties dat in scherm Kopie (Copy) weergegeven wordt, verschilt, afhankelijk van het model.
Zie hieronder voor instructies over hoe scherm Kopie (Copy) weer te geven:
P.10 "Toegang tot menu Gebruiker"
Zie hieronder voor meer informatie over de kopieerfuncties:
Kopie (Copy)
Naam item Omschrijving
Belichting (Exposure) Een instellingsitem voor monochrome modellen. Kies de gewenste belichting voor
kopieertaken.
Auto — Druk op deze knop om het contrast automatisch in overeenstemming met
het origineel in te stellen.
Handm. (Manual) — Druk op deze knop om het contrast handmatig in te stellen.
Belichting voor kleur
(Exposure for color)
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Kies de gewenste belichting voor
kleurenkopieën.
Auto — Druk op deze knop om het contrast automatisch in overeenstemming met
het origineel in te stellen.
Handm. (Manual) — Druk op deze knop om het contrast handmatig in te stellen.
Belichting voor zwart
(Exposure for black)
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Kies de gewenste belichting voor zwart-
witkopieën.
Auto — Druk op deze knop om het contrast automatisch in overeenstemming met
het origineel in te stellen.
Handm. (Manual) — Druk op deze knop om het contrast handmatig in te stellen.
Kleurmode (Color
Mode)
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Druk op de knop van de gewenste
kleurenmodus voor kopieertaken. Enkel [Zwart (Black)] kan worden geselecteerd
wanneer de functie ‘Geen limiet zwart’ (No Limit Black) is ingeschakeld.
P.160 "De functie Geen limiet zwart (No Limit Black) instellen"
Handmatge invoer
(Copy Bypass Feed)
Druk op de knop van de gewenste papiersoort voor handinvoer. Om op de achterzijde
van het papier te kopiëren, selecteer het papiersoort en druk vervolgens op [Bedrukt
(Printed)] onder "Achter afdr. (Back Printed)".
De weergegeven papiersoorten verschillen, afhankelijk van het model. Zie hieronder
voor meer informatie over de papiersoorten:
Papiervoorbereiding - PAPIER PLAATSEN - Papierinstellingen - Instelling
papiersoort
Origin. modus
(Original Mode)
Een instellingsitem voor monochrome modellen. Druk op de knop van de gewenste
originelenmodus.
Originele mode voor
kleur (Original Mode
for Color)
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Druk op de knop van de gewenste
originelenmodus voor kopieertaken.
Originele mode voor
zwart (Original Mode
for Black)
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Druk op de knop van de gewenste
originelenmodus voor zwart-wit kopieertaken.
Orginele mode voor
auto kleur (Original
Mode for Auto Color)
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Druk op de knop van de gewenste
originelenmodus voor kopieertaken.
Wis blanco pagina
(Omit Blank Page)
Druk op de toets van de gewenste instelling om blanco pagina's al dan niet weg te
laten.
1.ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
14 Kopie (Copy)
Sla lege pagina over
aanpassing (Omit
Blank Page
Adjustment)
Selecteer uit 7 niveaus de gewenste gevoeligheid voor het detecteren en verwijderen
van blanco pagina's uit het gescande origineel in een kopieertaak.
Hoe hoger de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de kans
dat het apparaat blanco pagina's zal detecteren.
Zie hieronder voor meer informatie over deze functie:
Kopie - HOE BEWERKINGSFUNCTIES GEBRUIKEN - Blanco pagina's verwijderen
tijdens het kopiëren (Geen lege pagina)
ACS-aanpassing (ACS
Adjustment)
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Selecteer uit 7 niveaus de gewenste
gevoeligheid voor het detecteren of een origineel dat in modus Autokleur gekopieerd
wordt, een kleuren- of een zwart-wit-origineel is.
Hoe hoger de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de kans
dat het apparaat een gescand origineel als kleurendocument zal herkennen.
Hoe lager de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de kans
dat het multifunctionele systeem een gescand origineel als zwart-wit-document zal
herkennen.
2in1/4in1 Kies de standaardinstelling voor 2in1/4in1 kopiëren.
Horizontaal schrijven (Write Laterally) — Selecteer deze optie voor een
bladverdeling van de pagina's van rechts naar links en van boven naar beneden.
Verticaal schrijven (Write Vertically) — Selecteer deze optie voor een bladverdeling
van de pagina's van links naar rechts en van boven naar beneden.
Boek->2 (Book->2) Kies de standaardinstelling voor dubbelzijdig kopiëren van een boekorigineel.
Geopend vanaf rechts (Open From Right) — Selecteer deze optie om het boekje te
kopiëren waarvan de pagina's vanaf links worden geopend.
Geopend vanaf links (Open From Left) — Selecteer deze optie om het boekje te
kopiëren waarvan de pagina's vanaf rechts worden geopend.
Brochure (Magazine
Sort)
Kies de standaardinstelling voor brochure kopiëren.
Geopend vanaf rechts (Open From Right) — Selecteer deze optie om het boekje te
kopiëren waarvan de pagina's vanaf rechts worden geopend.
Geopend vanaf links (Open From Left) — Selecteer deze optie om het boekje te
kopiëren waarvan de pagina's vanaf links worden geopend.
Niveaucorrectie voor
weglaten (Drop Out
Level Adjustment)
Selecteer de gewenste gevoeligheid uit 7 niveaus om kleuren uit de gescande
originelen weg te laten. Hoe lager het niveau is ingesteld, des te minder waarschijnlijk
zijn zwartachtige kleuren weggelaten. Hoe hoger het niveau is ingesteld, des te
waarschijnlijker zijn zwartachtige kleuren weggelaten.
Naam item Omschrijving
Fax 15
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
0.Fax
U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) van fax- en internetfaxopdrachten wijzigen. Om faxen
te verzenden en te ontvangen, moet de Faxeenheid geïnstalleerd zijn.
Als de Faxeenheid niet geïnstalleerd is, kunnen alleen [Resolutie (Resolution)], [Origin. modus (Original Mode)],
[Belichting (Exposure)], [Instelling voorbeeld (Preview Setting)] ingesteld worden.
Als de Faxeenheid niet geïnstalleerd is, worden opties die in dit menu ingesteld worden, toegepast op
internetfaxverzendingen.
Zie hieronder voor instructies over hoe het scherm Fax weer te geven:
P.10 "Toegang tot menu Gebruiker"
Naam item Omschrijving
Resolutie
(Resolution)
Selecteer de resolutie op basis van de kenmerken van het origineel.
Standaard (Standard) — Deze optie is geschikt voor originelen met een normale
tekstgrootte.
Fijn (Fine) — Deze optie is geschikt voor originelen met een kleine tekstgrootte en
fijne illustraties.
U-fijn (U-Fine) — Deze optie is geschikt voor originelen met een kleine tekstgrootte
en gedetailleerde illustraties.
Als het ontvangende faxapparaat niet geschikt is voor het ontvangen van originelen
met dezelfde resolutie, dan wordt de resolutie automatisch omgezet voordat het wordt
verzonden naar de ontvanger. Hoe hoger de resolutie, hoe langer het duurt om een
origineel te verzenden.
Origin. modus
(Original Mode)
Selecteer de scanmodus op basis van het soort origineel.
Tekst (Text) — Deze optie is geschikt voor originelen met tekst en lijntekeningen.
Tekst Foto (Text /Photo) — Deze optie is geschikt voor originelen met een
combinatie van tekst en foto's.
Foto (Photo) — Deze optie is geschikt voor originelen met foto's.
In de modus Tekst/Foto (Text/Photo), kan het verzenden langer duren dan in de modus
TEKST (TEXT).
Verz. Type (Tx Type) Stel de fax verzendmodus in.
Geheugen Tx (Memory Tx) — Stuur het origineel nadat de gescande gegevens zijn
opgeslagen in het geheugen. Er kunnen 100 verzendingen van maximaal 1000
pagina's per transmissie worden voorbehouden.
Direct Tx (Direct Tx) — Stuur het origineel direct als het wordt gescand. Zodra een
pagina is gescand en verzonden, wordt de volgende pagina gescand en verzonden.
Daarom duurt het langer om alle pagina's te scannen en te verzenden. U kunt echter
meteen bevestigen of elke pagina naar de ontvanger wordt gestuurd.
Belichting (Exposure) Kies de gewenste belichting voor het origineel.
Bij het handmatig instellen van het contrast wordt op of gedrukt om het
gewenste contrast in te stellen.
Bij het automatisch instellen van het contrast in overeenstemming met het origineel
wordt op [Auto] gedrukt.
1.ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
16 Fax
Bev.ontv. forceren
(Secure Receive
Forced Setting)
U kunt de functie Beveiligde Ontvangst in- of uitschakelen. Deze functie is alleen
beschikbaar wanneer de functie Weekplanning (Weekly Schedule) is ingesteld.
Aan (Enable) — Hiermee wordt de functie Beveiligde ontvangst (Secure Receive)
ingeschakeld.
Het wordt uitgeschakeld op het tijdstip ingesteld op Weekschema (Weekly
Schedule).
Uit (Disable) —Hiermee wordt de functie Beveiligde ontvangst (Secure Receive)
uitgeschakeld.
Het wordt ingeschakeld op het tijdstip ingesteld op Weekplanning
(Weekly Schedule).
Een beheerderswachtwoord is vereist.
RTI voor G3 Zet de RTI opname Aan (On) of Uit (Off) voor faxapparaten van het type G3. Om deze
functie in te schakelen, moet de Terminal ID vooraf op deze apparatuur worden
geregistreerd.
TTI voor G3 Zet de TTI opname Aan (On) of Uit (Off) voor faxapparaten van het type G3. Om deze
functie in te schakelen, moet de Terminal ID vooraf op deze apparatuur worden
geregistreerd.
Het instellen van dit item kan overbodig zijn omdat het mogelijk niet kan worden
weergegeven op het scherm (afhankelijk van uw land of regio).
ECM voor G3 Zet de ECM (Error Correction Mode) communicatie aan of uit voor faxapparaten van het
type G3.
ECM is een internationaal gestandaardiseerde communicatiemodus waarmee fouten
die tijdens het verzenden van faxberichten optreden automatisch worden
gecorrigeerd. Met deze optie-instelling op AAN (ON) is, zelfs wanneer de verzonden
gegevens zijn verstoord door ruis tijdens communicatie, goede communicatie zonder
beeldvervorming mogelijk door het automatisch opnieuw verzenden van het
verstoorde gedeelte.
Zowel de afzender als de ontvanger moeten beschikken over de functie ECM om ECM
communicatie mogelijk te maken.
Wanneer de communicatie wordt verstoord door geruis, wordt de duur van de
communicatie iets meer verlengd dan gebruikelijk. Ook bij gebruik van de ECM-
communicatie kan een fout optreden, afhankelijk van de conditie van de lijn.
De ECM communicatie is niet beschikbaar voor spraakcommunicatie.
Meerv. best.
bevestigen
(Multidest.
Confirmation)
Selecteer of het bevestigingsscherm moet worden weergegeven als meerdere
bestemmingen zijn opgegeven.
Voorbeeldinstelling
(Preview Setting)
Het inschakelen van functie Voorbeeld maakt het mogelijk de gescande afbeelding te
zien voordat de fax/internetfaxtaak verzonden wordt.
Aan (On) — Druk op deze knop om de functie in te schakelen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
Snelh.limiet verz.
(Tx Speed Limit)
De verzending met V.34 kan mislukken, afhankelijk van de kwaliteit van de
communicatie van uw lijn. Verzendingsfouten kunnen worden vermeden wanneer
deze optie is ingesteld op Aan (On).
Naam item Omschrijving
1.ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
Fax 17
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
Snelh.limiet ontv. (Rx
Speed Limit)
De ontvangst met V.34 kan mislukken, afhankelijk van de kwaliteit van de
communicatie van uw lijn. Ontvangstfouten kunnen worden vermeden wanneer deze
optie is ingesteld op Aan (On).
Lijn1 (Line1) — Hiermee kunt u de snelheidslimiet voor het ontvangen voor de 1e lijn
al dan niet inschakelen.
Lijn2 (Line2) — Hiermee kunt u de snelheidslimiet voor het ontvangen voor de 2e lijn
al dan niet inschakelen.
Standaard adresboek
(Default Address
Book)
Selecteer het standaardtabblad die in het adresboek wordt weergegeven.
Standaardweergave
voor enkel (Default
View For Single)
Selecteer de standaard weergave-indeling voor de enkele tabblad van het adresboek.
Inhoud lijstweergave
(List View Display
Content)
Selecteer het formaat van de lijstweergave in het adresboek.
Naam & bestem. (Name and Dest.) — Druk op deze toets om namen en
bestemmingen in de lijst van het adresboek weer te geven.
Alleen naam (Name Only)Druk op deze toets om namen in de lijst van het
adresboek weer te geven. U kunt lange namen gemakkelijk controleren.
Standaardweergave
voor groep (Default
View For Group)
Selecteer de standaard weergave-indeling voor de groep tabblad van het adresboek.
Naam item Omschrijving
18 Scan
0.Scan
U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) van scanopdrachten wijzigen.
Zie hieronder voor instructies over hoe scherm Scannen (Scan) weer te geven:
P.10 "Toegang tot menu Gebruiker"
Naam item Omschrijving
Kleurmode (Color
Mode)
Druk op de toets van de gewenste modus.
Compressie
(Compress)
Druk op de toets van de gewenste modus voor scanopdrachten in de modi Grijsschaal
(Gray Scale), Kleur (Full Color) of Auto kleur (Auto Color).
Enkel / 2-zijdige scan
(Single/ 2-Sided
Scan)
Druk op de toets van de gewenste modus.
Enkel (Single) — Druk op deze toets om enkelzijdig scannen als
standaardscanmodus in te stellen.
Boek (Book) — Druk op deze toets om scannen van boekformaat als
standaardscanmodus in te stellen. Hierdoor worden beide zijden van de originelen in
dezelfde richting gescand.
Kalender (Tablet) — Druk op deze toets om scannen van kalenderformaat als
standaardscanmodus in te stellen. Hierdoor wordt de voorpagina in de algemene
richting gescand en de achterpagina in tegengestelde richting.
Roteren (Rotation) Druk op de toets van de gewenste modus.
— Selecteer deze optie om de originelen te scannen zonder dat de richting
wordt gewijzigd.
— Selecteer deze optie om uw scans 90 graden rechtsom te draaien.
— Selecteer deze optie om uw scans 180 graden te draaien.
— Selecteer deze optie om uw scans 90 graden linksom te draaien.
Voorbeeldinstelling
(Preview Setting)
Door het inschakelen van functie Voorbeeld is het mogelijk een voorbeeld van de
afgedrukte afbeeldingen te bekijken voordat ze worden opgeslagen of gemaild.
Aan (On) — Druk op deze knop om de functie in te schakelen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
Wis blanco pagina
(Omit Blank Page)
Druk op de toets van de gewenste instelling om blanco pagina's al dan niet weg te
laten.
Sla lege pagina over
aanpassing (Omit
Blank Page
Adjustment)
Selecteer uit 7 niveaus de gewenste gevoeligheid voor het detecteren en verwijderen
van blanco pagina's uit het gescande origineel in een scantaak.
Hoe hoger de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de kans
dat het apparaat blanco pagina's zal detecteren.
Zie hieronder voor meer informatie over de functie blanco pagina’s overslaan:
Scan - USEFUL FUNCTIONS - Changing Scan Settings - Removing blank pages
ACS-aanpassing (ACS
Adjustment)
Selecteer uit 7 niveaus de gewenste gevoeligheid voor het detecteren of een origineel
dat in modus Autokleur gescand wordt, een kleuren- of een zwart-wit-origineel is.
Hoe hoger de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de kans
dat het apparaat een gescand origineel als kleurendocument zal herkennen.
Hoe lager de gevoeligheid wordt ingesteld, door te drukken op , hoe groter de kans
dat het multifunctionele systeem een gescand origineel als zwart-wit-document zal
herkennen.
Afdrukkwaliteit voor
zwart In ACS (Image
Quality for Black In
Acs)
Druk op de knop voor de gewenste beeldkwaliteit voor het scannen van zwart-
witoriginelen in modus Auto kleur (Auto Color).
1.ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
Scan 19
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
Stel voor elke kleurenmodus (kleur/auto kleur, grijstinten of zwart) de volgende onderwerpen in.
Zwart/wit aanpassing
voor standaard (B/W
Adjustment for
Standard)
Kies de belichting voor het scannen van zwart-witoriginelen in modus Auto kleur (Auto
Color).
Hoe hoger de belichting wordt ingesteld, door op te drukken, hoe lichter scans van
zwart-wit in een origineel zullen zijn.
Hoe lager de belichting wordt ingesteld, door op te drukken, hoe donkerder scans
van zwart-wit in een origineel zullen zijn.
Standaard adresboek
(Default Address
Book)
Selecteer het standaardtabblad die in het adresboek wordt weergegeven.
Standaardweergave
voor enkel (Default
View For Single)
Selecteer de standaard weergave-indeling voor de enkele tabblad van het adresboek.
Standaardweergave
voor groep (Default
View For Group)
Selecteer de standaard weergave-indeling voor de groep tabblad van het adresboek.
Niveaucorrectie voor
weglaten (Drop Out
Level Adjustment)
Selecteer de gewenste gevoeligheid uit 7 niveaus om kleuren uit de gescande
originelen weg te laten. Hoe lager het niveau is ingesteld, des te minder waarschijnlijk
zijn zwartachtige kleuren weggelaten. Hoe hoger het niveau is ingesteld, des te
waarschijnlijker zijn zwartachtige kleuren weggelaten.
Boek lay-out (Book
Layout)
Selecteer hoe u boekvormige originelen opent om twee tegenover elkaar liggende
pagina's te scannen.
Geopend vanaf (Open From Right) — Druk op deze toets om twee tegenover elkaar
liggende pagina's afzonderlijk te scannen voor de boekoriginelen die u vanaf rechts
opent.
Geopend vanafs (Open From Left) — Druk op deze toets om twee tegenover elkaar
liggende pagina's afzonderlijk te scannen voor de boekoriginelen die u vanaf links
opent.
Naam item Omschrijving
Resolutie
(Resolution)
Druk op de knop van de gewenste resolutie (dpi) voor scans.
Origin. modus
(Original Mode)
Druk op de knop van de gewenste modus voor scans. ([Origin. modus] is niet
beschikbaar in modus grijstinten.)
Belichting (Exposure) Kies de gewenste belichting voor scans.
Druk om het contrast handmatig in te stellen op of en stel het gewenste
contrastniveau in.
Bij het automatisch instellen van het contrast in overeenstemming met het origineel
wordt op [Auto] gedrukt.
Achtergrond afstellen
(Background
Adjustment)
Kies de gewenste achtergrondbelichting voor scans.
Hoe hoger de belichting wordt ingesteld, door op te drukken, hoe lichter de
achtergrondkleur zal zijn.
Hoe lager de belichting wordt ingesteld, door op te drukken, hoe donkerder de
achtergrondkleur zal zijn.
Naam item Omschrijving
20 e-Filing
0.e-Filing
U kunt het type beeldkwaliteit instellen voor het afdrukken van kleurendocumenten die zijn opgeslagen via scannen
naar e-Filing.
Ze hieronder voor instructies over hoe het scherm e-Filing weer te geven:
P.10 "Toegang tot menu Gebruiker"
Naam item Omschrijving
Algemeen (General) Druk op deze toets om de geschikte kleurkwaliteit in te stellen voor het afdrukken van
een algemeen kleurdocument.
Foto (Photograph) Druk op deze toets om de geschikte kleurkwaliteit in te stellen voor het afdrukken van
foto's.
Presentatie
(Presentation)
Druk op deze toets om de geschikte kleurkwaliteit in te stellen voor het afdrukken van
presentatiemateriaal.
Tekening (Line Art) Druk op deze toets om de geschikte kleurkwaliteit in te stellen voor het afdrukken van
een document met veel tekst of lijntekeningen.
Lijst (List) 21
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
0.Lijst (List)
U kunt onderstaande lijsten afdrukken.
Zie hieronder voor instructies over hoe scherm Lijst (List) weer te geven:
P.10 "Toegang tot menu Gebruiker"
De lijst wordt afgedrukt op het papier dat wordt ingevoerd vanuit de lade met LT-R- of A4-R-papier en wordt
uitgevoerd naar de uitvoerlade.
Wanneer de functie Afdelingsbeheer is ingeschakeld, dan wordt het scherm om de afdelingscode in te voeren
weergegeven. Voer de afdelingscode in en druk op [OK] om elke lijst af te drukken. Als echter functie 'Geen limiet
zwart' (No Limit Black) ingeschakeld is, dan worden de lijsten afgedrukt zonder dat het scherm voor het invoeren van
de afdelingscode verschijnt.
P.160 "De functie Geen limiet zwart (No Limit Black) instellen"
Naam item Omschrijving
Adresboek (Address
Book)
Druk op deze knop om de Adresboekinformatie (Address Book Information) af te
drukken die alle geregistreerde contactpersonen in het multifunctionele systeem
weergeeft.
Sorteer ID (ID Sort) Druk op deze knop om de Adresboekinformatie (Address Book
Information) af te drukken, gesorteerd op ID-nummer.
Sorteer naam (Name Sort) — Druk op deze knop om de Adresboekinformatie
(Address Book Information) af te drukken, gesorteerd op achternaam.
Groep nummer
(Group Numbers)
Druk op deze knop om de Groep Nummer Informatie af te drukken die alle
geregistreerde groepen en leden ervan in het multifunctionele systeem weergeeft.
Functie (Function) Druk op deze knop om de FUNCTIE LIJST (FUNCTION LIST) (gebruiker) af te drukken.
ITU mailbox (ITU
Mailbox)
Druk op deze knop voor het afdrukken van een overzicht van de huidige status van de
postvakken die zijn geregistreerd op deze apparatuur.
22 Papierlade (Drawer)
0.Papierlade (Drawer)
Om het papierformaat en de papiersoort te wijzigen, kies [Toestaan (Allow)] onder [Beheer (Admin)] > [Papierlade
(Drawer)] > [Papierformaatinstelling (Paper Size Setting)] voor elke papierlade.
Zie hieronder voor instructies over hoe het scherm Lade (Drawer) weer te geven:
P.10 "Toegang tot menu Gebruiker"
Het papierformaat instellen
Druk in scherm Papierlade (Drawer) op het deel van de illustratie dat overeenkomt met de lade waarvan het
papierformaat gewijzigd moet worden en druk op de knop voor het gewenste formaat. De beschikbare
papierformaten en de beschikbaarheid van de automatische papierformaatdetectie van elk model kunnen variëren.
Voor modellen die het papierformaat automatisch detecteren wordt bij het kiezen van [Auto(mm)] of [Auto(inch)] het
formaat van het papier dat in laden geplaatst is, automatisch ingesteld. Druk bij gebruik van papier van formaat A/B
zoals A3 en A4 op [Auto(mm)] en bij gebruik van papier van formaat LT, zoals LD en LT, op [Auto(inch)].
Het is mogelijk dat het multifunctionele systeem het papierformaat niet detecteert en "!" weergeeft voor de lade als er
papier van formaat LT wordt geplaatst in de lade waarvoor [Auto(mm)] is ingesteld of omgekeerd. Corrigeer de
selectie van de knop.
1.ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
Papierlade (Drawer) 23
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
De papiersoort instellen
Druk in scherm Papierlade (Drawer) op het deel van de illustratie dat overeenkomt met de lade waarvan de
papiersoort gewijzigd moet worden en druk op de knop voor de gewenste soort. De beschikbare papierformaten en -
soorten van elk model kunnen variëren.
Het scherm papiersoort bestaat uit twee delen: Dikte (Thickness) en Kenmerk (Attribute).
Stel Dikte (Thickness) in bij gebruik van dik papier en bij gerecycled papier.
Stel Kenmerk (Attribute) in wanneer het papier in de lade voor een specifiek doel gebruikt wordt. Als bijvoorbeeld
[Invoeg (Insert)] voor een lade wordt geselecteerd, zal het papier in de lade altijd gebruikt worden voor het
invoegen van kopieën.
Zie hieronder voor meer informatie over de papiersoorten:
Papiervoorbereiding - PAPIER PLAATSEN - Papierinstellingen - Instelling papiersoort
Papier dat in een lade geplaatst is met een Dikte (Thickness) anders dan [Normaal (Plain)] of [Recycling papier
(Recycled Paper)], of papier dat geplaatst is in een lade met Kenmerk (Attribute) anders dan [Nee (None)] ligt
buiten de scope van de Automatische PapierSelectie (APS).
Zie hieronder voor meer informatie over APS:
Kopie - HET MAKEN VAN KOPIEËN - Het papierformaat opgeven - Automatische papierselectie (APS)
Gebruik [Gebr.type (Usertype)] niet.
Wanneer voor een lade een kenmerk anders dan [Nee (None)] ingesteld is, valt het papier dat in deze lade geplaatst
is buiten de scope van de functie Automatisch Wisselen van Papiermagazijn.
Zie hieronder voor meer informatie over deze functie:
P.99 "Kopie (Copy)"
24 Adres (Address)
0.Adres (Address)
Zie hieronder voor instructies over hoe scherm Adres boek (Address Book) weer te geven:
P.10 "Toegang tot menu Gebruiker"
Contactpersonen beheren in het adresboek
Contactpersonen die in het adresboek opgenomen zijn, kunnen bijvoorbeeld weergegeven worden vanuit het scherm
dat weergegeven wordt wanneer op het bedieningspaneel op knop [Fax] gedrukt wordt. Bij het verzenden van een fax
of internetfax is het eenvoudig ontvangers aan te geven door deze te selecteren uit de lijst in het adresboek.
Daarnaast kan het adresboek ook gebruikt worden om e-mailadressen aan te geven voor 'scannen naar email'-
overdrachten.
In het adresboek kunt u tot 3000 contactpersonen registreren die elk een faxnummer, een e-mailadres of allebei
kunnen bevatten. Indien de FAX-eenheid geïnstalleerd is, kunt u ook de opties voor faxverzending instellen voor elke
contactpersoon, zoals verzendtype, ECM, verzendkwaliteit, lijnselectie* en subadresinstellingen.
* De lijnselectie is niet beschikbaar voor de modellen zonder de 2e lijn voor de fax-eenheid.
Om faxen te verzenden en te ontvangen, moet de Faxeenheid geïnstalleerd zijn.
U kunt adresboekgegevens importeren en exporteren in de TopAccess-beheerdersmodus. Voor meer informatie,
raadpleeg:
TopAccess - [Administration] - [Maintenance] Item List - Import settings - Setting up Address Book
Nieuwe contactpersonen creëren
U kunt nieuwe contactpersonen in het adresboek creëren. Voor het creëren van nieuwe contactpersonen zijn de
volgende twee methoden beschikbaar.
Contactpersonen registreren via de toets [Gebruikersfuncties (User Functions)]
1
Op het scherm Adresboek (Address Book), druk op een niet-gedefinieerde regel, druk op
[Toegang (Entry)], en registreer vervolgens een nieuwe contactpersoon.
Naam item Omschrijving
Voornaam (First
Name)
Druk op deze toets om de voornaam van de contactpersoon in te voeren. Deze naam
zal verschijnen in de adresboeklijst op het aanraakscherm. U kunt tot 32 tekens
invoeren.
Achternm. (Last
Name)
Druk op deze toets om de achternaam van de contactpersoon in te voeren. Deze naam
zal verschijnen in de adresboeklijst op het aanraakscherm. U kunt tot 32 tekens
invoeren.
Index Druk op deze toets om de index van de contactpersoon in te voeren. Er kunnen tot 64
tekens ingevoerd worden.
Het verdient aanbeveling de index in te geven omdat het adres wordt weergegeven
volgens de index wanneer op de knoppen boven het scherm ADRESBOEK (ADDRESS
BOOK) wordt gedrukt.
Bedrijf (Corp.) Druk op deze toets om de bedrijfsnaam van de contactpersoon in te voeren. Er kunnen
tot 64 tekens ingevoerd worden.
Afdeling (Dept.) Druk op deze toets om de afdelingsnaam van de contactpersoon in te voeren. Er
kunnen tot 64 tekens ingevoerd worden.
Kenmerk
(Keyword)
Druk op deze toets om een trefwoord voor de contactpersoon in te voeren. Dit
trefwoord kan worden gebruikt om deze contactpersoon te zoeken. Er kunnen tot
256 tekens ingevoerd worden.
1.ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
Adres (Address) 25
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
[Voornaam (First Name)] of [Achternm. (Last Name)] en [Fax Nr. (Fax No.)] of [E-mail] zijn verplichte velden. De
contactpersoon zal niet geregistreerd worden als een van deze gegevens mist.
2
Druk op [Optie (Option)] om de standaardinstellingen voor een faxverzending aan te geven.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de Faxeenheid is geïnstalleerd.
Zie hieronder voor meer informatie over de opties voor faxverzending:
P.15 "Fax"
3
Druk op [OK] om de contactpersoon te registreren.
Contactpersonen registreren vanuit loglijsten
U kunt informatie zoals de externe faxnummers en e-mailadressen in het adresboek registreren vanuit het scherm
Verzend-/Ontvangstlog.
De volgende informatie kan worden geregistreerd vanuit het verzendlog:
Externe faxnummers die direct zijn ingevoerd, of die zijn gezocht vanaf de LDAP-server
E-mailadressen die handmatig zijn ingevoerd of die zijn gezocht vanaf de LDAP-server
De volgende informatie kan worden geregistreerd vanuit het ontvangstlog:
Externe faxnummers die direct zijn ingevoerd, of die zijn gezocht vanaf de LDAP-server voor een
ondervragingsontvangst
E-mailadres van de afzender
De volgende informatie kan worden geregistreerd vanuit het scanlog:
E-mailadressen die handmatig zijn ingevoerd
1
Druk op [Taakstatus (Job Status)] op het aanraakscherm.
2
Druk op tabblad [Log] en druk op [Zenden (Send)] (of [Ontvangen (Receive)] of [Scan]).
De Verzend- (of Ontvangst- of Scan-) log-lijst wordt weergegeven.
Fax nr. (Fax No.) Druk op deze toets om het faxnummer van de contactpersoon in te voeren. Er kunnen
tot 128 cijfers ingegeven worden. Druk op de knop favoriet voor de bestemming om het
geregistreerde adres weer te geven op de favoriete tabblad van het adresboek.
2de Fax (2nd Fax) Druk op deze toets om een tweede faxnummer voor de contactpersoon in te voeren.
(Als meerdere pogingen om verbinding te leggen met [Fax nr. (Fax No.)] mislukken,
wordt een fax, mits dit veld gevuld is, naar [2de Fax (2nd Fax)] verzonden.) Er kunnen
tot 128 cijfers ingegeven worden.
E-mail Druk op deze toets om het e-mailadres van de contactpersoon in te voeren. U kunt een
adres ingeven van tot 192 alfanumerieke tekens. Druk op de knop favoriet om het
geregistreerde adres weer te geven op de favoriete tabblad van het adresboek.
Naam item Omschrijving
1.ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
26 Adres (Address)
3
Selecteer de opdracht die het faxnummer of het e-mailadres bevat dat u wilt registreren in het
adresboek en druk op [Toegang (Entry)].
Om e-mailadressen als BCC-contactpersoon (verborgen kopiehouder) te registreren in het adresboek vanuit de
scanlog, moet optie [BCC Adres tonen in takenlog, taakstatus (BCC Address Display on Job Log, Job Status)]
ingeschakeld zijn vanuit het TopAccess-e-mailmenu. Als optie [BCC Adres tonen in takenlog, taakstatus (BCC
Address Display on Job Log, Job Status)] ingeschakeld is, dan wordt in scherm Scanlog als omschrijving [BCC-
adres (BCC Adress)] weergegeven in plaats van een e-mailadres. In dit geval is [Toegang (Entry)] uitgeschakeld,
zelfs wanneer als beschrijving [BCC-adres (BCC Adress)] wordt gekozen. Zie hieronder voor instructies over het
inschakelen van de optie [BCC Adres tonen in takenlog, taakstatus (BCC Address Display on Job Log, Job Status)]:
TopAccess - [Administration] - [Setup] Item List - Email settings - Setting up Email Setting
4
Bewerk de contactinformatie.
Zie hieronder voor uitleg over elk item:
P.24 "Nieuwe contactpersonen creëren"
5
Druk op [Optie (Option)] om de standaardinstellingen voor een faxverzending aan te geven.
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de Faxeenheid is geïnstalleerd.
Zie hieronder voor meer informatie over de opties voor faxverzending:
P.15 "Fax"
6
Druk op [OK] om de contactpersoon te registreren.
Bewerken of verwijderen van contactpersonen
Om contactpersonen te bewerken, druk op de contactpersoon in het scherm Adres boek (Address Book) en
vervolgens op [Bewerken (Edit)]. Om contactpersonen te wissen, druk op de contactpersoon in het scherm Adres
boek (Address Book) en vervolgens op [Wissen (Delete)].
Contactpersonen zoeken
Druk op de zoek-pictogram op het scherm Adres boek (Address Book) om het zoekscherm weer te geven. U kunt
contactpersonen zoeken door een zoekopdracht in te voeren
De weergavevolgorde instellen van de zoekresultaten voor contactpersonen
Druk op [Instell. (Setting)] op het scherm Adresboek om [Bek. ID sort. (Known ID Sort)] of [Index sort] in te stellen als
weergavevolgorde van de bovenstaande zoekresultaten voor contactpersonen.
1.ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
Adres (Address) 27
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
Groepen beheren in het adresboek
U kunt groepen creëren die meerdere contactpersonen bevatten, waardoor het mogelijk wordt groepen aan te geven
in plaats van het elke contactpersoon apart te moeten selecteren bij scannen naar e-mail of fax- of
internetfaxverzending.
In het adresboek kunt u tot maximaal 200 groepen registreren. U kunt maximaal 400 leden registreren in een groep.
Eén faxnummer of één e-mailadres telt als één bestemming. Als u zodoende een contactpersoon selecteert die
zowel faxnummer als e-mailadres bevat, telt dit als twee bestemmingen in de groep.
Om faxen te verzenden en te ontvangen, moet de Faxeenheid geïnstalleerd zijn.
Nieuwe groepen creëren
Op het scherm Adres boek (Address Book), kies de tab Groep (Group), druk op een niet-gedefinieerde regel, druk op
[Toegang (Entry)], en maak vervolgens een nieuwe groep aan.
Voer de groepsnaam en index in, selecteer vervolgens de contactpersonen die moeten worden opgenomen in de
groep. U kunt ook contactpersonen zoeken door te drukken op het zoekpictogram.
Bewerken of verwijderen van groepen
Om groepen te bewerken, selecteer het tabblad Groep (Group) op het scherm Adres boek (Address Book), druk
vervolgens op de groep, en vervolgens op [Bewerken (Edit)]. U kunt contactpersonen in de groep toevoegen of
verwijderen. Om groepen te verwijderen, druk op de groep en druk op [Wissen (Delete)].
Het verwijderen van een groep verwijdert de contactpersonen niet uit tabblad [Enkel (Single)]. Wanneer een
contactpersoon echter via tab [Enkel (Single)] verwijderd wordt, wordt deze ook uit de groep waarin deze
geregistreerd is, verwijderd.
Druk op de naam van een contactpersoon om zowel het faxnummer als het e-mailadres van die contactpersoon
aan de groep toe te voegen/eruit te verwijderen.
Druk op in de contactinformatie om alleen het faxnummer van die contactpersoon aan de groep toe te voegen/
eruit te verwijderen.
Druk op in de contactinformatie om alleen het e-mailadres van die contactpersoon aan de groep toe te
voegen/eruit te verwijderen.
Groepen zoeken
Druk op de zoek-pictogram op het scherm Adres boek (Address Book) om het zoekscherm weer te geven. U kunt
groepen zoeken door een zoekopdracht in te voeren
Bevestigen van groepsleden
U kunt de contactpersonen die zijn geregistreerd in een groep bevestigen door te drukken op [Inhoud (Contents)] van
de groep op het scherm Adresboek (Address Book).
28 Contr. e-mail (Check E-mail)
0.Contr. e-mail (Check E-mail)
Met deze functie kunt u controleren op nieuwe e-mails (internetfaxen) op de POP3-server. Als er een nieuwe e-mail
ontvangen wordt op de POP3-server, print het multifunctionele systeem automatisch de e-mailgegevens nadat ze zijn
opgehaald van de POP3-server.
Om deze bewerking uit te voeren, moet de POP3-server geconfigureerd worden met TopAccess. Zie hieronder voor
instructies over het configureren van het POP3-server:
TopAccess - [Administration] - [Setup] Item List - Network settings - Setting up POP3 Client
Zie hieronder voor instructies over hoe scherm Contr. e-mail (Check E-Mail) weer te geven:
