18
3.2. DUIKEN MET PERSLUCHT
3.2.1. Primaire duikgegevens
De duikcomputer zal op een diepte van minder dan 1.2 m in de Surface Mode
blijven. Pas op een diepte van meer dan 1.2 m zal de Dive Mode geactiveerd
worden (Fig. 3.7).
Alle informatie op het display is logisch ingedeeld en voorzien van de relevante
eenheden of een label (Fig. 3.7 en 3.8). Tijdens een normale geen-decompressieduik
is de volgende informatie zichtbaar:
• Uw huidige diepte in meters [feet].
• De hoogte-instelling, links van het midden van het scherm, aangeduid
met een golfje en bergsymbooltjes (A0, A1 of A2, zie tabel 3.3).
• De persoonlijk instelling, tevens links van het midden van het scherm,
aangeduid met een duikertje en + -tekens (P0, P1 of P2, zie tabel 3.4).
• De maximum diepte die tijdens deze duik bereikt is in meters [ft],
aangegeven met het woordje MAX.
• De watertemperatuur gevolgd door °C [°F], linksonder op het display.
• De verstreken duiktijd in minuten, aangegeven met DIVE TIME
rechtsonder op het display.
• De resterende geen-decompressielimiet (nultijd) in het midden van het
display, boven het label NO DEC TIME en tevens als grafiek uiterst
links op het display. Uw geen-decompressielimiet wordt berekend aan
de hand van de vijf factoren die in hoofdstuk 6.1. “Werkingsprincipes”
behandeld worden.
Alternatieve displays, op te roepen door op de TIME knop te drukken, zijn
rechtsonder op het display te vinden (Fig. 3.8):
• De huidige tijd, aangegeven met het woord TIME.
LET OP! Het tijdsdisplay springt automatisch terug naar de DIVE TIME
weergave wanneer de computer in de Dive Mode staat.
AANDACHTSPUNTEN
Het is mogelijk om tijdens de duik speciale annotaties te maken in het duikprofiel.
Deze aandachtspunten worden in het duikprofiel aangegeven met een knipperend
logboeksymbooltje. De aandachtspunten zijn ook in het duikprofiel aangegeven
wanneer u deze met behulp van de SUUNTO Dive Manager Software naar de PC
overbrengt. Om gedurende de duik een aandachtspunt aan het duikprofiel toe te
voegen hoeft u alleen de PLAN knop in te drukken (Fig. 3.9).