3
hindernissen die de zichtbaarheid kunnen be-
perken.
6) Schakel de handrem in wanneer de machine
geparkeerd wordt.
7) De machine mag nooit gebruikt worden op
hellingen van meer dan 10° (17%), onafgezien
van de looprichting.
8) Denk eraan dat er geen “veilige” hellingen
bestaan. Let bijzonder goed op bij hellingen.
Om omkantelen of verlies van controle over de
machine te vermijden, raadt men aan:
– Niet plotseling te stoppen of weg te rijden bij
het op- of afrijden van een helling;
– De koppeling altijd langzaam in te schakelen
en altijd de versnelling ingeschakeld te hou-
den, vooral bij het afrijden van een helling;
– De snelheid op hellingen en in smalle bochten
laag te houden;
– Goed op bobbels, goten en verborgen geva-
ren te letten;
– Het gazon in geen geval te maaien in de
dwarsrichting ten opzichte van de helling.
Maai een hellend gazon altijd van boven naar
beneden en nooit in de dwarsrichting. Pas erg
goed op bij het veranderen van richting en let
erop niet op obstakels te stuiten (bijv. stenen,
takken, wortels, enz.). Deze obstakels kunnen
het zijwaarts glijden en het omkiepen van de
machine veroorzaken of de macht over het
stuur doen verliezen.
9) Vertraag de snelheid op hellingen alvorens
van richting te veranderen. Op een helling dient
de handrem altijd te worden ingeschakeld al-
vorens de machine te verlaten en onbeheerd
achter te laten.
10) Wees zeer voorzichtig nabij ravijnen, grach-
ten of dijken. De machine kan omkantelen
indien een wiel over de rand gaat of indien de
rand inzakt.
11) Let zeer goed op bij het achteruit rijden en
werken. Kijk achteruit voor en na het achteruit
rijden om u ervan te verzekeren dat er geen hin-
dernissen zijn.
12) Let op bij het trekken van lasten of zware
gereedschappen:
– Gebruik voor de trekstangen alleen de goed-
gekeurde bevestigingspunten;
– Leg alleen gemakkelijk controleerbare lasten
op;
– Neem geen scherpe bochten. Let op bij het
achteruit rijden;
– Gebruik tegengewichten of gewichten op de
wielen wanneer dit wordt aangeraden in de
gebruiksaanwijzing.
13) Schakel de snij-inrichting of de krachtaf-
nemer uit bij het oversteken van zones zonder
gras, bij het verplaatsen van of naar de zone die
gemaaid moet worden en breng de snijgroep
omhoog.
14) Let goed op het verkeer, wanneer de ma-
chine dicht bij de straat gebruikt wordt.
15) LET OP! De machine is niet goedgekeurd
om op de openbare weg te rijden. Ze mag (vol-
gens het Wegverkeersregelement) uitsluitend
gebruikt worden op privé-terrein dat voor ver-
keer gesloten is.
16) Gebruik de machine niet indien de be-
schermingen beschadigd zijn, of zonder de op-
vangzak, zonder de zijdelingse of de achterste
aaatbeveiliging.
17) Breng uw handen en voeten nooit nabij of
onder de draaiende delen. Blijf steeds op af-
stand van de aaatopening.
18) De machine niet in hoog gras laten staan
met een draaiende motor, teneinde geen risico
op brand te veroorzaken.
19) De aaat nooit op personen richten wanneer
de toebehoren gebruikt worden.
20) Gebruik enkel toebehoren die goedgekeurd
werden door de fabrikant van de machine.
21) Gebruik de machine niet indien de toebeho-
ren/werktuigen niet op de voorziene plaatsen
geïnstalleerd zijn.
22) Let op bij het gebruik van opvangzakken en
toebehoren die de stabiliteit van de machine
kan wijzigen, in het bijzonder op hellingen.
23) Wijzig de afstelling van de motor niet en laat
het toerental van de motor niet buitengewoon
hoog oplopen.
24) Raak de onderdelen van de motor die tij-
dens het gebruik heet worden, niet aan. Gevaar
voor brandwonden.
25) Ontkoppel de snij-inrichting of de krachtaf-
nemer, zet in vrije stand en schakel de handrem
in, stop de motor en verwijder de sleutel, (verze-
ker u ervan dat alle bewegende delen volledig
stil staan):
– Elke keer wanneer men de machine onbe-
waakt laat of de bestuurdersplaats verlaat:
– Vooraleer blokkeringen te verhelpen of voor-
aleer het windkanaal vrij te maken;
– Vóórdat u de machine controleert, schoon-
maakt of eraan werkt;
– Nadat er op een vreemd voorwerp gestoten
is. Controleer de machine op eventuele be-
schadigingen en voer de nodige reparaties uit
alvorens ze opnieuw te gebruiken;
26) Ontkoppel de snij-inrichting of de krachtaf-
nemer en stop de motor, (verzeker u ervan dat
alle bewegende delen volledig stil staan):
– Alvorens brandstof bij te vullen;
– Elke keer wanneer u de opvangzak verwijdert
of opnieuw monteert;
– Elke keer wanneer u de zijdelingse aaatde-
ector verwijdert of opnieuw monteert;
– Vooraleer de maaihoogte af te stellen indien
dit niet vanuit de plaats van de bestuurder uit-
gevoerd kan worden.
27) Ontkoppel de snij-inrichting of de krachtaf-
nemer tijdens het vervoer en telkens wanneer