P.10 "Toegang tot menu Gebruiker"
Het multifunctionele systeem controleert ook automatisch op nieuwe e-mails (internetfaxen) op de POP3-server.
Internetfax (Internet Fax) 29
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
0.Internetfax (Internet Fax)
U kunt de instellingen voor de TTI- en RTI-opname voor internetfaxtaken configureren.
TTI
Zet de TTI opname Aan (On) of Uit (Off).
RTI
Zet de RTI opname Aan (On) of Uit (Off).
30 Bluetooth printen (Bluetooth Printing)
0.Bluetooth printen (Bluetooth Printing)
Dit apparaat ondersteunt OPP/FTP/HCRP afdrukken via Bluetooth. Als de draadloze LAN/Bluetooth-module is
geïnstalleerd op het apparaat, dan kunt u afdrukken vanaf alle apparatuur die Bluetooth OPP/FTP/HCRP afdrukken
met dit apparaat ondersteunt.
Alvorens Bluetooth printen te gebruiken, stel het papierformaat en afdruktype voor het afdrukken in.
Papier formaat (Paper Size)
Selecteer het papierformaat voor het afdrukken.
Print type (Print Type)
Selecteer de afbeeldingsgrootte voor het afdrukken op papier.
De beschikbare formaten voor OPP/FTP afdrukken zijn JPEG, PDF, PS, PRN, en TXT.
Alleen de PRN-bestanden die door het printerstuurprogramma van dit apparaat worden gegenereerd, worden
ondersteund. Het apparaat ondersteunt niet alle formaten onder de voornoemde bestandsindelingen. Een
dergelijk bestand kan niet worden afgedrukt.
Alleen de afbeeldingsbestanden in JPEG-formaat kunnen worden afgedrukt. JPEG formaat bestanden die specifiek
zijn voor het apparaat kunnen echter mogelijk niet worden afgedrukt.
De specificaties voor Bluetooth kunnen afwijken naargelang de apparaten. Niet alle apparaten kunnen via
Bluetooth verbinding maken deze apparatuur.
Niet meer dan twee of meer apparaten kunnen tegelijk geen verbinding maken met de apparatuur via Bluetooth.
Gebruik 1-byte alfanumerieke tekens voor de naam van het bestand dat moet worden afgedrukt, zoniet kan het
afdrukken niet worden uitgevoerd.
Sommige MFP-apparaten ondersteunen de OPP/FTP-functie niet. Raadpleeg de technicus voor meer informatie.
Afdrukken via Bluetooth is niet beschikbaar vanaf de iOS-apparaten.
Zie hieronder voor meer informatie over deze instelling:
P.133 "Bluetooth instellingen (Bluetooth Settings)"
Wi-Fi DIRECT instelling (Wi-Fi Direct Setting) 31
ITEMS INSTELLEN (Gebruiker)
0.Wi-Fi DIRECT instelling (Wi-Fi Direct Setting)
Als de draadloze LAN-/Bluetoothmodule is geïnstalleerd op het apparaat, dan kunt u instellingen voor Wi-Fi Direct
maken.
Wi-Fi Direct is een functie waarmee u rechtstreeks apparaten die Wi-Fi Direct ondersteunen kunt verbinden via een
draadloos LAN zonder gebruik te maken van een draadloos toegangspunt, enzovoort. Deze apparatuur is geschikt
voor afdrukken van apparaten die Wi-Fi Direct ondersteunen.
Zie hieronder voor meer informatie over deze instelling:
P.129 "Draadloze LAN instellen"
Verbinding maken met SSID en Passphrase
SSID en Passphrase worden getoond in dit multifunctionele systeem. Selecteer de SSID van het multifunctionele
systeem in het aan te sluiten toestel. Zodra de Passphrase is opgegeven, wordt verbinding gemaakt.
SSID en Passphrase worden bij elke in-/uitschakeling van het multifunctionele systeem gewijzigd. U kunt ze repareren
aan de hand van de onderstaande aanwijzingen:
P.129 "Draadloze LAN instellen"
Naam item Omschrijving
PBC Verbindt met de drukknop methode van WPS.
PIN Verbindt met de PIN-code methode van WPS.
Legacy apparaatverbinding
(Legacy Device Connection)
Toont SSID en Passphrase (Passphrase)
P.31 "Verbinding maken met SSID en Passphrase"
Apparaatgegevens (Device
Information)
Toont de apparaatgegevens van dit systeem.
Verbindingsstatus (Connection
status)
Toont informatie over de verbinding.
32 Dubbele invoer (Double feed)
0.Dubbele invoer (Double feed)
U kunt de sensor voor het detecteren van dubbele origineleninvoer in- of uitschakelen. Als de dubbele invoer met de
ingeschakelde sensor wordt gedetecteerd, verschijnt de aanwijzing op het scherm om de vastgelopen originelen te
verwijderen.
Deze instelling is alleen beschikbaar als de automatische documentinvoer met de sensor voor dubbele invoer is
aangesloten.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Toegang tot menu Beheerder ............................................................................................35
Algemeen (General)..........................................................................................................37
De apparaatinformatie instellen.........................................................................................................................39
De kennisgeving instellen....................................................................................................................................39
Wijzigen van het beheerderswachtwoord en resetten van het servicewachtwoord .......................................40
De klok instellen...................................................................................................................................................41
Instellen van de energiebesparende standen ....................................................................................................41
De soepelheid van het afdrukken wijzigen.........................................................................................................45
Instellen van de statusmelding...........................................................................................................................46
Instellen van de automatische wisfunctie..........................................................................................................46
Beheer van de optielicenties...............................................................................................................................47
Toevoegen of verwijderen van weergavetalen ..................................................................................................57
Bijwerken van uw systeem ..................................................................................................................................60
Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden ............................................................................................63
Uitschakelinstellingen configureren...................................................................................................................67
Exporteren van logs .............................................................................................................................................67
Taakbeheer instellen ...........................................................................................................................................69
De instellingen van het toetsenbord wijzigen ....................................................................................................71
Reinigen van de binnenkant van het apparaat ..................................................................................................72
Instellen van de pop-upberichten.......................................................................................................................72
Instellen van de functie scannerstrepen verminderen......................................................................................73
De zelftest interval instellen................................................................................................................................73
Toewijzen van de functies van de programmeerbare toets ..............................................................................73
De gegevensback-up en herstel instellen...........................................................................................................74
Het opvragen van de onderzoekslogs toestaan.................................................................................................78
De afdrukpositie aanpassen................................................................................................................................79
Uitvoerinstellingen aanpassen ...........................................................................................................................81
Netwerk (Network)...........................................................................................................84
Instelling van het TCP/IP-protocol (IPv4) ...........................................................................................................86
Instelling van het TCP/IP-protocol (IPv6) ...........................................................................................................87
Instellen van het IPX/SPX-protocol.....................................................................................................................93
Instelling van de NetWare-instellingen...............................................................................................................94
Instellen van het SMB-protocol...........................................................................................................................95
Instellen van de HTTP-netwerkservice ...............................................................................................................96
Instellen van de Ethernetsnelheid ......................................................................................................................96
Instellen van de LDAP-directoryservice, filterfuncties en link-down detectie..................................................97
Instellen van IPsec (IP-beveiliging) .....................................................................................................................97
Controleren van het netwerk ..............................................................................................................................98
Kopie (Copy) ....................................................................................................................99
Scherm Kopie (1/4) ..............................................................................................................................................99
Scherm Kopie (2/4) ..............................................................................................................................................99
Scherm Kopie (3/4) ............................................................................................................................................100
Scherm Kopie (4/4) ............................................................................................................................................101
Fax................................................................................................................................ 102
De ID-naam registreren......................................................................................................................................102
Oorspronkeljke instellingen configureren........................................................................................................104
Instelling 2e lijn voor FAX-eenheid....................................................................................................................105
Rx-afdrukken instellen.......................................................................................................................................105
Instelling uitgestelde verzending activeren .....................................................................................................106
Instellen van de beveiligde ontvangstfunctie ..................................................................................................106
"Van naam (From Name)" instellen ..................................................................................................................108
Bestand (File)................................................................................................................. 109
E-mail............................................................................................................................ 110
Standaard e-mailonderwerp instellen..............................................................................................................111
Internetfax (Internet Fax) ............................................................................................... 112
Beveiliging (Security) ..................................................................................................... 113
Beheer van certificaten......................................................................................................................................113
Instellen van beveiligde PDF-bestanden ..........................................................................................................116
Uitvoeren van de integriteitscontrole...............................................................................................................117
Opstarten in Veilige modus instellen................................................................................................................118
TPM instellen......................................................................................................................................................119
Digitale handtekening op PDF plaatsen ...........................................................................................................120
Antimalware instellen........................................................................................................................................120
Lijst / rapport (List/Report) ............................................................................................. 121
Instellen van het rapport...................................................................................................................................121
Lijsten afdrukken ...............................................................................................................................................125
Printer/e-Filing .............................................................................................................. 126
Scherm Printer / E-Filing (1/2)...........................................................................................................................126
Scherm Printer / E-Filing (2/2)...........................................................................................................................127
Draadloos instellen (Wireless Settings) ............................................................................ 128
Draadloze LAN-verbindingsmethoden .............................................................................................................128
Draadloze LAN instellen ....................................................................................................................................129
Aansluiten of loskoppelen van het draadloze netwerk ...................................................................................132
Bluetooth instellingen (Bluetooth Settings)...................................................................... 133
Fabriek instelling (Factory Default).................................................................................. 134
USB kabel print (USB Cable Print) .................................................................................... 136
Papierlade (Drawer) ....................................................................................................... 137
Aangepast formaat scannen (Custom Size Scan) ............................................................... 138
Wachtwoord wijzigen (Change User Password)................................................................. 139
802.1X-instellingen (802.1X Settings)............................................................................... 140
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Toegang tot menu Beheerder 35
0.Toegang tot menu Beheerder
Zie hieronder voor meer informatie over het toetsenbord op scherm:
P.172 "Schermtoetsenbord"
Zie hieronder voor meer informatie over het numerieke toetsenpaneel op scherm:
P.173 "Numeriek toetsenpaneel op scherm"
1
Druk op toets [Gebr.functies -Gebruiker- (User Functions -User-)] op het bedieningspaneel om
naar menu Gebruikersfuncties (User Functions) te gaan.
2
Druk op tab [Beheer (Admin)].
Als functie Gebruikersbeheer uitgeschakeld is, moet u het beheerderswachtwoord invoeren. Ga naar de
volgende stap.
Als functie Gebruikersbeheer ingeschakeld is, moet u zich aanmelden op de multifunctionele printer als
gebruiker met beheerdersbevoegdheden.
Als u op de tab [Beheer (Admin)] drukt, dan wordt het menu Beheerder (Admin) weergegeven. Ga verder naar
stap 4.
Als u zich aanmeldt op de multifunctionele printer als gebruiker zonder beheerdersbevoegdheden, dan is tab
[Beheer (Admin)] niet beschikbaar.
Door functiegegevens in te stellen, kunt u aan gebruikers bepaalde rechten toekennen. Zie hieronder voor meer
informatie over functiegegevens:
TopAccess - [User Management] - [User Management] Overview - [Role Management] Item list <access
policy mode>
3
Voer het beheerderswachtwoord in.
De standaard beheerderswachtwoord is "123456". Afhankelijk van het model en de bestemming dient u het
standaard beheerderswachtwoord te wijzigen wanneer er voor de eerste keer ingelogd wordt. Volg de instructies
op het scherm.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
36 Toegang tot menu Beheerder
4
Ga verder met de gewenste administratieve bewerking.
Admin-menu (1/2)
Admin-menu (2/2)
Het scherm Gebr.functies (User Functions) bevat de volgende knoppen. Zie de betreffende documentatie voor
meer informatie over elke knop.
 P.37 "Algemeen (General)"
 P.84 "Netwerk (Network)"
 P.99 "Kopie (Copy)"
 P.102 "Fax"
 P.109 "Bestand (File)"
 P.110 "E-mail"
 P.112 "Internetfax (Internet Fax)"
 P.113 "Beveiliging (Security)"
 P.121 "Lijst / rapport (List/Report)"
 P.126 "Printer/e-Filing"
 P.128 "Draadloos instellen (Wireless Settings)"
 P.133 "Bluetooth instellingen (Bluetooth Settings)"
 P.134 "Fabriek instelling (Factory Default)"
 P.136 "USB kabel print (USB Cable Print)"
 P.137 "Papierlade (Drawer)"
 P.138 "Aangepast formaat scannen (Custom Size Scan)"
 P.139 "Wachtwoord wijzigen (Change User Password)"
 P.140 "802.1X-instellingen (802.1X Settings)"
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 37
0.Algemeen (General)
U kunt de oorspronkelijke instellingen (standaardinstellingen) voor het multifunctionele systeem wijzigen. Het
scherm toont de knoppen, afhankelijk van het model.
Zie hieronder voor instructies over hoe het scherm Algemeen (General) weer te geven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Menu Algemeen (1/3)
Menu Algemeen (2/3)
Menu Algemeen (3/3)
1
7
23456
89
10
16
11 12 13 14 15
17 18 19
21 22 23
20
24 25
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
38 Algemeen (General)
De beschikbare knoppen verschillen van model tot model.
Naam item Omschrijving
1Apparaatgegevens (Device
Information)
P.39 "De apparaatinformatie instellen"
2Kennisgeving (Notification) P.39 "De kennisgeving instellen"
3Wachtwoord setup
(Password Setup)
P.40 "Wijzigen van het beheerderswachtwoord en resetten van het
servicewachtwoord"
4Klok (Clock) P.41 "De klok instellen"
5Spaarstand (Energy Saver) P.41 "Instellen van de energiebesparende standen"
6Egalisatie print
(Smoothness Of Print)
P.45 "De soepelheid van het afdrukken wijzigen"
7Status melding (Status
Message)
P.46 "Instellen van de statusmelding"
8Auto wissen (Auto Clear) P.46 "Instellen van de automatische wisfunctie"
9Licentie beheer (License
Management)
P.47 "Beheer van de optielicenties"
10 Talen (Languages) P.57 "Toevoegen of verwijderen van weergavetalen"
11 Systeem updates (System
Updates)
P.60 "Bijwerken van uw systeem"
12 Klonen (Cloning) P.63 "Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden"
13 Uitschakel-instelling (Power
Off Setting)
P.67 "Uitschakelinstellingen configureren"
14 Logboeken exporteren
(Export Logs)
P.67 "Exporteren van logs"
15 Taakbeheer (Job Control) P.69 "Taakbeheer instellen"
16 Toetsenbord instelling
(Keyboard Settings)
P.71 "De instellingen van het toetsenbord wijzigen"
17 Reinigen (Cleaning) P.72 "Reinigen van de binnenkant van het apparaat"
18 Pop-up (Pop-Up) P.72 "Instellen van de pop-upberichten"
19 Verminder. scannerstrepen
(Scanner Streaks Reduction)
P.73 "Instellen van de functie scannerstrepen verminderen"
20 Interval zelftest (Self Check
Interval)
P.73 "De zelftest interval instellen"
21 Programmeerb. toets
(Programmable Button)
P.73 "Toewijzen van de functies van de programmeerbare toets"
22 Gegevensback-up/herstel
(Data Backup/Restore)
P.74 "De gegevensback-up en herstel instellen"
23 Onderzoek logboek
(Investigation Logs)
P.78 "Het opvragen van de onderzoekslogs toestaan"
24 Aanpassing printpositie
(Print Position Adjustment)
P.79 "De afdrukpositie aanpassen"
25 Overdracht aanpassing
(Transfer Bias Adjustment)
P.81 "Uitvoerinstellingen aanpassen"
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 39
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
De apparaatinformatie instellen
U kunt de apparaatinformatie van dit apparaat instellen. Deze items worden weergegeven op de Apparaatpagina van
TopAccess, een internetgebaseerde apparaatbeheertoepassing.
De kennisgeving instellen
U kunt de kennisgevingsmail instellen om een bericht te sturen wanneer zich bepaalde gebeurtenissen voordoen op
het apparaat, zoals toner op, papier op en serviceleverancier bellen.
U kunt tot drie e-mailadressen specificeren als bestemming van het kennisgevingsbericht.
P.39 "Het e-mailadres registreren"
U kunt de gebeurtenissen specificeren die u wilt melden met behulp van de TopAccess-internettoepassing. Zie
hieronder voor instructies over het specificeren van gebeurtenissen voor kennisgeving:
TopAccess - [Administration] - [Maintenance] Item List - Notification settings
Om deze functie te gebruiken, hebt u een e-mailadres voor dit apparaat nodig en moet u de SMTP-server instellen.
Bovendien moeten de instellingen om dit apparaat te verbinden met het internet correct geconfigureerd zijn.
Het e-mailadres registreren
1
Op het scherm Kennisgeving (Notification) scherm, voer het e-mailadres in waarnaar het bericht
is verzonden.
U kunt naar behoefte tot drie e-mailadressen opgeven als bestemming van het kennisgevingsbericht. Wanneer u
de kennisgevingsfunctie inschakelt, moet u minstens één e-mailadres invoeren.
Naam item Omschrijving
Locatie (Location) Druk op deze toets om de locatie in te voeren waar het apparaat zich bevindt. Er kunnen
tot 64 tekens ingevoerd worden.
Service telefoon
nummer (Service
Phone Number)
Druk op deze knop om het telefoonnummer voor onderhoud in te geven. Er kunnen tot
32 tekens ingegeven worden.
Contact informatie
(Contact Information)
Druk op deze toets om de naam van de onderhoudstechnicus in te voeren. Er kunnen tot
64 tekens ingevoerd worden.
Beheer (Admin).
Bericht
Druk op deze toets om een bericht van de beheerder in te voeren. Er kunnen tot 40 tekens
ingevoerd worden.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
40 Algemeen (General)
2
Druk op [Aan (On)] voor het e-mailadres waarop u de kennisgeving wilt ontvangen en druk op
[OK].
Om de kennisgeving voor een e-mailadres uit te schakelen, druk op [Uit (Off)].
[Aan (On)] is beschikbaar nadat een e-mailadres ingevoerd is.
Wijzigen van het beheerderswachtwoord en resetten van het servicewachtwoord
U kunt het beheerderswachtwoord wijzigen. U kunt ook het servicewachtwoord resetten voor het geval de
onderhoudstechnicus, die verantwoordelijk is voor dit apparaat, het vergeet.
Wijzigen van het beheerderswachtwoord
1
Druk in scherm Instelling wachtwoord (Password Setup) op [Beheer wachtwoord (Admin
Password)].
2
Voer het huidige beheerderswachtwoord in en druk op [OK].
Indien het beheerderswachtwoord voor de eerste keer wordt gewijzigd, voer dan "123456" in het veld [Oud
wachtwoord (Old Password)].
3
Stel een nieuw wachtwoord in en voltooi de instelling.
Voer een beheerderswachtwoord in van 6 tot 64 tekens. U kunt alfanumerieke tekens en de volgende symbolen
gebruiken.
! # $ ( ) * + , - . / : ; = ? @ \ ^ _ ` { | } ~
Resetten van het servicewachtwoord
1
Druk in scherm Instelling wachtwoord (Password Setup) op [Servicewachtw.
opn. Instellen (Reset Service Password)].
Als [Servicewachtw. opn. Instellen (Reset Service Password)] geselecteerd is, wordt bericht "Weet u het zeker?"
(Are you sure?) getoond in scherm Voorzichtig (Caution). Druk op [Ja (Yes)] om het servicewachtwoord te
resetten.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 41
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
De klok instellen
U kunt de klok die in het multifunctionele systeem ingebouwd is, aanpassen door met de digitale toetsen de datum en
tijd in te voeren.
Als de tijdsinstellingen van het multifunctionele systeem worden ingesteld met de SNTP-service, dan kunnen datum
en tijd niet handmatig worden ingesteld. U kunt de instellingen voor de SNTP-service opgeven in de TopAccess-
beheerdersmodus. Voor meer informatie, raadpleeg:
TopAccess - [Administration] - [Setup] Item List - General settings - Setting up SNTP Service
Instellen van de energiebesparende standen
U kunt de volgende energiebesparende standen instellen.
Naam item Omschrijving
Datum/tijd (Date /
Time)
Druk op deze knop om de klok in te stellen.
Selecteer de waarde die moet worden gewijzigd. Voer in met behulp van de numerieke
toetsen en druk op [OK].
Als u "Jaar (Year)", "Maand (Month)" of "Datum (Date)" wijzigt, dan wordt de dag van de
week in het veld Dag (Day) automatisch aangepast.
Datum notatie (Date
Format)
Druk op deze knop om de datumweergave in te stellen.
Naam item Omschrijving
Aan/uit schakelklok
(Weekly Timer)
Met behulp van de ingebouwde aan/uit-schakelklok kunt u dit apparaat automatisch laten
in- en uitschakelen op bepaalde tijdstippen. U kunt de schakelklok bijvoorbeeld instellen
op de openings- en sluitingstijd van uw kantoor, zodat het apparaat zichzelf automatisch
in- en uitschakelt op die specifieke tijdstippen.
P.42 "Instellen van de aan/uit-schakelklok"
U kunt het apparaat eenvoudig inschakelen door op de [Spaarstand (Energy Saver)]-toets
op het bedieningspaneel te drukken wanneer het apparaat zich in de slaapstand of super-
slaapstand bevindt door de schakelklokfunctie.
Wanneer de hoofdschakelaar is uitgeschakeld, werkt de schakelklokfunctie niet.
Auto spaarstand
(Auto Power Save) *1
Met deze functie kan het apparaat automatisch in de energiebesparende stand worden
geschakeld wanneer het gedurende een bepaalde tijd niet gebruikt wordt.
P.43 "Instellen van de automatische energiebesparende stand"
Slaap/Super slaap
(Sleep/Super
Sleep) *1
Met deze functie kan het apparaat automatisch in de slaapstand worden geschakeld
wanneer het gedurende een bepaalde tijd niet gebruikt wordt. In de slaapstand wordt de
voeding van de ongebruikte delen van dit apparaat afgesloten wanneer het apparaat in
stand-by staat. Het stroomverbruik in de standby-stand is het geringst in de Super
slaapstand modus, gevolgd door de slaapstand en vervolgens, door de modus
Automatische spaarstand (Auto Power Save), de modus die het meest energieverslindend
van de drie is.
P.43 "Instellen van de slaapstand"
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
42 Algemeen (General)
*1 Deze functies zijn niet beschikbaar in de Europese versie. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger om de standaardinstelling van
elk van de toetsen te wijzigen.
Zie hieronder voor de soorten spaarstanden en de procedures voor het activeren van elke stand:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Stroomvoorziening in-/uitschakelen - Energie
besparen wanneer het apparaat niet wordt gebruikt - energiebesparingsstanden -
Instellen van de aan/uit-schakelklok
1
Druk in scherm Energie spaarstand (Energy Saver) op [Aan/Uit schakelklok (Weekly Timer)].
Het scherm SCHAKELKLOK (TIMER) wordt weergegeven.
2
Controleer de instellingen op het scherm. Als er wijzigingen moeten worden aangebracht, druk
dan op [Verander (Change)].
Als er geen wijzigingen nodig zijn, druk dan op [OK] en voltooi de bewerking.
3
Stel de aan/uit-schakelklok in.
1. Druk op de toets van de gewenste dag van de week.
2. Druk op [Aan (On)] om de tijd in te voeren waarop het apparaat uit de slaapstand of super-slaapstand komt.
3. Druk op [Uit (Off)] om de tijd in te voeren waarop het apparaat in de slaapstand of super-slaapstand wordt
geschakeld.
4. Druk op [OK] om de instellingen op te slaan.
Als u het apparaat de hele dag in de slaapstand of super-slaapstand wilt laten staan, voer dan dezelfde tijd in
de velden [Aan (On)] en [Uit (Off)].
Voorbeeld) Als u "0:00" zowel in het veld [Aan (On)] als [Uit (Off)] invoert voor [Zon (Sun)], dan schakelt het
apparaat automatisch in de slaapstand of super-slaapstand op de [Uit (Off)]-tijd opgegeven voor [Zat (Sat)].
Het apparaat blijft in de slaapstand of super-slaapstand tot aan de opgegeven [Aan (On)]-tijd voor [Maa
(Mon)].
Als u het multifunctionele systeem gedurende een dag niet naar de slaapstand of super-slaapstand wilt
schakelen, voer de instellingen voor de gewenste dag van de week dan als volgt in:
Schermbeheer
(Screen Control)
U kunt de functie voor de weergave van het ruststandenscherm instellen, waarmee
inhoud, zoals reclame, op het scherm van de centrale kan worden weergegeven tijdens de
ruststand (buiten werking) en de afmeldingsstatus.
P.44 "Schermbeheer instellen"
De inhoud moet via TopAccess worden ingesteld. Voor meer informatie, raadpleeg:
TopAccess - [Administration] - [Maintenance] Item List - Idle Screen
Bewegingssensor
(Motion Sensor)
U kunt de instellingen van de bewegingssensor wijzigen.
P.45 "De bewegingssensor instellen"
Naam item Omschrijving
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 43
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
[Aan (On)]: 0:00 / [Uit (Off)]: 24:00
Het apparaat schakelt de hele dag niet in de slaapstand of super-slaapstand, die aangestuurd wordt via de
schakelklok. Het multifunctionele systeem schakelt echter automatisch naar de slaapstand of super-
slaapstand na de tijdsduur zoals ingesteld voor [Slaap/Super slaap (Sleep/Super Sleep)], als het gedurende
die bepaalde tijd niet is gebruikt.
Instellen van de automatische energiebesparende stand
1
Druk in scherm Energie spaarstand (Energy Saver) op [Auto spaarstand (Auto Power Save)].
Het scherm Automatische spaarstand (Auto Power Save) wordt weergegeven.
2
Druk op de gewenste tijdsduur (in minuten) waarna het apparaat in de energiebesparende stand
moet worden geschakeld.
Als het instellen van de automatische energiebesparende stand is voltooid, dan wordt teruggekeerd naar het
vorige scherm.
Instellen van de slaapstand
1
Druk in scherm Energie spaarstand (Energy Saver) op [Slaap/Super slaap (Sleep/Super Sleep)].
Wanneer u op deze toets drukt, wordt het instellingenscherm weergegeven.
2
Specificeer de volgende items naar wens en voltooi de instelling.
* De beschikbaarheid van de slaapfunctie is afhankelijk van het model en de bestemming.
Naam item Omschrijving
Slaaptimer (Sleep Timer) Druk op de gewenste tijdsduur (in minuten) waarna het apparaat in de
slaapstand of super-slaapstand moet worden geschakeld.
Slaapstand (Sleep mode)*Selecteer de slaapstand die wordt geactiveerd nadat een bepaalde tijdsduur
verstreken is.
Uitschak. (Power Off) — Druk op deze knop om het multifunctionele
systeem uit te schakelen.
Auto — Druk op deze knop om de automatische modus te selecteren die
ervoor zorgt dat het multifunctionele systeem in de slaapstand of
uitgeschakeld wordt, afhankelijk van de LAN- en faxverbindingen. Als de
verbindingen actief zijn, dan wordt de slaapstand geactiveerd. Als ze niet
actief zijn, dan wordt het multifunctionele systeem uitgeschakeld.
Slaap (Sleep) — Druk op deze knop om het multifunctionele systeem in de
slaapstand te zetten.
Na het klonen tussen de kleur- en monochrome modellen, functioneert de
slaapstand mogelijk op een andere manier. Als het multifunctionele systeem
onverwacht wordt uitgeschakeld of als de slaapstand niet naar wens
functioneert, controleer dan de instelling van de slaapstand.
Super slaap (Super Sleep)*Selecteer of dit apparaat in de slaapstand of in de super-slaapstand
geschakeld wordt nadat een bepaalde tijdsduur verstreken is.
Aan (Enable) — Druk op deze knop om het multifunctionele systeem in de
super-slaapstand te zetten.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om het multifunctionele systeem in de
slaapstand te zetten.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
44 Algemeen (General)
Afhankelijk van de bedieningsstatus, kan het voorkomen dat het apparaat niet in deze stand schakelt na de
ingestelde tijd.
Dit apparaat schakelt niet in de super-slaapstand, ook al is [Aan (On)] geselecteerd voor deze instelling, in de
volgende gevallen:
- IPsec, Wi-Fi Direct voor het draadloze LAN, VNC-instelling, Shared Home (primaire server), Multi Station
afdruk en Herstelinstelling voor [Schermbeheer (Screen Control)] zijn ingeschakeld, behalve wanneer
bewegingssensor is ingeschakeld.
- Als IEEE 802.1X-verificatie ingeschakeld is.
- Als IPv6 ingeschakeld is en het IPv6-adres anders dan handmatig ingesteld is.
- Als de POP3-cliëntinstelling ingeschakeld is en in de volgende situaties:
(1) De scaninterval is anders ingesteld dan op 0 minuten.
(2) Er is een POP3-serveradres ingevoerd.
(3) Er is een accountnaam ingevoerd.
- Als een bepaald netwerkprotocol ingeschakeld is. (IPX/SPX)
- Een USB-opslagapparaat is aangesloten op dit apparaat.
- TopAccess en andere zijn in werking: de sessie blijft actief.
- Embedded toepassingen (of achtergrondtoepassingen) worden uitgevoerd.
- De Wired LAN2 is aangesloten.
In de bovenstaande gevallen kan [Aan (Enable)] of [Uit (Disable)] of [Slaap/Super slaap (Sleep/Super Sleep)]
niet worden gewijzigd.
De protocolinstellingen om het multifunctionele systeem terug te halen uit super-slaapmodus worden in de
beheerdersmodus van TopAccess ingesteld. Voor meer informatie, raadpleeg:
