32
NEDERLANDS
NL NL
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
1) Lees de gebruiksaanwijzing aandachtig door. Zorg
dat u vertrouwd raakt met de bedieningsknoppen en u in
staat bent de grasmaaier op de juiste wijze te gebruiken.
Leer hoe u de motor snel kunt uitschakelen.
2) Gebruik de grasmaaier uitsluitend voor het doel waar-
voor hij is bestemd, dat wil zeggen voor het maaien en
het opvangen van gras. Ieder doel waarvoor de gras-
maaier wordt gebruikt en dat niet in de gebruiksaanwij-
zingen wordt vermeld, kan gevaarlijk zijn en schade toe-
brengen aan personen en/of voorwerpen.
3) Laat kinderen of personen die deze gebruiksaanwij-
zing niet gelezen hebben de grasmaaier niet gebruiken.
De leeftijd van de gebruiker kan landelijk gereglemen-
teerd zijn.
4) Gebruik de grasmaaier in geen geval:
– als er personen, met name kinderen of dieren in de
buurt zijn;
– als u onder invloed van medicijnen of alcohol e.d. bent
omdat deze uw reactievermogen kunnen verminderen.
5) Denk eraan dat de gebruiker van de grasmaaier aan-
sprakelijk is voor ongevallen en onvoorziene gebeurte-
nissen die personen of hun eigendommen kunnen over-
komen.
1) Tijdens het maaien dient u altijd stevige schoenen en
een lange broek te dragen. Gebruik de grasmaaier niet
met blote voeten of met open sandalen.
2) Controleer het gehele terrein dat u wilt maaien gron-
dig en verwijder alles wat de machine zou kunnen
beschadigen (zoals stenen, takken, ijzerdraad, botten
e.d.).
3) Vóór het gebruik dient u de grasmachine helemaal
even te controleren, met name de toestand van de mes-
sen en de staat en slijtage van de schroeven en messen
of het messysteem niet versleten of beschadigd zijn.
De beschadigde of versleten messen en schroeven die-
nen in één geheel vervangen te worden om de balans in
stand te houden.
4) Vóórdat u begint te maaien dient u de beveiligingen te
monteren (zak of deflector).
5) OPGELET: GEVAAR! Zorg dat vocht en stroom niet
met elkaar in aanraking komen:
– u dient de elektrische snoeren met droge handen vast
te pakken en aan te sluiten;
– leg een elektrische stekker of een elektrisch snoer
nooit op een natte plek (in een plas water of op nat gras);
– de elektrische snoeren en de stekkers moeten water-
dicht zijn. Gebruik enkel verlengsnoeren waarvan de
stekker volkomen waterdicht en goedgekeurd is, die
normaal in de handel verkrijgbaar zijn.
– Het apparaat wordt gevoed met een differentiaalscha-
kelaar (RCD – Residual Current Device) met een ontze-
keringsstroom van max. 30 mA.
6) De voedingskabels mogen niet van inferieure kwaliteit
zijn, d.w.z. niet minder dan het type H05RN-F of H05VV-
B) VOOR HET GEBRUIK
A) VOORBEREIDING
F, met een minimale doorsnede van 1,5 mm
2
en een
maximaal aangewezen lengte van 25 m.
7) Vóórdat u de machine aanzet dient u de kabel aan de
haak te koppelen.
8) De permanente aansluiting van een elektrisch appa-
raat op het elektriciteitsnet in het gebouw dient door
een vakbekwaam electricien gedaan worden, die daarbij
de van toepassing zijnde veiligheidsvoorschriften dient
na te leven. Indien het apparaat niet goed aangesloten
wordt kan dit ernstige letsels veroorzaken en zelfs de
dood tot gevolg hebben.
1) Werk alleen bij daglicht of bij goed kunstlicht.
2) Het gras niet maaien als het gras nat is of als het
regent.
3) Met de grasmaaier nooit over het elektrische snoer
heen rijden.
Tijdens het maaien dient u er altijd voor te zorgen dat
het snoer achter de grasmaaier sleept en steeds aan de
kant waar het gras reeds gemaaid is. De haak vor de
kabel gebruiken zoals aangegeven in bijgaande
gebruiksaanwijzing om te vermijden dat het snoer per
ongeluk losschiet. Eveneens controleren of de trekont-
lasting goed gemonteerd is zonder het stopcontact te
forceren.
4) De grasmaaier nooit verplaatsen door aan het elektri-
sche snoer te trekken en nooit aan het snoer trekken om
het snoer uit het stopcontact te halen.
Het snoer niet in aanraking met warmtebronnen, olie,
oplosmiddelen of scherpe voorwerpen brengen.
5) Controleer op een glooiend terrein altijd of u voldoen-
de steunpunten hebt.
6) Ren in geen geval, maar loop gewoon; laat u niet
voorttrekken door de grasmaaier;
7) Maai een helling altijd in de dwarsrichting en nooit van
boven naar beneden.
8) Pas goed op als u op een helling van richting veran-
dert;
9) Niet maaien op bijzonder steile hellingen.
10) Pas goed op als u de grasmaaier naar u toe haalt;
11) Als de grasmaaier om vervoersredenen schuin
gehouden moet worden, of als u de grasmaaier over een
terrein verplaatst waar geen gras ligt, of als de gras-
maaier van of naar het te maaien terrein verplaatst dient
u het mes vast te zetten.
12) Gebruik de grasmaaier nooit om gras te maaien als
de beveiligingen beschadigd zijn, of zonder de grasop-
vangbak of deflector.
13) Bij de modellen met voorttrekking, dient u vóórdat u
de motor start de wielaandrijving uit te schakelen.
14) Start de motor voorzichtig volgens de aanwijzingen
en houd uw voeten uit de buurt van het mes.
15) De grasmaaier niet overhellen om de motor aan te
zetten, tenzij dit niet anders kan. In dergelijk geval wordt
alleen het deel opgetild dat zich het verst van de gebrui-
ker bevindt. Zorg ervoor dat beide handen zich in de
werkingspositie bevinden, alvorens de grasmaaier te
laten zakken.
16) Kom niet met uw handen of voeten in de buurt van of
onder de draaiende gedeelten. Blijf altijd uit de buurt van
de uitwerpopening.
17) Til de grasmaaier niet op of vervoer de grasmaaier
niet terwijl de motor draait.
C) TIJDENS HET GEBRUIK