Duikplanning [PLAN]3.1.3.
Wanneer de ZOOP in de Surface Mode staat kunt u te allen tijde de duikplan-
ningsmodus oproepen door op de PLAN knop te drukken. Na het tonen van de
tekst PLAN (Fig. 3.5), laat de computer u de geen-decompressielimiet (nultijd)
op 9 meter diepte zien. Iedere keer als u op de TIME () knop drukt laat de
computer een 3 meter grotere diepte zien, met de daarbij behorende geen-decom-
pressielimiet. De maximum diepte waarmee u in de duikplanner kunt werken is
45 m. Iedere keer als u op de PLAN () knop drukt laat de computer een 3 meter
kleinere diepte zien.
U kunt de duikplanner uitzetten door op de SMART knop te drukken.
De duikplanner kan niet geactiveerd worden wanneer de computer in de Error
Mode staat (zie hoofdstuk 3.8. „Foutmeldingen”).
Het kiezen van een persoonlijke- of hoogte-instelling heeft tot gevolg dat de geen-
decompressielimieten (nultijden) korter worden. De geen-decompressielimieten
van deze verschillende instellingen kunt u aflezen in tabel 6.1 en 6.2 van hoofdstuk
6.1. „Werkingsprincipes”.
De duikplanner houdt rekening met de volgende informatie van eerder gemaakte
duiken:
• berekendereststikstofof
• deoppervlakte-intervaltot4dagentussendeduikenin
• zuurstofblootstelling(Nitroxmodus)
De geen-decompressielimieten (nultijden) van een herhalingsduik zullen dus
anders zijn dan die van de eerste duik.
NUMMERING VAN DE DUIKEN IN DE DUIKPLANNER
Herhalingsduiken horen bij een serie wanneer de tijd van het vliegverbod (de
desaturatietijd) niet nul is geweest tussen de twee duiken in.
Wanneer de oppervlakte-interval korter is dan 5 minuten, wordt de tweede duik
gezien als een vervolg van de eerste duik. Het duiknummer zal dan niet veranderen
voor het tweede deel van de duik en de duiktijd loopt verder waar hij gebleven
was (zie ook hoofdstuk 3.5.2. „Duiknummering”).
Programmeerbare functies en 3.1.4.
waarschuwingen
De ZOOP is uitgerust met een groot aantal functies en diepte- en duiktijd-gerela-
teerde waarschuwingen die door de gebruiker te programmeren zijn.
Het berekeningsmodel kunt u instellen in de MODE – SET – MODEL subfunctie.