TopAccess - [Administration] - [Setup] Item List - General settings - Setting up Energy Save
Schermbeheer instellen
1
Druk in scherm Energie spaarstand (Energy Saver) op [Schermbeheer (Screen Control)].
Wanneer u op deze toets drukt, wordt het instellingenscherm weergegeven.
2
Stel de volgende items naar wens en druk op [OK].
Naam item Omschrijving
Weergave standby scherm
(Idle Screen Display)
Zet de standby scherm weergavefunctie aan of uit.
Herstelinstelling (Recovery
Setting)
Selecteer de methodes om de energiebesparingsmodus te verlaten.
Druk op knop (Press Button) — Selecteer of u het herstellen wilt
inschakelen door op de knoppen op het bedieningspaneel te drukken.
Documentdetectie (Document Detection) — Selecteer of u het herstellen
wilt inschakelen door documenten te detecteren voor kopiëren en
scannen.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 45
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
De bewegingssensor instellen
1
Druk in scherm Energie spaarstand (Energy Saver) op [Bewegingssensor (Motion Sensor)].
Wanneer u op deze toets drukt, wordt het instellingenscherm weergegeven.
2
Stel de volgende items naar wens en druk op [OK].
U kunt de instellingen wijzigen voor de bewegingssensorfunctie, de responsmodus van de kaartlezer en de
stand-bytijd voor de overgang naar de super-slaapstand.
Deze functie is alleen voor sommige modellen beschikbaar.
De soepelheid van het afdrukken wijzigen
Het is mogelijk de lijndichtheid voor het afdrukken van afbeeldingen te wijzigen.
Deze instelling is mogelijk voor afdruktaken met 600 dpi. Stel deze in op resp. kleuren- of zwart/witafdrukken.
Na het wijzigen van de instelling wordt scherm Bevestiging (Confirmation) weergegeven, dat vraagt of er wel of niet
een kalibratie uitgevoerd moet worden. Kies naar behoefte voor [OK] of [Afbreken (Cancel)].
Naam item Omschrijving
Bewegingssensor (Motion
Sensor)
Inschakelen (Scherm aan) (Enable (Screen On)) — Druk op deze toets
zodat het scherm op het aanraakscherm verschijnt wanneer de
bewegingssensor personen detecteert.
Inschakelen (Scherm uit) (Enable (Screen Off))Druk op deze toets
zodat het apparaat in de standby-modus gaat wanneer de
bewegingssensor personen detecteert. Druk op het aanraakpaneel of op
de [SPAARSTAND (ENERGY SAVER)] toets om het scherm op het
aanraakpaneel weer te geven.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om het AppleTalk protocol uit te
schakelen.
Kaartlezer reactiemode
(Card Reader response
mode)
Normaal (Normal) — Druk op deze toets wanneer de kaartlezer traag
reageert.
Eco (Eco) — Druk op deze toets om het stroomverbruik te verminderen,
hoewel de kaartlezer trager zou kunnen reageren.
Standby-marge (Standby
Margin)
Stel de tijd in (seconden) voor het accepteren van de bediening van het
aanraakscherm.
Naam item Omschrijving
Hoog (High) Druk op deze knop om af te drukken met het normale niveau voor
regeldichtheid.
Laag (Low) Druk op deze knop om af te drukken met het lagere niveau voor regeldichtheid
dan het normale niveau.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
46 Algemeen (General)
Instellen van de statusmelding
Er kan een statusmelding onderin het aanraakscherm verschijnen, wat informeert over bepaalde gebeurtenissen
zoals papier leeg en toner laag.
Druk op [Aan (On)] of [Uit (Off)] voor elke statusmelding en druk op [OK].
* Deze functie is beschikbaar voor modellen voorzien van tandem papierinvoermagazijn.
Instellen van de automatische wisfunctie
U kunt instellen hoeveel tijd het multifunctionele systeem wacht tot de voorgaande bewerking die niet afgerond is op
het aanraakpaneel gewist wordt.
Druk op de gewenste tijdsperiode (in seconden). Om de automatische wisfunctie uit te schakelen, druk op [Geen
limiet (No Limit)].
Wanneer [Geen Limiet (No Limit)] ingesteld wordt, wordt het bedieningspaneel niet gewist in enige modus,
waaronder de schermen Gebruikersfuncties (User Functions), Taakstatus (Job Status) en Template.
U kunt de automatische uitschakeltijd instellen van 15 tot 150 seconden. De standaardtijd is 45 seconden.
Naam item Omschrijving
Melding toner is bijna op (Toner
Near Empty Message)
Bij het inschakelen van deze optie vershcijnt een bericht linksonder het scherm
wanneer de toner in een tonercartridge op raakt.
Melding geen papier (Paper
Empty Message)
Bij het inschakelen van deze optie verschijnt een bericht linksonder het scherm
wanneer er geen papier in een lade aanwezig is.
Linkerlade (LCF) geen papier
melding (Left Drawer (LCF)
Paper Empty Message)*
Bij het inschakelen van deze optie verschijnt een bericht linksonder het scherm
wanneer er geen papier in de linkerlade van het extra grote papierinvoer
aanwezig is.
Scherm instelling (Display
Setting)
Door deze optie in te schakelen worden gewone berichten en pictogrammen op
het scherm van het bedieningspaneel weergegeven. Een gewoon bericht is niet
afhankelijk van de bewerking op een specifiek scherm, en het verschijnt gewoon
op elk scherm, zodat u de status steeds kunt bevestigen. De melding dat de
toner bijna op is en de melding dat het papier op is kunnen verschijnen als
gewone berichten volgens de drie bovenstaande instellingen.
Auto afsluiten (Auto Close Time) Stel de tijd in (1 - 30 sec., standaard 5) voor het verdwijnen van de gewone
berichten van het scherm. Als de hangende berichten na de opgegeven tijd
blijven staan, verschijnt het pictogram zodat u erop kunt drukken om ze te
bevestigen. De voor elk bericht opgegeven tijd heeft voorrang op deze instelling.
Weergavepositie (Display
Position)
Selecteer waar het gewone bericht op het scherm verschijnt: [Top links (Top
Left)], [Top midden (Top Center)], [Rechtsboven (Top Right)], [Onder links
(Bottom Left)] (standaard), [Onder midden (Bottom Center)], en [Rechtsonder
(Bottom Right)].
Display niveau (Display Level) Selecteer het weergaveniveau van gewone berichten.
Alle (All) — Druk op deze toets om informatie-, waarschuwings- en
foutmeldingen weer te geven.
Waarsch./Fout (Warning/Error) — Druk op deze toets om waarschuwings en
foutmeldingen weer te geven.
Fout (Error) — Druk op deze toets om alleen foutmeldingen weer te geven.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 47
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Beheer van de optielicenties
U kunt productinformatie, zoals het licentie-ID voor bepaalde opties, bekijken. Indien nodig kunt u deze opties
installeren op het apparaat en de licenties activeren die nodig zijn voor toepassingen, aanpassing van de
gebruikersinterface en systeemopties. U kunt de licenties ook deactiveren of exporteren.
Volg voor de installatie en activering de aanwijzingen van de servicetechnicus.
Bekijken van de productinformatie
1
Op het scherm Licentiebeheer (License Management) scherm, druk op [Details] om de gewenste
productinformatie te bevestigen.
Het scherm Licentiegegevens (License Details) wordt weergegeven.
2
Druk nadat u de productinformatie heeft bevestigd op [Sluiten (Close)].
Vervolgens keert u terug naar het scherm Licentiebeheer (License Management).
De volgende informatie wordt weergegeven.
Productnaam (Product name): Naam van de optie
Licentie-ID (License ID): Licentie-ID
Datum (Date): De datum en tijd waarop de optie werd geïnstalleerd
Serienr. (Serial No.) Serienummer van optie
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
48 Algemeen (General)
Bekijken van de licentie-informatie
1
Druk in scherm Licentiebeheer (License Management) op [Licentie info. (License Info.)].
2
Sluit uw USB-opslagapparaat aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
Zie hieronder voor de plaats van de USB-poort op het apparaat:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Omschrijving van de onderdelen
3
Druk nadat u de licentie-informatie heeft bevestigd op [Sluiten (Close)].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 49
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Installeren van een optie
1
Druk in scherm Licentie beheer (License Management) op [Optie install. (Option Install)].
2
Sluit uw USB-opslagapparaat aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
Zie hieronder voor de plaats van de USB-poort op het apparaat:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Omschrijving van de onderdelen
3
Selecteer de optie die u wilt installeren en druk vervolgens op [Installeer (Install)].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
50 Algemeen (General)
4
Druk op [Ja (Yes)].
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat
tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het
opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
5
Druk als de installatie voltooid is op [OK].
Als de installatie mislukt, dan verschijnt het bericht "De installatie is mislukt. (The installation failed.) Wilt u het
opnieuw proberen? (Do you want to retry?)" in het scherm Voorzichtig (Caution). Druk in dit geval op [Ja (Yes)]
om de installatie opnieuw uit te voeren.
6
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele systeem.
Als de installatie voltooid is, dan moet het apparaat opnieuw worden opgestart. Als het bericht "Start het
apparaat opnieuw op" op het aanraakscherm verschijnt, schakel het apparaat dan uit (OFF) en zet het vervolgens
weer aan (ON) met de [POWER]-toets op het bedieningspaneel.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 51
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Activeren van de licentie
U kunt de licentie online of offline activeren
Online activatieprocedure
U hebt het certificaatnummer van de licentie nodig om de licentie online te activeren.
1
Druk in het scherm Licentie beheer (License Management) op [Activeren (Activate)].
2
Druk op [Online].
3
Voer het nummer van het licentiecertificaat in en druk op [OK].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
52 Algemeen (General)
U kunt het certificaatnummer van de licentie op twee manieren invoeren:
Druk op het invoerveld om het toetsenbord weer te geven en voer direct het nummer van het
licentiecertificaat in.
Volg de onderstaande stappen om de USB-media te gebruiken die het certificaatnummer van de licentie
bevatten.
- Druk op [USB].
- Sluit uw USB-media die het licentie-informatiebestand bevatten aan op de USB-poort van het apparaat en
druk op [OK].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 53
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
- Selecteer het bestand met het nummer van het licentiecertificaat en druk op [OK].
- Selecteer het nummer van het licentiecertificaat en druk op [Inst. (Set)].
4
Druk op [Ja (Yes)] in het bevestigingsscherm voor activering.
5
Druk op [OK] in het bevestigingsscherm voor voltooien.
Indien nodig schakelt het apparaat automatisch uit en start het opnieuw op.
Offline activatieprocedure
U hebt het installatiebestand van de licentie nodig om de licentie offline te activeren.
1
Druk in het scherm Licentie beheer (License Management) op [Activeren (Activate)].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
54 Algemeen (General)
2
Druk op [Offline].
3
Sluit uw USB-media die het installatiebestand van de licentie bevat aan op de USB-poort van het
apparaat en druk op [OK].
4
Selecteer het activeringsbestand en druk op [Activeren (Activate)].
5
Druk op [Ja (Yes)] in het bevestigingsscherm voor activering.
6
Druk op [OK] in het bevestigingsscherm voor voltooien.
Indien nodig schakelt het apparaat automatisch uit en start het opnieuw op.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 55
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Deactiveren van de licentie
U kunt de licentie online of offline deactiveren.
1
Op het scherm Licentie beheer (License Management) scherm, druk op [Details] voor de licentie
die u wilt deactiveren.
2
Druk op [Deactiver. (Deactivate)].
3
Druk op [Online] of [Offline].
Als u op [Online] hebt gedrukt, gaat u verder met stap 5.
Als u op [Offline] hebt gedrukt, gaat u verder met stap 4.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
56 Algemeen (General)
4
Sluit uw USB-media aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
5
Druk op [Ja (Yes)] op het bevestigingsscherm voor deactivering.
6
Druk op [OK] in het bevestigingsscherm voor voltooien.
Indien nodig schakelt het apparaat automatisch uit en start het opnieuw op.
Exporteren van de licentie
U kunt de licentie als volgt exporteren.
1
Druk in het scherm Licentie beheer (License Management) op [Details] voor de licentie die u wilt
exporteren.
2
Druk op [Exporteren (Export)].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 57
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
3
Sluit uw USB-media aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
4
Druk op [Ja (Yes)] in het bevestigingsscherm voor exporteren.
5
Druk op [OK] in het bevestigingsscherm voor voltooien.
Toevoegen of verwijderen van weergavetalen
U kunt nieuwe talen toevoegen voor gebruik in het aanraakscherm en kunt u ook de talen verwijderen die u niet
langer nodig heeft. Ook kunt u vanuit dit menu de standaardtaal die wordt gebruikt in het aanraakscherm vervangen
door een andere taal.
De volgende talen zijn standaard geïnstalleerd op het apparaat.
Als u een taal toevoegt, sla het gewenste taalpakket dan van tevoren op in de hoofdmap van uw USB-
opslagapparaat.
Neem voor meer informatie over de talen die kunnen worden toegevoegd contact op met uw servicetechnicus.
Toevoegen van een taal
1
Druk in scherm Talen (Languages) op [Installeer (Install)].
Engels (VS) Engels (UK) Duits Frans Spaans
Italiaans Deens Fins Noors Zweeds
Nederlands Pools Russisch Japans Vereenvoudigd
Chinees
Traditioneel Chinees Turks Portugees
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
58 Algemeen (General)
2
Sluit uw USB-opslagapparaat, waarop het taalpakket is opgeslagen, aan op de USB-poort van het
apparaat en druk op [OK].
Zie hieronder voor de plaats van de USB-poort op het apparaat:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Omschrijving van de onderdelen
3
Selecteer het taalpakket dat u wilt installeren en druk op [Installeer (Install)].
4
Druk op [Ja (Yes)].
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat
tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het
opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 59
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
5
Druk als de installatie voltooid is op [OK].
Als de installatie mislukt, verschijnt bericht "Installatie mislukt (Installation Failed.)" in scherm Voorzichtig
(Caution). Druk in dit geval op [Sluiten (Close)] en voer de procedure opnieuw uit.
6
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele systeem.
Verwijderen van een taal
1
Selecteer in scherm Talen (Languages) het taalpakket dat u wilt verwijderen en druk op
[Verwijder (Delete)].
De taalpakketten voor Engels (VS), Engels (UK) en het standaardtaalpakket kunnen niet worden verwijderd.
2
Druk op [Ja (Yes)].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
60 Algemeen (General)
Instellen van de standaardtaal
1
Selecteer in scherm Talen (Languages) de taal die u als standaardtaal wilt en druk op [Std instell.
(Set Default)].
Naast de geselecteerde standaardtaal verschijnt een vinkje .
2
Druk op [OK].
Bijwerken van uw systeem
U kunt bestanden installeren voor het bijwerken van het systeem van het multifunctionele systeem.
Sla voor het uitvoeren van deze bewerking de bestanden voor bijwerken op in de hoofdmap van uw USB-
opslagapparaat.
Neem voor het verkrijgen van de bestanden voor bijwerken contact op met uw servicetechnicus.
Systeemupdates uitvoeren
1
Druk op [Systeem updatus (System Updates)] in menuscherm Algemeen (General).
Het scherm Systeemupdatus (System Updates) wordt weergegeven en u kunt de huidige geïnstalleerde software
en de respectieve versies bekijken.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 61
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
2
Druk op [Installeer (Install)].
Het scherm toont de firmware-informatie, afhankelijk van het model dat u gebruikt.
3
Sluit uw USB-opslagapparaat, waarop de bestanden voor het bijwerken van het systeem zijn
opgeslagen, aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
Zie hieronder voor de plaats van de USB-poort op het apparaat:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Omschrijving van de onderdelen
4
Selecteer het gewenste bestand en druk op [OK].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
62 Algemeen (General)
5
Selecteer het bestand dat u wilt installeren en druk vervolgens op [Installeer (Install)].
Het scherm toont de firmware-informatie, afhankelijk van het model dat u gebruikt.
6
Druk op [Ja (Yes)].
De installatie wordt gestart.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat
tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het
opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
Door op [Ja (Yes)] te drukken in het bovenstaande scherm terwijl taken worden verwerkt, wordt het scherm
Voorzichtig (Caution) getoond. Druk in dit geval op [Sluiten (Close)] en vervolgens op [Taakstatus (Job Status)]
om te bevestigen dat er geen taken in uitvoering of in de wachtrij zijn. Probeer de bewerking opnieuw uit te
voeren.
7
Koppel het USB-opslagapparaat, als de installatie voltooid is, los van de USB-poort van het
apparaat en druk op [OK] om het apparaat opnieuw op te starten.
Uw systeem is nu bijgewerkt. Wanneer het bijwerken afgerond is, wordt het apparaat automatisch opnieuw
opgestart.
Als er een melding verschijnt dat de gegevens ongeldig zijn, downloadt u het bijwerkingsbestand opnieuw.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 63
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden
U kunt duplicaatbestanden van de gegevens voor instellingen en gebruikers creëren door de kloonfunctie te
gebruiken. Deze bestanden kunnen ook worden geïnstalleerd in andere machines. Deze functie is nuttig wanneer u
dezelfde instellingen op meerdere machines wilt toepassen.
De duplicaatbestanden zijn compatibel met andere machines. Voor meer informatie over de beschikbare
modellen, neem contact op met uw servicevertegenwoordiger.
Wanneer een eindgebruiker (een natuurlijke persoon of een organisatie) van plan is gegevens (lettertype, ICC-
profiel of door de eindgebruiker gedownloade of toegevoegde gegevens) te klonen die zijn opgeslagen in TTEC-
producten (kopieerapparaat, MFP), moet de eindgebruiker de gebruiksvoorwaarden voor dergelijke gegevens en
de intellectuele-eigendomsrechten daarop onderzoeken, herzien en bevestigen. De eindgebruiker zal het klonen
op eigen risico en verantwoordelijkheid uitvoeren.
TTEC EN HAAR DOCHTERONDERNEMINGEN WIJZEN HIERBIJ ELKE GARANTIE VAN WELKE AARD DAN OOK AF,
EXPLICIET OF IMPLICIET, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE GARANTIES VAN KWALITEIT EN
PRESTATIES VAN TTEC-PRODUCTEN, GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL, NIET-INBREUK OP
INTELLECTUELE EIGENDOMSRECHTEN VAN DERDEN, IN HET GEBRUIK VAN KLONEN DOOR DE EINDGEBRUIKER.
IN GEEN GEVAL IS TTEC AANSPRAKELIJK JEGENS DE EINDGEBRUIKER OF ENIGE DERDE PARTIJ VOOR ENIGE
SCHADE, HETZIJ IN CONTRACT, ONRECHTMATIGE DAAD OF ANDERSZINS, MET INBEGRIP VAN, MAAR NIET BEPERKT
TOT, VERLIES VAN WINST, VERLIES VAN GEGEVENS OF ANDERE INCIDENTELE, SPECIALE OF GEVOLGSCHADE ALS
GEVOLG VAN KLONEN DOOR DE EINDGEBRUIKER, VOOR ZOVER MAXIMAAL TOEGESTAAN DOOR DE TOEPASSELIJKE
WETGEVING.
Wanneer u de LDAP-rol dupliceert, zorg er voor dat beide apparaten overeenstemmende LDAP-instellingen
hebben.
Als u een kloonbestand van andere modellen hebt geïnstalleerd, werkt het apparaat mogelijk niet goed. Voor
herstel moet u een kloonbestand op het doelapparaat maken en dit bewaren voordat u het kloonbestand
installeert.
Sla voor het installeren van de duplicaatgegevens de bijbehorende bestanden eerst op in de hoofdmap van uw USB-
opslagapparaat.
Voor gegevens over de kloonfunctie neemt u contact op met uw servicevertegenwoordiger.
Installeren van de duplicaatgegevens
1
Druk in scherm Klonen (Cloning) op [Installatie kloondata (Install Clone Data)].
2
Sluit uw USB-opslagapparaat, waarop de duplicaatbestanden zijn opgeslagen, aan op de USB-
poort van het apparaat en druk op [OK].
Zie hieronder voor de plaats van de USB-poort op het apparaat:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Omschrijving van de onderdelen
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
64 Algemeen (General)
3
Selecteer het bestand dat u wilt installeren en druk vervolgens op [Installeer (Install)].
Er kan per bewerking één bestand worden geselecteerd.
4
Wanneer een optie die het al dan niet opnemen van het adresboek in de te installeren gegevens
verschijnt, druk op [Nee (No)] om dit niet te doen.
5
Bevestig de bestandsnaam en de bestandsinhoud en druk op [Installeer (Install)].
Druk op [Details] om de instellingen te bevestigen die u wilt klonen op het scherm [Details]. Druk na bevestiging
op [Sluiten (Close)] om het scherm te sluiten.
6
Voer het wachtwoord in en druk op [OK].
Hierdoor gaat u terug naar het scherm Verzoek om wachtwoord (Password Request).
7
Druk op [Ja (Yes)].
De installatie wordt gestart.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat
tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het
opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 65
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
8
Wanneer de installatie is voltooid, drukt u op [OK] of [Opslaan (Save)] om het apparaat opnieuw
op te starten.
Druk op [OK] om het apparaat onmiddellijk opnieuw op te starten.
Druk op [Opslaan (Save)] om een bestand op te slaan dat het resultaat van de installatie registreert en om de
apparatuur opnieuw op te starten.
Aanmaken van duplicaatbestanden
1
Druk in scherm Klonen (Cloning) op [Kloonbestand maken (Create Clone File)].
2
Sluit uw USB-opslagapparaat aan en selecteer de gegevens die u wilt dupliceren. Druk
vervolgens op [Opslaan (Save)].
Zie hieronder voor de plaats van de USB-poort op het apparaat:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Omschrijving van de onderdelen
Als u niet wilt dupliceren, druk dan op de toets voor de gegevenscategorie om de markering te verwijderen.
Druk op [Details] om te bevestigen welke gegevens gedupliceerd zijn.
Gegevenscategorie Te dupliceren gegevens
Beveiliging (Security) Bevoegdheid veilig verwijderen (Secure Erase, Authentication)
Standaardinstelling (Default Setting) Algemeen, Kopiëren, Scannen, Faxen, iFaxen, ontvangen fax/internetfax
doorsturen, E-mailen, Opslaan als bestand, Printer, Kennisgeving,
Loginstellingen, EWB-instellingen, Instelling standby scherm (General,
Copy, Scan, Fax, Internet Fax, Fax/Internet Fax Received Forward,
E-mail, Save as File, Printer, Notification, Log Settings, EWB Settings, Idle
Screen Setting)
Gebruikersbeheer (User Management) Gebruiker, Groep, Functie, Quota, Afdelingscode, Home gegevens met
adresboek, projectcode (User, Group, Role, Quota, Department Code,
Home Data with Address Book, Project Code)
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
66 Algemeen (General)
3
Geef de bestandsnaam op, stel het wachtwoord in en sla het bestand vervolgens op.
1. Geef de bestandsnaam op in [Bestandnaam (File Name)].
Geef een bestandsnaam in van tot 128 alfanumerieke tekens.
2. Geef het wachtwoord op in [Wachtwoord (Password)].
3. Voer het wachtwoord opnieuw in [Herhaal wachtwoord (Retype Password)].
4. Druk op [Opslaan (Save)].
Het aanmaken van de duplicaatbestanden wordt gestart.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat
tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het
opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
Netwerk-/Afdrukservice (Network/Print
Service)
Netwerkinstellingen, Afdrukservice, Draadloos LAN, Bluetooth,
Directory-service, Pakketten maatwerk stuurprogramma (Network
settings, Print service, Wireless LAN, Bluetooth, Directory Service, Driver
Customization Packages)
Adresboek (Address Book) Adresboek (Address Book)
Adresboek + Mailboxen (Address Book +
Mailboxes)
Adresboek, Mailboxen (Address Book, Mailboxes)
Scherminstellingen/Systeemtoepassing
(Screen Settings / System Application)
Gemeenschappelijke thema-instelling, pictogram weergave-instelling
niet weergegeven (Common Theme Setting, Icon Non-Indication
Setting), Programma systeemtoepassing (System Application Program),
Instellingen systeemtoepassing (System Application Settings)
(uitgezonderd licenties)
Toepassing (Application) Toepassingsprogramma, Instellingen toepassing (uitgezonderd
licenties) (Application Program, Application Settings (except licenses))
ICC-profiel (ICC Profile) ICC-profielen geïnstalleerd vanaf TopAccess
U kunt ICC-profielen alleen selecteren voor kleurenapparaten.
Voor het gebruik van sommige ICC-profielen is een licentie vereist.
Afdrukdata omvormer (Print Data
Converter)
Instelling afdrukdata omvormer (Print Data Converter Setting)
Ingebouwd beheerderswachtwoord Wachtwoord van ingebouwde beheerder
Lettertypen (Fonts) Gedownloade lettertypen voor afdrukken en weergeven
Voor het gebruik van bepaalde lettertypen is een licentie vereist.
LDAP-rol (LDAP Role) LDAP-rolgegevens (LDAP role Information)
Gegevenscategorie Te dupliceren gegevens
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 67
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
4
Druk als het aanmaken van de duplicaatbestanden voltooid is op [OK].
Hierdoor gaat u terug naar het scherm Klonen (Cloning).
Als het aanmaken van de duplicaatbestanden mislukt, verschijnt bericht "Bestand opslaan is mislukt. (The file
save failed.)" in scherm Voorzichtig (Caution). Druk in dit geval op [Sluiten (Close)] en voer de procedure
opnieuw uit.
Als het geheugen van uw USB-opslagapparaat vol raakt tijdens het opslaan van de duplicaatbestanden, dan
verschijnt het bericht "USB-medium is vol. Verwissel USB-medium.(USB Media is full. Change USB Media.)" in
het scherm Voorzichtig (Caution). Vervang in dit geval het USB-opslagapparaat door een ander en voer de
procedure opnieuw uit.
5
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele systeem.
Uitschakelinstellingen configureren
U kunt de uitschakelinstellingen van het scherm en het gedrag configureren wanneer de stroom is uitgeschakeld.
Exporteren van logs
Het is mogelijk logs van elke bewerking die in de loglijst weergegeven worden, (Afdrukken/Zenden/Ontvangen/Scan/
Toepassing (Print/Send/Receive/Scan/Application)) in scherm Taakstatus (Job Status) te exporteren naar een USB-
opslagapparaat.
Logboeken exporteren
1
Sluit uw USB-opslagapparaat aan op de USB-poort van het apparaat.
Zie hieronder voor de plaats van de USB-poort op het apparaat:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Omschrijving van de onderdelen
2
Start het exporteren van de loggegevens.
1. Selecteer de indeling voor het logbestand, CSV of XML.
2. Selecteer het te exporteren type log.
Naam item Omschrijving
Uitschakelscherm (Power Off
Screen)
Selecteer of het selectiescherm voor het uitzetten van de stroom moet worden
weergegeven wanneer u op de power-knop op het bedieningspaneel drukt.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
68 Algemeen (General)
3. Druk op [Opslaan (Save)] om het exporteren te starten.
Er kan per bewerking één type log worden geselecteerd.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat
tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het
opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
3
Druk als het exporteren voltooid is op [OK].
4
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele systeem.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 69
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Taakbeheer instellen
Het is mogelijk een kopieer- of afdruktaak die om enige reden mislukt is, over te slaan en door te gaan met andere
taken.
Zie hieronder voor instructies over hoe u de oorzaak van een overgeslagen kopieer- of afdruktaak kunt oplossen:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Taakstatussen van printen/kopiëren/scannen/
faxen bevestigen - Lopende of wachtende taken bevestigen - De informatie van een overgeslagen taak
bevestigen
Combinatie van instellingen
Stel het taakbeheer in, met verwijzing naar de onderstaande tabel die een typische combinatie van de instellingen
weergeeft.
Naam item Omschrijving
Taak overslaan instellen (Job
Skip Control)
Aan (On) — Druk op deze knop om de functie in te schakelen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
Timer auto.wissen (Auto Delete Timer) — Druk op deze toets om de tijd in te
stellen voor het wissen van de overgeslagen taken. Druk op [Geen limiet (No
Limit)] om ze niet automatisch te wissen. Deze instelling is alleen beschikbaar
als [Taak overslaan instellen (Job Skip Control)] is ingeschakeld.
Taak direct overslaan (Job Skip
Immediately)
U kunt instellen of taken onmiddellijk moeten worden overgeslagen. Deze
instelling is alleen beschikbaar als [Taak overslaan instellen (Job Skip Control)]
is ingeschakeld.
Aan (On) — Druk op deze knop om de functie in te schakelen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
Gedrag na herstel oorzaak
onderbreking (Behavior after
recovering suspended cause)
U kunt de bewerking selecteren na het verhelpen van de oorzaak die taken heeft
onderbroken. Deze instelling is alleen beschikbaar als [Taak overslaan instellen
(Job Skip Control)] is ingeschakeld.
Hervat (Resume) — Druk op deze toets om de opgeschorte taken
automatisch te hervatten.
Ovrgeslgn (Skipped) — Druk op deze toets om de taken over te laten slaan en
ze handmatig af te handelen.
Auto (Auto) — Druk op deze toets om alleen niet-gedefinieerde
gebruikerstaken opnieuw te starten, bijvoorbeeld het afdrukken van
ontvangen faxen en andere.
Herstart na aanmelden
eigenaar (Restart only when
owner logs in)
U kunt instellen of alleen de eigenaar van de aangemelde taak de overgeslagen
taken opnieuw mag starten wanneer de gebruikersverificatie is ingeschakeld.
Deze instelling is alleen beschikbaar als [Taak overslaan instellen (Job Skip
Control)] is ingeschakeld.
Aan (On) — Druk op deze knop om de functie in te schakelen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
Wanneer de gebruikersverificatie is uitgeschakeld, kan elke gebruiker
overgeslagen taken opnieuw starten, ongeacht deze instelling.
Beheer taak onderbreken (Job
Interrupt Control)
U kunt kiezen of de taak in verwerking met een andere opdracht moet worden
onderbroken.
Aan (On) — Druk op deze knop om de functie in te schakelen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om de functie uit te schakelen.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
70 Algemeen (General)
Doeleinden
Taak
overslaan
instellen
(Job Skip
Control)
Timer auto.
wissen
(Auto
Delete
Timer)
Taak direct
overslaan
(Job Skip
Imme-
diately)
Gedrag na
herstel
oorzaak
onder-
breking
(Behavior
after
recovering
suspended
cause)
Herstart
na aan-
melden
eigenaar
(Restart
only when
owner
logs in)
Opmerkingen
De
afdrukvolgorde
behouden.
Uit (Off) - - - - Het apparaat gaat
niet in de energie-
besparingsmodus als
de opgeschorte taken
worden gelaten zoals
ze zijn. Na de
opschorting worden
de taken van andere
eigenaars hervat.
De overgeslagen
taken
automatisch
hervatten na het
verhelpen van de
oorzaken van de
onderbreking.
Aan (On) Willekeurige
keuze
Uit (Off) Hervatten Wille-
keurige
keuze
De overgeslagen
taken worden
mogelijk niet hervat,
afhankelijk van de
oorzaken van de
onderbreking.
Hervat de
onderbroken
taken niet
automatisch.
Aan (On) Willekeurige
keuze
Aan (On) Over-
geslagen
Wille-
keurige
keuze
Ontvangen faxen
kunnen worden
overgeslagen. Stel
[Auto (Auto)] in voor
[Gedrag na herstel
oorzaak onder-
breking (Behavior
after recovering
suspended cause)]
om deze situatie te
voorkomen.
Alleen de
aangemelde
taakeigenaar
toestaan de
opgeschorte
taken opnieuw te
starten.
Aan (On) Willekeurige
keuze
Aan (On) Over-
geslagen
Aan (On) Ontvangen faxen
kunnen worden
overgeslagen. Stel
[Auto (Auto)] in voor
[Gedrag na herstel
oorzaak onder-
breking (Behavior
after recovering
suspended cause)]
om deze situatie te
voorkomen.
Schakel zo snel
mogelijk over op
de energiebe-
sparingsmodus,
zelfs als er nog
taken over zijn.
Aan (On) Willekeurige
keuze
Aan (On) Wille-
keurige
keuze
Wille-
keurige
keuze
-
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 71
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Ongeacht de instellingen voor taakbeheer, worden taken in de volgende situaties niet overgeslagen en blijven ze in de
wachtrij staan:
Het afdrukken van opeenvolgende kopieën wordt opgeschort.
Het afdrukken van de eerste proefkopie wordt opgeschort.
Het onderbreken van afdrukken van kopieën wordt opgeschort.
De instellingen van het toetsenbord wijzigen
U kunt de instellingen van het toetsenbord weergegeven op het aanraakscherm wijzigen en de lay-out van het
aangesloten toetsenbord instellen als een extern toetsenbord.
Verwijder de
overgebleven
taken na de
opgegeven tijd.
Aan (On) Aan (On)
(Selecteer
de tijd.)
Aan (On) Wille-
keurige
keuze
Wille-
keurige
keuze
Als [Opdracht
onmiddellijk
overslaan] is
ingesteld op [Uit],
kunnen de
opgeschorte taken
niet worden
verwijderd.
Naam item Omschrijving
Soft toetsenbord (Soft
Keyboard)
Weergave (Display) —U kunt bepalen of het software toetsenbord al dan niet
moet worden weergegeven op het aanraakscherm.
Het software toetsenbord wordt weergegeven, ook als [Uit (Off)] is gekozen,
afhankelijk van de taalinstelling op het aanraakscherm.
Lay-out (Layout) —U kunt de lay-out van het toetsenbord op het
aanraakscherm wijzigen.
Extern toetsenbord lay-out
(External Keyboard Layout)
Het is mogelijk de indeling van het aangesloten toetsenbord te kiezen als een
extern toetsenbord.
De wijzigingen worden doorgevoerd na het herstarten van het apparaat.
Doeleinden
Taak
overslaan
instellen
(Job Skip
Control)
Timer auto.
wissen
(Auto
Delete
Timer)
Taak direct
overslaan
(Job Skip
Imme-
diately)
Gedrag na
herstel
oorzaak
onder-
breking
(Behavior
after
recovering
suspended
cause)
Herstart
na aan-
melden
eigenaar
(Restart
only when
owner
logs in)
Opmerkingen
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
72 Algemeen (General)
Reinigen van de binnenkant van het apparaat
U kunt de hoofdladers, de LED-printkoppen of de glasplaat reinigen. Als de hoofdladers, de LED-printkoppen of de
glasplaat vuil zijn, kan het gekopieerde of afgedrukte document oneffenheden of witte strepen in de horizontale
richting vertonen.
Reinigen gebeurt door de instructies die op het scherm weergegeven worden, te volgen. Nadat het reinigen volgens
de procedure voltooid is, kan op [Gereed (Finish)] op het scherm gedrukt worden.
Druk op [Gereed (Finish)] om de teller voor melding van timing van het reinigen te wissen.
Deze knop is niet voor alle modellen beschikbaar.
Instellen van de pop-upberichten
U kunt instellen of er wel of niet een bericht weergegeven moet worden om de gebruiker te vragen de instellingen
voor papiergrootte en papiersoort te wijzigen wanneer een lade geopend en weer gesloten wordt, of er wel of niet een
bericht weergegeven moet worden om de gebruiker te vragen of men door wil gaan met kopiëren of afdrukken na het
afhandelen van een papierstoring en of er wel of niet een bericht weergegeven moet worden betreffende de
hoeveelheid papier die in een lade geplaatst kan worden.
Druk op [Aan (Enable)] of [Uit (Disable)] voor elke optie en druk op [OK].
Naam item Omschrijving
Papierlade (Drawer Set) Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer waarin de gebruiker
gevraagd wordt of hij of zij de instellingen voor papiergrootte en papiersoort wil
wijzigen als een lade geopend en dan weer gesloten wordt.
Papierstoring herstellen (Paper
Misfeed Recovery)
Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer waarin de gebruiker
gevraagd wordt of hij of zij wil doorgaan met de taak die uitgevoerd werd op het
moment dat de papierstoring zich voordeed.
Dik papier geplaatst (Thick
Paper Set)
Het inschakelen van deze optie geeft een bericht weer over de hoeveelheid
papier die in een lade geplaatst kan worden. Dit bericht wordt weergegeven
wanneer de dikte ingesteld wordt op [Dik 1 (Thick1)] voor een lade met een
verschil in capaciteit voor normaal papier en papier met instelling dik 1 (106 tot
163 g/m2) en deze lade geopend en dan weer gesloten wordt.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 73
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Instellen van de functie scannerstrepen verminderen
U kunt de functie voor het verminderen van strepen instellen voor het kopiëren of scannen van originelen. Gebruik
deze functie in geval van scanruis als gevolg van fijn stof bij het kopiëren of scannen.
De zelftest interval instellen
U kunt de zelftest interval voor het behoud van de beeldkwaliteit van dit apparaat instellen. Door [Langer (Longer)] of
[Langst (Longest)] in te stellen, kunt u de frequentie van de zeltest verminderen.
Als [Langer (Longer)] of [Langst (Longest)] is ingesteld, dan kan een kleurafwijking optreden. Als de kleurafwijking
opvallend is, keer dan terug naar de oorspronkelijke instelling of voer een registratie uit voor het afdrukken in kleur.
P.167 "Kleurregistratie (Color Registration)"
Toewijzen van de functies van de programmeerbare toets
U kunt de functies toekennen aan de programmeerbare toetsen op het bedieningspaneel. Druk op [Toets 1 (Button 1)]
of [Toets 2 (Button 2)], en selecteer vervolgens de functie die u wilt toewijzen.
De volgende functies kunnen worden toegewezen aan de programmeerbare toets.
Naam item Omschrijving
Verminder. scannerstrepen
(Scanner Streaks Reduction)
Schakel de functie voor het verminderen van scanstrepen in of uit.
Verminderingsniveau
(Reduction Level)
Stel in hoe sterk de strepenreductie moet zijn, laag, midden of hoog
respectievelijk voor de glasplaat en de documentinvoer.
Glasplaat (Original Glass) — Stel het verkleiningsniveau in voor het gebruik
van de glasplaat.
Documentinvoer (Document Feeder)Stel het verkleiningsniveau in voor
het gebruik van de documentinvoer.
Autom. detectie strepen
glasplaat (Original Glass Streaks
Auto Detection)
U kunt de automatische detectie instellen om automatisch strepen te corrigeren
die kunnen ontstaan bij gebruik van de glasplaat. Druk op de toets [Autom.
detectie (Auto Detection)], leg A4/LT blanco papier op de glasplaat en druk op
de toets [START] op het bedieningspaneel. Wanneer het scannen is voltooid en
de gegevens voor de correctie van de strepen zijn bijgewerkt, keert u terug naar
het startscherm van de bewerking.
Als het scannen niet lukt, wordt u verzocht het papier opnieuw in te stellen.
Plaats blanco A4/LT-papier op de glasplaat en druk opnieuw op de [START]-
toets.
Afdrukpauze
(Print Pause)
Taakstatus (Job
Status)
Gebruikers
functies (User
Functions)
Teller (Counter) Taal veranderen
(Change
Language)
Kopie (Copy) e-Filing Scan Afdruk (Print) Fax
Snel kopie
(Simple Copy)
Snel scan (Simple
Scan)
Snel fax (Simple
Fax)
Ingesloten
toepassing
(Embedded
Application)
EWB (EWB) URL
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
74 Algemeen (General)
De gegevensback-up en herstel instellen
U kunt de back-upgegevens van de instellingen van een MFP opslaan op een USB-opslagapparaat of een externe
server en zo nodig herstellen.
[Gegevensback-up/herstel (Data Backup/Data Restore)] wordt weergegeven wanneer de Gegevensback-up is
ingeschakeld.
[Externe server (External Server)] wordt weergegeven wanneer de instelling van het gebruik van een externe server
voor de gegevensback-up is ingeschakeld.
U kunt de instellingen voor [Gegevensback-up/herstel (Data Backup/Data Restore)] wijzigen via TopAccess. Voor
meer informatie, raadpleeg:
TopAccess - [Administration] - [Maintenance] Item List - Data Backup
De back-upgegevens op USB-media opslaan
1
Druk op [Gegevensback-up/herstel (Data Backup/Restore)] in menuscherm Algemeen (General).
2
Druk op [Gegevensback-up (Data Backup)].
Opslag op Omschrijving
USB Media De back-upgegevens worden opgeslagen op een USB-opslagapparaat door het aan te
sluiten op een MFP.
Gegevensback-up (Data Backup) - P.74 "De back-upgegevens op USB-media
opslaan"
Gegevensherstel (Data Restore) - P.77 "De back-upgegevens op USB-media
herstellen"
Externe server (External
Server)
De back-upgegevens worden opgeslagen in een externe server op een netwerk waarop
een MFP is aangesloten.
Gegevensback-up (Data Backup) - P.76 "De back-upgegevens op een externe
server opslaan"
Gegevensherstel (Data Restore) - P.78 "De back-upgegevens op een externe
server herstellen"
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 75
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
3
Druk op [USB Media].
4
Steek het USB-opslagapparaat in de USB-poort van het multifunctionele systeem.
De optie [OK] is beschikbaar zodra het USB-opslagapparaat is aangesloten.
5
Druk op [OK].
Het bevestigingsscherm verschijnt.
Als reeds back-upbestanden op het USB-opslagapparaat zijn opgeslagen, dan worden het bestandspad, de F/
W-versie en de datum van de back-up weergegeven.
Als nog geen back-upbestanden zijn opgeslagen op het USB-opslagapparaat, dan wordt "-" weergegeven.
6
Druk op [Back-up (Backup)].
Het bevestigingsscherm verschijnt.
7
Druk op [OK].
De back-upgegevens worden verwerkt.
8
Na voltooiing van de back-up moet u het USB-opslagapparaat verwijderen uit de USB-poort van
het multifunctionele systeem.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
76 Algemeen (General)
De back-upgegevens op een externe server opslaan
1
Druk op [Gegevensback-up/herstel (Data Backup/Restore)] in menuscherm Algemeen (General).
2
Druk op [Gegevensback-up (Data Backup)].
3
Druk op [Externe server (External Server)].
Het bevestigingsscherm verschijnt.
Als reeds back-upbestanden op de externe server zijn opgeslagen, dan worden het bestandspad, de
F/W-versie en de datum van de back-up weergegeven.
Als nog geen back-upbestanden zijn opgeslagen op de externe server, dan wordt "-" weergegeven.
4
Druk op [Back-up (Backup)].
Het bevestigingsscherm verschijnt.
5
Druk op [OK].
De back-upgegevens worden verwerkt.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 77
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
De back-upgegevens op USB-media herstellen
1
Druk op [Gegevensback-up/herstel (Data Backup/Restore)] in menuscherm Algemeen (General).
2
Druk op [Gegevensherstel (Data Restore)].
3
Druk op [USB Media].
4
Steek het USB-opslagapparaat in de USB-poort van het multifunctionele systeem.
De optie [OK] is beschikbaar zodra het USB-opslagapparaat is aangesloten.
5
Druk op [OK].
Het bevestigingsscherm verschijnt.
Als nog geen back-upbestanden zijn opgeslagen op het USB-opslagapparaat, dan wordt "-" weergegeven.
6
Druk op [Terugzetten (Restore)].
Het bevestigingsscherm verschijnt.
7
Druk op [OK].
De back-upgegevens worden hersteld.
8
Na voltooiing van het herstel moet u het USB-opslagapparaat verwijderen uit de USB-poort van
het multifunctionele systeem.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
78 Algemeen (General)
De back-upgegevens op een externe server herstellen
1
Druk op [Gegevensback-up/herstel (Data Backup/Restore)] in menuscherm Algemeen (General).
2
Druk op [Gegevensherstel (Data Restore)].
3
Druk op [Externe server (External Server)].
Het bevestigingsscherm verschijnt.
Als nog geen back-upbestanden zijn opgeslagen op de externe server, dan wordt "-" weergegeven.
4
Druk op [Terugzetten (Restore)].
Het bevestigingsscherm verschijnt.
5
Druk op [OK].
De back-upgegevens worden hersteld.
Het opvragen van de onderzoekslogs toestaan
U kunt instellen of u de servicetechnicus wilt toestaan de onderzoekslogboeken te verwerven.
Naam item Omschrijving
Verbieden (Prohibit) Selecteer dit om het opvragen van de onderzoekslogs door de servicetechnicus
te verbieden.
Toestaan (Allow) Selecteer dit om toe te staan dat de servicetechnicus de onderzoekslogboeken
krijgt.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 79
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
De afdrukpositie aanpassen
Als de afdrukken niet goed uitgelijnd zijn, kunt u de afdrukpositie bijstellen om de verkeerde uitlijning op te heffen.
1
Selecteer een papierbron en druk op [Aanpassing (Adjustment)] in het scherm voor het bijstellen
van de afdrukpositie.
In de lijst staan de huidige waarden voor het aanpassen.
2
Druk op [Test print (Test Print)] om de grafieken voor de afstelling van de afdrukpositie af te
drukken.
Er wordt papier geladen uit de gekozen papierbron om de grafieken af te drukken. Als u de handinvoerlade hebt
geselecteerd, verschijnt er een melding op het scherm. Leg A4/LT-papier in de handinvoerlade en druk op [OK].
De pijl op de grafiek geeft de bovenste richting aan wanneer u het papier vasthoudt.
Als u papier hebt geselecteerd dat kan worden gebruikt voor automatisch dubbelzijdig afdrukken, worden de
grafieken op beide zijden van het papier afgedrukt.
Als u papier hebt geselecteerd dat niet kan worden gebruikt voor automatisch dubbelzijdig afdrukken, wordt
de grafiek afgedrukt op één zijde van het papier.
Afhankelijk van de instelling van de machine, zou het scherm voor verficatie van de afdelingscode kunnen
verschijnen. Voer de afdelingscode in en druk op [OK] om verder te gaan met de bewerking.
Als er geen papier kan worden geladen met de geselecteerde papierbron, verschijnt er een melding op het
scherm. Volg de melding op en druk helemaal opnieuw af.
Afhankelijk van de machine-instelling kunnen de grafieken niet worden afgedrukt omdat de afdrukquota leeg
zijn. Als de melding op het scherm verschijnt, drukt u op [OK] om de bewerking te annuleren.
3
Controleer de uitlijning van de afdrukpositie op de afgedrukte grafieken.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
80 Algemeen (General)
4
Om de afdrukpositie bij te stellen, drukt u op [+] en [-] om de waarden van [A] en [B] voor [Voor
(Front)] en de waarden van [C] en [D] voor [Achterkant afdrukken (Back Print)] te wijzigen.
A en C: Wijzig de waarde door op [+] te drukken om de afdrukpositie naar rechts te verschuiven of op [-] om
deze naar links te verschuiven.
B en D: Wijzig de waarde door op [-] te drukken om de afdrukpositie naar boven te verschuiven of door op [+] te
drukken om deze naar beneden te verschuiven.
[Achterkant afdrukken (Back Print)] is niet beschikbaar als afdrukken op de achterkant van het papier niet is
toegestaan.
De instelling voor [Achterkant afdrukken (Back Print)] geldt voor alle papierbronnen.
5
Druk op [Test print (Test Print)] om de grafieken voor de afstelling van de afdrukpositie af te
drukken.
Er wordt papier geladen uit de gekozen papierbron om de grafieken af te drukken. Als u de handinvoerlade hebt
geselecteerd, verschijnt er een melding op het scherm. Leg A4/LT-papier in de handinvoerlade en druk op [OK].
De pijl op de grafiek geeft de bovenste richting aan wanneer u het papier vasthoudt.
Als u papier hebt geselecteerd dat kan worden gebruikt voor automatisch dubbelzijdig afdrukken, worden de
grafieken op beide zijden van het papier afgedrukt.
Als u papier hebt geselecteerd dat niet kan worden gebruikt voor automatisch dubbelzijdig afdrukken, wordt
de grafiek afgedrukt op één zijde van het papier.
Als er geen papier kan worden geladen met de geselecteerde papierbron, verschijnt er een melding op het
scherm. Volg de melding op en druk helemaal opnieuw af.
Afhankelijk van de machine-instelling kunnen de grafieken niet worden afgedrukt omdat de afdrukquota leeg
zijn. Als de melding op het scherm verschijnt, drukt u op [OK] om de bewerking te annuleren.
6
Controleer de optimale afdrukpositie op de afgedrukte grafieken.
Herhaal de stappen 4 tot 6 totdat u de gewenste afdrukpositie hebt bereikt.
7
Wanneer u klaar bent, drukt u op [SLUITEN (OK)].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 81
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Uitvoerinstellingen aanpassen
Het apparaat is afgesteld op het aanbevolen papiersoort voor een optimale beeldkwaliteit. Beelden kunnen wazig of
korrelig zijn, afhankelijk van de papiersoort die u gebruikt. U kunt de uitvoerinstellingen aanpassen aan het papier dat
u gebruikt voor een bevredigende beeldkwaliteit.
Deze aanpassing is alleen beschikbaar op de kleurenmodellen.
De uitvoerinstellingen mogen alleen door een servicetechnicus worden aangepast.
1
Selecteer een papiersoort en druk op [OK] op het scherm voor het aanpassen van de
uitvoerinstellingen.
De te selecteren papiersoorten verschillen van model tot model.
2
Selecteer een papierformaat en druk op [Grafiek afdrukken (Chart Print)] op het scherm Grafiek
afdrukken en overdracht aanpassing instellen (Print Chart and Set Transfer Bias Setting).
De grafieken voor het aanpassen van de uitvoerinstellingen worden afgedrukt op de geselecteerde papiersoort
en het geselecteerde papierformaat.
Als u een papiersoort hebt geselecteerd die geschikt is voor automatisch dubbelzijdig afdrukken, worden de
grafieken voor zijde A en zijde B op beide zijden van het papier afgedrukt.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
82 Algemeen (General)
Als u een papiersoort hebt geselecteerd die niet kan worden gebruikt voor automatisch dubbelzijdig
afdrukken, verschijnt het bericht en wordt u gevraagd het papier handmatig in de handinvoerlade te plaatsen.
Plaats papier in de handinvoerlade en druk op [OK]. Na het afdrukken van de A-zijde, plaatst u het papier met
de afgedrukte grafiek A-zijde naar boven op de handinvoerlade en drukt u op [OK]. De grafiek voor B-zijde
wordt hierna afgedrukt.
Afhankelijk van de instelling van de machine, zou het scherm voor verficatie van de afdelingscode kunnen
verschijnen. Voer de afdelingscode in en druk op [OK] om verder te gaan met de bewerking.
Als het opgegeven papier niet uit de laden kan worden geladen, verschijnt het bericht op het scherm. Plaats de
opgegeven papiersoort en -formaat in de handinvoerladecassette en druk op [OK].
Afhankelijk van de machine-instelling kunnen de grafieken niet worden afgedrukt omdat de afdrukquota leeg
zijn. Als de melding op het scherm verschijnt, drukt u op [OK] om de bewerking te annuleren.
3
Controleer het aantal patronen met de optimale kleuren op de afgedrukte grafieken voor
aanpassing uitvoerinstellingen voor zijde A en zijde B.
4
Druk op de toets voor het afstellen van het afdrukoppervlak, druk op de toets omhoog of omlaag
om het nummer dat u bij stap 3 hebt gecontroleerd in te voeren in het invoervak voor [A-zijde
(Side A)] of [B-zijde (Side B)], en druk op [OK].
De namen van de toetsen voor het afstellen van het afdrukoppervlak zijn afhankelijk van de geselecteerde
papiersoort (of automatisch dubbelzijdig afdrukken mogelijk is of niet).
Bij het selecteren van de toets voor het aanpassen van het afdrukoppervlak, verandert de status van het
invoervak [A-zijde (Side A)] of [B-zijde (Side B)] in accepteren of niet accepteren van de invoer van het
nummer.
Druk op de toetsen Omhoog en Omlaag om de nummers te wijzigen.
Druk op alle knoppen voor het aanpassen van het afdrukoppervlak en stel de nummers voor [A-zijde (Side A)]
en [B-zijde (Side B)] in.
* De te selecteren papiersoorten verschillen van model tot model.
Selectie van papiersoort *Knop voor het aanpassen van
het afdrukoppervlak Aan te passen oppervlak
Papiersoorten die kunnen worden
gebruikt voor automatisch
dubbelzijdig afdrukken
1-zijde (1 Side) A-zijde
2-zijdig Voor (2- Sided Front Side) B-zijde
2-zijdig Achter (2- Sided Back Side) A-zijde
Papiersoorten die niet kunnen
worden gebruikt voor automatisch
dubbelzijdig afdrukken
1-zijdig Voor (1- Sided Front Side) A-zijde
1-zijdig Achter (1- Sided Back Side) B-zijde
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Algemeen (General) 83
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Voor papiersoorten die kunnen worden gebruikt voor automatisch dubbelzijdig afdrukken
Voor papiersoorten die niet kunnen worden gebruikt voor automatisch dubbelzijdig afdrukken
84 Netwerk (Network)
0.Netwerk (Network)
Het is mogelijk diverse netwerkfuncties in te stellen. U kunt de netwerksamenstelling van het apparaat selecteren. Als
het secundaire netwerk beschikbaar is, kunt u respectievelijk het primaire en het secundaire netwerk instellen.
Zie hieronder voor instructies over hoe u het menu Netwerk (Network) kunt weergeven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Netwerksamenstelling
U kunt de netwerksamenstelling instellen door de netwerken die u gebruikt te selecteren uit de netwerken die
beschikbaar zijn op het apparaat. Druk na de selectie op [Toepassen (Apply Now)].
Het secundaire netwerk ondersteunt de volgende communicatie:
Afdrukken via het netwerk
Scannen op afstand (met het stuurprogramma voor scannen op afstand)
Client-toepassingen
TopAccess
SNMP (zonder trap)
Bonjour
VNC
IP beveiliging
Raadpleeg uw servicevertegenwoordiger voor informatie over de netwerkadapter voor Wired LAN2.
Naam item Omschrijving
1Bedraad LAN (Wired LAN) Selecteer dit om het standaard bekabelde LAN als primair netwerk te gebruiken.
2
Draadloze LAN (Wireless
LAN)
Selecteer dit als u het draadloze LAN als primair netwerk wilt gebruiken. Deze
instelling verschijnt als de draadloze LAN-module op dit apparaat is aangesloten
en de draadloze LAN-communicatie correct is geconfigureerd.
3
Bedraad LAN + Bedraad
LAN2 (Wired LAN + Wired
LAN2)
Selecteer dit om twee kanalen tegelijk te gebruiken met het bekabelde LAN als het
primaire netwerk en het bekabelde LAN2 als het secundaire netwerk. Deze
instelling verschijnt als de netwerkadapter speciaal voor het bekabelde LAN2 op
dit apparaat is aangesloten.
4
Draadloos LAN+Bedraad
LAN (Wireless LAN +
Wired LAN)
Selecteer dit om twee kanalen tegelijk te gebruiken met het draadloze LAN als het
primaire netwerk en het standaard bekabelde LAN als het secundaire netwerk.
Deze instelling verschijnt als de draadloze LAN-module op dit apparaat is
aangesloten en de draadloze LAN-communicatie correct is geconfigureerd.
1
2
3
4
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Netwerk (Network) 85
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Primaire netwerkinstellingen
Secundaire netwerkinstellingen
*1 Het secundaire netwerk ondersteunt de LDAP-directorydiensten niet.
*2 Het secundaire netwerk toont alleen de status van de DNS-server.
Naam item Omschrijving
1IPv4 P.86 "Instelling van het TCP/IP-protocol (IPv4)"
2IPv6 P.87 "Instelling van het TCP/IP-protocol (IPv6)"
3IPX/SPX P.93 "Instellen van het IPX/SPX-protocol"
4NetWare P.94 "Instelling van de NetWare-instellingen"
5SMB P.95 "Instellen van het SMB-protocol"
6HTTP P.96 "Instellen van de HTTP-netwerkservice"
7Ethernet P.96 "Instellen van de Ethernetsnelheid"
8Overige (Other) *1 P.97 "Instellen van de LDAP-directoryservice, filterfuncties en link-down
detectie"
9IPsec P.97 "Instellen van IPsec (IP-beveiliging)"
10 Netwerk controleren
(Network Check) *2
P.98 "Controleren van het netwerk"
1
2345
6
78910
1
27 810
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
86 Netwerk (Network)
Bij het uitvoeren van netwerkinstellingen is het verplicht om na het wijzigen van de instellingen op [Toepassen
(Apply Now)] te drukken om het netwerk te initialiseren. Nadat op [Toepassen (Apply Now)] is gedrukt, wordt na
enkele seconden links onderin het scherm "Netwerk initialiseren (Network initializing)" weergegeven. Hoe lang het
duurt voor dit bericht verschijnt, hangt af van de instelling.
Dit bericht verschijnt wanneer het instellen is afgerond.
Wanneer "Netwerk initialiseren (Network initializing)" wordt weergegeven, kunnen de toetsen [Netwerk
(Network)], [Beveiliging (Security)], [Draadloos instellen (Wireless Settings)], [802.1x instellingen (802.1X Settings)],
[Fabriek instelling (Factory Default)], [Klok (Clock)] en [Klonen (Cloning)] niet worden ingedrukt. Voer de
bewerkingen met deze toetsen uit nadat het bericht is verdwenen.
Instelling van het TCP/IP-protocol (IPv4)
U kunt het TCP/IP-protocol instellen dat gewoonlijk wordt gebruikt voor de meeste netwerksystemen. Bij gebruik van
webgebaseerde hulpmiddelen als TopAccess en e-Filing, of netwerkfuncties van het multifunctionele systeem zoals
afdrukken, scannen of internetfasen via het netwerk is het verplicht het TCP/IP-protocol in te stellen.
In de instellingsbewerking voor TCP/IP kunt u de adresseringsmodus selecteren en het IP-adres, subnetmasker en de
default gateway toewijzen (bij handmatig toewijzen).
Hoe het TCP/IP-protocol ingesteld moet worden, hangt af van de netwerkomgeving.
Naam item Omschrijving
Adresmodus (Address
Mode)
Dynamisch (Dynamic) (Wanneer TCP/IP wordt ingesteld door Automatische IP-
adressering of een DHCP-server)
Selecteer [Dynamisch (Dynamic)] wanneer u de TCP/IP-instellingen die aan het apparaat
toegewezen moeten worden, niet weet. Als [Dynamisch (Dynamic)] is geselecteerd en het
netwerk DCHP ondersteunt, zullen het IP-adres, het subnetmasker, de default gateway,
het primaire WINS-serveradres, het secundaire WINS-serveradres, het POP3-serveradres
en het SMTP-serveradres verkregen worden via de DHCP-server. Als DHCP niet
ondersteund wordt, wordt een geschikt IP-adres aan de apparatuur toegewezen door
functie automatische IP-adressering. Het is echter mogelijk dat de automatische IP-
adressering niet goed werkt wanneer er een router in het netwerk is geplaatst.
Geen automatisch IP (No Auto IP) (Wanneer TCP/IP is ingesteld met alleen de DHCP-
server)
Selecteer [No auto IP (No Auto IP)] wanneer het multifunctionele systeem aangesloten is
op een LAN met een DCHP-server en u de TCP/IP-instellingen niet in wilt stellen met
functie automatische IP-adressering maar alleen met DHCP. Wanneer [No auto IP (No Auto
IP)] is geselecteerd, zullen het IP-adres, het subnetmasker, de default gateway, het
primaire WINS-serveradres, het secundaire WINS-serveradres, het POP3-serveradres en
het SMTP-serveradres worden verkregen via de DHCP-server en zal de automatische IP-
adresseringsmodus uitgeschakeld zijn.
Statisch (Static) (Wanneer er verbonden wordt naar een LAN met statische IP-adressen)
Selecteer [Statisch (Static)] en geef een IP-adres in bij verbinding met een LAN waar
statische IP-adressen gebruikt worden. Voer ook het subnetmasker en de default gateway
in, zoals vereist.
IP-adres (IP Address)
Subnetmasker
(Subnet Mask)
Gateway
Voer het IP-adres van dit apparaat in met behulp van de digitale toetsen.
Voer het subnetmasker en de default gateway naar wens in.
Gebruik de pijltjestoetsen om van actief venster te wisselen.
Dit item is alleen ingeschakeld wanneer voor [Adresmodus (Address Mode)] [Statisch
(Static)] geselecteerd is.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Netwerk (Network) 87
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Instelling van het TCP/IP-protocol (IPv6)
U kunt het TCP/IP v6-protocol instellen.
Bij het instellen van IPv6 is het mogelijk het IPv6-protocol voor het apparaat in of uit te schakelen en het IPv6-adres
bijvoorbeeld in te stellen door de toewijzingsmodus te kiezen.
Hoe het IPv6-adres wordt verkregen, hangt af van de toewijzingsmodus die u selecteert.
Wanneer [Handmatig (Manual)] geselecteerd is:
U wijst het IPv6-adres, het prefix en de default gateway handmatig toe. In deze modus is het mogelijk één
IPv6-adres te registreren.
P.87 "Handmatige instelling van het IPv6-protocol"
Wanneer [Stateless] geselecteerd is:
Het IPv6-adres wordt automatisch verkregen van de DHCPv6-server en -routers. In deze modus is het mogelijk tot
9 IPv6-adressen te registreren.
P.89 "Automatisch instellen van het IPv6-protocol (in een 'stateless' netwerkomgeving)"
Er kunnen tot zeven IPv6-adressen worden verkregen van routers. Eén IPv6-adres kan worden verkregen van de
DHCPv6-server. En er wordt automatisch een link-local-adres gegenereerd.
Wanneer [Stateful] geselecteerd is:
Het IPv6-adres wordt automatisch verkregen van de DHCPv6-server. In deze modus is het mogelijk één IPv6-adres
te registreren.
P.91 "Automatisch instellen van het IPv6-protocol (in een 'stateful' netwerkomgeving)"
Als Duplicate Address Detection (DAD) dubbele adressen detecteert, wordt het bericht "IPv6 adres conflict (IPv6
Address Conflict)" weergegeven op het aanraakscherm.
Handmatige instelling van het IPv6-protocol
1
Open het IPv6-scherm, geef de volgende items naar wens in en druk op .
Naam item Omschrijving
IPv6 Protocol Aan (Enable) — Druk op deze knop om de IPv6 protocol in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de IPv6 protocol uit te schakelen.
LLMNR Aan (Enable) — Druk op deze knop om de LLMNR (Linklocal Multicast Name
Resolution) protocol in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de LLMNR protocol uit te schakelen.
Adresmodus (Address
Mode)
Selecteer [Handmatig (Manual)] voor de IPv6-toewijzingsmodus.
Lokaal adres
koppelen (Link local
Address)
Het in IPv6 gebruikte unieke adres wordt weergegeven.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
88 Netwerk (Network)
Het link-local-adres kan niet gebruikt worden om netwerkplekken door een router te verbinden.
2
Specificeer de volgende items naar wens en druk op .
3
Bevestig de instellingen en druk op [OK].
U keert terug naar het Netwerk-menu.
Naam item Omschrijving
DHCP inschakelen
(Opties) (Enable
DHCP (Options))
Selecteer of de optionele informatie wel of niet gebruikt moet worden (IPv6-adres
voor de DNS-server enz.) in plaats van het IPv6-adres voor de apparatuur die door
de DHCPv6 wordt uitgegeven.
Aan (Enable) — Druk op deze knop om de optionele informatie in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de optionele informatie uit te schakelen.
IP-adres (IP Address) Druk op deze knop om een IPv6-adres toe te wezen aan het apparaat.
Prefix Druk op deze toets om het prefix voor het IPv6-adres toe te wijzen.
Gateway Druk op deze toets om de default gateway toe te wijzen.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Netwerk (Network) 89
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Automatisch instellen van het IPv6-protocol (in een 'stateless' netwerkomgeving)
1
Open het IPv6-scherm, geef de volgende items naar wens in en druk op .
2
Specificeer de volgende items naar wens en druk op .
Naam item Omschrijving
IPv6 Protocol Aan (Enable) — Druk op deze knop om de IPv6 protocol in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de IPv6 protocol uit te schakelen.
LLMNR Aan (Enable) — Druk op deze knop om de LLMNR (Linklocal Multicast Name
Resolution) protocol in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de LLMNR protocol uit te schakelen.
Adresmodus (Address
Mode)
Selecteer [Stateless] voor de IPv6-toewijzingsmodus.
Lokaal adres
koppelen (Link local
Address)
Het in IPv6 gebruikte unieke adres wordt weergegeven.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
90 Netwerk (Network)
Wanneer u [Aan (Enable)] selecteert voor de optie [DHCP Inschakelen (IP-adres) (Enable DHCP (IP Address))],
wordt [Aan (Enable)] automatisch ingesteld voor de optie [DHCP inschakelen (Opties) (Enable DHCP (Options))].
3
Bevestig de instellingen en druk op .
De van routers verkregen IPv6-adressen worden weergegeven. Er kunnen tot zeven IPv6-adressen worden
bewaard.
Wanneer dit apparaat een router-aankondiging (RA) van een router ontvangt, waarvan de M flag-configuratie "0"
is, is de DHCPv6-functie uitgeschakeld. Als u de M flag-configuratie van een router-aankondiging (RA) wijzigt van
"0" in "1", start het apparaat dan opnieuw op met de [POWER]-knop op het bedieningspaneel om de DHCPv6-
functie in te schakelen.
Naam item Omschrijving
DHCP inschakelen
(Enable DHCP)
IP-adres (IP Address)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om het IPv6-adres te gebruiken dat door de
DHVPv6-server uitgegeven wordt.
Uit (Disable) Druk op deze knop om het IPv6-adres uit te schakelen dat door de
DHVPv6-server uitgegeven wordt.
DHCP inschakelen
(Opties) (Enable
DHCP (Options))
Aan (Enable) — Druk op deze knop om de optionele informatie te gebruiken
(IPv6-adres voor de DNS-server enz.) in plaats van het IPv6-adres voor de
apparatuur die door de DHCPv6 wordt uitgegeven.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de optionele informatie, anders dan het
IPv6-adres voor de apparatuur zoals uitgegeven door de DHCPv6-server, niet te
gebruiken.
FQDN-optie (FQDN
Option)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om een FQDN (Fully Qualified Domain Name)
toe te wijzen met de DNS-server.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om geen FQDN toe te wijzen met de DNS-
server.
FQDN-
bijwerkmethode
(FQDN Update
Method)
Client (Client) — Druk op deze knop om de DNS-server van het apparaat bij te
werken.
Server (Server) — Druk op deze knop om de DNS-server van de DHCPv6-server
bij te werken.
De instellingen van de FQDN-bijwerkmethode zijn gemeenschappelijk voor het
primaire en secundaire netwerk.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Netwerk (Network) 91
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
4
Bevestig de instellingen en druk op [OK].
U keert terug naar het Netwerk-menu.
De van de DHCPv6-server verkregen IPv6-adressen worden weergegeven.
Automatisch instellen van het IPv6-protocol (in een 'stateful' netwerkomgeving)
1
Open het IPv6-scherm, geef de volgende items naar wens in en druk op .
Het link-local-adres kan niet gebruikt worden om netwerkplekken door een router te verbinden.
Naam item Omschrijving
IPv6 Protocol Aan (Enable) — Druk op deze knop om de IPv6 protocol in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de IPv6 protocol uit te schakelen.
LLMNR Aan (Enable) — Druk op deze knop om de LLMNR (Linklocal Multicast Name
Resolution) protocol in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de LLMNR protocol uit te schakelen.
Adresmodus (Address
Mode)
Selecteer [Stateful] voor de IPv6-toewijzingsmodus.
Lokaal adres
koppelen (Link local
Address)
Het in IPv6 gebruikte unieke adres wordt weergegeven.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
92 Netwerk (Network)
2
Specificeer de volgende items naar wens en druk op .
[DHCP inschakelen (IP-adres) (Enable DHCP (IP Address))] en [DHCP inschakelen (Opties) (Enable DHCP
(options))] kunnen niet allebei uitgeschakeld zijn.
Naam item Omschrijving
DHCP inschakelen
(Enable DHCP)
IP-adres (IP Address)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om het IPv6-adres te gebruiken dat door de
DHVPv6-server uitgegeven wordt.
Uit (Disable) Druk op deze knop om het IPv6-adres uit te schakelen dat door de
DHVPv6-server uitgegeven wordt.
DHCP inschakelen
(Opties) (Enable
DHCP (Options))
Aan (Enable) — Druk op deze knop om de optionele informatie te gebruiken
(IPv6-adres voor de DNS-server enz.) in plaats van het IPv6-adres voor de
apparatuur die door de DHCPv6 wordt uitgegeven.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de optionele informatie, anders dan het
IPv6-adres voor de apparatuur zoals uitgegeven door de DHCPv6-server, niet te
gebruiken.
FQDN-optie (FQDN
Option)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om een FQDN (Fully Qualified Domain Name)
toe te wijzen met de DNS-server.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om geen FQDN toe te wijzen met de DNS-
server.
FQDN-
bijwerkmethode
(FQDN Update
Method)
Client (Client) — Druk op deze knop om de DNS-server van het apparaat bij te
werken.
Server (Server) — Druk op deze knop om de DNS-server van de DHCPv6-server
bij te werken.
De instellingen van de FQDN-bijwerkmethode zijn gemeenschappelijk voor het
primaire en secundaire netwerk.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Netwerk (Network) 93
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
3
Bevestig de instellingen en druk op [OK].
U keert terug naar het Netwerk-menu.
De van de DHCPv6-server verkregen IPv6-adressen worden weergegeven.
Instellen van het IPX/SPX-protocol
U kunt het IPX/SPX-protocol op dit apparaat instellen. Het IPX/SPX-protocol wordt meestal gebruikt om te
communiceren met de NetWare-bestandsserver via het netwerk.
Naam item Omschrijving
IPX / SPX inschakelen
(Enable IPX / SPX)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om het IPX/SPX-protocol in het apparaat te
gebruiken.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om het IPX/SPX-protocol uit te schakelen.
Frametype (Frame
Type)
Druk op [Auto] om het juiste frametype automatisch te detecteren, of druk op een toets
voor een specifiek frametype. Als u niet weet welk frametype moet worden gebruikt,
selecteer dan [Auto].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
94 Netwerk (Network)
Instelling van de NetWare-instellingen
U kunt de te verbinden NetWare-configuratie instellen.
Deze optie moet worden ingesteld wanneer u de NetWare-bestandsserver gebruikt voor afdrukken met Novell.
U kunt de bindery- en de NDS-modus tegelijk inschakelen.
Naam item Omschrijving
NetWare inschakelen
(Enable NetWare)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om het NetWare protocol in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om het NetWare protocol uit te schakelen.
Bindery inschakelen
(Enable Bindery)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om communicatie met de NetWare-bestandsserver
in binderymodus in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om communicatie met de NetWare-bestandsserver
in binderymodus uit te schakelen.
NDS inschakelen
(Enable NDS)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om communicatie met de NetWare-bestandsserver
in NDS modus in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om communicatie met de NetWare-bestandsserver
in NDS modus uit te schakelen.
Context Voer de NDS-context in waar de NetWare-afdrukserver voor dit apparaat zich bevindt.
Deze moet worden ingevoerd wanneer u de NetWare-bestandsserver in de NDS-modus
verbindt.
Tree Voer de NDS-structuur in. Deze moet worden ingevoerd wanneer u de NetWare-
bestandsserver in de NDS-modus verbindt.
Naam bestandsserver
(File Server Name)
Voer de naam van de NetWare bestandsserver in. Het is aan te bevelen om deze naam in te
voeren wanneer u de NetWare-bestandsserver in bindery-modus verbindt.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Netwerk (Network) 95
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Instellen van het SMB-protocol
Het is mogelijk de SMB-netwerkeigenschappen in te stellen om toegang tot dit apparaat en SMB-afdrukken vanaf een
Microsoft Windows-netwerk in te schakelen. Het inschakelen van SMB maakt het mogelijk de service voor het delen
van bestanden in te schakelen, naast het afdrukken via SMB. Daarnaast moet het WINS-serveradres worden
ingegeven als de WINS-server gebruikt wordt voor het toestaan van delen van bestanden en printers over segmenten,
zodat het apparaat vanuit de verschillende segmenten zichtbaar is.
Wanneer u [Uit (Disable)] selecteert voor optie [SMB-Protocol] of [Bestandsdeling (File Share)] voor optie
[Beperking (Restriction)], zal functie Opslaan als bestand naar MFP Local worden uitgeschakeld.
Als het multifunctionele systeem is geconfigureerd voor aanmelden op het domein in de SMB-sessie van TopAccess
(beheerdersmodus), maar "Werkgroep (Workgroup)" wordt weergegeven, dan is aanmelden op het
domeinnetwerk mislukt. Controleer in dat geval of de Windows Server en de instellingen van TopAccess voor de
SMB-sessie correct zijn.
Als "Domein (Domain)" ingesteld wordt als instelling voor aanmelden in de SMB-sessie van TopAccess
(beheerdersmodus), en het apparaat daarna ingeschakeld (ON) wordt of op [Toepassen (Apply Now)] wordt
gedrukt na het wijzigen van de netwerkinstellingen van het apparaat, zal het apparaat zich aanmelden bij het
Windows domeinnetwerk.
Er kunnen alleen alfanumerieke tekens en "-" ingevoerd worden voor [NetBIOS-naam (NetBIOS Name)].
Naam item Omschrijving
SMB Protocol Aan (Enable) — Druk op deze knop om het SMB protocol in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de SMB protocol uit te schakelen.
Als u [Aan (Enable)] selecteert, selecteer dan de functie die u wilt uitschakelen bij
[Beperking (Restriction)].
Beperking
(Restriction)
Selecteer of de functie voor delen van printers of bestanden moet worden uitgeschakeld.
U kunt één van de volgende opties selecteren:
Geen (None) — Druk op deze knop wanneer noch het delen van printers noch het delen
van bestanden beperkt moeten worden. Zowel afdrukken met SMB als bestandsdeling
met behulp van SMB zijn ingeschakeld.
Gedeelde printers (Print Share) — Druk op deze toets om afdrukken via SMB uit te
schakelen.
Bestandsdeling (File Share) — Druk op deze knop om de service voor het delen van
bestanden via SMB uit te schakelen.
NetBIOS-naam
(NetBIOS Name)
Druk op deze knop om de naam in te geven waaronder het apparaat in het Windows-
netwerk weergegeven zal worden. De NetBIOS-naam wordt standaard ingesteld op
"MFP<:serienummer netwerkkaart> (MFP<NIC serial number>)".
Inloggen (Logon) Geeft de Windows-netwerkomgeving weer waarbij het apparaat ingelogd is. Er wordt
"Werkgroep (Workgroup)" weergegeven als het apparaat aangemeld is bij een
werkgroepnetwerk en "Domein (Domain)" als het apparaat aangemeld is bij een
domeinnetwerk. "Werkgroep" of "Domein" kunnen alleen worden gespecificeerd vanuit
TopAccess. Zie hieronder voor instructies over het aanpassen van de instelling:
TopAccess - [Administration] - [Setup] Item List - Network settings - Setting up SMB
WINS primair (WINS
Primary)
Druk op deze knop om het IP-adres van de primaire WINS-server in te stellen met de
digitale toetsen. Het IP-adres van de primaire WINS-server is nodig wanneer u toegang tot
dit apparaat vanaf een ander subnet via de NetBIOS-naam toe wilt staan en de NetBIOS-
naam en de werkgroepnaam van het apparaat opgelost worden met de WINS-server.
Gebruik de pijltjestoetsen om van actief venster te wisselen.
WINS secondair
(WINS Secondary)
Druk op deze knop om het IP-adres van de secundaire WINS-server in te stellen met de
digitale toetsen. Geef het IP-adres van de secundaire WINS-server in als dit nodig is bij
gebruik van WINS-servers om de NetBIOS-naam en werkgroepnaam van het apparaat op
te lossen. De secundaire WINS-server wordt gebruikt wanneer de primaire WINS-server
onbeschikbaar is.
Gebruik de pijltjestoetsen om van actief venster te wisselen.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
96 Netwerk (Network)
Voer voor [WINS primair (WINS Primary)] of [WINS secondair (WINS Secondary)] geen IP-adres in dat begint met "0"
(bijv. "0.10.10.10"), "127" (bijv. "127.10.10.10") of "224" (bijv. "224.10.10.10"). Als u een dergelijk adres invoert, kan
het apparaat niet communiceren met de WINS-server.
Als u "0.0.0.0" invoert voor [WINS primair (WINS Primary)] en [WINS secondair (WINS Secondary)], zal dit apparaat
de WINS-server niet gebruiken.
Wanneer [Dynamisch (Dynamic)] of [Geen Auto IP (No Auto IP)] is geselecteerd voor [Adresmodus (Address Mode)]
in de TCP/IP-instellingen, kan dit apparaat het IP-adres voor [WINS primair (WINS Primary)] en [WINS secondair
(WINS Secondary)] verkrijgen van de DHCP-server.
Instellen van de HTTP-netwerkservice
Met deze functie kunt u de HTTP-netwerkserverservice in- of uitschakelen die de webgebaseerde toepassingen voor
het apparaat levert, zoals TopAccess en e-FILING.
Instellen van de Ethernetsnelheid
Het is mogelijk de ethernetsnelheid aan te geven.
De opties variëren, afhankelijk van het model.
De huidige Ethernetsnelheid wordt boven de knoppen weergegeven. Wanneer er geen links gedetecteerd worden,
wordt "Link niet gedetecteerd" weergegeven.
Schakel het apparaat uit en weer in als het netwerk niet stabiel is.
Naam item Omschrijving
HTTP server
inschakelen (Enable
HTTP server)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om de HTTP-netwerkserverservice in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de HTTP-netwerkserverservice uit te schakelen.
Deze optie moet ingeschakeld zijn voor de TopAccess en e-FILING internettoepassing.
SSL/TLS inschakelen
(Enable SSL/TLS)
Kies of er al dan niet SSL (Secure Sockets Layer)/TLS (Transport Layer Security) gebruikt
moet worden.
Aan (Enable) — Druk op deze knop om de gegevens die tussen het apparaat en
clientcomputers uitgewisseld worden, te coderen met een privésleutel als resultaat van
het gebruik van TopAccess of webtoepassing e-Filing.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de codering uit te schakelen.
Primair
poortnummer
(Primary Port
Number)
Geef het nummer van de primair te gebruiken poort in voor het ontvangen van HTTP-
toegang van andere clients. Normaal wordt standaard poortnummer "80" gebruikt.
Secondair
poortnummer
(Secondary Port
Number)
Geef het secundair te gebruiken poortnummer in voor toegang tot TopAccess en de
e-FILING-webtoepassing. Normaal wordt standaard poortnummer "8080" gebruikt.
Naam item Omschrijving
Duplex mode
Ethernet snelheid
(Ethernet Speed
Duplex Mode)
Selecteer de gewenste combinatie van communicatiesnelheid en overdrachtsmethode.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Netwerk (Network) 97
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Instellen van de LDAP-directoryservice, filterfuncties en link-down detectie
U kunt de LDAP-directoryservice inschakelen, waardoor het apparaat in de LDAP-server naar contactpersonen kan
zoeken om de geadresseerden te specificeren voor internetfax- en faxverzendingen en scannen naar e-mail-
opdrachten. Daarnaast kan de LDAP-server ook gebruikt worden om te zoeken naar contactpersonen bij het creëren
van sjablonen met TopAccess, of een contactpersoon in het adresboek.
Via dit instelmenu kunt u ook selecteren of u de IP/MAC-adresfilterfuncties en de link-down detectiefunctie wilt
gebruiken.
U kunt [LDAP inschakelen (Enable LDAP)] niet instellen voor het secundaire netwerk omdat dit de LDAP-
directorydiensten niet ondersteunt.
Om de LDAP-directoryservice toe te voegen, moet u gebruik maken van TopAccess. Zie hieronder voor instructies over
het registreren de directorydienst:
TopAccess - [Administration] - [Setup] Item List - Network settings - LDAP Client settings
Als de LDAP-netwerkservice uitgeschakeld is, zal het niet mogelijk zijn het e-mailadres van de afzender vanaf de
LDAP-server te verkrijgen tijdens de gebruikersverificatie voor scannen naar e-mail voor het verzenden van een
e-mail.
Als dit apparaat niet met het netwerk is verbonden, schakel dan de link-down detectie uit.
Instellen van IPsec (IP-beveiliging)
Wanneer de IPsec-enabler geïnstalleerd is, wordt het mogelijk communicatie te coderen met IPsec (IP-beveiligings-
protocol).
In de IP-beveiligingsinstellingen kunnen de volgende bewerkingen uitgevoerd worden.
De huidige IPsec-beleidsnaam bekijken
Inschakelen / Uitschakelen van IPsec-communicatie
IPsec-sessie 'flushen' of resetten
Naam item Omschrijving
LDAP inschakelen
(Enable LDAP)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om de LDAP-netwerkserverservice in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de LDAP-netwerkserverservice uit te schakelen.
IP-filtering aan
(Enable IP Filtering)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om IP-filtering in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om IP-filtering uit te schakelen.
Mac-adresfiltering
inschakelen (Enable
Mac Address
Filtering)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om MAC-adresfiltering in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om MAC-adresfiltering uit te schakelen.
Link-down detectie
(Link Down
Detection)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om link-down detectie in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om link-down detectie uit te schakelen.
Naam item Omschrijving
Beleidsnaam (Policy
Name)
De naam van het huidig toegepaste IPsec-beleid wordt weergegeven.
Inschakelen Druk op deze toets om IPsec-communicatie in te schakelen.
Uitschakelen Druk op deze toets om IPsec-communicatie uit te schakelen.
Reset verbindingen
(Flush Connections)
Druk op deze knop om de huidige IPsec-sessie te wissen (flushen) en een nieuwe sessie te
beginnen wanneer de nu voor IPsec-communicatie gebruikte sleutel gelekt is of als er een
overtreding van de beveiliging vastgesteld is.
Fabriek instelling
(Factory Default)
Druk op deze toets om de standaardinstellingen voor de IPsec-instellingen te herstellen.
Wanneer u op deze knop drukt, wordt een bevestigingsbericht weergegeven.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
98 Netwerk (Network)
Instellingen die vereist zijn voor IPsec, zoals invoer van IPsec-beleid, kunnen worden uitgevoerd met TopAccess. Voor
meer informatie, raadpleeg:
TopAccess - [Administration] - [Setup] Item List - Network settings - Setting up IP Security
[IPsec] is alleen beschikbaar wanneer functie IPsec-enabler wordt gebruikt.
Controleren van het netwerk
Er zijn twee functies beschikbaar voor het controleren van de netwerkstatus: ping en traceroute. Het secundaire
netwerk toont alleen de status van de DNS-server.
Er zijn twee manieren om de server te selecteren die u wilt controleren.
Om de gewenste server te selecteren uit de serverlijst weergegeven op het aanraakscherm:
Controleerbare servers en ondersteunde protocols zijn de volgende.
Primaire DNS-server (IPv4/IPv6)
Secundaire DNS-server (IPv4/IPv6)
Primaire WINS-server (IPv4)
Secundaire WINS-server (IPv4)
SMTP-server (IPv4/IPv6)
POP3-server (IPv4/IPv6)
Primaire SNTP-server (IPv4/IPv6)
Secundaire SNTP-server (IPv4/IPv6)
LDAP-server 1
LDAP-server 2
LDAP-server 3
LDAP-server 4
LDAP-server 5
Remote server 1
Remote server 2
Om de gewenste server handmatig aan te wijze:
Voer de servernaam, het IPv4-adres of het IPv6-adres handmatig in.
Wanneer u een WINS-naam ingevoerd hebt voor het netwerkpad van de server op afstand 1/2 in instelling "Opslaan
als bestand (Save as File)" in TopAccess, kan de netwerkcontrolefunctie voor die servers niet worden uitgevoerd
door ze in de serverlijst te selecteren. Wijs in dat geval het IP-adres van de server op afstand 1/2 handmatig aan om
de netwerkcontrolefunctie uit te voeren.
Wanneer het ping/traceroute-commando een server niet kan bereiken, wordt het IP-adres weergegeven voor het
controleresultaat voor de server. Als het commando het om een of andere reden niet kan bereiken, wordt de
hostnaam weergegeven in plaats van het IP-adres.
Naam item Omschrijving
Server Selecteer de server die u wilt controleren.
Ping Druk op deze toets om de verbindingsstatus tussen dit apparaat en de servers op het
netwerk te controleren.
Traceroute Druk op deze toets om het netwerkpad naar de gewenste server te bekijken en te
controleren.
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Kopie (Copy) 99
0.Kopie (Copy)
U kunt het systeemgedrag voor kopieertaken wijzigen, zoals het maximale aantal kopieën, de automatische
dubbelzijdige modus en de prioriteit voor sorteermodus.
Zie hieronder voor instructies over hoe scherm Kopie (Copy) weer te geven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Scherm Kopie (1/4)
*1 Afhankelijk van het model is deze optie mogelijk niet beschikbaar.
*2 Deze optionele eenheid is niet voor alle modellen beschikbaar.
Scherm Kopie (2/4)
Naam item Omschrijving
Max. kopieën
(Maximum Copies) Kies uit knoppen [9999]*1, [999], [99] en [9] voor het gewenste maximale aantal
toegestane kopieën.
Autom. 2-zijdig (Auto
2-Side Mode)
Druk op de knop voor de kopieerinstellingen voor tweezijdig kopiëren (alleen
beschikbaar wanneer de automatische duplexeenheid geïnstalleerd is) die standaard
van toepassing is voor originelen die in de Automatische documententoevoer
geplaatst worden.
Uit (Off) — Druk op deze knop om de tweezijdige modus in te stellen op [1->1
ENKELZIJDIG (1->1 SIMPLEX)].
1 2 dubbelzijdig (1->2 Duplex) — Druk op deze knop om de tweezijdige modus in
te stellen op [1 2 Dubbelzijdig (1->2 Duplex)].
2 2 dubbelzijdig (2->2 Duplex) — Druk op deze knop om de tweezijdige modus in
te stellen op [2 2 Dubbelzijdig (2->2 Duplex)].
Gebruiker (User) Druk op deze knop om automatisch het scherm voor selectie van
tweezijdige modus te tonen wanneer er originelen in de Automatische
documententoevoer geplaatst worden.
Voorkeur
sorteermodus (Sort
Mode Priority)
Selecteer de standaard sorteermodus voor kopieertaken. Als [Nieten (Staple)] wordt
geselecteerd, wordt het uitgevoerde papier standaard geniet in de linkerbovenhoek.
Om kopieën te nieten, moet de finisher*2 geïnstalleerd zijn.
Naam item Omschrijving
Automatisch wisselen
van papierbron
(Automatic Change of
Paper Source)
Deze optie maakt het mogelijk aan te geven of de functie voor het automatisch
wisselen van papierlade, ook wanneer de papierbron voor een kopieertaak handmatig
is ingegeven, in te schakelen.
Als [Aan (On)] geselecteerd wordt, zal het apparaat papier van hetzelfde formaat uit
een andere lade toevoeren wanneer de aangegeven lade tijdens een kopieertaak leeg
zou raken.
Wanneer voor een lade Kenmerk (Attribute) anders is ingesteld dan op [Geen (None)],
valt het papier dat in deze lade geplaatst is buiten de scope van de functie Automatisch
wisselen van papiermagazijn. Zie hieronder voor instructies over hoe u een attribuut
van een lade controleert en/of wijzigt:
P.22 "Papierlade (Drawer)"
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
100 Kopie (Copy)
*1 Deze functie is niet voor alle modellen beschikbaar.
*2 Voor papiertoevoer wanneer de lade leeg raakt tijdens het kopiëren, raadpleeg de onderstaande tabel papiertoevoer bij automatisch wisselen
van papierlade.
Papiertoevoer bij automatisch wisselen van papierlade
Hier volgt een voorbeeld van het automatisch wisselen van papierbron tijdens het kopiëren op A4-formaat papier.
*1 Deze functie is niet voor alle modellen beschikbaar.
*2 Het papierformaat A4-R is niet voor alle modellen beschikbaar.
Scherm Kopie (3/4)
Printer pauzeren bij
lege nietmachine
(Suspend Printing If
Stapler Empty) *1
Deze optie maakt het mogelijk te kiezen of er gestopt moet worden met afdrukken
wanneer de nieter tijdens het nieten in een andere dan rughechtingsmodus leeg raakt.
Aan (On) — Druk op deze knop om het afdrukken te stoppen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om door te gaan met afdrukken zonder te nieten.
Als de nietmachine leeg is in de rughechtmodus, dan wordt het afdrukken beëindigd.
Papier met
verschillende richting
(Paper Of Different
Direction) *1 *2
Als [Aan (On)] geselecteerd wordt, zal het apparaat papier van hetzelfde formaat met
een andere richting uit een andere lade toevoeren wanneer de aangegeven lade tijdens
een kopieertaak leeg zou raken.
Wanneer envelop of papier met een niet-standaard formaat wordt gebruikt, dan is deze
functie niet beschikbaar.
Standaard mode voor
auto kleur (Default
Mode of Auto Color)
Een instellingsitem voor kleurenmodellen. Het maakt het mogelijk de initiële modus
voor modus Auto kleurenkopie aan te geven.
Opties Papierinvoer
Automatisch wisselen van
papierbron (Automatic
Change of Paper Source)
Papier uit verschillende
richting (Paper of
Different Direction) *1
Met automatische
papierselectie (APS)
Met handmatig aangegeven
lade
Aan (On) Aan (On) Er wordt A4- en A4-R*2
papier ingevoerd.
Er wordt A4- en A4-R*2
papier ingevoerd.
Aan (On) Uit (Off) Er wordt A4-papier
ingevoerd.
Er wordt A4-papier
ingevoerd.
Uit (Off) Aan (On) - -
Uit (Off) Uit (Off) - -
Naam item Omschrijving
Auto uitvoer wissel
cascade afdruk (Auto
Exit Tray Change
(Cascade Print)) *
Aan (On) — Druk op deze knop om door te gaan met afdrukken door automatisch
van uitvoerlade te wisselen wanneer de originele uitvoerlade vol raakt.
Uit (Off) — Druk op deze knop om te stoppen met afdrukken wanneer de uitvoerlade
vol raakt.
Perforatie opvangbak is
vol (Waste Hole Punch
Tray Full) *
Aan (On) — Druk op deze knop om door te gaan met afdrukken zonder te perforeren
als de afvalbak van de perforatie-eenheid vol raakt.
Uit (Off) — Druk op deze knop om te stoppen met afdrukken als de afvalbak van de
perforatie-eenheid vol raakt.
Naam item Omschrijving
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Kopie (Copy) 101
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
* Deze functie is niet voor alle modellen beschikbaar.
Scherm Kopie (4/4)
Wis buitenzijde van het
origineel (Original
Outside Erase)
Aan (On) — Druk op deze knop om functie buitenkant wissen origineel in te
schakelen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om functie buitenkant wissen origineel uit te
schakelen.
Naam item Omschrijving
Kopie centreren
(Centering Copy)
U kunt instellen of de functie kopie centreren wordt gebruikt.
Naam item Omschrijving
102 Fax
0.Fax
Als de Faxeenheid en de 2de lijn voor de Faxeenheid niet geïnstalleerd zijn, zullen alleen [Afdr.limiet (Discard)] en
[Verkleinen (Reduction)] beschikbaar zijn voor [Rx Print (Rx Print)].
Als de Faxeenheid niet geïnstalleerd is, worden opties in dit menu toegepast op internetfaxverzendingen.
Zie hieronder voor instructies over hoe het scherm Fax weer te geven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
De ID-naam registreren
Deze handleiding beschrijft de instructies voor het registreren van de ID-naam van dit multifunctionele systeem. Als
de ID-naam vooraf wordt geregistreerd, kunnen de gegevens over de afzender worden afgedrukt op de voorkant van
het verzonden origineel en de gegevens over de ontvanger op de achterzijde van de ontvangen fax. [Lijn2 fax nr (Line-
2 Number)] wordt alleen weergegeven wanneer de 2e lijn voor FAX-unit is geïnstalleerd.
Er kunnen tot 20 tekens ingevoerd worden in het vak [ID naam (ID Name)].
Bij het invoeren van een internationale code, druk op [+]. Om een pauze "-" in te voeren, druk op [Pauze (Pause)].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Fax 103
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Voorbeeld van hoe informatie over de afzender op papier wordt gedrukt
Afzendergegevens worden ongeveer 5 mm (0,2 inch) afgedrukt vanaf de bovenrand van de verzonden kopie van het
origineel.
Voorbeeld van hoe informatie over de ontvanger op inkomende originelen wordt gedrukt
Ontvangergegevens worden ongeveer 5 mm (0,2 inch) afgedrukt vanaf de bovenrand van de ontvangen kopie van het
origineel.
RECEIVED 05-10-
22 15:08 FROM-Cccddd TO-Aaabbb P0001/0001
Ontvangstdatum (automatisch bijgevoegd)
Informatie externe Fax-ID
ID-naam ontvanger
Aantal pagina's
Verzonden pagina's
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
104 Fax
Oorspronkeljke instellingen configureren
U kunt de oorspronkelijke instellingen voor de faxfuncties configureren.
Het instellen van deze items kan overbodig zijn omdat het mogelijk niet kan worden weergegeven op het scherm
(afhankelijk van uw land of regio).
* [Centrale type (Lijn2) (Dial Type (Line2))] kan worden ingesteld wanneer de 2e lijn voor FAX-unit is geïnstalleerd.
Naam item Omschrijving
Verzend mode (Rx
Mode)
Stel de fax ontvangstmodus in.
Auto — Dit apparaat ontvangt automatisch een binnenkomende fax.
Handmatig (Manual) — Dit apparaat ontvangt handmatig een binnenkomende fax.
Om een fax in de handmatige modus te ontvangen, is een externe telefoon vereist.
Wanneer de 2e lijn voor de fax-eenheid is geïnstalleerd, dan is de ontvangstmodus van de
2 lijnen beperkt tot "Auto ontvangst".
Monitor volume
(Monitor Volume)
Gereedtoon volume
(Completion Tone
Volume)
Volume monitor toon (lijn toon wanneer op de haak) en volume afronding ontvangsttoon
(u hoort deze toon wanneer de ontvangst is voltooid). Elk volume kan worden ingesteld op
8 niveaus (0: toon Uit (Off)).
Ontv. Eindtoon. (RX
End Tone)
U kunt de meldingsfunctie instellen die een alarmsignaal afgeeft wanneer de faxontvangst
is voltooid.
Eind.afdr (Print End) — Een alarmsignaal weerklinkt bij voltooiing van het afdrukken.
Eind.ontv. (Receive End) — Een alarmsignaal weerklinkt bij voltooiing van de
ontvangst.
Uit (Off)— Voor het uitschakelen van de ontvangst eindtoon.
Verz. eindtoon (TX
End Tone)
U kunt de meldingsfunctie instellen die een alarmsignaal afgeeft wanneer de
faxoverdracht is voltooid.
Norm.einde (Normal End) — Een alarmsignaal weerklinkt wanneer het verzenden
correct is voltooid.
I.g.v fout (On Error) — Een alarmsignaal weerklinkt wanneer het verzenden is mislukt.
Altijd (Always)— Een alarmsignaal weerklinkt wanneer het verzenden correct is voltooid
of mislukt.
Uit (Off) — Voor het uitschakelen van het verzenden eindtoon.
Lijnmonitor (Line
Monitor)
U kunt de meldingsfunctie instellen die een monitorgeluid afgeeft bij het maken van
verbinding met de fax op afstand tijdens het versturen van faxen.
Aan (On) — Een alarmsignaal weerklinkt wanneer verbinding met de fax op afstand is
gemaakt.
Uit (Off)— Voor het uitschakelen van de lijnmonitor.
Centale type (Dial
Type)
Centrale type (Lijn2)
(Dial Type (Line2)) *
Er zijn 2 soorten telefoonlijnen. Wanneer u voor het eerst dit apparaat installeert of u de
aangesloten telefoonlijn wijzigt, moet u deze instellen afhankelijk van het type telefoonlijn.
Auto — Pulskiezen
Handmatig (Manual) — Multifrequentie
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Fax 105
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Instelling 2e lijn voor FAX-eenheid
Bij de modellen met 2e lijn voor de FAX-eenheid kunt u instellingen maken om twee lijnen tegelijk te benutten. Naast
de instellingen die hieronder worden beschreven, dient u het volgende te doen:
De ID-naam registreren
P.102 "De ID-naam registreren"
De belmodus instellen.
P.104 "Oorspronkeljke instellingen configureren"
De automatische ontvangst is alleen beschikbaar voor de 2e lijn.
Rx-afdrukken instellen
U kunt opties voor het afdrukken van een ontvangen fax instellen.
Naam item Omschrijving
Ontv/Verz (Tx / Rx) De 2e lijn wordt gebruikt voor zowel de verzending en de ontvangst.
Alleen ontvangen
(24hr) (Rx Only
(24HR))
De 2e lijn wordt alleen gebruikt voor ontvangst.
Alleen ontvangen
(timer) (Rx Only
(Timer))
De 2e lijn wordt alleen gebruikt voor ontvangst gedurende een specifieke periode. Geef de
tijdspanne in een 24-uur formaat op.
Naam item Omschrijving
Afdr.limiet (Discard) U kunt de afrduklimiet in- (ON) of uitschakelen (OFF). Indien ingeschakeld (ON), als een
origineel tot 10 mm (0,4 inch) langer is dan het afdrukgebied, dan wordt het deel dat het
afdrukgebied van het papier overschrijdt genegeerd.
Dubbelzijdig (Duplex
Print)
U kunt dubbelzijdig printen in- (ON) of uitschakelen (OFF). Indien ingeschakeld (ON)
worden ontvangen documenten op beide zijden van het papier afgedrukt.
Dubbelzijdig afdrukken is alleen beschikbaar als de grootte en de resolutie van de
ontvangen fax identiek zijn.
Wanneer het papier opraakt tijdens het dubbelzijdig afdrukken, wordt de rest van de
documenten afgedrukt op papier van een ander formaat.
Wanneer de ontvangen fax wordt afgedrukt op 2 vellen papier, omdat het afdrukgebied
wordt overschreden, dan is dubbelzijdig afdrukken niet beschikbaar.
Documenten die worden ontvangen via de functie batchtransmissie, worden afgedrukt
op beide zijden van het papier als een continue document. Let op de scheiding van de
afzonderlijke documenten, vooral documenten met een oneven aantal pagina's.
Ook wanneer dubbelzijdig afdrukken is ingesteld op AAN (ON), wordt een document met
de ontvangst forward-functie afgedrukt op één zijde van het papier afgedrukt.
De richting van dubbelzijdig afdrukken verschilt afhankelijk van de grootte van het
ontvangen document, zoals getoond in de onderstaande figuren.
Ontvangen LD, LG, LT, A3, A4, of B4-formaat documenten worden afgedrukt, zodat ze
langs de lange richtingzijde kunnen worden ingebonden. (Figuur 1)
Ontvangen ST, A5 B5-formaat documenten worden afgedrukt, zodat ze langs de korte
richtingzijde kunnen worden ingebonden. (Figuur 2)
A
A
12
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
106 Fax
*1 Deze functie is niet voor alle modellen beschikbaar.
*2 De papierformaten A4-R en LT-R zijn niet voor alle modellen beschikbaar.
In de beheerdersfunctielijst kunt u de status van de opties bekijken. Zie hieronder voor meer informatie over de
werkwijze voor het afdrukken van de lijst:
P.125 "Lijsten afdrukken"
Instelling uitgestelde verzending activeren
U kunt een tijdsduur bepalen om de oorspronkelijke gegevens in het geheugen te bewaren voor het activeren van de
verzending, of deze functie in- en uitschakelen.
Druk op [ 24H] of [ 1H] om de opslagtijd in te stellen en druk op [OK].
Wanneer het scherm is teruggekeerd naar het scherm dat is weergegeven in stap 1 hierboven, controleer dan dat de
oranje lijn op [HERSTEL VERZENDEN (RECOVERY TX)] is gemarkeerd. Deze lijn geeft aan dat deze functie ingeschakeld
(ON) is. Druk nogmaals op [HERSTEL VERZENDEN (RECOVERY TX)] om de oranje lijn te doen verdwijnen, nu is de
functie is uitgeschakeld (OFF).
Instellen van de beveiligde ontvangstfunctie
Met de functie Beveiligde ontvangst (Secure Receive) kunt u ontvangen faxtaken opslaan in het apparaat zonder af te
drukken. Met deze functie kunt u voorkomen dat vertrouwelijke informatie uitlekt in een fax die wordt ontvangen
wanneer niemand aanwezig is op uw kantoor, zoals ‘s nachts of tijdens vakanties, of wanneer een onbepaald aantal
mensen uw kantoor bezoekt.
De instelling Beveiligde ontvangst (Secure Receive) bestaat uit een handmatige AAN/UIT (ON/OFF) dagelijkse
instelling en een geplande AAN/UIT (ON/OFF) instelling voor elke dag van de week (Weekschema (Weekly Schedule))
door beheerders.
Verkleinen
(Reduction)
U kunt RX verkleind printen in- (ON) of uitschakelen (OFF). Indien ingeschakeld (ON), als
een origineel het afdrukgebied met meer dan 10 mm overschrijdt, dan wordt de grootte bij
het afdrukken verminderd tot 75% van het oorspronkelijke formaat.
Roteren (Rotate Sort)
*1
U kunt de functie roteren in- (ON) of uitschakelen (OFF). Wanneer ingeschakeld (ON),
worden inkomende faxen afwisselend horizontaal en verticaal gesorteerd voor elke
faxtaak.
De functie is alleen beschikbaar voor LT/A4-formaat. Stel de LT en LT-R*2, of A4 en A4-R*2
laden in.
Wanneer het papier opraakt tijdens het roteren, wordt de rest van de documenten
afgedrukt op het overblijvende papier. Als er geen kopieerpapier overblijft, wordt het
afdrukken uitgevoerd op een groter formaat dan A4/A4-R*2 of LT/LT-R*2.
Wanneer de functie roteren is ingeschakeld (ON), kan het attribuut niet worden ingesteld
op "FAX".
Naam item Omschrijving
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Fax 107
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Als het apparaat wordt gebruikt in de High Security modus, dan is de functie Beveiligde Ontvangst (Secure Receive)
niet beschikbaar.
Het gegevenslampje licht niet op wanneer het apparaat in de Super slaapstand is.
In [Fax] in het tabblad [Gebruiker (User)] kunt u de Beveiligde ontvangst (Secure Receive) functie vroeger in- of
uitschakelen dan de tijd die is ingesteld in het Weekschema (Weekly Schedule).
Instellen van een wachtwoord voor het afdrukken
U kunt een wachtwoord instellen voor het afdrukken van een Beveiligde ontvangst (Secure Receive) fax.
1
Kies [Lijn 1 (Line 1) ] of [Lijn 2 (Line 2)]*.
* [Lijn 2 (Line 2)] is niet beschikbaar voor modellen zonder de 2e lijn voor de FAX-eenheid.
U kunt voor elke regel een wachtwoord voor het afdrukken instellen.
2
Voer het wachtwoord in [Nieuw wachtwoord (New Password)] en [Herhaal wachtwoord (Retype
New Password)] en druk op [OK].
Voor het wachtwoord kunnen maximaal 20 alfanumerieke tekens (met inbegrip van de volgende symbolen)
worden ingevoerd.
U kunt alfanumerieke tekens en de volgende symbolen gebruiken.
# $ ( ) * + , - . / : ; = ? @ \ ^ _ ` { | } ~
3
Druk op [OK].
Naam item Omschrijving
Beveiligde ontvangst
(Secure Receive)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om de functie Beveiligde ontvangst (Secure
Receive) in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de functie Beveiligde ontvangst (Secure
Receive) uit te schakelen
Weekschema (Weekly Schedule) — Druk op deze knop om de tijd in te stellen voor
elke dag van de week voor het automatisch in- of uitschakelen.
- De tijd wordt weergegeven in 24-uursnotatie.
- Om de functie in te schakelen gedurende de dag, stel [Uit (Disable)]/[Aan (Enable)]
in op 00:00/00:00.
- Om de functie uit te schakelen gedurende de dag, stel [Uit (Disable)]/[Aan (Enable)]
in op 00:00/24:00.
Print wachtwoord
(Print Password)
U kunt een wachtwoord instellen voor de faxlijn.
P.107 "Instellen van een wachtwoord voor het afdrukken"
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
108 Fax
"Van naam (From Name)" instellen
U kunt maximaal 20 namen van faxafzenders registreren als "Van naam (From Name)". Gebruikers kunnen één "Naam
afzender (From Name)" selecteren met de [Optie (Option)]-toets wanneer ze faxen verzenden.
Naam item Omschrijving
Toegang (Entry) Druk op deze toets om maximaal 20 tekens in te voeren voor de registratie van de
afzendernaam.
Bewerken (Edit) Selecteer er een in de lijst Naam afzender en druk op deze knop om hem te wijzigen.
Verwijderen (Delete) Selecteer er een in de lijst Naam afzender en druk op deze knop om hem te
verwijderen.
Pijlen omhoog en
omlaag
Selecteer een naam in de lijst Naam afzender en druk op een van beide knoppen om de
volgorde van de lijst te wijzigen.
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Bestand (File) 109
0.Bestand (File)
Het is mogelijk automatisch bestanden te wissen die opgeslagen zijn door de bewerking Scannen naar bestand.
Gebruik dit menu om de onderhoudsfunctie in te stellen en periodiek bestanden te wissen die opgeslagen zijn in het
interne geheugen om ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte is.
Zie hieronder voor instructies over hoe u het onderhoudsscherm kunt weergeven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Wanneer u op [Uit (Off)] drukt, druk dan op [OK] om de instellingen op te slaan.
Naam item Omschrijving
Aan (On) Druk op deze knop om het opslag onderhoud in te schakelen.
Uit (Off) Druk op deze knop om het opslag onderhoud uit te schakelen.
Opslag onderhoud
(Storage
Maintenance)
Voer het aantal dagen in dat het systeem de bestanden bewaart voordat ze worden
verwijderd.
U kunt 1 tot 99 dagen invoeren.
110 E-mail
0.E-mail
Met dit menu is het mogelijk onderstaande opties in te stellen.
E-mailberichteigenschappen
Geeft de gegevens van de e-mailberichten die verzonden zijn door de bewerking Scannen naar e-mail aan.
U kunt de volgende opties instellen:
- Van adres (From Address)
- Naam (From Name)
- Onderwerp (Subject)
- Bericht (Body)
Fragmentatie Scannen naar e-mail
U kunt een taak voor Scannen naar e-mail opgedeeld in fragmenten van een gespecificeerde grootte verzenden.
Deze optie kan overdrachtsfouten veroorzaakt door netwerkverkeerproblemen, verminderen.
Berichttekst e-mail verzenden
U kunt aangeven of de berichttekst al of niet verzonden moet worden.
Zier hieronder voor instructies over hoe scherm E-Mail weer te geven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Als Scan to E-mail is ingeschakeld, moet u een e-mailadres invoeren in het vak [Van adres (From Address)], afhankelijk
van de instelling van de afzender. Zie hieronder voor meer informatie over het instellen van het e-mailadres:
TopAccess - [Administration] - [Setup] Item List - Email settings
Naam item Omschrijving
Van adres (From
Address)
Voer het e-mailadres van dit systeem in.
Naam (From Name) Voer de naam van dit systeem in.
Onderwerp (Subject) Druk op deze toets om het standaard-e-mailonderwerp in te stellen. Met een druk op deze
knop wordt scherm Onderwerp (Subject) weergegeven.
P.111 "Standaard e-mailonderwerp instellen".
/ — Druk op deze knop om de datum en tijd toe te voegen aan het onderwerp van de
e-mail.
— Druk op deze knop om de datum en tijd niet toe te voegen aan het onderwerp van
de e-mail.
/ — Druk hierop om bewerken van het onderwerp van de e-mail in te schakelen.
— Druk hierop om bewerken van het onderwerp van de e-mail uit te schakelen.
Bericht (Body) Voer de standaard berichttekst in.
Deel van
berichtgrootte (KB)
(Fragment Message
Size (KB))
Selecteer de gewenste fragmentgrootte uit de vervolgkeuzelijst. Druk op [Nee (No)] om het
fragmenteren uit te schakelen.
Berichttekst
verzenden (Body
String Transmission)
Aan (Enable)Druk op deze knop om de berichttekst te verzenden.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de berichttekst niet te verzenden.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
E-mail 111
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Standaard e-mailonderwerp instellen
Selecteer of het standaardonderwerp of een eigen onderwerp gebruikt moet worden en druk op [OK].
Als u op [OK] drukt, keert u terug naar het scherm E-mail.
Naam item Omschrijving
Std onderwerp
(Default Subject)
Druk op deze knop om het in de fabriek ingestelde standaard onderwerp te gebruiken.
Aang. onderwerp
(Custom Subject)
Druk op deze knop om een eigen onderwerp aan te geven. Wanneer u op deze toets drukt,
wordt het schermtoetsenbord weergegeven. Voer een onderwerp in met het toetsenbord
op het scherm en druk op [OK] om het ingevoerde vast te leggen. Er kunnen tot 128 tekens
ingevoerd worden. U kunt ook de digitale toetsen op het bedieningspaneel gebruiken om
de nummers in te voeren.
112 Internetfax (Internet Fax)
0.Internetfax (Internet Fax)
Met dit menu is het mogelijk onderstaande opties in te stellen.
Internetfaxbericht eigenschappen
Geeft de gegevens van berichten die door internetfaxoverdracht verzonden zijn.
U kunt de volgende opties instellen:
- Van adres (From Address)
- Naam (From Name)
- Bericht (Body)
Fragmentatie internetfax
U kunt de internetfaxopdracht opgedeeld in fragmenten van een gespecificeerde grootte verzenden. Deze optie
kan overdrachtsfouten veroorzaakt door netwerkverkeerproblemen, verminderen.
Berichttekst internetfax verzenden
U kunt aangeven of de berichttekst al of niet verzonden moet worden.
Zie hieronder voor instructies over hoe scherm Internetfax weer te geven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Om Internetfax in te schakelen, moet er een e-mailadres ingevoerd zijn in veld [Adres afzender (From Address)].
Naam item Omschrijving
Van adres (From
Address)
Voer het e-mailadres van dit systeem in.
Naam (From Name) Voer de naam van dit systeem in.
Bericht (Body) Voer de berichttekst in.
Fragment
paginaformaat (KB)
(Fragment Page Size
(KB))
Selecteer de gewenste fragmentpaginagrootte uit de vervolgkeuzelijst. Druk op [Nee (No)]
om het fragmenteren uit te schakelen.
Berichttekst
verzenden (Body
String Transmission)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om de berichttekst te verzenden.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de berichttekst niet te verzenden.
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Beveiliging (Security) 113
0.Beveiliging (Security)
Zie hieronder voor instructies over hoe scherm Beveiliging (Security) weer te geven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Beheer van certificaten
Het is mogelijk apparaatcertificaten en CA-certificaten te importeren en apparaatcertificaten te exporteren.
Als u certificaten in het apparaat importeert, sla de bestanden die u wilt importeren dan van tevoren op in de
hoofdmap van uw USB-opslagapparaat.
Een certificaat importeren
1
Druk in scherm Beveiliging (Security) op [Certificaatbeheer (Certificate Management)].
2
Druk op [Importeren (Import)].
3
Druk op [App.certificaat (Device Certificate)] of [CA-certificaat (CA Certificate)].
Als [CA-certificaat (CA Certificate)] geselecteerd is, wordt scherm CA-certificaat (CA Certificate) weergegeven.
Kies de gewenste coderingsmethode: [PEM] of [DER].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
114 Beveiliging (Security)
4
Sluit uw USB-opslagapparaat, waarop de certificaten zijn opgeslagen, aan op de USB-poort van
het apparaat en druk op [OK].
Zie hieronder voor de plaats van de USB-poort op het apparaat:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Omschrijving van de onderdelen
5
Selecteer het certificaat dat u wilt importeren en druk vervolgens op [OK].
Als het bestandsformaat ".pfx" of ".p12" is, dan verschijnt het scherm Wachtwoord vereist (Password
Required).
Ga naar de volgende stap.
Als het bestandsformaat anders is dan hierboven vermeld, dan start het importeren van het certificaat.
Ga verder naar stap 7.
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat
tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het
opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
6
Voer het wachtwoord in en druk op [OK].
7
Druk als het importeren van het certificaat voltooid is op [OK].
8
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele systeem.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Beveiliging (Security) 115
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Exporteren van het apparaatcertificaat
De bestandsindeling van het geëxporteerde apparaatcertificaat is PEM (.crt).
1
Druk in scherm Beveiliging (Security) op [Certificaatbeheer (Certificate Management)].
2
Druk op [Exporteren (Export)].
3
Sluit uw USB-opslagapparaat aan op de USB-poort van het apparaat en druk op [OK].
Zie hieronder voor de plaats van de USB-poort op het apparaat:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Omschrijving van de onderdelen
4
Druk op [App.certificaat (Device Certificate)].
Ontkoppel het USB-opslagapparaat niet tot de gegevensoverdracht voltooid is. Als het USB-opslagapparaat
tijdens de gegevensoverdracht uit het systeem wordt verwijderd, dan kunnen de gegevens op het
opslagapparaat beschadigd raken of kan een storing optreden op het apparaat.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
116 Beveiliging (Security)
5
Druk als het exporteren voltooid is op [OK].
6
Koppel het USB-opslagapparaat los van de USB-poort van het multifunctionele systeem.
Instellen van beveiligde PDF-bestanden
Het is mogelijk standaard waarden in te stellen voor de encryptie die toegepast wordt bij het genereren van een
beveiligd PDF-bestand uit gegevens die op het apparaat gescand zijn. Het is ook mogelijk de geforceerde
encryptiemodus in of uit te schakelen.
Naam item Omschrijving
Gebr. wachtwoord
(User Password)
Voer het wachtwoord in dat vereist is om een beveiligd PDF-bestand te openen. Er is geen
basisgebruikerswachtwoord ingesteld.
Gebr.
authenticatiecode als
wachtwoord (Use
Authentication Code
as Password)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om de gebruikersnaam voor gebruikersverificatie als
wachtwoord in te stellen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om het gebruikerswachtwoord dat hierboven onder
[Gebr. Wachtwoord (User Password)] is ingegeven te gebruiken in plaats van de
gebruikersnaam voor gebruikersverificatie.
Beheer wachtwoord
(Master Password)
Voer het wachtwoord in dat vereist is om de beveiligingsinstellingen van een beveiligd
PDF-bestand te wijzigen. Er is geen basisbeheerderswachtwoord ingesteld.
Coderingsniveau
(Encryption Level)
Kies een encryptieniveau voor de beveiligde PDF-bestanden.
256-bit AES — Druk op deze knop om een encryptieniveau in te stellen dat compatibel is
met Acrobat 9.0, PDF V1.7.
128-bit AES — Druk op deze knop om een encryptieniveau in te stellen dat compatibel is
met Acrobat 7.0, PDF V1.6.
128-bit RC4 — Druk op deze knop om een encryptieniveau in te stellen dat compatibel is
met Acrobat 5.0, PDF V1.4.
40-bit RC4 — Druk op deze knop om een encryptieniveau in te stellen dat compatibel is
met Acrobat 3.0, PDF V1.1.
Encryptie forceren
(Forced Encryption)
Aan (Enable) — Druk op deze knop om alleen uitvoer van gegevens toe te staan die door
dit apparaat als beveiligde PDF-bestanden zijn gescand.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om andere bestandsindelingen toe te staan (zoals
JPEG en TIFF).
Instelling (Authority) Selecteer de machtigingen voor een beveiligd PDF-bestand.
Afdruk (Print) — Druk op deze knop om het afdrukken toe te staan.
Verander (Change) — Druk op deze knop om wijzigen van het document toe te staan.
Uitnemen (Extract) — Druk op deze knop om kopiëren en extraheren van inhoud toe te
staan.
Toegang (Accessibility) — Druk op deze knop om het uitnemen van inhoud voor
toegankelijkheid toe te staan.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Beveiliging (Security) 117
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Er moeten verschillende wachtwoorden worden ingesteld voor [Gebr. wachtwoord (User Password)] en [Beheer
wachtwoord (Master Password)].
Voer 1 tot 32 alfanumerieke tekens in voor het [Gebr. wachtwoord (User Password)] en [Beheer wachtwoord
(Master Password)]. Het ingevoerde wachtwoord wordt verborgen met tekens.
Wanneer het sleutelsymbool naast het [Gebr. wachtwoord (User Password)]-veld gemarkeerd is ( ), kan een
gebruiker het wachtwoord niet wijzigen.
Wanneer het sleutelsymbool naast het [Beheer wachtwoord (Master Password)]-veld gemarkeerd is ( ), kan een
gebruiker het coderingsniveau of de toelatingen niet wijzigen.
Dit multifunctionele systeem ondersteunt alleen ASCII-tekens voor een wachtwoord voor de gecodeerde PDF-
bestanden. Als dus andere tekens dan ASCII-tekens werden gebruikt voor de gebruikersnaam en wanneer [Gebr.
authenticatiecode als wachtwoord (Use Authentication Code as Password)] is geselecteerd, dan kunnen de
gecodeerde PDF-bestanden niet worden geopend doordat het wachtwoord onjuist wordt.
Als [Uitnemen (Extract)] of [Toegang (Accessibility)] geselecteerd wordt of niet langer geselecteerd is als [40bit RC4]
geselecteerd wordt, zijn beide opties overeenkomstig ingeschakeld of uitgeschakeld.
Wanneer u [Aan (Enable)] selecteert voor modus "geforceerde encryptie" is het uitvoeren van andere
bestandsindelingen (JPEG, TIFF, enz.) dan beveiligde PDF verboden. Bovendien zullen de volgende Scannen naar
bestand-bewerkingen die het beveiligde PDF-formaat niet kunnen genereren, niet beschikbaar zijn.
- Kopiëren & bestand
- Fax & bestand
- Internetfax & bestand
-Netwerkfax & bestand
Deze beveiligingsinstellingen worden toegepast "Scan naar bestand of USB"- en "Scan naar e-mail"- taken.
Uitvoeren van de integriteitscontrole
Via dit menu kunt u de volgende procedures voor integriteitscontrole uitvoeren:
[Minimum]
Als [Minimum] wordt geselecteerd, dan worden de uitvoeringscode om de beveiligingsfunctie toe te passen en de
gegevens waarnaar de uitvoeringscode verwijst gecontroleerd.
[Vol (Full)]
Als [Vol (Full)] wordt geselecteerd, dan worden alle uitvoeringscodes en de gegevens waarnaar de uitvoeringscode
verwijst gecontroleerd.
P.117 "Uitvoeren van de integriteitscontrole"
Uitvoeren van de integriteitscontrole
1
Druk in scherm Beveiliging (Security) op [Integriteiscontrole (Integrity Check)].
2
Druk op [Minimum] of [Vol (Full)].
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
118 Beveiliging (Security)
3
Druk op [OK].
Het voltooien van de integriteitscontrole kan enige tijd in beslag nemen.
Door op [OK] te drukken in het bovenstaande scherm terwijl een taak wordt verwerkt, wordt het scherm
Voorzichtig (Caution) getoond. Druk in dit geval op [Sluiten (Close)], wacht tot de taak is voltooid en voer de
bewerking vervolgens opnieuw uit.
Periodiek uitvoeren van de integriteitscontrole Als een fout wordt gedetecteerd, bijvoorbeeld illegaal
gemodificeerde gegevens, dan verschijnt het serviceoproepscherm. Neem in dit geval contact op met uw
servicevertegenwoordiger.
4
Druk op [OK] om het apparaat opnieuw op te starten.
Opstarten in Veilige modus instellen
U kunt het beveiligd opstarten van het apparaat in- of uitschakelen. De openbare sleutel van de digitale handtekening
voor het veilig opstarten wordt beschermd door codering. Als u TPM inschakelt, wordt de openbare sleutel bovendien
beschermd door TPM.
Naam item Omschrijving
Inschakelen Druk op deze toets om het beveiligd opstarten in te schakelen.
Uitschakelen Druk op deze toets om het beveiligd opstarten uit te schakelen.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Beveiliging (Security) 119
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
TPM instellen
U kunt de beveiliging van het apparaat beveiligen met de coderingstechnologie die voldoet aan TPM (Trusted
Platform Module) 2.0. Als u een back-up van de TPM-sleutels hebt gemaakt, kunnen deze ook na vervanging van het
moederbord van het apparaat weer in de oorspronkelijke staat worden teruggebracht.
Naam item Omschrijving
Instell. (Setting) Selecteer of u TPM wilt inschakelen.
Aan (Enable) — Druk op deze knop om TPM in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om de TPM uit te schakelen.
Key Backup (Key
Backup)
U kunt een back-up maken van de TPM-sleutels met het wachtwoord. Sluit uw USB-
opslagapparaat aan op de USB-poort van het apparaat, voer het wachtwoord in en druk
op [Bewaren (Save)]. Ze worden opgeslagen in de hoofdmap van het USB-opslagapparaat.
Wachtwoord (Password) — Voer een wachtwoord in om de TPM-sleutels te
beschermen.
Herhaal wachtwoord (Retype Password) — Voer het wachtwoord nogmaals in om het
te bevestigen.
Opslaan (Save) — Druk op deze toets om de TPM-sleutels op te slaan nadat u het USB-
opslagapparaat op de USB-poort van het apparaat hebt aangesloten. Wanneer u een
bericht ziet dat aangeeft dat het opslaan voltooid is, drukt u op [OK] om de bewerking te
voltooien.
Verwijder het USB-opslagapparaat niet voordat de bewerking is voltooid.
Wanneer de servicetechnicus de kapotte hardware vervangt, moet u mogelijk het
wachtwoord invoeren om de TPM-sleutels in zijn of haar naam te herstellen. Bewaar de
back-up van de TPM-sleutels en het wachtwoord voor onverwachte vervanging.
Zie hieronder voor de plaats van de USB-poort op het apparaat:
Informatie over het apparaat - Informatie over het apparaat - Omschrijving van de
onderdelen
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
120 Beveiliging (Security)
Digitale handtekening op PDF plaatsen
Wanneer de volgende taken worden opgeslagen in de PDF-indeling, kunt u kiezen of u de digitale handtekening wilt
toepassen op de PDF-, doorzoekbare PDF-, PDF/A- of gecodeerde PDF-bestanden.
Scannen naar bestand
Scannen naar e-mail
Ontvangen fax/internetfax naar bestand
Ontvangen fax/internetfax naar e-mail
Postvak naar e-mail
Snel scannen (De instelling voor de digitale handtekening wordt niet toegevoegd in het instellingenscherm. PDF-
bestanden met de digitale handtekening worden alleen aangemaakt als de standaardinstelling voor de digitale
handtekening is ingeschakeld).
Faxrapport
Inkomende fax
PDF-bestanden met de digitale handtekening kunnen worden afgedrukt met de functie USB Direct Print, de functie
E-mail Direct Print of het printerstuurprogramma. Met de digitale handtekening kunnen gebruikers de auteur van de
PDF bevestigen en controleren of de PDF niet vervalst is voor meer veiligheid. Het certificaat van het apparaat is
automatisch aangemaakt en kan worden gebruikt als digitale handtekening. In plaats van het te gebruiken, kunt u
een zelf-certificaat aanmaken en het importeren in het apparaat om het te gebruiken als digitale handtekening. Zie
hieronder voor het beheer van het certificaat op het apparaat:
P.113 "Beheer van certificaten"
Het certificaat kan worden aangemaakt en beheerd via TopAccess. Voor meer informatie, raadpleeg:
TopAccess - [Administration] - [Security] Item List - Certificate Management settings
Als het certificaat vervalt, kunnen PDF-bestanden met de digitale handtekening niet worden aangemaakt.
Afhankelijk van de instellingen van het certificaat en de PDF-versie, kunnen PDF-bestanden met de digitale
handtekening niet worden aangemaakt.
Het afdrukken van PDF's met zichtbare handtekeningen is niet mogelijk. Zelfs als u ze afdrukt, kunnen de zichtbare
handtekeningen niet worden afgedrukt.
Antimalware instellen
U kunt het apparaat beschermen tegen malware. Registreer informatie over de modules die op het apparaat kunnen
draaien in de witte lijst. Zolang deze functie actief is, worden de niet-geregistreerde modules niet uitgevoerd, zodat
malware het systeem niet kan kraken. Als niet-geregistreerde modules worden uitgevoerd, blijven de
berichtlogboeken in het apparaat staan en wordt de serviceoproep op het bedieningspaneel weergegeven. Neem
voor meer informatie contact op met uw servicetechnicus.
Selecteer of u de antimalwarefunctie wilt inschakelen. Wijzig de instelling en sla deze op terwijl er geen taken worden
uitgevoerd, en start het apparaat opnieuw op, zodat deze functie in werking treedt.
Naam item Omschrijving
Inschakelen Druk op deze toets om de antimalwarefunctie in te schakelen. Het antimalware-pictogram
verschijnt op het tellerscherm op het bedieningspaneel van het apparaat om de activiteit
van malware te controleren.
Uitschakelen Druk op deze toets om de antimalwarefunctie uit te schakelen.
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Lijst / rapport (List/Report) 121
0.Lijst / rapport (List/Report)
Zie hieronder voor instructies over hoe scherm Lijst / rapport (List/Report) weer te geven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Instellen van het rapport
Via dit menu kunt u de vereiste instellingen invoeren voor het afdrukken van de volgende rapporten:
Naam item Omschrijving
Verzend- /
Ontvangstlogboek
(Transmission /
Reception Journal)
Er zijn twee soorten logboeken beschikbaar op dit apparaat. Logboeken kunnen
automatisch of handmatig worden afgedrukt. Als [Auto] geselecteerd wordt, kunt u het
aantal overdrachten en ontvangsten aangeven waarna elk logboek afgedrukt moet
worden.
P.122 "Instellen van uitvoer van het verzend- / ontvangstlogboek"
De oude logboeken zullen worden verwijderd en alleen het opgegeven aantal logboeken,
te tellen vanaf het meest recente, blijven behouden. De 5000 recentste logboeken kunnen
als bestand worden geëxporteerd via de beheerdersmodus van TopAccess.
Communicatie-
rapport
(Communication
Report)
Met communicatierapport kunt u een rapport afdrukken na elke overdracht. Het is ook
mogelijk de voorwaarden te selecteren voor het afdrukken van communicatierapporten
voor elk type overdracht.
P.123 "Instellen van het communicatierapport"
Ontvangstlijst
(Reception List)
De instellingen voor de ontvangstlijst maken het mogelijk aan te geven of er een
ontvangstlijst moet worden afgedrukt wanneer de postbus op het apparaat een document
ontvangen heeft. Dit kan voor elk van de volgende transacties in de postbus worden
ingesteld:
Relais station (Relay Station) — Wanneer een relaisoverdracht is ontvangen vanaf een
afzender zoals een relaishub.
Lokaal (Local) — Wanneer de postbus op het apparaat gereserveerd is voor een lokaal
document.
Op afstand (Remote) — Wanneer de postbus op het apparaat gereserveerd is voor een
document op afstand vanaf een andere telefax.
P.124 "Instellen van de ontvangstlijst"
Uitvoer (Output) Kies het uitvoerformaat van het communicatierapport. Wanneer u [Bestand (File)] of
[E-mail] kiest, moet u de bestemming opgeven voor het bestand of het e-mailadres op
TopAccess. Voor meer informatie, raadpleeg:
TopAccess - [Administration] - [Setup] Item List - Save as file settings
TopAccess - [Administration] - [Maintenance] Item List - Notification settings - Setting
up Email Setting
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
122 Lijst / rapport (List/Report)
Instellen van uitvoer van het verzend- / ontvangstlogboek
1
Druk in menu Lijst / rapport (List/Report) op [Rapportinstelling (Report Setting)].
2
Druk op [Journaal (Journal)].
3
Specificeer de volgende items naar wens en druk op [OK].
Naam item Omschrijving
Auto Druk op [Aan (On)] om het automatisch afdrukken van de verzend- en
ontvangstlogboeken in te schakelen. Wanneer u deze optie inschakelt, zullen de
verzend- en ontvangstlogboeken worden afgedrukt wanneer de opgegeven
aantallen transacties voltooid zijn.
Verzonden (Tx
Journal)
Druk op de knop van het cijfer dat het aantal overdrachten aangeeft dat u afgedrukt
wilt zien in het overdrachtlogboek.
Ontvangen (Rx
Journal)
Druk op de knop van het cijfer dat het aantal ontvangsten aangeeft dat u afgedrukt
wilt zien in het ontvangstlogboek.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Lijst / rapport (List/Report) 123
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Instellen van het communicatierapport
1
Druk in menu Lijst / rapport (List/Report) op [Rapportinstelling (Report Setting)].
2
Druk op [Fax rapportage (Comm. Report)].
3
Specificeer de voorwaarden voor elk overdrachtstype en druk op [OK].
Naam item Omschrijving
Geheugen Tx
(Memory Tx)
Direct Tx
Meerv. verz. (Multi Tx)
Afroep (Polling)
Relais oorsprong
(Relay Origination)
Relais station (Relay
Station)
Relais bestemming
(Relay Destination)
Uit (Off) — Druk op deze toets om afdrukken van het communicatierapport uit te
schakelen.
Altijd (Always) — Druk op deze toets om het communicatierapport uit af te
drukken.
I.g.v fout (On Error) Druk op deze toets om het communicatierapport alleen af
te drukken wanneer zich een fout voordoet.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
124 Lijst / rapport (List/Report)
Items anders dan [Geheugen (Memory Tx)] en [Meerv.verz. (Multi TX)] zijn alleen beschikbaar wanneer de
faxeenheid geïnstalleerd is.
Wanneer u op [Altijd (Always)] of [I.g.v. fout (On Error)] drukt voor andere ontvangsten dan [Direct Tx] of [Afroep
(Polling)], wordt bericht "Eerste pagina op rapport afdrukken? (Print 1st page image?)" weergegeven. Druk op [Ja
(Yes)] als u het communicatierapport wilt afdrukken door de eerste pagina van het verzonden document toe te
voegen. Druk op [Nee (No)] om dit niet te doen.
Instellen van de ontvangstlijst
1
Druk in menu Lijst / rapport (List/Report) op [Rapportinstelling (Report Setting)].
2
Druk op [Ontvangstlijst (Reception List)].
3
Geef aan of de ontvangstlijst voor elk transactietype afgedrukt moet worden en druk dan op
[OK].
Naam item Omschrijving
Relais station (Relay
Station)
Kies [Aan (On)] om de ontvangstlijst af te drukken wanneer er een relaisoverdracht
ontvangen is van een afzender.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Lijst / rapport (List/Report) 125
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Lijsten afdrukken
U kunt de NIC config. pagina (NIC Configuration Page), Functie lijst (Function List), PS3 font lijst (PS3 Font List) en de
PCL-fontlijst (PCL Font List) afdrukken.
De weergegeven knoppen verschillen, afhankelijk van het model.
Zie hieronder voor elk item op "NIC configuratie pagina (NIC Configuration Page)" en "Functie (Function)":
P.174 "Afdruklijst"
Lokaal (Local) Kies [Aan (On)] om de ontvangstlijst af te drukken wanneer de mailbox op dit
apparaat is gereserveerd voor een lokaal document.
Op afstand (Remote) Kies [Aan (On)] om de ontvangstlijst af te drukken wanneer er een document op
afstand van een andere telefax in de postbus van het apparaat aangekomen is.
Naam item Omschrijving
126 Printer/e-Filing
0.Printer/e-Filing
Het is mogelijk printerinstellingen vast te leggen voor afdruktaken of voor het afdrukken van documenten die met
functie e-Filing opgeslagen zijn.
Zie hieronder voor instructies over het weergeven van het scherm Printer / e-Filing:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Scherm Printer / E-Filing (1/2)
*1 Deze functie is niet voor alle modellen beschikbaar.
*2 Voor papiertoevoer wanneer de lade leeg raakt tijdens het afdrukken, raadpleeg de onderstaande tabel papiertoevoer bij automatisch
wisselen van papierlade.
Papiertoevoer bij automatisch wisselen van papierlade
Hier volgt een voorbeeld van het automatisch wisselen van papierbron tijdens het afdrukken op A4-formaat papier.
Naam item Omschrijving
Automatisch wisselen
van papierbron
(Automatic Change of
Paper Source)
Kies of de functie voor het automatisch wisselen van papierlade ingeschakeld moet worden
wanneer de papierbron voor een afdruktaak handmatig ingesteld is.
Als [Aan (On)] geselecteerd wordt, zal het apparaat papier van hetzelfde formaat uit een
andere lade toevoeren wanneer de aangegeven lade tijdens een afdruktaak leeg zou raken.
Papier uit
verschillende richting
(Paper of Different
Direction) *1 *2
Als [Aan (On)] geselecteerd wordt, zal het apparaat papier van hetzelfde formaat met een
andere richting uit een andere lade toevoeren wanneer de aangegeven lade tijdens een
afdruktaak leeg zou raken.
Wanneer envelop of papier met een niet-standaard formaat wordt gebruikt, dan is deze
functie niet beschikbaar.
Bij afdrukken met 600 x 1200 dpi op e-STUDIO2020AC/2520AC is deze functie niet
beschikbaar.
Printer pauzeren bij
lege nietmachine
(Suspend Printing If
Stapler Empty) *1
Kies of er gestopt moet worden met afdrukken wanneer de nieter tijdens het nieten in een
andere dan rughechtmodus, leeg raakt.
Aan (On) — Druk op deze knop om het afdrukken te stoppen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om door te gaan met afdrukken zonder te nieten.
Als de nietmachine leeg is in de rughechtmodus, dan wordt het afdrukken beëindigd.
Geforceerd doorgaan
(ongeldig papier)
(Enforcement
Continue (Illegal
Paper)) *1
Kies of de uitvoerlade automatisch gewijzigd moet worden en er doorgegaan moet worden
met afdrukken wanneer het formaat of de soort van het papier dat uitvoer ervan onmogelijk
maakt, in de tweede of latere pagina van een afdruktaak is opgenomen.
Aan (On) — Druk op deze knop om door te gaan met afdrukken door de uitvoerlade
automatisch te wijzigen.
Uit (Off) — Druk op deze knop om het afdrukken te stoppen.
Opties Papierinvoer
Automatisch wisselen van
papierbron (Automatic
Change of Paper Source)
Papier uit verschillende
richting (Paper of
Different Direction) *1
Als [Auto] geselecteerd is
voor de papierbron
Met handmatig
aangegeven lade
Aan (On) Aan (On) Er wordt A4- en A4-R*2
papier ingevoerd.
Er wordt A4- en A4-R*2
papier ingevoerd.
Aan (On) Uit (Off) Er wordt A4-papier
ingevoerd.
Er wordt A4-papier
ingevoerd.
Uit (Off) Aan (On) - -
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Printer/e-Filing 127
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
*1 Deze functie is niet voor alle modellen beschikbaar.
*2 Het papierformaat A4-R is niet voor alle modellen beschikbaar.
Scherm Printer / E-Filing (2/2)
*1 Deze functie is niet voor alle modellen beschikbaar.
Uit (Off) Uit (Off) - -
Naam item Omschrijving
Auto uitvoer wissel
cascade afdruk (Auto
Exit Tray Change
(Cascade Print)) *1
Aan (On) — Druk op deze knop om door te gaan met afdrukken door automatisch
van uitvoerlade te wisselen wanneer de originele uitvoerlade vol raakt.
Uit (Off) — Druk op deze knop om te stoppen met afdrukken wanneer de uitvoerlade
vol raakt.
Perforatie opvangbak
is vol (Waste Hole
Punch Tray Full) *1
Aan (On) — Druk op deze knop om door te gaan met afdrukken zonder te perforeren
als de afvalbak van de perforatie-eenheid vol raakt.
Uit (Off) — Druk op deze knop om te stoppen met afdrukken als de afvalbak van de
perforatie-eenheid vol raakt.
Autom. Vrijgeven
privé/vastgehouden
afdrukken (Auto
Release Private/Hold
Print)
Kies of privé-afdruktaken en vastgehouden afdruktaken automatisch moeten worden
afgedrukt bij inloggen op het apparaat.
Aan (On) — Druk op deze knop om automatisch de privé- en vastgehouden
afdruktaken van de gebruiker af te drukken wanneer er ingelogd wordt op het
apparaat
Uit (Off) — Druk op deze knop om bediening van het aanraakscherm te vereisen.
Zie hieronder voor meer informatie over privé-afdruktaken en uitgestelde afdruktaken:
Print - PRINTING FROM WINDOWS APPLICATIONS - Outputting a Job Saved to the
Equipment
Deze optie is beschikbaar wanneer gebruikersverificatie ingeschakeld is.
Bevest. printen
vanuit handinv.
(Confirmation of
Bypass Printing)
Kies of u wilt bevestigen dat u het volgende papier voor het afdrukken via de
handinvoerlade wilt invoeren.
Aan (On) — Druk op deze knop om het volgende papier in te voeren door op de
[START]-knop te drukken nadat u het in de handinvoerlade hebt geplaatst en het
hebt bevestigd
Uit (Off) — Druk op deze knop om het volgende papier automatisch in te voeren
wanneer u het in de handinvoerlade plaatst.
Deze functie werkt op het printen via het netwerk, direct afdrukken vanaf USB en
e-Filing vanaf TopAccess.
Wanneer u [Uit (Off)] selecteert voor deze functie, kan het zijn dat u verkeerd papier
invoert zonder het papier te bevestigen, waardoor papierstoringen kunnen
optreden.
Opties Papierinvoer
128 Draadloos instellen (Wireless Settings)
0.Draadloos instellen (Wireless Settings)
Als de draadloze LAN-/Bluetoothmodule is geïnstalleerd op het apparaat, dan kunt u instellingen voor draadloos LAN
maken. De draadloze LAN/Bluetooth module is compatibel met de 2,4GHz IEEE802.11 b/g/n en 5GHz IEEE802.11 a/n/
ac voor draadloos LAN. Wanneer de Wireless LAN is ingeschakeld, kunnen gebruikers het volgende afdrukken via het
draadloze LAN:
Raw TCP afdrukken vanaf Windows-computers
LPR afdrukken vanaf Windows-computers
LPR afdrukken vanaf Macintosh-computers
LPR afdrukken vanaf UNIX/Linux workstation
Zie hieronder voor de specificaties van de draadloze LAN:
Specificaties - SPECIFICATIES VAN OPTIES - Systeemopties - Draadloos netwerk en Bluetooth apparaten
Zie hieronder voor instructies over hoe u het scherm draadloze instellingen weergeeft:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Draadloze LAN-verbindingsmethoden
U kunt het netwerk op een van de volgende drie manieren verbinden met de draadloze LAN-functie.
Eenvoudige verbinding met WPS
WPS is een standaard voor eenvoudige draadloze LAN-configuraties. Dit apparaat ondersteunt drukknop configuratie
en PIN-methoden.
De drukknop configuratiemethode voltooit de configuratie door de ESSID en coderingssleutel naar de draadloze LAN-
apparaten te verzenden als u op de knop op het Access Point drukt. De PIN-methode daarentegen voltooit de
configuratie door de ESSID en encryptiesleutel naar de draadloze LAN-apparaten te verzenden als u de PIN op de
Access Point registreert die door het draadloze LAN apparaat wordt gegenereerd.
Handmatig verbinden
WPA3 Enterprise, WPA3 Enterprise 192-bit Security, WPA2 Enterprise, WPA/WPA2 Enterprise, en
802.1X
Deze beveiligingsmethoden hebben de IEEE 802.1X RADIUS server nodig en zijn geschikt voor het controleren van de
toegang tot het LAN op grote schaal.
WPA3 Enterprise en WPA3 Enterprise 192-bit beveiliging verzekeren een veiligere verificatie en encryptie vergeleken
met WPA2 Enterprise. U kunt de AES (CCMP) encryptie voor WPA3 Enterprise en de GCMP codering voor WPA3
Enterprise 192-bit Security selecteren die de veiligheid versterken.
Er zijn twee protocollen voor WPA/WPA2, WPA2 en 802.1X, EAP-TLS of PEAP.
Wanneer de EAP-TLS-verificatie wordt gebruikt, moet u het gebruikerscertificeringsbestand en CA
certificeringsbestand installeren (dit moet in coderingsformaat DER, BASE64, of PKCS #7 zijn) in het apparaat. Dit
apparaat gebruikt het gebruikerscertificeringsbestand (dit moet worden geëxporteerd als een privé sleutel in PKCS
#12 coderingsformaat) voor het verifiëren van de toegangsrechten tot het draadloze netwerk, en de RADIUS-server
verifieert dit apparaat met de gebruikers-ID en het wachtwoord.
Wanneer de PEAP-verificatie wordt gebruikt, moet u het CA certificeringsbestand installeren (dit moet in
coderingsformaat DER, BASE64, of PKCS #7 zijn) in het apparaat. Dit apparaat gebruikt de gebruikersnaam en
wachtwoord voor het verifiëren van de toegangsrechten tot het draadloze netwerk, en de RADIUS-server verifieert
dit apparaat met het CA certificeringsbestand.
Dit apparaat ondersteunt de volgende RADIUS-server (TLS 1.2 compatibel) die PEAP/EAP-TLS benutten.
Windows Server 2016 of hoger
hostapd Integrated EAP Server
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Draadloos instellen (Wireless Settings) 129
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
WPA3 Personal, WPA2 Personal, en WPA/WPA2 Personal
Doordat deze beveiligingsmethoden geen verificatieservers nodig hebben, zijn ze geschikt voor het controleren van
de toegang tot het kleinschalige LAN.
WPA3 Personal beveiligt de veiligere wachtwoordverificatie en encryptie vergeleken met WPA2 Personal. De
verificatie maakt gebruik van het SAE-protocol om het beveiligingsvermogen te verbeteren en u kunt een
wachtwoordzin invoeren (met alfanumerieke 8 tot 63 tekens).
WPA2 Personal en WPA/WPA2 Personal zijn verificatiemethodes die gebruik maken van de PSK (Pre-Shared Key)
tussen het toegangspunt en de draadloze toestellen. Om toegang te krijgen tot het draadloze netwerk moet dezelfde
PSK Path Phrase worden toegewezen in zowel het toegangspunt als in andere draadloze apparaten.
Gebruik om veiligheidsredenen een wachtwoord dat moeilijk te raden is.
WEP
WEP is een methode van gegevenscodering die gebruik maakt van de WEP-key tussen het toegangspunt en draadloze
apparaten. WEP is minder veilig vergeleken met andere verificatiemethoden.
Als het draadloze netwerk in de Infrastructuurmodus is geconfigureerd en het toegangspunt andere
verificatiemethoden ondersteunt, is het aanbevolen om andere verificatiemethoden te gebruiken in plaats van WEP.
Automatisch verbinden
Het apparaat kan automatisch zoeken naar omliggende toegangspunten. Selecteer er een waarmee u verbinding wilt
maken, zodat de verificatiemethode automatisch wordt herkend. Volg de melding op het scherm om het wachtwoord
in te voeren of het [EAP-TLS] of [PEAP] protocol in te stellen, afhankelijk van het geselecteerde toegangspunt.
Draadloze LAN instellen
Druk op [Draadloos instelling (Wireless Setting)] om de draadloze LAN-verbinding in te stellen. Raadpleeg de volgende
tabel voor de instellingsprocedure. Druk op [Settings controle (Setting Check)] om de huidige instellingen te
controleren.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
130 Draadloos instellen (Wireless Settings)
Naam item Omschrijving
AAN
(ON)
Infra-
structuur
(Infra-
structure)
Inscha-
kelen
Uitscha-
kelen
WPS PBC Selecteer PBC op het aanraakpaneel en druk binnen 2 minuten op
de knop WPS op het Access Point.
PIN Registreer binnen 2 minuten de PIN-code die wordt gegenereerd
door dit apparaat op het Access Point.
Hand-
matig
instellen
van
toegangs-
punt
Selectie
Toe-
gang
(Entry)
EAP-TLS
WPA3
Enterprise
WPA3
Enterprise
192-bit
Security
Voer de EAP gebruikersnaam in en schakel vervolgens de
instelling uit voor gebruik gebruikersnaam van algemene naam
in het gebruikerscertificaat uit te schakelen.
Selecteer de AES (CCMP) encryptie voor WPA3 Enterprise en de
GCMP codering voor WPA3 Enterprise 192-bit Security.
Selecteer het zendvermogen om het gebied van de radiogolven
te beperken.
PEAP
WPA3
Enterprise
WPA3
Enterprise
192-bit
Security
Voer de EAP gebruikersnaam, EAP wachtwoord en wachtwoord
bevestiging in.
Selecteer de AES (CCMP) encryptie voor WPA3 Enterprise en de
GCMP codering voor WPA3 Enterprise 192-bit Security.
Selecteer het zendvermogen om het gebied van de radiogolven
te beperken.
EAP-TLS
WPA2
Enterprise
WPA/WPA2
Enterprise
802.1X
Voer de EAP gebruikersnaam in en schakel vervolgens de
instelling uit voor gebruik gebruikersnaam van algemene naam
in het gebruikerscertificaat uit te schakelen.
Selecteer TKIP+AES of AES (CCMP) voor de coderingsmethode
van de communicatie. Als 802.1 X is geselecteerd als de
beveiligingsinstelling, dan kunt u ook Dynamic WEP selecteren.
Selecteer het zendvermogen om het gebied van de radiogolven
te beperken.
PEAP
WPA2
Enterprise
WPA/WPA2
Enterprise
802.1X
Voer de EAP gebruikersnaam, EAP wachtwoord en wachtwoord
bevestiging in.
Selecteer TKIP+AES of AES (CCMP) voor de coderingsmethode
van de communicatie. Als 802.1 X is geselecteerd als de
beveiligingsinstelling, dan kunt u ook Dynamic WEP selecteren.
Selecteer het zendvermogen om het gebied van de radiogolven
te beperken.
WPA3
Personal
Selecteer AES(CCMP) als encryptie voor de communicatie met
het toegangspunt en voer een wachtwoordzin in die door de SAE-
handshake wordt verwerkt. U kunt 8 tot 63 tekens invoeren voor
de wachtwoordzin. Geef een netwerknaam (SSID) en
wachtwoordzin op om verbinding te maken met het netwerk.
Selecteer ‘Zendvermogen (Transmit Power)’ om het gebied van
de radiogolven te beperken.
WPA2
Personal
WPA/WPA2
Personal
Selecteer TKIP+AES of AES (CCMP) voor de coderingsmethode
van communicatie, en voer vervolgens de PSK Pass Phrase in. De
PSK Pass Phrase moet tussen 8 en 63 tekens lang zijn.
Selecteer het zendvermogen om het gebied van de radiogolven
te beperken.
WEP Kies de items voor de WEP-codering en -sleutelindeling, en voer
vervolgens de WEP-sleutel in.
Selecteer het zendvermogen om het gebied van de radiogolven
te beperken.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Draadloos instellen (Wireless Settings) 131
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
AAN
(ON)
(Verv.)
Infra-
structuur
(Infra-
structure)
Inscha-
kelen
Uitscha-
kelen
(Verv.)
Auto. instell. (Auto
Setting)
Automatisch zoeken
naar toegangspunten
Automatische
herkenning van de
verificatiemethode
Het apparaat zoekt automatisch naar de omliggende
toegangspunten, zodat u een toegangspunt (SSID) waarmee u
verbinding wilt maken uit de lijst kunt selecteren. Indien het
gewenste toegangspunt niet wordt gevonden, selecteert u het
handmatig.
In het geval van WEP, 802.1X, en de Persoonlijke modi, voert u
een wachtwoord in om verbinding te maken met het
toegangspunt.
In het geval van de Enterprise-modi, selecteert u [EAP-TLS] of
[PEAP] om verbinding te maken met het toegangspunt. Voor
[EAP-TLS] voert u de EAP-gebruikersnaam in, en schakelt u
vervolgens de instelling voor "Gebruik gebruikersnaam van
algemene naam in het gebruikerscertificaat (Use User name from
Common Name in the User Certificate)" uit. Voor [PEAP] voert u
de EAP-gebruikersnaam, het EAP-wachtwoord en de
wachtwoordbevestiging in.
Voor [Auto. instell. (Auto Setting)] wordt het zendvermogen om
het gebied van radiogolven op te geven altijd ingesteld op 100%.
Wi-Fi Direct
Inschakelen
Uitschakelen
Groep
eigenaar
(Group
Owner)
Schakelt de instelling Groep eigenaar instelling (Group Owner
Setting) IN/UIT (ON/OFF).
Door deze instelling in te schakelen, werkt het apparaat als een
toegangspunt.
IP-adres (IP
Address)
Stel het IP-adres van dit apparaat in als de instelling Groep
eigenaar instelling (Group Owner Setting) ingeschakeld (ON) is.
Vast SSID en
wachtw.zin
(Fix SSID and
Passphrase)
Selecteer Ja (Yes) om een SSID en een wachtwoord terug te halen
en Nee (No) om dat niet te doen. Deze functie is beschikbaar als de
instelling Groepeigenaar (Group Owner) AAN staat.
Als u de functie vast SSID en wachtw.zin inschakelt, wees dan
uiterst voorzichtig met het wachtwoord.
SSID Voer tot 22 alfanumerieke tekens in voor de vaste SSID wanneer
Vast SSID en wachtw.zin (Fix SSID and Passphrase) is ingesteld op
Ja (Yes). Het voorvoegsel "xx" in "Direct-xx-" en het wachtwoord
worden automatisch aangemaakt wanneer de functie Wi-Fi
Direction voor het eerst wordt geactiveerd en deze kunnen niet
worden gewijzigd. Gebruikers kunnen de SSID en wachtwoord
controleren op het scherm van de Legacy apparaatverbinding
(Legacy Device Connection).
P.31 "Verbinding maken met SSID en Passphrase"
UIT (OFF) Schakel het draadloze LAN uit.
Naam item Omschrijving
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
132 Draadloos instellen (Wireless Settings)
Wanneer u het EAP-TLS-protocol gebruikt, moet u eerst het CA-certificeringsbestand en het
gebruikerscertificeringsbestand in het apparaat installeren met TopAccess. Zie hieronder voor instructies:
TopAccess - Functional Setups - Installing Certificates
Wanneer u het PEAP-protocol gebruikt, moet u eerst het CA-certificeringsbestand in het apparaat installeren met
TopAccess. Zie hieronder voor instructies:
TopAccess - Functional Setups - Installing Certificates - Installing CA certificate
Wanneer de instelling Groep eigenaar instelling (Group Owner Setting) Aan (On) is in de Wi-Fi Direct instelling, dan
worden de IP-adressen tussen "xxx.xxx.xxx.100" tot "xxx.xxx.xxx.107" toegewezen aan de clients die via Wi-Fi Direct
zijn verbonden met dit apparaat. Als het IP-adres van dit apparaat is inbegrepen tussen "xxx.xxx.xxx.100" en
"xxx.xxx.xxx.107", dan zijn de IP-adressen toegewezen aan de clients tussen "xxx.xxx.xxx.110" tot "xxx.xxx.xxx.117".
Bijvoorbeeld, als het IP-adres van dit apparaat "192.168.0.50" is, dan zijn de IP-adressen tussen "192.168.0.100" en
"192.168.0.107" aan de clients toegewezen.
Wanneer de bekabelde LAN en Wi-Fi Direct tegelijk worden gebruikt, of als de Infrastructuur-modus van de
draadloze LAN en Wi-Fi Direct worden gebruikt, wijs dan de IP-adressen toe die tot verschillende netwerken
behoren.
Zie hieronder voor instructies over het verbinden van dit apparaat met een apparaat dat Wi-Fi Direct ondersteunt:
P.31 "Wi-Fi DIRECT instelling (Wi-Fi Direct Setting)"
Aansluiten of loskoppelen van het draadloze netwerk
Naam item Omschrijving
Verbinding
(Connection)
Druk op deze toets om het draadloze LAN te verbinden.
Verbreken
(Disconnection)
Druk op deze toets om de verbinding met het draadloze netwerk te verbreken.
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Bluetooth instellingen (Bluetooth Settings) 133
0.Bluetooth instellingen (Bluetooth Settings)
Als de draadloze LAN-/Bluetoothmodule is geïnstalleerd op het apparaat, dan kunt u instellingen voor Bluetooth
maken.
De Bluetooth instellingen worden doorgevoerd na het herstarten van het apparaat.
Er kunnen maximaal 16 alfanumerieke tekens kunnen worden ingevoerd voor de PIN-code in het veld [Pin vereist
(Required Pin)]. Het aantal tekens voor de PIN-code is afhankelijk van de Bluetooth-apparaten. Raadpleeg de
documentatie van het Bluetooth-apparaat voor meer informatie over het Bluetooth-apparaat dat u gebruikt.
Zie hieronder voor de specificaties van de Bluetooth:
Specificaties - SPECIFICATIES VAN OPTIES - Systeemopties - Draadloos netwerk en Bluetooth apparaten
Naam item Omschrijving
Bluetooth Selecteer of u Bluetooth wenst in of uit te schakelen.
Bluetooth naam
(Bluetooth Name)
Druk hierop om de apparaatnaam in te voeren die wordt weergegeven als het Bluetooth-
apparaat. Standaard is "MFPXXXXXXXX" al ingesteld voor de Bluetooth-naam. Pas deze
naam zo nodig aan. U kunt tot 32 tekens invoeren.
Apparaatadres (Device
Address)
Dit toont het Bluetooth-adres. U kunt deze waarde niet wijzigen.
Apparaatdetectie
(Discovery Device)
Druk hierop om het Bluetooth-apparaat toe te voegen
Discovery toegestaan
(Allow Discovery)
Geef aan of alle Bluetooth-apparaten al dan niet dit apparaat kunnen vinden. Wanneer
deze functie is ingeschakeld, kunnen alle Bluetooth-apparaten dit apparaat vinden.
Wanneer deze functie is uitgeschakeld, kunnen de Bluetooth-apparaten die niet voorheen
zijn aangesloten op dit apparaat het apparaat niet vinden. Als er Bluetooth-apparaten zijn
die niet voorheen op dit apparaat zijn aangesloten, schakel dan deze functie in om te
verbinden.
Beveiliging (Security) Selecteer om de Bluetooth-verbinding te beveiligen met de PIN-code. Druk op [Hoog
(High)] en voer maximaal 16 alfanumerieke tekens in voor de PIN-code in het veld [Pin
vereist (Required Pin)] met de digitale toetsen. Wanneer deze functie is ingesteld op [Hoog
(High)], is de PIN-code vereist voor alle Bluetooth-apparaten om verbinding te kunnen
maken met dit apparaat. Wanneer deze functie is ingesteld op [Laag (Low)], is de PIN-code
niet vereist voor alle Bluetooth-apparaten om verbinding te kunnen maken met dit
apparaat.
Data encryptie (Data
Encryption)
Selecteer of u de gegevenscodering voor de Bluetooth-communicatie wilt inschakelen of
uitschakelen.
134 Fabriek instelling (Factory Default)
0.Fabriek instelling (Factory Default)
U kunt de instellingen van het apparaat terugzetten naar de fabrieksinstellingen, zodat de volgende gegevens worden
geïnitialiseerd en informatie met betrekking tot privacy wordt gewist. Informatie met betrekking tot service en
licentie wordt niet gewist en de aanpassingswaarden van de machine worden niet gewist door initialisatie.
Als er taken overblijven, kan het apparaat niet worden gereset. Zorg ervoor dat u alle resterende taken wist voordat u
de fabrieksinstellingen reset.
Zie hieronder voor instructies over hoe u het scherm Fabrieksinstelling (Factory Default) kunt weergeven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Categorieën Items Inhoud
Instellingen MFP-instellingen Items die door gebruikers kunnen worden ingesteld
Netwerkinstellingen Items die door gebruikers kunnen worden ingesteld
Beveiligingsinstellingen Items die door gebruikers kunnen worden ingesteld
Informatie Logboeken Taaklogboeken (afdrukken, scannen, faxverzending en
faxontvangst)
Berichtenlogboek
Toepassingslogboek
Beeldlogboek
Syslog (Syslog-bestanden)
Sessie-informatie EWB (Embedded Web Browser) cookie, en geschiedenis
Certificaten Apparaatcertificaten, cliëntcertificaten en CA-certificaten
* Standaard meegeleverde certificaten worden niet
gewist.
Opgeslagen gegevens Informatie over de gebruiker
Rolinformatie
Groepsinformatie
Afdelingsinformatie
Projectcodes
Tellers Gebruikersteller
Afdelingsteller
Adresboek
Templates
Home gegevens
Toepassingen De geïnstalleerde toepassingen worden gewist.
Overige Bestanden die worden
aangemaakt wanneer de
functie wordt uitgevoerd
Gegevensbestanden exporteren
Gegevensbestand klonen
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Fabriek instelling (Factory Default) 135
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
1
Druk in het Bevestiging (Confirmation) scherm van scherm Fabrieksinstelling (Factory Default)
op [OK].
De initialisatie wordt gestart.
Als u voor het initialiseren een back-up wilt maken van de instellingen en de gebruikersgegevens, gebruik dan
de kloonfunctie om duplicaatbestanden aan te maken. Zie hieronder voor meer informatie over de
kloonfunctie:
P.63 "Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden"
Als het initialiseren mislukt, dan verschijnt het bericht "Het proces is mislukt. (The process failed.)" Druk in dit
geval op [Sluiten (Close)] en voer de procedure opnieuw uit.
2
Druk op [OK] om het apparaat opnieuw op te starten.
136 USB kabel print (USB Cable Print)
0.USB kabel print (USB Cable Print)
Selecteer de modus die wordt gebruikt voor het afdrukken via een USB-aansluiting.
Naam item Omschrijving
IPP over USB Normaal wordt deze modus gebruikt.
Selecteer deze optie om af te drukken met de AirPrint-functie.
Legacy USB (Win) Gebruik deze modus als u al onze MFP's gebruikt en voorrang wilt geven aan de
compatibiliteit ermee.
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Papierlade (Drawer) 137
0.Papierlade (Drawer)
U kunt de methode voor het opgeven van het papierformaat voor papierladen en het soort laden instellen.
* Deze functie is niet voor alle modellen beschikbaar.
Naam item Omschrijving
Papierformaatinstelling
(Paper Size Setting)
U kunt instellen of de gebruiker het papierformaat voor laden kan opgeven.
Enveloplade (Envelope
Drawer) *
U kunt het type papierlade instellen. Normaal gezien wordt het automatisch
gedetecteerd.
138 Aangepast formaat scannen (Custom Size Scan)
0.Aangepast formaat scannen (Custom Size Scan)
U kunt aangepaste origineelformaten voor het scannen instellen.
Naam item Omschrijving
Aangepast formaat
registreren (Custom Size
Registration)
U kunt aangepaste formaten selecteren om ze te registreren of te verwijderen.
Aang. form.registr. dr
gebruiker (Custom Size
Registration by User)
U kunt kiezen of gebruikers al dan niet aangepaste formaten mogen registreren.
Toegang (Entry) U kunt een naam en grootte (lengte en breedte) van de scan in aangepast formaat
registreren.
Verwijderen (Delete) U kunt het geregistreerde aangepaste formaat selecteren en verwijderen.
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Wachtwoord wijzigen (Change User Password) 139
0.Wachtwoord wijzigen (Change User Password)
Wanneer functie MFP Lokale verificatie wordt gebruikt, kunnen beheerders het verificatiewachtwoord dat
toegewezen wordt aan gebruikers wijzigen wanneer een gebruiker het vergeet.
[Wijzig gebruikerswachtwoord (Change User Password)] is alleen beschikbaar wanneer functie MPF Lokale verificatie
is ingeschakeld. Deze functie kan worden ingeschakeld via de beheerdersmodus van TopAccess. Voor meer
informatie, raadpleeg:
TopAccess - [Administration] - [Security] Item List - Authentication settings - Setting up User Authentication
Setting
Raadpleeg voor instructies over hoe scherm Wijzig gebruikerswachtwoord (Change User Password) weer te geven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
Naam item Omschrijving
Gebruikersnaam (User
Name)
Voer de gebruikersnaam in waarvan het wachtwoord moet worden gewijzigd.
Nieuw wachtwoord (New
Password)
Voer het nieuwe wachtwoord in.
Herhaal wachtwoord
(Retype New Password)
Voer het nieuwe wachtwoord nogmaals in.
140 802.1X-instellingen (802.1X Settings)
0.802.1X-instellingen (802.1X Settings)
U kunt instellingen instellen voor IEEE 802.1X-verificatie die van toepassing zullen zijn op bedrade netwerken.
Dit apparaat ondersteunt de volgende verificatiemethodes:
EAP-MSCHAP v2
EAP-MD5
EAP-TLS
PEAP*
De volgende protocols zijn beschikbaar voor interne verificatie:
-EAP-MSCHAP v2
EAP-TTLS
De volgende protocols zijn beschikbaar voor interne verificatie:
-PAP
-CHAP
-EAP-MSCHAP v2
-EAP-MD5
* PEAP is niet beschikbaar voor Windows Server 2008.
Om IEEE 802.1X-verificatie in te schakelen moeten de benodigde certificaten met TopAccess op het apparaat worden
geïnstalleerd. De certificaten die geïnstalleerd moeten worden zijn de volgende.
*1 Het CA-certificaat moet worden geïnstalleerd op dit apparaat voordat u de IEEE 802.1X-verificatie instelt.
*2 Het gebruikerscertificaat moet op dit apparaat geïnstalleerd worden voordat de instellingen voor IEEE 802.1X-verificatie uitgevoerd worden.
Zie hieronder voor instructies over het installeren van certificaten:
TopAccess - Functional Setups - Installing Certificates
Zie hieronder voor instructies over hoe u het scherm WIRED 802.1X Settings kunt weergeven:
P.35 "Toegang tot menu Beheerder"
De volgende foutmeldingen kunnen worden weergegeven op het aanraakscherm.
Verificatiemethode Interne
verificatiemethode CA-certificaat Gebruikercertificaat
EAP-MSCHAP v2 - - -
EAP-MD5 - - -
EAP-TLS - Vereist*1 Vereist*2
PEAP EAP-MSCHAP v2 Vereist*1 -
EAP-TTLS PAP Vereist*1 -
CHAP Vereist*1 -
EAP-MD5 Vereist*1 -
EAP-MSCHAP v2 Vereist*1 -
Bericht Oorzaak
[802.1X] Verif-server/Switch kon niet worden
gecontacteerd ([802.1X] Auth Server/Switch couldn’t
be contacted)
De RADIUS-serverservice is gestopt.
Configuratie voor de RADIUS-server is niet correct.
De IEEE 802.1X-switch heeft een probleem.
[802.1X] Verificatie mislukt ([802.1X] Authentication
failed)
De gebruikersnaam of het wachtwoord ingevoerd
door de gebruiker is niet correct.
De geüploade certificaten zijn onjuist.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
802.1X-instellingen (802.1X Settings) 141
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
1
Geef in scherm Instellingen bedrade 802.1X (Wired 802.1X Settings) de volgende items naar wens
aan en druk op [Volgende (Next)].
2
Ga verder met de gewenste bewerking.
Wanneer [EAP-MSCHAP v2], [EAP-MD5] of [EAP-TLS] geselecteerd is, ga dan verder met stap 4.
Verificatie certificaat mislukt (Certificate verification
Failure)
Er is geen CA-certificaat geïnstalleerd in de
apparatuur.
Het geïnstalleerde CA-certificaat is niet geldig.
Het servercertificaat is ongeldig.
Naam item Omschrijving
802.1X Aan (Enable) — Druk op deze knop om IEEE 802.1X verificatie in te schakelen.
Uit (Disable) — Druk op deze knop om IEEE 802.1X verificatie uit te schakelen.
Wanneer u IEEE802.1X-verificatie verandert van [Aan (Enable)] naar [Uit (Disable)],
druk dan op [Volgende (Next)] en druk op [Toepassen (Apply Now)] op het scherm
"De volgende instellingen bevestigen (Confirm the following settings)" om de
instelling te voltooien.
Controlleer instell.
(Check Settings)
Druk op deze toets om de huidige geselecteerde opties te bevestigen.
[Controlleer instell. (Check Settings)] is alleen beschikbaar wanneer IEEE802.1X-
verificatie ingeschakeld is.
Fabriek instelling
(Factory Default)
Druk op deze toets om de standaarden voor de IEEE 802.1x-instellingen te
herstellen.
Bericht Oorzaak
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
142 802.1X-instellingen (802.1X Settings)
3
Selecteer de interne verificatiemethode en druk op [Volgende (Next)].
Het selecteren van de interne verificatiemethode is alleen nodig wanneer in stap 2 [PEAP] of [EAP-TTLS]
geselecteerd is.
Wanneer [PEAP] geselecteerd is:
Wanneer [EAP-TTLS] geselecteerd is:
4
Specificeer de volgende items naar wens en druk op [Volgende (Next)].
Wanneer iets anders dan [EAP-TLS] geselecteerd is:
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
802.1X-instellingen (802.1X Settings) 143
ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
Wanneer [EAP-TLS] geselecteerd is:
5
Bevestig de instellingen en druk op [Toepassen (Apply Now)].
Links onderin het scherm wordt "Netwerk initialiseren (Network Initializing)" weergegeven en het apparaat start
met het initialiseren van de netwerkinterfacekaart om de wijzigingen toe te passen. Dit bericht verschijnt
wanneer het instellen is afgerond.
Naam item Omschrijving
EAP gebr. naam (EAP User
Name)
Voer de EAP-gebruikersnaam in
Wachtwoord (Password) Voer het verificatiewachtwoord in.
Herhaal wachtwoord (Retype
Password)
Voer het verificatiewachtwoord opnieuw in.
Gebruik gebruikersnaam van
algemene naam in het
gebruikerscertificaat (Use
Username from Common Name
in the User Certificate)
Om de algemene naam in het gebruikerscertificaat dat in het apparaat
geïnstalleerd is als EAP-gebruikersnaam in te stellen, wordt op [Aan
(Enable)] gedrukt.
Als dit item ingeschakeld is (Aan (Enable)), is het niet mogelijk de [EAP
gebr. naam (EAP User Name)] in te voeren.
2.ITEMS INSTELLEN (Beheerder)
144 802.1X-instellingen (802.1X Settings)
INDEX 213
INDEX
Cijfers
2de Fax (2nd Fax) ............................................................. 25
2e lijn voor FAX-eenheid ............................................... 105
2in1/4in1 .......................................................................... 14
802.1X ..................................................................... 128, 141
802.1X-instellingen (802.1X Settings) ........................... 140
A
Aan/uit schakelklok (Weekly Timer) ............................... 41
Aang. onderwerp (Custom Subject) ............................. 111
Aangepast formaat scannen (Custom Size Scan) ........ 138
Aanmaken of installeren van duplicaatbestanden ....... 63
Aanmaken van duplicaatbestanden .............................. 65
Aanpassen van de weergave-instelling .......................... 11
Aansluiten of loskoppelen van het draadloze
netwerk ...................................................................... 132
Achtergrond afstellen (Background Adjustment) ......... 19
Achternm. (Last Name) ................................................... 24
ACS-aanpassing (ACS Adjustment) .......................... 14, 18
Activeren van de licentie ................................................. 51
Adres (Address) ............................................................... 24
Adresboek (Address Book) .............................................. 21
Adresmodus (Address Mode) .........................86, 87, 89, 91
Afdeling (Dept.) ................................................................ 24
Afdelings beheer (Department Management) ............. 152
Afdelingscodes bewerken ............................................. 156
Afdelingscodes inschakelen ......................................... 154
Afdelingscodes registreren, wijzigen of verwijderen ... 154
Afdelingscodes verwijderen ......................................... 158
Afdelingsteller (Department Counter) ......................... 150
Afdr.limiet (Discard) ...................................................... 105
Afdrukformaat lijsten .................................................... 174
Afdrukken totaalteller (Print Out Total Counter) ........ 149
Afdrukkwaliteit voor zwart In ACS
(Image Quality for Black In Acs) .................................. 18
Afroep (Polling) .............................................................. 123
Afzendergegevens ................................................. 102, 103
Algemeen (General) ..............................................11, 20, 37
Alle afdelingscodes verwijderen ................................... 161
Alle afdelingstellers resetten ........................................ 161
Alleen ontvangen (24hr) (Rx Only (24HR)) .................... 105
Alleen ontvangen (timer) (Rx Only (Timer)) ................. 105
Antimalware instellen ................................................... 120
Auto ................................................................................ 122
Auto afsluiten (Auto Close Time) .................................... 46
Auto spaarstand (Auto Power Save) ............................... 41
Auto uitvoer wissel cascade afdruk
(Auto Exit Tray Change (Cascade Print)) ........... 100, 127
Autom. 2-zijdig (Auto 2-Side Mode) ................................ 99
Autom. detectie strepen glasplaat
(Original Glass Streaks Auto Detection) ...................... 73
Autom. Vrijgeven privé/vastgehouden afdrukken
(Auto Release Private/Hold Print) ............................. 127
Automatisch instellen van het IPv6-protocol
'Stateful' netwerkomgeving ........................................ 91
'Stateless' netwerkomgeving ...................................... 89
Automatisch wisselen van papierbron
(Automatic Change of Paper Source) ................. 99, 126
B
Bedrijf (Corp.) .................................................................. 24
Beginscherm instellingen ............................................. 170
Beheer bericht (Admin. Message) ...................................39
Beheer taak onderbreken (Job Interrupt Control) ........69
Beheer van certificaten .................................................113
Beheer van de optielicenties ...........................................47
Beheer wachtwoord (Master Password) ......................116
Bekijken van de licentie-informatie ...............................48
Bekijken van de productinformatie ................................47
Beleidsnaam (Policy Name) ............................................97
Belichting (Exposure) .......................................... 13, 15, 19
Belichting voor kleur (Exposure for color) .....................13
Belichting voor zwart (Exposure for black) ....................13
Beperking (Restriction) ...................................................95
Bericht (Body) ........................................................ 110, 112
Berichttekst verzenden
(Body String Transmission) ............................... 110, 112
Bestand (File) .................................................................109
Bev.ontv. forceren (Secure Receive Forced Setting) .....16
Beveiligde ontvangst (Secure Receive) ........................107
Beveiliging (Security) .....................................................113
Bevest. printen vanuit handinv.
(Confirmation of Bypass Printing) .............................127
Bevestigen van groepsleden ...........................................27
Bewegingssensor (Motion Sensor) ........................... 42, 45
Bewerken of verwijderen van contactpersonen ............26
Bewerken of verwijderen van groepen ...........................27
Bijwerken van uw systeem ..............................................60
Bindery inschakelen (Enable Bindery) ...........................94
Bluetooth instellingen (Bluetooth Settings) ................133
Bluetooth printen ............................................................30
Boek lay-out (Book Layout) ............................................19
Boek->2 (Book->2) ...........................................................14
Brochure (Magazine Sort) ...............................................14
C
Centale type (Dial Type) ................................................104
Centrale type (Lijn2) (Dial Type (Line2)) .......................104
Coderingsniveau (Encryption Level) ............................116
Compressie (Compress) ..................................................18
Contact informatie (Contact Information) .....................39
Contactpersonen beheren in het adresboek .................24
Contactpersonen registreren ..........................................24
Contactpersonen registreren vanuit loglijsten ..............25
Contactpersonen zoeken ................................................26
Context .............................................................................94
Contr. e-mail (Check E-mail) ...........................................28
Controleren van het netwerk ..........................................98
Controlleer instell. (Check Settings) .............................141
Correctie dichtheidsverschil
(Density Unevenness Correction) ..............................168
D
Datum notatie (Date Format) ..........................................41
Datum/tijd (Date / Time) .................................................41
De afdelingscodelijst afdrukken ...................................153
De apparaatinformatie instellen .....................................39
De back-upgegevens op een externe server herstellen .78
De back-upgegevens op een externe server opslaan ....76
De back-upgegevens op USB-media herstellen .............77
De back-upgegevens op USB-media opslaan ................74
De bewegingssensor instellen ........................................45
De functie Geen limiet zwart (No Limit Black) instellen 160
De gegevensback-up en herstel instellen .......................74
216 INDEX
Slaap/Superslaap (Sleep/Super Sleep) .......................... 41
Slaapstand (Sleep mode) ................................................ 43
Slaaptimer (Sleep Timer) ................................................ 43
SMB Protocol ................................................................... 95
Snelh.limiet ontv. (Rx Speed Limit) ................................ 17
Snelh.limiet verz. (Tx Speed Limit) ................................. 16
Soft toetsenbord (Soft Keyboard) .................................. 71
SSL/TLS inschakelen (Enable SSL/TLS) ......................... 96
Standaard adresboek (Default Address Book) ........ 17, 19
Standaard e-mailonderwerp instellen ......................... 111
Standaard mode voor auto kleur
(Default Mode of Auto Color) ..................................... 100
Standaardweergave voor enkel
(Default View For Single) ....................................... 17, 19
Standaardweergave voor groep
(Default View For Group) ....................................... 17, 19
Standby-marge (Standby Margin) .................................. 45
Std onderwerp (Default Subject) .................................. 111
Subnetmasker (Subnet Mask) ........................................ 86
Super slaap (Super Sleep) ............................................... 43
Systeemupdates uitvoeren ............................................. 60
T
Taak direct overslaan (Job Skip Immediately) .............. 69
Taak overslaan instellen (Job Skip Control) .................. 69
Taakbeheer instellen ...................................................... 69
Tekening (Line Art) .......................................................... 20
Tekens invoeren ............................................................ 172
Toegang tot het menu beeld herstel ............................ 164
Toegang tot menu Beheerder ........................................ 35
Toegang tot menu Gebruiker ......................................... 10
Toegang tot menu Teller .............................................. 146
Toevoegen of verwijderen van weergavetalen .............. 57
Toevoegen van een taal .................................................. 57
Toewijzen van de functies van de programmeerbare
toetsen ......................................................................... 73
Totaal teller (Total Counter) ......................................... 147
TPM instellen ................................................................. 119
Tree .................................................................................. 94
TTI voor G3 ....................................................................... 16
U
Uitgestelde verzending activeren ................................. 106
Uitschakelinstellingen configureren .............................. 67
Uitschakelscherm (Power Off Screen) ........................... 67
Uitvoerbeperkingen voor alle afdelingen instellen ..... 160
Uitvoeren van de integriteitscontrole .......................... 117
USB kabel print (USB Cable Print) ................................ 136
USB Media ........................................................................ 74
V
Van adres (From Address) ..................................... 110, 112
"Van naam (From Name)" instellen ............................. 108
Verkleinen (Reduction) ................................................. 106
Verminder. scannerstrepen
(Scanner Streaks Reduction) ....................................... 73
Verminderingsniveau (Reduction Level) ........................ 73
Verwijderen van een taal ................................................ 59
Verz. eindtoon (TX End Tone) ....................................... 104
Verz. Type (Tx Type) ........................................................ 15
Verzend mode (Rx Mode) .............................................. 104
Verzonden (Tx Journal) ................................................. 122
Voorbeeldinstelling (Preview Setting) ...................... 16, 18
Voorkeur sorteermodus (Sort Mode Priority) .................99
Voornaam (First Name) ...................................................24
W
Wachtwoord wijzigen (Change User Password) ..........139
Weergave faxcommunicatieteller voor afdelingscode 151
Weergave printteller .............................................. 147, 148
Weergave printteller voor afdelingscode .....................150
Weergave scanteller ......................................................148
Weergave scanteller voor afdelingscode .....................151
Weergave standby scherm (Idle Screen Display) ...........44
Weergave van de functies van de programmeerbare
toetsen ..........................................................................12
Weergavepositie (Display Position) ................................46
Weergeven printteller ....................................................151
WEP ................................................................................129
Wi-Fi DIRECT instelling (Wi-Fi Direct Setting) .................31
Wijzigen van de weergavetaal .........................................11
Wijzigen van het beheerderswachtwoord ......................40
Wijzigen van het beheerderswachtwoord en
resetten van het servicewachtwoord ..........................40
WINS primair (WINS Primary) ..........................................95
WINS secondair (WINS Secondary) .................................95
Wis blanco pagina (Omit Blank Page) ...................... 13, 18
Wis buitenzijde van het origineel
(Original Outside Erase) .............................................101
WPA/WPA2 Enterprise ...................................................128
WPA/WPA2 Personal ......................................................129
WPA2 Enterprise ............................................................128
WPA2 Personal ...............................................................129
WPA3 Enterprise ............................................................128
WPA3 Enterprise 192-bit Security .................................128
WPA3 Personal ...............................................................129
Z
Zwart/wit aanpassing voor standaard
(B/W Adjustment for Standard) ...................................19
213


Need help? Post your question in this forum.

Forumrules


Report abuse

Libble takes abuse of its services very seriously. We're committed to dealing with such abuse according to the laws in your country of residence. When you submit a report, we'll investigate it and take the appropriate action. We'll get back to you only if we require additional details or have more information to share.

Product:

For example, Anti-Semitic content, racist content, or material that could result in a violent physical act.

For example, a credit card number, a personal identification number, or an unlisted home address. Note that email addresses and full names are not considered private information.

Forumrules

To achieve meaningful questions, we apply the following rules:

Register

Register getting emails for Toshiba e-STUDIO 3525AC at:


You will receive an email to register for one or both of the options.


Get your user manual by e-mail

Enter your email address to receive the manual of Toshiba e-STUDIO 3525AC in the language / languages: Dutch as an attachment in your email.

The manual is 8.6 mb in size.

 

You will receive the manual in your email within minutes. If you have not received an email, then probably have entered the wrong email address or your mailbox is too full. In addition, it may be that your ISP may have a maximum size for emails to receive.

Others manual(s) of Toshiba e-STUDIO 3525AC

Toshiba e-STUDIO 3525AC User Manual - English - 216 pages

Toshiba e-STUDIO 3525AC User Manual - Dutch - 134 pages

Toshiba e-STUDIO 3525AC Quick start guide - Dutch - 19 pages


The manual is sent by email. Check your email

If you have not received an email with the manual within fifteen minutes, it may be that you have a entered a wrong email address or that your ISP has set a maximum size to receive email that is smaller than the size of the manual.

The email address you have provided is not correct.

Please check the email address and correct it.

Your question is posted on this page

Would you like to receive an email when new answers and questions are posted? Please enter your email address.



Info